8, De grondwet van Thorbecke. 1.2 Het ontstaan van politieke partijen. Samenvatting door een scholier 2560 woorden 21 mei 2003

Vergelijkbare documenten
Begrippenlijst Geschiedenis Politiek en staatsinrichitn in Nederland en Europa (H1-H3)

Samenvatting Geschiedenis Module 5

Samenvatting Geschiedenis Module 5 politiek en staatsinrichting in Nederland en Europa

Deelvraag: Hoe had de parlementaire democratie zich in Nederland ontwikkeld?

Eerst was er censuskiesrecht: alleen mannen die een bepaalde hoeveelheid belasting betaalden mochten stemmen.

Nederland is nu een constitutionele (1814) parlementaire (1848) democratische (1917) monarchie (1813).

Samenvatting Geschiedenis Staatsinrichting van Nederland

Grondwet: Verzameling van de hoogste wetten in het land met grondrechten en plichten van burger en bestuur.

Geschiedenis Samenvatting module 7 Politiek en staatsinrichting in Nederland en Europa

Samenvatting Geschiedenis Politiek en staatsinrichting in Nederland en Europa

Samenvatting Geschiedenis Module 5

Samenvatting Geschiedenis 51 een nieuw koninkrijk - 52 liberale revolutie gelijkheid voor iedereen

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2

7,9. Samenvatting door een scholier 3310 woorden 19 april keer beoordeeld. Geschiedenis

Aantekening Geschiedenis Hoofdstuk 6: Staatsinrichting

Het overheidsbeleid in de periode van de economische opbouw na WO II. - Welke rol heeft de overheid in het sturen van de economie?

Samenvatting Geschiedenis Module 5 Wie deelt de lakens uit?

Samenvatting Geschiedenis hst 1:

5,9. Samenvatting door een scholier 1292 woorden 15 februari keer beoordeeld. Maatschappijleer

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 1

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 6

QUIZ: DE PIENTERSTE MENSCH GESCHIEDENIS VAN DE PARLEMENTAIRE DEMOCRATIE IN NEDERLAND

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 3

Samenvatting Maatschappijleer Politieke besluitvorming

Toetsvragen geschiedenis toelating Pabo. Tijdvak 8 Toetsvragen

Eindexamen geschiedenis en staatsinrichting vmbo gl/tl I

1 keer beoordeeld 31 oktober 2015

Samenvatting door M woorden 15 januari keer beoordeeld. Thema's maatschappijleer. Hoofdstuk 1. Algemeen belang:

5.4. Boekverslag door B woorden 2 juni keer beoordeeld. Maatschappijleer. Inhoudsopgave

7,4. Samenvatting door een scholier 2092 woorden 2 april keer beoordeeld. Maatschappijleer. Toets politieke besluitvorming H2

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 2 (Politieke Besluitvorming)

2 keer beoordeeld 20 februari 2016

In 1813 werden de Fransen verjaagd en de zoon van de laatste stadhouder werd koning

Theorie hoofdstuk 1 geschiedenis

Samenvatting Maatschappijleer Politieke besluitvorming, paragraaf 1 t/m 6

Tijd van burgers en stoommachines Emancipatie en democratisering. Onderzoeksvraag: Hoe werd de politiek gedemocratiseerd?

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 2 Politieke Besluitvorming

Samenvatting Maatschappijleer 1 Politiek

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 2, paragraaf 4 t/m 6

Samenvatting Maatschappijleer Maatschappijleer voor jou Hoofdstuk 3 Politiek

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 2

4.5. Samenvatting door een scholier 1791 woorden 6 april keer beoordeeld. Geschiedenis

Samenvatting Maatschappijleer Politiek - Democratie en rechtstaat

VERKIEZINGEN IN KOEDIJK

Burgers en Stoommachines. Tot 1:20

Samenvatting Maatschappijleer Staatsinrichting

DE DEMOCRATIE-INDEX GROEP 1: Hebben alle partijen min of meer gelijke kansen in de campagneperiode?

6,6. Samenvatting door een scholier 1139 woorden 2 mei keer beoordeeld. Maatschappijleer POLITIEK

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 7

Samenvatting Maatschappijleer Politiek

A. Kuyper

Samenvatting Geschiedenis Staatsinrichting H3+4

Maatschappijleer Parlementaire Democratie 10 VWO

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 3 Politiek

Tijd van burgers en stoommachines Emancipatie en democratisering. Onderzoeksvraag: Hoe werd de politiek gedemocratiseerd?

Samenvatting Maatschappijleer Politiek

Politieke stromingen hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 3

Maatschappijleer par. 1!

Werkstuk Geschiedenis Nederland in de 19e eeuw

6,6. Samenvatting door een scholier 2067 woorden 5 maart keer beoordeeld. Maatschappijleer Thema's maatschappijleer

Samenvatting Geschiedenis Rechtstaat en Democratie

Bestuurslagen in Nederland rijksoverheid provinciale overheid gemeentelijke overheid

5,9. Samenvatting door een scholier 1608 woorden 12 januari keer beoordeeld. Maatschappijleer Thema's maatschappijleer

5,8. Par 1: Staat! Par 2: Rechtstaat! Stelling door een scholier 1818 woorden 3 november keer beoordeeld.

Politieke stromingen hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Samenvatting Maatschappijleer Politieke Besluitvorming

5.9. Boekverslag door E woorden 23 oktober keer beoordeeld. Maatschappijleer Thema's maatschappijleer

Samenvatting Maatschappijleer Politieke besluitvorming H1

Begrippenlijst Module 2

Cursus Politiek Actief Bijeenkomst 1: Introductie, algemene staatsinrichting en verkiezingen

Verklarende woordenlijst

Samenvatting door een scholier 2432 woorden 18 januari keer beoordeeld. Maatschappijleer. Politieke besluitvorming.

Democratie = Een staatsvorm waarbij de bevolking direct of indirect invloed uitoefent op de politieke besluitvorming.

Samenvatting Maatschappijleer Parlementaire democratie - par 1t/m 6

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 3 Kiezen en Delen

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 4, Zorg, sociale zekerheid en overheid in Nederland vanaf 1850

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 4, Land van duizend meningen

7,1. Samenvatting door een scholier 1863 woorden 25 november keer beoordeeld. Maatschappijleer. Maatschappijleer H4 t/m H6

6,8. Kerk invloed op: Regering voert/stimuleert industrialisatiepolitiek. Samenvatting door een scholier 800 woorden 16 juni keer beoordeeld

Samenvatting Maatschappijleer politiek module 1

2,1: Nederlands-Indië, 19 e eeuw

Samenvatting Maatschappijleer Parlementaire democratie

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 3

Kijktip: Nieuwsuur in de Klas

6,7. Samenvatting door een scholier 1795 woorden 16 november keer beoordeeld. Maatschappijleer Thema's maatschappijleer

Samenvatting Geschiedenis Samenvatting Staatsinrichting hoofdstuk 1 VMBO

Samenvatting Maatschappijleer Maatschappijleer Thema 3 Hoofdstuk 1-6 en 8

Hoofdzaken staatsinrichting

GESCHIEDENIS SO3 TV

MODULE I EUROPA: NOOIT MEER OORLOG!

Samenvatting Maatschappijleer Politieke Besluitvorming Paragraaf 1 t/m 5

Cursus Politiek Actief Provincie Flevoland

Samenvatting Maatschappijleer Politieke beluistvorming

Samenvatting Geschiedenis Politiek

Samenvatting Maatschappijleer Samenvatting Hoofdstuk 2

geschiedenis en staatsinrichting CSE KB

Parlementaire democratie!

GESCHIEDENIS LES 2 STAP VOOR STAP VOORUIT

1. Politiek, staat en dictatuur

Transcriptie:

Samenvatting door een scholier 2560 woorden 21 mei 2003 8,1 82 keer beoordeeld Vak Methode Geschiedenis Memo Op weg naar een moderne parlementaire democratie (1848-1945). Hoe had de parlementaire democratie zich in Nederland ontwikkeld? 1.1 De grondwet van Thorbecke In 1848 ging er een revolutiegolf door Europa. Door hervormingen probeerde Willem II een revolutie in Nederland te voorkomen. Johan Rudolf Thorbecke stelde voor om een groot deel van de macht van de koning over te hevelen naar de bevolking. De ministeriële verantwoordelijkheid werd gewijzigd, de ministers moesten zich nu verantwoorden tegenover het parlement, en ze werden aansprakelijk voor het gedrag van de koning, die was onschendbaar. Een andere wijziging was dat de 2e kamer rechtstreeks gekozen werd, en de 1e kamer door de Provinciale Staten, die werden weer direct gekozen. Niet iedereen mocht meer stemmen (censuskiesrecht) alleen welgestelde mannen die een bepaald bedrag belasting (census) betaalden. Thorbeckes voorbeeld was de 18e eeuwse filosoof Montesquieu. Die vond dat de macht over een land opgesplitst moest worden in een wetgevende (ministers + Staten- Generaal), een uitvoerende (de ministers) en een rechtsprekende macht (rechters), die verdeeld waren over 3 onafhankelijke organen (Trias Politica). In 1849 overleed Willem II, Willem III kwam aan de macht. Door hem ontstond de ongeschreven wet, dat een kabinet niet aanblijft tegen de wil van een Kamermeerderheid in. 1.2 Het ontstaan van politieke partijen. Door de schoolstrijd (financiering van het onderwijs), de strijd voor algemeen kiesrecht en het sociale vraagstuk, gingen mensen groepen vormen. Zo ontstonden liberale, protestantse, socialistische en katholieke partijen. In 1887 werd de census afgeschaft. In 1917 kregen alle volwassen mannen actief en passief kiesrecht, en de vrouwen passief kiesrecht. Pas in 1919 kregen zij actief kiesrecht. De eerste sociale wet: de Kinderwet van van Houten (1874) verbood fabrieksarbeid voor kinderen onder de 12 jaar. In 1901 ontstond de woningwet, zodat woning onbewoonbaar verklaard konden worden, en er eisen aan de nieuwbouw gesteld konden worden. Ook kwam er een ongevallenwet (1901) waardoor werkgevers verplicht werkgevers verplicht werden zich te verzekeren. De protestanten: de protestantse antirevolutionaire partij (ARP) (1878) was de 1e politieke partij in Nederland. Hij werd door Abraham Kuyper opgericht, en had veel aanhang bij protestanten uit lagere bevolkingsgroepen. De ARP wilde gelijkstelling van het openbare en bijzondere onderwijs, en uitbreiding van het kiesrecht. Een aantal leden van de ARP waren tegen een te grote uitbreiding van het kiesrecht, en richtten onder leiding van A.F. de Savornin https://www.scholieren.com/verslag/10618 Pagina 1 van 6

Lohman, de christelijke historische unie (CHU) op (1908). De katholieken: Nederland was een protestantse natie, waarin katholieken lange tijd gediscrimineerd waren. In de 19e eeuw werden de liberalen hun bondgenoten, omdat zij streefden naar gelijke rechten voor iedereen. Tijdens de schoolstrijd verenigden ze zich met de protestanten, alle gelovigen moesten zich verenigen tegen de ongelovigen (anti- these). In 1926 werd de rooms- katholieke staatspartij (RKSP) opgericht. De liberalen: de belangrijkste uitgangspunten waren vrijheid en gelijkheid van het individu. De overheid moest zich zo weinig mogelijk met de samenleving bemoeien, en de burgers niet met allerlei wetten/ regels in hun vrijheid beperken. In 1885 verenigden ze zich in de liberale unie. Maar door onenigheid over het kiesrecht en de sociale kwestie, splitste de unie zich in 1901, en werd de vrijzinnig democratische bond (VDB) opgericht. In 1906 kwam de 3de liberale partij, de Vrij Liberalen. De socialisten: de socialisten vonden dat de ongelijkheid in de samenleving kwam door de afhankelijkheid van arbeiders van een kleine groep ondernemers. De 1e socialist in de 2e kamer was Ferdinand Domela Nieuwenhuis, die in 1881 de sociaal- democratische bond (SDB) had opgericht. Sommige SDB leden vonden hem te radicaal, en richtten onder leiding van P.J. Troelstra de sociaal- democratische arbeiderspartij (SDAP) op (1894). In 1919 probeerde Troelstra een revolutie te ontketenen, dit mislukte, en de andere partijen wilden lange tijd niets meer met de SDAP te maken hebben. 1.3 Verzuiling Mensen gingen in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog alleen om met mensen met hetzelfde geloof/ levensovertuiging. Iedere richting had zijn eigen politieke partij, vakbeweging, krant, radio- omroep, onderwijs en medische zorg (verzuiling). Er waren 4 zuilen, een protestantse, een katholieke, een liberale en een socialistische. Het verzuilingsproces was in gang gezet door Kuyper. Hij wilde de staatsalmacht zoveel mogelijk beperken. Er bleef naast de verzuiling wel politieke samenwerking mogelijk. 1.4 Nederland, een parlementaire democratie De grondwet is in de loop der tijd wel aangepast, maar lijkt nog steeds veel op het voorstel dat Thorbecke ooit indiende. Nederland is nu een parlementaire democratie, het volk regeert. Het parlement bestaat uit de 1e (het senaat) en 2e kamer. De 1e telt 75 zetels, de 2e 150. De taken van het parlement: het parlement heeft 2 belangrijke taken, de regering controleren en meewerken aan het totstandkomen van wetten. Het heeft een aantal rechten: - het recht van interpellatie, een kamerlid mag een minister ondervragen. het recht van enquête, de kamers kunnen naar een bepaalde kwestie een uitgebreid onderzoek instellen. het recht van begroting, de 1e en 2e kamer mogen de begroting afkeuren, de regering zal dan aftreden, de 2e kamer mag wijzigingen in de begroting aanbrengen. de 1e en 2e kamer mogen stemmen over ieder wetsvoorstel. de 2e kamer heeft het recht van initiatief, ze mogen een wetsontwerp naar voren brengen. de 2e kamer heeft het recht van amendement, ze mag wijzigingen aanbrengen in een ingediend wetsontwerp. De regering: die bestaat uit de koning(in) en de ministers (het kabinet). Het kabinet is het dagelijks bestuur, met als hoofd de minister- president (premier), die moet zorgen voor eenheid in het regeringsbeleid. De ministers staan ieder aan het hoofd van een departement (ministerie). Op ieder ministerie worden 1 of 2 staatssecretarissen benoemd, die nemen een deel van de taak van de ministers over. Nederland is een constitutionele monarchie, de monarch is het hoofd van de staat, maar moet zich wel houden aan de grondwet. De koningin benoemt en ontslaat het kabinet, ook leest zij altijd de troonrede voor, waarin de plannen van de regering voor het komende jaar worden bekendgemaakt. De https://www.scholieren.com/verslag/10618 Pagina 2 van 6

troonrede wordt door de premier met behulp van de ministers geschreven. Module 7, hoofdstuk 2; De afbrokkeling van het traditionele gezag (1945-1980) Waardoor werd het regeren na de wederopbouwfase moeilijker? 2.1 De wederopbouw van de Nederlandse samenleving Op 13 maart 1945 zette koningin Wilhelmina weer een voet op het Nederlandse land. Wilhelmina had hoge verwachtingen van de wederopbouw van Nederland. Ze hoopte meer macht te krijgen en ze hoopte dat de oorlog een eind had gemaakt aan de verzuiling. Geen van deze verwachtingen kwam uit. Wilhelmina was niet de enige die een eind wilde maken aan de verzuiling. Ook het grootste gedeelte van de bevolking had er genoeg van. De SDAP hief zich in 1946 op en begon een nieuwe partij, de PvdA (Partij van de Arbeid). Deze partij gaf toegang tot alle goddienstige overtuigingen. De VDB en de Christen-Democratische Unie sloten zich aan bij de PvdA. De RKSP kwam na de oorlog terug als de Katholieke Volkspartij (KVP). De verkiezingen brachten echter geen doorbraak. Men bleef trouw aan de gelovige zuil. De KVP-er Beel werd na de verkiezingen benoemd tot formateur. Hij had de taak om het kabinet samen te stellen. De formateur is meestal de fractieleider van de grootste partij en wordt meestal ook premier (meestal wordt er eerst een informateur aangesteld, die het werk van de formateur voorbereidt). De partijen die samen de regering vormen heten de coalitie. En de partijen die er buiten blijven heten de oppositie. De regeringspartijen leggen hun afspraken over het te voeren beleid vast is een regeerakkoord. Beel stelde een rooms-rood kabinet samen voor 12 jaar, tussen de KVP en de PvdA. Beide partijen wilde een sociaal-economische politiek voeren. Vanaf 1948 werd de coalitie aangevuld met de CHU, ARP en VVD (volkspartij voor vrijheid en democratie). De belangrijkste taak van de regering was de wederopbouw van Nederland. Ontmoetingen tussen werkgevers en vakbonden vonden plaats in de Stichting van de Arbeid. Ook werd in 1950 de Sociaal Economische Raad (SER) opgericht. De SER groeide uit tot een belangrijke adviesorgaan van de regering tussen sociale en economische vraagstukken. De dekolonisatie van Nederlands-Indië vroeg ook veel aandacht. De linkse (zijn niet tevreden met de bestaande samenleving) partijen waren de CPN (Communistische Partij Nederland) en de PvdA. Zij steunde de onafhankelijkheid Terwijl de rechtse (wil de maatschappij orde met macht en inkomen handhaven) partijen, de VVD, de ARP en de KVP, hier optegen waren. In 1949 droeg Nederland haar kolonie over aan Indonesië. Om de zwakkere in de maatschappij te beschermen, werden de wetten van de sociale zekerheid ontworpen. In 1952 kwam de werkloosheidsverzekering verplicht en in 1957 kwam de Algemene Ouderdomswet (AOW). De economie herstelde zich in de jaren 50 en daardoor werden de verschillen tussen de PvdA en de KVP steeds groter. In 1958 kwam de regering ten val. 2.2 Ontzuiling en polarisatie In 1954 vervaardigde de Nederlandse bisschoppen het mandement. Hierin werd het lidmaatschap op de NVV verboden en werd de mensen afgeraden om te kijken naar de VARA en te stemmen op de PvdA. De PvdA was woedend, maar het mandement had maar tijdelijk effect. De ontzuiling was aangebroken, men ontwikkelde zich meer en liet zich niet meer de wet voorschrijven door de kerk. Vanaf het einde van de jaren 60 vond een snelle secularisering plaats. Men had minder behoefte om zich terug te trekken en de https://www.scholieren.com/verslag/10618 Pagina 3 van 6

TV bood veel nieuwe kijken in de rest van de wereld. Er kwamen veel zwevende kiezers. Eind jaren 50 kwamen er veel nieuwe partijen bij: 1957 de Pacifistische Socialistische Partij (PSP), 1966 Democraten 66 (D66), 1968 Politieke Partij Radicalen (PPR) na een afsplitsing van de KVP. Ook de PvdA raakte verdeeld in Nieuw Links en Democratisch Socialisten 1970 (DS 70). Het kabinet-cals viel in 1966, omdat de motie van Schmelzer wantrouwen opgewekt had. Deze nacht werd de nacht van Schmelzer genoemd. Door deze nacht kwam er een einde aan het harmoniemodel en vond er polarisatie plaats. Als de regeringsfracties zich onafhankelijk opstellen heet dit dualisme, als ze nauw samenwerken heet dit monisme. 2.3 Subversieve gassen In de jaren 60 lag de gehele bevolking met elkaar overhoop. Er waren veel stakingen en de arbeiders dwongen een loonsverhoging van 15% af. Ook wilde ze meer inspraak. Inspraak en democratie waren de magische woorden van de jaren 60. Vooral de jongeren waren het niet eens met de geldende waarden en normen en wilden meer inspraak in de maatschappij. De meeste actieve protestpartij was de provo. De provo s protesteerden tegen veel maatschappelijke problemen en kwamen met goede ideeën. Helaas liepen hun acties vaak uit op arrestaties en onrust. Een ander belangrijk protest in de jaren 60 kwam van de tweede feministische golf. De eerste feministische golf vond plaatst tijdens de eeuwwisseling, maar nam af rond 1919. De tweede feministische golf zette de strijd voor de gelijkheid tussen man en vrouw voort. In 1968 werd de Man-Vrouw-Maatschappij (MVM) opgericht. Deze partij streefde voor gelijkheid op het gebied van arbeid. Een andere actie groep die zich inzette voor de rechten van de vrouw was de Dolle Mina. Zij voerden net als de provo s veel provocerende acties. Antwoord op de deelvraag Het regeren na de wederopbouwfase werd steeds moeilijker, omdat de regering niet meer de enige was die zich met het regeringsbeleid bemoeide. De bevolking kreeg meer welvaart en zette zich af tegen de verzuiling. Ook wilden ze meer inspraak in de maatschappij. Vooral de jongeren waren het niet eens met de geldende normen en waarden en voerden veel acties. Door al die acties was de overheid genoodzaakt haar beleid aan te passen. Er kwamen ook steeds meer protesten tegen de ongelijkheid tussen man en vrouw. Deze groepen kwamen op voor de rechten van de vrouw en zorgde voor een betere verdeling op het gebied van arbeid. De nieuwe wetten, de vele acties en eigen wil van de vele partijen maakten het moeilijk op goed te regeren. Geschiedenis hoofdstuk 3: De overheid treedt terug (1980 heden) Deelvraag: waardoor nam de rol van de overheid in de Nederlandse samenleving af? 3.1 Het no-nonsense beleid van Lubbers Ruud Lubbers was de leider van het CDA en werd in 1982 premier. Het CDA bestond uit de CDU, de APP en de KVP, die in 1980 samen verder gingen als 1 partij, dit werd ook gedwongen door de ontzuiling. Toen het kabinet Lubbers aantrad, was er een slechte economische situatie en de uitgaven van de verzorgingsstaat https://www.scholieren.com/verslag/10618 Pagina 4 van 6

waren veel te hoog. Lubbers was vast besloten de tekorten terug te brengen, hij schafte culturele voorzieningen af en de uitkeringen en lonen werden verlaagd. Dit gebeurde onder fel protest, maar het beleid zette door. Ook waren er bezuinigingen in de regering. De regering ging zich privatiseren; de taken werden afgestoten naar het bedrijfsleven en de lagere overheden. Dit proces, decentralisatie, verliep moeizaam. Ook probeerden ze helderheid in de regelgeving aan te brengen, de zogenaamde deregulering. 3.2 Terug naar het harmoniemodel Lubbers heeft ervoor gezorgd dat de politiek weer gedomineerd werd door de grotere partijen. De politiek was rustiger, maar er ontstond nog wel opschudding door de massale demonstraties tegen kruisraketten en door het gebruik maken van het enquêterecht. Na 1986 kwam er een tweede kabinet Lubbers, maar deze kwam ten val door meningsverschillen tussen de regeringsleiders; kabinetscrisis. Een gevallen kabinet neemt nog wel zaken waar; demissionair kabinet. Verkiezingen in 1989 leidde tot een derde kabinet Lubbers, het CDA vormde een coalitie met de PvdA. In 1994 verloor het CDA veel stemmen door het vertrek van Lubbers en omdat mensen wel weer een andere partij aan de macht wilden hebben. Het VVD, D66 en de PvdA vormden, onder leiding van Kok, het paarse kabinet. Het D66 vormde een brug tussen de liberalen en socialisten. Ook hielp het dat de socialisten het marktmechanisme weer waren gaan waarderen en ook de privatisering op sociaal gebied werd aanvaard, waardoor deze coalitie mogelijk was. De gunstige economische situatie werd toegeschreven aan het poldermodel/overlegeconomie; het gezamenlijk zoeken naar een oplossing, maar tegelijkertijd kan het ook een gevaar zijn voor de democratie, want de mensen die overleggen zijn niet door het volk gekozen. Ook wordt elk debat ontlopen; ontideologisering van de politiek. Er wordt nu ook gesproken over een groen poldermodel, waarin het milieu centraal staat. Het idee is afkomstig van GroenLinks, opgericht in 1989. 3.3 Europese Unie (EU) De Europese samenwerking begon in 1951 met de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS), betrokken bij deze gemeenschap waren Nederland, België, Luxemburg, Italië, Frankrijk en West-Duitsland. Men wilde hiermee voorkomen dat een land een krachtig militair apparaat zou bouwen. Het bestuur van deze werd overgelaten aan de Hoge Autoriteit. In 1957 werden de EEG (voor gemeenschappelijke markt) en de Euratom (voor gemeenschappelijk beheer van kernenergie) opgericht. In 1967 werden deze drie de EG, tegenwoordig de EU. Later traden Groot-Brittannië, Denemarken, Ierland, Griekenland, Portugal, Spanje, Oostenrijk, Zweden en Finland toe. Het belangrijkste orgaan van de EU is de Raad van Ministers, deze neemt de belangrijkste besluiten. De Europese Commissie vormt het dagelijks bestuur, het is een onafhankelijk orgaan. De Commissie wordt gecontroleerd door het Europees Parlement, de volksvertegenwoordiging van Europa, deze heeft vooral een adviserende functie, maar zij controleren ook de Raad en de Commissie. De Europese Raad bestaat uit regeringsleiders van de lidstaten, die minimaal twee keer per jaar bijeenkomen. De EU heeft een eigen Hof van Justitie, deze zorgt dat de regels/wetten worden nageleefd. De Eu wil niet overmatig veel regelen; subsidiariteit. Mensen willen enerzijds samenwerking, maar anderzijds zijn ze bang dat alle besluiten op Europees niveau genomen worden. De bevolking van Europa verliest dus als het ware zo aan invloed. https://www.scholieren.com/verslag/10618 Pagina 5 van 6

Antwoord deelvraag: De rol van de overheid nam af, doordat ze taken naar het bedrijfsleven afschoven en door de uitgaven van de verzorgingsstaat te verminderen, waardoor mensen meer op zichzelf aangewezen waren. https://www.scholieren.com/verslag/10618 Pagina 6 van 6