VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK SECUNDAIR ONDERWIJS LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS. AARDRIJKSKUNDE Tweede graad ASO



Vergelijkbare documenten
Lesonderwerpen leerboek / Excursie-items (+ voorbereiding en naverwerking) De grote wereldblokken en staten. Lesopvraging +remediëring (september)

Lesonderwerpen leerboek / Excursie-items (+ voorbereiding en naverwerking) De wereldkaart:continenten en oceanen. De grote wereldblokken en staten

Lesonderwerpen leerboek/ Excursie-items (+ voorbereiding en naverwerking) De wereldkaart: continenten en oceanen

Lesonderwerpen leerboek/ Excursie-items (+ voorbereiding en naverwerking)

VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK SECUNDAIR ONDERWIJS LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS. AARDRIJKSKUNDE Tweede graad KSO/TSO

AARDRIJKSKUNDE TWEEDE GRAAD ASO LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS. VVKSO-BRUSSEL D/2012/7841/002 (vervangt leerplan D/2010/7841/071 vanaf 1 september 2012)

GEBRUIK VAN WERKBLADEN

Thema 1: Uitdagingen door bevolkingsexplosie

AARDRIJKSKUNDE TWEEDE GRAAD KSO/TSO LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS

DIDACTISCHE OPDRACHT AARDRIJKSKUNDE 3

Lesonderwerpen leerboek/ Excursie-items (+ voorbereiding en naverwerking) Les 2: China voert een bevolkingspolitiek

AARDRIJKSKUNDE TWEEDE GRAAD ASO LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS

Vakoverschrijdende eindtermen die van toepassing zijn tijdens de klimaatexcursie

AARDRIJKSKUNDE TWEEDE GRAAD KSO/TSO LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS

LESONTWERP ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING

Eekhoutcentrum Vliebergh. Wegwijzers voor Aardrijkskunde

a. vakgebonden eindtermen p. 2 b. leerplandoelstelllingen in het vrij onderwijs (VSKO) p. 3

Lesonderwerpen Excursie-items Kennismaking, overzicht leerstof en afspraken

Workshop Studio Globo + Bezoek Open Veld

LESONTWERP ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING

Keurmerk: Duurzame school

Lokaliseren situeren van plaatsen op een landkaart (in een beperkt of ruim kader).

1.1. Kennis en inzicht in verband met het historisch referentiekader

VOETen Leerinhouden Leermiddelen Taken / zelfstandige opdrachten 01-02/ Kennismaking + overzicht leerstof

ASO - studierichtingen in VIA-TIENEN

Secundair onderwijs - Tweede graad ASO/KSO/TSO - Natuurwetenschappen - Vakgebonden eindtermen

Planeet vol planten richtlijnen voor de animator

leerplan ASO leerplan KSO/TSO

LESONTWERP ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING

LANDSEXAMEN VWO Het examenprogramma Het examenprogramma voor het commissie-examen Aardrijkskunde bestaat uit de volgende (sub)domeinen:

VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK SECUNDAIR ONDERWIJS LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS WISKUNDE. Derde graad BSO Derde leerjaar: 1 of 2 uur/week

LANDSEXAMEN HAVO

LESONTWERP ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING

LESONTWERP ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING

Aardrijkskunde inhouden (PO-havo/vwo)

Cartografische competenties

Hoe kan de school in het algemeen werk maken van het nieuwe concept (stam + contexten)?

AARDRIJKSKUNDE DERDE GRAAD ASO STUDIERICHTINGEN MET COMPONENT WETENSCHAPPEN LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS

LANDSEXAMEN HAVO

AARDRIJKSKUNDE DERDE GRAAD ASO STUDIERICHTINGEN ZONDER COMPONENT WETENSCHAPPEN LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS

x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x

Klimaat: een thema in het Vlaams onderwijs?

AARDRIJKSKUNDE EERSTE GRAAD LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS. September 2008 VVKSO BRUSSEL D/2008/7841/038

LESONTWERP ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING

Profilering derde graad

Visietekst rond de samenwerking tussen het basisonderwijs en het secundair onderwijs

Profilering derde graad

Het pedagogisch project van de stedelijke scholen hebben we als volgt verwoord:

Climate Clash. eindtermen

2.3 Literatuur Schriftelijke vaardigheden Lezen LES GODVERDOMSE DAGEN OP EEN GODVERDOMSE BOL LEERPLAN ALGEMEEN:

VOET EN STUDIEGEBIED HANDEL

Latijn-wiskunde Latijn-moderne talen wetenschappen economie-wiskunde economie-moderne talen humane wetenschappen

Eerste graad A-stroom

LESVOORBEREIDING ALGEMENE VAKKEN / VOEDING - VERZORGING

De auto s van de toekomst Handleiding leerkracht

KENNIS OF VAARDIGHEDEN, EEN SCHIJNDISCUSSIE

Het Ontwikkelteam Digitale geletterdheid geeft de volgende omschrijving aan het begrip digitale technologie:

EINDTERMEN Bosbiotoopstudie

SOCIALE EN BURGERSCHAPSCOMPETENTIE

Profilering derde graad

BLAADJE #4. mei 2018

Lesvoorbereiding Bachelor in het onderwijs: secundair onderwijs

Draaiboek voor de organisatie van een onderzoek m.b.v. bronnen in de klas

Geschiedenis en VOET

STUDIERICHTINGEN DERDE GRAAD

LESONTWERP ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING

Eindtermen Wonen en leven in India

Realiseren van VOET in Geschiedenis: leren leren I II III Leren leren

AARDRIJKSKUNDE DERDE GRAAD KSO / TSO

MODERNISERING SO NAAR EEN OBSERVERENDE EN ORIËNTERENDE EERSTE GRAAD

Woord vooraf. Met eventuele op- en aanmerkingen houden we graag rekening. Namens het auteursteam Georges Tibau

Profilering derde graad

WISKUNDIGE TAALVAARDIGHEDEN

Aansluiting met de eindtermen Aardrijkskunde PjER kan gebruikt worden als Praktische opdracht en Profielwerkstuk

Het pedagogisch project van de stedelijke scholen hebben we als volgt verwoord:

LESONTWERP ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING

We willen kansen scheppen om uw kind evenwichtig te laten ontplooien. We houden rekening en hebben respect voor de eigen mogelijkheden van elk kind.

Leerdoelen en kerndoelen

STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING

Aardrijkskunde. Thema / onderwerp Aardrijkskundeles met gebruikmaking van de geografische vierslag. Betekenis. Bedoeling

Spanningen en ecologische problemen binnen regio s 11

VISIE. Met opvoeden en onderwijzen beogen leerkrachten de harmonische ontplooiing van de totale persoon.

LESONTWERP ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING

IVV Sint-Vincentius. Welkom in de eerste graad! Eerste en tweede jaar A-stroom

STAM op schoolmaat. eindtermen secundair onderwijs

Voorstel van de Taakgroep Vernieuwing Basisvorming voor nieuwe kerndoelen onderbouw VO

Basiseducatie LEERGEBIED Maatschappijoriëntatie

Wij gaan met plezier naar school.

WIE? WAT? WAAROM? HUMANE. wetenschappen. Infodocument voor ouders en leerlingen, door het GO! Atheneum Vilvoorde.

Kadernotitie Platform #Onderwijs 2032 SLO, versie 13 januari 2015

STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING

Examenprogramma aardrijkskunde havo

Actualisering leerplan eerste graad - Deel getallenleer: vraagstukken Bijlage p. 1. Bijlagen

DOELSTELLINGEN EN VOET VAN COUDENBERG TOT KUNSTBERG

DEEL 3. Naverwerking. Provincie West-Vlaanderen DE BERGEN 159

De Onderwijsraad heeft in deze zes kerndoelen geformuleerd waar het primair onderwijs aan moet voldoen inzake Actief Burgerschap:

Aansluiting op het actuele curriculum (2014)

WICO Campus Sint-Hubertus Stationsstraat NEERPELT. Tel Fax

STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING

STEM. Visietekst van het GO! onderwijs van de. 28 november Vlaamse Gemeenschap

Transcriptie:

VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK SECUNDAIR ONDERWIJS LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS AARDRIJKSKUNDE Tweede graad ASO Brussel! Licap:! september 2002

INHOUD INLEIDING... 5 1 BEGINSITUATIE... 9 2 ALGEMENE DOELSTELLINGEN... 9 2.1 Het domein van de kennis... 9 2.2 Het domein van de vaardigheden... 10 2.3 Het domein van de attitudes... 10 3 PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN... 11 3.1 Algemeen... 11 3.2 Specifieke aandachtspunten... 13 3.3 Zelfstandig werk... 14 4 LEERPLANDOELSTELLINGEN, LEERINHOUDEN EN DIDACTISCHE WENKEN... 15 EERSTE LEERJAAR... 15 4.1 Permanente doelstellingen... 15 4.2 Vaardigheden... 15 4.3 Attitudes... 16 4.4 Landschappen en wereldkaart... 16 4.5 Ontwikkelingskansen door toerisme... 18 4.6 Verschillen tussen agrarische regio s... 19 4.7 Keuzethema s... 21 TWEEDE LEERJAAR... 24 4.8 Permanente doelstellingen... 24 4.9 Vaardigheden... 24 4.10 Attitudes... 24 4.11 Uitdagingen door bevolkingsexplosie... 25 4.12 Spanningen en ecologische problemen binnen regio's... 26 4.13 Verschillen tussen industriële regio's... 27 4.14 Verstedelijking... 28 4.15 Vergelijken van de facetkaarten... 29 4.16 Keuzethema's... 30 5 EVALUATIE... 33 6 MINIMALE MATERIËLE VEREISTEN... 33 7 BIBLIOGRAFIE... 35 8 LIJST VAN DE EINDTERMEN... 38 AV Aardrijkskunde 3 2de graad ASO

INLEIDING Visie op het aardrijkskunde-onderricht in het secundair onderwijs Aardrijkskunde is de wetenschap die de grenslaag bestudeert tussen aarde, water en lucht en dit tot enkele kilometers diep en tot enkele kilometers hoog. In de aardrijkskunde gaat men na hoe het aardoppervlak eruitziet (beschrijvend deel), hoe het tot stand kwam (verklarend deel) en hoe het in de toekomst kan evolueren (prospectieve deel). Voor de leek is het beschrijvend deel (waar?, wat?, hoe?) vaak de aardrijkskunde bij uitstek. Inderdaad maakt het observeren (gaande van terreinwaarneming tot satellietopname) en het vervolgens in kaart brengen (cartografie) een belangrijke taak uit van de geografie. De groeiende honger naar dergelijke geografische kennis en drang naar exploratie van onbekende ruimten verklaart voor een deel het toenemend succes van het toerisme. In de moderne geografische wetenschap staan het verwerven van inzicht (waarom?), het zoeken naar modelvorming en wetmatigheden centraal. In de fysische aardrijkskunde vormen natuurwetenschappelijke wetten de basis om de vormen van het aardoppervlak te bestuderen. De geomorfologie, de klimatologie, de meteorologie, de oceanografie, de pedologie, de glaciologie, de lithologie, de hydrologie, de platentektoniek, de geologie enz. verklaren het fysisch milieu van de aarde. Het inzicht in ontstaan en evolutie van het aardoppervlak, onder invloed van de exogene en endogene processen, vormt dan ook één van de pijlers van de milieukunde. De menselijke aardrijkskunde bestudeert de wisselwerking mens-natuur. Ze gaat na hoe menselijke activiteiten (de antropogene processen) het natuurlijk milieu gebruiken en misbruiken onder meer door wonen, werken, verkeer en ontspanning. De menselijke aardrijkskunde onderzoekt zowel de ruimtelijke organisatie van bewoning als de spreiding van industrie, landbouw, verkeer, toerisme en recreatie als verklarende elementen van het landschap. Mogelijke ecologische spanningen tussen deze actoren worden bestudeerd in functie van de ontwikkelingsgraad van landen en regio's. De menselijke aardrijkskunde is dan ook heel belangrijk voor de regionale ontwikkeling, voor het regionaal beleid, voor de ruimtelijke ordening en voor het zoeken naar oplossingen voor de verstoorde evenwichten van de aarde. Daarbij wordt gestreefd naar een harmonisch en duurzaam samengaan van alle actoren namelijk het zoeken naar een evenwicht tussen de zich snel wijzigende maatschappij, gericht op productie en verhoging van welvaart enerzijds en de blijvende ecologische gevolgen hiervan anderzijds. Het onderwijs is gericht op de vorming van de hele persoon. Die vorming moet uitmonden in een positieve en creatief dienende houding ten aanzien van de maatschappij die voortdurend in evolutie is en op zoek naar meer welvaart en welzijn. Sommige van die veranderingen hebben een blijvende invloed op het landschap, op het milieu en op ecologische evenwichten. Het geografie-onderricht draagt samen met andere vakken ook bij tot de bewustwording hiervan en het streven naar een harmonische evolutie. Aardrijkskunde moet de leerlingen kennis, vaardigheden en waarden bijbrengen, die hen op weg helpen naar een betere wereld en hen vormen tot burgers met verantwoordelijkheidsbesef in de huidige en toekomstige wereld. Het vak draagt bij tot een begrijpend genieten van onze aarde en zorgt voor een toenemende bekwaamheid om mee oplossingen te zoeken voor spanningen en problemen in onze wereld. Vele spanningsvelden hebben immers een aardrijkskundige dimensie en vragen een goed gefundeerde achtergrondkennis. Zo zijn er bijvoorbeeld spanningen omwille van natuurdegradatie, verwoestijning, watervoorziening, natuurrampen, erosie, ontbossing, klimaatsveranderingen, verstedelijking, bevolkingsaangroei, voedselvoorziening, eindigheid van grondstoffen, grenzen aan groei, grondgebruik, waterverontreiniging, ozongaten, zure regen... AV Aardrijkskunde 5 2de graad ASO

In de tweede graad komen al een aantal van die spanningen aan bod. Daarom wordt in de schoolaardrijkskunde zoveel mogelijk de integratie van menselijke en fysische aspecten benadrukt. De Verenigde Naties stellen dat milieu- en ontwikkelingseducatie op alle niveaus en voor alle volken van cruciaal belang is om een duurzame ontwikkeling van de wereld te waarborgen, om milieuschade beduidend te verminderen en in de toekomst te voorkomen. Aardrijkskundeonderwijs draagt daartoe bij door jongeren bewust te maken van de impact van het menselijk handelen op het milieu. Hierdoor kunnen zij via het vak een milieu-ethiek ontwikkelen die richting geeft aan hun handelen. Wat de schoolaardrijkskunde kan aanbieden wordt medebepaald door de leraar zelf en door een aantal factoren zoals mogelijkheden en interesse van de leerlingen, aanwezige leermiddelen en schoolcultuur. Met dit algemeen vormingsdoel voor ogen kunnen de eigentijdse accenten van het aardrijkskundeonderricht tot drie grote krachtlijnen worden teruggebracht. Ze worden nagestreefd doorheen het hele curriculum aardrijkskunde van het secundair onderwijs. 1 Een parate en functionele aardrijkskundige kennis meegeven. Een belangrijk deel van de schoolaardrijkskunde blijft gaan naar vakinhoudelijke aspecten. Die kennis behoort tot het cultuurgoed van de moderne mens en is belangrijk om problemen te kunnen analyseren en oplossen: de leerlingen leren waarnemen, analyseren, relaties ontdekken, verklaren en waarderen. De kennis en het inzicht in aardrijkskundige begrippen en methoden zijn nodig om de leefruimten in hun verscheidenheid en relaties tussen natuurlijke en menselijke factoren te begrijpen. Daarom hebben de behandelende thema's in de tweede graad zowel betrekking op het fysisch als op het menselijk milieu. Het meest essentiële van de schoolaardrijkskunde in de tweede graad bestaat uit het ontwikkelen van een wereldbeeld (een dynamisch regionaal beeld) gebaseerd op het inzichtelijk leren van processen (verklarend), gekoppeld aan een relevante basiskennis van feiten (beschrijvend). Om die kennis zo efficiënt mogelijk mee te geven worden de typisch aardrijkskundige vaardigheden die aangeleerd werden in de eerste graad zoals landschapswaarnemingen en analyse van kaarten en andere informatiebronnen, verder ingeoefend. Deze vaardigheden zijn essentieel in het verwerven en verwerken van informatie in een ruimtelijke context. De multimedia en moderne communicatietechnologieën hebben hierin zeker een toenemende inbreng. Bij de studie van de regio's en thema's over de wereld moet een permanente bekommernis aan de dag worden gelegd om zo functioneel mogelijk de nodige topografische kennis bij te brengen. Daarom is naast het voortdurend werken met beelden de integratie van kaarten uiterst belangrijk. Het situeren van landen, regio's of plaatsen en het meegeven van geografische informatie om het actueel gebeuren in de wereld beter te begrijpen verdient de nodige aandacht. 2 Het inzicht bijbrengen dat het ecosysteem een voortdurende waakzaamheid vraagt. Daarom is de studie van de relaties en de conflicten tussen het fysisch milieu en de menselijke handelingen en het streven naar een harmonisch samenspel tussen de economische evolutie en de ecologische gevolgen hiervan van groot belang. AV Aardrijkskunde 6 2de graad ASO

Jongeren dienen bewust te zijn van de spanningen tussen tegengestelde belangengroepen die beslissen over het ruimtegebruik en die een weerslag hebben op de kwetsbaarheid van de aarde en op het welzijn van de bevolking. 3 Waardegerichte denkpatronen in de leerplannen bevorderen de maatschappelijke, politieke, mondiale, multiculturele vorming en waardegerichte opvoeding. Via het vak Aardrijkskunde kunnen de leerlingen worden aangezet tot een christelijk-ethische reflectie, tot een houding van verwondering en bewondering, van solidariteit, van eerbied en dankbaarheid. Ook in de tweede graad is de aardrijkskunde aangewezen om:! de leerlingen te brengen tot bewondering voor en inzicht in de natuur, het landschap en de hierin levende mens, in het besef dat hij deel uitmaakt van het ecosysteem;! een genuanceerde achtergrondkennis en attitudes bij te brengen aangaande fundamentele waarden als landschapsbeleving, milieu- en landschapszorg en eerbied voor andere samenlevingen;! een degelijke achtergrondkennis te geven voor de beperkte draagkracht van de aarde en voor de ethische problemen die voortvloeien uit de ongelijke bevolkingsgroei en -spreiding en de implicaties hiervan op de watervoorziening, de voedselvoorziening, de grondstoffenvoorziening, de milieu- en landschapszorg;! de leerlingen langs kritische benadering te brengen tot christelijk engagement met zin voor rechtvaardigheid, verantwoordelijkheid, wereldsolidariteit en een antimaterialistische levensstijl. Diverse leerplanthema's bieden goede aanknopingspunten om aan waardegerichte opvoeding te doen, gebaseerd op een eigen christelijk geïnspireerd opvoedingsproject. Het subject van het ethisch handelen blijft uiteraard de mens, omdat men aan de levenloze natuur en ook aan planten of dieren geen normen kan opleggen. De jongste jaren is er echter een nieuw besef gegroeid dat ethisch handelen veel verder reikt dan de mens, namelijk dat ook de natuur recht heeft op een eigen bestaan. De mens is daarbij ethisch verplicht aan natuurbeheer, maar ook aan natuurbehoud en natuurbescherming te doen. Milieubewuste opvoeding moet derhalve gericht zijn op een ecologische ethiek. Weliswaar is dit wetenschapsdomein multidisciplinair maar de aardrijkskunde speelt hier een voortrekkersrol. Een ecologisch verruimde ethiek vraagt bijzondere aandacht voor het bewoonbaar houden van de aarde voor de komende generaties, met andere woorden voor de principes van duurzame ontwikkeling. De leerlingen moeten leren dat de mens zijn verantwoordelijkheid moet opnemen voor het eigen en andere milieus en voor het ecosysteem van de aarde. In de tweede graad worden thema's behandeld over de continenten buiten Europa, waarbij speciale aandacht wordt besteed aan de kennis en de waardering van andere natuurlijke milieus, aan de spreiding en de ontwikkelingskansen van de bevolking, aan enkele wereldproblemen ingevolge gebruik en misbruik van natuurlijke mogelijkheden en aan de gevolgen ervan voor het ecosysteem. De regio's en thema's werden zoveel mogelijk zo gekozen dat leerlingen hun verantwoordelijkheid kunnen zien op verschillende niveaus: van lokaal tot mondiaal. De aangeboden thema's krijgen daarom altijd een regionale basis. AV Aardrijkskunde 7 2de graad ASO

De leraar Aardrijkskunde moet niet alleen informatie doorgeven maar ook een mentor zijn, die karakter, gemoed en kritische inzet van de leerlingen helpt ontwikkelen. Waardegericht onderwijs richt zich op de leerlingen, maar het betrekt ook de leraar met zijn persoonlijkheid en inzet bij dit proces. Het innemen van kritische standpunten steunt niet alleen op aardrijkskundige kennis maar ook op christelijke waarden en normen. AV Aardrijkskunde 8 2de graad ASO

1 BEGINSITUATIE Bij de doelstellingen voor de eerste graad lagen de hoofdaccenten op een oordeelkundig geselecteerde parate en inzichtelijke kennis van het eigen leefmilieu, van België en van Europa. Hierbij werden aardrijkskundige basisvaardigheden aangeleerd en ingeoefend. De progressieve invulling van aardrijkskundige basisbegrippen en inzichten alsmede de initiatie in nieuwe begrippen kreeg daarbij een bijzondere plaats. Eenvoudige relaties tussen de verschillende aardrijkskundige elementen werden aangeleerd. Speciale en permanente aandacht kregen de typisch aardrijkskundige leer-, werk- en denkmethodes, die noodzakelijk zijn om de inhoud van het leervak Aardrijkskunde doorheen het zesjarig curriculum zinvol te kunnen verwerken. Tenslotte werd ernaar gestreefd de leerlingen inzicht en belangstelling bij te brengen voor de natuur, voor de mens en voor de interactie mens-natuur. 2 ALGEMENE DOELSTELLINGEN Met de vakdoelstellingen aardrijkskunde opereert men op het domein van de kennis, van de vaardigheden en van de attitudes. Daarom worden ze hier duidelijkheidshalve in drie categorieën gerangschikt. In de klaspraktijk zijn ze niet te onderscheiden en beogen ze de vorming van de totale persoonlijkheid van de leerling. 2.1 Het domein van de kennis Specifiek moet in de tweede graad gezorgd worden voor:! Het verwerven van een oordeelkundig geselecteerde aardrijkskundige basiskennis van de wereld; het behoort tot het cultuurgoed van de mens om nationale en internationale gebeurtenissen in een aardrijkskundig kader te kunnen plaatsen en om ruimtelijke relaties te begrijpen. In de tweede graad worden concrete ruimtelijke problemen bestudeerd waarbij gebruikgemaakt wordt van een fysische en een menselijke benadering. Zo wordt de relatie tussen de mens en zijn natuurlijk milieu beter begrepen. Dit betekent dat duurzaamheid, rechtvaardigheid, welvaart en welzijn met elkaar worden geconfronteerd.! Een progressieve invulling en nuancering van de landschapsvormende elementen en aardrijkskundige begrippen zowel op het gebied van de fysische als van de menselijke aardrijkskunde. Dit betekent dat heel wat begrippen die een aanzet kregen in de eerste graad nu een verdere invulling en verdieping krijgen via een studie van verschillende regio's over de continenten heen. Daarom zijn duidelijke afspraken en samenwerking tussen de leraren binnen hetzelfde leerjaar (horizontale samenhang) en van de verschillende graden en jaren noodzakelijk (verticale samenhang). In de tweede graad wordt een aanzet gegeven om op een eenvoudige manier landschapsvormende factoren binnen een regio te verklaren. AV Aardrijkskunde 9 2de graad ASO

! Een eenvoudig maar goed inzicht in de horizontale (bv. relatie tussen industriegebied en grondstoffen) en verticale relaties (bv. relatie tussen reliëf en bevolkingsdichtheid) tussen de verschillende aardrijkskundige elementen die een landschap en een regio bepalen en in de milieu-, welzijns- en welvaartseffecten van diverse menselijke activiteiten op dit landschap of in de bestudeerde regio. 2.2 Het domein van de vaardigheden In de tweede graad verwacht men van leerlingen dat ze geleidelijk aan in staat zijn om hun eigen leren te sturen, om zelfstandig informatie op te zoeken en om deze te verwerken. Voorts is het ook belangrijk dat leerlingen aardrijkskundige kennis kunnen toepassen in andere dan schoolse situaties. Via de methodes en vaardigheden die worden aangeleerd levert de aardrijkskunde haar bijdrage tot het leren leren. Nauwgezet en bewust observeren, zelf ontdekken, zelf doen, zelf ontleden, zelf verwoorden enzovoort zijn belangrijke opdrachten voor de leerlingen in het kader van probleemoplossend denken. De leer-, werk- en denkmethodes dienen een permanente aandacht te krijgen. Vaardigheden die in de eerste graad aangeleerd en verworven worden, moeten door continue zorg onderhouden, uitgediept en verfijnd worden. Omwille van het grote belang ervan moet daaraan de nodige tijd worden besteed. Zo moeten de leerlingen in de tweede graad vaardigheden verwerven in:! het beschrijven, herkennen en ontleden van landschappen aan de hand van beeldmateriaal;! het geven van eenvoudige verklaringen;! het gebruik van communicatie, praktische en sociale vaardigheden om aardrijkskundige informatie te verwerven op verschillende ruimtelijke schaalniveaus en de resultaten daarvan te verwoorden;! het gebruik van beeldmateriaal, kaarten, grafieken, statistische gegevens, toeristische folders, handboeken, didactische platen, moderne informatie- en communicatietechnologieën (ICT);! het zelf verwoorden van hun besluiten en eigen standpunten formuleren;! het zelfstandig uitvoeren van aangepaste, beperkte aardrijkskundige opzoekingen. 2.3 Het domein van de attitudes Aardrijkskunde beoogt attitudes die leiden tot individuele en collectieve verantwoordelijkheid:! interesse voor de eigen omgeving en voor de ruimtelijke verscheidenheid in de wereld;! waardering voor de schoonheid van de fysische wereld enerzijds en van de verschillende levenswijzen van de volken anderzijds;! bereidheid geografische kennis en vaardigheden verantwoord te gebruiken in het privé-, beroeps- en openbaar leven;! eerbied voor het recht op gelijkheid van alle volken;! engagement bij het zoeken naar oplossingen voor lokale, regionale, nationale en internationale problemen. AV Aardrijkskunde 10 2de graad ASO

3 PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN 3.1 Algemeen Het onderricht in de aardrijkskunde dient actueel en levensecht te zijn. Daarom moeten zoals in de eerste graad moeten dorre theorieën, al te abstracte redeneringen en overbodige systematiek met allerlei weetjes vermeden worden. Inzicht, het leggen van relaties en het verwerven van vaardigheden verdienen de voorkeur. In de tweede graad worden via de studie van regio's en regionaal gebonden thema's verschillende natuurlijke milieus en vormen van ruimtegebruik bestudeerd, waarin de leerlingen eenvoudige en meer complexe samenhangen leren zien. Deze regionale en thematische aanpak wordt onderbouwd door een algemeen wereldreferentiekader en door een reeks wereldfacetkaarten. Via regionale studies wordt het wereldbeeld stap per stap verder verfijnd en kan voor sommige aspecten van ruimtegebruik gestreefd worden naar een wereldsynthese. De studie van het ruimtegebruik binnen een land of regio kan omvatten:! de natuurlijke mogelijkheden van een land of regio;! de manier waarop de mens die natuurlijke mogelijkheden gebruikt en soms misbruikt;! de eventuele omvorming van natuurlandschap tot cultuurlandschap en de spanningen en milieuproblemen die zich hierbij voordoen. De aanduiding van het aantal lestijden is te beschouwen als een hulpmiddel voor een evenwichtige afwerking van de leerstof over het jaar. Er wordt voldoende ruimte voorzien voor een eigen inbreng van de leraar en voor zelfstandig werk door de leerlingen in functie van klasniveau en schoolcultuur. Voorstellen tot keuzethema s worden op het einde van elk jaar vermeld. Het is aan de leraar om uit te maken waar deze keuzethema s in het jaarplan een functionele plaats krijgen:! de studie van natuurlandschappen van een continent kan bijvoorbeeld volgen op de studie van Landschappen en wereldkaart;! de studie van een agrarisch ontwikkelingsproject kan aansluiten bij het thema Agrarische regio's;! de studie van ecologische problemen van taiga en toendra in Siberië kan in vergelijking met de ecologische problemen van Amazonië behandeld worden. Zoals in de eerste graad wordt in de tweede graad continue aandacht besteed aan het werken met kaarten om op die manier een wereldbeeld (mentale kaart) op te bouwen. Onder referentiekaart van de wereld wordt verstaan: een blinde kaart met de continenten, nullijn, evenaar, keerkringen, poolcirkels, enkele grote gebergtes, enkele grote rivieren, enkele grote steden... Deze wereldreferentiekaart wordt als achtergrond gebruikt voor de facetkaarten. Onder facetkaart wordt hier een eenvoudige synthesekaart van de wereld per aspect (reliëf, grote klimaten, bevolkingsspreiding, de grote verstedelijkte gebieden...) verstaan. Deze facetkaarten worden functioneel stap per stap gedurende de hele tweede graad opgebouwd. AV Aardrijkskunde 11 2de graad ASO

Vooraleer met de studie van regio's en thema's over de continenten te beginnen, worden een aantal algemene, eenvoudige wereldfacetkaarten (thematische kaarten) aangebracht. Deze facetkaarten vormen samen met de wereldreferentiekaart de kapstokken voor de verdere leerplanonderdelen. Elke regio of thema wordt bestudeerd aan de hand van beeldmateriaal, van kaarten en van andere informatiebronnen zoals teksten, grafieken, tabellen, die men vindt in handboeken, kranten en tijdschriften, cd-roms, Internet... Belangrijk is het situeren van de regio of het land op kaarten van het continent en op algemene wereldfacetkaarten. Bijzondere aandacht wordt hierbij besteed aan het fysisch milieu, aan de spreiding van de bevolking binnen dit milieu en aan de ontwikkelingsgraad. Daarop volgt de studie van één of meerdere aspecten van ruimtegebruik binnen het land of de regio, waarbij de nadruk ligt op de interactie natuur-mens. De leraar leidt de waarnemingen en analyses door concreet geformuleerde vragen. Hierbij komen zoveel mogelijk informatiebronnen aan bod. De leerlingen worden bekwaam gemaakt om een eenvoudige maar nauwkeurige beschrijving te geven van de geobserveerde elementen en om hun bevindingen te verwoorden. De leraar waakt over de exactheid van de daarbij gebruikte termen, vermijdt en corrigeert achterhaalde en onjuiste begrippen (zoals de termen oude en jonge gebergten of de verwarring tussen hoogtezones en reliëfvormen), waarvan sommige al generaties lang foutief worden meegesleept. Bij de ontleding van een landschapsbeeld mag de zin voor de samenhang van en de interactie binnen het geheel niet verloren gaan. Door vergelijking van beeldmateriaal, van kaarten en andere informatiebronnen en door logisch redeneren volgen op de waarneming en de beschrijving eenvoudige relaties en voldoende genuanceerde verklaringen. Bij het observeren, beschrijven, verklaren en vastzetten worden verschillende aardrijkskundige technieken verder aangeleerd en ingeoefend. Zo zullen deze langzaam maar zeker groeien tot verworven vaardigheden die van zeer groot nut zijn voor de verdieping en de verbreding van de leerinhouden en voor het optimaal maatschappelijk functioneren. Zo wordt aan het eigen wereldbeeld een geografische dimensie toegevoegd. Belangrijk is een duidelijke structurering van de leerstof. Het geleidelijk opbouwen van die structuur en het visualiseren ervan in een dynamisch bordplan (eventueel op transparant) is voor de zinvolle stoffering van het geheugen en het reproduceren een niet te onderschatten hulp. Het vormt tevens de zin voor en de kunst in het maken van een synthese. Dit bordplan is best te noteren door de leerlingen of over te nemen op eventueel zelfgemaakte werkbladen. Deze duidelijke structurering van de lesinhoud doet niets af van de zelfwerkzaamheid of het persoonlijk werk van de leerlingen. Werk- en oefenbladen als alternerende werkvormen in het lesgeheel zijn van grote waarde als het gebruik ervan niet beperkt blijft tot het al dan niet geleid invullen van woordjes. Het lokaliseren en situeren van te onthouden plaatsen en geografische gegevens moet verder ingeoefend worden door ze op de referentiekaart aan te duiden. Het helpt het geheugen van de leerlingen zinvol stofferen en leidt tot de opbouw van een mentale wereldkaart. Statistische tabellen en cijfermateriaal dienen functioneel als informatiebron in een les aardrijkskunde geïntegreerd te worden. Grafieken en cijfers geven naast landschapsbeelden complementaire informatie over de ruimtelijke verscheidenheid. Het doen memoriseren van cijfers is ongewenst. Belangrijk is wel de parate kennis van enkele kengetallen, waarnaar steeds moet worden gerefereerd zoals het aantal en de groei van de wereldbevolking, bevolkingsaantal en oppervlakte van eigen land en van de EU. AV Aardrijkskunde 12 2de graad ASO

Belangstelling voor de aangeboden leerstof groeit naarmate ze aansluit bij de actualiteit en de participatie van de leerlingen gestimuleerd wordt. Door gebruik te maken van de keuzethema s zorgt de leraar voor een pedagogisch verantwoorde aanpassing aan het niveau van de klas en aan de schoolcultuur. 3.2 Specifieke aandachtspunten Naast de doelstellingen en vaardigheden die men in alle lessen aardrijkskunde nastreeft, zijn er in de tweede graad specifieke doelstellingen die men beoogt over het geheel van de tweede graad. Deze doelstellingen kan men niet bereiken over één of enkele lestijden, maar slechts over het geheel van de tweede graad. Deze doelstellingen zijn niet louter cognitief, maar zijn slechts door volgehouden inspanningen (attitudes) van de leerlingen en met het inzetten van alle vakspecifieke vaardigheden te bereiken. Het leerplan beoogt dat de leerlingen een progressief inzicht verwerven in de ruimtelijke differentiatie van de aarde. Daarbij wil het leerplan niet alleen kennis bijbrengen van de grote landschappelijke differentiatie, maar ook inzicht in ecologische systemen, in welvaartsverschillen, in levenswijzen en in culturen, voor zover dat deze landschapsverklarend zijn. Daarbij is de wisselwerking tussen aangewende audiovisuele media en verscheidenheid aan bronnenmateriaal en de ruimtelijke voorstelling op kaart ervan essentieel. Uit de probleemstellende aanpak moet bij de leerlingen spontaan de nieuwsgierigheid worden opgewekt om bij zelfstandig werk zelfexplorerend nieuwe kaartbronnen en landschappelijke voorstellingen op te zoeken om de ruimtelijke verscheidenheid steeds diepgaander te doorgronden. De basis van de progressie in ruimtelijke differentiatie wordt gelegd in het hoofdstuk Landschappen en wereldkaart. Dit gebeurt vooreerst door middel van de referentiekaart, die dienst doet als ruimtelijke kapstok voor alle volgende facetkaarten. In het hoofdstuk Landschappen en wereldkaart worden ook elementaire fysische en socio-economische facetkaarten aangereikt, die bij de studie van de grote facetten landbouw, ecologische spanningen, toerisme, industrie... onontbeerlijk zijn. In het hoofdstuk Landschappen en wereldkaart wordt de fysische differentiatie op wereldschaal opgebouwd. Hierbij wordt geen detailleringsgraad nagestreefd maar bij de verschillende leerplanonderdelen kan dit beeld verder worden verfijnd op schaal van de wereldregio, continent of subcontinent. Over het algemeen wordt de fysische differentiatie beschreven, maar niet verklaard. De verklaringen door exogene en endogene processen voor de reliëfverscheidenheid, door de kosmografie en door de klimatologie voor de vegetatie en klimaatsvariaties worden pas in de derde graad gebracht. Hier wordt de vegetatieverscheidenheid slechts door middel van eenvoudige relaties met het klimaat toegelicht. In het eerste leerjaar van de tweede graad ligt de klemtoon op de landschapsdifferentiatie op basis van de verschillen in fysisch milieu en verscheidenheid tussen agrarische regio's. In het tweede leerjaar van de tweede graad wordt de ruimtelijke differentiatie verder uitgebreid met de thema's in verband met ecologische spanningen, industriële regio's en verstedelijking en eindigt ze op een synthese. Om inzicht te verwerven in de globale differentiatie wordt voor enkele thema's uitgebreid naar wereldfacetkaarten. AV Aardrijkskunde 13 2de graad ASO

Om de ruimtelijke verscheidenheid van de aarde te verklaren werd gekozen om over het geheel van de tweede graad een globale ontwikkelingslijn te volgen. Die globale ontwikkelingslijn wordt uitgezet volgens de assen van fysische verscheidenheid, van toenemende technologische ontwikkeling, van toenemende welvaartsstijging en van toenemende bevolkingsdichtheid. Na de studie van de landbouw volgt de studie van de industrie en deze wordt gevolgd door die van de stedelijk-tertiaire maatschappij. Die volgorde stemt overeen en verklaart grotendeels de globale ontwikkelingslijn, uitgedrukt door de hoger genoemde assen. Ook binnen de agrarische sector worden de regio s bestudeerd in opgaande lijn. Eerste worden in het eerste leerjaar de eenvoudigste agrarische landbouwsystemen bestudeerd om te eindigen bij de moderne Noord-Amerikaanse landbouw. Regio s of landen die opteren voor het toerisme als sleutel voor hun ontwikkeling worden tussendoor bestudeerd. Aan het einde van het tweede leerjaar van de tweede graad zijn voldoende facetten bestudeerd om tot een synthese van ruimtelijke differentiatie op fysisch en menselijk vlak te komen. Door een aantal relaties tussen diverse facetkaarten te leggen kunnen de leerlingen inzicht verwerven in de differentiatie van natuurlandschappen, van verschillen in bevolkingsspreiding en in ontwikkelingsgraad. 3.3 Zelfstandig werk De leerlingen leren zelfstandig een aangepast en beperkt aardrijkskundig onderzoek uitvoeren. Het (deels) zelfstandig uitwerken van een themaonderdeel kan in één of meerdere leerplandoelstellingen gebeuren. Het is de bedoeling dit zelfstandig werk hoofdzakelijk als onderdeel van een les (als lesmoment) te laten verlopen. Anders is het gevaar voor overbelasting van zowel leerlingen als leraren te groot. Beperkt zelfstandig werk kan volgende doelstellingen beogen:! kunnen lezen en samenvatten van informatieve artikels, waarbij de samenvatting fungeert als deelbijdrage;! kunnen zoeken naar extra informatie buiten vaklokaal en schoolbibliotheek;! het bestudeerde onderwerp op een duidelijke en samenvattende manier kunnen meedelen (presenteren) aan de medeleerlingen of in een overzichtelijke lay-out hun bevindingen schriftelijk verwoorden;! bij groepswerk de eigen (deel)bijdrage kunnen integreren in het groter geheel van het studieonderwerp. In de tweede graad kan men slechts een aanloop nemen naar uitgebreider en diepgaander zelfstandig werk in de derde graad. Leraren die over een krachtige en optimale leeromgeving beschikken kunnen met hun leerlingen een stap verder trachten te gaan in zelfstandigheidsdidactiek. Onder krachtige leeromgeving wordt verstaan, een vaklokaal waarin men voor elke les terechtkan en dat als volgt is uitgerust:! een vakbibliotheek met boeken aangepast aan leerlingen van de tweede graad;! documentatiemateriaal: tijdschriftartikels en krantenknipsels in geklasseerde mappen;! beeldmateriaal: foto's op groot formaat en dia's over te behandelen thema's;! ICT-omgeving met enkele zeer krachtige multimediacomputers met grote opslagcapaciteit en met een snelle toegang tot het Internet. Snelheid en opslagcapaciteit van deze pc's is voor het downloaden van kaarten en beelden en hun bewerking van essentieel belang; AV Aardrijkskunde 14 2de graad ASO

! mobiele werkpanelen (prikborden), onder meer functioneel bij de presentatie door de leerlingen. Bij zelfstandig werk zijn essentieel:! het bevorderen van het leren in plaats van het louter onderwijzen;! voldoende taakbereidheid door een optimale leeromgeving. Het bevorderen van het zelfstandig leren impliceert dat leraren accepteren dat het leerproces op een andere manier verloopt. De taakbereidheid kan ondersteund worden door met de leerlingen de voortgang te bespreken, aan te sluiten bij wat goed verloopt en probleempjes helpen op te lossen en strikte afspraken te maken. Een essentiële taak van de leraar blijft de kwaliteitsbewaking van het niveau waarop de leerlingen leren. Door het vele concrete en aantrekkelijke materiaal, de persoonlijke ervaringen van sommige leerlingen is het thema toerisme bij uitstek geschikt om deze werkvorm een eerste maal in de tweede graad toe te passen. Daarna lenen verschillende keuzethema s zich tot zelfstandig werk. 4 LEERPLANDOELSTELLINGEN, LEERINHOUDEN EN DIDACTISCHE WENKEN EERSTE LEERJAAR 4.1 Permanente doelstellingen De referentiekaart van de wereld telkens bij het lezen van wereld(facet)kaarten gebruiken als achtergrond voor de lokalisatie van de bestudeerde onderwerpen (ET 1, 13). De regio's of thema's moeten telkens gesitueerd worden op:! algemeen fysische kaarten van het (sub)-continent;! andere kaarten van het (sub)-continent die functioneel zijn voor het thema ;! wereldfacetkaarten die functioneel zijn voor het thema (ET 1, 2, 13). De lokalisatie van aardrijkskundig relevante gebeurtenissen uit de actualiteit op de wereldreferentiekaart en op eenvoudige wereldkaarten aanduiden (ET 1, 2, 13). 4.2 Vaardigheden De leerlingen kunnen:! de lokalisatie van verschijnselen, ruimtelijke gegevens en aardrijkskundig relevante gebeurtenissen uit de actualiteit opzoeken (ET 13);! de herkomst van een aantal producten in diverse informatiebronnen opzoeken en lokaliseren (ET 14);! aan de hand van meerdere informatiebronnen aardrijkskundige informatie over de belangrijkste natuurlijke en menselijke kenmerken van een gebied opzoeken (ET 15); AV Aardrijkskunde 15 2de graad ASO

! op een eenvoudige manier aardrijkskundige gegevens cartografisch kunnen voorstellen; bijvoorbeeld: kwantitatieve gegevens volgens de klasse-indeling van de legende op een werkkaart inkleuren (ET 16);! aardrijkskundige regio's afbakenen op basis van verschillen en gelijkenissen in natuurlijke of menselijke aardrijkskundige kenmerken (ET 17)! zelfstandig en creatief een aangepast en beperkt aardrijkskundig onderzoek uitvoeren met bijvoorbeeld aandacht voor: analyse van een aardrijkskundig verschijnsel, zoeken en selecteren van relevante informatie, een samenhangende presentatie van een aantal bevindingen, het formuleren van een eigen standpunt rond mogelijke bevindingen (ET 18). 4.3 Attitudes De leerlingen:! nemen een kritische houding aan t.o.v. aardrijkskundige informatie in de media (ET 19),! zijn bereid aardrijkskundige informatie te gebruiken bij het plannen van eigen activiteiten (ET 20),! brengen begrip op voor de wijze van zingeving in eigen en andere leefmilieus en culturen (ET 21),! houden in hun handelen rekening met duurzame ontwikkeling in tijd en ruimte (ET 22),! brengen aandacht op voor het fascinerende van de wereld (ET 23). 4.4 Landschappen en wereldkaart LEERPLANDOELSTELLINGEN! Door analyse van informatiebronnen de continenten en oceanen, de belangrijkste reliëfeenheden en rivieren, de belangrijkste staten, de grote blokken op kaart situeren en als parate kennis gebruiken (ET 1, 16, 17).! De referentiekaart van de wereld introduceren aan de hand van de continenten, nullijn, evenaar, keerkringen, poolcirkels, enkele grote gebergtes, enkele grote rivieren, enkele grote steden (ET 1, 13). LEERINHOUDEN! continenten en oceanen in het wereldgradennet en globe! hoogtezones op oro-hydrografische kaart! belangrijkste rivieren en grote reliëfeenheden! belangrijkste staten en wereldblokken! wereldreferentiekaart AV Aardrijkskunde 16 2de graad ASO

! Aan de hand van beelden, van een vereenvoudigde jaar-isothermenkaart, van een vereenvoudigde jaar-isohyetenkaart en van enkele klimatogrammen de belangrijkste kenmerken van de grote vegetatiezones en klimaatzones van de aarde afleiden en deze op facetkaarten van klimaat en vegetatie situeren (ET 1, 3, 16).! Wereldfacetkaarten van bevolkingsspreiding en van ontwikkelingsgraad beschrijven en verschillen aflezen (ET 1, 16).! de grote klimaatzones op aarde! de grote vegetatiezones op aarde! wereldfacetkaarten van klimaat en vegetatie! wereldfacetkaart van de bevolkingsspreiding! wereldfacetkaart van de ontwikkelingsgraad DIDACTISCHE WENKEN Aanbevolen lestijden: 6 Met het leerplanonderdeel landschap en kaart is het de bedoeling kapstokken aan te bieden, die nodig zijn voor de studie van de volgende onderdelen. Elke bestudeerde regio dient op de wereldreferentiekaart en op kaarten te worden gesitueerd. Daarom wordt het lokaliseren van de regio systematisch bij de betrokken leerplandoelstellingen vermeld. Deze kaarten kunnen een continent of een sub-continent beslaan. Hier kunnen orohydrografische kaarten, klimaat- en vegetatiekaarten, kaarten met de bevolkingsspreiding en andere aan bod komen. Het spreekt vanzelf dat het lokaliseren op wereldkaarten van regio s, van staten, van hoogtezones e.a. functioneel kan gebeuren in de loop van de tweede graad. Hier moeten saaie opsommingen, die de nadruk leggen op encyclopedische kennis, hoe dan ook worden vermeden. Alleen dat wat noodzakelijk is voor de verdere lessen moet vooraf aan bod komen. Volgende staten en wereldblokken kunnen in de loop van de tweede graad worden aangebracht: USA, Rusland, China, India, Japan, Brazilië, EU, Arabische Wereld, Zwart-Afrika, Latijns-Amerika, Moesson- Azië, Midden- Oosten, Centraal- Azië, Australië Deze kaarten lenen zich bovendien tot het leggen van de nodige relaties. Het is aangewezen naast de kaart ook de globe en satellietfoto s te gebruiken. Deze laatste kunnen zinvol worden aangewend bij de algemene waarnemingen zoals: vormen van continenten en oceanen, de grote reliëfstructuren, de grote klimaatzones van de aarde Bij de studie van de klimaten wordt de nadruk gelegd op de grote zonale verdeling op aarde namelijk warm, gematigd, koud en droog. Ook voor de vegetatiezones volstaat een algemeen beeld met het voorkomen van tropische wouden, warme woestijnen, gematigde wouden, koude woestijnen en overgangen. Best wordt vertrokken van de reeds gekende grote vegetatie- en klimaatzones uit de studie van Europa in de eerste graad. Van hieruit kan aan de hand van vroeger aangeleerde vaardigheden verruimd worden naar de wereld. Het is niet de bedoeling om hier gedetailleerd de relaties tussen vegetatie en klimaat aan de hand van determineertabellen te onderzoeken. Dit kan bij sommige leerplanonderdelen wel functioneel gebeuren. Hoe ver men hierin wenst te gaan, hangt af van het niveau van de leerlingen. AV Aardrijkskunde 17 2de graad ASO

Naast de studie van de grote fysische structuren over de continenten, wordt via een kaartstudie kennisgemaakt met de bevolkingsspreiding en met de ontwikkelingsgraad van de wereldblokken. Hier volstaat het de aangeboden kaarten te lezen en enkel grote ruimtelijke verschillen vast te stellen. Het is niet de bedoeling om de bevolkingsspreiding of de verschillen in ontwikkelingsgraad te verklaren. Dat gebeurt in de synthese op het einde van het tweede jaar van de tweede graad, nadat de agrarische en industriële mogelijkheden bestudeerd zijn. 4.5 Ontwikkelingskansen door toerisme LEERPLANDOELSTELLINGEN! Door analyse van beelden, van kaarten en van andere informatiebronnen het toeristisch landschap in een populaire vakantiebestemming uit een ontwikkelingsgebied beschrijven. (ET 3, 6, 12, 15, 18).! De toeristische ontwikkeling van een land verklaren op basis van aantrekkingsfactoren (ET 4, 5, 11, 15).! De ontwikkelingsmogelijkheden en andere gevolgen voor het toeristisch land nagaan (ET 9, 11, 13). LEERINHOUDEN! situering van de regio op kaarten van het continent en op wereldfacetkaarten die functioneel zijn voor het thema! stromen van Europese toeristen op kaart! waardevolle landschappen, klimatologische omstandigheden, culturele rijkdom en toeristische infrastructuur als aantrekkingsfactoren! spanning toerisme - andere ruimtegebruikers! confrontatie met andere culturen! ecologische gevolgen voor mens, natuur en milieu! ontwikkelingskansen voor de regio DIDACTISCHE WENKEN Aanbevolen lestijden: 2 Tientallen miljoenen toeristen bezoeken jaarlijks toeristische bestemmingen in alle continenten. Bij dit leerplanonderdeel kan bijzondere aandacht worden besteed aan de bewondering en verwondering voor natuurlandschappen en voor het fascinerende van de wereld. Bijzondere aandacht dient zeker te gaan naar de rol die nationale parken spelen. De leerling dient als toekomstige zelfstandig opererende toerist benaderd te worden in verband met zijn bestemmingskeuzes, zijn gedrag als rugzaktoerist, als ecotoerist of als massatoerist. De invloed van het moderne toerisme op vreemde culturen, op het lokale milieu en op de sociaaleconomische ontwikkeling, zowel door de rugzaktoerist die steeds ongerepter oorden opzoekt als door de massatoerist, dient genuanceerd te worden afgewogen. Om aan het door de eindtermen opgelegde zelfstandig werk te voldoen is het thema toerisme bij uitstek geschikt om deze werkvorm een eerste maal in de tweede graad toe te passen. AV Aardrijkskunde 18 2de graad ASO

Reisgidsen en -brochures kunnen ingeschakeld worden om de leerlingen deels zelfstandig een aantal opdrachten rond dit thema te laten uitvoeren. Bij een zelfstandig en creatief aardrijkskundig onderzoek is er aandacht voor bijvoorbeeld:! analyse van een aardrijkskundig verschijnsel,! zoeken en selecteren van relevante informatie,! een samenhangende presentatie van een aantal bevindingen,! het formuleren van een eigen standpunt rond mogelijke bevindingen. Als het vaklokaal of de mediatheek is uitgerust met PC s met internetaansluiting is het aangewezen om leerlingen gegevens op internet te laten opzoeken. De toeristische regio kan vrij worden gekozen in een continent buiten Europa zoals het safaritoerisme in Afrika, kusttoerisme op de Seychellen, in Senegal, in de Caraïben... cultuurhistorisch toerisme in Egypte, in Thailand, in India... rugzaktoerisme in Nepal, Bolivië... 4.6 Verschillen tussen agrarische regio's LEERPLANDOELSTELLINGEN! Door analyse van beelden, van kaarten en van andere informatiebronnen één agrarisch landschap en de traditionele landbouw van Zwart-Afrika in relatie brengen met het natuurlijk milieu en met menselijke omstandigheden (ET 2, 3, 4, 6, 12, 15, 16, 17).! Door analyse van beelden, van kaarten en van andere informatiebronnen de onderlinge relaties tussen de intensieve rijstteelt en de fysische omstandigheden en de bevolkingsdichtheid in de regio Moesson- Azië nagaan (ET 2, 3, 4, 6, 12, 15, 16, 17).! Door analyse van beelden, van kaarten en van andere informatiebronnen de kenmerken van de landbouw in een regio van Noord-Amerika in relatie brengen met de natuurlijke omstandigheden en met de invloed van de mens (ET 2, 3, 4, 6, 11, 15, 16, 17).! Door op een werkkaart de grote landbouwsystemen af te bakenen de wereldfacetkaart geleidelijk opbouwen (ET 1, 2, 3, 6, 15, 16, 17). LEERINHOUDEN! situering van Zwart-Afrika op kaarten van Afrika en op wereldfacetkaarten die functioneel zijn voor het thema! relatie traditionele akkerbouw - vegetatie en klimaat - bevolkingsdichtheid en ontwikkelingsgraad! situering van Moesson-Azië op kaarten van Eurazië en op wereldfacetkaarten die functioneel zijn voor het thema! kenmerken van het moessonklimaat! relatie traditionele rijstteelt - fysisch milieu - bevolkingsdichtheid! situering van het bestudeerde gebied op kaarten van Noord-Amerika en op wereldfacetkaarten die functioneel zijn voor het thema! relatie moderne commerciële landbouw - fysische omstandigheden - kapitaal, moderne teelttechnieken! wereldfacetkaart van de grote landbouwsystemen AV Aardrijkskunde 19 2de graad ASO

DIDACTISCHE WENKEN Aanbevolen lestijden: 10 Bij de studie van de agrarische regio s werd de keuze zo gemaakt dat meerdere continenten aan bod komen. De nodige variatie zit vervat in de totaal verschillende natuurlijke (zoals reliëf, klimaat en bodem) en menselijke omstandigheden (zoals bevolkingsdichtheid en ontwikkelingsgraad) van de drie regio s en in de grote verscheidenheid in het ruimtegebruik en de menselijke impact. Het ruimer landschappelijk kader nl. dit van het continent of het sub-continent, waarin de regio's voorkomen, is hier belangrijk en dit om het leggen van relaties mogelijk te maken. Satellietfoto's kunnen zinvol worden aangewend zoals bijvoorbeeld om verschuivingen van de wolkenzones (met hun neerslag) binnen het jaar vast te stellen. Dit kan zowel voor Afrika of voor Moesson-Azië gebeuren. In Moesson-Azië is het niet echt noodzakelijk het moessonklimaat te verklaren. Dit hangt af van het klasniveau. Maar het is zeker de bedoeling de hoofdkenmerken van dit klimaat te leren kennen. Tevens werd aandacht besteed aan een mogelijke ontwikkelingslijn die als een rode draad kan lopen doorheen de studie van de agrarische regio s:! de traditionele akkerbouw (overlevingslandbouw) met lage opbrengst per inwoner in Zwart- Afrika, waar de natuurlandschappen nog dominant aanwezig zijn,! de kleinschalige intensieve landbouw / traditionele irrigatielandbouw met hoge opbrengst per inwoner in Moesson-Azië,! de grootschalige moderne commerciële landbouw met overschot per inwoner in Noord- Amerika met inzet van kapitaal, commercialisatie, technologie en overheidsbeleid. De verwijzing naar agrarische producten die leerlingen dagelijks ontmoeten kan als een belangrijk didactisch motiverend middel gehanteerd worden (ET 14). Bij de behandeling van de agrarische regio's is het de bedoeling na te gaan waar buiten de bestudeerde regio's, het landbouwsysteem elders in de wereld ook voorkomt. Aan de hand van de atlas en wereldreferentiekaart kan men tot een eenvoudige cartografische voorstelling komen. Op die wijze bouwt men geleidelijk de wereldfacetkaart van de grote landbouwsystemen op. Als grote landbouwsystemen kunnen voorkomen: nomadische veeteelt, traditionele akkerbouw, traditionele irrigatielandbouw, plantagelandbouw, moderne commerciële landbouw, ranching. Het is niet de bedoeling om de andere grote landbouwsystemen in detail te bestuderen, maar om de facetkaart op te bouwen is een summiere vergelijking toch aangewezen. Hier kan, deels door zelfstandig werk, een beperkt onderzoek worden uitgevoerd i.v.m. plantagelandbouw en nomadische veeteelt met aandacht voor bijvoorbeeld:! analyse van een agrarische regio,! zoeken en selecteren van relevante informatie,! een samenhangende presentatie van een aantal bevindingen,! het formuleren van een eigen standpunt rond mogelijke bevindingen. AV Aardrijkskunde 20 2de graad ASO

4.7 Keuzethema's Aansluitend op alle thema's LEERPLANDOELSTELLINGEN 1 Uit terreinwaarnemingen de kenmerken van een gebied afleiden (ET 2, 3, 4, 5, 6, 9, 15, 16, 17, 18). 2 Aan de hand van werkbladen uit de tentoongestelde materialen in een museum, wereldatelier de kenmerken en problemen van de voorgestelde regio exploreren (ET 3, 11, 15). 3 Zelfstandig een aangepast en beperkt aard rijkskundig onderzoek uitvoeren ondersteund door ICT (ET 13, 15, 16, 18). LEERINHOUDEN! kenmerken van het bezochte excursiegebied! kenmerken en problemen van het gebied waarop in een museum, wereldatelier gefocust werd! relevante informatie in verband met een aardrijkskundig verschijnsel Aansluitend op het thema 'Landschappen en wereldkaart' LEERPLANDOELSTELLINGEN 4 Door analyse van beelden, kaarten en andere informatiebronnen een actuele gebeurtenis in een land of regio in relatie brengen met fysische en/of menselijke aardrijkskundige kenmerken (ET 2, 3, 12, 13, 15, 18). 5 Aan de hand van beelden de belangrijkste kenmerken van natuurlandschappen in een continent afleiden en beschrijven en deze op facetkaarten van klimaat en vegetatie situeren (ET 2, 3, 4, 12, 15, 17, 18). 6 Door analyse van beelden, van kaarten en van andere informatiebronnen fysische en menselijke aardrijkskundige kenmerken van een stad, regio of land, waarmee de school een uitwisselingsproject opzet, beschrijven (ET 2, 3, 5, 6, 7, 11, 12, 15, 16, 17, 18). 7 Door analyse van beelden, van kaarten en van andere informatiebronnen de natuur- en cultuurlandschappen van Turkije of Marokko beschrijven (ET 2, 3, 5, 6, 11, 12). LEERINHOUDEN! relevante fysische en/of menselijke elementen van een land of regio in de actualiteit! natuurlandschappen van een continent naar keuze (buiten Europa)! lokalisatie van een stad, regio of land voor een (Europees school-)uitwisselingsproject op kaarten van het continent! grote natuur- en cultuurlandschappen van Turkije of Marokko AV Aardrijkskunde 21 2de graad ASO

Aansluitend op het thema 'Ontwikkelingskansen door toerisme' LEERPLANDOELSTELLINGEN 8 Door analyse van beelden, van kaarten en van andere informatiebronnen de landschappelijke fenomenen van de Nationale Parken van de USA beschrijven en hun belang voor het toerisme nagaan (ET 3, 4, 12, 15, 17, 18). LEERINHOUDEN! landschappelijke fenomenen in en de betekenis van een natuurpark Aansluitend op het thema 'Verschillen tussen agrarische regio's' LEERPLANDOELSTELLINGEN 9 Door analyse van beelden, van kaarten en van andere informatiebronnen de relatie tussen klimaat, hydrografie, bodem, bevolkingsdruk en de agrarische mogelijkheden in een droogtegebied afleiden (ET 2, 3, 4, 5, 12). 10 Door analyse van beelden, van kaarten en van andere informatiebronnen de oorzaken van verstoringen van het wankel ecologisch evenwicht tussen natuurlijk milieu en labiele agrarische levenswijzen en hun gevolgen in een droogtegebied afleiden (ET 2, 3, 4, 5, 9, 11, 12). 11 Door analyse van beelden, van kaarten en van andere informatiebronnen een agrarisch ontwikkelingsproject als oplossing voor een aantal (geografisch relevante) ontwikkelingsproblemen in een regio onderzoeken (ET 3, 4, 5, 11, 12, 14, 15, 18). 12 Door analyse van beelden, van kaarten en van andere informatiebronnen de relaties tussen plantagelandbouw en de fysische en sociale omstandigheden nagaan (ET 2, 4, 5, 12, 14). LEERINHOUDEN! de wisselwerking tussen de bevolkingsdruk en de agrarische mogelijkheden van de Nijloase! situering van de Sahel op de kaart van Afrika en wereldfacetkaarten! wankel ecologisch evenwicht in de Sahel! ecologische problemen (zoals klimaatschommelingen, bevolkingsdruk) en hun gevolgen (zoals verwoestijning) in de Sahel! een agrarisch ontwikkelingsproject bij voorkeur in de Sahel! de plantagelandbouw bij voorkeur in Zuid-Amerika DIDACTISCHE WENKEN Uit deze thema s kan vrij worden gekozen. Het behandelen ervan is niet verplicht. Er worden hierboven enkele voorbeelden aangegeven. Inspiratie kan ook gezocht worden bij de keuzethema's vermeld bij het tweede leerjaar van de tweede graad. AV Aardrijkskunde 22 2de graad ASO

Wat een eventuele excursie betreft, kan gedacht worden aan een aardrijkskundige streek uit eigen land of een buurland, aan het Afrikamuseum in Tervuren, aan de Nationale plantentuin in Meise, aan het Tropenmuseum in Amsterdam, aan de Burgers Zoo in Arnhem, aan de inleefateliers van Oxfam in Brussel... Een natuurramp in een bepaald land of regio, een etnisch conflict in een regio, een economische recessie in een land of subcontinent... zijn evenzoveel mogelijke aanleidingen om er een les of een deel van een les aan te besteden. Het thema natuurlandschappen in een continent naar keuze kan beschouwd worden als een toepassing op het hoofdstuk 'landschappen en wereldkaart'. Eventueel kan het fungeren als inleiding op het thema toerisme. Hier kan gedacht worden aan Afrika of Australië. Het thema verwoestijning komt de jongste jaren minder in de actualiteit en in de media aan bod, maar blijft een boeiend voorbeeld van de beperkte ecologische draagkracht van droge gebieden. Het thema van de Sahel moet de leerlingen bewust maken van de draagkracht van een labiel milieu dat door klimaatsverstoringen en demografische en agrarische druk gemakkelijk uit balans kan gaan. Een van de grote landbouwsystemen, namelijk nomadische veeteelt, waarvan de spreiding op de wereldfacetkaart landbouwsystemen werd bestudeerd, kan bij dit thema op functionele wijze aan bod komen. Een ander keuzethema 'Studie van een agrarisch ontwikkelingsproject' kan bij het voorgaand thema functioneel aansluiten. Hierbij kan een geïntegreerd plattelandsproject, dat duurzame ontwikkeling nastreeft in samenwerking met de lokale bevolking en beroep doet op ecologisch verantwoorde middelen, aan bod komen. Ook een ontwikkelingsproject dat door de school in het kader van Broederlijk Delen, 11.11.11... gesteund wordt, kan in de lessen aardrijkskunde in samenwerking met bijvoorbeeld de leraar godsdienst aan bod komen. Bij een Europees uitwisselingsproject kan de stad of regio van het Europees land waarmee de uitwisseling wordt opgezet geografisch geïnitieerd worden. Ook de heenreis kan deels als geografische excursie benut worden. Een uitstap door de buitenlandse stad en regio kan in samenwerking met de lokale leraar aardrijkskunde als aardrijkskundige excursie opgevat worden. De studie van Marokko of Turkije kan de aandacht trekken op de landschapsdifferentiatie, de grote regionale verscheidenheid, de aantrekkelijkheid van de natuurlandschappen, de culturele rijkdom van de steden en heiligdommen... Op die wijze kan dit thema eventueel met het thema toerisme gecombineerd worden. Bedoeling is alleszins om voor de Belgische leerlingen bewondering te wekken voor het land van herkomst van veel migrantenleerlingen uit de klas. De leerlingen van Turkse en Marokkaanse herkomst worden op neutrale wijze via dergelijke aardrijkskunde lessen in hun eigenwaarde gesterkt. De lessen geografie kunnen op een heel natuurlijke wijze bijdragen aan een grotere multiculturele openheid bij de leerlingen. Eventuele spanningen tussen leerlingen van Marokkaanse en Turkse origine moeten geneutraliseerd worden door beide landen te bestuderen. AV Aardrijkskunde 23 2de graad ASO