Actieve aarde Hoofdstuk 1: Platentektoniek

Vergelijkbare documenten
Samenvatting Aardrijkskunde Actieve aarde

Samenvatting Aardrijkskunde 4.1 t/m 4.6

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 2 en 3 (Actieve aarde)

INDONESIË. Natuurlijke en landschappelijke kenmerken

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk en

Wat is Meteorologie?

Samenvatting Aardrijkskunde H.2 tot paragraaf 8

Determineren van gesteente

Aarde: De aarde als natuurlijk systeem; samenhangen en diversiteit

1.1 Het ontstaan van de aarde

Aardrijkskunde Samenvatting Hoofdstuk 2 Endogene en Exogene processen 2 t/m 12

Klimaat is een beschrijving van het weer zoals het zich meestal ergens voordoet, maar ben je bijvoorbeeld in Spanje kan het ook best regenen.

7,5. Samenvatting door Anne 867 woorden 12 april keer beoordeeld. Aardrijkskunde. paragraaf 2. klimaten wereldwijd.

Aardrijkskunde samenvatting H2: Klimaat: is een beschrijving van het gemiddelde weer over een periode van 30 jaar.

Toets_Hfdst2_WeerEnKlimaat

Praktische opdracht Economie Broeikaseffect

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 2

Toets_Hfdst2_WeerEnKlimaat

Samenvatting Aardrijkskunde Actieve aarde

Soms moet de lucht omhoog omdat er een gebergte ligt. Ook dan koelt de lucht af. Er ontstaan wolken en neerslag. Dit is stuwingsregen.

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 2

5 havo 2 End. en ex. processen 1-4

6.6. Samenvatting door een scholier 1458 woorden 15 augustus keer beoordeeld. Aardrijkskunde

Krachten van de natuur hoofdstuk 1B4


Natuurrampen. Natuurrampen. Enkele voorbeelden... Oorzaken: bijvoorbeeld lawine, aardbeving, orkaan, overstroming, tsunami en vulkaanuitbarsting.

6,6. Antwoorden door een scholier 1458 woorden 14 februari keer beoordeeld. Aardrijkskunde

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 2

Hoe komen de verschillende klimaten op Aarde tot stand?

BEWEGENDE AARDE: KWARTET

Ons zonnestelsel bestaat uit de zon, een ster met 8 planeten die daarom heen draaien.

Samenvatting aardrijkskunde H9:

Werkstuk Aardrijkskunde Broeikaseffect

Fysisch milieu. Cursus natuurgids

Samenvatting Aardrijkskunde Weer en Klimaat hoofdstuk 3

Hoofdstuk 2 AARDE Klimaat en landschap

Samenvatting Aardrijkskunde Systeem Aarde H1

1 Kun je aan planten zien wat je aan moet?

Samenvatting Aardrijkskunde Aardrijkskunde Samenvatting Hoofdstuk 2 Endogene en Exogene processen 2 t/m 12

Daarbij stierven 200 duizend mensen.

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 1 t/m 3

De horizontale bewegingen van de platen

KLIMAATVERANDERING. 20e eeuw

Klimaatverandering Wat kunnen we verwachten?

Thema 5 Weer en klimaat

Het soort weer dat een land tijdens een lange periode heeft. Gebied in de wereld waar het klimaat overal hetzelfde is.

Eindexamen aardrijkskunde vwo 2008-II

AARDRIJKSKUNDE VOOR DE TWEEDE FASE. VWO zakboek samenvattingen begrippen examentips

Weer en klimaat. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Koolstof wordt teruggevonden in alle levende materie en in sedimenten, gesteenten, de oceanen en de lucht die we inademen.

Aardrijkskunde H2 Endogene en exogene processen

Woord vooraf. Schatten uit de natuur.indb :09

Samenvatting Aardrijkskunde H2 par 4,5,6

Kei-cool. leerplan inhouden

6 keer beoordeeld 24 juni 2016

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 1, 2 en 3

Samenvatting Aardrijkskunde Systeem Aarde Hoofdstuk 1

Samenvatting Aardrijkskunde Systeem Aarde.

Samenvatting Aardrijkskunde H1 De actieve aarde

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 1 Klimaat en landschapszones op aarde

GEA Leiden 22 maart Plaattektoniek: Rond Over In Door. Dr Bernd Andeweg. Aardwetenschappen, Vrije Universiteit

Samenvatting ANW Hoofdstuk 7, Leven op aarde

Samenvatting Aardrijkskunde H1 paragraaf 6t/m 14

Titel De gasbel onder Nederland

15/03/2016. Fysisch milieu. Cursus natuurgids. Inhoud. 1 Beknopte initiatie in enkele abiotische processen 2 Landschapsvorming in Vlaanderen 3 Bodems

DE AARDE IN HET HEELAL

et broeikaseffect een nuttig maar door de mens ontregeld natuurlijk proces

Les Koolstofkringloop en broeikaseffect

Fysisch milieu. Cursus natuurgids

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 2

De inkomende straling (vanaf de zon) stellen we 100 eenheden we gaan nu bekijken hoe dit wordt gebruikt :

Klimaatverandering en klimaatscenario s in Nederland

Titel De gasbel onder Nederland

Antwoorden 6 vwo 5 Aarde. 1 Circulatiesystemen

DE BLAUWE AARDE. College 1 Water als leven brengend molecuul

Samenvatting aardrijkskunde hoofdstuk 1 de aarde:

Samenvatting Aardrijkskunde Samenvatting H2 par. 1 en 2

Eekhoutcentrum Vliebergh. Wegwijzers voor Aardrijkskunde

Samenvatting Aardrijkskunde De Aarde

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 1

Klimaatverandering. Klimaatverandering. Klimaatverandering. Klimaatverandering. Klimaatverandering Klimaatverandering

Samenvatting Aardrijkskunde Systeem Aarde Hoofdstuk 1

Naam: VULKANEN. Vraag 1. Uit welke drie lagen bestaat de aarde? Vraag 2. Hoe dik is de aardkorst gemiddeld?

Het milieu is rechtstreeks verantwoordelijk voor onze gezondheid (zuivere lucht, zuiver water zijn nodig om te overleven.)

Samenvatting Aardrijkskunde Endogene en exogene processen (H2 Aarde)

Bedreigingen. Broeikaseffect

4 keer beoordeeld 4 maart Natuurkunde H6 Samenvatting

Samenvatting Aardrijkskunde Klimaatzones en landschappen

Eindexamen aardrijkskunde oud progr vwo I

Woordenlijst - Aarde

Werkblad bij de geoquest Vulkanen

Samenvatting door een scholier 1361 woorden 6 februari keer beoordeeld. Aardrijkskunde. Hoofdstuk 1:

4 Het heelal 6. De zon. De aarde. Jupiter. De maan. Ons zonnestelsel. Mars. Mercurius Venus

Wordt de klimaatsverandering veroorzaakt door de mens, of is het een natuurlijk proces?

KLIMAAT GLOBAAL. We beginnen met enkele observaties: aardrijkskunde 4 e jaar. De zonnehoogte in Ukkel doorheen de dag, doorheen het jaar.

Van de regen in de drup

6,9. Samenvatting door een scholier 4016 woorden 12 mei keer beoordeeld. Aardrijkskunde

Kei-cool. De tentoonstelling in het kort

Eindexamen aardrijkskunde vwo 2008-I

Eindexamen aardrijkskunde vwo 2006-I

Transcriptie:

Samenvatting door een scholier 2762 woorden 30 mei 2007 6,3 24 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde Atlantis Actieve aarde Hoofdstuk 1: Platentektoniek 1. Welke effecten hebben endogene processen op het aardoppervlak en hoe gaan mensen met deze effecten om? 2. Welke effecten hebben endogene processen op de ruimtelijke spreiding van beschikbare voorraden delfstoffen en wat zijn de gevolgen van deze spreiding voor het gedrag van mensen? Paragraaf 1: - Hoe is de aarde opgebouwd? -> Aardkern: deels vloeibaar, deels vast -> Aardmantel: deels taai-vloeibaar, deels vast. -> Aardkorst, lithosfeer: vast. -> Onderwerp van dit hoofdstuk. Lithosfeer drijft op de aardmantel en komt in twee verschillende vormen voor. (ZIE BRON 3 BLZ 8, EERSTE DRUK): - Continentale lithosfeer: bestaat hoofdzakelijk uit graniet, soortelijke massa van ca. 2.7. Vormt de basis voor de continenten en is ongeveer 50 km dik. - Oceanische lithosfeer: bestaat hoofdzakelijk uit basalt, soortelijke massa ca. 3. Vormt de aardkorst onder oceanen en is ongeveer 7 km dik. -> Gesteenten: natuurlijke mengsels van mineralen en/of organische stoffen. Hard: graniet, kalk, zacht: klei, zand, zelfs veen. -> Stollingsgesteenten: ontstaan door het afkoelen en stollen van een vloeibaar gesteente ofwel magma. (ZIE BRON 5 BLZ 11) - Dieptegesteenten: langzame stolling, diep in de aarde. Kristal vorming. VB: graniet. - Uitvloeiingsgesteenten: ontstaan bij vulkanisme. Vloeit uit over het aardoppervlak en stolt heel snel; geen tijd voor kristalvorming. VB: basalt. - Ganggesteenten: een tussenvorm. Afkoeling van gesmolten materiaal in vulkanische gangen. VB: granietporfier. -> Sedimentgesteenten: ontstaan aan het aardoppervlak uit sedimenten die worden afgezet in bijv. zeeën, rivieren, meren of woestijnen. - Klastische sedimenten: opgebouwd uit materialen vrijgekomen bij verweren van andere gesteenten (klastisch = Gr. Afbrokkelen). VB: zand, grind, klei. - Chemische en organische sedimenten: ontstaan door het neerslaan van mineralen uit water of opeenhoping van organisch materiaal. VB: kalk, steenzout, veen. https://www.scholieren.com/verslag/26857 Pagina 1 van 7

-> Metamorfe gesteenten: ontstaat wanneer een gesteente gedurende langere tijd onder invloed staat van hoge druk en temperatuur. VB: marmer, schist, gneis, kwartsiet. - Contactmetamorfose: veroorzaakt door het indringen van magma. - Regionale metamorfose: veroorzaakt door druk van bovenliggende gesteenten en tegen elkaar opbotsende aardplaten. Grootschalig en over een uitgebreid gebied. -> Mineralen: natuurlijke verbindingen, 'bouwstenen van gesteenten'. Gekenmerkt door chemische eigenschappen. Veldeigenschappen: makkelijk toe te passen 'in het veld'; kristalvorm, hardheid, kleur. - Stolling: diep onder het aardoppervlak. Afhankelijk van de samenstelling van magma en de snelheid van stolling. VB: kwarts, veldspaat, glimmers. - Neerslaan: van oplossingen van bepaalde stoffen in water. VB: steenzout, calciet. - Herkristallisatie: van bestaande mineralen onder invloed van hitte en druk. VB: diamant (hardste mineraal ter wereld), serpentijn en granaat. Relatieve hardheidsschaal = mineraal kan alleen bekrast worden door een mineraal met een grotere hardheid. 1 10. 7 of hoger = edelstenen. -> Organische stoffen: ontstaan uit levende organismen, bevatten altijd koolstof. Word afgebroken onder invloed van zuurstof, bacteriën en schimmels; moerassig gebied = veen. Op de bodem van de zee = aardgas en aardolie. Paragraaf 2: - Wat is de invloed van platentektoniek, vulkanisme, aardbevingen en gebergtevorming? - Hoe gaan mensen om met de nadelige gevolgen van vulkanisme en aardbevingen? -> 1620: Engelse Francis Bacon beschrijft de overeenkomst in kustvorm van Zuid-Amerika en Afrika. -> 1915: Duitse Alfred Wegener trekt de conclusie dat de continenten aan elkaar vast hebben gezeten en tegenover elkaar hebben bewogen. -> 'theorie van de schuivende continenten' = platentektoniek. -> Wegener's andere argumenten: - De overeenkomsten in flora en fauna. - Gesteenten sluiten op elkaar aan (gelaagdheid). - In Australië, India, Zuid-Amerika en Zuid-Afrika aanwijzingen gevonden van gelijktijdige vergletsjering. Kan alleen verklaart worden met platentektoniek. Eerst veel weerstand van gevestigde geologen, in de jaren '50 en '60 echter te veel aanwijzingen om theorie nog langer te verwerpen. Theorie nu algemeen aanvaard. -> Paleomagnetisme: (aanleiding voor meer onderzoek naar theorie Wegener) een onderzoeksmethode waarmee de richting van het magnetische veld in oude rotsformaties en de richting van de verschuiving van continenten kan worden vastgesteld. (eind jaren '50) -> Mid-oceanische rug/diepzeetrog: (ZIE BRON 10 BLZ 17) oceanische lithosfeer vormt zich/oceanische lithosfeer verdwijnt. -> Ompoling: noordpool veranderd in korte tijd in zuidpool en andersom. De ijzerhoudende mineralen in sedimentatie- en stollingsgesteente richten zich naar het magnetische noorden. Als er op één plaats bekend is wanneer een ompoling heeft plaatsgevonden, betekend dat dat al het gesteente waarin dezelfde ompoling te zien is, even oud is. (ZIE BRON 11 BLZ 17) -> Met behulp van paleomagnetisme kan worden onderzocht: - De relatieve verplaatsingen van de continenten ten opzichte van het magnetische noorden. - De ouderdom van de oceanische korst. https://www.scholieren.com/verslag/26857 Pagina 2 van 7

Vast stellen verschuivingen van de continenten in het verleden: (BRON 14 BLZ 19) - Ligging van de gebergten. - De afzettingen die op een bepaald klimaat wijzen - De afzettingen die op een bepaald afzettingsmilieu wijzen. -> Convectiestromen: aangedreven door hot spots; zorgen voor verschuivingen van de aardkorstplaten. -> 'Triple junction' breuksystemen: de manier waarop de aardkorst meestal breekt als hotspots leiden tot vulkanisme. (ZIE BRON 13 BLZ 18 Rode zee) De platen bewegen zich van elkaar af, één van de breuken meestal te 'zwak' om continent te breken. -> Karteren van zeebodem: satelliet signalen, opbollen boven gebergten (tot 5 meter), dalen boven diepzeetroggen (tot wel 60 meter). -> Morfologische verschijnselen: bepaald door de manier waarop platen met elkaar in contact komen. -> Convergente breuklijn: ook wel destructieve plaatgrens; platen bewegen zich naar elkaar toe. - Beide platen zijn oceanisch (bron 15a blz 20): één van de platen duikt onder de andere. Plaat smelt; explosief mengsel -> vulkanische eilanden groep er boven, diepzeetrog waar de plaat onderduikt. VB: Japan en Indonesië. - De ene plaat is oceanisch, de andere continentaal: oceanische plaat duikt altijd onder continentale. -> gebergte. VB: Andesgebergte. - Beide platen zijn continentaal: er ontstaat een hooggebergte. Geen vulkanisme want aardkorst is erg dik, wel aardbevingen maar niet vaak. VB: Alpen, Himalaya. -> Divergente breuklijn: ook wel construerende plaatgrens; oceanische platen bewegen zich van elkaar af. -> nieuwe korst wordt gevormd: mid-oceanische rug. Nauwelijks aardbevingen, want meestal onder water. VB: IJsland. -> Transversale breuklijn: platen bewegen zich langs elkaar heen (bron 15 b). Meestal op bodem van de oceaan op oceanische platen, soms ook op continentale -> hevige aardbevingen. VB: San-Andreasbreuk in Californië. -> Hazard management: maatregelen van de overheid om natuurrampen te voorspellen, te beheersen of nadelige effecten te minimaliseren. Waarom blijven mensen in gebieden wonen waar de kans op natuurrampen groot is? - Houding van mensen tegenover natuurrampen. - Afweging tussen voor- en nadelen van het wonen in een risicovol gebied. - De mate waarin men zich veilig voelt ten gevolge van hazard management. Hoe gaan mensen ermee om? - Ze ontkennen het gevaar (kan overal gebeuren) of geloven niet in herhaling (zou wel erg toevallig zijn). - Proberen er vat op te krijgen of zien het als de verantwoordelijkheid van God of de overheid. - Voor- en nadelen, lange en korte termijn, tegen elkaar afwegen. BRON 16 BLZ 21. - Hazard management. -> Onderzoekstechnieken en modellen: op welke wijze vinden aardbevingen en vulkanisme plaats, wat bepaald de hevigheid? Wanneer een aardbeving plaats vindt is nog moeilijk te voorspellen, waar wel bekend. Met computer modellen kunnen de bewegingen van aardkorstplaten worden voorspeld. -> Waarschuwingssystemen: maatregeling om mensen te waarschuwen en in veiligheid te brengen (Japan) door bijvoorbeeld evacuaties realistische te oefenen. Trilling-detecterend systeem dat treinen automatisch stillegt. https://www.scholieren.com/verslag/26857 Pagina 3 van 7

-> Rampenplannen: draaiboeken voor hulpverlening, evacuatiecentra, voedsel, wederopbouw. Bulldozers om puin te ruimen (Filippijnen). -> Bouwtechnische maatregelingen: Japan = gebouwen met rubberfunderingen. Constructie materialen die lichter van gewicht en minder brandbaar zijn. Computergestuurde tegengewichten die compenseren bij aardbevingen. -> Verzekeringen tegen natuurrampen: verplichte verzekeringen in aardbevingsgevoelige gebieden. Aparte natuurrampen-afdelingen in o,.a. Japan, Nieuw-zeeland en de VS. -> Gebergtevorming: meest zichtbare resultaat van continenten verschuivingen. ZIE BRON 18 BLZ 23. Opgestuwde sedimenten. -> Anticlinale: plooiruggen ontstaan bij gebergtevorming. -> Synclinale: plooidalen. (BRON 19 BLZ 23) Erosie en verwering (door rivieren, zeeën, gletsjers, wind) transporteren materiaal uit gebergten, die ergens anders weer in een gebergte omhooggeduwd worden -> gesteentecyclus. Paragraaf 3: - Hoe zijn verschillende delfstoffenvoorraden over de aarde verspreid? - Wat is de invloed van platentektoniek op de ruimtelijke spreiding van delfstoffenvoorraden? - Hoe gaan mensen om met de beperkt beschikbare delfstoffenvoorraden? -> Delfstoffen: alle stoffen met een economisch nut die uit de aardkorst kunnen worden onttrokken. - Organische delfstoffen: aardolie, aardgas, steenkool. - Ertsen: minerale delfstoffen, zoals metalen en edelstenen. - Energiedragers: (energiebron) delfstoffen die gebruikt kunnen worden om energie op te wekken. - Grondstoffen: delfstoffen die gebruikt worden voor het maken van producten. Voorwaarden vorming aardolie en aardgas: - Er moet voldoende organisch materiaal (planten en dieren) geproduceerd worden. - Voordat het org. materiaal vergaat, moet het begraven worden onder sediment. Beste in dalingsgebied. - Langzame chemische processen veranderen het org materiaal in aardolie en aardgas. - Het org mat is nu vloeibaar en verplaatst zich naar een anticlinaal van een geplooide en doorlatende sedimentlaag (bijv zand). Afgesloten door een sedimentlaag die geen olie/gas doorlaat (bijv. klei) BRON 18 BLZ 31. - Er mag geen gebergte vorming optreden; dan verbrokkelen de lagen te veel en zullen gas/olie ontsnappen door de breuken. Meer dan 2/3 van de geologische aangetoonde/bewezen wereldreserves aan aardolie en bijna 1/3 deel van aardgas in het Midden-Oosten. Politiek belang. In 1973 stegen olieprijzen -> Westerse landen stimuleren zoeken naar nieuwe olievoorraden. -> Secondaire/supplementaire winning: als de olie niet vanzelf naar boven komt. Inspuiten van stoom, water of gas, waardoor de olie naar boven wordt geperst. -> Conventionele olie: in grote hoeveelheden in reservoirgesteenten. -> Onconventionele olie: in olieschalies (een soort leisteen) en teerzanden. -> Resource management: op zo'n manier met delfstoffenvoorraden omgaan, dat toekomstige generaties er ook nog gebruik van kunnen maken. - De beschikbare delfstoffen in minder snel tempo benutten. - Gebruikte producten weer via recycling als grondstof toepassen. https://www.scholieren.com/verslag/26857 Pagina 4 van 7

- Door verbeterende technieken meer rendement halen uit dezelfde hoeveelheid delfstoffen. Hoofdstuk 3: Klimaat Welke veranderingen deden zich in het klimaat tot nu toe voor en welke veranderingen zullen zich in de toekomst nog voordoen? Paragraaf 1: - Hoe bepaald de ligging van een plaats op de aarde het klimaat terplekke en welke factoren spelen daarbij een rol? -> Weer: de toestand van de onderste laag van de atmosfeer (troposfeer) op een bepaalde plaats op een bepaald tijdstip. 'Vlindereffect'. -> Klimaat: de gemiddelde toestand van het weer ik een groot gebied (over een periode van ca. 30 jaar). -> Stralings- of energiebalans (BRON 2 + 3 BLZ 66): opnemen/terugkaatsen van de zonnewarmte door de aarde. Verdeling over het aardoppervlak erg onevenwichtig invalshoek. -> De algemene luchtcirculatie: herverdeling van de zonne-energie over de aarde. Luchtstromen -> warmte transport naar de poolstreken. (BRON 4 BLZ 67). Lucht in tropen zet uit door opwarming, stijgt op. Aan de evenaar een tekort aan lucht; lagedrukgebied. Om dat aan te vullen komt er wind opgang vanuit het noorden en het zuiden naar de tropen. -> Intertropische convergentiezone (ITC): lagedrukgebied in de tropen. 'Convergeren' = bij elkaar komen. -> Corioliseffect: afwijking van winden in de algemene luchtcirculatie als gevolg van aardrotatie. (Op het Noordelijk halfrond naar rechts, op het zuidelijk halfrond naar links.) Als gevolg hiervan reikt de tropische luchtcirculatie niet helemaal tot de polen, maar slechts tot ca. 30 graden noorder- en zuiderbreedte. Hier bevinden zich hogedrukgebieden, de subtropen. In de tropen het omgekeerde, polaire zone. Op 50 graden botsen de luchtmassa's uit de beide streken en ontstaat de subpolaire lagedrukzone. BRON 5 BLZ 67 Tropisch regenklimaat -> tropisch regenwoudklimaat en savanneklimaat. Subtropische zone -> steppeklimaat en woestijnklimaat. Polaire zones -> toendraklimaat en poolklimaat. Gematigde zone (tussen subtropische en polaire in): - Zeeklimaat: koele zomers, milde winters, relatief veel neerslag. Gematigd zeeklimaat en Middellandsezeeklimaat (hogere temperatuur en drogere zomer dan gematigd.) - Landklimaat: warme zomers en koude winters, relatief weinig neerslag. BRON 6 BLZ 68 Gematigde zone lagedrukgebieden, botsen van subtropische en polaire lucht depressies. -> Depressies: kern van lage luchtdruk die ontstaat op het scheidingsvlak tussen warme subtropische lucht en koude polaire lucht. -> Occlusie: (BRON 8 + 9 BLZ 70) proces in frontale depressies waarbij het warmtefront wordt ingehaald door het koufront. Verklaring voor verschillende klimaten: -> Scheve stand van de aardas: reden dat de zon jaarlijks van 23,5 graden noorderbreedte (boven kreeftskeerkring 21 juni) tot 23,5 graden zuiderbreedte (boven steenbokskeerkring 21 december). In de poolstreek komt de zon 's winters niet op en in de zomer gaat hij niet onder (midzomernachtzon). ITC verschuift ook, evenals de passaten, de moessons veranderen zelfs halfjaarlijks van richting. Optreden van seizoenen, verschil tussen seizoenen in tropen kleiner dan in de poolstreken. https://www.scholieren.com/verslag/26857 Pagina 5 van 7

-> De verdeling van land en zee: zee en land verschillen van elkaar: - Uit de zee kan water verdampen dat op een ander plaats neerslaat, van land verdampt weinig. Wanneer de wind vanuit richting continent komt, minder regen dan als hij vanuit zee komt. - Zee heeft een grotere watercapaciteit; land warmt dus sneller op en koelt sneller af. Verschillen van temperatuur op het land dus groter. 'Matigende werking' van zeewinden (verkoelend in zomer, verwarmend in winter). - Luchtstromen -> zeestromen. Spelen een rol bij warmte verdeling. Golfstroom in de noordelijke Atlantische Oceaan zorgen voor relatief zachte winters in West-Europa. -> Hoogte ligging: de atmosfeer wordt door afkaatsing warmte van onderop verwarmt; hoe hoger, hoe kouder: -0,6 graden per 100 meter stijging. -> De ligging van gebergten: houden bijv. koude noordenwinden tegen (Alpen Italië). Paragraaf 2: - Hoe was het klimaat in het verleden en welke klimaatveranderingen hebben, gezien vanuit verschillende tijdschalen, plaatsgevonden? -> Interglacialen: tussenijstijden, warme periodes tussen ijstijden in. Manieren om het klimaat in vroegere tijden vast te stellen: - Geologisch onderzoek op bodems van oceanen en op landijskappen van Antartica en Groenland -> opeenvolging van afzettingen. - Stuifmeelonderzoek: stuifmeel in grondmonsters geeft aan welke vegetatie en dus welk klimaat in een gebied plaats heeft gevonden. Tijdschalen: (BRON 20 BLZ 76!) -> Glacialen: ijstijden. Laatste ijstijd = Saalien, ca. 150.000 jaar geleden. Zuidgrens van het landijs in Nederland toen ter hoogtes van Haarlem-Utrecht-Nijmegen. -> Milankovic-cycli: veranderende baan om de aarde zet processen in gang die ervoor zorgen dat klimaat met hoge temp. over gaat in klimaat met lage temp. Bij ijstijden vooral belangrijk: - Oceaanstromen: vlindereffect; kleine verzwakking van golfstroom zorgt voor grote temp daling in West- Europa. (ZIE ARTIKEL GROTE POMP) - Sneeuw: reflectie zonne-energie -> kouder -> landijs groeit aan -> meer reflectie -> nog kouder. Kan ook omgekeerd. Albedo = mate van reflectie. (Albedo water groter dan dat van land) Paragraaf 3: - Welke klimaatveranderingen zijn in de toekomst te verwachten en welke factoren spelen daarbij een rol? -> Natuurlijk broeikaseffect: de verhoging van de temperatuur van de atmosfeer als gevolg van de natuurlijke aanwezigheid van voornamelijk de gassen H2O, CO2 en CH4 in de atmosfeer. -> Versterkt broeikaseffect: versterkte toename van de temperatuur in de dampkring als gevolg van de uitstoot van borekasgassen (onder andere stickstof- en koolstofdioxiden) door de mens. (androgene processen = door de mens veroorzaakt.) BRON 32 BLZ 83. -> Koolstofbalans: de verhouding tussen de hoeveelheid in de atmosfeer aanwezige koolstof (C) en de hoeveelheid in de aardkorst vastgelegde koolstof. BRON 33 BLZ 84. -> Intergovernmental Panel on Climatic Change (IPCC): samenwerkingsverband van honderden deskundigen uit vele landen die hun kennis hebben gebundeld om de problemen (van het versterkte broeikaseffect) in kaart te brengen. Verwachtingen: https://www.scholieren.com/verslag/26857 Pagina 6 van 7

- Wereldwijde temperatuurstijging tussen de 2 en 6 graden in de komende eeuw. Echter wel regionale verschillen. - Stijging van de zeespiegel met 0,5 à 1,5 meter. Argumenten om problematiek broeikaseffect te ontkennen: BRON 34 BLZ 84. -> Freons: cfk's (chloorfluorkoolwaterstoffen ofwel) schadelijke broeikasgassen. -> Halons: fluorbroomkoolwaterstoffen, schadelijke broeikasgassen. Freons en halons zetten ozon (O3)om in zuurstof (O2) BRON 35 BLZ 85. Ozonlaag: vormt een beschermende laag rondom de aarde waarin het grootste deel van de ultraviolette straling van de zon wordt geabsorbeerd. Minder oerwoud, ander klimaat? 70% v/d instralingsenergie word gebruikt voor het verdampen van water. Neerslag die boven een regenwoud valt: 17% verdampt meteen weer (van bladeren), 30% word opgenomen, 50% stroomt via grondwater weg. Evaporatie: verdampen van water vanaf het aardoppervlak en oceaanoppervlak. Evapotranspiratie: ^ + transpiratie van dieren. Regenwoud gekapt -> - Op lokaal en regionaal gebied: gemiddelde neerslag daalt aanzienlijk, temperatuur zonder matigende effect van het tropische regenwoud extremer (maar moeilijk te voorspellen). - Op continentaal en mondiaal gebied: CO2 komt vrij na verbranding hout -> CO2 gehalte in de atmosfeer stijgt. SO2 uitstoot werkende vulkanen: 13 miljoen ton per jaar. SO2 uitgestoten https://www.scholieren.com/verslag/26857 Pagina 7 van 7