De wereld verkennen: leren in en met de groep

Vergelijkbare documenten
De wereld verkennen: leren in en met de groep

De wereld verkennen: leren in en met de groep

Amsterdams onderwijs in beeld

Diversiteit: Blok 2.2. Contact en communicatie. Studiewijzer Pabo Voltijd

D.1 Motiveren en inspireren van leerlingen

De wereld verkennen: kinderen leren verschillend

Diversiteit: Blok 2.2. Contact en communicatie. Studiewijzer Pabo Voltijd Studiewijzer VT DEFINITIEVE VERSIE pagina 1

Lesvoorbereidingsmodel

Amsterdams onderwijs in beeld

Hoe leer ik kinderen rekenen in groep 3 en 4? Weekschema PABWJ314X

Amsterdams onderwijs in beeld

Beroepsproduct Project Wetenschap en technologie op de basisschool

Amsterdams onderwijs in beeld

Technisch gesproken reken ik daarop. Taal, techniek en rekenen-wiskunde bij jonge kinderen.

Jij maakt het verschil! Leren en ontwikkelen stimuleren.

Basisonderwijs in Nederland, toen en nu

Het oudere kind. Blok 3.1. Hanteren van verschillen tussen kinderen in de groep. Studiewijzer Pabo Voltijd

Amsterdams onderwijs in beeld

Stappenplan Ontdekken van de Wereld

Lesgeven over Amsterdam

Jij maakt het verschil! Leren en ontwikkelen stimuleren

1 De kennisbasis Nederlandse taal

Jij maakt het verschil! Leren en ontwikkelen stimuleren

CURSUSBESCHRIJVING Deel 1

Basisonderwijs in Nederland, toen en nu

Leren door te spelen. Blok 1.3. Studiewijzer Pabo Voltijd Studiewijzer VT 1.3 DEFINITIEVE VERSIE pagina 1

Toelichting Startbekwaamheidsgesprek voor opleidings- en werkveldexaminatoren

Het oudere kind. Blok 3.2. Omgaan met verschillen: Samenwerken met ouders en deskundigen in en buiten de school. Studiewijzer Pabo Voltijd

Lesgeven over Amsterdam

Jij maakt het verschil! Leren en ontwikkelen stimuleren.

Studiewijzer Pabo Deeltijd

Toelichting Startbekwaamheidsgesprek voor opleidings- en werkveldexaminatoren

Het oudere kind. Blok 3.1. Hanteren van verschillen tussen kinderen in de groep. Studiewijzer Pabo Voltijd

ITT/HU Beoordelingscriteria praktijk Fase 3 (jaar 3)

kempelscan K1-fase Eerste semester

Taalconferentie Hoera! Lezen. In gesprek met de inspectie. Programma. Uw beeld. Marja de Boer

Minor Toegepaste Psychologie

Checklist Begrijpend lezen en woordenschat Curriculum Nederlands ? - + +

Leren door te spelen. Blok 1.3. Studiewijzer Pabo Voltijd Studiewijzer VT 1.3 DEFINITIEVE VERSIE pagina 1

Het jonge kind. Blok 3.1. Hanteren van verschillen tussen kinderen in de groep. Studiewijzer Pabo Voltijd

Terugblik masterclasses HAN Pabo

HOUT EN BOUW. Activerende werkvormen? De leraar doet er toe.

2. Waar staat de school voor?

Thermometer leerkrachthandelen

Inhoud. Inleiding 9. 5 Planning Leerdoelen en persoonlijke doelen Het ontwerpen van het leerproces Planning in de tijd 89

Kennismaken met het Amsterdamse onderwijs

kempelscan P2-fase Studentversie

VOORWOORD. De opbouw van de leereenheden

D.1 Motiveren en inspireren van leerlingen

Rekencursus - vervolg. Bijeenkomst 1 2 oktober 2017 Vincent Jonker Monica Wijers

Vakdidactiek 2 Didactiek van de hoofdvaardigheden

ITT/HU Beoordelingscriteria praktijk Fase 1 (jaar 1)

Doordacht lesgeven bij sterk rekenonderwijs

Les Dieren met een baan, thema vermaak

Opdrachten bij hoofdstuk 1

Kennismaken met het Amsterdamse onderwijs

Opbrengstgericht werken bij andere vakken. Martine Amsing, Marijke Bertu, Marleen de Haan

beheerst de volgende vaardigheden, kan deze onderwijzen en vaardigheden

DECEMBER 2017 Lisa Jansen-Scheepers HET DRIESLAGMODEL

Brochure Begrijpend lezen VMBO 1

1 De leraar creëert een veilig pedagogisch klimaat

Talig rekenen. Drs. Martin Ooijevaar - Onderwijsadviseur SBZW

mijnplein 30 okt 2013 Begrijpend lezen = Begrijpend leren

Bekwaamheidseisen leraar primair onderwijs

Cluster rekenen/wiskunde & didactiek. Verantwoording module Breuken, procenten, kommagetallen en verhoudingen Pagina 1

Studiewijzer Pabo Deeltijd 1

Diversiteit: Contact en communicatie. Studiewijzer Pabo Voltijd. Blok Studiewijzer VT 2.2 DEFINITIEVE VERSIE pagina 1

Werkplan vakverdieping kunstvakken

Toetsbekwaamheid BKE november 2016

Cursus Rekenspecialist. Amarantis derde bijeenkomst 2 november 2010

Lezen met begrip: de sleutel tot schoolsucces

Woordenschatonderwijs. Ideeën, modellen en (werk)vormen die de leerkrachten kunnen inzetten in de klas om het woordenschatonderwijs

Het verbeteren van zelfwerkzaamheid van 2 havo/vwo leerlingen.

Ik tel tot 10! Volgens Bartjens Studentendag vrijdag 15 april Rekendag voor Pabo-studenten Thema: Ik tel tot 10!

Lesgeven over Amsterdam

Wat te doen met zwakke begrijpend lezers?

21 e eeuwse vaardigheden inzetten in het voortgezet onderwijs. Maaike Rodenboog, SLO

Onderwijs en Opvoeding. HANDLEIDING Educatieve minor

Kwaliteitseisen. 4.1 Praktijk Reflectie Kwaliteitseisen voor toetsing Portfolio 30

Zelfgestuurd leren met Acadin

Begin je (les)activiteit met een korte observatie aan de hand van onderstaande vragen:

Studiehandleiding beeldende vorming 2

Groep 7 en 8. Doelen Leerdoelen technisch lezen eind groep 8

Voorlezen en vertellen - Pabo 1. Voorlezen en vertellen Pabo 1

Rekenen, wiskunde en ICT. leerkrachtvaardigheden bij het nabespreken van non-routine rekenopgaven

kennisbasis vakdidactiek biologie auteurs Teresa Maria Dias Pedro Gomes, Stefan Bosmans en Marnix van Meer

Lesvoorbereidingsformulier Fontys Hogeschool Kind en Educatie, Pabo Eindhoven Bron: Didactisch model van Gelder. Student(e) Klas Stageschool Plaats

Agenda onderwijsavond bovenbouw

Informatie werkplekleren

en 2 Brochure Begrijpend lezen VMBO 1

Agenda onderwijsavond middenbouw

Zelfevaluatie. Inleiding:

Scenario: theoretisch blok (voorbeeldscenario / blauwdruk van een leerpraktijk)

Leerplanschema Minor Psychologie

Handleiding Assessment Startbekwaamheid

Leerwerktaak: Verhaaltjessom oplossen aanleren

BLAADJE #4. mei 2018

Transcriptie:

De wereld verkennen: leren in en met de groep Studiewijzer Pabo Voltijd Blok 2.3 2018-2019 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 1

INHOUD BLOK 2.3 DE WERELD VERKENNEN: KINDEREN LEREN VERSCHILLEND...3 HOE VER BEN JE MET DE OPLEIDING?... 4 HET ONDERWIJSPROGRAMMA VAN DE PABO EEN OVERZICHT VAN DEZE STUDIEWIJZER... 4 BEKNOPT OVERZICHT STUDIEPROGRAMMA EN TOETSING BLOK 2.3 VT... 6 HOOFDSTUK 1. THEMAONDERWIJS DE HOOR- EN WERKCOLLEGES...7 HOOFDSTUK 2. DE BEROEPSOPDRACHT MEESTERPROEF COÖPERATIEF LEREN... 10 HOOFDSTUK 3. KENNIS EN VAARDIGHEDEN - DE VAKCOLLEGES... 13 NEDERLANDS: BEGRIJPEND LEZEN... 14 NEDERLANDS: VAKOPDRACHT... 17 REKENEN-WISKUNDE: GECIJFERDHEID VOORBEREIDING KENNISBASISTOETS... 19 REKENEN-WISKUNDE: RIJK REKENEN... 21 MENS EN WERELD: BURGERSCHAPSVORMING... 23 MENS EN WERELD: NATUUR EN TECHNIEK: EVALUATIE EN INTEGRATIE... 26 KUNSTZINNIGE ORIËNTATIE: VAKOPDRACHT 2.3... 28 CULTUURPROJECT 2: CULTUUR EN HET KIND - BURGERSCHAP... 30 HOOFDSTUK 4. DE PRAKTIJK VAN HET BASISONDERWIJS... 32 HOOFDSTUK 5. PERSOONLIJKE PROFESSIONELE ONTWIKKELING... 34 HOOFDSTUK 6. PRAKTISCHE INFORMATIE... 38 BIJLAGE 1 BEOORDELINGSFORMULIER BEROEPSOPDRACHT VT 2.3 COÖPERATIEF LEREN... 40 BIJLAGE 2 BEOORDELINGSFORMULIER VAKOPDRACHT NEDERLANDS VT 2.3... 42 BIJLAGE 3 BEOORDELINGSFORMULIER VAKOPDRACHT REKENEN/WISKUNDE VT 2.3... 44 BIJLAGE 4 BEOORDELINGSFORMULIER VAKOPDRACHT KUNSTZINNIGE ORIENTATIE VT 2.3... 46 BIJLAGE 5 DE TAALNORM VAN PABO HVA... 48 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 2

BLOK 2.3 De wereld verkennen: kinderen leren verschillend INLEIDING - Voor het ouder wordende kind wordt de wereld telkens groter. Bovendien gebeurt er van alles binnen de morele en creatieve ontwikkeling van ouder wordende kinderen. Zij ervaren en beschouwen de wereld anders dan in de jaren ervoor. Dit fenomeen vraagt om andere onderwijsarrangementen dan voor jonge kinderen. In dit blok krijg je het gereedschap in handen om voor de begeleiding van dit proces passend onderwijs te ontwikkelen. Het is de bedoeling dat je lessen leert ontwikkelen die de plaats kunnen innemen van de methodelessen. Het is daarbij jouw taak als leerkracht om de directe omgeving van het kind op constructieve wijze in je lessen in te zetten. We gaan dus op zoek naar onderwijsarrangementen waarmee kinderen uitgedaagd worden om de wereld verder te onderzoeken en te ontdekken. Want terwijl methodemakers inspelen op een gemiddelde situatie, zul jij als leerkracht die lessen moeten kunnen veranderen, ontwerpen of aanpassen opdat er een echt uitdagende leeromgeving ontstaat. Bovendien mag niet vergeten worden dat de leerkracht een belangrijke rol speelt als cultuur(over)drager. Als leerkracht ben je de tussenpersoon tussen de leefwereld van het kind en de grote wereld, niet in de laatste plaats die van het voortgezet onderwijs waar oudere kinderen op de basisschool zich op beginnen voor te bereiden. Kortom, als leerkracht voor het ouder wordende kind heb je te maken met een grote uitdaging en een grote verantwoordelijkheid. In dit blok gaan we je bijbrengen wat je nodig hebt om die verantwoordelijkheid te kunnen dragen. 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 3

Hoe ver ben je met de opleiding? Ieder kind leert de wereld op zijn of haar eigen manier kennen. Een leerkracht speelt hier een hele belangrijke rol, maar is zeker niet de enige factor voor het kind. De kennis die je al hebt opgedaan over het Amsterdamse onderwijs en de schoolomgeving gaat je dit blok helpen om het leren en de leefwereld van het bovenbouwkind nog beter te doorgronden. 1 Kennismaken met onderwijs en met de stad Amsterdam Kind in de grote stad / Leerkracht in de grote stad 1.1 Amsterdams onderwijs in beeld 1.2 Lesgeven over Amsterdam 1.3 Leren door te spelen 1.4 Basisonderwijs in Nederland, toen en nu Praktijk Bovenbouw Bovenbouw Onderbouw (accent groep 1 en 2) Onderbouw (accent groep 1 en 2) 2 Differentiatie in opvoeden en onderwijzen Kinderen leren op verschillende manieren 2.1 Leren en ontwikkelen 2.2 Diversiteit: contact en 2.3 Leren in en met de groep 2.4 De wereld verkennen: kinderen stimuleren communicatie leren verschillend Praktijk Onderbouw (accent groep 3 en 4) Onderbouw (accent groep 3 en 4) Bovenbouw Bovenbouw 3 Hanteren van verschillen tussen kinderen in onder-/ bovenbouw 3.1 Hanteren van verschillen tussen 3.2 Omgaan met verschillen: kinderen in de groep, in onder- c.q. Samenwerken met ouders en bovenbouw deskundigen in en buiten de school Praktijk Onderbouw/bovenbouw Onderbouw/bovenbouw Minor 4 Verantwoordelijkheid nemen voor het leerproces van kind en groep 4.1 Eigen (LiO)-groep: 4.2 (Eigen) onderwijs ontwikkelen verantwoordelijkheid nemen voor en verantwoorden het leerproces van kind en groep Voorbereiden overgang naar het werkveld 4.3 Voorbereiden overgang naar het werkveld 4.4 Voorbereiden overgang naar het werkveld _ Praktijk Lint LIO, bouw specialisatie Lint LIO, bouw specialisatie Lint LIO, bouw specialisatie Lint LIO, bouw specialisatie Het onderwijsprogramma van de Pabo Een overzicht van deze studiewijzer Ieder blok wordt het onderwijs op de pabo verzorgd rondom een specifiek thema. Voor het komende blok is dat De wereld verkennen: kinderen leren verschillend. Met deze studiewijzer geven we je graag een overzicht van wat je gedurende dit blok kunt verwachten. Ieder blok is in feite schematisch op te delen in vier onderdelen. Het themaonderwijs, dat in het schema hieronder in het gele vak is aangegeven, bestaat uit hoorcolleges, werkcolleges en practica, waarvan de kennis halverwege het blok wordt getoetst in de thematoets (zie hoofdstuk 1 van deze studiewijzer). Daarnaast werk je het gehele blok aan een beroepsopdracht. Deze opdracht vormt de schakel tussen de kennis en vaardigheden die je tijdens de colleges opdoet (links in het schema), en de praktische toepassing van die kennis voor de klas ('Praktijk', rechts in het schema) - vandaar ook dat de beroepsopdracht in het schema in het midden is geplaatst. Het beroepsproduct dat je aan het eind van het blok oplevert, heeft altijd een directe relatie met het werken in de klas en in de school (zie hoofdstuk 2). De vakinhoudelijke kennis en vaardigheden staan ook in het teken van het blokthema. Je volgt vakcolleges en je oefent je vaardigheden in de verschillende vakdomeinen. In hoofdstuk 3 zijn alle vakken die je dit blok gaat volgen uitgebreid beschreven, alsmede de literatuur die je ervoor nodig hebt en alle andere relevante informatie. Let op: het is van belang dat je weet dat sommige, verschillende vakken vallen onder dezelfde SIS-code, die steeds als één eenheid worden getoetst. Aan het begin van hoofdstuk 3 van deze studiewijzer leggen we dat nog eens helder uit. 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 4

Natuurlijk loop je dit blok ook weer echt mee in de praktijk van het basisonderwijs, te weten in de bovenbouw. Hoewel alle informatie daarover in de praktijkgids vermeld staat (die is te downloaden via intranet) worden de belangrijkste zaken met betrekking tot de praktijk voor het komende blok in hoofdstuk 4 van deze studiewijzer nog even voor je op een rijtje gezet. Tijdens de persoonlijke professionele ontwikkeling, aangeduid met ppo, (te vinden onderaan het schema, hoofdstuk 5 van deze studiewijzer) word je begeleid door jouw kerndocent. Deze ondersteunt je bij het uitvoeren van de beroepsopdracht, ziet toe op je studievoortgang en koppelt je stage-ervaringen aan de opleiding. Het onderwijsprogramma voor dit blok ziet er daarmee als volgt in schema uit: Themaonderwijs: Leren door te spelen Pedagogiek/Themalijn 2.3 Kennis en Vaardigheden Vaktoets Nederlands 2.3 Vakopdracht Nederlands 2.3 Vakopdracht Rekenen/Wiskunde 2.3 Vakopdracht Kunstzinnige Oriëntatie 2.3 Beroepsopdracht Beroepsopdracht 2.3 Praktijktoets 2.3 Praktijk Persoonlijke professionele ontwikkeling Tot slot: in hoofdstuk 6 van deze studiewijzer hebben we alle praktische informatie voor je op een rijtje gezet, zoals een kalenderoverzicht van dit blok, een literatuurlijst, een overzicht van handige en belangrijke internetsites, de BAS-norm, een overzicht van het vereiste taalniveau, etc. 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 5

Beknopt overzicht studieprogramma en toetsing blok 2.3 VT Hieronder vind je een samenvatting van het studieaanbod en de wijze van toetsen van blok 2.3. Uitgebreide informatie (bv. over de toetsstof en de omschrijving van de opdracht) vind je in deze studiewijzer bij het betreffende studieonderdeel. Let op: er worden ook in dit blok colleges gegeven voor andere vakken, zoals voor bijvoorbeeld Mens & Wereld. Deze worden echter getoetst in het volgende blok. BLOK 2.3 VT - STUDIEPROGRAMMA & TOETSING 2018-2019 COLLEGES TOETSING STP. TOETSVORM TOETSMOMENT HERKANSING Hoorcolleges Pedagogiek/themalijn Vakdocent of gastdocent Vakcolleges Nederlands Vakdocenten NE Peda / Themalijn 2.3 (Thematoets) Nederlands 2.3 (Vaktoets) 2 Meerkeuze 40 vragen 2 Meerkeuze 40 vragen Toetsweek 2 van blok 2.3 Datum 1 : Toetsweek 2 van blok 2.3 Toetsweek 1 van blok 2.4 Toetsweek 1 van blok 2.4 Vakcolleges Nederlands Vakdocenten NE Vakcolleges Rekenen/wiskunde Vakdocenten RW Vakcolleges Kunstzinnige Oriëntatie Vakdocenten KO Begeleidingscolleges Werkcolleges Practica Beroepsopdracht Kerndocent Nederlands Vakopdracht 2.3 Rekenen/wiskunde Vakopdracht 2.3 2 Verslag (zie voor de specifieke eisen de opdracht in de studiewijzer) Beoordeling door vakdocent a.d.h.v. beoordelingsformulier 2 Verslag (zie voor de specifieke eisen de opdracht in de studiewijzer) Beoordeling door vakdocent a.d.h.v. beoordelingsformulier Vakopdracht KO 2.3 2 Verslag (zie voor de specifieke eisen de opdracht in de studiewijzer) Beoordeling door vakdocent a.d.h.v. beoordelingsformulier Beroepsopdracht 2.3 3 Verslag (zie voor de specifieke eisen de opdracht in de studiewijzer). Beoordeling door andere kerndocent a.d.h.v. beoordelingsformulier Toetsweek 1 van blok 2.3 Toetsweek 1 van blok 2.3 Toetsweek 1 van blok 2.3 Toetsweek 1 van blok 2.3 Toetsweek 1 van blok 2.4 Toetsweek 1 van blok 2.4 Toetweek 1 van blok 2.4 Toetsweek 1 van blok 2.4 Stage Schoolopleider Stagementor Praktijk 2.3 1 dag per week en 1 stageweek TOTAAL AANTAL STUDIEPUNTEN BLOK VT 2.3 16 3 Stagebeoordeling Beoordeling door schoolopleider of stagedocent a.d.h.v. beoordelingsformulier Toetsweek 1 van blok 2.3 Toetsweek 1 van blok 2.4 1 Zie voor de toetsdata het actuele toetsrooster en vul hier de datum zelf in. 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 6

HOOFDSTUK 1. Themaonderwijs De hoor- en werkcolleges SIS-code: Pedagogiek/Themalijn 2.3 INLEIDING - In dit onderwijsblok leer je met welke groepsprocessen je allemaal te maken krijgt als je werkt met en in een groep. Je maakt zelf deel uit van verschillende groepen zowel in het onderwijs als daarbuiten. Als aankomend leerkracht werk je met een groep kinderen en herken je de invloed van groepsprocessen op het leren en het gedrag van kinderen in je eigen praktijk. Je geeft zelf vorm aan een positief pedagogisch klimaat in je stagegroep. Ook maak je kennis met het gebruik van coöperatieve werkvormen als middel voor zowel cognitieve als pedagogische doelen, die je bij de kinderen wilt bereiken. Leerdoelen Je kent een aantal coöperatieve werkvormen en weet hoe je deze werkvormen in jouw les kunt organiseren Je kent verschillende activerende werkvormen en weet hoe je deze werkvormen in jouw les kunt organiseren Je kent de invloed van coöperatief leren op groepsprocessen Je kent het begrip groepsdynamica, waaronder groepsprocessen en groepsrollen en kent de invloed hiervan op het pedagogisch klimaat en leren. Je kent de kenmerken van een positieve en negatieve groep en weet wat de leerkracht kan doen om dergelijke groep vorm te geven, in stand te houden of te veranderen. Je kent de verschillende vormen van pesten en meerdere theorieën die gedrag in pestsituaties kunnen verklaren en de risicofactoren die de kans op betrokkenheid bij pestgedrag verhogen. Je kunt de theorie in de onderwijspraktijk inzetten om pesten te voorkomen en herkent de theorie bij verschillende interventies voor pesten Het programma Bijeenkomsten Les 1: Coöperatief leren 1 Coöperatief leren is een populair begrip geworden in het onderwijs. Het gaat niet alleen om het werken in groepen. Wat is het dan wel? Waar moet coöperatief leren aan voldoen en wat is de achterliggende theorie? Les 2: Coöperatief leren 2 Tijdens deze les worden verschillende activerende werkvormen toegelicht en kijk je hoe je deze in jouw les kunt organiseren. Verder gaan we in op het aanleren van het samenwerkingsvaardigheden die leerlingen nodig hebben om tot coöperatief leren te kunnen komen. Les 3: Groepsdynamica en de fasen van groepsontwikkeling Wat is een groep eigenlijk? Hoe houd je rekening met de groep en met de processen binnen de groep? Hoe ontwikkelt een groep zich en welke verschillende fasen kun je observeren? Hoe komen de waarden en normen in een groep tot stand en hoe kun je ze beïnvloeden? Les 4: Naar een positieve groep Wat is de invloed van een groep op de relaties tussen kinderen? Wat zijn intergroepsrelaties en intragroepsrelaties? Wat is het verschil en hoe kan je als leerkracht je invloed uitoefenen? In deze les maak je kennis met interventies om een groep positief te beïnvloeden. Ook behandelen we buitenspelen en bewegingsonderwijs met de groep, omdat er dan sprake is van een andere dynamiek. Jouw activiteiten vooraf Alkema, E., Dam van, E., Kuipers, J. (2011) Meer dan onderwijs, Van Gorcum, Assen. Hoofdstuk 3.7.2. Veenman, S. (2001) Coöperatief leren. https://www.onderwijsmaakjesamen.nl/uncategorized/cooperatiefleren-simon-veenman-2/ Alkema, E., Dam van, E., Kuipers, J. (2011) Meer dan onderwijs, Van Gorcum, Assen. Hoofdstuk 5.5.5. Engelen, R. van(2014), Grip op de groep, Jeugd in School en Wereld, Bekadidact, Baarn, Hoofdstuk 1, 2, 3, 4 en 5. Engelen, R. van,(2014) Grip op de groep, Jeugd in School en Wereld, Bekadidact, Baarn, Hoofdstuk 6 en 8. 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 7

Les 5: Pesten Lesgeven is complex. Als leerkracht is het je taak ervoor te zorgen dat alle kinderen leren binnen een veilig pedagogisch klimaat. Wat gebeurt er in de groep als pesten voorkomt? In een pestsituatie gebeurt het zelden dat er alleen een dader en een slachtoffer betrokken zijn. Er zijn meer leerlingen uit de klas aanwezig die invloed hebben op de pestsituatie. In deze bijeenkomst onderzoeken we de verschillende groepen leerlingen die betrokken zijn bij het pesten. Les 6: Pesten; interventies Er zijn verschillende interventies op de markt om pesten te voorkomen of te stoppen. Op dit moment wordt er veel onderzoek gedaan naar welke interventies werken (www.watwerkttegenpesten.nl). In deze bijeenkomst gaan we ons verdiepen in een aantal interventies en kijken op welke theoretische principes de interventies gebaseerd zijn. Hoofdstuk 1.2, 4.1, 4.2, 4.3 uit Goossens, F., Vermande, M. & Meulen van der, M. (2012). Pesten op school. Achtergronden en interventies. Den Haag: Boom-Lemma. Aanbevolen literatuur: Hoofdstuk 7 en 8 Goossens, F., Vermande, M. & Meulen van der, M. (2012). Pesten op school. Achtergronden en interventies. Den Haag: Boom-Lemma. Toetsing De leerdoelen die bij het themaonderwijs horen, worden getoetst in de thematoets van dit blok. De toets betreft een schriftelijk tentamen (meerkeuzevragen). De grens voldoende / onvoldoende hangt af van het aantal vragen en het aantal antwoordmogelijkheden. De toets wordt als voldoende beoordeeld (cijfer: 5,5) indien minimaal 67% van de meerkeuzevragen goed is beantwoord. Voor studenten uit jaar 3 of 4 die deze toets herkansen geldt dat zij een conversietoets kunnen maken. Zij raadplegen voor de toetsstof dan ook de studiewijzer 2.3 van 1617. Eerdere conversietoetsen vervallen met ingang van deze versie. Literatuur / toetsstof Engelen, R. van (2014). Grip op de groep Jeugd in School en Wereld. Bekadidact, Baarn. Hoofdstuk 1: De groep Hoofdstuk 2: De positieve groep Hoofdstuk 3: De negatieve groep Hoofdstuk 4: Fases in groepsvorming Hoofdstuk 5: Waarden en normen in de groep Hoofdstuk 6: Inter- en intragroepsrelaties Hoofdstuk 8: Ter afsluiting Alkema, E., Dam van, E., Kuipers, J. (2011). Meer dan onderwijs, Van Gorcum, Assen. Hoofdstuk 3.7.2: Coöperatief leren Hoofdstuk 5.5.5: Didactische werkvormen 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 8

Goossens, F., Vermande, M. & Meulen van der, M. (2012) of druk (2015). Pesten op school. Achtergronden en interventies. Den Haag. Het boek is digitaal te lezen via bib.hva.nl. Hoofdstuk 1.2: Wat is pesten? Hoofdstuk 4.1: Inleiding Hoofdstuk 4.2: Een rolbenadering bij pesten Hoofdstuk 4.3: De evaluatie van pesten in de context van de groep Veenman, S. (2001) Coöperatief leren. Artikel online: https://www.onderwijsmaakjesamen.nl/uncategorized/cooperatief-leren-simon-veenman-2/ Artikelen via MijnHvA en de lesstof inclusief de PowerPoints van de werkcolleges op MijnHvA. 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 9

HOOFDSTUK 2. De beroepsopdracht Meesterproef coöperatief leren SIS-code: Beroepsopdracht 2.3 De klas van Sabine Sabine werkt op een basisschool in Amsterdam. De groep 5 van Sabine is een mooi stel kinderen, vindt zij zelf, maar het is geen makkelijke groep. Voordat Sabine ging werken met coöperatieve leerstrategieën waren vooral de motivatie om te leren, taakgerichtheid en de sfeer in de klas zaken waar ze hard aan moest werken. Met de nieuwe coöperatieve aanpak heeft de groep een flinke stap in de goede richting gemaakt. De leerlingen zijn gegroeid door de eigen verantwoordelijkheid die ze nu krijgen. Sabine merkt ook dat de kinderen het fijn vinden dat ze niet altijd individueel moeten werken. Eerst samen oefenen met twee of vier andere kinderen is leuker, waardoor kinderen meer betrokken zijn en gemotiveerd om te leren. (vrij naar Marzano, 2010). INLEIDING - De relaties die ontstaan tussen leerkracht en kind en tussen kinderen onderling blijken een belangrijke voorwaarde te zijn voor het leren en de ontwikkeling van het kind (Stevens, 2005). Je krijgt in het basisonderwijs voortdurend te maken met groepsdynamica. Kinderen ontwikkelen zich zowel binnen de groep, als door de groepsdynamiek die er ontstaat. Coöperatief leren is daarbij een krachtig middel. Tevens lijkt coöperatief leren een positieve invloed te hebben op het leerklimaat. De Maat, Metselaar, Schipper en Telleman (2012) toonden aan dat de relatie tussen de leerkracht en leerling en tussen leerlingen onderling significant verbetert wanneer er gewerkt vanuit het coöperatief leerprincipe. Een goed leerklimaat is zoals bekend een essentiële voorwaarde voor leerlingen om optimaal te kunnen leren en zich te kunnen ontwikkelen (Stevens, 2005). Gezien de positieve invloed van coöperatief leren op kennis, vaardigheden en het leerklimaat, kiezen we ervoor om beroepsopdracht 2.3 te wijden aan deze leerwerkvorm. Je schrijft hiervoor een plan van aanpak met de volgende items; aanleiding en context, probleemstelling met hoofd- en deelvragen en doelstelling. Je probeert allerlei vormen van coöperatief leren uit. Op basis van je onderzoek Coöperatief leren formuleer je aanbevelingen om tot de gewenste situatie te komen. Leerdoelen Je kunt een probleemstelling formuleren ten aanzien van coöperatief leren in de eigen stageklas. Je kunt passende hoofd en deelvragen formuleren op basis van probleemstelling. Je kunt de vijf uitgangspunten van coöperatief leren in de stageklas toepassen door middel van coöperatieve werkvormen. Je kunt coöperatieve werkvormen beargumenteerd inzetten met het oog op sociale en cognitieve doelen. Je kunt de zelf geformuleerde probleemsituatie analyseren en conclusies trekken op basis van eigen onderzoek en theorie. Het programma De beroepsopdracht wordt begeleid tijdens zes bijeenkomsten binnen kerndocenttijd. Bijeenkomsten Jouw activiteiten vooraf 1. Inleiding op de beroepsopdracht: coöperatief leren In deze bijeenkomst bespreken we hoe je de beginsituatie ten aanzien van coöperatief leren in je stageklas in kaart kunt brengen. Daarnaast formuleren we mogelijke verlegenheidsituaties bij coöperatief leren en gaan we in op de termen probleemstelling en aanleiding en context. Bestudeer de beschrijving van de beroepsopdracht in deze studiewijzer. 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 10

2. Hoofd- en deelvragen. Op basis van je verlegenheidssituatie formuleer je hoofd- en deelvragen en de doelstelling van je onderzoek. 3. Keuze en verantwoording coöperatieve werkvormen. In deze bijeenkomst kies je de werkvormen die jij wilt inzetten en verantwoord je ze aan de hand van de vijf uitgangspunten en de cognitieve en sociale doelen die je met de werkvormen wilt bereiken. 4. Uitwisselen ervaringen, analyseren en conclusies trekken. Je zorgt dat je verschillende werkvormen hebt uitgeprobeerd in je stageklas en je wisselt ervaringen uit. We gaan aan de slag met het analyseren van je gegevens en het trekken van conclusies, onderbouwd door theorie. Daarnaast gaan we in op het formuleren van aanbevelingen. 5. Invulling op verzoek van de studenten. 6. Feedback Aan de hand van gegeven criteria wordt feedback gegeven. Je kunt je producten tot dusver delen met anderen. Eindproduct: Een product waarin coöperatief leren onderzocht is in de eigen stageklas. Het product bevat een beschrijving van de verlegenheidssituatie, de uitleg van de gekozen werkvormen, argumentatie bij de vijf gekozen werkvormen, conclusies en aanbevelingen in relatie tot de zelf geformuleerde probleemstelling (onderbouwd door theorie). Je hebt ook dit blok de keuze uit verschillende afrondingsvormen. Stap 1 Verdiep je in de literatuur (gebruik bijvoorbeeld Grip op de groep, Coöperatief leren in het basisonderwijs, Coöperatieve leerstrategieën en/of het Didactische werkvormenboek) en in de beginsituatie ten aanzien van coöperatief leren in je stageklas. Schrijf aan de hand daarvan een verlegenheidssituatie. Stap 2 Je kiest minimaal vijf verschillende werkvormen coöperatief leren die je gaat toepassen in je stageklas om de geformuleerde verlegenheidssituatie aan te pakken. Daarnaast wordt de keuze voor deze vijf coöperatieve werkvormen beargumenteerd. De argumentatie start met een koppeling naar de beginsituatie van de klas met betrekking tot coöperatief leren. Daarna worden per werkvorm de cognitieve en sociale doelen beargumenteerd. Beoordelingscriteria De kwaliteit van het eindproduct wordt beoordeeld op basis van de volgende criteria: In het product beschrijft de student de student de verlegenheidssituatie ten aanzien van coöperatief leren in de eigen stageklas. 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 11

In het product worden vijf coöperatieve werkvormen getoond en/of beschreven aan de hand van de vijf uitgangspunten van coöperatief leren. In het product worden vijf coöperatieve werkvormen beargumenteerd. De student kan de zelf geformuleerde probleemsituatie analyseren en conclusies trekken op basis van eigen onderzoek. Deze criteria worden getoetst aan de hand van het beoordelingsformulier in bijlage 1 van deze studiewijzer. Let op: als voldoende beoordeelde producten worden altijd opgenomen in het portfolio. Een geactualiseerd portfolio geldt als voorwaarde voor het functioneringsgesprek met de kerndocent aan het eind van het semester. Houd je portfolio dus zorgvuldig bij! 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 12

HOOFDSTUK 3. Kennis en vaardigheden - de vakcolleges INLEIDING - Dit onderdeel van de studiewijzer beschrijft de vakcolleges die je dit blok gaat volgen. Daarbij is het van belang dat je het onderscheid kent tussen de titel van de collegereeks, het vakdomein waar deze onder valt en de code van de eenheid die met de studiegids correspondeert. Iedere collegereeks heeft afzonderlijk een titel, maar verschillende collegereeksen kunnen onder dezelfde SIS-code vallen. Per blok wordt steeds het cluster dat onder één eenheid valt (zoals Kunstzinnige oriëntatie 2.4), in één keer getoetst. Het kan dus voorkomen dat verschillende collegereeksen in één afsluitende vaktoets samenkomen. Iedere beschrijving hieronder is op dezelfde wijze gestructureerd. We beginnen met een korte inleiding. Dan volgen steeds een beschrijving van de leerdoelen, een schematische weergave van het programma (opgedeeld in de behandelde stof tijdens de bijeenkomst, en de voorbereiding die we voor die bijeenkomst van je verlangen), informatie over de toetsing en een overzicht van de literatuur/toetsstof. Aan het eind van dit hoofdstuk volgt de beschrijving van de vakopdracht Nederlands 2.3. Met de vakopdracht verwerk je de kennis en vaardigheden die je opdoet in de vakcolleges tot een zelfstandig product. Hoewel dit een opdracht is waar je grotendeels zelfstandig aan werkt, wordt de vakopdracht Nederlands 2.3 begeleid in de collegereeks Begrijpend lezen die dit blok wordt aangeboden. 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 13

3.1 Titel: Nederlands: begrijpend lezen SIS-code: Vaktoets Nederlands 2.3 INLEIDING - Het belang van begrijpend lezen kan nauwelijks overschat worden. Het niveau van begrijpend lezen dat kinderen aan het eind van de basisschool halen, bepaalt voor een belangrijk deel het succes in het voortgezet onderwijs. Echter begrijpend lezen is veel meer dan het beheersen van een vaardigheid. Het is de sleutel tot alle kennis die schriftelijk is vastgelegd. Voldoende beheersing van de vaardigheid begrijpend lezen zorgt ervoor dat leerlingen op steeds onafhankelijker wijze kennis kunnen vergaren en is daarmee een belangrijke voorspeller van schoolsucces en maatschappelijk functioneren op latere leeftijd. Het accent tijdens lessen begrijpend lezen ligt op het verwerven van kennis en woordenschat en op het leren sturen van het eigen leesproces. Hoe meer de kinderen weten over de wereld en over taal en hoe groter hun woordenschat, hoe makkelijker zij teksten begrijpen. Om hun leesproces te kunnen sturen moeten leerlingen strategieën leren toepassen. In deze collegereeks doe je kennis op over strategieën en technieken voor informatieverwerking, tekstbegrip, leesen schrijfprocessen. Je leert over de diverse tekstkenmerken, zowel voor een lezer als voor een schrijver in de bovenbouw. Je kent de leerlijnen lezen en stellen van groep 5 tot aan de brugklas. Daarnaast onderzoek je middels de vakopdracht Nederlands 2.3 het leesonderwijs in je stageklas. Hierbij pas je eerder verworven kennis toe over lees- en woordenschatonderwijs uit de blokken 2.1 en 2.2. Leerdoelen Je kent de theorie over begrijpend lezen. Je kent de tussendoelen en leerlijnen 'gevorderde geletterdheid' die horen bij begrijpend lezen. Je kent enkele didactische modellen die kinderen helpen bij begrijpend lezen. Je kunt vragen bij teksten maken. Je kunt het belang van een goede woordenschat voor begrijpend lezen uitleggen. Je kunt de methodiek Taal: een zaak van alle vakken op een gegeven zaakvaktekst toepassen. Het programma Bijeenkomsten 1. Begrijpend lezen 1 Leesonderwijs kent vele vormen, begrijpend lezen is daarvan zondermeer de belangrijkste vorm die kinderen aangeleerd krijgen. In deze eerste les staat de theorie omtrent begrijpend lezen centraal. In deze les wordt ook de vakopdracht Nederlands 2.3 toegelicht. 2. Begrijpend lezen 2 Kinderen moeten leren om gebruik te maken van leesstrategieën. Welke leesstrategieën er zijn en welke voor- en nadelen het gebruik van leesstrategieën heeft, wordt in deze les besproken. Jouw activiteiten vooraf Förrer, M. e.a. (2010) Lezen denken begrijpen. Handboek begrijpend lezen in het basisonderwijs. Hoofdstuk 1. Förrer, M. e.a. (2010) Lezen denken begrijpen. Handboek begrijpend lezen in het basisonderwijs. Hoofdstuk 5. 3. Begrijpend lezen 3 Om tot tekstbegrip te komen is het belangrijk dat aan kinderen goede vragen gesteld worden en dat zijzelf ook vragen leren maken. Dit is het onderwerp van deze les. Förrer, M. e.a. (2010) Lezen denken begrijpen. Handboek begrijpend lezen in het basisonderwijs. Hoofdstuk 3. 4. Begrijpend lezen 4 Taal een zaak van alle vakken is een methodiek die het tekstbegrip in de zaakvakmethoden aanpakt. Effect: meer kennis van de taal, maar ook meer kennis van de wereld. Förrer, M. e.a. (2010) Lezen denken begrijpen. Handboek begrijpend lezen in het basisonderwijs. Hoofdstuk 4. 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 14

5. Begrijpend lezen 5 In deze les bespreken we verschillende werkvormen omtrent begrijpend lezen die toegepast kunnen worden in de stageklas. Daarnaast bekijken we welke leesstrategieën aan bod komen bij de verschillende werkvormen. 6. Begrijpend lezen 6 In deze les bespreken we op welke wijze je de resultaten van de leerlingen kunt monitoren. Daarnaast blikken we terug op de stof die in blok 2.2 en 2.3 is behandeld. Förrer, M. e.a. (2010) Lezen denken begrijpen. Handboek begrijpend lezen in het basisonderwijs. Hoofdstuk 2. Förrer, M. e.a. (2010) Lezen denken begrijpen. Handboek begrijpend lezen in het basisonderwijs. Hoofdstuk 6. Toetsing De stof uit de colleges wordt op twee manieren getoetst: 1. Met de vakopdracht Nederlands 2.3 die wordt ingeleverd aan het eind van dit blok (zie paragraaf 3.2). 2. De collegereeks Begrijpend lezen maakt deel uit van onderwijseenheid Nederlands 2.3 en wordt getoetst in de vaktoets Nederlands 2.3. Let op: binnen de onderwijseenheid Nederlands 2.3 valt ook de collegereeks Aanvankelijk lezen en voortgezet technisch lezen/stelonderwijs van blok 2.2. Raadpleeg daarvoor de studiewijzer van het vorige blok. De toetsstof die bij Aanvankelijk lezen en voortgezet technisch lezen/stelonderwijs hoort, is hieronder voor je herhaald. De toets betreft een schriftelijk tentamen (meerkeuzevragen). De grens voldoende / onvoldoende hangt af van het aantal vragen en het aantal antwoordmogelijkheden. De toets wordt als voldoende beoordeeld (cijfer: 5,5) indien minimaal 67% van de meerkeuzevragen goed beantwoord is. Literatuur/toetsstof Blok 2.2: Paus, H. (Red.) (2014). Portaal, praktische taaldidactiek voor het basisonderwijs. Bussum: Coutinho. Hoofdstuk 5.1: Achtergrondkennis (p. 185-200). Hoofdstuk 5.2: Ontwikkelingslijnen van lezen (p. 200-202, p. 205-211, p.213-217, p.220-226). Hoofdstuk 5.3: Didactiek van lezen (p. 226-236, p. 243-262, p. 264-268). Hoofdstuk 6.1: Achtergrondkennis (p.275-286). Hoofdstuk 6.2: Ontwikkelingslijnen van schrijven (p. 288-292). Hoofdstuk 6.3: Didactiek van stellen (p. 292-293, p. 295-303, p. 304-306, 308-310). Druenen, M. van, Gijsel, M., Scheltinga, F. en Verhoeven, L. Leesproblemen en dyslexie in het basisonderwijs. Handreiking voor aankomende leerkrachten. Expertisecentrum Nederlands, 2012. Te downloaden via: http://masterplandyslexie.nl/public/files/documenten/leesproblemen_en_dyslexie_in_het_basisonderwijs.pdf Hoofdstuk 1: Onderkenning van lees- en spellingproblemen en dyslexie. Hoofdstuk 3: Signaleren van lees- en spellingachterstanden. Hoofdstuk 4: Begeleiding bij lees- en spellingproblemen. 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 15

http://www.leerlijnentaal.nl - met een accent op de domeinen lezen en schrijven. Alle collegestof, dat wil zeggen de PowerPoints en de uitgereikte materialen. Blok 2.3: Förrer, M., e.a. (2010). Lezen denken begrijpen! Handboek begrijpend lezen voor het basisonderwijs. Amersfoort: CPS. Je bestudeert zelfstandig de kerndoelen 4, 5, 6, 7 en 8 en de leerlijnen schriftelijke taalvaardigheid op http://tule.slo.nl en www.leerlijnentaal.nl. Alle collegestof, dat wil zeggen de PowerPoints en de uitgereikte materialen. 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 16

3.2 Titel: Nederlands: vakopdracht SIS-code: Vakopdracht Nederlands 2.3 INLEIDING - Wie wel eens een klas binnenloopt zal het zeker opvallen: tussen de leesgedragingen van kinderen zijn heel grote verschillen waar te nemen. Er zijn leerlingen die het liefst op ieder moment van de dag willen lezen, anderen houden er helemaal niet van en het kost de leerkracht vaak de nodige inspanning om ook deze kinderen aan het lezen te krijgen. Daarom is het van groot belang dat een leerkracht zorgt voor een goed leesklimaat in zijn of haar klas en ook zelf een voorbeeld voor de leerlingen is. Kennis van het kinderboek, weet hebben van de leesmotivatie en -prestaties van de leerlingen alsmede in staat zijn tot sturing van het leesproces gelden derhalve als professionele eisen. Opdracht Onderzoek en beschrijf het leesklimaat in de stageklas en portretteer aan de hand van hun leesgedrag drie kinderen (groep 3 t/m 8). Bij het schrijven van de portretten worden de leerlijnen leesmotivatie, technisch lezen en begrijpend lezen (bijlage 1 en 2) gehanteerd. Het uiteindelijke product heeft de vorm van een verslag bestaande uit verschillende onderdelen. Leerdoelen Je verkrijgt inzicht in de wijze waarop de leerkracht de leesomgeving in de stageklas inricht, het leesplezier van de kinderen stimuleert en het leesonderwijs technisch en begrijpend lezen - vormgeeft. Je kunt het leesklimaat in de stageklas beschrijven, analyseren en waarderen. Je kunt verschillen in leesgedrag tussen kinderen signaleren, benoemen, beschrijven (en zo mogelijk verklaren). Je kunt op grond van de leesprestaties van kinderen activiteiten bedenken (en uitvoeren) om hun leesgedrag en -motivatie te verbeteren of te optimaliseren. Je kunt op heldere en zakelijke wijze verslag uitbrengen van je onderzoekingen. Deel 1. Het leesklimaat in de stageklas. Werkwijze. 1. Bestudeer op tule.slo.nl kerndoel 9: De leerlingen krijgen plezier in het lezen en schrijven van voor hen bestemde verhalen, gedichten en informatieve teksten. 2. Observeer als dat kan enkele leeslessen. Richt je op de interactie tussen leerkracht en leerlingen. 3. Interview de stagementor. Stel zelf een vragenlijst op. Bevraag hem of haar over: o de inrichting van de leesomgeving. (Denk ook aan de schoolbibliotheek); o de vormgeving van het vrij lezen; o de plaats van boekpromotielessen dan wel andere leesbevorderende activiteiten, bijvoorbeeld boekbesprekingen, de Kinderboekenweek, etc.; o het voorlezen aan de klas; o het technisch leesonderwijs; o het onderwijs in begrijpend lezen; o de registratie van de leesprestaties en vorderingen. 4. Werk vervolgens de beschrijving van het leesklimaat uit in 2 tot 3 A4. Baseer je tekst op eigen observaties en op het interview met de stagementor. Relateer je bevindingen aan wat je onder kerndoel 9 hebt gelezen. Noem een aantal opvallende verschillen en overeenkomsten tussen de theorie en de praktijk. 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 17

Deel 2. Leesportretten. Werkwijze 1. Kies in overleg met je mentor of mentrix drie kinderen uit. Tussen het oudste en het jongste kind mag hooguit zes maanden leeftijdsverschil zitten. 2. Stel aan de hand van de leerlijnen leesmotivatie, technisch lezen en tekstbegrip een vragenlijst op en interview je mentor of mentrix over het leesgedrag van de drie gekozen kinderen. Doel van dat gesprek is te achterhalen wat zijn of haar beeld is van de leesprestaties en vorderingen van de drie kinderen. 3. Observeer de drie kinderen tijdens enkele leesactiviteiten. 4. Inventariseer indien dit wordt toegestaan - wat er in het leerlingvolgsysteem over de leesprestaties en het leesgedrag van de drie onderhavige kinderen is opgenomen. 5. Stel aan de hand van de leerlijn leesmotivatie een vragenlijst op en interview de drie kinderen apart van elkaar - over hun leesmotivatie en -gedrag. 6. Kies voor ieder kind een verhalende tekst uit die aansluit bij zijn of haar leesniveau. Vertel dat ze een (deel van de) tekst moeten voorlezen en geef ze vervolgens enige voorbereidingstijd. Laat vervolgens de tekst hardop verklanken en analyseer aan de hand van de leerlijn 2 het technisch leesvermogen. (Neem het voorlezen op met een geluidsdrager.) Stel na afloop een aantal vragen over de tekst; zo wordt duidelijk of het kind het gelezene daadwerkelijk begrepen heeft. 7. Onderzoek daarnaast - als dat mogelijk is - hun tekstbegrip, bijvoorbeeld aan de hand van gemaakt werk uit een methode of uit Nieuwsbegrip. 8. Portretteer de drie kinderen. Verwerk in de portretten wat de mentor verteld heeft, de antwoorden uit de interviews met de kinderen over hun leesmotivatie en -gedrag, de analyse van het technisch lezen, zo mogelijk de gegevens uit het leerlingvolgsysteem en het tekstbegrip. Relateer de leesprestaties en - motivatie nadrukkelijk aan de tussendoelen gevorderde of beginnende geletterdheid en ga in op de verschillen tussen wat de mentor aangeeft en wat jij waarneemt. Verwerk in elk van de drie portretten ook een activiteit waarmee het lezen wordt gestimuleerd of verder geoptimaliseerd. Let op: - gebruik voor het vaststellen van de vaardigheid technisch lezen teksten die zich lenen voor expressief voorlezen, verhalende teksten dus; - het is niet toegestaan met slechts een voorleestekst te werken; - portretteer geen kinderen met dyslexie, ook niet als de mentor je dat vraagt. Deze problematiek vereist veel specifieke kennis en vaardigheden; - geef de kinderen een fictieve naam of een voorletter; gebruik in geen geval hun eigen naam; - zorg ervoor dat de nummers 5 en 6 (van de werkwijze) in een rustige omgeving plaatsvinden, liefst buiten de klas; - vertel de kinderen niet dat je het voorlezen opneemt, want dat veroorzaakt veelal extra spanning, met name bij de zwakkere voorlezers; - de uitwerking wordt in een Wordversie in de dropbox ingeleverd, niet als pdf; - als voldoende beoordeelde producten worden opgenomen in het portfolio. Een geactualiseerd portfolio geldt als voorwaarde voor het functioneringsgesprek met de kerndocent aan het eind van het semester. Houd je portfolio zorgvuldig bij. 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 18

3.3 Titel: Rekenen-Wiskunde: Gecijferdheid Voorbereiding Kennisbasistoets SIS-code: Kennisbasistoets Rekenen-Wiskunde INLEIDING De kennisbasis heeft betrekking op drie soorten kennis die landelijk getoetst wordt. Bij kennis van de wiskunde (1) wordt van je gevraagd om correct te rekenen en te kunnen redeneren. Daarnaast moet je als toekomstig leraar beschikken over kennis van het rekenwiskundeonderwijs (2). Deze kennis is nodig om in te kunnen spelen op het kinderlijk denken. Denk daarbij aan uitleggen, het kennen en herkennen van oplossingsstrategieën, deze kunnen interpreteren en beoordelen, en hen verder kunnen helpen in hun rekenontwikkeling. Ten derde moet je als leraar beschikken over kennis om situaties uit het alledaagse leven op reken-wiskundige wijze te interpreteren en te verklaren en deze kennis zo nodig kunnen vertalen in tekeningen, modellen, tabellen en schema s (3). Meer informatie vind je op de website van www.10.voordeleraar.nl De toets bestaat uit 66 opgaven die verdeeld zijn over de vijf rekendomeinen: hele getallen, gebroken getallen (verhoudingen, breuken, kommagetallen, procenten), meten, meetkunde en verbanden. Tijdens de bijeenkomsten werk je niet alleen aan de voorbereiding van de kennisbasis, maar ook aan je gecijferdheid als leerkracht basisonderwijs, je professionele gecijferdheid. De doelstellingen van deze leereenheid zijn hiervan afgeleid (zie hierna). De doelstellingen van de eenheid worden benaderd onder ander door tijdens de lessen samen te werken, elkaar oplossingen van rekenproblemen te voorzien en daarbij gebruikte aanpakken voor te leggen, oplossingen van anderen proberen te begrijpen, en zonodig (kritisch) te bevragen. De lessen staan in het teken van het verbeteren van de eigen vaardigheid, het ontwikkelen van de vaktaal, het doorzien en herkennen van de onderliggende (gelijksoortige) structuur van opgaven en het leren oplossen van rekenproblemen met behulp van heuristieken. Dat zijn richtlijnen die de kans op het vinden van een oplossing voor het aangeboden probleem vergroten. In de lessen wordt een eigen inbreng van je verlangd op basis van eigen werk naar aanleiding van de aangeboden opgaven tijdens de bijeenkomsten. De daarin voorkomende moeilijkheden en de tussenstappen die gezet werden om tot de oplossing te komen stel je per email voor aanvang van de volgende bijeenkomst ter beschikking. Dit materiaal wordt mede gebruikt als input voor de lessen. Het is tevens een mogelijkheid om passende ondersteuning te bieden. Leerdoelen Je toont aan voldoende voldoende rekenvaardig en gecijferd te zijn; Je kunt rekenen-wiskunde betekenis geven aan leerlingen; Je kunt oplossingsprocessen realiseren en niveauverhogingen bewerkstelligen; en Je kunt het wiskundige denken van leerlingen bevorderen. 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 19

Het programma Bijeenkomsten 1. Hele getallen Kennis van wiskunde Kennis voor de leraar Maatschappelijke relevantie Jouw activiteiten vooraf Je bestudeer Ale & Van Schaick (2014) Hoofdstuk 1 2 Gebroken getallen Kennis van wiskunde Kennis voor de leraar Maatschappelijke relevantie Ale & Van Schaick (2014) Hoofdstuk 2 3. Meten Kennis van wiskunde Kennis voor de leraar Maatschappelijke relevantie Ale & Van Schaick (2014) Hoofdstuk 3 4. Meetkunde Kennis van wiskunde Kennis voor de leraar Maatschappelijke relevantie Ale & Van Schaick (2014) Hoofdstuk 4 5. Verbanden Kennis van wiskunde Kennis voor de leraar Maatschappelijke relevantie Ale & Van Schaick (2014) Hoofdstuk 5 6. Probleemoplossen Heuristieken voor oplossen van tekstopgaven Ale & Van Schaick (2014) Hoofdstuk 6 Toetsing Deze serie voorbereidende colleges wordt afgesloten met de Landelijke kennisbasistoets Rekenen & Wiskunde. Dit is een digitale toets. De cesuur (slagingsnorm) wordt na toetsing definitief landelijk vastgesteld. Literatuur / toetsstof Oonk, W., Keijzer, S. Lit & N. Figueiredo (2016). Rekenen en wiskunde in de praktijk. Kennisbasis. Groningen: Noordhoff Uitgevers. Proeftoets landelijke kennisbasis. Zie www.10.voordeleraar.nl 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 20

3.4 Titel: Rekenen-Wiskunde: Rijk rekenen SIS-code: Vakopdracht 2.3 Rijk rekenen in BKVP INLEIDING In deze eenheid rondom rijke rekenen leer je je verworven kennis rondom verhoudingen, breuken, procenten en kommagetallen toe te passen, ga je binnen dit rekendomein kennis maken met voorbeelden van rijke rekenlessen, leer je deze lessen voor te bereiden in een aantal (denk-)stappen volgens de didactiek van geleid herontdekken en ga je vooral je lesontwerpen uitproberen in je stageklas om tenslotte op basis van je evaluatie ervaringen uit te wisselen in discussie met je klasgenoten. In rijke rekenlessen staat niet de klassikale instructie van rekenregels centraal, of het inoefenen van vaardigheden, dan wel het zelfstandig maken van rekentaken. In rijke rekenlessen stimuleer je leerlingen om zélf actief te zijn en samen te werken met de groepsgenoten bij het oplossen van een klassikaal geïntroduceerd probleem dat op verschillende manieren opgelost kan worden. Leerlingen worden in een omgeving gebracht waarin zij - aangestuurd door uitgekiende rekenproblemen en zorgvuldig voorbereide vragen van jezelf - grote wiskundige ideeën als het ware opnieuw leren uitvinden. Rijke rekenlessen zijn niet bedoeld om de gewone rekenlessen uit de methode te vervangen maar keren met regelmaat terug. Overigens kunnen ook opgaven uit de rekenmethode rijk gemaakt worden en hoeft er niet een hele les aan besteed te worden. Niettemin vereisen deze lessen een speciale didactiek waarin interactie tussen leerlingen onderling, tussen leerkracht en leerlingen in het middelpunt staat, gericht op het proces van betekenis geven en zich realiseren. Rekenlessen kunnen om verschillende redenen rijk genoemd worden. Rijk omdat het te presenteren onderdeel er reken-wiskundig toe doet. Rijk, omdat didactisch gezien het wiskundig redeneren centraal staat en voorwerp van onderwijs is. Rijk, omdat rekenleerlijnen nadrukkelijk met elkaar vervlecht worden. Rijk omdat een ander schoolvak of een andere oriëntatie de context vormt die betekenis geeft aan het verdiepen of verwerven van nieuwe inzichten. Rijk, omdat alle leerlingen ongeacht hun rekenniveau - van dit type onderwijs kunnen profiteren. Rijk omdat de interactie zowel onder leiding als onder begeleiding van de leerkracht staat met een zo groot mogelijk inbreng van de leerlingen. Leerdoelen Je kunt een groepsgerichte, interactieve, probleemgerichte rijke BKVP-les ontwerpen rondom een of meer kerninzichten van het domein BKVP afgestemd op de stagegroep. Je kunt tijdens (interactieve) lesmomenten door vragen, parafraseren, scaffolding en feedback inspelen op verschillende oplossingen van (groepjes) leerlingen. Je evalueert de ontworpen les op inhoudelijke en didactische leerdoelen en betrekt daarin je eigen interactief handelen; Je doet op grond van je evaluatie een aantal aanbevelingen voor een uitvoerbaar vervolg op je ontwerp voor je stagegroep gericht op niveauverhoging. Je maakt bij je ontwerp en vervolgactiviteiten aantoonbaar gebruik van de vakdidactische theorie van realistisch rekenen en de leerlijnen van BKVP. 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 21

Het programma Bijeenkomsten 1. Introductie en praktijkopdrachten Toelichting op de eenheid Peilen van beginsituatie met praktijkopdrachten (bedoelingen) Practicum meten en verhoudingen Jouw activiteiten vooraf Je bestudeert De powerpoint en de ter beschikking gestelde literatuur. 2. Toveren met vierkanten In deze les leer je in het kader van een practicum een spel te maken rondom het vergelijken en optellen van breuken volgens de didactiek van geleid heruitvinden. Evaluatie en reflectie: inspelen op verschillen 3. Practicum procenten. Het leren voorbereiden van een les volgens geleid heruitvinden. Evaluatie praktijkopdracht in perspectief van het ontwerp voor een rijke rekenles met behulp van denkstappen. Voorbereiden concept lesontwerp in verband met de stageweek 4. Practicum breuken en verhoudingen Voorbereiden definitief lesontwerp in denkstappen De powerpoint en de ter beschikking gestelde literatuur. De powerpoint en de ter beschikking gestelde literatuur. De powerpoint en de ter beschikking gestelde literatuur. 5. Practicum kommagetallen en grafieken Uitvoeren en evalueren definitief lesontwerp De powerpoint en de ter beschikking gestelde literatuur. 6. Mooie praktijkvoorbeelden Uitwisseling van opbrengsten Ontwerp vervolg lesontwerp Toetsing Toetsing geschiedt aan de hand van de vakopdracht 2.3 rondom een ontwerp van een rijke rekenles voor je eigen stagegroep binnen het domein verhoudingen breuken, procenten en kommagetallen opgezet volgens de didactiek van geleid herontdekken. De opdracht bestaat uit vier onderdelen: de voorbereiding van het ontwerp, de uitvoering, de evaluatie en op basis hiervan een concreet uitgewerkt vervolg op de uitgevoerde les. De beoordelingscriteria zijn terug te vinden in de betreffende bijlagen van deze studiewijzer. Literatuur Deze wordt ter beschikking gesteld. 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 22

3.5 Titel: Mens en Wereld: burgerschapsvorming SIS-code: Vaktoets Mens & Wereld 2.4 INLEIDING - Sinds 2006 zijn scholen wettelijk verplicht aandacht te besteden aan actief burgerschap en sociale integratie. Burgerschapsvorming is niet bedoeld om brave burgers voort te brengen, maar brengt jonge burgers (want dat zijn leerlingen immers!) de basiskennis, vaardigheden en houding bij die nodig zijn om een actieve rol te kunnen spelen in zowel de eigen leefomgeving als in de samenleving. Het is van belang dat leerlingen sociale competenties ontwikkelen, initiatief en verantwoordelijkheid leren nemen, leren discussiëren en een eigen mening vormen. Het ontwikkelen van deze vaardigheden en houdingen en het opdoen van en reflecteren op ervaringen staat in deze module centraal. Daarnaast wordt er aandacht besteed aan het project Ancestors unknown, waarbij leerlingen op zoek gaan naar hun eigen voorouders en familiegeschiedenis. Leerdoelen Je kunt verwoorden wat bedoeld wordt met burgerschapsvorming (de drie domeinen: identiteit, participatie en identiteit) kan dit voorbeeldmatig verbinden aan de visie van de stageschool. Je kunt bewust werkvormen inzetten en begeleiden die bijdragen aan de doelen van burgerschapsvorming, zoals verschillende coöperatieve werkvormen, begeleiden en voeren van gesprekken en debatten. Je bent bewust van de kennis, houding en vaardigheden die nodig zijn om Ancestors unknown op een optimale manier te doceren (vertaling naar eigen lespraktijk). Het programma Bijeenkomsten 1. Inleiding op burgerschapsvorming In deze bijeenkomst gaan we verder op het hoorcollege Cultuur en verwachtingen van de vorige periode. Je krijgt een toelichting op burgerschapsvorming en de drie domeinen: democratie, participatie en identiteit. Aan de hand van de leerlijn burgerschapsvorming gaan we kijken in hoeverre burgerschapsvorming al tot uiting komt in curriculum. Jouw activiteiten vooraf Bas J. (2013) Burgerschapsvorming. Jong gedaan, oud geleerd. Hoofdstuk 1 (Inleiding: de burgerschapsschool) SLO (2006) Een basis voor burgerschap. Een inhoudelijke verkenning voor funderend onderwijs. p. 33-38 (Naar een indeling in domeinen) en p. 39 46 (Leerlijn). Te downloaden via copy-paste: http://downloads.slo.nl/repository/een-basis-voor-burgerschap.pdf 2. Debatteren kun je leren In deze bijeenkomst wordt stilgestaan bij de leerlijn debatteren in de klas: kennis, houding en vaardigheden. SLO (2016) De basisschool als oefenplaats voor burgerschap. Een leerlijn debatteren, p. 7-27. Te downloaden via copy-paste: http://downloads.slo.nl/repository/de-basisschool-als-oefenplaatsvoor-burgerschap.pdf Neem laptop mee. Uitdelen: Huiswerkopdracht voor college vijf. 3. Burgerschapsvorming in de praktijk In deze bijeenkomst wordt aandacht besteed aan maatschappelijke gevoelige onderwerpen in de klas en hoe daar als leerkracht mee om te gaan. Aan de hand van de methodiek Dialoog als burgerschapsinstrument (Diversion) worden handvatten geboden. Je bereidt voor: Je gaat met je mentor in gesprek over het aangaan van (maatschappelijk) gevoelige onderwerpen in de klas. (SLO en Diversion 2016) Methodiek Dialoog als 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 23

burgerschapsinstrument. Methodiekbeschrijving voor (toekomstige) leerkrachten in het PO. p. 18-33. Te downloaden via copy-paste: http://downloads.slo.nl/documenten/dialoog-alsburgerschapsintrument-po.pdf 4. Burgerschapsvorming: wereldburgerschap in de klas In deze bijeenkomst wordt de betekenis van inter- en multicultureel onderwijs voor wereldburgerschap in kaart gebracht. Tevens wordt er gekeken naar de acht thema s die bij wereldburgerschap in het basisonderwijs centraal kunnen staan. 5. Ancestors unknown Nederland (1) In deze bijeenkomst wordt kennis gemaakt met Ancestors unknown: doelstelling, missie en inhoud lessen. Tevens inventarisatie en uitwisseling van wat studenten over voorouders te weten zijn gekomen Bas J. (2013). Burgerschapsvorming. Jong gedaan, oud geleerd. Hoofdstuk 13 (De wereldburgerschapkilometerteller). Wordt beschikbaar gesteld tijdens werkcollege. Neem mee: Laptop + verschillende dagbladen van de afgelopen week. Je bereidt voor: Ga aan de hand van stamboomformulier op zoek naar je voorouders en maak een stamboom op basis van online archiefonderzoek en/of het bevragen van familieleden. Verschillende passages koloniale of migratiegeschiedenissen bij een aantal geschiedenisboeken. 6. Ancestors unknown Nederland (2) Bespreken van kennis, houding en vaardigheden die bij de docenten aanwezig moeten om het lesprogramma Ancestors unknown te kunnen uitvoeren. Niet van toepassing. Toetsing De stof die binnen deze eenheid wordt aangeboden, wordt getoetst als onderdeel van de Vaktoets Mens en Wereld 2.4 middels een schriftelijk deeltentamen met open vragen. Literatuur / toetsstof Bas, J. de (2013). Burgerschapsvorming. Jong gedaan, oud geleerd. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff Hoofdstuk 1 (Inleiding: de burgerschapsschool) Hoofdstuk 9 (De burgerschapsweegschaal: burgerschapsvorming, curriculum en beeldvormers) Hoofdstuk 13 (De wereldburgerschapkilometerteller) SLO (2006) Een basis voor burgerschap. Een inhoudelijke verkenning voor funderend onderwijs. p. 33-38 (Naar een indeling in domeinen) en p. 39 46 (Leerlijn). Te downloaden via copy-paste: http://downloads.slo.nl/repository/een-basis-voor-burgerschap.pdf p. 33-38 (Naar een indeling in domeinen) p. 39-46 (Leerlijn) 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 24

SLO (2016) De basisschool als oefenplaats voor burgerschap. Een leerlijn debatteren. Te downloaden via copypaste: http://downloads.slo.nl/repository/de-basisschool-als-oefenplaats-voor-burgerschap.pdf p. 7 27. (SLO en Diversion 2016) Methodiek Dialoog als burgerschapsinstrument. Methodiekbeschrijving voor (toekomstige) leerkrachten in het PO. Te downloaden via copy-paste: http://downloads.slo.nl/documenten/dialoog-als-burgerschapsintrument-po.pdf p. 18-33. De PowerPoints van de werkcolleges. (Zie: MijnHvA) 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 25

3.6 Titel: Mens en Wereld: natuur en techniek: evaluatie en integratie SIS-code: Vaktoets Mens & Wereld 2.4 INLEIDING - In semester 1 is de theorie van OOL behandeld. In dit blok wordt breder gekeken naar N&T/W&T en de koppeling gemaakt met andere vakgebieden, zoals taal, rekenen en ICT. Tenslotte bekijken we naar hoe je OOL en N&T kunt evalueren, hoe je je leerdoelen kunt toetsen en wij geven aandacht aan verschillende verslagvormen. Leerdoelen Je kunt onderzoeksvaardigheden en attitudeaspecten van kinderen benoemen en ordenen. Je kunt taal- en rekenonderwijs op een betekenisvolle manier verbinden met OMW onderwijs en rekening houden met het leerling-niveau en je kunt dit illustreren aan de hand van lesvoorbeelden. Je kunt eigentijdse ICT-hulpmiddelen kiezen bij het bepalen van werkvormen voor natuur & technologie. Je kunt verschillende vormen van evaluatie van natuur & technologie onderwijs benoemen en beredeneren wanneer deze passend in te zetten zijn. Je kunt passende toetsen maken voor natuur & technologie onderwijs. Je kunt een onderzoekende lessenserie met bijbehorende werkbladen vormgeven. Het programma Bijeenkomsten 1. Integratie met taal Er wordt verdieping aangebracht voor de integratie met taal. In de Amsterdamse context is taalonderwijs erg belangrijk. OMW kan hiervoor een rijke context bieden. Verschillende mogelijkheden en werkvormen worden behandeld. Jouw activiteiten vooraf Je bereidt voor: De Vaan & Marell (2012): Hoofdstuk 14: Natuur & Techniek en taal: een symbiose. 2. Integratie met rekenen/wiskunde Een veelgehoorde optie voor de implementatie van N&T is het lesprogramma te integreren met rekenen en wiskunde. Hier zijn vele mogelijkheden voor, maar hoe geef je dit vorm? Dit wordt toegepast op onderzoekend leren. 3. ICT toepassingen in Natuur & Technieklessen Verschillende digitale tools (zoals sensoren en digitale microscoop) worden bekeken. Hoe en wanneer zet je deze tools in? Galen, F. van, Jonker, V. (2013). Experimenteren in de rekenles. Combineren van rekenlessen met lessen wetenschap & techniek. (Dit artikel wordt uitgedeeld in les 1). Schweickert, F & Van den Berg, E. (2010). Waarnemen met de zintuigen van de computer: (Dit artikel wordt uitgedeeld in les 1). 4. Evaluatie van onderzoeksvaardigheden Bij onderzoekend leren wil je kinderen iets leren over natuurwetenschappelijke onderwerpen, maar ze doen ook onderzoeksvaardigheden op. Als leerkracht wil je ook zicht houden op de ontwikkeling hiervan. Hoe kun je dit meten? 5. Verslagvormen, evaluatie en toetsing Bij het ontwerpen van een onderzoekende lessenserie is het van belang dat je van te voren nadenkt over hoe je de leeropbrengsten meet. Werkbladen, logboeken en presentaties zijn daarbij een handig middel. Vaan, E. de & Marell, J. (2012) Praktische didactiek voor natuuronderwijs. Uitgeverij Couthinho. Hoofdstuk 20: Vaardigheden en attitudes bij natuuronderwijs. Vaan, E. de & Marell, J. (2012) Praktische didactiek voor natuuronderwijs. Uitgeverij Couthinho. Hoofdstuk 11: Verslagvormen; Hoofdstuk 20: Vaardigheden en attitudes bij natuuronderwijs; Hoofdstuk 21: Toetsing en evaluatie. 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 26

6. Toetsen maken Op welke manier kun je een goede toets ontwerpen voor Natuur & Techniek? Dit kan op veel verschillende manieren: kwantitatief, kwalitatief, formatief, summatief. Een aantal vormen zijn al langs gekomen in eerdere colleges. In dit college besteden we aandacht aan het zelf ontwerpen van toetsen. Vaan, E. de & Marell, J. (2012) Praktische didactiek voor natuuronderwijs. Uitgeverij Couthinho. Hoofdstuk 21: Toetsing en evaluatie. Toetsing De stof die binnen deze eenheid wordt aangeboden, wordt getoetst als onderdeel van de Vaktoets Mens en Wereld 2.4 middels een schriftelijk deeltentamen met open vragen. Literatuur / toetsstof Vaan, E. de & Marell, J. (2012) Praktische didactiek voor natuuronderwijs. Uitgeverij Coutinho. Hoofdstuk 11: Verslagvormen Hoofdstuk 14: Natuur & Techniek en taal: een symbiose. Hoofdstuk 20: Vaardigheden en attitudes bij natuuronderwijs. Hoofdstuk 21: Toetsing en evaluatie. Galen, F. van, Jonker, V. (2013). Experimenteren in de rekenles. Combineren van rekenlessen met lessen wetenschap & techniek. Utrecht: Kenniscentrum Talentontwikkeling, Wetenschap & Techniek Midden-Nederland. (Dit artikel wordt uitgedeeld in les 1). Schweickert, F & Van den Berg, E. (2010). Waarnemen met de zintuigen van de computer. In Ruis, P. (red.), Stuiteren & Spiegelen: Wetenschap en Techniek op pabo s en basisscholen. (pp. 111-114). Amsterdam: WET Noord- Holland Flevoland. (Dit artikel wordt uitgedeeld in les 1). Alle PowerPoints en tijdens de les uitgereikt lesmateriaal. (Aanbevolen literatuur om de (vereiste) vakinhoudelijke kennis op peil te houden Kersbergen, C. & Haarhuis, A. (2015). Natuuronderwijs inzichtelijk. Bussum: Coutinho.) 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 27

3.7 Titel: Kunstzinnige Oriëntatie: vakopdracht 2.3 SIS-code: Vakopdracht K.O. 2.3 INLEIDING - De in de lessen opgedane kennis en vaardigheid (semester 1) ga je gebruiken om lessen te ontwerpen en te geven in je stageklas. Je ontwerpt en geeft een les: Beeldende vorming Dans en een les Drama Muziek Leerdoelen Je kunt een koppeling maken tussen beginsituatie, vakspecifieke productdoelen en doelen op de langere termijn voor elk afzonderlijk kunstvak. Je beschikt over basale kennis van de methodische en didactische vaardigheden voor de afzonderlijke kunstvakken. Je kunt de keuze voor de doelen en de lesinhoud verantwoorden. Je kunt reflecteren op de organisatie en didactiek van je les in relatie tot het creatieve leerproces van je leerlingen. Uitwerking van de opdracht Beeldende vorming In het eerste blok van zes bijeenkomsten (gegeven in blok 2.1 of blok 2.2) zal er in tweetallen een beeldende les ontworpen worden voor een zelfgekozen doelgroep. In deze beeldende les wordt er gebruik gemaakt van leermiddelen. Aan het eind van deze eerste lessenserie (blok 2.1 of 2.2) heb je het lesontwerp en de toegepaste leermiddelen voor de gekozen doelgroep af. Deze deelopdracht vormt een onderdeel van de beoordeling van het eindproduct in 2.3. In het tweede blok van zes bijeenkomsten (gegeven in blok 2.3) zal de beeldende les aan de stagegroep gegeven worden. Reflectie op het onderwijsontwerp en de uitvoering hiervan is een onderdeel van de vakopdracht. Het lesontwep werk je uit in het lesvoorbereidingsformulier beeldende vorming (te vinden op MijnHvA.nl bij studieonderdelen vakopdracht KO 2.3). Dans en Drama Voor het vak dans en voor het vak drama ontwerp je een les die aansluit bij de beginsituatie van je stagegroep en aansluit bij een thema of onderwerp van de stagegroep op dat moment. Tijdens de colleges dans en tijdens de colleges drama verdiep je je in de materie door samen met anderen een dansles en een dramales te ontwerpen vanuit geschikt bronnenmateriaal. De leerlijn en deelontwikkelingsgebieden voor dans worden verkend en er wordt gekeken welke leerhulp van toepassing kan zijn voor jouw stagegroep. De leerlijn en deelontwikkelingsgebieden voor drama worden verkend en er wordt gericht gekeken welke werkvormen, materialen en leerhulp van toepassing zijn voor uitvoer in de stageschool. De lesontwerpen werk je uit in het lesvoorbereidingsformulier dans en het lesvoorbereidingsformulier drama (te vinden op MijnHvA.nl bij studieonderdelen vakopdracht KO 2.3). 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 28

Muziek Tijdens de muzieklessen maak je een aanzet tot het ontwerpen van een muziekles voor je stagegroep. Je bepaalt eerst de beginsituatie en laat de les aansluiten op een thema of onderwerp van de stagegroep op dat moment. Je formuleert muzikale doelen en bepaalt de inhoud van je les. Te behalen eigen leerdoelen mogen in de keuze van de muziekles een rol spelen. Tijdens de lessen muziek verdiep je je in het KVB-model en oefen je vaardigheden die nodig zijn om de muziekles uit te kunnen voeren in je stageklas. Het lesontwerp werk je uit in het lesvoorbereidingsformulier Muziek (te vinden op MijnHvA.nl bij studieonderdelen vakopdracht KO 2.3). De afronding van de opdracht Het verslag van de gegeven lessen, het gemaakte lesmateriaal en de reflectie wordt via dropbox ingeleverd bij het desbetreffende onderdeel. Toetsing Het werk wordt als voldoende beoordeeld (cijfer: 5,5) indien alle vastgestelde criteria als voldoende zijn beoordeeld. De vakopdracht differentieert naar hogere cijfers op basis van de mate waarin de prestaties op de verschillende criteria als goed worden beoordeeld. Literatuur Muziek: http://tule.slo.nl/kunstzinnigeorientatie/f-l54b.html (muziek). Lei, R. van der & Haverkort & F. Noordam, L. (2010). Muziek Meester. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. Dans & drama Dans: Heijdanus, E, Nunen, A. van, Valenkamp, M. (2014) DANS! Praktisch handboek voor het basisonderwijs, Coutinho. http://kunstzinnigeorientatie.slo.nl/leerlijnen/kunstzinnige-vakdisciplines-en-cultureel-erfgoed/dans Drama: Heijdanus, E. et al (2015) Spelend leren en ontdekken, handboek drama voor het basisonderwijs. Coutinho. http://kunstzinnigeorientatie.slo.nl/leerlijnen/kunstzinnige-vakdisciplines-en-cultureel-erfgoed/drama Beeldende vorming: Boermans B. (5 e druk) Beeldende Begrippen. Uitgeverij Lamboo. http://beeldende-vormgeving.jouwweb.nl/ http://tule.slo.nl/kunstzinnigeorientatie/f-l54a.html (beeldende vorming). Dada, kunsttijdschrift voor kinderen van 6 tot 106, uitgeverij Plint, www.plinternet.nl Onna, van. J. Laat maar zien, bijlage 3, p. 340, procesfasenformulier. 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 29

3.8 Titel: Cultuurproject 2: cultuur en het kind - burgerschap SIS-code: Cultuuronderwijs 2.4 INLEIDING Iedereen is een drager van de cultuur waarin hij geboren is en waarin hij samen met anderen leeft. Als (aankomend) leerkracht ben je een cultuuroverdrager pur sang. De bewustwording van jouw eigen cultuurdragerschap vormt een belangrijke basis tot het professionele culturele zelfbewustzijn van de leerkracht. Je neemt jouw eigen culturele bagage en identiteit daar in mee. Met het oog op jouw ontwikkeling tot cultuurdrager en cultuuroverdrager in je rol als leerkracht neem je in jaar 1, 2 en 3 deel aan twee cultuurprojectweken. In het eerste jaar van de opleiding staat het thema Cultuur en ik centraal en word je je bewust(er) van de invloed van jouw achtergrond op jouw persoonlijke, professionele ontwikkeling tot leerkracht. In de grootstedelijke context van Amsterdam krijg je als leerkracht te maken met verschillende culturele achtergronden van kinderen en ook de scholen en wijken kennen diversiteit aan culturele levensstijlen. Daarnaast biedt de stad door het rijke aanbod van culturele instellingen als musea, theaters, muziekinstellingen etc. - verschillende mogelijkheden om in het kader van cultuuronderwijs samen te werken. Tijdens de cultuurprojecten is er een aanbod van cultuureducatieve activiteiten, zowel op de opleiding als in Amsterdam. Daarnaast werk je zelfstandig (of met anderen) aan (zelfstudie)opdrachten. Leerdoelen Je hebt je verdiept in de mogelijkheden die er zijn in een grootstedelijke context als Amsterdam om cultuureducatieve activiteiten te verbinden aan het lesgeven aan bassischoolleerlingen. Je kunt de inzichten en ervaringen die je hebt opgedaan in de cultuurprojectweken verbinden met theoretische inzichten op het gebied van cultuuronderwijs Je kunt de ervaringen die je zelf hebt opgedaan in de cultuurprojectweken van jaar 2 vertalen naar onderwijsactiviteiten voor leerlingen basisonderwijs. Je kunt aangeven waar jij aan het eind van het tweede studiejaar staat in je persoonlijk-professionele ontwikkeling ten aanzien van cultuur en cultuuronderwijs; erfgoed, media en burgerschap. Activiteiten in projectweek 2 Het cultuurproject vindt plaats tússen blok 3 en blok 4, het markeert als het ware de afronding van blok 3 en de start van blok 4. Het programma wordt in blok 3 bekend gemaakt en is dan te vinden op het studiedeel Cultuurproject op MijnHvA.nl. Toetsing In cultuurprojectweek in het eerste semester werk je aan een deelproduct. Dit deelproduct is onderdeel van de beoordeling van de opdracht cultuuronderwijs 2.4. De opdracht wordt beoordeeld aan de hand van beoordelingscriteria. Aanwezigheid en actieve deelname aan de activiteiten tijdens de cultuurprojectweken is onderdeel van de beoordeling. Let op: Voor cultuuronderwijs geldt een verplichte deelname. Dat wil zeggen dat je aanwezig moet zijn en actief moet deelnemen om de gestelde doelen te kunnen behalen. In de cultuurweken maak je samen met medestudenten 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 30

kennis met het culturele veld in Amsterdam en de betekenis daarvan voor het basisonderwijs. Vanwege interactie en discussie met medestudenten, docenten en betrokkenen uit het culturele veld is aanwezigheid en actieve deelname noodzakelijk om de doelen te kunnen behalen. Mocht je afwezig zijn, dan moet je voor de dagen dat je er niet bent vervangende opdrachten maken. Literatuur Heusden, B.P. van, Tans, J.P.M., Rass, M.G. (2016) Cultuur², Basis voor cultuuronderwijs. Bussum: Coutinho. Hoeven, M. van der. e.a (2014) Cultuur in de Spiegel, een leerplankader voor cultuuronderwijs, SLO (nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling) Enschede. Te downloaden via: http://www.slo.nl/downloads/2014/cultuur-in-de-spiegel.pdf/ Opdracht Zie cultuurproject 2.2. Zie beoordelingsformulier. Portfolioproducten Daarnaast neem je het product Cultuurproject 2 op in je portfolio in de map Cultuurdossier. 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 31

HOOFDSTUK 4. De praktijk van het basisonderwijs SiS-code: Praktijk 2.3 INLEIDING Ook voor de komende periode hebben we een aantal stageactiviteiten en stagedoelen geformuleerd die jouw ontwikkeling op de competentiematrix Lesgeven in de grote stad (Amsterdam) zullen sturen. In dit blok ligt de focus op de wijze waarop je als leerkracht het leren in en met de groep kunt stimuleren en begeleiden. Stagedoelen Je kunt een realistische planning maken voor de praktijkactiviteiten per blok en per dag. Je bent in staat tot het plannen, voorbereiden, organiseren, verzorgen en evalueren van een lesdag in de stagegroep met soepele overgangen tussen de verschillende (les)activiteiten. Je kunt coöperatieve werkvormen in de eigen lessen organiseren en begeleiden. Je hebt inzicht en vaardigheid in het observeren van (individuele) leerlingen met het doel de beginsituatie van de kinderen in beeld te krijgen en op basis daarvan verdere ontwikkeling te stimuleren. Je verzorgt op basis van leerlijnen van en verdieping in methoden inhoudelijke lessen. Je verantwoordt inhoudelijke keuzes en laat zien dat je boven de stof uit de methode staat. Je ontwerpt eigen onderwijsmateriaal en gebruikt dit als aanvulling op de lesmethode. Je zorgt in je eigen communicatie voor een pedagogisch klimaat dat bevorderlijk is voor samenwerken. Je draagt bij aan het pedagogisch klimaat in de klas, waarbij sprake is van overzicht en overwicht. Je stuurt de groep als geheel en de subgroepjes aan op de taak. Je kunt de gespreksvaardigheden benoemen die de mentor in een oudergesprek toepast. Stageactiviteiten Stageactiviteiten zijn onder voorbehoud van kleine wijzigingen in de Beroeps- of Vakopdracht. Let op: stageactiviteiten zijn vaak handig met elkaar te combineren. Je stelt je voor aan de groep en aan de mentor (op een originele en doordachte wijze). Je verdiept je in het LVS en de groepsplannen van je stagegroep. Je onderzoekt de beginsituatie van je stageklas t.a.v. coöperatief leren op basis waarvan je een plan opstelt voor het uitvoeren van de werkvormen in jouw klas (Beroepsopdracht 2.3). Je maakt gebruik van vijf verschillende werkvormen coöperatief leren (Beroepsopdracht 2.3), welke onderdeel mogen zijn van hieronder genoemde lessen. Je onderzoekt en beschrijft het leesklimaat in je stageklas en portretteert aan de hand van hun leesgedrag twee kinderen (vakopdracht Nederlands). Je verzorgt één dag en een aantal dagdelen onderwijs. Je voert drie complexe lessen uit: vakoverstijgend, verschillende leeractiviteiten, differentiatie, op basis van verschillende didactische werkwijzen en leersituaties (waaronder de lessen voor de vakopdracht Kunstzinnige Oriëntatie). in de lessen die je geeft (dagdelen + gewone lessen) zitten ten minste twee lessenreeksen van drie opeenvolgende lessen. In je lessen zitten ten minste drie lessen waarbij gebruik wordt gemaakt van zelf ontwikkeld onderwijsmateriaal. Je gaat in gesprek met je mentor over het aangaan van (maatschappelijk) gevoelige onderwerpen. 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 32

Je verzorgt ten minste vijf voorbereide lesactiviteiten aan individuele leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Je woont een oudergesprek van de mentor met een ouder bij, je observeert de gespreksvaardigheden die de mentor inzet en je bespreekt deze observaties met de mentor. Je actualiseert je stagemap met daarin tenminste je lesvoorbereidingen, activiteiten, de ontvangen feedback en stagebeoordelingen. Beoordelingsprocedure Stagebeoordeling (toets praktijk). De stage wordt beoordeeld aan de hand van criteria die zijn opgenomen in het beoordelingsformulier. De stage wordt als voldoende (cijfer: 6) beoordeeld als aan alle voorwaardelijke onderdelen is voldaan en het vereiste aantal criteria (volgens de normering op het beoordelingsformulier) met een voldoende is beoordeeld. De beoordeling van de stage (de toekenning van het eindcijfer) wordt gegeven door de schoolopleider. De beoordelingsprocedure is als volgt: Aan het eind van blok 2.3 geeft de mentor een schriftelijke adviesbeoordeling door het beoordelingsformulier in te vullen met onvoldoende, voldoende, goed of uitstekend. De mentor licht het advies mondeling toe in een gesprek met jou en stuurt de adviesbeoordeling naar de schoolopleider. De schoolopleider is de examinator en komt op basis van de adviesbeoordeling van de mentor (die in een gesprek met de student door de mentor is toegelicht), het eigen lesbezoek en het daarop aansluitende gesprek met jou tot een eindbeoordeling, vult het beoordelingsformulier in en geeft het cijfer. Meer informatie over de praktijk en de beoordelingsprocedure is te vinden in de Praktijkgids 2018-2019. Portfolio Je neemt de voldoende praktijkbeoordeling op in je portfolio. 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 33

Hoofdstuk 5. Persoonlijke professionele ontwikkeling SIS-code: PPO 2.4 INLEIDING - De Pabo van de Hogeschool van Amsterdam leidt studenten op tot professionals in de grootstedelijke onderwijspraktijk. Het lesgeven in deze grootstedelijke context, met de superdiversiteit van de stad en die van haar inwoners, vraag veel van de kennis, vaardigheden en attitude van de leerkracht. Hij moet ervoor zorgen dat kinderen goed onderwijs krijgen in de verschillende vakgebieden, ervoor zorgen dat zij zich sociaal ontwikkelen in een groep en dat zij zich als individu leren ontplooien en hun talenten kunnen ontwikkelen. Dat is geen eenvoudige opgave. In de dagelijkse onderwijspraktijk ervaren veel leerkrachten een spanningsveld tussen deze drie doelen. De leerkracht krijgt hierdoor te maken met dilemma s, waarin hij eigen wijze keuzes moet leren maken. Deze dilemma s vinden niet alleen plaats in de interactie tussen leerkracht en leerlingen, maar ook in de interactie tussen leerkracht en ouders, de collega s, de directeur en andere onderwijsprofessionals. Het omgaan met dilemma s vraagt van de leerkracht dat hij weet waar hij voor staat en dat hij eigen wijze keuzes kan maken, die gebaseerd zijn op kennis, vaardigheden en een eigen visie op onderwijs en onderwijzen. Tijdens de bijeenkomsten voor persoonlijke-en professionele ontwikkeling, waarin reflectie op de voortgang in studie en stage centraal staat, wordt de student begeleid en ondersteund bij het maken en onderbouwen van keuzes en het creëren van professionele ruimte. Hiermee wordt een eigen professionele identiteit ontwikkeld, waarmee de startende leerkracht ook na de opleiding zelfstandig lerend kan blijven. Pijler De student is een professionele leerkracht. 1. Identiteit De student kan zijn persoonlijke professionele ontwikkeling duiden, weet waar hij voor staat (visie) en kan deze verwoorden aan anderen. 2. Eigen wijze keuzes De student kan op basis van verworven kennis, inzichten en ervaringen eigen wijze keuzes maken in zijn beroepspraktijk, deze onderbouwen en verantwoorden aan anderen. 3. Professionele ruimte creëren De student heeft een onderzoekende houding, stuurt zijn eigen ontwikkeling, voelt de noodzaak om zichzelf te blijven professionaliseren en zoekt verbinding en samenwerking met collega s en externen. Met behulp van de competentiematrix Leren lesgeven in de grote stad, leert de student zijn eigen professionele ontwikkeling en visie te duiden. Het portfolio wordt hierbij als reflectie-instrument gebruikt. Hierin verzamelt de student alle als voldoende beoordeelde studieonderdelen plus de bijbehorende feedback en beoordelingen. Wekelijks wordt er 50 minuten persoonlijke, professionele ontwikkeling gegeven door je kerndocent. Daarin is jouw voorbereiding en inbreng een belangrijk onderdeel van de bijeenkomst. Eigen inbreng bestaat onder andere uit het presenteren van een good practice (zie hieronder). Daarnaast laat je je in je stage filmen door je mentor en/of begeleider. Deze filmopnames worden gebruikt als input voor een bijeenkomst in het vierde blok. In blok 2.4 voer je een gesprek met een andere kerndocent over geheel jaar 2. Werk je portfolio dus steeds bij. 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 34

Leerdoelen Je kunt de relatie beschrijven tussen jouw ontwikkeling tot leerkracht basisonderwijs en de competentiematrix Leren lesgeven in de grote stad (Amsterdam)'. Je ontwikkelt een eigen visie op onderwijs op basis van attitude, theorie en ervaringen. Je kunt overwogen keuzes maken op basis van theorie en ervaringen. Je kunt je visie verwoorden naar aanleiding van actualiteiten, kennis en maatschappelijke vraagstukken. Je kunt op basis van je reflectie (eigen wijze keuzes, ontwikkeling duiden competentiematrix) en visie drie concrete leerdoelen opstellen voor stage en studie. Het gesprek wordt door jou professioneel geopend, geleid en afgesloten. Programma Bijeenkomsten 1. Introductie semester 2. In deze bijeenkomst kijken we vooruit naar de stage en studie in de tweede helft van het tweede jaar. Welke vaardigheden wil je nog ontwikkelen om op basis daarvan keuzes te kunnen maken? 2. Evaluaties semester 1. In deze bijeenkomst kijken we terug op de voorgaande periode. Indien mogelijk vullen we samen de NSE in. Op basis van ervaringen met de opdrachten en stage stel je leerdoelen op. Jouw activiteiten vooraf Bestudeer de studiewijzers aandachtig, met name het deel voor de stage. Zorg dat je portfolio is bijgewerkt en neem je laptop mee. 3. Leerstijlen. Je maakt kennis met de indeling van leerstijlen, bijvoorbeeld die van Vermunt. Daarnaast gaan we in op leerstijlen van kinderen. 5. Intervisie We gaan door middel van een intervisievorm in op een dilemma. 5. Studie en praktijkervaring Je neemt een maatschappelijk vraagstuk mee. Je gaat in gesprek over je visie ten aanzien van dit vraagstuk. Je bespreekt samen wat dit betekent voor jouw onderwijspraktijk. 6. Competentiematrix. We oefenen het beschrijven van de eigen ontwikkeling in relatie tot de competentiematrix. Het stellen van doelen voor de komende periode komt aan bod. Beschrijf op systematische wijze een situatie die je hebt meegemaakt in jouw stageklas. Neem filmbeeld mee van de gegeven situatie. Je neemt een maatschappelijk vraagstuk mee dat leeft op jouw stageschool (dat een onderwerp van gesprek is onder de leerkrachten op jouw school). Neem je geactualiseerde competentiematrix mee. Practica gespreksvaardigheden In dit blok wordt vallen de practica onder PPO. Er wordt drie keer een practicum Gespreksvaardigheden gegeven, waarin wordt voortgebouwd op de gespreksvaardigheden die in jaar 1 bij de practica en in jaar 2 bij pedagogiek 2.2 aan bod zijn gekomen. Ieder practicum duurt 50 minuten. In de eerste tien minuten vindt een korte uitleg plaats, waarna je of een rollenspel gaat oefenen of een gefilmd oudergesprek gaat observeren. De gespreksvaardigheden die steeds aan bod zullen komen zijn: Regulerende vaardigheden: Openen van het gesprek Terugkoppelen naar (begin)doelen Situatie-verduidelijken 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 35

Hardop denken Afsluiten van het gesprek Niet selectieve luistervaardigheden: Aanmoedigend gedrag Kleine aanmoedigingen Gebruik van stiltes Selectieve luistervaardigheden: Vragen stellen: open vragen en gesloten vragen Parafraseren van inhoud Reflecteren van gevoel Concretiseren Samenvatten Toetsing Aan het eind van dit semester heb je een functioneringsgesprek van 20 minuten met een andere kerndocent. Ter voorbereiding op dit gesprek maak je een schriftelijk verslag met een zelfevaluatie en visiestuk. Dit verslag (in één Worddocument) wordt op de dag zoals aangegeven in het toetsrooster geplaatst op MijnHvA. Daarnaast actualiseer je voorafgaande aan het gesprek jouw portfolio. Bij het gesprek en bij de beoordeling staan de volgende aandachtspunten centraal: Studievaardigheden, studiehouding, en studievoortgang. Actieve deelname aan de studie, waaronder aanwezigheid in de colleges, kan nadrukkelijk aan de orde komen tijdens het gesprek. Reflectie op de eigen professionele ontwikkeling (in studie en stage) en koppeling hiervan aan de competenties zoals beschreven in de competentiematrix Leren lesgeven in de grote stad (Amsterdam). Reëel zicht op het vak van leerkracht basisonderwijs, de eigen sterke en te ontwikkelen punten en het formuleren van nieuwe leerdoelen voor jaar 3. Je bereidt je voor op het functioneringsgesprek door je portfolio verder in te richten en te actualiseren. Je neemt de volgende documenten op in je portfolio: Je visiestuk; Een zelfevaluatie van de eigen professionele ontwikkeling op de competentiematrix Leren lesgeven in de grote stad (Amsterdam) ; Een recent overzicht van de studieresultaten in SIS; De stagebeoordelingen; De voldoende beroeps- en vakopdrachten (inclusief beoordelingsformulieren). Om tijdens het functioneringsgesprek tot een helder beeld van jouw ontwikkeling te komen kan het je helpen om je schriftelijk voor te bereiden: - Beschrijf in een apart document hoe deze items zichtbaar voor anderen zijn geworden in jouw studie en in de praktijk, en geef hier concrete voorbeelden van. 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 36

- Welke feedback heb je gegeven en ontvangen tijdens intervisiemomenten? - Hoe kun je deze (of dit deel van de) competentie ook in andere praktijksituaties inzetten of toepassen (een transfer maken)? Let op: deze schriftelijke voorbereiding mag je meenemen naar het functioneringsgesprek, maar neem je niet op in je portfolio. 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 37

HOOFDSTUK 6. Praktische informatie INLEIDING - Dit hoofdstuk biedt een overzicht van alle belangrijke praktische informatie over dit blok zoals de blokkalender, de gebruikte literatuur en internetsites, de overgangsnorm, het minimum taalniveau dat we hanteren, etcetera. Schema blokindeling Hier bieden we je een schematisch kalenderoverzicht van het komende blok, die ook weer tien weken gaat duren. Zo weet je alvast precies wanneer de lesweken, de vakantie, de stageweek en de toetsperiode eraan komen. BLOK 1.3 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 04/02 11/02 18/02 25/02 04/03 11/03 18/03 25/03 01/04 08/04 Onderwijs 1 Onderwijs 2 VOORJAAR Onderwijs 3 STAGEWEEK VT: ma. t/m vr. DT: 1 dag extra Onderwijs 4 Onderwijs 5 Onderwijs 6 TOETSWEEK.1 Stagebeoord. Beroepsopdr. Vakopdracht Herkansing blok 2 TOETSWEEK 2 Thematoets Vaktoets Vaktoets Belangrijke internetsites http://rooster.hva.nl Hier vind je het meest actuele rooster van jouw klas. https://start.mijnhva.nl/paginas/lecturer.aspx Hier staat alle actuele informatie van de opleiding en de verschillende vakken. https://extranet.mijnhva.nl/nl/paginas/default.aspx Informatie van het stagebureau voor externen. https://sis.hva.nl Bekijk hier jouw studievoortgang. https://stip.hva.nl Je kunt STIP gebruiken bij alle vragen rond het zoeken, vinden en gebruiken van (wetenschappelijke en vak-) informatie. https://taaluniversum.hva.nl Een online oefenmodule om je taalvaardigheid te verbeteren. Belangrijke documenten (downloaden via MijnHvA): Competentiematrix Leren lesgeven in de grote stad (Amsterdam). Praktijkgids 2018-2019. Praktijkgids LIO (via https://extranet.mijnhva.nl/nl/paginas/default.aspx) 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 38

Boekenlijst Een overzicht van de verplicht aan te schaffen boeken voor het tweede studiejaar vind je op deze website: https://www.athenaeum.nl/studieboeken Taalniveau Voor een student aan de leerkrachtenopleiding basisonderwijs is het van belang een goede beheersing van het Nederlands te hebben voor alle taalvaardigheden (spreken, gesprekken voeren, luisteren, lezen en schrijven). Van alle studenten wordt verwacht dat zij het Nederlands beheersen op B2-niveau vanaf het einde van de propedeuse en op C1-niveau aan het einde van de hoofdfase. Een beschrijving van deze taalniveaus vind je op http://www.erk.nl/docent/niveaubeschrijvingen. Alle schrijfproducten van studenten worden nagekeken met behulp van de Taalnorm Pabo HvA (is een onderdeel van het taalaspect schrijven ). Deze Taalnorm vind je in een van de bijlagen bij deze Studiewijzer. Bij teveel fouten wordt het schrijfproduct met een onvoldoende beoordeling teruggegeven aan de student. Dit is dan ook gelijk de eerste beoordeling en je moet in dat geval het verslag in zijn geheel herkansen. De beoordeling met behulp van de Taalnorm staat los van de inhoud van de opdracht. Deze wordt apart beoordeeld. 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 39

BIJLAGE 1 BEOORDELINGSFORMULIER BEROEPSOPDRACHT VT 2.3 COÖPERATIEF LEREN Pabo HvA 2018-2019 Student: Cijfer: Studentnummer: Cursusjaar: Datum beoordeling: Klas: Kerndocent: Naam beoordelaar: Soort product: A. Algemene onderdelen Ja Nee 1. Het product voldoet aan de taalnorm van de Pabo HvA. O O 2. De student verwijst naar ten minste drie verschillende bronnen en doet dit volgens de APA-standaarden. O O B. Inhoudelijke criteria Helemaal niet (0 punten) Niet helemaal (1 punt) Voldoende (2 punten) Goed (3 punten) 1. In het product beschrijft de student de verlegenheidssituatie ten aanzien van coöperatief leren in de eigen stageklas. 2. In het product worden vijf coöperatieve werkvormen getoond en/of uitgebreid beschreven aan de hand van de vijf uitgangspunten van coöperatief leren. Het product bevat de volgende items: Beginsituatie Aanleiding en context Probleemstelling met hoofd- en deelvragen Doelstelling Het product toont de vijf gebruikte vormen. Per werkvorm wordt duidelijk gemaakt welke van de vijf uitgangspunten expliciet aan bod komen. 3. In het product wordt de keuze voor de vijf coöperatieve werkvormen beargumenteerd. Dit criterium telt dubbel. De argumentatie start met een koppeling naar de beginsituatie van de klas met betrekking tot coöperatief leren. Daarna worden per werkvorm de cognitieve en sociale doelen beargumenteerd. 4. De student kan de zelf geformuleerde probleemsituatie analyseren en conclusies trekken op basis van eigen onderzoek. 5. Eigen criterium (haalbaar en in relatie tot het thema): Bonus Het product is door de docent beoordeeld als origineel, excellent en kenmerkt zich door eigenheid. Er is een duidelijke relatie tussen de probleemstelling en conclusies. Tevens worden er aanbevelingen gedaan, onderbouwd door theorie, om te komen tot de gewenste situatie. Hier beschrijf je wat jij voldoende zou vinden ten aanzien van je eigen criterium. Tip: gebruik hierbij je eigen probleemstelling. + Het eindcijfer gaat 1 punt omhoog wanneer van toepassing, mits het eindcijfer minimaal een 6 is. 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 40

C. Eindbeoordeling / cijfer ( 0 punten kan niet worden gecompenseerd, de rest wel). Aantal punten O Uitmuntend = 10 18 O Zeer goed = 9 16-17 O Goed = 8 14-15 O Ruim voldoende = 7 12-13 O Voldoende = 6 11 O Onvoldoende = 5 9-10 O Ruim onvoldoende = 4 7-8 O Ruim onvoldoende = 3 4-6 O Ruim onvoldoende = 2 1-3 O Geen punten = 1 0 D. Aanvullende feedback en opmerkingen kerndocent 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 41

BIJLAGE 2 BEOORDELINGSFORMULIER VAKOPDRACHT NEDERLANDS VT 2.3 Pabo HvA 2018-2019 Student: Cijfer: Studentnummer: Datum beoordeling: Klas: Onderwerp: leesklimaat stageklas & leesportretten Cursusjaar: 18 19 Naam beoordelaar: A. Voorwaardelijke eisen Ja Nee 1. De tekst in het verslag voldoet aan de taalnorm van de HvA (niveau B2). O O 2. Het verslag voldoet aan de algemene eisen uit de opdracht (maximaal 17 p.; 8 onderscheiden onderdelen). O O 3. De inleiding voldoet aan de eisen specifiek (zie opdracht). O O 4. De beschrijving van het leesklimaat telt 8 paragrafen, aangeduid met kopjes (zie eisen specifiek). O O 5. Ieder leesportret telt 6 paragrafen, aangeduid met kopjes (zie eisen specifiek). O O 6. De bronnenlijst voldoet aan de APA-normen en bevat behalve geraadpleegde literatuur ook de gebruikte kinderboeken. O O 7. De zes voorgeschreven bijlagen zijn opgenomen (zie eisen specifiek). O O B. Inhoudelijke criteria Helemaal niet (0 punten) Niet helemaal (1 punt) Voldoende (2 punten) Goed (3 punten) De student geeft aan de hand van observaties en een interview met de mentor een helder, kritisch beeld van het leesklimaat in de stageklas. Dit criterium telt dubbel. De student beschrijft aan de hand van observaties en interviews het leesgedrag en de -motivatie van drie kinderen uit de stageklas. Uit de beschrijving blijkt dat de student over voldoende kennis en informatie beschikt om een adequaat en kritisch beeld van het leesklimaat in de stageklas te schetsen. Uit de portretten blijkt dat de student over voldoende kennis beschikt om de informatie over drie kinderen aangaande hun leesgedrag en leesmotivatie, gedetailleerd en adequaat weer te geven. De student beschrijft aan de hand van observaties en analyses de leesprestaties van drie kinderen uit de stageklas. Uit de portretten blijkt dat de student over voldoende kennis beschikt om de informatie over de vorderingen en prestaties van drie kinderen aangaande hun technisch lezen en tekstbegrip gedetailleerd en adequaat weer te geven. De student noemt voor elke geportretteerde leerling ten minste een vervolgactiviteit waarmee de leesvaardigheid of -motivatie gestimuleerd kan worden of verder geoptimaliseerd. De student geeft deskundige aanwijzingen over de wijze waarop het leesgedrag en/of de leesprestaties van de kinderen verbeterd en geoptimaliseerd kunnen worden. De student evalueert het proces van onderzoek en waardeert zijn resultaten. De student evalueert zijn wijze van onderzoek, trekt conclusies uit het leesgedrag en de leesprestaties van de kinderen en geeft aan waar de resultaten van zijn onderzoekingen alsmede de conclusies daarvan betekenen voor zijn professioneel handelen. 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 42

C. Eindbeoordeling / cijfer ( 0 punten kan niet worden gecompenseerd, de rest wel). Waardering Aantal punten O Uitmuntend = 10 18 O Zeer goed = 9 16 17 O Goed = 8 14 15 O Ruim voldoende = 7 12 13 O Voldoende = 6 11 O Onvoldoende = 5 9 10 O Ruim onvoldoende = 4 7-8 O Ruim onvoldoende = 3 4-6 O Ruim onvoldoende = 2 1-3 O Geen punten = 1 0 D. Aanvullende feedback en opmerkingen vakdocent 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 43

BIJLAGE 3 BEOORDELINGSFORMULIER VAKOPDRACHT REKENEN/WISKUNDE VT 2.3 Pabo HvA 2018-2019 Student: Studentnummer: Klas: Cijfer: Toetsdatum: Docent: A. Voorwaardelijke onderdelen Ja Nee 1. Het verslag voldoet aan de taalnorm van de Pabo HvA. O O 2. Het ontwerp is uitgevoerd in de (stage)klas en het herontwerp is gebaseerd op de evaluatie. O O 3. Bronvermeldingen en literatuurverwijzingen voldoen aan de APA-normen. O O B. Inhoudelijke criteria Helemaal niet (0 punten) 1. De student kan een groepsgerichte, interactieve, probleemgerichte rijke BKVP-les ontwerpen rondom een of meer kerninzichten van het domein BKVP afgestemd op de stagegroep. Niet helemaal (1 punt) Voldoende (2 punten) De lesinhoud valt binnen het domein BKPV. Er wordt in de les gedifferentieerd. De les past bij de beginsituatie van de klas. Goed (3 punten) 2. De student kan tijdens interactieve lesmomenten door parafraseren, scaffolding en feedback inspelen op verschillende oplossingen van (groepjes) leerlingen. 3. De student evalueert de ontworpen les op inhoudelijke en didactische leerdoelen en betrekt daarbij je eigen interactief handelen. Er is gebruik gemaakt van denk stimulerende vragen. De feedback sluit aan bij de gekozen oplossingsstrategieën. Het parafraseren helpt kinderen om na te denken over hun oplossingsstrategie. De leeropbrengsten zijn in kaart gebracht en geanalyseerd. Er is bij de evaluatie gebruik gemaakt van inhoudelijke leerdoelen, didactische leerdoelen en het eigen handelen van de student. 4. De student maakt op grond van een uitvoerbaar herontwerp voor je stagegroep, gericht op niveauverhoging waarin je je onderwijsactiveiten telkens verbindt met verwachte leeractiviteiten. Het herontwerp is gebaseerd op de evaluatie van de les. 5. De student maakt bij ontwerp en herontwerp aantoonbaar gebruik van de vaktheorie van realistisch rekenen en de leerlijnen van BKVP. Context, model, formeel, geleid heruitvinden, mathematiseren en de principes van het realistisch rekenen worden op passende wijze ingezet bij de onderdelen B1, B2, B3 en B4. Bonuspunt - Het eindcijfer gaat 1 punt omhoog wanneer de opdracht wordt beoordeeld als origineel, excellent en zich kenmerkt door eigenheid. Dit is alleen mogelijk als het eindcijfer minimaal een 6 is. De beoordelaar moet dit oordeel inhoudelijk toelichten. 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 44

C. Eindbeoordeling / cijfer O Uitmuntend = 10 15 punten O Zeer goed = 9 14 punten O Goed = 8 13 punten O Ruim voldoende = 7 11 12 punten O Voldoende = 6 9 10 punten O Net niet voldoende = 5 7 8 punten O Onvoldoende = 4 5 6 punten O Ruim onvoldoende = 3 3 4 punten O Slecht = 2 1 2 punten O Zeer slecht = 1 0 punten D. Aanvullende feedback en opmerkingen 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 45

BIJLAGE 4 BEOORDELINGSFORMULIER VAKOPDRACHT Kunstzinnige Orientatie VT 2.3 Pabo HvA 2018-2019 Onderdeel: Beeldende vorming / Dans & Drama / Muziek (omcirkel) Student: Studentnummer: Cursusjaar: Klas: Cijfer: Beoordelende docent: Datum 1 e toets: Datum herkansing: A. Voorwaardelijke onderdelen Ja Nee De student heeft een lesverslag voor elk afzonderlijke kunstvak aangeleverd. O O De student heeft voor dans, drama en muziek een videofragment aan de lesvoorbereiding toegevoegd en heeft voor het vak beeldende vorming leermiddelen aangeleverd. Het verslag voldoet aan de taalnorm van Pabo HvA. O O O O B. Inhoudelijke criteria Helemaal niet (0 punten) Je kunt een koppeling maken tussen beginsituatie, vakspecifieke productdoelen en doelen op de langere termijn voor de afzonderlijke kunstvakken. Je kunt de keuze voor de doelen en de lesinhoud verantwoorden. Je beschikt over basale kennis van de methodische en didactische vaardigheden voor de afzonderlijke kunstvakken Niet helemaal (1 punt) Voor alle kunstvakken: Voldoende (2 punten) De productdoelen en de doelen op de langere termijn sluiten aan op de beginsituatie van je stagegroep. Beeldende vorming: Dans & Drama: Muziek:. Voor alle kunstvakken: De lesinhoud wordt verantwoord vanuit de doelen, de leerlijnen en de kerndoelen van het desbetreffende kunstvak. Beeldende vorming: Dans & Drama: Muziek: Beeldende vorming: Je gebruikt de ontworpen leermiddelen voor de beeldende les aan je stagegroep. Je beschrijft hoe je leiding en begeleiding geeft aan het creatieve leerproces van de kinderen. Dans & Drama: Je verwerkt kennis vanuit het MVB-model zichtbaar in de lesinhoud. Voor dans Voor drama Je beschrijft hoe je leiding en begeleiding geeft aan het creatieve leerproces van de kinderen. Voor dans Voor drama Muziek: Je verwerkt kennis vanuit het KVB-model zichtbaar in de lesinhoud. Je beschrijft in vaktaal hoe je vanuit het gekozen domein inhoud geeft aan jouw methodisch en Goed (3 punten) 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 46

didactisch handelen. Je kunt reflecteren op de organisatie en didactiek van je les in relatie tot het creatieve leerproces van je leerlingen. Voor alle kunstvakken: Je geeft een reflectie op de gegeven les met betrekking tot: - Organisatie - Behaalde doelen - Wat er leeft bij de kinderen. Beeldende vorming: Dans & Drama: Muziek: Beeldende vorming: Je maakt inzichtelijk hoe de instructie van het leermiddel heeft bijgedragen aan de resultaten van het (creatieve) leerproces van de leerlingen. (voeg foto s van beeldende producten van de kinderen toe!) Je beschrijft wat je aan kennis en beeldende vaardigheden verder dient te ontwikkelen. Dans & Drama: Je beschrijft vanuit je ervaringen een mogelijke vervolgactiviteit. Voor dans Voor drama Muziek: Je beschrijft wat jij aan kennis en muzikale vaardigheid verder dient te ontwikkelen. C. Eindbeoordeling / cijfer: Aantal punten O Uitmuntend = 10 15 O Zeer goed = 9 12-14 O Goed = 8 10-11 O Ruim voldoende = 7 9 O Voldoende = 6 7-8 O Onvoldoende = 5 5-6 O Ruim onvoldoende = 4 4 O Ruim onvoldoende = 3 3 O Ruim onvoldoende = 2 1-2 O Geen punten = 1 0 D. Aanvullende feedback en opmerkingen vakdocent 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 47

BIJLAGE 5 DE TAALNORM VAN PABO HVA TAALNORM SCHRIJVEN PABO HVA 2018-2018 Studiewijzer VT 2.3 DEFINITIEVE VERSIE 23-01-2019 - pagina 48