Het wel en wee van het gentiaanblauwtje in Kampina

Vergelijkbare documenten
De invloed op de populatie van het gentiaanblauwtje in Kampina van het onderzoek OBN-Alternatieven voor Plaggen Stand van zaken juni 2012

BMP Needse Achterveld 2006

Drukbegrazing en Chopperen als Alternatieven voor Plaggen van Natte heide

4 Vlinders Nina de Vries

The Alcon Blue is a characteristic species of wet heathland and. fen meadows where Gentiana pneumonanthe and the host ant

Herstel leefgebied gentiaanblauwtje in Overijssel stageverslag

Vraag 1. Waarom moet je goed voor de rupsen zorgen als je vlinders wilt hebben?

Argusvlinder Lasiommata megera

Beheeradvies zilveren maan Kaleweg

Vlinderstichting na kwart eeuw nog steeds hard nodig

BOETELERVELD. ROUTE 4,3 km

Kleine parelmoervlinder Issoria lathonia

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 8 augustus Beste natuurliefhebber/-ster,

1. Status. Groenknolorchis (Liparis loeselii) H Kenschets. 3. Ecologische vereisten. 4. Huidig voorkomen

Staatsbosbeheer T Eexterveld. Wandelen in het plantenparadijs - 7 km

Metamorfose: vlinders in een veranderend landschap

Notitie. Inventarisatie Rapunzelklokje op locatie Platveld 4 te Meijel (gemeente Peel en Maas)

Dagpauwoog Hoe ziet hij eruit? Wanneer vliegt hij? Waar kun je hem vinden? Waar leven de rupsen? Atalanta

Heidebeheer en het Gentiaanblauwtje. Martin Scheper, Irma Wynhoff & Jan van der Made

Grote vos Nymphalis polychloros

Bermenplan Assen. Definitief

Donker pimpernelblauwtje (Maculinea nausithous) H Status. 2. Kenschets. 3. Ecologische vereisten

3. Inventarisatie. Organisatie. Figuur 1: Grafiek met het aantal retour gezonden inventarisatieformulieren per organisatie.

Advies betreffende de verspreiding van het kruipend moerasscherm langs de Grote Geule (Beveren-Waas)

Caan begrazing op de natte heid

Onderzoek voor vlinderbescherming

Natuurpunt vzw Afdeling. Hageve. Neerpelt. Inventarisatie. Groentje.

Lang bloeiende inheemse vaste planten voor bijen en vlinders

Vlinders van de Habitatrichtlijn,

Advies voor herstel van natte heide in De Zoom

Aftekenlijst. Naam:

Marijn Nijssen, Toos van Noordwijk, Annemieke Kooijman, Herman van Oosten, Bart Wouters, Chris van Turnhout, Jasja Dekker, Michiel Wallis de Vries,

Verjongen en uitbreiding van Jeneverbessen in de gewestbossen van Ravels

Bermbeheerplan voor een ecologisch waardevolle berm langs te Elingen

Vegetatie van de heide,

Blauwtjes en mieren: maak van je vijanden zorgzame gastvrouwen

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 21 augustus 2018

Pimpernelblauwtje (Maculinea teleius) H1059

Beschermingsplan Gentiaanblauwtje

Lespakket: Blues in the Marshes. Lesmateriaal over het pimpernelblauwtje voor havo-vwo bovenbouw

Ruimte en tijd tezamen

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 25 oktober Beste natuurliefhebber/-ster

Een leefgebied voor de rugstreeppad

inhoud 1. Dieren op reis 2. Waarom dieren reizen 3. Op zoek naar eten 4. Op zoek naar een broedplek 5. Weg uit de kou 6. Filmpje Pluskaarten Bronnen

Enkele Gentiana soorten: Gentiana acaulis (stengelloze Gentiaan): De stengelloze Gentiaan is een kleine. Gentiana (Gentiaan)

Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Nat schraalland

Kleine schorseneer aan het infuus voortgang herstelplan in Drenthe

Bureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode

Het overzicht: Groene glazenmakers en Krabbenscheer in het Nieuwediep te Nieuwe Diep: 2008 t/m 2016.

Wist je dat?... Overwintering van vlinders. Vragen. De vlinder. De levenscyclus..

Mierenwerkgroepexcursie in zuidwestelijk Noord-Brabant op 7 september 2013

Uitvoering herstelmaatregelen voor kommavlinder en bruine eikenpage in Overijssel [Voer de ondertitel in]

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 24 april Beste natuurliefhebber/-ster,

Van eitje tot vlinder

Klimaatbestendig heidebeheer voor de fauna. Informatie voor vrijwilligers en beheerders

Veldwerkweek opdracht

Voorbereiding post 3. Oei, ik groei! Groep 1-2-3

Donkere rimpelrug (Andrena bimaculata) in roggeakkers op de Duivelsberg

Nr. 5 Jaargang 4 VLINDERNIEUWS. Vlinderwerkgroep HESPERIA Nieuwsbrief mei 2015 Nr. 5 Jaargang 4

Heidebeheer en fauna. Verslag veldwerkplaats Droog Zandlandschap Strabrechtse Heide, 4 juni 2009

Bijlage VMBO-GL en TL

Verslag libellenmonitoring 2017 Leersumse Veld

KONINGINNENPAGE (Papilio machaon) in Zeeland in 2013 In het kader van de actie OP DE BRES VOOR DE ZEEUWSE ZES.

BERGVENNEN. ROUTE 2,3 km

Drasland. Groot Wilnis-Vinkeveen

Vlinders kijken. op Landgoed Schothorst

Advies wegbermverlaging in Natura 2000 gebieden

Naar een klimaatbestendige heidefauna in Noord-Brabant. Rapportage Fase 2

Blues in the Marshes Van maïsakker naar mierenblauwtjes

Voortgang beschermingsplan gentiaanblauwtje 2004 en verfijning monitoring

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE A

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 13 mei Beste natuurliefhebber/- ster,

Nematodenproef bestrijding dennenprocessierups Thaumetopoea pityocampa

Voorbereiding post 3. Blij met hei Groep 1-2

Bijlage VMBO-GL en TL

Aanvullend natuuronderzoek TATA. tbv tijdelijke natuur

RESTANT PRESENTATIES LEERLINGEN SOORTENKENNIS

MET DE VLINDERWERKGROEP NAAR DE HEEMTUIN RUCPHEN

Voorbereiding post 3. Blij met hei Groep 1-2

Heideblauwtje Argus-Bläuling en Heivlinder Ockerbindinger Samtfalter. in de Nederlands-Duitse Grensstreek. Jan Hermans NHGL Peter Kolshorn - BSKS

Fruit vliegen in Suriname

foto inzet: Staf de Roover

Januari Ma Di Wo Do Vr Za Zo. Vijf jaar campagne Tien voor 12! Met jaarkalender 2015

Meetnet vlinders. Aantal vlinders. Augustus Beste teller,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 25 september Beste natuurliefhebber/ster,

5. Hoe komt het dat de brulkikker niet meer in Nederland voorkomt?

Voorbereiding post 2. Rovers op (het) pad Groep 6-7-8

Grasland en Heide. Hoofdstuk 2.2 en 2.4

Groene glazenmakers en Krabbenscheer in het Nieuwediep te Nieuwe Diep.

Landelijk Meetnet Vlinders

INVENTARISATIE DAGVLINDERS AWZI 2012

De Groote Heide. Wandelroute. route 2: Heide en vennen

Vlinders van de Habitatrichtlijn,

Indeling lezing. Herstel van leefgebieden voor de gladde slang. Ringslang. Gladde slang. Adder

GROOT MALPIEVEN. Fotoreportage: een jaar na ven-herstelwerken. (ge VALKENSWAARD. Jacques van Kessel

Struinen door De Stille Kern

Kavelpaspoort. Cluster 5: Son en Breugel - De Peel- Hooijdonk. Pilot Natuurlijk Ondernemen. 2,952 ha

SPREEKBEURT BIDSPRINKHAAN

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken

Transcriptie:

Het wel en wee van het gentiaanblauwtje in Kampina. 1970-2011 Bert van Rijsewijk Van Aelstlaan 31, 5503BB Veldhoven Tel: 040 2539971 e-mail: bert.riet.v.rijsewijk@hccnet.nl

Inhoud INLEIDING.... 3 HET GENTIAANBLAUWTJE.... 3 KLOKJESGENTIAAN.... 3 KNOOPMIER... 4 VÓÓR 1982.... 4 1982-2003.... 5 VANAF 2004.... 6 PLAGGEN... 8 HERSTEL NA PLAGGEN.... 8 BEGRAZING.... 9 WATERPEIL.... 9 POPULATIE LEVENSVATBAAR?... 9 AANBEVELINGEN... 10 CONCLUSIE... 10 Bert van Rijsewijk, maart 2012. Pagina 2

Inleiding. In 1982 zijn wij begonnen met inventarisatie van de dagvlinders in Kampina. Tot 2004 werden waarnemingen geplaatst binnen een zogenaamd kilometerhok. Vanaf 2004 hebben we de coördinaten van waarnemingen met behulp van GPS (Global Positioning System) vastgelegd. Door op relevante plekken alle klokjesgentianen te onderzoeken op eieren van het gentiaanblauwtje hebben we sinds 2004 een goed inzicht gekregen van de verspreiding van het gentiaanblauwtje in Kampina. Als beheer wordt Kampina nu integraal begraasd door paarden en koeien. In het verleden is grootschalig geplagd. Ook de natte heide, het leefgebied van het gentiaanblauwtje, met nadelige gevolgen voor het gentiaanblauwtje. Het gentiaanblauwtje. Het gentiaanblauwtje (Phengaris alcon) is een zeldzame, bedreigde dagvlindersoort die voorkomt in natte heide met klokjesgentiaan. De soort heeft één generatie die vliegt in juli. De eitjes worden afgezet op klokjesgentiaan en na ongeveer tien dagen komt de rups uit het ei en vreet zich door de bodem van het ei een weg naar het vruchtbeginsel van de bloem. Daardoor blijft het lege eitje goed zichtbaar op de bloem. De rups leeft tot de derde vervelling in en van het vruchtbeginsel van de klokjesgentiaan. Na de derde vervelling, eind juli begin augustus, gaat de rups zwerven en wordt door knoopmieren mee in het nest genomen. Daar overwintert de rups en wordt ze gevoed door de knoopmier met mierenbroed. Na verpopping kruipt in juli de nieuwe generatie gentiaanblauwtjes uit het mierennest. Eén vrouwtje legt 100 tot 250 eieren en de eieren worden bij voorkeur afgezet binnen enkele meters van een mierennest. In één vruchtbeginsel kunnen 2 à 3 tot maximaal 6 rupsen leven (Bink). Klokjesgentiaan. Het gentiaanblauwtje is, in Kampina, afhankelijk van klokjesgentiaan (Gentiana pneumonanthe). Klokjesgentiaan is een plant van carbonaat- en fosfaatarme, meestal zand- leem- en veengrond, die s winters drassig en s zomers hoogstens oppervlakkig uitdroogt. De plant kan leven onder sterk zure omstandigheden. Klokjesgentiaan zoekt in heidegebieden de in verhouding minst voedselarme plaatsen op. Vaak zijn dit plekken waar versterkte mineralisatie plaats vindt zoals afgeplagde stukken en randen van paden waar licht en/of betreding de afbraak van humus stimuleren. Bert van Rijsewijk, maart 2012. Pagina 3

Knoopmier De waardmier van het gentiaanblauwtje is in Nederland meestal de bossteekmier (Myrmica ruginodis), maar de ruwknoopmier (M. scabrinodis) en de rode steekmier (M. rubra) zijn alternatieve waardmieren. Een mierennest is ongeveer vuistgroot en uit een nest komen 5 tot maximaal 20 vlinders. Knoopmierennest. Vóór 1982. Mijn eerste herinnering van het gentiaanblauwtje in Kampina stamt uit ongeveer 1970. Ten zuiden van de Annadreef, bij de zuidwestelijke punt van het Vossenbos stond behoorlijk wat klokjesgentiaan en daar vloog, naast het heideblauwtje (Plebejus argus), het gentiaanblauwtje. Helaas hebben we daar toen geen notities van gemaakt. Nu, in 2012, is dit stukje heide helemaal verdroogd en vergrasd, ongeschikt voor het gentiaanblauwtje. Bert van Rijsewijk, maart 2012. Pagina 4

1982-2003. Van 1982 tot en met 2003 werd aan een waarneming het Amersfoort coördinaat toegekend van de linker onderhoek van het kilometerhok waarbinnen de waarneming was gedaan. Nogal onnauwkeurig, zeker op de grens van een kilometerhok. Vaak heb je in het veld immers geen referentie naar de plaats op een stafkaart. In de periode van 1982 tot en met 2003 hebben we geen dekkend onderzoek gedaan naar de eitjes van het gentiaanblauwtje. De waarnemingen uit deze periode heb ik met behulp van notities uit die tijd zo nauwkeurig mogelijk geplaatst in onderstaande kaart: Figuur 1. In totaal zijn het 409 vlinders en 9685 eieren. Figuur 1 Een groot deel van de waarnemingen, 376 vlinders en 4500 eieren, zijn gedaan op de plek van de rode populatie (zie Figuur 2). In 1999 hebben we eieren gevonden in een van de blauwgraslanden van de Smalbroeken maar in die tijd werden die graslanden al in juli gemaaid, te vroeg om het gentiaanblauwtje daar een kans te geven. Bert van Rijsewijk, maart 2012. Pagina 5

Vanaf 2004. Vanaf begin 2004 zijn alle waarnemingen vastgelegd met GPS en is een nauwkeurig beeld ontstaan van de verspreiding van het gentiaanblauwtje in Kampina. Daarvoor hebben we van 2004 t/m 2011 jaarlijks op alle relevante plaatsen de eieren per bloemstengel geteld, behalve in 2006 en 2007. In 2006 hebben we alleen de oostelijke helft en in 2007 de westelijke helft van Kampina onderzocht. Figuur 2 Figuur 2 geeft, in blauw, alle bloemstengels die van 2004 t/m 2011 bekeken zijn, dus ook de gentianen zonder eieren. De bloemstengels met eieren zijn in groen weergegeven. De grootste populatie is daaroverheen in rood weergegeven, deze rode populatie bevat 69% van de eieren. De gele populatie bevat 9% van de eieren en de witte populatie bevat 12% van de eieren. De overige 10% van de eieren is verspreid over de rest van Kampina geteld. Bert van Rijsewijk, maart 2012. Pagina 6

Figuur 3 De situatie van 2011 is weergegeven in Figuur 3. In blauw alle bloemstengels, met of zonder eieren. In groen de eieren van het gentiaanblauwtje. De gele populatie omvat 789 eieren (11%). De witte populatie omvat 649 eieren (9%). En tenslotte de rode populatie omvat 5460 eieren ( 80%). In 2011 was het aantal eieren buiten de gele, rode en witte populatie laag: drie bloemstengels met in totaal 19 eieren. Tabel 1 geeft, per jaar, het aantal eieren, bloemstengels en bloemstengels met eieren buiten de gele, rode en witte populatie. Deze lijst geeft een wisselend beeld. De verklaring hiervoor is tweeledig: In een slechtere zomer zullen vrouwtjes minder makkelijk uitzwerven om nieuwe plekken te zoeken voor het afzetten van eieren. Als er wel eieren afgezet worden is er kans op voortplanting en als er voortplanting is kan in het volgende jaar het aantal eieren ter plekke toenemen. jaar Aantal eieren stengels met eieren bloemstengels 2004 972 240 2864 2005 1084 202 800 2006 1437 197 1519 2007 29 5 1232 2008 1077 180 938 2009 560 106 654 2010 69 12 923 2011 19 3 875 Tabel 1 Buiten de rode, gele en witte populatie is er geen plek waar van 2004 t/m 2011 jaarlijks eieren zijn afgezet. Bert van Rijsewijk, maart 2012. Pagina 7

Plaggen Rond 1990 sloeg ook in Kampina de plagwoede toe. Bijna alle natte heide ging op de schop. De plek waar nu de grootste populatie (de rode populatie) leeft, werd (citaat Marie Klein, de toenmalige beheermedewerker) gespaard omdat het gebied voor de machines te ontoegankelijk en te nat was! Aan deze toevalligheid is het waarschijnlijk te danken dat het gentiaanblauwtje nog voorkomt in Kampina. Tussen 1990 en 1999 is er in totaal ruim 14 ha. natte heide geplagd, Figuur 4 geeft een beeld van de plagstroken. Deze vlakken zijn vaak op Google Maps nog herkenbaar. Figuur 4 Een bijkomend nadeel van plaggen is dat het de bodem geëgaliseerd heeft. Door plaggen zijn twee vliegplaatsen van het gentiaanblauwtje verloren gegaan. Een ZZO van het Belversven, de meest westelijke plagstrook en een bij de Kostersche Hoeven, de meest zuidelijke plagstrook. Herstel na plaggen. Nu, na ruim 10 tot 20 jaren, is er nog nauwelijks of geen herstel van het plaggen. Opvallend is dat veel geplagde stukken nog min of meer een kale bodem hebben: er is nog geen strooisellaag ontstaan. Het ontbreken van een goede strooisellaag maakt de geplagde stukken ongeschikt voor de mieren en daardoor ongeschikt voor ei afzet ook al staat er klokjesgentiaan: de afstand tot een mierennest is te groot. Opvallend is ook dat op een geplagd stuk vaak wel klokjesgentiaan groeit maar het zijn meestal jonge planten en die zijn ongeschikt voor ei afzet. Meerjarige planten met meerdere bloemstengels en bloemen zijn er zeldzaam. Het lijkt erop dat de jonge bloeiende planten daar zorgen voor zaad en nieuwe planten terwijl ze zelf na een of twee jaren weer afsterven. Alleen op plaatsen waar een groot stuk oude natte heide met klokjesgentiaan is blijven staan vinden we eitjes langs de overgang van geplagd naar niet geplagd. Bert van Rijsewijk, maart 2012. Pagina 8

Begrazing. Kampina wordt integraal begraasd door paarden en koeien. Ze eten op de heide vooral pijpenstootje, af en toe vinden we een afgevreten plant van de klokjesgentiaan. De begrazing heeft weinig invloed op vergrassing van de natte heide. Er zijn min of meer vaste paden ontstaan waarlangs de koeien en de paarden door het veld trekken, ook in de natte heide. Dat zijn gunstige plekken voor het ontkiemen van zaadjes van de klokjesgentiaan. Waterpeil. Stand (cm) t.o.v. MV Filter 2 1-1-1995 1-1-2000 1-1-2005 1-1-2010 2-1-2015 0-25 -50-75 Stand (cm) t.o.v. MV Filter 2-100 -125 Figuur 5 Figuur 5 geeft het waterpeil van filter 2 van peilbuis B51A0462 t.o.v. maarveld. De buis staat aan de rand van de rode populatie. Helaas zijn er geen gegevens van vóór 1995. Wat opvalt in de grafiek is de droge winter 1995-1996. Vanaf 2001 is het gemiddelde waterpeil ongeveer 4 centimeter gedaald. Populatie levensvatbaar? Wat is er nodig voor een duurzame populatie gentiaanblauwtjes? Daarvoor een citaat uit de site http://www.gentiaanblauwtje.nl/ van de Vlinderstichting: Voor een duurzame populatie waardplanten zijn ongeveer 500 volwassen gentianen nodig en voldoende verjonging om de adulte exemplaren op den duur te vervangen. De huidige leefgebieden liggen overwegend op de hogere zandgronden in grotere heidegebieden van meer dan 25 ha. Daarin dient minimaal een oppervlakte van 0,5 ha geschikt leefgebied aanwezig te zijn. De rode populatie omvat naar schatting een oppervlak van 1 hectare. In de periode 2004/2011 hebben we er per jaar gemiddeld 501 bloemstengels gevonden, 429 Bert van Rijsewijk, maart 2012. Pagina 9

bloemstengels met eieren. Een volwassen plant heeft regelmatig meerdere bloemstengels, als we aannemen dat 25% van de planten twee bloemstengels heeft dan staan in de rode populatie 501/1,25=400 planten. Of er voldoende verjonging van gentianen plaatsvindt is moeilijk in te schatten. Er wordt begraasd door koeien en paarden en er lopen enkele veepaden door de populatie wat gunstig is voor populatie gentianen. Midden in de populatie ligt een langgerekte plagstrook van ongeveer 6000 m² die in de (verre) toekomst soelaas kan bieden. De gele populatie omvat heeft ongeveer 100 bloemstengels en de witte populatie ongeveer 120. Geen duurzame populaties. Aanbevelingen Breng nu, kleinschalig, reliëf in plagstroken zodat ze in de toekomst geschikter zijn voor het gentiaanblauwtje. Als er ingegrepen wordt voor het beheer in de rode populatie, doe dat dan op vierkante meter schaal. Conclusie De rode populatie lijkt, met moeite, de enige levensvatbare populatie van het gentiaanblauwtje in Kampina. Of er voldoende verjonging is van gentiaanplanten, is niet geheel duidelijk. De gele en witte populatie zijn satelliet populaties van de rode en kunnen waarschijnlijk niet bestaan zonder aanvoer van vers bloed uit de rode populatie. In het verleden is de natte heide van Kampina veel te grootschalig geplagd. Onze inschatting is dat herstel nog zeer lang zal duren, wellicht nog 25 tot 50 jaren. De integrale begrazing is gunstig voor verjonging van de gentiaanpopulatie en dus ook voor het gentiaanblauwtje, vooral tengevolge van betreding (veepaden) door het vee. Referenties: Bink, F. Ecologische Atlas van de Dagvlinders van Noordwest Europa. Gentiaanblauwtje: site van de Vlinderstichting http://www.gentiaanblauwtje.nl Drs. E.J. Weeda, R. Westra, Ch. Westra, T. Westra, Nederlandse oecologische Flora. Bert van Rijsewijk, maart 2012. Pagina 10