Van kans naar keuze. Verslag van de activiteiten van scholen uit het vmbo Ambitieprogramma op het gebied van meisjes en techniek.



Vergelijkbare documenten
Expertmeeting voor vmbo-scholen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Ouderbetrokkenheid. bij niet-traditionele opleidingskeuzes van dochters. Handreiking voor keuzebegeleiders op vmbo-scholen

VERDRINGING STAGEPLAATSEN VMBO? RESULTATEN VAN EEN INSPECTIEONDERZOEK IN HET SCHOOLJAAR 2008/2009

De kwaliteit van educatieve activiteiten meten. Universiteitsmuseum Utrecht

Alle talenten van meisjes benutten! Cocky Booij Directeur VHTO Landelijk expertisebureau meisjes/vrouwen en bèta/techniek

Introductie. In deze nieuwsbrief. Agenda 2012

Genderscan mbo Techniek

College voor. beroepsonderwijs. vmbo basis- en kaderberoepsgerichte leerwegen. algemeen toegankelijk

Je maakt het op het Vakcollege Noordoostpolder Schooljaar 15/16

EFFECTEN VAN DE WEEKEND- SCHOOL VAN STICHTING WITTE TULP. - eindrapport - dr. Marga de Weerd. Amsterdam, november 2009

Resultaten onderzoek Kinderen en geld. Februari 2015

Rapportage sociaal-emotionele ontwikkeling Playing for Success

In dit boekje vinden jullie informatie over de vervolgmogelijkheden na klas 1 en 2 op onze school.

Schoolportretten bij onderzoek naar examens in extra vakken / vakken op een hoger niveau

Resultaten leerlingvragenlijst derde leerjaar (juni 2014)

Smartpool. Docenten en scholieren over gebruik en tevredenheid Smartpool. Resie Hoeijmakers en Amika Singh. Evaluatie Smartpool op school

Beschrijving van de gegevens: hoeveel scholen en hoeveel leerlingen deden mee?

Cultuureducatie in het basisonderwijs

DATATEAMS VOOR ONDERWIJSVERBETERING. SOK studiedag, 6 juni 2014 Kim Schildkamp: k.schildkamp@utwente.nl

Versterking van LOB in de doorlopende leerlijn vmbo-mbo

Onderzoek naar beroepsbeeld en motivatie van instroom in ECABOopleidingen. door H. Brenninkmeijer en H. Verijdt

Inge Test

Visie op Loopbaanoriëntatie en begeleiding

Aandeel meisjes in de bètatechniek VMBO

Samenvatting rapportage onderzoek vmbo

Terugkoppeling monitor subsidieregeling Versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen

Verslag ouderavond FIT(s) OP DE KRING

Stapeling binnen Melanchthon

LOB in klas. Klas 3GT. Informatie over Loopbaan Oriëntatie en -Begeleiding. Gemengde / Theoretische - Leerweg. het decanaat

Audit Beta-beleid. Opdrachtgever: Strabrecht College te Geldrop. Opdracht:

INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING 4 2. KIEZEN 5 3. KIEZEN IN HET VMBO TL MAVO 6 4. SECTOREN VAKKENPAKKET (lessentabel) 8 6. BEROEPENÖRIENTATIE 9

Versterking van LOB in de doorlopende leerlijn vmbo-mbo

Monitoring vernieuwde examenprogramma aardrijkskunde vmbo

Glazen Huis peiling Leids JongerenPanel. Colofon. Serie Statistiek 2011 / 08

Samenvatting en conclusies

Je maakt t op het Vakcollege Noordoostpolder

ONDERZOEK NAAR KEUZE VAN LEERLINGEN! VMBO-BASIS/KADER VOOR DE RICHTING BWI/BOUW!

Het imago van ict. Onderzoek naar keuzemotieven van scholieren. HBO-I Stichting

*) Dit is ook het aantal respondenten waarop de cijfers en grafieken in dit rapport zijn gebaseerd, tenzij anders aangegeven.

Ons. Onderwijs. Kwaliteit in onderwijs

DOORSTROOM VAN VMBO NAAR HAVO Onderzoek onder ruim vmbo-scholieren naar hun intentie om voor de havo te kiezen

Werkend leren in de jeugdhulpverlening

Meer jonge mensen in de techniek. Daarbij ondersteunen we uw school of bedrijf!

Leerlingtevredenheidsonderzoek

Tilburg en Kunst. Onderzoek Jongerenpanel Tilburg. Onderzoek uitgevoerd in opdracht van: Gemeente Tilburg. DIMENSUS beleidsonderzoek November 2013

TAK Centrum wil innovatieve onderwerpen, vermeld in onze regiovisie, gebruiken om lesmateriaal te ontwikkelen voor het vak Science.

Specifiek vmbo, vmbo voor leerlingen met extra ondersteuningsbehoefte. Leerwegen: BBL, KBL, TL. samen een eigen wijze weg vinden

Onderzoek naar gebruik, waardering, impact en behoefte aan LOB onder scholieren en studenten.

Onderzoek Inwonerspanel Jongerenonderzoek: alcohol

Handleiding Sprintkompas. Een instrument voor reflectie op het bètatechniekbeleid van hogescholen en universiteiten

Evaluatieonderzoek experiment theoretische leerweg vmbo groen

Hoofdlijn advies. Wat vind jij? Laat het ons weten op: Persoonlijke ontwikkeling. Basiskennis en -vaardigheden. Vakoverstijgend leren

Jongerenparticipatie in Amersfoort

Stromen door het onderwijs

doen! Alles wat jij wilt weten over Helicon VMBO Eindhoven

Opbrengst vsv cafe 3 april talentontwikkeling Pagina 1

Programma sessie. Vraag. theorie naar. praktijk. Van wie heeft u geleerd na te denken over de keuzes in uw loopbaan? VMBO Congres 31 januari 2013.

Rapport evaluatie speeddaten met uitzendbureaus op de vestigingen van het WERKbedrijf

JONGEREN & CULTUUR. Dataverzameling leerlingen najaar Verslag veldwerk. Ineke Nagel. januari 2006

Concept: Een beroep doen op de werknemers om twee keer per jaar een mannelijke middelbare scholier mee te nemen voor een meeloopdag.

De missie van het Vakcollege

Welkom! informatie-avond T2 pakketkeuze bovenbouw theoretisch

Informatie 8ste jaarsouders

EEN WERELD SCHOOL. lyceum (h)tl vakcolleges (b/k) lwoo. zorg en welzijn techniek business en office. Gemini Vakcolleges

Informatiefolder voor ouders. Kempenhorst College: Hart voor de leerling Klein en Betrokken. Kempenhorst, een fijne school!

Inleiding. (leerlingbegeleider op een vmbo-school)

Informatieboekje leerjaar 2. Vakkenpakket TL 3 kiezen

Management summary - Flitspeiling: Week van passend onderwijs

Rapportage Open Dag Evaluatie - Landelijk Voortgezet Onderwijs. Maart 2012

EEN WERELD SCHOOL. zorg en welzijn techniek business en office. Gemini Vakcolleges

Rapportage Leerlingtevredenheid. Samenvatting van leerlingtevredenheidsmetingen onder 57 ECABO- leerbedrijven

SCHOOLJAAR Verder na de derde klas. Voor ouders en leerlingen van de derde klas vmbo-tl. Marga Kloosterman, decaan

MENSENRECHTEN & BEDRIJFSLEVEN. ICCO Onderzoek 2015

Samen verantwoordelijk voor studiesucces

INFORMATIE V M B 2015 B

EEN WERELD SCHOOL. lyceum (h)tl vakcolleges (b/k) lwoo. vmbo theoretische leerweg HTL-route voor leerlingen die naar de havo willen.

Christiaan Huygens College

Samenvatting effecten en resultaten Masterplan CGO Zuid-Holland

MELANCHTHON MATHENESSE

MATCHMAKER: VAN BEWUST NAAR BETER

Resultaten Monitor Combifuncties Onderwijs Projectgroep Combifuncties Onderwijs

Resultaten Onderzoek September 2014

Informatieboekje leerjaar 2

INFORMATIEBOEKJE PAKKETKEUZE VMBO

Hoofdstuk 8 Kenmerken van de thuisomgeving

a.roland holst c ollege QUEST een avontuurlijke zoektocht...

V5. Hoe ben je aan informatie gekomen over beroepen? [meer antwoorden mogelijk]

Jaarverslag basisschool Op de Slek

Bijlage 1 Interviewleidraad voor het interview met locatiemanagers

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Eindverslag School Ex Programma 2011

Openingstijden Stadswinkels 2008

Wat geweldig dat niemand ook maar één moment hoeft te wachten met het verbeteren van de wereld.

LOB in de beroepsgerichte leerwegen van. sc Delfland

INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING 4 2. KIEZEN 5 3. KIEZEN IN 2 HTL 6 4. SECTOREN VAKKENPAKKET (lessentabel) 8 6. BEROEPENÖRIENTATIE 9

KEUZEBEGELEIDING LEERJAAR 2. Sector- en vakkenpakketkeuze

Januari 2015 INFORMATIEBOEKJE KLAS 2 OP WEG NAAR KLAS 3 VMBO 2 TH

1.1 Resultaten oudertevredenheidsonderzoek

Transcriptie:

Van kans naar keuze Verslag van de activiteiten van scholen uit het vmbo Ambitieprogramma op het gebied van meisjes en techniek. Deel 1 Actis Onderzoek en het Kohnstamm Instituut Eva Voncken, Edith van Eck en Machiel Bouwmans Rotterdam / Amsterdam, juli 2010

Inhoudsopgave 1 Inleiding 5 2 Motivatie en vormgeving van de activiteiten 7 2.1 Aandacht voor techniek 7 2.2 Doelen 7 2.3 Redenen voor de investering in meisjes en techniek 11 2.4 Vormgeving 14 2.5 Het belang van het succes van de techniekactiviteiten 17 3 Gekozen activiteiten en werk wijze 19 3.1 Activiteiten gericht op meisjes en techniek 19 3.2 W erkzame elementen 22 3.3 Aangrijpingspunt van de activiteiten 22 3.4 Betrokkenheid van docenten 23 3.5 Draagvlak 24 3.6 Ouderbetrokkenheid 26 3.7 Profilering 27 4 Resultaten van de activiteiten 28 4.1 Effecten 28 4.2 Doelen en resultaten 31 4.3 W aar of bij wie is resultaat te zien? 32 4.4 Doelgroepen en resultaten 33 4.5 Terrein en resultaten 33 4.6 Vervolgactiviteiten 34 4.7 Doorgaan of stoppen met activiteiten 35 4.8 Knelpunten 35 4.9 Eyeopeners 37 4.10 Het post-vhto-tijdperk 38 4.11 De invloed van de school 39 4.12 Ambitiescholen en activiteiten gericht op meisjes en techniek 41 4.13 Overige opmerkingen 41 5 Conclusies 43 5.1 Conceptueel model van de scholen 44 5.2 Koppeling van doelen en activiteiten 44 5.3 Hoe werken die activiteiten en wat werkt bevorderlijk? 44 5.4 W at levert het op? 45 5.5 Vervolgacties 46 2

Bijlagen Bijlage I bij paragraaf 4.2: Doelen en resultaten 48 Bijlage II bij paragraaf 4.4: Doelgroepen en resultaten 51 Bijlage III bij paragraaf 4.5: Terrein en resultaten 53 Bijlage IV Overzicht van deelnemende scholen 55

1 Inleiding Samen met het Platform Bètatechniek heeft VHTO, het Landelijk expertisebureau voor meisjes/vrouwen en bèta/techniek, de afgelopen jaren een aantal aanpakken ontwikkeld om meisjes, opleidingen en beroepen in de techniek dichter bij elkaar te brengen. Dat gebeurt vanuit de overtuiging dat méér mogelijk is: er liggen kansen, maar veel potentieel technisch talent blijft onbenut. De aanpak heeft bijvoorbeeld geresulteerd in instrumenten als de Meidenwijzer, oriëntatietrajecten als de vmbo-mbo brug, een database voor speeddates/contacten met vakvrouwen en de beroepenwaaiers als Femme Metaal. VHTO organiseert met regelmaat bijeenkomsten en kennisconferenties voor scholen en/of bedrijven. Door een extra investering in het kader van middelen die gedurende drie jaren beschikbaar gesteld worden door de Directie Emancipatie en het Platform Bètatechniek, kunnen de ontwikkelde aanpakken in de breedte en diepte verder beproefd en uitgerold worden, opdat een grotere groep scholen kan profiteren. De activiteiten die momenteel in het kader van de extra investering uitgevoerd worden, willen een impuls geven aan meer meisjes voor de techniek, door aangrijpingspunten te kiezen die realistisch en kansrijk zijn, die aansluiten bij potentieel, die binnen en buiten de keten liggen en gericht zijn op een integrale en duurzame aanpak. Daartoe wordt voortgeborduurd op het Vmbo Ambitieprogramma van het Platform Bètatechniek. Op die manier is er ook een verbinding met de strategie van prestatiegericht innoveren van het Platform Bètatechniek. Serieus werk maken van keuzebegeleiding van meisjes en het aantrekkelijker maken van bèta/techniek voor jongens en meisjes vereist een integrale aanpak. Samengevat kenmerkt die aanpak zich door: Specifieke activiteiten èn gendermainstreaming Een ketenaanpak van aansluiting basisonderwijs-vmbo, vmbo-mbo, mbohbo Activiteiten in de breedte (meer scholen participeren in activiteiten en kennis wordt verspreid) èn in de diepte (kennis wordt verdiept en opleidingen herontworpen) Activiteiten binnen èn buiten de onderwijsketen (met o.a. bedrijven en zelforganisaties/ouders van allochtonen) Identificeren en intensiveren van kansrijke ontwikkelingen Samen ontwikkelen, uitvoeren èn leren Een menukeuze èn maatwerk De gekozen aanpak van VHTO is schoolnabij. Scholen krijgen een aanbod waar ze makkelijk op in kunnen stappen, maar krijgen ook begeleiding bij het uitvoeren van die activiteiten. 5

In najaar 2009 en voorjaar 2010 is een beperkte monitor uitgevoerd onder de scholen die meedoen aan het Vmbo Ambitieprogramma, zowel onder de scholen met beroepsgerichte afdelingen als onder de vmbo-scholen die meedoen aan het TL Ambitieprogramma. Om de belasting van scholen te beperken zijn er extra vragen toegevoegd aan de reguliere monitor, die wordt uitgevoerd binnen het Ambitieprogramma. Voorjaar 2010 is een eigenstandige bevraging van de vmbo-scholen die deelnemen aan VHTO activiteiten, uitgevoerd. Om een beeld te krijgen van de activiteiten en (eerste) resultaten van de scholen die zich inzetten voor meisjes en techniek is een vragenlijst ontwikkeld. De lijst bestaat uit drie onderdelen: de motivatie en vormgeving van de activiteiten; de activiteiten en de werkwijze, en tot slot de opbrengsten. In totaal zijn coördinatoren van 60 vmbo scholen benaderd. De monitor is aangekondigd vanuit VHTO. Er zijn 35 scholen (58%) die de vragenlijst ingevuld hebben geretourneerd. Dat konden ze doen op drie manieren: via de e- mail, via de post of door een telefonische afname van de vragenlijst door een van de onderzoekers. Van de niet-deelnemende scholen hebben enkele coördinatoren aangegeven dat hun deelname zo recent is, dat er nog weinig te melden valt. Met VHTO samen is nagegaan in hoeverre de niet-responderende scholen afwijken van de scholen die wel hebben deelgenomen. Bijna de helft van de niet responderende scholen blijkt slechts één van de activiteiten uit de menukaart, bijvoorbeeld de VMBO-MBO-Brug of een speeddate, uit te voeren. Een deel van deze scholen is geen ambitieschool. Dit zijn dus scholen met wie een minder intensieve relatie bestaat. Zoals verderop in het verslag zal blijken, combineren de scholen juist doorgaans verschillende activiteiten. De overige scholen zijn merendeels Meidenwijzer-scholen; daarbinnen deels volgscholen, in twee gevallen gaat het om scholen die gestopt zijn. Ook de periode van het aanbieden van de monitor (rond de meivakantie) kan voor een aantal scholen ongunstig zijn geweest. Leeswijzer In de voorliggende rapportage wordt verslag gedaan van de bevindingen van de monitor. Hoofdstuk twee gaat in op de doelen van de scholen, hun redenen om te investeren in meisjes en techniek en de vormgeving van de aanpak. Het derde hoofdstuk beschrijft de gekozen activiteiten, het draagvlak bij relevante betrokkenen en wat werkt. In het vierde hoofdstuk komen de (voorlopige) resultaten van de activiteiten aan bod, de ervaringen bij de uitvoering en een blik op de toekomst. Het laatste hoofdstuk bevat de conclusies van deze monitorronde. 6

2 Motivatie en vormgeving van de activiteiten In dit hoofdstuk wordt ingezoomd op de motieven van scholen om activiteiten voor meisjes en techniek te ondernemen en de doelstellingen die ze daarmee hebben. Ook komt de vormgeving van de activiteiten daarbij aan bod. 2.1 Aandacht voor techniek Aanleiding voor deze monitor is de extra impuls voor activiteiten van scholen op het gebied van meisjes en techniek, ondersteund door VHTO. Wanneer zijn de scholen de samenwerking met VHTO gestart? De samenwerking met VHTO is voor de meeste scholen van vrij recente datum. In tabel 1 staat weergegeven in welk jaar deze samenwerking naar opgave van de scholen van start is gegaan. Tabel 1. Startdatum van activiteiten met VHTO Startjaar Aantal scholen Percentage 1 2006 1 3 2007 5 14 2008 4 11 2009 13 37 2010 9 26 Onbekend 3 9 Natuurlijk kunnen de scholen ook al eerder aandacht aan meisjes en techniek besteed hebben. Op de meerderheid (ruim 57%) van de scholen blijkt de aandacht voor meisjes en techniek iets van de laatste tijd, waar ze in het verleden niet eerder mee bezig zijn geweest. Twee scholen zijn er recent weer mee gestart, maar ondernamen in het verleden ook al activiteiten op dit gebied. Verder richten vier scholen zich de afgelopen twee tot drie jaar op meisjes en techniek, acht scholen zijn hier zo n vijf jaar mee bezig en één school al tien jaar. 2.2 Doelen Nastreven van doelen In de enquête zijn aan de deelnemende scholen twaalf doelstellingen voorgelegd. Op een schaal van 1 (helemaal niet) tot en met 5 (in sterke mate) konden de scholen aangeven in welke mate ze het betreffende doel nastreven. Gemiddeld genomen streven de scholen alle doelen redelijk tot in vrij sterke mate na. In figuur 1 staan de gemiddelde scores per doelstelling weergeven 1 Wanneer de percentages in dit rapport opgeteld niet precies op 100% uitkomen, dan heeft dit te maken met afrondingsverschillen. 7

(in bijbehorende tabel staan de doelstellingen die corresponderen met de cijfers op de x-as). Uit figuur 1 blijkt dat gemiddeld alle geformuleerde doelstellingen redelijk tot in vrij sterke mate worden nagestreefd door de scholen. Het belangrijkste doel voor de meeste scholen is het wekken van belangstelling voor techniek onder meisjes, gevolgd door meisjes een meer bewuste keuze laten maken en hen beter informeren. Dat heeft voor de scholen prioriteit. Dat er daadwerkelijk meer meisjes voor techniek kiezen als richting voor hun opleiding of beroep, ligt in het verlengde daarvan, maar is voor nu niet het hoofddoel. Minder dan de helft van de scholen heeft professionalisering van docenten of verbetering van hun imago voor ogen met de activiteiten. Figuur 1. Gemiddelde score van scholen op het nastreven van doelstellingen 5,0 4,5 4,0 3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Nummer Doelstelling 1 meer belangstelling voor de techniek onder meisjes wekken 2 meer meisjes een bewuste keuze laten maken, waarbij techniek mee wordt genomen in hun afweging 3 meisjes beter informeren over technische opleidingen en beroepen 4 de keuzebegeleiding en beroepsoriëntatie in het algemeen verbeteren 5 een stimulerende omgeving voor meisjes en techniek creëren 6 meer meisjes voor techniek laten kiezen 7 het zelfvertrouwen van meisjes in bètatechnische competenties bevorderen 8 meer meisjes door laten stromen naar een technische vervolgopleiding in het mbo 9 meer meisjes door laten stromen naar technische beroepen 10 meer meisjes voor wiskunde/nask1 laten kiezen 11 docenten beter toerusten op het gebied van meisjes en techniek (bevordering van genderdeskundigheid) 12 het imago van de school verbeteren 8

In tabel 2 staan de scores per doelstelling samengebracht tot een driedeling: niet of nauwelijks nagestreefd (= score 1 of 2 van de vijfpuntschaal), redelijk nagestreefd (score 3) en sterk nagestreefd (= score 4 of 5). Deze tabel maakt de verdeling van de scholen in het nastreven van de doelen meer inzichtelijk. De bovenste regel bij elke doelstelling geeft aan hoeveel scholen de desbetreffende doelstelling in een bepaalde mate hebben nagestreefd. De getallen daaronder zijn de procentuele weergave hiervan. Tabel 2. Het nastreven van doelstellingen uitgesplitst Doelstelling meer belangstelling voor de techniek onder meisjes wekken meer meisjes een bewuste keuze laten maken, waarbij techniek mee wordt genomen in hun afweging meisjes beter informeren over technische opleidingen en beroepen de keuzebegeleiding en beroepsoriëntatie in het algemeen verbeteren een stimulerende omgeving voor meisjes en techniek creëren meer meisjes voor techniek laten kiezen Niet of nauwelijks Mate van nastreven Redelijk Sterk - 3 32 % - 9 91 1 4 30 % 3 11 86 1 5 29 % 3 14 83 2 9 23 % 6 26 66 3 7 25 % 9 20 71 4 6 25 het zelfvertrouwen van meisjes in bètatechnische competenties bevorderen meer meisjes door laten stromen naar een technische vervolgopleiding in het mbo meer meisjes door laten stromen naar technische beroepen meer meisjes voor wiskunde/nask1 laten kiezen docenten beter toerusten op het gebied van meisjes en techniek het imago van de school verbeteren % 11 17 71 5 3 27 % 14 9 77 7 5 23 % 20 14 66 6 10 19 % 17 29 54 8 8 19 % 23 23 54 8 10 17 % 23 29 49 8 12 15 % 23 34 43 9

In tabel 2 wordt nogmaals zichtbaar dat veel scholen het streven naar een bewuste keuze bij meisjes belangrijk vinden. De doelstelling om meer belangstelling voor techniek te wekken onder meisjes wordt door 91% van de scholen in sterke mate nagestreefd. Ook andere aspecten van bewustwording worden sterk nagestreefd, zoals ook al bleek uit figuur 1. Het verbeteren van de keuzebegeleiding en de beroepsoriëntatie neemt wat betreft de doelstelling van scholen een middenpositie in en wordt door 23 van de 35 scholen in sterke mate nagestreefd. Voor ruim een kwart van de scholen is het enigszins een doel en 6% van de scholen streeft deze doelstelling niet of nauwelijks na. Het harde criterium van daadwerkelijk meer meisjes voor de techniek laten kiezen wordt door 25 van de 35 scholen sterk nagestreefd. Voor 11% van de scholen geldt dit niet of nauwelijks. Een soortgelijk beeld is te zien bij de doelstelling om meer meisjes naar technische vervolgopleidingen te laten doorstromen: 66% van de scholen streeft dit in hoge mate na, maar 20% streeft hier niet of nauwelijks naar. De spreiding van scholen op deze doelstellingen, maar ook op de doelstelling om meer meisjes te laten kiezen voor wiskunde en nask1 of om meisjes door te laten stromen naar technische beroepen, is groter dan bij de doelstellingen met wat zachtere criteria, namelijk het bewustzijn verbeteren. Scholen variëren dus meer in het belang dat zij toekennen aan de hardere doelstellingen. Men zou kunnen verwachten dat scholen die de harde criteria meer voor ogen hebben, ook vaker een streefcijfer hanteren voor het realiseren van hun doelen. Uit de analyses blijkt dat dit niet zo is: scholen die harde criteria belangrijker vinden, hanteren niet significant vaker een streefcijfer. Naast het belang van de voorgelegde doelstellingen konden scholen ook aangeven of voor hen nog andere doelen belangrijk zijn bij de activiteiten gericht op meisjes en techniek. Het merendeel van de scholen heeft geen extra doelen toegevoegd. Eén school geeft wel aan dat ernaar wordt gestreefd om leerlingen toe te leiden naar opleidingen en beroepen die een grote kans op werk bieden. Bij een andere school speelt de bevordering van de opstroom van de basisberoepsgerichte naar de kaderberoepsgerichte leerweg een rol. Situatie bij de start van de activiteiten In de enquête is gevraagd om een benadering te geven van het aantal meisjes dat bij de start van de activiteiten in de sector techniek zat of bètatechnische vakken volgde. Deze vraag was voor veel scholen moeilijk te beantwoorden en vaak zijn de antwoorden daarom gebaseerd op een grove schatting. De schattingen van de scholen lopen uiteen. Vaak gaat het om geen of slechts om enkele meisjes. In enkele gevallen wordt het aantal rond de 10% geschat. Eén school geeft aan dat ze dit nog aan het inventariseren zijn. Over het algemeen is het aantal meisjes dat voor de technische sector kiest laag. Landelijk kiest in 2009/2010 aan het eind van leerjaar twee 4,9% van de meisjes uit beroepsgerichte leerwegen voor de sector techniek (versus de helft van de jongens). In de theoretische leerweg hebben verhoudingsgewijs wel 10

veel meisjes bètatechnische vakken. Een reden die enkele scholen hiervoor geven, is dat in de bovenbouw van de theoretische leerweg een breed vakkenpakket geldt, wat inhoudt dat alle leerlingen wiskunde en scheikunde volgen. In de onderbouw maakt ook nask geregeld deel uit van het vakkenpakket voor alle leerlingen. Hanteren van een streefcijfer In het bovenstaande is al kort op het hanteren van een streefcijfer ingegaan. Van de 35 scholen hanteren er 13 een streefcijfer, een minderheid dus. Enkele voorbeelden van streefcijfers die scholen hanteren zijn: Een toename van 15% meer meisjes en jongens die kiezen voor de sector techniek. Dit is in principe de doelstelling die alle deelnemende scholen hanteren, want het gaat om ambitiescholen. Dit streefcijfer is echter niet specifiek gericht op meisjes. 5-10% van de meisjes kiest voor de sector techniek. Ieder jaar een meisje meer dat kiest voor een technische vervolgopleiding. Voor de techno-mavo streven we naar een derde deel meisjes. De meerderheid van de scholen (22) hanteert geen streefcijfer voor het realiseren van hun doelen. Hieronder staan enkele redenen weergegeven van waarom ze dit niet doen: Onze motivatie is om meisjes een goede keuze te laten maken. Dat techniek daarbij ook interessant kan zijn voor meisjes is goed om aan te kaarten. Maar dit moet niet afgedwongen worden. Het project geschiedt op basis van vrijwilligheid. Aantallen zijn daarbij niet zo van belang. We zijn nog maar net aan de slag gegaan met activiteiten gericht op meisjes en techniek. Of: We bevinden ons nog in de opstartfase. We streven geen concreet cijfer na, want er zijn teveel factoren van invloed op de keuze van meisjes. Het streven is om alle leerlingen gelijke kansen te bieden en om vooroordelen weg te nemen. Dat is een doel en daar hoort niet meteen een getal bij. In de redenen om geen streefcijfer te hanteren zijn grofweg drie categorieën te onderscheiden: 1) scholen hanteren geen streefcijfer, omdat ze meisjes vooral een goede keuze willen laten maken, 2) ze hanteren geen streefcijfer omdat ze nog maar kort bezig zijn met de activiteiten en 3) er zijn teveel factoren van invloed op de keuze van meisjes om een cijfer na te kunnen streven. 2.3 Redenen voor de investering in meisjes en techniek Naast de beoogde doelen van de scholen is ook geïnformeerd naar redenen die aanleiding vormden voor het ondernemen van de activiteiten. Op een vijfpuntschaal kon worden aangeven hoe belangrijk een aantal redenen voor de deelnemende scholen is. 11

In figuur 2 staan de gemiddelde scores van de scholen samen per reden (in bijbehorende tabel staan de redenen die corresponderen met de cijfers op de x-as). Figuur 2. Gemiddelde score van scholen op de mate van welke redenen een rol hebben gespeeld 5,0 4,5 4,0 3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 1 2 3 4 5 6 7 Nummer Reden voor investering 1 het is zonde om technisch talent van meisjes onbenut te laten 2 de mogelijkheid om te investeren in meisjes en ondersteuning daarbij van VHTO werd ons aangeboden 3 het (regionale) bedrijfsleven vraagt om meer technisch geschoolde mensen 4 de teruglopende leerlingaantallen in technische opleidingen 5 we doen al mee aan een ander programma gericht op techniek en zien dit als een logisch vervolg 6 meisjes en/of ouders hebben erom gevraagd 7 de teruglopende leerlingaantallen van de school Het belang van de redenen als aanleiding om met de techniekactiviteiten van start te gaan loopt behoorlijk uiteen. De belangrijkste aanleiding voor scholen om deel te nemen is dat ze het zonde vinden wanneer het technische talent van meisjes onbenut blijft. Het feit dat VHTO het mogelijk maakt om met begeleiding- aan deze activiteiten deel te nemen, trekt scholen over de streep en wordt als tweede belangrijkste reden genoemd, gevolgd door de vraag naar technische personeel uit het bedrijfsleven. Redenen die voor scholen niet of nauwelijks een aanleiding zijn geweest om de techniekactiviteiten te ondernemen zijn de vraag van meisjes en/of ouders en teruglopende leerlingaantallen van de school. In tabel 3 zijn de scores per genoemde reden weer samengebracht tot een driedeling: niet of nauwelijks belangrijk (= score 1 of 2 van de vijfpuntschaal), redelijk belangrijk (score 3) en zeer belangrijk (= score 4 of 5). Deze tabel maakt de verdeling van de scholen in hun aanleiding tot deelname meer inzichtelijk. 12

Tabel 3. De redenen uitgesplitst Reden het is zonde om technisch talent van meisjes onbenut te laten de mogelijkheid om te investeren in meisjes en ondersteuning daarbij van VHTO werd ons aangeboden het (regionale) bedrijfsleven vraagt om meer technisch geschoolde mensen de teruglopende leerlingaantallen in technische opleidingen we doen al mee aan een ander programma gericht op techniek en zien dit als een logisch vervolg meisjes en/of ouders hebben erom gevraagd de teruglopende leerlingaantallen van de school Niet of nauwelijks Mate van belang Redelijk Zeer - 3 32 % - 9 91 3 9 23 % 9 26 66 4 7 24 % 11 20 69 7 11 17 % 20 31 49 13 5 15 % 39 15 46 29 5 - % 85 15-28 4 3 % 80 11 9 Uit tabel 3 wordt duidelijk dat vrijwel alle scholen (91%) de onderbenutting van het technisch talent van meisjes een zeer belangrijke aanleiding vinden om techniekactiviteiten speciaal voor meisjes te ondernemen. Zo krijgen de meisjes de mogelijkheid om hun talenten te ontdekken en in te zetten. Voor de overige scholen was deze reden een redelijk belangrijke aanleiding. Bij de andere voorgelegde redenen zijn de meningen van de scholen meer diffuus. Voor zo n tweederde van de scholen was de mogelijke ondersteuning van VHTO daarnaast een belangrijke aanleiding om de activiteiten te starten. Ruim een kwart van de scholen vindt dit een redelijk belangrijke aanleiding. Drie scholen (9%) vinden dit echter geen belangrijke reden. Dit zijn scholen die al iets langer bezig zijn met het ondernemen van activiteiten gericht op meiden en techniek: één school is hier sinds 2007 mee bezig en de andere twee sinds 2008. Voor bijna 70% van de scholen speelt de vraag van het (regionale) bedrijfsleven om meer technisch geschoold personeel een belangrijke rol. Bij 20% van de scholen is deze aanleiding redelijk belangrijk en bij 10% speelt het niet of nauwelijks een rol. Het is mogelijk dat de regionale vraag verschilt of dat andere aanleidingen zwaarder wegen. 13

Teruglopende leerlingaantallen in technische opleidingen zijn voor bijna de helft van de scholen (17 in aantal) een belangrijke aanleiding geweest om deel te nemen aan de activiteiten. Voor nog eens elf scholen was dit een redelijk belangrijke aanleiding en voor zeven scholen speelt dit niet of nauwelijks een rol. De teruglopende leerlingaantallen van de school in het algemeen zijn daarentegen voor slechts een minderheid van de scholen (3) een belangrijke aanleiding om de activiteiten te ondernemen. Voor een ruime meerderheid (28) speelt dit niet of nauwelijks een rol. Ook de vraag van ouders en/of meisjes om deze activiteiten is geen belangrijke stimulans voor scholen om de activiteiten te ondernemen. Bij 29 scholen speelt dit namelijk nauwelijks tot geen rol. 2.4 Vormgeving Bij de vormgeving van de activiteiten wordt ingegaan op de fase van de opleiding waarop de techniekactiviteiten gericht zijn, op de doelgroepen en op de inbedding van de activiteiten. Leerwegen Op welke leerwegen zijn de activiteiten die de scholen samen met VHTO ondernemen gericht? De activiteiten kunnen zich uitstrekken over het gehele vmbo of zich beperken tot één of meerdere leerwegen. Zes van de 35 scholen die hebben deelgenomen aan de enquête richten zich bij de activiteiten op alle leerwegen. Vijf scholen richten zich op drie leerwegen: ze richten zich allemaal op de kaderberoepsgerichte en theoretische leerweg, vier van hen richten zich ook op de basisberoepsgerichte leerweg en de overgebleven school richt zich op de gemengde leerweg. Nog eens vijf scholen noemen twee leerwegen: twee van deze scholen vermelden de basis- en kaderberoepsgerichte leerweg en de overige drie scholen richten zich op de gemengde en theoretische leerweg. De meeste scholen ondernemen activiteiten binnen één leerweg. Eén school richt zich alleen op de basisberoepsgerichte leerweg en een andere school alleen op de gemengde leerweg, 17 scholen richten zich uitsluitend op de theoretische leerweg. 14

In tabel 4 staat per leerweg aangegeven hoeveel scholen hierbinnen activiteiten aanbieden. In de tabel is te zien dat ook één school de categorie anders heeft ingevuld. Deze school biedt ook activiteiten aan in het havo. Tabel 4. Leerwegen waarbinnen activiteiten worden aangeboden Leerweg Aantal scholen Percentage Basisberoepsgerichte leerweg 13 37 Kaderberoepsgerichte leerweg 13 37 Gemengde leerweg 11 31 Theoretische leerweg 31 87 Anders 1 3 Fase van de schoolloopbaan In tabel 5 staan de fasen van de schoolloopbaan waarop de techniekactiviteiten voor meisjes zijn gericht. Tabel 5. Activiteiten naar fase van de schoolloopbaan Fase van de schoolloopbaan Aantal scholen Percentage Werven van leerlingen uit het basisonderwijs 12 34 Alleen op de onderbouw 4 11 Alleen op de bovenbouw 11 31 Op de gehele opleiding 19 54 Op de doorstroom naar het vervolgonderwijs 19 54 Op het leren in de praktijk, buitenschools leren/stages 8 23 Anders 3 9 De techniekactiviteiten worden door ruim een derde van de scholen gebruikt om leerlingen uit het basisonderwijs te werven. Een aantal van deze scholen organiseert daarom ook speciaal gastlessen voor meisjes uit het basisonderwijs of andere activiteiten, zoals doe-middagen voor basisschoolmeisjes en een wetenschapsdag voor basisscholen. Over het algemeen worden de activiteiten op de school zelf schoolbreed ingezet. Een meerderheid van de scholen (19) richt zich namelijk op de gehele opleiding. Bijna een derde van de scholen richt zich alleen op de bovenbouw en 11% richt zich alleen op de onderbouw. Ruim de helft van de scholen (54%) richt zich bij de activiteiten ook op de doorstroom naar het vervolgonderwijs. Dit zijn voornamelijk scholen, die bij de doelstellingen in sterke mate streven naar meer doorstroom van meisjes naar technische opleidingen in het mbo. De activiteiten zijn bij iets minder dan een kwart van de scholen (8 in aantal) op het leren in de praktijk, buitenschools leren en stages gericht. Daarnaast hebben drie scholen ook voor de categorie anders gekozen. Eén van deze scholen geeft aan dat ze zich nu nog alleen op de bovenbouw richten, maar dat de onderbouw ook betrokken zal worden. Een andere school geeft aan dat de activiteiten in de bovenbouw specifiek op meisjes gericht zijn, maar de acti- 15

viteiten in de onderbouw op alle leerlingen. De derde school tenslotte geeft aan dat ze van plan zijn ook havo- en vwo-leerlingen stages te laten lopen. Doelgroepen Scholen kunnen bij het organiseren van de activiteiten verschillende doelgroepen in gedachten hebben bij wie ze iets proberen te bereiken. Zo kunnen ze zich richten op meisjes, maar tegelijkertijd ook de genderdeskundigheid bij docenten proberen te vergroten. In tabel 6 staat per doelgroep weergegeven hoeveel scholen zich hierop richten. Tabel 6. Doelgroepen van de activiteiten Doelgroep Aantal scholen Percentage Alleen meisjes 21 60 Meisjes en jongens 17 49 Alle docenten 3 9 Een deel van de docenten 12 34 Ouders 9 26 Bedrijven 3 9 Andere doelgroep 2 6 Voor 60% van de scholen ligt de nadruk bij de activiteiten voornamelijk op meisjes. Toch geeft 49% van de scholen aan zich zowel op meisjes en jongens te richten. Er zit overlap tussen de antwoorden. Wellicht dat scholen zich zowel op meisjes als jongens richten, maar dat ze de focus op meisjes extra benadrukken. Als het gaat om docenten, dan willen drie scholen alle docenten betrekken bij de meidenactiviteiten. Ruim een derde van de scholen (12 scholen) richt zich op een deel van de docenten. Tien van deze scholen richten zich op vak- en bètadocenten. Daarnaast richt één school zich op LOB-docenten en één school op begeleiders. Ruim een kwart van de scholen richt zich bij de activiteiten ook op ouders. Later in dit rapport zal aan bod komen op welke manieren ze dat doen. Drie scholen richten zich ook expliciet op bedrijven. Twee scholen hebben vermeld dat ze zich op een andere doelgroep richten. Eén school geeft hierbij aan zich vooral te richten op allochtone leerlingen, waarbij de nadruk ligt op allochtone meisjes. De andere school richt zich ook expliciet op leerlingen uit groep 7 van het basisonderwijs. 16

Inbedding van de activiteiten De activiteiten die scholen ondernemen kunnen variëren van incidenteel tot structureel. In tabel 7 staan deze gegevens gepresenteerd. Tabel 7. Inbedding van activiteiten Incidenteel Structureel 1 2 3 4 5 Aantal scholen 3 8 10 10 4 Percentage 9 23 29 29 11 Voor de meeste scholen geldt dat de activiteiten redelijk tot vrij structureel zijn (score 3 en 4 op de schaal). Vier scholen vinden hun activiteiten echt structureel van aard. Bijna een kwart van de scholen (8 in aantal) geeft aan dat de activiteiten vrij incidenteel zijn en drie scholen vinden de activiteiten echt incidenteel van aard. Scholen die later zijn gestart met de techniekactiviteiten geven vaker aan dat de activiteiten nog (vrij) incidenteel zijn, maar dat ze wel streven naar een verdere inbedding van de activiteiten. Scholen die al langer bezig zijn, geven vaker aan meer structureel bezig te zijn. De verschillen zijn echter niet significant. 2.5 Het belang van het succes van de techniekactiviteiten Aan de deelnemende scholen is ook gevraagd hoe belangrijk het succes van de techniekactiviteiten gericht op meisjes voor hun school is. Op een vijfpuntschaal konden ze dit aangeven. In tabel 8 is de verdeling van de scholen te zien. Tabel 8. Belang van succes van de activiteiten Onbelangrijk Heel belangrijk 1 2 3 4 5 Aantal scholen - 1 11 19 4 Percentage - 3 31 54 11 Ruim de helft van de scholen (19 in aantal) vindt het belangrijk dat de activiteiten succesvol zijn, 11% vindt het zelfs heel belangrijk. Bijna een derde neemt een middenpositie in en één school vindt het succes van de activiteiten minder belangrijk. De meeste coördinatoren hebben een toelichting bij hun antwoord gegeven. Hieronder staan per categorie een aantal toelichtingen van scholen. Heel belangrijk: Het is eerder belangrijk voor de meisjes zelf, maar het is ook belangrijk dat meisjes en ouders weten dat onze school hierin iets voor hun dochter kan betekenen. Het is voor de meisjes belangrijk: het biedt de mogelijkheid tot goede en leuke banen. Ook in het licht van de emancipatie is het belangrijk. Natuurlijk heeft de school ook een eigenbelang: meer leerlingen in techniekonderwijs. 17

Door gericht bètaonderwijs aan te bieden, gaan meisjes techniek leuk vinden en waarderen. Ze gaan ook toekomstmogelijkheden in deze richting zien. Belangrijk: Er wordt veel tijd in dit project gestoken, het is dus fijn als je ziet dat er resultaten uit voortkomen. Anders doe je het voor niets. Het belangrijkste is dat meisjes op de juiste plaats terecht komen. We willen ons profileren als een school die midden in de maatschappij staat. Als in onze regio de roep om technisch personeel heel groot is, willen wij daar zeker onze bijdrage aan leveren. Sterker zelfs: we vinden het een taak van de school om leerlingen van deze vraag op de hoogte te stellen en mee te werken aan het invullen van die vacatures. De school vindt het belangrijk dat leerlingen hun persoonlijke kwaliteiten leren kennen. Meisjes en techniek past daarin. Als je geen succes boekt, heb je kans op een omgekeerd effect: afkeer van techniek en technische vakken. Middenpositie: Het is belangrijk in verhouding tot andere activiteiten binnen onze school (internationalisering, stages, tweetaligheid, doorlopende leerlijnen, etc.) Maar bètaprofilering is duidelijk ook belangrijk. Het gaat niet om de school, maar om het belang van de meisjes. Ik merk nu dat de activiteiten maar een hele kleine bijdrage leveren bij het maken van de daadwerkelijke sectorkeuze. Het project is succesvol wanneer meiden weten waarom ze wel of niet voor techniek gaan kiezen. Minder belangrijk: Succes is moeilijk te meten. Het gaat mij met name om een stuk bewustwording. 18

3 Gekozen activiteiten en werkwijze In dit hoofdstuk staan de activiteiten die de scholen uitvoeren in het kader van meisjes en techniek centraal. Wat ondernemen de scholen om meisjes en techniek dichter bij elkaar te brengen, opdat meer meisjes kiezen voor techniek? 3.1 Activiteiten gericht op meisjes en techniek Een eerste constatering luidt dat de overgrote meerderheid van de scholen niet op één paard wedt, maar een bredere reeks activiteiten inzet. Een kleine minderheid van de scholen (14%) zet één activiteit in. Bijna een kwart van de scholen onderneemt twee of drie verschillende activiteiten en 63% van de scholen ondernemen vier tot tien activiteiten. Gemiddeld combineren de scholen vier activiteiten. Tabel 9. Activiteiten die ondernomen worden Activiteit Aantal scholen Percentage Speeddates met vakvrouwen 22 63 Meidenwijzer 20 57 Excursies naar bedrijven 20 57 Oriëntatieprogramma s voor meisjes (vmbo-mbo-brug) 18 51 Girlsday 9 26 Vmbo-keuzemonitor 9 26 Gastlessen van vakvrouwen voor meisjes 8 23 Inzet van vrouwelijke (oud-)leerlingen 4 11 Workshadowing bij vakvrouwen 4 11 Gastlessen voor meisjes uit het basisonderwijs 4 11 Speeddates met vakvrouwen voor ouders 1 3 Activiteiten speciaal gericht op moeders 1 3 Het overzicht aan activiteiten laat zien dat er goed gebruik gemaakt wordt van de aanpakken die door VHTO zijn ontwikkeld. Het uit de eerste hand opdoen van kennis en horen van ervaringen van vrouwen die in de techniek werken, van technische bedrijven en opleidingen is een activiteit die op meer dan de helft van de scholen wordt uitgevoerd. Ook kiest meer dan de helft van de scholen voor een integrale aanpak via de Meidenwijzer. Op de onderste plaats in de lijst staan activiteiten voor ouders/moeders. Toelichting van de activiteiten De afzonderlijke activiteiten worden hier verder toegelicht. Naast bovenstaande activiteiten onderneemt een aantal scholen andere of specifiek(er) omschreven activiteiten in het kader van meisjes en techniek. Ook die activiteiten komen hieronder aan bod. 19

Op tweeëntwintig scholen worden speeddates met vakvrouwen voor meisjes georganiseerd: Speeddaten is een interactieve aanpak om meisjes in contact te brengen met de werelden van techniek en ict. In een speeddate-sessie maken meisjes op een ongedwongen manier kennis met vakvrouwen. Meisjes krijgen zo een beter beeld van vervolgopleidingen en functies in deze sectoren. Een speeddate is een carrousel van korte groepsgesprekken met verschillende vrouwen uit het technisch bedrijfsleven. VHTO heeft een databank genaamd Spiegelbeeld met vakvrouwen. Twintig scholen maken gebruik van de Meidenwijzer. Negen scholen geven hier expliciet aan, dat ze masterclasses houden en vier dat ze workshops voor docenten organiseren, die ook onderdeel uitmaken van de Meidenwijzer. De Meidenwijzer is een aanpak om het technisch onderwijs toegankelijker te maken voor meisjes. Kiezen voor de Meidenwijzer is kiezen voor een leertraject in de eigen organisatie om het meisjes-perspectief te verankeren in beleid en praktijk. Schoolleiding en VHTO stellen samen een plan van aanpak op. De Meidenwijzer is een mix van vaste elementen en maatwerk. Vaste onderdelen zijn begeleiding door VHTO, kennisverbreding, gebruik van de keuzemonitor. Een studiemiddag met het techniekteam en een training voor mentoren en decanen zijn ook mogelijk. Evenals masterclasses, het podium waar de kennisuitwisseling tussen de scholen plaatsvindt en waar VHTO voor inhoudelijke verdieping zorgt. Op twintig scholen worden voor meisjes excursies naar bedrijven georganiseerd, met doe-opdrachten en gesprekken met vakvrouwen. Achttien scholen nemen deel aan aparte oriëntatieprogramma s voor meisjes, zoals vmbo-mbo-brug: Het oriëntatietraject Vmbo-mbo-brug biedt vmbo-meisjes in het derde jaar TL de mogelijkheid zich breder te oriënteren op vervolgopleidingen en beroepen en zo een bewustere opleidingskeuze te maken. Gedurende enkele weken volgen de meisjes een dagdeel een programma met verschillende onderdelen: - ze maken kennis met verschillende technische en ict-opleidingen in het mbo en gaan onder begeleiding van (vrouwelijke) mbo-leerlingen aan de slag met praktische opdrachten - ze krijgen een beeld van mogelijkheden van technische vakgebieden door excursies naar technische en ict-bedrijven in de regio - ze krijgen de kans met vakvrouwen te praten over hun werk en motivatie voor een opleiding in techniek of ict. 20

Negen scholen hebben deelgenomen aan Girlsday: Dit jaarlijkse (internationale) evenement richt zich op meisjes tussen de 10 en 15 jaar. Tijdens Girlsday gaan deze meisjes overal in het land op excursie bij technische bedrijven of bij technische afdelingen van instellingen zoals ziekenhuizen, science centers, onderzoekscentra. Girlsday laat meisjes ervaren dat werken in techniek, bèta en ict interessant, uitdagend en leuk is. In 2010 hebben ruim 2600 meisjes en 100 bedrijven meegedaan; het aantal deelnemers is ten opzichte van 2009 met meer dan 10% gegroeid. Nog eens negen scholen nemen deel aan de vmbo-keuzemonitor: De vmbo-keuzemonitor is een instrument dat inzicht geeft in hoe leerlingen kiezen voor bepaalde vakken, een sector of vervolgopleiding. Met de keuzemonitor kan de school de invloed meten die keuzebegeleiding heeft op de beslissingen van leerlingen. Leerlingen uit 2, 3 en 4 vmbo vullen een digitale vragenlijst in. Met de uitkomsten kan de school haar eigen begeleidingsactiviteiten evalueren en zichzelf vergelijken met de uitkomst van scholen die ook de keuzemonitor gebruiken. Acht scholen organiseren gastlessen van vakvrouwen voor meisjes. Vier scholen zetten vrouwelijke (oud-)leerlingen in. Op vier scholen is sprake van workshadowing bij vakvrouwen voor meisjes. Vier scholen organiseren gastlessen voor meisjes uit het basisonderwijs. Eén school houdt speeddates met vakvrouwen voor ouders. Nog één school richt de activiteiten speciaal op moeders. Naast bovenstaande activiteiten noemen vier scholen activiteiten speciaal gericht op basisscholen: maak kennis met techniek -dagen voor de leerlingen van groep 8 doe-middag voor basisschoolmeisjes organiseren van een Wetenschapsdag voor basisscholen high tea voor collega s van het basisonderwijs om ze te informeren over het aanbod in het vmbo. Een school zet daarnaast leerling-mentoren POVO in, twee vermelden de inzet van vrouwelijke (techniek)docenten. Verder noemen de scholen bezoeken aan scholen en bedrijven, zoals: deelname aan de oriëntatieweek voor mbo ladiesday bezoek aan scholen met speciale klassen voor meisjes bezoeken van Skillmasters in Ahoy Rotterdam. 21

Tot slot geeft een aantal scholen door praktische technische opdrachten of door aan te sluiten bij onderwerpen die meisjes leuk/interessant vinden de orientatie op techniek vorm. Activiteiten die vaak in combinatie met elkaar genoemd worden, zijn: oriëntatieprogramma s als vmbo-mbo-brug met gastlessen van vakvrouwen en de inzet van vrouwelijke (oud-)leerlingen. Daarnaast hebben scholen die excursies naar bedrijven organiseren ook vaker gastlessen van vakvrouwen. De genoemde combinaties zijn significant. Dat wil zeggen dat die specifieke activiteiten vaker naast elkaar worden ondernomen dan andere. 3.2 Werkzame elementen Gevraagd naar wat naar het oordeel van de coördinatoren werkzame elementen in hun gekozen aanpak zijn, benoemt men verschillende elementen: een aantal coördinatoren is van mening dat alle beetjes helpen om het voor meisjes normaal te maken om in een technische richting aan de slag te gaan. Het werkzame zit in de combinatie van de verschillende activiteiten die ondernomen worden voor meisjes ( herhaling van het thema ), maar ook in de breedte van de betrokken actoren: ook ouders en docenten moeten betrokken worden. Een aantal invullers benoemt het feit dat er apart aan meisjes aandacht geschonken wordt en dat zij als aparte groep kunnen deelnemen als werkzame elementen in de aanpak Door de activiteiten treedt bewustwording op bij meisjes dat technische opleidingen en beroepen ook een prima optie kunnen zijn. De meeste coordinatoren benoemen het actief ontdekken, doen, ervaren, zien, ruiken en kennismaken in de echte praktijk met mogelijkheden/perspectieven die techniek biedt als sterke factor. Meisjes krijgen daardoor een beter en minder stereotype beeld van techniek en ontdekken kanten van techniek die hen aanspreken (creativiteit, nauwkeurigheid, met mensen omgaan etc.) Een speciaal krachtig element daarin zijn de vrouwelijke rolmodellen (die ook een vrouwelijke uitstraling hebben), zo vermelden veel invullers. Een klein aantal scholen benoemt enkele randvoorwaardelijke factoren voor het slagen van de activiteiten: het persoonlijk contact met groepsleerkrachten van de basisschool. Gebrek aan dekking/meedenken door de directie en schoolorganisatorische keuzes die een (seksespecifieke) indeling in sectoren versterken, kunnen de activiteiten (en de coördinator) behoorlijk frustreren. 3.3 Aangrijpingspunt van de activiteiten Behalve naar wat werkt is in de vragenlijst ook geïnformeerd naar waar de activiteiten op aangrijpen. Op welk terrein ligt het accent bij de activiteiten voor meiden en techniek? Tabel 10 geeft de scores weer. Niet verwonderlijk meldt 94% van de scholen dat het accent ligt op keuzebegeleiding en beroepenorientatie. Professionalisering van docenten en de organisatie van het leerproces 22

hebben (nog) weinig accent in de activiteiten. Een enkele keer wordt opgemerkt, dat de nadruk nu nog ligt op keuzebegeleiding en werving, maar dat het in de bedoeling ligt de accenten te verbreden. Tabel 10. Terrein waar het accent van de activiteiten op ligt Terrein Aantal scholen Percentage keuzebegeleiding en beroepsoriëntatie 33 94 werving van meisjes 13 37 netwerken (met bijv. basisonderwijs, mbo, 9 26 bedrijven, vrouwelijke (oud-)leerlingen) inhoud van het onderwijsleerproces 8 23 professionalisering van docenten 4 11 organisatie van het onderwijsleerproces 3 9 3.4 Betrokkenheid van docenten Vierendertig coördinatoren hebben de vraag beantwoord hoeveel docenten op hun school actief betrokken zijn bij de genoemde activiteiten gericht op meisjes en techniek. Zij noemen een aantal variërend van nul tot 25 docenten per school, met een gemiddelde van vijf docenten per school. De vraag hoeveel van deze docenten daarvoor specifiek geschoold zijn of worden, wordt door 28 coördinatoren beantwoord. Zij noemen tussen de nul en dertien docenten per school die geschoold zijn of worden op het terrein van meisjes en techniek. Het gemiddelde aantal te scholen/geschoolde docenten bedraagt drie per school. In tabel 11 staat het aantal geschoolde/te scholen docenten ten opzichte van het aantal betrokken docenten vermeld. De tabel toont daarom alleen gegevens van de scholen die docenten specifiek opleiden. Tabel 11. Aantal geschoolde docenten ten opzichte van betrokken docenten Aantal betrokken doschoolde Aantal gecenten docenten Percentage geschoolde docenten 1 1 100 2 1 50 2 2 100 4 3 75 4 2 50 5 1 20 5 2 40 5 5 100 7 6 86 8 2 25 14 1 7 25 10 40 23

3.5 Draagvlak Vervolgens is bij de coördinatoren geïnformeerd hoe het gesteld is met het draagvlak voor de meidenactiviteiten bij een aantal relevante actoren. In figuur 3 staan de gemiddelde scores van het draagvlak van verschillende actoren voor de activiteiten (in bijbehorende tabel staan de actoren die corresponderen met de cijfers op de x-as). De figuur laat zien, dat binnen de school het draagvlak onder projectleiding, teamleiding en schoolleiding groot is. De vakdocenten tonen volgens de invullers meer steun voor het project dan de avo-docenten. Ook is er een duidelijk verschil tussen het draagvlak onder meisjes en jongens. Daaruit is eveneens af te leiden dat de activiteiten een deel van de meisjes aanspreken. Van de partijen buiten de vmbo-school is het draagvlak bij het mbo en bedrijfsleven het grootst. Tot slot blijkt uit de resultaten dat voor wat betreft het draagvlak bij de basisschool en met name ook dat onder ouders, er nog wel werk aan de winkel is. Gezien de grote invloed van ouders op de keuze van jongeren en gezien het belang van vroeg starten met interesse wekken, is op die onderdelen nog een wereld te winnen. Figuur 3. Gemiddelde draagvlak van verschillende actoren 5,0 4,5 4,0 3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 Nummer Actor Nummer Actor 1 Projectleiding 7 Meisjes 2 Teamleiding 8 Basisonderwijs 3 Schoolleiding 9 Ouders 4 Mbo 10 Avo-docenten 5 Vakdocenten 11 Jongens 6 Bedrijfsleven 24

In tabel 12 staan de scores op de vijfpuntschaal samengebracht tot een driedeling: weinig draagvlak (= score 1 of 2); gemiddeld (score 3) en veel draagvlak (score 4 of 5). Tabel 12. Draagvlak voor de activiteiten Actor Mate van draagvlak Weinig Gemiddeld Veel Projectleiding - 1 30 % - 3 97 Teamleiding - 4 26 % - 13 87 Schoolleiding 1 6 25 % 3 19 78 Mbo 3 5 19 % 11 19 70 Vakdocenten 4 6 20 % 13 20 67 Bedrijfsleven 3 5 17 % 12 20 68 Meisjes 6 12 14 % 19 38 44 Basisonderwijs 6 3 8 % 35 18 47 Ouders 8 11 9 % 29 39 32 Vakdocenten 4 6 20 % 13 20 67 Jongens 10 14 1 % 40 56 4 In de tabel is duidelijk zichtbaar dat 44% van de scholen/projectleiders (14 in aantal) het draagvlak bij meisjes groot acht, bij zes scholen geldt het omgekeerde. Bij jongens is een klein of gemiddeld draagvlak waarneembaar volgens de coördinatoren. Zoals al uit figuur 3 gebleken is, is het draagvlak het grootst onder de projectleiding op de scholen. Op 78% van de scholen toont de schoolleiding veel steun en in elke volgende managementlaag neemt het draagvlak toe. Bij 97% van de scholen bestaat er veel draagvlak bij de projectleiding. De techniekactiviteiten gericht op meiden worden op 67% van de scholen sterk gesteund door vakdocenten, tegenover 25% van de avo-docenten. Hun steun is bij 46% van de scholen gemiddeld. De meeste scholen ervaren redelijk tot veel steun vanuit het mbo voor de activiteiten. Bij het bedrijfsleven is hetzelfde beeld te zien. Ongeveer 70% van de scholen ervaart veel draagvlak bij beide en een vijfde van de scholen ervaart een gemiddeld draagvlak bij het mbo en bedrijven. Het draagvlak bij ouders is gering naar het oordeel van de coördinatoren. 25

3.6 Ouderbetrokkenheid De vervolgvraag luidt dan ook op welke manier(en) ouders bij de techniekactiviteiten gericht op meiden betrokken worden. Schriftelijke informatie is de belangrijkste manier van ouders betrekken. Dat wordt op twintig scholen (57% van het totaal) gedaan. Iets meer dan de helft van de scholen betrekt ouders door middel van een informatiebijeenkomst of ouderavond (18 in getal). Vier scholen geven aan dat men nog in een oriëntatie- dan wel opstartfase zit en dat ouders nog niet betrokken worden. Bij twee scholen maakt het deel uit van de sectorvoorlichting. Eveneens in twee gevallen worden ouders bij de opzet of uitwerking van het programma betrokken. Eén school benadert de ouders persoonlijk, door een telefonisch gesprek. Lukt het ook om ouders bij deze techniekactiviteiten te betrekken? In tabel 13 staan de antwoorden vermeld. Tabel 13. Ouderbetrokkenheid Zijn ouders betrokken? Aantal scholen Percentage Ja 6 17 Enigszins 14 40 Nee 6 17 Anders 7 20 De coördinatoren van scholen waar het lukt om ouders te betrekken, noemen meestal een koppeling met een specifieke activiteit. Een paar voorbeelden: Bij de vmbo-mbo-brug was de deelname zoals gewenst. Ook op de ouderavond was enthousiasme. Ouders hebben geholpen met het organiseren van technische stages voor leerlingen in klas 4, bedrijfsbezoeken in klas 3 en hebben meegedaan aan Girlsday in klas 2. Ouders zijn doorgaans erg enthousiast over het project vmbo-mbo-brug via hun dochters. De grootste groep scholen heeft enigszins ingevuld, om meerdere redenen: soms laat de opkomst van ouders bij voorlichtingsavonden of eindpresentaties echt niet te wensen over, maar zou men graag een actievere inbreng van ouders zien. We doen nog te weinig een beroep op ze, zeggen sommige coördinatoren er onmiddellijk bij. Anderen benoemen het als eenrichtingsverkeer ; het is vooral een kwestie van informatie geven door de school. Een paar scholen geven aan dat de activiteiten nog in de startfase zitten en dat het besef nog moet landen. Men verwacht wel dat het enthousiasme van de directie en de betrokken docenten zal overslaan op ouders. Tot slot vermeldt een projectleider, dat de ouders weliswaar weinig tijd hebben om zich in te zetten, maar wel trots zijn op het kleine aantal meisjes voor vmbo-mbobrug, dat uitverkorenheid uitstraalt. De scholen waar het niet lukt ouders te betrekken, wijzen erop dat het contact met ouders in grote steden bemoeilijkt wordt door taalproblemen of door ste- 26

reotype beelden van techniek bij allochtone ouders. Oproepen om ouders te betrekken vinden weinig weerklank, zo melden deze scholen. Onder de groep anders vallen vooral scholen waar men nog niet toe is gekomen aan het betrekken van ouders bij activiteiten voor meisjes en techniek en dus de vraag nog niet kan beantwoorden. Twee scholen geven aan dat ouders betrekken gebeurt via leerlingen, of via een schrijven. 3.7 Profilering Hebben de activiteiten voor meiden en techniek naar buiten toe een duidelijk herkenbaar gezicht?, zo luidde de volgende vraag. De invullers zijn verdeeld in hun antwoorden: bijna de helft beantwoordt de vraag bevestigend, en net iets meer dan de helft ontkennend. In hun toelichting stellen de invullers van scholen met activiteiten met een duidelijk herkenbaar gezicht dat zij aandacht besteden aan de activiteiten in de schoolmedia, zoals de website, (ouder)nieuwsbrieven, schoolkrant, voorlichting bij open dagen en bij ouderavonden. Soms is het gezicht gekoppeld aan een specifieke activiteit of groep, bijvoorbeeld bij vmbo-mbo-brug, de doe-middag voor meisjes, of de Talentgroep Techniek. Een klein aantal scholen meldt een bredere bekendheid in de regio, via plaatselijke kranten of via een activiteit als de Stoere Meidendag. In één geval wordt er op gewezen dat de afwezigheid van meisjes op sommige dagdelen bekend is. De invullers die aangeven dat de activiteiten voor meisjes en techniek geen duidelijk herkenbaar gezicht naar buiten toe hebben, vermelden met regelmaat, dat de communicatie rond de activiteiten nog opgestart moet worden. Pas als het aanbod helder is, wil men ermee naar buiten treden. In een enkel geval geeft een coördinator aan dat er bewust geen communicatie op wordt gezet: Want meisjes in techniek moet het doel niet zijn, meisjes die een goede keuze maken, moet het doel zijn. We profileren ons nog iets te weinig met de technieksector voor meiden. Verder geven een paar invullers aan dat er geen breed draagvlak bij de collega s in de school is voor de activiteiten. 27

4 Resultaten van de activiteiten Dit hoofdstuk gaat in op de effecten en resultaten van de activiteiten. Tevens komen onder andere knelpunten en de periode na de steun van VHTO aan bod. 4.1 Effecten We hebben een aantal mogelijke effecten voorgelegd aan de coördinatoren: Wat zien zij als effecten van de inspanningen op het gebied van meisjes en techniek op hun school? In figuur 4 staan de gemiddelde scores die de coördinatoren geven aan de effecten van de activiteiten (in bijbehorende tabel staan de effecten die corresponderen met de cijfers op de x-as). Figuur 4. Gemiddeld effect van de activiteiten. 5,0 4,5 4,0 3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 Nummer Effect 1 meisjes zijn beter geïnformeerd over technische opleidingen en beroepen 2 de keuzebegeleiding en beroepsoriëntatie is verbeterd 3 meisjes maken een bewuste keuze en nemen techniek mee in hun afweging 4 de techniek is voor meisjes vriendelijker geworden 5 meisjes tonen meer belangstelling voor techniek 6 het zelfvertrouwen van meisjes met betrekking tot bètatechniek is toegenomen 7 er wordt meer rekening gehouden met de interesses van meisjes 8 meer meisjes in het vmbo kiezen voor de sector techniek 9 meer meisjes kiezen voor wiskunde/nask1 10 meer meisjes stromen door naar een technische vervolgopleiding in het mbo 11 de genderdeskundigheid van docenten is bevorderd 12 er wordt meer rekening gehouden met de leerstijl van meisjes 13 de werfkracht van de school neemt toe 14 de aandacht voor meisjes en techniek heeft geleid tot een nieuw opleidingstraject 28