DE ONTWIKKELINGEN IN DE OPPERVLAKTE LANDBOUW- GROND VAN NEDERLAND MET EN ZONDER MARKERWAARD Notitie ten behoeve van K.B.A.-nota Markerwaard van 3 D.G.'s door ir. H. Hoeve 1980-133 Abw april
1. INLEIDING, Om na te gaan hoe de voor landbouwproduktie beschikbare oppervlakte grond zich in de toekomst kan ontwikkelen geven we in het onderstaande een overzicht van: a. de behoeftestijging aan produktiegrond door de verdere stijging van de bevolkingsgroei b. de onttrekkingen aan de voor landbouwproduktie bestemde gronden c. de compensatie inogelijkheden door produktiviteitsstijging en door inpoldering van de Markerwaard. De resultante wordt geplaatst tegen de achtergrond van de immense groei van grondvervangende krachtvoerimporten en in verband gebracht met de behoefte aan grond voor akkerbouw en met name tegen de belangrijkste - in de Markerwaard te verbouwen - producten met een garantieprijs. 2. OPPERVLAKTE (IN HA) EN GEBRUIK VAN CULTUURGROND TUSSEN 1970 EN 1978 cultuurgrond 2.142.000 2.045.000 waarvan: grasland 1.333.664 1.221.OOO (60%) bouwland 686.000 699.000 (39%) waarvan : granen 360.000 235.000 suikerhieten 104.000 131.000 Bron: Landbouw Economisch Uericht 1979. uit deze tabel blijkt dat de daling van de oppervlakte cultuurgrond ca. 971000 ha heeft bedragen en dat zij hoofdzakelijk ten koste van grasland is gegaan. De oppervlakte gras is narnelijk gedaald met 112.664 ha afgenomen, terwijl de oppervlakte bouwland-via omschakeling en specialisatie-gelijk bleef: Sinds 1974/75 is de hoeveelheid bouwland en grasland nauwelijks gewijzigd. 3. DE BEHOEFTE AAN CULTUURGROND DOOR BEVOLKINGSTOENAME Nederland heeft momenteel (1980) 14 miljoen inwoners. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) schat de bevolkingsomvang in het jaar 2000 op 14,6 a 15,6 miljoen. Aannemende dat het 15,l miljoen wordt, betekent dit een stijging van ca. 7% over een periode van 20 jaar. Aannemende dat de stijging van de consumptie per hoofd van de bevolking in die periode niet verder gaat, hebben we in Nederland - om een vergelijcbare relatieve voedsel- en handelssituatie met dit moment te behouden - in het jaar 2000 dus ook 7% meer oppervlakte nodig. d.w.2. 143.150 ha meer dan thans, Aangezien de grond er gewoon niet is, staat dit in feite gelijk met een areaaldaling per hoofd van de bevolking. N.B. De werkelijk door de Nederlandse economie gebruikte oppervlakte is in feite veel groter dan het cultuurareaal dat binnen de landsgrenzen ligt. A1 decennia lang is er een - toenemende - grondvervangende import. Alleen om de krachtvoerimporten te vervangenzou Nederland in I977 een (geraamiie) oppervlakte van 2.469.000 ha nodig hebben d.w.2. 120% van wat we zelf hebben:.. (zie Ei.guur 1 ).
In dit licht bezien hebben becijferingen over benodigde grondopperv;l;+te voor zelfvoorziening met (menselijk) voedscl alleen zin indien inen rekcning houdt met: a. de internationale prijsverhoudingen (en wijzigingen daarin) voor veiivoer grondstoffen en menselijk voedsel b. de qevolgen van oorlog, energieschaarste of stagnerinq van de importen op enigerlei andere wijze c. de omschakelingsmogelijkheden van ve'evoerproduktie op voor de mens geschikte produktie d. morjelijke omschakelingen in het grondgebruik door gronden te bestemmen voor energieproduktie (houtproduktieen alcoholproduktie uit zetmeel- en suikerhoudende gewassen). ;I _ I 4. ONTTREXKINGEN AAN HET AReAAL LANDBOUWGROND Als we de onttrekking voor niet-agrarische doeleinden (stadsuitbreiding, wegenaanleg, industrieterreinen etc.) stellen op,13.000 ha perijaar, dan is dat tussen 1978 en 2000 een oppervlakte van 286.000 ha. De kans dat we, door een zuiniger gebruik ten behoeve van niet-agrarische bestemmingen, met minder kunnen volstaan is gering. Door het tot natuurgebied bestemmen van 100.000 ha en door het totbeheersqebied bestelm~~en (waarbij een produktiedaling,van 25% is te verwachten) Van noq eens 100.000 ha ontstaat., fen daling van de produktiecapaciteit met 125.000 ha (nl. 100.000 ha t. 25% van 100.000 ha). 5. OPPERVLAKTE COMPENSATIE DOOR PRODUKTIVITEITSSTIJGING EN INPOLDERING De produktiviteitsstijging van de Nederlandse gronden gaat sprongsgewijs, De laatste jaren bedraagt deze gemiddeld echter $ & 1%. N.B. De kans op een breuk in deze stijgingstrend vanwege energi-eschaarste en kunstmestschaarste, bestrijdingsmiddelenschaarste en zoetwaterschaarste is aanwezig. Ontwikkelingen in de biotechniek kunnen echter weer positiet werken. Zeker is echter dat produktiviteitsstijging niet alsmaar kan doorgaan. Er is immers een natuurlijke bovengrens die steeds moeilijker is te benaderen. Stellen we de produktiviteitsstijginq voor 22 jaar gemiddeld op 4 % per jaar dan is dat een capaciteitsstijging van 118. Een Markerwaard van 40.000 ha levert maximaal 38.800 ha landbouwgrond op. Aannenend dat deze gronden 1,15 x zo produk;ief zijn als de gemiddelde Nederlandse landbouwrjrond,r~vormen zijn een prduktiecapaciteit van 1,15 x 38.800 = 44.620 ha. G. GRONDBALANS VOOK HET AEAAL CULTUURGROND TUSSEN 1980 EN 2000 De voorgaande bescl~ouwingen kunnen resulteren in een soort "grondbalans" indien we alles uitdrukken in ha met een produktiecapaciteit voor het gemiddelde van nederlandse gronden in 1978.
oppervlakte cultuurgrond in 1978 Onttrekking door: - bestemming stedelijk gebruik 286.000 - bestemming natunr 100.000 -bestemming behecrsgebied (~x100.000hal 25.000 --* - 401.000 ha! 1.644.000 ha Compensatie door inpoldering + 44.620 ha 1.688.620 ha Compensatie door 11% produktiviteitsstijging + 185.748ha, 1.874.368 ha Areaalafname tot 2000: (2.045.000-1.874.368): 170.632 ha Benodigd voor dekking'behoefte van 7% bevolkingstoename 143.150 ha I Produktieafname in 2000 t.0.v. situatie 1978: 313.782 ha. Indien we in 2000 een met 1978 vergelijkbare opstelling willen geven dan blijkt dus dat we door onttrekking 401.000 ha verliezen. Door inpoldering en produktiviteitsstijging kunnen we daarvan een deel compenseren zodat de capaciteitsdaling zich beperkt tot 170.632 ha. Voor een bevolkingstoename met 7% zou een evenredige areaalstijging nodig zijn (143.150)om clezelfde relatieve voedselpositie te behouden, zodat het feitelijk tekort van 2000 t.0.v. 1978 een oppervlakte van 313.782 ha bedraagt. 7. GEVOLGEN VAN AREAALVERANDERINGEN VDOR AKKERBOUWPRODUKTEN MET EEN GEGARANDEERD PRIJSNIVEAU Hoewel tussen 1970 en 1978 alleen de oppervlakte grasland is afgenomen is het niet vanzelesprekend dat de berekende netto-areaalafname van 170.632 ha alleen op grasland betrekking zal hebben. Dat echter we1 een groot deel grasland zal betreffen is aannemenlijk omdat de belangrijkste gebieden waar uitbreiding van het stedelijk gebruik te verwachten is (groene hart, waterland e.d.) graslandgronden betreffen. Tot nog toe zijn uit deze gebieden echter weinig bedrijven in de polders terechtgekomen. Een afname verhouding 80% grasland en 20% bouwland lijkt voor de periode tot het jaar 2000 niet onaannemelijk. Geiien de zuiveloverschotten kan een verdere dalinq van het graslandareaal voor de prijsontwikkeling van zuivelprodukten gunstig zijn. De daling van de nederlandse akkerbouwproduktie met (20% van 401.000 ha1 80.200 ha wordt niet gecompenseerd door de capaciteit van de Markerwaard van 44.620 ha. Zelfs niet als rekening wordt gehouden met de verschillen in bouwplan (granen gelijk, 19% suikerbieten in kederland tegen 30% in de Markerwaard). ).$ M.a.w. op basis van de veronderstelde oppervlakte ontwikkelingen valt noch voor granen noch voor suikerbieten een prijsverslechtering te verwachten 0.i.v. inpoldering. De situatie m.b.t. de suiker is als volgt: De EEG produceert gemiddeld 9 miljoen ton A-suiker, 1,8 miljoen ton B-suiker en 0,7 miljoen ton C- suiker. A-suiker krijgt de garantieprijs, B-suiker krijgt 70% van de garantieprijs, C-suiker moet afgezet worden op de wereldmarkt. Daarnaast heeft de EEG nog een contract voor opname van 1,3 miljoen ton suiker (volgens verdrag van Lorn6 met ACP-landen). Deze 1,3 miljoen moet in feite ook weer tegen wereldmarktprijzen worden afgezet, dus in totaal gaat 2 van 12,8 miljoen ton naar de wereldmarkt). Nederland produceerde de afgelopen jaren in feite alleen het toegewezen quotum A-suiker (690.000 ton) en B-suiker ( 190.000 ton).
De kans dat - in de beschouwde periode tot het jaar 2000 - het suikerr overschot opnieuw omslaat in een tekort is niet ondenkbaar. Van uitbreiding van de akkerbouwproduktie in een nederlandse Markerwaard is, gezien het voorgaande, geen prijsverslechterende invloed op de wereldmarkt te verwachten. Voor Nederland zelf is zelfs met een Markerwaard hog een relatief tekort aan akkerbouwprodukten te verwachten. CONCLUSIES 1. De oppemlakte landbouwgrond neemt tussen 1978 en 2000 af met 401.000 ha, door overgang van agrarisch gebruik naar: a. stede1ijk;industrieel en infrastructureel gebruik 286.000 ha b. natuurgebied (zonder produktie) 100.000 ha c. beheersgebied (met 25% produktiedaling over 100.000ha) 25.000 ha 411.000 ha. 2. Deze daling kan voor een deel woraen gecompenseerd door inpoldering en een doorgaande produktiviteitsstijging. Nierdoor kan een verlies van resp. 44.620 ha en 185.748 ha worden goedgemaakt. 3. Voor een gelijkblijvende voedselpositie bij een bevolkingsstijqing tot het jaar 2000 van 7% is een extra oppervlakte nodig van 7% van het huidige areaal cultuurgrond, d.w.2. van 143.150 ha. 4. De kans dat we met de produktie van de nieuwe gronden in de Markerwaard in onze maag zullen zitten moet dan ook in feite uitgesloten worden geacht, doordat a1 met a1 een produktieafname optreedt, overeenkomend met een oppervlakte van 313.782 ha (= ca. 15%'van de huidige oppervlaktel. - N.B. 1. De oppervlaktehoeveelheden voor landbouwgrond zijn verschillend, dit is afhankelijk van de bruto-oppervlakte (C.B.S.) of van de netto-oppcrvlakte (L.E.1.). Het verschil is ca. 20%. In een volgende notitie moet dit onderscheid strikter worden doorgerekend, voor landbouwgrond is nu de netto-oppervlakte gebruikt in plaats van de bruto-oppervlakte; 2. Niet meegerekend is de grondonttrekking voor bosgebieden (voornemen in de Nota Landelijke Gebieden 35.000 ha) en de onttrekking door Nationale parken e.d. k Lelyatad, 10 april 1980.