Potentieel warmtelevering. Ontwikkeling van het aantal warmteaansluitingen als functie van de energiebelasting op aardgas

Vergelijkbare documenten
Notitie totale investeringen warmtetransitie provincie Noord-Holland

Aardgasloos met bodemenergie. Frans Rooijers

Hoe zorgen we dat de woningeigenaar kiest voor klimaatneutraal verwarmen? Frans Rooijers 3 april 2018

Ook de zorg van het aardgas af? Frans Rooijers directeur CE Delft

De Warmtewet, gaan we nu echt voor besparing en verduurzaming of hebben we een bureaucratisch monster?

Waterstof, het nieuwe gas. Klimaatneutraal is de toekomst Frans Rooijers directeur CE Delft

Scenario s voor de warmtetransitie in Den Haag. Raadscommissie 30 maart 2017

Net voor de toekomst. Frans Rooijers directeur CE Delft

CO 2 -belasting met terugsluis naar fonds klimaatrechtvaardigheid

De warmtemarkt van morgen: rol van gas, elektriciteit en warmtedistributie bij verwarming van woningen.

Groeiplan voor warmte. een initiatief van provincies, gemeenten en sector

Toekomst gas- & warmtenetten. Kennissessie Limburg en Noord-Brabant Frans Rooijers 12 december 2016

Warmtetransitie - FlexForward. Frans Rooijers directeur CE Delft

Hoe komen we van het aardgas af? Bezinningsgroep Energie Frans Rooijers 9 januari 2017

Gijs de Man 12 oktober 2010

West-Friesland: warmte in transitie. Cor Leguijt, VVRE, 6 april 2017

Beleid dat warmte uitstraalt. Van warmteopties voor klimaatverbetering naar klimaatverbetering voor warmteopties

TKI WINST Warmte Infrastructuur Nederland met verlaagde Systeem Temperatuur

Duurzame Energieinfrastructuur en Gebiedsontwikkeling

Projectplan Warmtenet Sliedrecht en Drechtsteden

Kansen voor ondiepe geothermie

TEO/WKO WARMTE EN KOUDE NIEUWVEENSE LANDEN

Warmte Nieuwegein Raads Informatie Avond

Geothermie. traditioneel energiebedrijf?

Illustratie VESTA. energiemodel gebouwde omgeving. Ruud van den Wijngaart Rob Folkert. Workshop energiebesparing gebouwde omgeving 26 mei 2011

Verschuivingen Energiebelasting. verkenning effecten

Warmte in de maatschappij. Financiële voor- en nadelen van warmtenetten voor de samenleving

Verschuivingen Energiebelasting. verkenning effecten

Warmtetransitie en het nieuwe kabinet. Nico Hoogervorst

TEO/WKO WARMTE RENOVATIEWIJK SNEEK

DUURZAME WARMTEVOORZIENING

Verschuivingen Energiebelasting. verkenning effecten

Klimaatneutrale gemeenten. Frans Rooijers - directeur CE Delft

Stadswarmte en alternatieven Technische Sessie Stadswarmte Gemeenteraad Amsterdam. dr. C. (Cor) Leguijt, CE Delft, 2 juni 2015

Verduurzaming Gebouwde Omgeving Groen Links, Zaanstad dr. C. (Cor) Leguijt, CE Delft, 22 nov. 2015

Gas als zonnebrandstof. Verkenning rol gas als energiedrager voor hernieuwbare energie na 2030

Welkom Samen naar een klimaatneutraal Mariahoeve

TEO/WKO WARMTE BESTAANDE WOONWIJK HEEG

Klimaatneutraal warm wonen. 8 november 2016 Frans Rooijers -> Cor Leguijt

Bijlage 1 haalbaarheidsstudie Warmtewisselaar

Energietransitie Caldomus

Wonen zonder gas. Ervaringen en leerpunten van nieuwbouwwijken zonder aardgas

TEO/WKO WARMTE EN KOUDE

SLIM VAN HET GAS AF MET LAGE TEMPERATUUR WARMTE IN DE BESTAANDE BOUW

Aanvulling Backcasting Den Haag. Voor twee alternatieve warmtescenario s

Geothermie in de gebouwde omgeving

De snelste route naar aardgasvrije wijken

Warmtenetten: hoe en waarom? Wim Mans 18 april 2018 Arnhem

Net voor de toekomst

Alterna(even voor aardgas

Kosten en baten van warmtenetten. Presentatie op seminar De toekomst van warmte Jeroen Roos, 30 januari 2016

Haags Warmtebedrijf Tussenrapportage 12 maart 2014

C. Monitoring en backcasting

Notitie Duurzame energie per kern in de gemeente Utrechtse Heuvelrug

Rekenmodel Gelijk Als Anders (GAA) tarieven warmte

Gelijkwaardigheidsberekening warmtenet Delft

Leiden, 13 april Geacht raadslid van de gemeente Leiden,

Warmte: transitiepad naar een CO2 neutrale wijk

Duurzaamheidsonderzoek en subsidiescan Combibad De Vliet te Leiden. 11 februari 2016

Wie betaalt de rekening van de energietransitie?

Actie Giga Joule. Warmtewet. N M D A - principe / beginsel. versus M A X I M U M P R I J S. Dupliek inzake Consultatie warmtebesluit en warmteregeling

Energievoorziening nieuwbouw. Hans van Wolferen 24 november Wageningen

Uitleg methodiek en opbouw tarieven stadswarmte 2018

Raadsinformatieavond... Warmte in Utrecht. Stan de Ranitz en Ilse van den Breemer. Utrecht 10 maart 2016

Warmte(levering) van de toekomst. Jeroen Roos (BuildDesk, business unit Gebiedsontwikkeling) Jeroen Roos Utrecht, 21 september 2010

Net voor de Toekomst. Frans Rooijers

Kansenstudie Aardgasloos Purmerend

H-vision Blauwe waterstof voor een groene toekomst Alice Krekt, programmadirecteur Deltalinqs Cimate Program

Energietransitie en gebiedsontwikkeling gaan in Zaanstad hand in hand. Marie-Louise Sanders 14 februari 2019 Congres Stedelijke Transformatie

Warmtelevering MRA en Zaanstad Zaanstad Beraad d.d. 16 juni Jan Schreuder, programmamanager ZEA & Henry Staal, procesmanager Duurzame Energie

Vergelijking tussen twee warmteopties voor het Nautilus-complex op het Zeeburgereiland

Stand van zaken Stadswarmte in Utrecht

Van het aardgas af, maar hoe dan? Een kijkje in Oostvoorne

Leiding door het Midden

Kansen voor warmtenetten in Noord-Holland

Scenario s voor de warmtetransitie in Den Haag

Duurzame Warmte voor Iedereen

Provinciaal klimaat- en energiebeleid: doelen, emissies, maatregelen. Robert Koelemeijer - PBL

Bijlage 2: gevolgen verhoging energiebelasting op aardgas in de eerste schijf met 25%

De Warmtewet: wat u moet weten. Iman Brinkman

b Aftrekpost 1 - elektrisch koken 55,84 - Totaal vastrecht * 492,66

Showstoppers & gamechangers Beleid voor gasloze woningen

DUURZAME WARMTEVOORZIENING

ENERGIETRANSITIE NAAR GASLOZE WIJKEN

Position Paper voor het Rondetafelgesprek over het Ontwerp-Klimaatakkoord de tafel Gebouwde Omgeving

Uitleg methodiek en opbouw tarieven stadswarmte 2019

LT-warmtenet. Ruimteverwarming. Warmtapwater

Klimaatakkoord gebouwde omgeving. 3. Koop 4. Huur 5. Utiliteitsbouw 6. Financiering en fiscaal

Beersel wekt op. Klimaatneutraal Beersel 2040?

Buurtenergie Statenkwartier (BES) De duurzame kraamkamer van het Statenkwartier

FACTCHECKER OVER MORGEN

Verwachtingen over de warmte van de toekomst

Alkmaar zonder aardgas. De mogelijkheden voor een klimaatneutrale warmtevoorziening

Onderwerp: Routekaart Verduurzaming Stadswarmte Utrecht en Nieuwegein

1 juni 2011 Minisymposium Groen Gas W. Deddens

De toekomst van de netten

Onderverdeeld naar sector bedraagt het energieverbruik procentueel: 32% 18%

Transcriptie:

Ø Potentieel warmtelevering Ontwikkeling van het aantal warmteaansluitingen als functie van de energiebelasting op aardgas

Potentieel warmtelevering Ontwikkeling van het aantal warmteaansluitingen als functie van de energiebelasting op aardgas Delft, CE Delft, januari 2019 Publicatienummer: 19.5R90.008 Deze notitie is opgesteld door: Frans Rooijers en Marijke Meyer Opdrachtgevers: Eneco, Nuon, HVC, EnNatuurlijk en Warmtebedrijf Purmerend. CE Delft Committed to the Environment CE Delft draagt met onafhankelijk onderzoek en advies bij aan een duurzame samenleving. Wij zijn toonaangevend op het gebied van energie, transport en grondstoffen. Met onze kennis van techniek, beleid en economie helpen we overheden, NGO s en bedrijven structurele veranderingen te realiseren. Al ruim 35 jaar werken betrokken en kundige medewerkers bij CE Delft om dit waar te maken. 1 5.R90 - Potentieel warmtelevering januari 2019

Aantal w oningequivalenten met een w armteaansluiting Duizenden 1 Inleiding Warmtebedrijven hebben in het Ontwerp van het Klimaatakkoord van 21 december 2018 de afspraak gemaakt om vanaf 2025 steeds 80.000 woningen en utiliteit extra per jaar aan te sluiten (50.000 woningen en 30.000 utiliteit) op collectieve warmtelevering. Vanaf 2019 tot aan 2025 wordt een ingroeipad verondersteld. Deze ambitie is, uitgedrukt in woningequivalenten 1 (WEQ), weergegeven ten opzichte van het totaal in Nederland in Figuur 1. Hierbij is uitgegaan van 0,5 miljoen woningequivalenten die al voor 2019 zijn aangesloten op een warmtenet. Daarmee komt het aantal woningequivalenten op warmte in 2030 uit op 1,2 miljoen (13% van het totaal), oftewel een groei van.000 woningequivalenten ten opzichte van nu. In het Ontwerp van het Klimaatakkoord is afgesproken dat deze ambitie haalbaar is als aan een aantal randvoorwaarden wordt voldaan waaronder een Energiebelastingschuif en/of subsidie voor het afdekken van de onrendabele top van deze collectieve warmtesystemen. Eneco, Nuon, HVC, EnNatuurlijk en Warmtebedrijf Purmerend hebben aan CE Delft gevraagd een analyse uit te voeren naar het niveau van de energiebelasting op aardgas dat nodig is om dit aantal warmteaansluitingen rendabel te maken. Figuur 1 Beoogde groei van het aantal woningequivalenten met een collectieve warmteaansluiting 2.000 1.800 Doel 1.600 1.400 1.200 1.000 800 Groei Huidig 600 400 200 0 2020 2022 2024 2026 2028 2030 1 Hierbij is aangenomen dat één woningequivalent gelijk is aan één woning of 150 m 2 utiliteit. 2 5.R90 - Potentieel warmtelevering januari 2019

2 Aanpak van de berekeningen De potentie van warmtelevering is bepaald met het CEGOIA-model door diverse runs te maken met oplopende aardgasprijzen. Een belangrijk voordeel van het CEGOIA-model is dat het potentieel voor warmteaansluitingen ook geografisch inzichtelijk kan worden gemaakt, zie textbox 1. Als startpunt van de aardgasprijs is uitgegaan van de energiebelasting en opslag duurzame energie in 2019, zie Tabel 1. Vervolgens is de energiebelasting in stappen van 5 ct/m 3 (excl. BTW) verhoogd. Daarnaast is uitgegaan van drie verschillende eenmalige aansluitbijdragen op warmtelevering:, 3.000 en 4. per aansluiting (excl. BTW). Ook is er gevarieerd met de kosten van het warmtenet: een analyse met de huidige kosten en een analyse met een kostenreductie van 20% op de jaarlijkse kosten van het warmtenet (exclusief energieverbruikskosten). Tabel 1 Opbouw prijs van aardgas /m 3 2019 Gasprijs commodity 2 0,16 Energiebelasting (eerste schijf) 0,29313 Opslag duurzame energie (eerste schijf) 0,0524 21% BTW 0,1272 Totaal 0,6117 Textbox 1 CEOGIA-model CEGOIA is een model aan de hand waarvan op basis van diverse parameters kan worden berekend welke energievoorziening van de gebouwde omgeving (woningen, utiliteitsbouw en eventueel glastuinbouw) de laagste kosten (jaarlijkse CAPEX en OPEX) over de gehele keten heeft: productie transport consumptie besparing. Hierbij wordt gekeken naar de warmteen elektriciteitsvraag en kunnen zon-pv en zonneboilers worden meegenomen. Het model is door CE Delft ontwikkeld om een uitspraak te doen over het eindbeeld en de mogelijke ontwikkeling van het energievraagstuk in de gebouwde omgeving en de gevolgen die dat heeft voor de fysieke (infra)structuren. Het model is onder meer gebruikt in projecten voor GasTerra, Gasunie, Enexis, Eneco, Alliander, Stedin, de gemeenten Nijmegen, Den Haag, Amsterdam, Helmond, Sittard-Geleen en de provincies Overijssel, Noord-Holland en Zeeland. Op buurtniveau (CBS-indeling) worden alle ketenaspecten berekend. Meerdere besparings-niveaus, diverse technieken en verschillende energiebronnen worden toegepast. Het model is hierbij transparant en flexibel. In overleg met de opdrachtgever(s) worden de parameters vastgesteld. Het model is gevuld met een grote set van default -waarden, maar in overleg met de opdrachtgever(s) kunnen lokale en specifieke parameters worden aangepast. Denk hierbij aan lokale milieurestricties of het wel of niet mogelijk zijn van WKO-systemen. Daarnaast kan gekozen worden uit een grote variatie van technieken voor de warmtevraag, van individuele warmtepompen tot grootschalige geothermie of industriële restwarmte. Het model resulteert in een overzicht van de totale jaarlijkse kosten van alle opties voor de onderzochte buurttypen, gegeven de aangenomen parameters. Hierbij wordt enkel gerekend met kosten en belastingen kunnen aan/uit worden gezet. Het model rekent met werkelijke energieverbruiken op buurtniveau en neemt de specifieke eigenschappen van alle 12.000 buurten in Nederland mee. Zo kan zowel voor héél Nederland als voor één enkele gemeente of cluster van gemeenten - worden berekend wat de kosten zijn van verschillende oplossingen voor een klimaatneutrale warmtevoorziening. 2 Nationale Energieverkenning 2017, groothandelsprijs gas. 3 5.R90 - Potentieel warmtelevering januari 2019

De kosten van warmtelevering, maar ook de kosten van verwarmen met aardgas verschillen per buurt. Het CEGOIA-model kan berekenen in welke buurten de integrale ketenkosten van de HR-ketel op aardgas hoger zijn dan de kosten voor warmtelevering. Dat wordt in deze studie gedaan voor verschillende hoogtes van de energiebelasting op aardgas en voor de standaardkosten voor warmtelevering en een variant waarbij deze kosten 20% afnemen. Deze kostenreductie zal in de loop van de komende jaren tot 2030 plaats kunnen vinden en is afhankelijk van de mate waarin warmtelevering volume krijgt en van marktomstandigheden zoals de kosten van installateurs en aannemers. In de berekeningen zijn we bij deze variant uitgegaan van een gemiddelde kostendaling van 10% over de periode tot 2030. Per buurt worden beide concepten doorgerekend en wordt bepaald of warmtelevering lagere kosten oplevert dan verwarmen met een HR-ketel. Bij warmtelevering worden de te verwachten kosten over de keten voor warmtelevering van bron, distributie tot en met levering bepaald (de zogenaamde Cost+ methode). Voor het bepalen van de kosten van de HR-ketel wordt in deze analyse gerekend met enerzijds de kosten van het aardgas, de ketel en anderzijds met het (gesocialiseerde) tarief voor een gasaansluiting. Alles conform de ACM-tarieven. Dit wijkt af van andere berekeningen die CE Delft met CEGOIA doet, want dan worden ook de specifieke kosten van het gasnet berekend. Deze aanpak geeft het beste de concurrentie weer tussen bestaande woningen met een HR-ketel en een nieuw aan te leggen warmtenet. Er zit een kleine discrepantie met de discontovoeten, want bij de omslag van de kosten naar een NMDA-tarief zal de leverancier voor alle kosten een hogere discontovoet nemen dan in CEGOIA voor de individuele componenten het geval is. Om hiervoor te corrigeren is het potentieel voor warmtenetten bepaald aan de hand van de buurten waar de integrale kosten van warmtelevering 100 lager liggen dan de kosten van een HR-gasketel. Op deze wijze is voor iedere buurt in Nederland berekend of warmtelevering lagere kosten heeft dan de (integrale kosten van) een HR-ketel en of warmtelevering derhalve rendabel is, waarbij rekening wordt gehouden met de lokale beschikbaarheid van restwarmte en de potentie voor geothermie. Warmtelevering in buurten die nu nog een HR-ketel hebben worden afzonderlijk beoordeeld, zij het dat voor buurten waar in een nabijgelegen wijk al warmtelevering aanwezig is, wordt gerekend met 5% lagere kosten voor het warmtenet. In de analyse wordt geen rekening gehouden met een toenemend rendement voor het warmtebedrijf in de bestaande warmteleveringsgebieden ten gevolge van de stijgende gasprijs, als deze volledig zou worden meegenomen door de warmteleveringsbedrijven. Op dit moment wordt discussie gevoerd over aanpassing van het NMDA-principe in een kostprijs+ principe. In de berekeningen is geen rekening gehouden met eventuele ISDE-subsidie. Ondanks dat het mogelijk is volgens de Warmtewet, maken we wel de kanttekening dat bewoners een eigen bijdrage bovenop het NMDA-tarief niet zullen ervaren als Niet Meer Dan Anders; het is namelijk eenmalig tot 4. duurder dan NMDA. Wel zijn de CO2-effecten van warmtelevering veel lager tot nihil in de toekomst dan van verwarmen met aardgas. Een waardering van de CO2-reductie zou daarom in de vergelijking betrokken moeten worden, maar die hebben we in deze studie niet berekend omdat deze sterk verschilt per casus. Daarnaast hebben de warmtebedrijven in het Ontwerp van het Klimaatakkoord aangegeven de CO2-emissie per geleverde GJ-warmte verder te verlagen. Omdat warmtelevering qua CO2-prestatie meestal niet vergelijkbaar is met verwarmen met aardgas, is het NMDA in de energietransitie niet goed hanteerbaar en zal een andere systematiek, bijvoorbeeld kosten-plus, ontwikkeld moeten worden. Dit heeft reeds de aandacht van het Rijk. 4 5.R90 - Potentieel warmtelevering januari 2019

W oningequivalentenduizenden 3 Resultaten Er zijn zes berekeningen uitgevoerd: een aansluitbijdrage conform de Warmtewet van, 3.000 en 4. (excl. BTW) gecombineerd met enerzijds huidige kosten en anderzijds een kostenreductie van 20% in 2030 (kostenreductie van gemiddeld 10%) aan de zijde van de warmtebedrijven. 3.1 Basisberekening met aansluitbijdrage en huidige kosten De basisberekening is uitgevoerd met een eenmalige aansluitbijdrage van en de huidige kosten van de collectieve warmteaansluiting. Bij een verhoging van de energiebelasting van 0,20 /m 3 komt het aantal woningequivalenten dat rendabel op warmtelevering kan worden aangesloten op 1,15 miljoen. Hiermee wordt het doel van.000 extra woningequivalenten dus net niet gehaald (80.000 extra aansluitingen per jaar). In Tabel 2 is het aantal woningen en utiliteit dat rendabel op een collectief warmtenet kan worden aangesloten weergegeven voor deze basisberekening. Tabel 2 Ontwikkeling potentieel warmtelevering bij huidige kosten warmtenet en een eenmalige aansluitbijdrage van Verhoging EB Excl. BTW ( /m 3 ) Utiliteit Woningen WEQ Warmtevraag (PJ/jaar) 0,00 39 238 481 25 0,05 47 316 588 30 0,10 59 479 785 39 0,15 70 658 996 48 0,20 79 793 1.154 55 De ontwikkeling van het aantal woningequivalenten dat rendabel op een collectief warmtenet kan worden aangesloten, is weergegeven in Figuur 2. Figuur 2 Ontwikkeling woningequivalenten bij huidige kosten warmtenet en een eenmalige aansluitbijdrage van Aansluitbijdrage, huidige kosten Warmteaansluitingen Doel 2030 0,00 0,05 0,10 0,15 0,20 Verhoging energiebelasting op gas t.o.v. 2019 ( /m 3 ) 5 5.R90 - Potentieel warmtelevering januari 2019

W oningequivalentenduizenden 3.2 Berekening met 3.000 aansluitbijdrage en huidige kosten Bij een eenmalige aansluitbijdrage van 3.000 groeit het aantal woningequivalenten waarvoor warmtelevering rendabel is bij een belastingverhoging van 0,20 /m 3 (excl. BTW) met ruim.000 woningequivalenten. Tabel 3 Ontwikkeling potentieel warmtelevering bij huidige kosten warmtenet en een aansluitbijdrage van 3.000 Verhoging EB Excl. BTW ( /m 3 ) Utiliteit Woningen WEQ Warmtevraag (PJ/jaar) 0,00 48 329 598 30 0,05 61 495 797 39 0,10 71 683 1.014 48 0,15 77 811 1.157 55 0,20 82 910 1.265 59 De ontwikkeling van het aantal woningequivalenten dat rendabel op een collectief warmtenet kan worden aangesloten, is weergegeven in Figuur 3. Figuur 3 Ontwikkeling woningequivalenten bij huidige kosten warmtenet en een eenmalige aansluitbijdrage van 3.000 Aansluitbijdrage 3.000, huidige kosten Warmteaansluiting en Doel 2030 0,00 0,05 0,10 0,15 0,20 Verhoging energiebelasting op gas t.o.v. 2019 ( /m 3 ) 6 5.R90 - Potentieel warmtelevering januari 2019

W oningequivalenten Duizenden 3.3 Berekening met 4. aansluitbijdrage en huidige kosten De doelstelling van.000 extra WEQ wordt al bereikt bij een belastingverhoging van 0,13 /m 3. Tabel 4 Ontwikkeling potentieel warmtelevering bij huidige kosten warmtenet en een aansluitbijdrage van 4. Verhoging EB Excl. BTW ( /m 3 ) Utiliteit Woningen WEQ Warmtevraag (PJ/jaar) 0,00 59 506 787 38 0,05 69 686 998 47 0,10 74 823 1.154 54 0,15 80 944 1.288 60 0,20 85 1.036 1.389 64 De ontwikkeling van het aantal woningequivalenten dat rendabel op een collectief warmtenet kan worden aangesloten, is weergegeven in Figuur 4. Figuur 4 Ontwikkeling woningequivalenten bij huidige kosten warmtenet en een eenmalige aansluitbijdrage van 4. Aansluitbijdrage 4., huidige kosten Bij een eenmalige aansluitbijdrage van 4. komt het aantal extra woningequivalenten waarvoor warmtelevering rendabel is bij een belastingverhoging van 0,20 /m 3 (excl. BTW) uit op ongeveer.000 WEQ. In totaal kan het aantal warmteaansluitingen dan uitkomen op 1,6 miljoen woningequivalenten. Warmteaansluitingen Doel 2030 0,00 0,05 0,10 0,15 0,20 Verhoging energiebelasting op gas t.o.v. 2019 ( /m 3 ) 7 5.R90 - Potentieel warmtelevering januari 2019

WoningequivalentenDuizenden 3.4 Berekening met aansluitbijdrage en een kostenreductie van gemiddeld 10% Bij een belastingverhoging van 0,20 /m 3 (excl. BTW), een eenmalige aansluitbijdrage van (excl. BTW) en een gemiddelde kostenreductie van 10% op de warmteaansluitingen komt het aantal extra woningequivalenten dat rendabel op een collectief warmtenet kan worden aangesloten uit op 0,9 miljoen. In totaal kan het aantal warmteaansluitingen dan uitkomen op 1,4 miljoen. De doelstelling van.000 extra WEQ wordt al bereikt bij een belastingverhoging van 0,15 /m 3. Tabel 5 Ontwikkeling potentieel warmtelevering bij 10% lagere kosten warmtenet en een aansluitbijdrage van Verhoging EB Excl. BTW ( /m 3 ) Utiliteit Woningen WEQ Warmtevraag (PJ/jaar) 0,00 53 510 780 38 0,05 61 622 916 44 0,10 70 766 1.086 51 0,15 78 919 1.265 59 0,20 85 1.048 1.409 66 De ontwikkeling van het aantal woningequivalenten dat rendabel op een collectief warmtenet kan worden aangesloten, is weergegeven in Figuur 5. Figuur 5 Ontwikkeling woningequivalenten bij 10% lagere kosten warmtenet en een eenmalige aansluitbijdrage van Aansluitbijdrage, kostenreductie 10% Warmteaansluitingen Doel 2030 0,00 0,05 0,10 0,15 0,20 Verhoging energiebelasting op gas t.o.v. 2019 ( /m3) 8 5.R90 - Potentieel warmtelevering januari 2019

WoningequivalentenDuizenden 3.5 Berekening met 3.000 aansluitbijdrage en een kostenreductie van gemiddeld 10% Met een eenmalige aansluitbijdrage van 3.000 (excl. BTW) en een gemiddelde kostenreductie voor warmtelevering van 10% komt het aantal extra woningequivalenten waar rendabel warmte kan worden geleverd al boven de doelstelling uit bij een belastingverhoging van 0,10 /m 3. In totaal komt de extra potentie uit op 1,0 miljoen WEQ bij een belastingverhoging van 0,20 /m 3 (excl. BTW). Het totaal komt dan uit op 1,5 miljoen WEQ. Tabel 6 Ontwikkeling potentieel warmtelevering bij 10% lagere kosten warmtenet en een aansluitbijdrage van 3.000 Verhoging EB Excl. BTW ( /m 3 ) Utiliteit Woningen WEQ Warmtevraag (PJ/jaar) 0,00 62 640 929 44 0,05 71 777 1.091 51 0,10 78 938 1.272 59 0,15 84 1.065 1.414 65 0,20 88 1.177 1.536 70 De ontwikkeling van het aantal woningequivalenten dat rendabel op een collectief warmtenet kan worden aangesloten, is weergegeven in Figuur 6. Figuur 6 Ontwikkeling woningequivalenten bij 10% lagere kosten warmtenet en een eenmalige aansluitbijdrage van 3.000 Aansluitbijdrage 3.000, kostenreductie 10% Warmteaansluitingen Doel 2030 0,00 0,05 0,10 0,15 0,20 Verhoging energiebelasting op gas t.o.v. 2019 ( /m3) 9 5.R90 - Potentieel warmtelevering januari 2019

WoningequivalentenDuizenden 3.6 Berekening met 4. aansluitbijdrage en een kostenreductie van gemiddeld 10% Met een eenmalige aansluitbijdrage van 4. (excl. BTW) en een kostenreductie voor warmtelevering van 10% komt het aantal extra woningequivalenten al boven de doelstelling uit bij een belastingverhoging van 0,05 /m 3. Bij een belastingverhoging van 0,20 /m 3 (excl. BTW), een eenmalige aansluitbijdrage van 4. excl. BTW) en een kostenreductie van 10% op de warmteaansluitingen komt het aantal extra woningequivalenten dat rendabel op een collectief warmtenet kan worden aangesloten uit op 1,2 miljoen. In totaal kan het aantal warmteaansluitingen dan uitkomen op 1,7 miljoen. Tabel 7 Ontwikkeling potentieel warmtelevering bij 10% lagere kosten warmtenet en een aansluitbijdrage van 4. Verhoging EB Excl. BTW ( /m 3 ) Utiliteit Woningen WEQ Warmtevraag (PJ/jaar) 0,00 71 791 1.091 50 0,05 77 947 1.268 58 0,10 82 1.079 1.416 64 0,15 87 1.199 1.548 70 0,20 90 1.299 1.652 74 De ontwikkeling van het aantal woningequivalenten dat rendabel op een collectief warmtenet kan worden aangesloten, is weergegeven in Figuur 7. Figuur 7 Ontwikkeling woningequivalenten bij 10% lagere kosten warmtenet en een eenmalige aansluitbijdrage van 4. Aansluitbijdrage 4., kostenreductie 10% Warmteaansluitingen Doel 2030 0,00 0,05 0,10 0,15 0,20 Verhoging energiebelasting op gas t.o.v. 2019 ( /m3) 10 5.R90 - Potentieel warmtelevering januari 2019

Aantal woningequivalenten x 1.000 4 Conclusies Uit de berekening wordt duidelijk dat zonder kostenreductie van de warmtenetten een stapsgewijze belastingverhoging van in totaal 0,20 /m 3 (excl. BTW) en een aansluitbijdrage van net niet voldoende is voor een groeipad van 80.000 extra WEQ op warmtelevering per jaar, zie ook Figuur 8. Bij een eenmalige aansluitbijdrage van 3.000 wordt het doel wel gehaald. Figuur 8 Totaal aantal woningequivalenten bij een verhoging van 0,20 /m 3 (excl. BTW) 2. 0,20 /m 3 verhoging EB (excl. BTW) 2.300 2.100 3.000 4. Huidig Doel Aansluitbijdrage Zonder kostenreductie Met Kostenreductie Tot slot is in Tabel 8 aangegeven hoeveel WEQ rendabel worden bij de verschillende aansluitbijdragen en hoogtes van de energiebelasting. De felblauw gekleurde vakken voldoen aan de afspraak om.000 extra WEQ aan te sluiten. In combinatie met een gemiddelde kostenreductie van 10% aan de zijde van de warmtebedrijven, wordt de beoogde groei al behaald bij een belastingverhoging van respectievelijk 15, 10 en 5 cent bij een eenmalige aansluitbijdrage van, 3.000 en 4.. Tabel 8 Ontwikkeling potentieel warmtelevering bij variatie energiebelasting en kosten warmtenetten Verhoging EB, Excl. BTW Huidige kosten -10% kosten 3.000 Huidige kosten 3.000-10% kosten 4. Huidige kosten 4. - 10% kosten ( /m 3 ) 0,00 481 780 598 929 787 1.091 0,05 588 916 797 1.091 998 1.268 0,10 785 1.086 1.014 1.272 1.154 1.416 0,15 996 1.265 1.157 1.414 1.288 1.548 0,20 1.154 1.409 1.265 1.536 1.389 1.652 11 5.R90 - Potentieel warmtelevering januari 2019

Ondanks dat het mogelijk is volgens de Warmtewet, maken we wel de kanttekening dat bewoners een eigen bijdrage bovenop het NMDA-tarief, niet zullen ervaren als Niet Meer Dan Anders; het is namelijk eenmalig tot 4. duurder dan NMDA. Wel zijn de CO2-effecten van warmtelevering veel lager tot nihil in de toekomst dan van verwarmen met aardgas. Een waardering van de CO2-reductie zou daarom in de vergelijking betrokken moeten worden, maar die hebben we in deze studie niet berekend omdat deze sterk verschilt per casus. Daarnaast hebben de warmtebedrijven in het Ontwerp van het Klimaatakkoord aangegeven de CO2-emissie per geleverde GJ-warmte verder te verlagen. Omdat warmtelevering qua CO2-prestatie meestal niet vergelijkbaar is met verwarmen met aardgas, is het NMDA in de energietransitie niet goed hanteerbaar en zal een andere systematiek, bijvoorbeeld kosten-plus, ontwikkeld moeten worden. Dit heeft reeds de aandacht van het Rijk. 12 5.R90 - Potentieel warmtelevering januari 2019