Waar houdt het voortraject op?



Vergelijkbare documenten
WATERGEWENNING. Succes!

Ontdek je kracht voor de leerkracht

Aan de slag met de Werk Ster!

ErvaringsGericht ZwemOnderwijs (E.G.Z.O.) bevordert het initiatief van kinderen. Gesprek met Teun Edelman over ErvaringsGericht ZwemOnderwijs

Zelfbeeld. Het zelfvertrouwen wordt voor een groot deel bepaald door de ideeën die het kind over zichzelf heeft: het zelfbeeld.

Doelstellingen van Zwem-ABC (basiselementen)

Voorbeeld Lesvoorbereidingsformulier

Voorbeeld 1 Lesvoorbereidingsformulier

Nieuwsbrief 30 september 2016

Zwemschool Instituut voor Sportstudies

FAALANGST DE BAAS! TRAINING 1. faalangst. de baas! training.

4 Denken. in het park een keer gebeten door een hond. Als Kim een hond ziet wil ze hem graag aaien. Als

[PILOT] Aan de slag met de Hoofdzaken Ster

MEE Nederland. Raad en daad voor iedereen met een beperking. Moeilijk lerend. Uitleg over het leven van een moeilijk lerend kind

3 Hoogbegaafdheid op school

INFORMATIE VOOR OUDERS. De actieve start van een leven lang zwemmen

Hoe je je voelt. hoofdstuk 10. Het zal je wel opgevallen zijn dat je op een dag een heleboel verschillende gevoelens hebt. Je kunt bijvoorbeeld:

Lesplan elementair Zwemmen / Zwem ABC

Stap 6. Stap 6: Deel 1. Changes only take place through action Dalai Lama. Wat ga je doen?

Voorlezen is leuk en nuttig. Maar hoe doe je dat eigenlijk, goed voorlezen? Hieronder vindt u de belangrijkste tips en trucs.

3. Wat betekent dat voor de manier waarop lesgegeven zou moeten worden in de - voor jou - moeilijke vakken?

Leerlijn zwemmen: van watergewenning tot zwemmen. Nathalie Hens

Voorbereiding Zwem4daagse. Training 1: schoolslag. Doel Verbeteren ligging bij de schoolslag

Leer hoe je effectiever kunt communiceren

Ik ga je wat vertellen, je hoeft alleen maar te volgen wat ik zeg, mijn stem is nu het enige wat voor jou belangrijk is om te volgen.

Informatie voor ouders

Borstcrawl keerpunt: - De benadering - De rol - Voeten plaatsen / afzet - Handbeweging

Creatief en flexibel toepassen van Triplep. Maarten Vos Doe, laat zien, lach, oefen en geef applaus

ZWEMLESPLAN ZWEMPARADIJS CALLUNA

Wat heeft dit kind nodig?

Stellingen en normering leerlingvragenlijst

Kwaliteit van leven Een hulpmiddel bij de voorbereiding van een zorgplan

Feedback geven en ontvangen

In balans door. centreren

Deel 12/12. Ontdek die ene aanpak waarmee je al je problemen oplost

Motivatie: presteren? Of toch maar leren?

DEEL 1. WERKBOEK 5 Eigen keuze Monique van Dam YOU: De keuze is aan jou!

Watergewenningsoefeningen ter voorbereiding op de zwemles Februari 2017

MODULE #7 CORE PURPOSE

KIJK! Lijst van: Schooljaar: Groep: Leraar: Datum gesprek 1e rapport: Datum gesprek 2e rapport: KIJK! 1-2 Bazalt Educatieve Uitgaven

Vragenkaartjes voor kinderen van 4 t/m 6 jaar

2010 Marco Honkoop NLP coaching & training

Informatieboekje Diplomazwemmen

Een greep uit het lesboek

Relaxatie en ontspanning. voor ouder en kind

Susanne Hühn. Het innerlijke kind. angst loslaten

WORKSHOP JONGEREN MOTIVEREN

Evaluatie Weerbaarheidtraining voor volwassenen Koekkoek & Co

Van huidige situatie naar gewenste situatie

attitudes zelfstandig leren kennis vaardigheden

2 Training of therapie/hulpverlening?

Pedagogisch beleid Kinderopvang Haarlem Spelend Groeien

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

Initiator Zwemmen Basisvaardigheden

In gesprek met ouders. Spel en ontwikkeling! (module 1 en 2) (module 3 en 4) Doel Verkrijgen van inzicht in het belang van spel en

Hele fijne feestdagen en een gezond en vrolijk 2017! Raymond Gruijs. BM Groep ARBO West Baanzinnig

Bijlage Vragenlijst voor stotterende kinderen

Tijdens de video- hometraining worden verschillende begrippen gebruikt. In de bijlage geven we een korte omschrijving van deze begrippen.

Inge Test

Buurman in de Winter Plan D / Andreas Denk (Nederland)

Het Dansende dierenbos

6.2.1 Dealen met afleiding onderweg

Pestprotocol It Twaspan

is geraden, kan er besproken worden welke eigenschappen er allemaal bij dat dier passen.

18 tips om te werken aan je eigen inzetbaarheid

Ben jij een kind van gescheiden ouders? Dit werkboekje is speciaal voor jou!

Techniek van de zwemslagen; wanneer is het goed?

5 waardevolle vragen voor je kind.

Hoe werkt het? Wat heb je nodig? Disclaimer.

Peuters. Lief maar ook wel eens lastig

Collectief aanbod Jeugd Houten

Hoe haal ik het beste uit mijn medewerkers? 2016 Christine Bender Coaching & Consulting 1

Screenshots. RW, maart 18. Zwemanalyse van. Datum Maart 2018

Bijlage Stoere Schildpadden

Zwemschool. Instituut voor Sportstudies

ogen en oren open! Luister je wel?

De kern is ervaren wat water met je doet.

Peuters: lief maar ook wel eens lastig

Ik-Wijzer Ik ben wie ik ben

JONG HOEZO ANDERS?! EN HOOGGEVOELIG. Informatie, oefeningen en tips voor hooggevoelige jongeren

Programma. Welk klanttype vind je moeilijk? Tips per klanttype Ja maar Jan Passieve Peter Breedsprakige Bert Gedemotiveerde Gea

Bonus: Hoe goed ben jij momenteel?

Inhoud. 1 Wil je wel leren? 2 Kun je wel leren? 3 Gebruik je hersenen! 4 Maak een plan! 5 Gebruik trucjes! 6 Maak fouten en stel vragen!

Waarom dit boek? 7. 1 De ik-fabriek, wat is dat? Lichaamsseintjes Je lichaam is net een fabriek 17

Ik-Wijzer Ik ben wie ik ben

LEREN LEREN WAT? HOE?

Titel van deze les: Tristan Logeer à la Flip de Beer

EFFECTIEF LEIDINGGEVEN. Een gave of een vak?

Zonder dieet lekkerder in je vel!

Waarde-volle zorg is ook nog JONG!

MOTIVEREN & STIMULEREN

Hieronder volgt een beknopte uitleg van de begrippen die u in het rapport zult tegenkomen.

Afzem- en kledingeisen Nationale Raad Zwemveiligheid diploma ABC

Geraardsbergsestraat 31, 9660 Brakel

ecourse Moeiteloos leren leidinggeven

Om de bewegingsachterstand in te halen zijn er twee wegen.

Transcriptie:

WORKSHOP 4 Waar houdt het voortraject op? Dag van het Zwemonderwijs 2007

De start van het leren zwemmen, het voortraject De voorbeeldopleidingsweg van het Zwem-ABC bestaat uit 2 grote delen, het voortraject en het hoofdtraject. De doelstelling van het voortraject is dat de deelnemer zo veel ervaringen opdoet, dat hij of zij zich ontspannen en veilig in het water voelt en om kan gaan met alle aspecten van water. De bewegingservaringen die in het voortraject worden opgedaan zijn er op gericht dat een deelnemer ontspannen en op een veilige manier in en onder water kan gaan en zijn, zich kan oriënteren, door het opdoen van voldoende stuwervaringen watergevoel krijgt en van verticaal tot horizontaal komt (leert drijven). Aan het eind van het voortraject kan de deelnemer zelfstandig en ontspannen drijven op rug en borst. Het hoofdtraject start wanneer er wordt begonnen met het aanleren van de verschillende zwemslagen. De achterliggende gedachte van het voortraject is dat de deelnemers door het leren van de principes van ademhalen, drijven, zweven, zinken en watergevoel, de voorwaarden voor het ontspannen kunnen drijven op buik en rug onder de knie krijgen. Vanuit dit (ontspannen) drijven op borst en rug kan verder worden geleerd, o.a. het voortbewegen in water in horizontale ligging. De keuze voor het voortraject vloeit voort uit de algemene theorie van leren in het water en de uitgangspunten van het Zwem-ABC. Het voortraject heeft drie belangrijke functies. Dit zijn: Wennen aan de nieuwe omgeving en het water. De eerste stap op weg naar zwemveiligheid (en toerusting) en plezier in het bewegen in water. Ontwikkelen van de voorwaarden (basisvaardigheden) voor het voortbewegen in horizontale ligging (het aanleren van de zwemslagen). Wennen aan de nieuwe omgeving In de lessen van het voortraject is het de bedoeling dat kinderen vaardigheden leren die nodig zijn om uiteindelijk te leren zwemen. De belangrijkste voorwaarde om tot leren te kunnen komen is te zorgen voor een veilige situatie voor het kind. Dit houdt in dat het kind zich veilig en geborgen voelt, vertrouwen heeft in zichzelf, de omgeving een beetje (her) kent en open staat om de omgeving verder te leren kennen en te ontdekken. Vanuit deze veilige beginsituatie kan een kind door materiaal, opdrachten en nog veel meer, nieuwsgierig, ondernemend en onderzoekend, kortom gemotiveerd worden om te ontdekken. Het kind reageert op prikkels, ontdekt in een uitnodigende situatie (nieuwe) dingen, probeert uit, herhaalt, doet ervaringen op, kortom is bezig met leren. Wanneer de ervaringen die worden opgedaan als succesvol worden beleefd (succeservaringen), groeit het zelfvertrouwen van het kind. Het kind ervaart dat hij effect heeft op de omgeving, ervaart plezier, ontwikkelt een intrinsieke motivatie en is daardoor gemotiveerd om de ervaringen vele malen te herhalen en ze daarmee werkelijk te leren. Vanuit het groeiend gevoel van zelfvertrouwen en veiligheid door succes en de veilige situatie staat het kind open voor nieuwe uitnodigende en stimulerende situaties en ontdekt en leert verder. Het proces continueert en blijft zich herhalen.

Start van het voortraject Wanneer een groep kinderen hun eerste zwemles krijgen, is er direct sprake van grote verschillen in de groep. Maar je kunt wel vaststellen dat de meeste kinderen zich niet prettig en veilig voelen in de nieuwe, onbekende situatie. Omdat het voor het leerproces van essentieel belang is dat het kind zich wel veilig en prettig voelt, is het belangrijk dat er in de eerste fase van het voortraject bewust aandacht wordt besteed aan het wennen aan de verschillende elementen van de nieuwe omgeving. Elementen van de nieuwe omgeving We gaan er van uit dat bij nagenoeg alle kinderen die hun eerste zwemles krijgen er sprake is van een onveilige situatie. Waar het gevoel van onveiligheid door wordt veroorzaakt kan per kind heel verschillend zijn. Er zijn kinderen die het zwembadgebouw al goed kennen, omdat ze er eerder, tijdens recreatieve zwemuren of tijdens de baby-peuter lessen al zijn geweest. Maar, wennen aan de omgeving gaat naast het wennen aan het gebouw, om het wennen aan de nieuwe juf of meester, de nieuwe kinderen, de nieuwe regels, het feit dat je helemaal alleen naar zwemles gaat en (natuurlijk) al dat water in het bassin. Het zwembadgebouw Een omgeving die je niet kent maakt onzeker. Voor sommige kinderen kan de ruimte in het zwembad overdonderend zijn. Het is daarom erg belangrijk om de kinderen kennis te laten maken met het zwembadgebouw. De eerste zwemles zou daarom moeten beginnen met een rondleiding door het hele gebouw. Met name de ruimten waar de kinderen vaak langs zullen komen, moeten herkenbaar zijn. Op die manier krijgt het kind iets meer vat op de omgeving. De herkenbaarheid van ruimten zou kunnen worden bevorderd door te werken met kleuren per ruimte of met figuren (of dieren) die kenmerkend zijn voor een bepaalde ruimte. Het leren kennen van het gebouw stopt niet na de eerste les. Het is goed om de volgende lessen bepaalde delen van het zwembad nog eens te bezoeken. Het is ook belangrijk om te controleren of de kinderen bepaalde dingen van de ruimte nog (her)kennen. Je kunt daar aan het begin van de les een aantal vragen over stellen. Hierdoor krijg je belangrijke informatie over de manier waarop de kinderen de ruimte beleven. De lesgever De lesgever is ook een belangrijk element van de nieuwe omgeving waarin een kind zich tijdens het leren zwemmen begeeft. In de meeste gevallen kent het kind de lesgever niet. Hoewel er kinderen zijn die daar geen enkele moeite mee hebben, zullen de meeste kinderen zich veel meer afwachtend opstellen. Het is van groot belang dat jij, de lesgever, tijdens de eerste lessen van het voortraject veel aandacht besteed aan het ontwikkelen van een goede band met de kinderen. Dit kun je bijvoorbeeld doen door (zeker in het begin) in de les de tijd te nemen om even met de kinderen te praten over de dingen die ze bezighoudt. En door jezelf te dwingen alle namen van de kinderen te onthouden en te gebruiken. Ook het (systematisch) geven van een compliment aan ieder kind in de les draagt bij tot een goede band. Eigenlijk zou je dit iedere les moeten doen, maar zeker in de eerste lessen is dit enorm belangrijk. Het kind voelt hierdoor dat jij hem opmerkt, er is sprake van een positief contact en door het compliment groeit ook het zelfvertrouwen van het kind. Dit alles draagt bij tot een groeiend gevoel van veiligheid. De andere kinderen in de groep Het gevoel van veiligheid van een kind wordt ook beïnvloed door de andere kinderen in de groep. Wanneer

een kind de andere kinderen in de groep kent (de naam!) en voelt dat hij bij de groep hoort, heeft dat een positief effect. De lesgever moet hier tijdens de lessen bewust aandacht aan besteden. Veiligheid (letterlijk) De lesgever is verantwoordelijk voor het creëren van een veilige situatie in de letterlijke betekenis van het woord. Dus voor het creëren van een situatie waarin geen ongelukken kunnen gebeuren en het kind niet in gevaar komt. In dit kader is ook van belang dat de situatie waarin het kind zich bevindt zo is, dat het kind geen ervaringen opdoet (op kan doen) die te moeilijk of beangstigend zijn. Wanneer dit wel het geval is, zal het kind negatieve ervaringen opdoen, die funest zijn voor het zelfvertrouwen van het kind. Daarom is het belangrijk dat je duidelijke regels vaststelt over waar kinderen wel en niet mogen komen. Deze regels moeten tijdens de eerste les duidelijk worden aangegeven. Er moet systematisch en streng worden gecontroleerd of kinderen zich aan deze regels houden. Rol van de ouders Het gevoel van veiligheid van een kind wordt versterkt wanneer een bekend iemand in de buurt is. Daarom kan het zeer waardevol zijn om tijdens de eerste zwemlessen, wanneer de omgeving nog onbekend en onveilig is, een ouder aanwezig te laten zijn. Jonge kinderen Vooral wanneer les wordt gegeven aan hele jonge kinderen, is de aanwezigheid van de ouders bijna een must. Deze jonge kinderen zijn soms helemaal nog niet gewend om zonder ouders dingen te doen. Het gevoel van verlatenheid en onzekerheid dat ontstaat wanneer de ouders niet aanwezig zijn, zorgt voor zoveel onveiligheid, dat het leerproces hierdoor zeer negatief wordt beïnvloed en vaak helemaal niet tot stand komt. Wanneer een kind bij de start van het leren zwemmen veelvuldig of constant huilt, is het aan te raden om te controleren of het kind sociaal-emotioneel wel in staat is om zonder de aanwezigheid van de ouder deel te nemen aan de zwemles. Wanneer blijkt dat dit niet het geval is en het kind de aanwezigheid van de ouder mist, zou het betrekken van de ouders bij de zwemles een goede oplossing voor het probleem kunnen zijn. Voor- en nadelen De aanwezigheid van de ouder is bij jonge kinderen nagenoeg altijd een voordeel. Maar over de aanwezigheid van de ouders tijdens de zwemlessen, zijn de meningen sterk verdeeld. Vaak hoor je ook geluiden als: de kinderen worden alleen maar afgeleid als ze de ouders kunnen zien, die ouders kijken me op de vingers, ik word er doodnerveus van of die ouders leggen zo n druk op de kinderen, het kind wordt er heel onzeker van. Ouders kunnen ook een negatieve invloed hebben op de zwemles. Met je team moet je de voor- en nadelen van die aanwezigheid afwegen. Daarbij kun je overwegen om de ouders tijdens de eerste zwemlessen voor jonge kinderen wel aanwezig te laten zijn en daarna de aanwezigheid langzaam af te bouwen. Het moment waarop de ouders er niet meer bij hoeft te zijn, wordt bepaald door de reacties van het kind. Immers, het gaat om het bevorderen van het veilige gevoel bij het kind, waardoor het leerproces kan plaatsvinden. Het juist inschatten van de beginsituatie op dit punt is daarbij essentieel.

Richtlijnen voor het voortraject Uit de vorige twee paragrafen werd duidelijk dat er in de eerste fase van het voortraject bewust aandacht moet worden besteed aan het wennen aan de nieuwe omgeving. Hieronder worden de belangrijkste richtlijnen uit deze paragrafen op een rijtje gezet. Deze rijtjes kunnen nog veel langer worden gemaakt! De richtlijnen kunnen worden vertaald naar concrete doelen en de inhoud van de (eerste) zwemlessen in het voortraject. Het zwembadgebouw leren kennen rondleiding geven vragen stellen over het gebouw Ontwikkelen van de relatie met de lesgever praten over dagelijkse dingen namen van de kinderen leren complimenten uitdelen Ontwikkelen van de relatie tussen kinderen namen leren kennen door namenspel zorgen voor interactie zorgen voor samenwerking Creëren van een veilige situatie (on)veilige plaatsen in het zwembad vaststellen regels ontwikkelen en communiceren regels controleren Kind laten wennen aan zwemles zonder ouders ouders de eerste les(sen) aanwezig laten zijn langzaam afbouwen

Wennen aan het water Bij het wennen aan het water wordt meestal gedacht aan het moment dat een kind zich voor het eerst in het bassin begeeft. Aan dit aspect wordt in deze paragraaf ook de meeste aandacht besteed. Maar er is nog een ander aspect dat we niet moeten vergeten. Sommige kinderen moeten echt wennen aan de materie water. Deze kinderen hebben water nog nooit over zich heen voelen stromen of hebben misschien zelf angst voor het water. Vaak durven deze kinderen niet gewoon onder de douche te gaan. Ze zijn niet gewend aan het voelen van de waterstraal op hun hoofd en lichaam en moeten bij de eerste zwemles zelfs daar aan wennen. Het is daarom erg handig om de eerste les te starten met een douchebeurt. De informatie die je als lesgever op die manier krijgt is van groot belang voor het verdere verloop van de les. Kinderen die geen probleem hebben met douchen, hebben een duidelijke voorsprong in het leerproces op de kinderen die niet goed durven. Invloed van de ouders Het gedrag van de ouders bepaalt natuurlijk of een kind wel of niet onder de douche durft. Sommige ouders hoor je wel zeggen: Mientje durft nog niet onder de douche, maar ach, dat leert ze wel op de zwemles. Eigenlijk is dat zonde van de dure lestijd. En, tijdens de zwemles heb je als lesgever vooral last van kinderen die niet onder de douche durven. Er ontstaan daardoor namelijk grote verschillen tussen de kinderen in de groep, waardoor het lesgeven wordt bemoeilijkt. Voor het kind is het niet durven ook erg vervelend. Het kind wordt geconfronteerd met het niet kunnen, kan daardoor (faal)angst ontwikkelen en vindt het zwemmen helemaal niet leuk. Kortom, het is voor alle partijen veel beter wanneer een kind dat naar zwemles gaat in ieder geval niet bang is voor de douche. In de voorlichting naar de ouders toe kun je daar als zwembad aandacht voor vragen. Je kunt als zwembad ook verplicht stellen dat kinderen die bij jullie op zwemles komen, onder de douche moeten durven. Hierdoor voorkom je lastige situaties in de begingroepen en bescherm je tevens het kind voor negatieve ervaringen. Veranderingen in het water Wanneer kinderen de stap maken om voor het eerst in het water te gaan, begint er eigenlijk een heel nieuw leerproces. Hoewel het lijkt alsof het kind in het water precies dezelfde bewegingen maakt als die hij op het droge maakt, zijn er grote veranderingen. Start van het voortraject Als gevolg van de eigenschappen van het water krijgen de hersenen tijdens het uitvoeren van bewegingen in het water, andere, nieuwe informatie binnen die nog niet wordt herkend. Hierdoor voelt een kind dat net kennismaakt met het water zich onzeker en niet vertrouwd en veilig. Daarom is het belangrijk dat er in de eerste fase van het voortraject bewust aandacht wordt besteed aan het wennen van het water. Het kind wordt door de gewenning o.a. weer zekerder van zichzelf en kan vanuit die (begin)situatie (starten met) leren. Nieuwe informatie herkennen Door de druk, de weerstand en de stroming van het water krijgt de huid meer en andere prikkels dan in de lucht. De hersenen kennen deze informatie niet en moeten deze informatie leren herkennen.

Het is belangrijk om voldoende tijd te nemen om deze nieuwe informatie te leren (her)kennen. Dit kan worden bereikt door veel te oefenen en te herhalen in verschillende, gevarieerde situaties. Door bewegingen afwisselend langzaam en snel uit te voeren, wordt de weerstand gevarieerd. Wanneer er ook nog in verschillende richtingen wordt bewogen, varieert de weerstand en wordt ook de ruimtelijke oriëntatie geoefend. Door te oefenen in verschillende waterdieptes wordt de opwaartse druk van het water gevarieerd. Door afwisselend grote en kleine bewegingen te maken en door de grootte van de stuwvlakken af te wisselen kan worden gewend aan de manier waarop we ons kunnen afzetten op het water. Door de grote variatie zullen de hersenen verderop in de opleidingsweg (wanneer zwemslagen worden aangeleerd), informatie tijdens het uitvoeren van bewegingen sneller herkennen, waardoor een beweging sneller kan worden geleerd. Andere informatie leren verwerken Bij het uitvoeren van bewegingen speelt informatie uit sensoren die in de weefsels van spieren, pezen, banden en gewrichten liggen een grote rol. In het water wordt de zwaartekracht door de aanwezigheid van de opwaartse kracht minder groot. Wanneer we in ondiep water rechtop staan, is nog wel sprake van zwaartekracht, maar wanneer we drijven, wordt de zwaartekracht geheel opgeheven door de opwaartse kracht. De hersenen ontvangen in die situatie uit de sensoren andere informatie dan ze gewend zijn. Hierdoor voelen we ons vreemd in het water en zijn we onzeker in onze houding en beweging, omdat we nog niet goed in evenwicht zijn. De hersenen moeten de andere informatie die ze ontvangen van genoemde sensoren leren herkennen en gebruiken om de houding en bewegingen juist aan te sturen. Vooral ook bij het aanleren van nieuwe bewegingen is dit van groot belang. Door te proberen eerst in ondieper water te oefenen, wordt nog een beetje gebruik gemaakt van de zwaartekracht en kan de verandering van informatie langzaam worden begeleidt. Van daaruit kan de informatie van nieuwe bewegingen worden toegevoegd. Bewegingspatronen in het water zijn anders, omdat in het water een vast punt ontbreekt. In een waterdiepte die reikt tot boven onze knieën, kunnen we de bodem nog gebruiken als vast punt. In dieper water krijgt de opwaartse kracht de overhand en verdwijnt de houvast. Een langzame overgang zal de gewenning bevorderen. Omdat water weerstand heeft, kunnen we ons afzetten tegen het water, stuwen. Het is een geheel nieuwe vaardigheid, die uniek is voor het bewegen in water. Het is heel belangrijk om de waterweerstand op de stuwvlakken te leren voelen en te leren om de stuwvlakken op een goede manier te gebruiken. We noemen dat ook wel het ontwikkelen van het watergevoel. Het is goed om daar zo vroeg mogelijk in het voortraject mee te beginnen. Evenwicht ontwikkelen Het evenwichtsorgaan geeft informatie over de stand en verandering van de stand van het hoofd en daarmee indirect over de oriëntatie van het lichaam in de ruimte. Het evenwichtsorgaan is ingesteld op de verticale houding die wij meestal aannemen. Door het ontbreken van de zwaartekracht krijgt het evenwichtsorgaan andere informatie. Hierdoor verandert de ruimte-oriëntatie.

Omdat ons evenwichtsorgaan is ingesteld op de verticale houding die wij gewend zijn, wordt er in het voortraject gestart in verticale houding. Dit betekent dat er in het begin veel wordt gelopen en nog niet wordt gezwommen (horizontale houding). Vanuit deze houding kan worden gewerkt aan het ontwikkelen van het evenwicht in het water en de ruimte-oriëntatie in het water. Daarbij is het het meest ideaal om te starten in niet te diep water. Wanneer er gewenning heeft plaatsgevonden, kunnen dezelfde ervaringen worden uitgevoerd in steeds dieper water. Richtlijnen voor het voortraject Uit de voorgaande tekst werd duidelijk dat er in de eerste fase van het voortraject bewust aandacht moet worden besteed aan het wennen aan het water. Hieronder volgen de belangrijkste richtlijnen. De richtlijnen kunnen worden vertaald naar concrete doelen en de inhoud van de (eerste) zwemlessen in het voortraject. Wennen aan water over je lichaam onder de douche water over je heen gooien Voldoende tijd nemen om te oefenen en te herhalen Veel variatie langzaam-snel vooruit-achteruit/ links-rechts/diagonaal ondiep-diep(er) kleine-grote bewegingen kleine-grote stuwvlakken Eerst ondiep, dan diep Eerst verticaal, dan horizontaal Ontwikkelen van watergevoel Eerste stap naar... zwemmen is leuk! Het voortraject is ontwikkeld volgens de uitgangspunten van het Zwem-ABC. De doelstellingen van het Zwem-ABC zijn zwemveiligheid en toerusting. Het Zwem-ABC is zo ontwikkeld dat er sprake is van oplopende zwemveiligheid en toerusting. Bij diploma C wordt voldoende zwemveiligheid en toerusting gegarandeerd, diploma A is een stap op weg naar C. Dit uitgangspunt van oplopende zwemveiligheid en toerusting kun je doorzetten in de opleidingsweg die je inricht. In de voorbeeldopleidingsweg is dit gedaan. Zwemveiligheid Het voortraject wordt gezien als een eerste stap op weg naar zwemveiligheid en toerusting. Dit houdt in dat

er in het voortraject al wordt gewerkt aan zwemveiligheid. Het kind leert daar al de basisvaardigheden om zichzelf te kunnen redden. Daarom wordt er in het voortraject o.a. aandacht besteed aan: te water gaan en oriëntatie in de ruimte; wanneer een kind in het water valt is dat altijd op een vreemde manier. De desoriëntatie die daardoor ontstaat, kan gevoelens van paniek en angst veroorzaken. Wennen aan desoriëntatie in een heel vroeg stadium kan dit voorkomen. drijven; wanneer een (jong) kind, dat nog maar net op zwemles zit, in het water valt, is de kans dat hij het overleeft groter als hij zichzelf drijvende kan houden stuwing; drijven zonder stuwing is bijna onmogelijk, stuwing is nodig om het evenwicht in het water te kunnen handhaven. Stuwing (watergevoel) speelt een grote rol in het jezelf ontspannen voelen in water en het zelfvertrouwen survival; vaardigheden die zonder kleding al worden beheerst worden ook uitgevoerd in een T-shirt Toerusting Met het leren zwemmen wordt een deelnemer toegerust om deel te kunnen nemen aan vrijetijdsactiviteiten die zich in, aan, op en het onder water afspelen. Voldoende zwemveilig zijn is een voorwaarde om voldoende toegerust te worden. Daarom kan in de eerste lessen van het voortraject nog niet echt aan toerustingsvaardigheden worden gewerkt. Maar, of een kind met de diploma s van het Zwem-ABC later terugkeert naar je zwembad om baantjes te trekken of om gezellig te recreëren (toerusting) is voor het overgrote deel afhankelijk van het feit of hij zwemmen leuk vindt. Kinderen die de zwemles niet leuk vinden, zul je niet snel terug zien! Leren op een plezierige manier is mede daarom een belangrijk uitgangspunt van het Zwem-ABC. En in (de eerste lessen van) het voortraject moet daarmee worden begonnen! Leren met plezier Zoals eerder al werd geschetst, is de belangrijkste voorwaarde om te komen tot leren, het zorgen voor een veilige situatie voor het kind. Vanuit deze veilige beginsituatie kan een kind worden gemotiveerd om te ontdekken en te ervaren. En wanneer de ontdekkingen en ervaringen succesvol zijn (succeservaringen), wordt het kind daardoor gemotiveerd om verder te leren. Het is daarom voor het leerproces belangrijk om aan te sluiten bij wat kinderen kunnen en kinderen (op de juiste manier) te motiveren. Succeservaringen Het is voor het verloop van het leerproces van essentieel belang dat een kind positieve leerervaringen opdoet. Vooral wanneer een kind succes ervaart, zal het gemotiveerd worden om door te gaan en het leren als plezierig ervaren. Beginniveau Het wel of niet slagen van een beweging of opdracht is afhankelijk van het (begin) niveau van het kind. Het gaat daarbij o.a. om de ervaringen die al zijn opgedaan, de motorische basisvaardigheden die een kind al beheerst. Een oefening of opdracht die te moeilijk is, zal de kans op succes minimaliseren. Gestelde eisen aan de beweging (opdracht) Succes wordt ook beïnvloed door de eisen die aan de uitvoering van de beweging worden gesteld. Wanneer de opdracht luidt: ga zo snel mogelijk naar de overkant, dan kan er niet veel misgaan. Er worden geen

eisen gesteld aan de manier waarop de deelnemer naar de andere kant. Het is eigenlijk altijd wel goed. Wanneer er een voorbeeld wordt gegeven door de lesgever of wanneer de lesgever zegt: doe je gezicht in het water, is de gegeven opdracht minder ruim. Er worden duidelijker eisen aan de opdracht gesteld. De kans op succes kan daardoor veel kleiner zijn. Stimulering en feedback van de lesgever Er zijn kinderen die zelf weten en voelen wanneer iets is gelukt. Voor hen is het behalen van succes duidelijk. Er zijn ook kinderen die dat niet weten. Wanneer bij hen iets lukt, is dat gewoon. Het gevoel van succes en daaraan gekoppeld het groeiende zelfvertrouwen mist vanuit henzelf. Deze kinderen zijn voor dat gevoel grotendeels afhankelijk van de stimulering en feedback van de lesgever. Daarom is het belangrijk dat de lesgever zich richt op wat een kind goed doet in de les en hem daarmee complimenteert. Wanneer een kind iets niet helemaal goed doet of het eigenlijk net even anders zou moeten doen, moet ook worden geprobeerd om te kiezen voor een positieve, stimulerende insteek. Stel je voor dat je de opdracht geeft om alle rode plankjes die op de kant liggen aan te tikken, waarbij je aangeeft dat de kinderen moeten proberen hun handen te gebruiken om vooruit te komen. Peter loopt enthousiast naar alle plaatsen in het bad waar de plankjes liggen. Maar... hij gebruikt z n handen niet. Dan kun je als lesgever balen en zeggen: Peter, ik had toch gezegd dat je handen moest gebruiken! Je moet wel luisteren naar wat ik zeg! Beter is het om te zeggen: Goh Peter, wat ging je snel! Probeer eens of je nog sneller kunt als je je handen gebruikt.? De eerste les(sen) van het voortraject Tijdens de eerste les van het voortraject is het essentieel dat een kind positieve leerervaringen opdoet en succes ervaart. Je weet dan als lesgever nog weinig van het niveau van het kind. Een hele gesloten opdracht (met veel gestelde eisen aan de beweging) is in die situatie een groot risico. De kans dat het kind die opdracht niet kan uitvoeren is aanwezig. Daarom is het in de eerste les(sen) van het voortraject van groot belang dat je kinderen zo veel mogelijk motiveert om te bewegen in het water, maar zo weinig mogelijk eisen stelt aan de manier waarop kinderen bewegen. Het gaat er om dat de kinderen door het bewegen in het water wennen aan het water. De manier waarop dat gebeurt is in het begin niet van belang. Wanneer je ziet dat een kind al behoorlijk ontspannen door het water loopt, kun je het kind een complimentje geven en het uitdagen om sneller te bewegen of om grotere passen te maken (etc.). Het is belangrijk dat je als lesgever veel observeert en de kinderen individueel, door de opdracht steeds te variëren of iets moeilijker te maken, uitdaagt om steeds nieuwe successen te beleven. Marja, wat kun je al snel vooruit lopen, kun je het ook achteruit? Goed zeg, kun je het ook heel snel? Motiveren Kinderen leren het meest gemakkelijk, wanneer ze intrinsiek worden gemotiveerd. Het is daarom van belang goed inzicht te hebben in de dingen die kinderen motiveren en daar zoveel mogelijk bij aan te sluiten. Succes Aansluiten bij datgene dat kinderen al kunnen en daarmee het creëren van een grote kans op succes, heeft een motiverende werking op kinderen. Wanneer kinderen werkelijk intrinsiek gemotiveerd zijn, gaan ze

vanuit zichzelf al dingen ondernemen. Het is de kunst voor de lesgever om kinderen te laten doen wat ze zelf graag willen en hen vanuit die situatie verder te begeleiden in het leerproces. Dit werd in de paragraaf Succeservaringen besproken. Materiaal Met materiaal is heel veel mogelijk, het is soms verbazingwekkend wat kinderen uitproberen en doen met een plankje, een bal of iets anders. Wanneer je materialen in het bad of op de kant neerlegt gaan jonge kinderen er vaak uit zichzelf al mee aan de slag. Het is mogelijk om vooraf redelijk te voorspellen wat een kind er mee zal doen. Het inzetten van de juiste materialen kan leiden tot ontdekkingen en ervaringen die vooraf zijn bedacht en die ook gewenst zijn. Zo kan er bijvoorbeeld materiaal op de bodem van het zwembad worden gelegd. Als alleen dit materiaal aanwezig is, zal het de aandacht van het kind krijgen en (wanneer het kind er aan toe is) zal het kind zich uitgenodigd voelen om het materiaal op te pakken. Dit kan spontaan gebeuren, maar het kan ook nodig (of handig) zijn om het kind (enigszins) te sturen. Wat een kind met materiaal zal gaan doen is vaak ook afhankelijk van de leeftijd! Voor jonge kinderen van 4/5 jaar nodigt een flexibeam uit tot er op gaan zitten, er onderdoor of overheen gaan of er mee door het water heen lopen. Voor kinderen van 7/8 jaar zal dit zeker niet het eerste zijn waar ze aan denken! Zij zullen ongetwijfeld met de beam op het water gaan slaan. Wanneer je voor deze oudere kinderen graag met flexibeams wilt werken, zul je een duidelijke opdracht moeten geven. (Spel)opdrachten Door opdrachten te bedenken die aansluiten bij het niveau en de leeftijd van de kinderen, kunnen kinderen worden gemotiveerd. Zo zal het spel tikkertje het goed doen bij kinderen van 7/8 jaar. Zij zullen door dit spel worden gemotiveerd om op allerlei manieren door het water te bewegen. Hun aandacht zal gericht zijn op het spel, maar ondertussen doen ze wel allerlei belangrijke bewegingservaringen op. Bij jonge kinderen zal het tikspel een hele andere uitwerking hebben. Zij begrijpen de bedoeling van het spel nog niet en zullen waarschijnlijk juist graag getikt willen worden. De eerste les(sen) van het voortraject Tijdens de eerste les van het voortraject zou het plezierig zijn dat kinderen de ruimte krijgen om zelf te omgeving te ontdekken en dingen uit te proberen. Vooral bij jonge kinderen is materiaal daarvoor heel erg geschikt. Het is daarom belangrijk om vrij veel verschillende materialen klaar te leggen. Een gieter of een emmer die op de rand van het zwembad ligt kan het onzekere kind er toe verleiden om dichtbij het water te gaan zitten en uiteindelijk met het water te gaan spelen. Een bal die in het water ligt kan zo veel aantrekkingskracht hebben dat een kind, dat wat afwijzend en angstig is, toch maar het bad in gaat. Een plank je dat op de rand van het zwembad ligt, kan uitnodigen tot lopen door het water met de plank als stuur. Richtlijnen voor het voortraject In het voortraject wordt de basis gelegd voor het bewegen in water met plezier. Dit kan worden bereikt door te streven naar succeservaringen en de kinderen op een juiste manier te motiveren. Hieronder worden de belangrijkste richtlijnen uit de vorige twee paragrafen op een rijtje gezet. Streven naar succeservaringen Weinig eisen stellen aan de uitvoering van de bewegingen

open opdrachten geven altijd (veel) complimenten geven Steeds uitdagen tot nieuwe succeservaringen observeren en stimuleren uitgevoerde opdracht variëren uitgevoerde opdracht iets moeilijker maken Materiaal gebruiken veel verschillende materialen klaarleggen materiaal zelf het werk laten doen opdracht geven met materiaal