Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER-Verslag Goedkeuring milieueffectrapport Project: Varkensbedrijf Kodeva te Torhout Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van een bestaande varkenshouderij tot 7.560 vleesvarkens Kodeva nv Kortemarkstraat 193 8820 Torhout 15 september 2008 PRMER-0324 Kodeva GK
1 Inleiding Het voorliggende project heeft betrekking op de varkenshouderij Kodeva nv te Torhout. De initiatiefnemer van dit project beschikt over een milieuvergunning voor het houden van 5060 andere varkens (vleesvarkens). Deze varkens zijn gehuisvest in tien traditionele stallen. Het bedrijf omvat de uitbreiding mits bewezen mestverwerking tot een totale capaciteit van 7560 vleesvarkens. Om deze uitbreiding mogelijk te maken zal een nieuwe ammoniakemissiearme vleesvarkensstal gebouwd worden. Er wordt geopteerd om deze stal uit te rusten met een chemische luchtwasser (type S-2). Naast de wijziging van het aantal dieren wenst de initiatiefnemer eveneens volgende uitbreidingen en/of wijzigingen door te voeren: Uitbreiding van de bedrijfseigen grondwaterwinning van 12000 m 3 /jaar (40 m 3 /dag) naar 16330 m 3 /jaar (60 m 3 /dag) Uitbreiding van de opslagcapaciteit van stookolie tot 7000 l Opslag van dierlijke mest van 6583 m 3 naar 9283 m 3 De initiatiefnemer Kodeva nv vraagt een uitbreiding van de bestaande milieuvergunning aan voor een bedrijf met 7560 andere varkens (vleesvarkens). Het project valt daardoor in de categorie 21 c) installaties voor intensieve pluimvee- of varkenshouderij) uit de lijst van bijlage 1: Installaties voor intensieve pluimvee- of varkenshouderij met meer dan 3.000 plaatsen voor mestvarkens (van meer dan 20 kg). Initiatiefnemer is Kodeva nv, gelegen in de Kortemarkstraat 193 te 8820 Torhout, in de provincie West-Vlaanderen. Voor het betrokken bedrijf werd in het verleden reeds een MER opgesteld. Deze werd volledig verklaard in 1997. Het kennisgevingsdossier is door de Dienst Mer van de Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid volledig verklaard op 3 maart 2008. De terinzagelegging bij de stad Torhout liep van 19 maart 2008 tot en met 18 april 2008. Er werden geen inspraakreacties ontvangen. Tijdens de milieueffectrapportage werd er overleg gepleegd: het ontwerprapport werd naar de verschillende administraties rondgestuurd voor opmerkingen. Het definitieve milieueffectrapport werd door de Dienst Mer ontvangen op 21 augustus 2008. De goedkeuring van het MER wordt met dit goedkeuringsverslag betekend. Aan de hand van de criteria die vooropgesteld werden in de eerder betekende richtlijnen werd dit goedkeuringsverslag opgesteld. Het milieueffectrapport heeft voldoende invulling gegeven aan de richtlijnen die overeenkomstig artikel 4.3.5 1 van het decreet betreffende de milieueffect - en veiligheidsrapportage van 18 december 2002 (BS 13 februari 2003) werden vastgesteld. Het MER bevat voldoende informatie om het aspect milieu een volwaardige plaats te geven bij de besluitvorming. Dienst Mer 2
2 Vorm en presentatie Het voorliggende milieueffectenrapport is naar vorm en presentatie een verzorgd document geworden. 3 Doelstelling, verantwoording en besluitvorming art.4.3.7. 1,1, a en b De doelstelling bestaat erin de effecten op het omliggende milieu aan te tonen van de hernieuwing en uitbreiding van een varkensbedrijf tot 7.560 varkens. De verantwoording van het project wordt voldoende duidelijk beschreven in deel 3 van het rapport. Een bondig en duidelijk overzicht van de te volgen m.e.r.-procedure wordt weergegeven. Er wordt aangegeven waar de inspraakmomenten zich binnen deze procedure precies bevinden. Het goedgekeurde MER moet bij alle vergunningsaanvragen gevoegd worden, zowel de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning als de milieuvergunningsaanvraag. 4 Voorgenomen project en alternatieven art.4.3.7. 1,1,c, d en e Het rapport beschrijft in deel 3 het project op een voldoende wijze. Ten opzichte van de ontwerptekst werden een aantal onduidelijkheden uitgeklaard. Er werd een kaartje toegevoegd van de verzurende deposities in Vlaanderen. Dit kan de situatie in de gemeente Torhout beter duiden tov. Vlaanderen. Zo werd ook de verzurende depositie in Torhout vergeleken met het Vlaamse gemiddelde. Vanaf 2011 dient volgens het MAP III een opslagcapaciteit voor 9 maanden voorzien te worden. Dit werd ook opgenomen in het MER en getoetst aan de beschikbare capaciteit. De synthese van de milieueffecten, milderende maatregelen en eindconclusie werden als een afzonderlijk hoofdstuk toegevoegd en werden gescheiden van de niet-technische samenvatting. De niet-technische samenvatting werd als een afzonderlijk hoofdstuk opgenomen. Doelstellings- en locatiealternatieven worden in dit MER niet onderzocht. Onder uitvoeringsalternatieven worden technische ingrepen en maatregelen op vlak van bedrijfsvoering gerekend. Er wordt ingegaan op mogelijke milderende maatregelen voor de beperking van de ammoniak- en geuremissie. Dienst Mer 3
5 Juridische en beleidsmatige context art.4.3.7. 1,f Het rapport geeft een volledig overzicht van de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden onder de vorm van een matrix. De matrix geeft aan welke randvoorwaarden relevant zijn voor dit project en waar deze relevante randvoorwaarden verder behandeld worden in het rapport. 6 Algemene methodologische aspecten De ingreep-effectmatrix vormt een duidelijk schema waarbij per fase en verder per deelactiviteit aangegeven wordt of er effecten te verwachten zijn en binnen welke discipline. De verschillende effecten worden verder toegewezen per milieu- en natuurthema zoals uitgewerkt in het Milieubeleidsplan en de milieu- en natuurrapporten. Per thema wordt aangegeven welke disciplines betrokken zijn. Per thema wordt een goede beschrijving gegeven van de te volgen methodologie om de effecten van het project in te schatten. In een overzichtstabel wordt per deelaspect weergegeven welke methodologie zal gevolgd worden, hoe het effect zal worden uitgedrukt (kwantitatief, kwalitatief of semi-kwantitatief), aan welke randvoorwaarden wordt getoetst en hoe de significantie van een effect bepaald wordt. 7 Bestaande toestand en milieueffecten De beschrijving per milieucompartiment is beknopt maar voldoende gebeurd om een duidelijk overzicht te krijgen van de bestaande toestand. Bij de beschrijving van de ontwikkelingsscenario s wordt kort ingegaan op het nul-alternatief, de autonome en de gestuurde ontwikkeling. In deel 6 van het rapport worden de effecten per milieu- en natuurthema van de verschillende activiteiten op de verschillende milieucomponenten besproken. De thema s die aan bod komen in het rapport zijn geurhinder, verzuring, vermesting, visuele hinder, geluidshinder, verspreiding van zwevend stof, verstoring van de waterhuishouding, verontreiniging van bodem, verontreiniging van oppervlaktewater, klimaatsverandering en verspreiding van bestrijdingsmiddelen en verandering van biodiversiteit. De effecten m.b.t deze thema s worden voldoende in beeld gebracht en waar nodig worden milderende maatregelen voorgesteld. Er werd bijkomend onderzocht of er op het bedrijf extra mogelijkheden zijn voor het opvangen en hergebruiken van hemelwater zodat de winning van grondwater maximaal beperkt kan worden. Er werd gevraagd om de procentuele bijdrage van het project inzake fijn stof ten opzichte van de milieukwaliteitsnorm of richtwaarde te onderzoeken. Dienst Mer 4
7.1 Vergelijking van de alternatieven art.4.3.7. 1,2, e De uitvoeringsalternatieven (voornamelijk BBT-toetsing) werden in de disciplinespecifieke delen van het MER behandeld. Gezien deze alternatieven vrij sterk aan effectgroepen gekoppeld zijn, wordt geen algemene vergelijking van de alternatieven over de themata heen gegeven. Binnen de thema s zelf worden ze wel voldoende vergeleken. 8 Leemten in de kennis art.4.3.7. 1,4 Dit hoofdstuk doet opgave van de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. De deskundigen bevestigen dat de aangegeven leemten geen wezenlijke invloed hebben gespeeld op de besluitvorming voor de verschillende effecten. 9 Monitoring en evaluatie art.4.3.7. 1,2, d In deel 9 wordt de noodzaak tot monitoring en evaluatie besproken. Hierbij worden geen nieuwe voorstellen gedaan. Enkel de huidige (verplichte) metingen en opvolgingen worden voortgezet. Er zijn momenteel geen peilputten op het bedrijf aanwezig. Daarom is het moeilijk om een oordeel te vellen over de eigenlijke vermestende invloed van het bedrijf op het grondwater. Een bedrijf met meer dan 2.500 vleesvarkens is echter wel verplicht om uitgerust te zijn met peilputten. Daarom moeten er naar de toekomst toe plannen gemaakt worden om in regel te komen met de wetgeving, m.a.w. om peilputten te voorzien. 10 Integratie en eindsynthese art.4.3.7. 1,2, e Dit hoofdstuk geeft een themaoverschrijdende samenvatting over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. In een afzonderlijk hoofdstuk worden een bedrijfspecifieke toelichting in het kader van de watertoets weergegeven. 11 Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen art.4.3.7. 5,3 In dit hoofdstuk geeft het rapport aan welke de verwachte tewerkstelling- en investeringseffecten zijn van de voorgenomen activiteiten. Dienst Mer 5
12 Niet-technische samenvatting art.4.3.7. 1,5 De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt weergeeft. De tekst is begrijpelijk voor een gemiddelde lezer. Besluit Gelet op wat voorafgaat wordt het project-mer, ingediend door VOF Margriet op 29 juli 2008, goedgekeurd. Brussel, 15 september 2008, Hoogachtend, Voor het afdelingshoofd, afwezig Jeroen Cockx Dienst Mer 6