IN HET VOORONDER VAN DE PUBLIEKE ZAAK



Vergelijkbare documenten
Hey Russel! EEN BIJZONDERE VRIENDSCHAP. marian hoefnagel

De Budget Ster: omgaan met je schulden

U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen.

Wat is PDD-nos? VOORBEELDPAGINA S. Wat heb je dan? PDD-nos is net als Tourette een neurologische stoornis. Een stoornis in je hersenen.

PeerEducatie Handboek voor Peers

[PILOT] Aan de slag met de Hoofdzaken Ster

Help, mijn papa en mama gaan scheiden!

Wat kan ik voor u doen?

JEUGDIGEN. Hulp na seksueel misbruik. vooruitkomen +

MARIAN HOEFNAGEL. De nieuwe buurt. Uitgeverij Eenvoudig Communiceren

Soms is er thuis ruzie Dan is mama boos en roept soms omdat ik mijn speelgoed niet opruim Maar ik heb daar helemaal niet mee gespeeld Dat was Bram,

1. Joris. Voor haar huis remt Roos. Ik ben er. De gordijnen beneden zijn weer dicht.

sarie, mijn vriend kaspar en ik

Gevaarlijke liefde. Weet jij wie die jongen is? Zit hij ook bij ons op school? Mooi hè, Kim? Maar wel duur! Ik geloof dat hij Ramon heet!

Thema In en om het huis.

De twee zaken waarover je in dit boek kunt lezen, zijn de meest vreemde zaken die Sherlock Holmes ooit heeft opgelost.

KLEM. Katja en Udo in de schulden. Anne-Rose Hermer

Monica is jarig. Iemand vertelt over haar sollicitatiegesprek. Monica en Arend praten over opleiding, werken en een eigen bedrijf.

Publiekstekst Wet investeren in jongeren

Wat doet NIM Maatschappelijk Werk?

Wat mevrouw verteld zal ik in schuin gedrukte tekst zetten. Ik zal letterlijk weergeven wat mevrouw verteld. Mevrouw is van Turkse afkomst.

Te huur HOOFDSTUK 4 WOORDEN. Kies het goede woord. 1 Ik woon in een flat op de vierde... a verdieping b appartement

Lekker ding. Maar Anita kijkt boos. Hersendoden zijn het!, zegt ze. Die Jeroen is de ergste. Ik kijk weer om en zie hem meteen zitten.

Kortom, informatie en advies die vindbaar, begrijpelijk en herkenbaar is. Ik zal u aangeven waarom ik dit zo belangrijk vind.

3 Bijna ruzie. Maar die Marokkanen en Turken horen hier niet. Ze moeten het land uit, vindt Jacco.

Micha kijkt Ruben aan. Hij trekt een gek gezicht. Micha houdt niet van puzzelen, want de puzzels die oma maakt, zijn altijd heel erg moeilijk.

Theorieboek. leeftijd, dezelfde hobby, of ze houden van hetzelfde. Een vriend heeft iets voor je over,

Voorwoord. 15 miljoen mensen Op dat hele kleine stukje aarde Die moeten niet t keurslijf in Die laat je in hun waarde

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

O, antwoordde ik. Verder zei ik niets. Ik ging vlug de keuken weer uit en zonder eten naar school.

Dialogen website Motiveren tot rookstop

Mijn ouders zijn gescheiden en nu? Een folder voor jongeren met gescheiden ouders over de OTS en de gezinsvoogd

Relaties. HDYO heeft meer informatie beschikbaar over de Ziekte van Huntington voor jongeren, ouders en professionals op onze website:

Voorbeeld vragenroute die is te gebruiken bij het voeren van een focusgroepinterview (bron: Bewegen valt Goed!)

Dit boekje is van... Mijn naam is: Mijn gezinsvoogd heet: Het telefoonnummer van de gezinsvoogd is:

WIJ en jij Wet investeren in jongeren

Bezoek. Jongens moet je hier inschrijven voordat die mogen langskomen. Eén jongen per dag. Alleen uw vriend of vrijer. Je moet er mee vrijen.

Het is de familieblues. Je kent dat gevoel vast wel. Je zit aan je familie vast. Voor altijd ben je verbonden met je ouders, je broers, je zussen.

Veelgestelde vragen Wet WIJ

JONGEREN IN GELDERLAND OVER

ze er iets gewichtigs mee wil aangeven, al is het nooit duidelijk haar schouders reikte, is nagenoeg gehalveerd. Een simpele

Tuin van Heden.nu 1 Mag ik zijn wie ik ben? Van In 5

Elke middag loopt Fogg van zijn huis naar de Club. Om een spelletje kaart te spelen. Er wordt altijd om geld gespeeld. En als Fogg wint, geeft hij

Inge Test

Hoofdstuk 2. Contact maken, inlichtingen verstrekken en onderhandelen

Wees duidelijk tegen je klanten

RAPPORTAGE WACHTKAMERINTERVIEWS

Ik-Wijzer Ik ben wie ik ben

Het keukentafelgesprek

zondagmorgen 14 november 2010 Welkomkerk ds. W.H. Hendriks-Vogelaar

Wat? Ambers mond valt open. Krijg ik dertigduizend euro? De notaris knikt. Dat klopt. Gefeliciteerd. Liz weet ook niet wat ze hoort.

Info. Aanraken, knuffelen en meer... Informatie voor cliënten. Expertisecentrum voor epilepsie en slaapgeneeskunde

Bibliotheek Mysterie

Een land waar. mensen goed geïnformeerd zijn over handicaps

Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten

Veertien leesteksten. Leesvaardigheid A1. Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek. Ad Appel

MARIAN HOEFNAGEL. Met alle geweld. in één klap alleen. Uitgeverij Eenvoudig Communiceren

Zorgboerderij Sterrenland

Dounia praat en overwint

Weer naar school. De directeur stapt het toneel op. Goedemorgen allemaal, zegt hij. * In België heet een mentor klastitularis.

Colofon: Inge Bramsen, Kees Willemse, Chris Kuiper & Mieke Cardol, Kenniscentrum Zorginnovatie van Hogeschool Rotterdam, 2015.

U leert in deze les "om raad vragen". Als u niet weet wat u moet doen, kunt u iemand om raad vragen. U vraagt of iemand u kan helpen met advies.

Papa en mama hebben ruzie. Ton en Toya vinden dat niet leuk. Papa wil graag dat Ton en Toya bij hem op bezoek komen, maar van mama mag dat niet.

Ondernemerschapsblokkades

MANIEREN OM MET OUDERPARTICIPATIE OM TE GAAN

Thema Op het werk. Demet TV. Lesbrief 8. De eerste werkdag

Bent u niet tevreden? Laat het ons weten!

Slachtoffers van mensenhandel en geestelijke gezondheidszorg

Ik ben Sim-kaart. Mobiel bellen groep 5-6. De Simkaart is een meisje, tikkeltje ondeugend en een echte kletsgraag. Aangeboden door

Grenzeloze vrijheid? Discussiebijeenkomst tienerclub

Een van de agenten komt naar hem toe. Nou, het is me het dagje wel, zegt hij. Nu zijn er toch rellen in de stad.

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

Netje is een meid! Vrolijke meid, uit een vissersdorp!

U leert in deze les om een mening vragen. U wilt dan weten wat iemand vindt.

Wie heeft die rare knopen erin gelegd? vraagt hij. Ik, geeft Bibi eerlijk toe. Vorige week waaide het nogal hard. Dus toen heb ik de rubberboot en

Tijdens de video- hometraining worden verschillende begrippen gebruikt. In de bijlage geven we een korte omschrijving van deze begrippen.

Checklist samenwonen voor partners waarvan alleen de man kinderen heeft

Spreekopdrachten thema 7 Werken

Werkboek Het is mijn leven

Drie domeinen van handelen: Waarnemen, oordelen en beleven

Niet eerlijk. Kyara Blaak

DO'S EN DON'TS VOOR OUDERS

Voor jou. Verhalen van mantelzorgers. Anne-Rose Hermer

toolkit persoons gerichte zorg Bouwen aan eerstelijns zorg op maat voor mensen met een chronische ziekte

gezinsvormen [ behandeling in een gezin ]

Spekkoek. Op de terugweg praat zijn oma de hele tijd. Ze is blij omdat Igor maandag mag komen werken.

MEE. Ondersteuning bij leven met een beperking. Algemene brochure. voor mensen met een beperking. MEE maakt meedoen mogelijk

Thema Kinderen en school. Demet TV. Lesbrief 9. De kinderopvang

Keetje zucht. Wat duurt het lang! Maar wacht... Daar komt een auto de straat in rijden. Hij stopt achter de verhuiswagen en er stappen twee mensen

Charles den Tex VERDWIJNING

6.2.1 Dealen met afleiding onderweg

Omgaan met klachten volgens de BOOS-formule

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen, jongens en meisjes,

Lesbrief 35. AOW aanvragen.

FOUT VRIENDJE? PAS OP! Hulp. Internet. Heb je vragen? Bel dan naar Meldpunt Jeugdprostitutie, tel.:

Dit boekje is van:..

12 Belangrijke adressen, telefoonnummers en spreekuren

Waar een wil is, is een Weg!

Deel het leven Johannes 4:1-30 & december 2014 Thema 4: Gebroken relaties

Alsof daar buiten iets interessants te zien is. Zwart zwart zwart, lampje, zwart zwart zwart. De metro raast onder de stad door.

Transcriptie:

IN HET VOORONDER VAN DE PUBLIEKE ZAAK EEN WERKBOEK FRONTLIJNSTURING Casper Hartman en Pieter Tops 1

Inhoud 1. Inleiding 4 2. Frontlijnteams in Rotterdam 9 3. Een frontlijn in Den Helder 28 4. Casemanagers aan de Tilburgse frontlijn 36 5. Innoverend vermogen 47 6. Oog voor de dynamiek van de frontlijn 56 7. De relatie tussen beleids- en frontlijnsturing 66 8. Afsluiting 78 Literatuur 81 Bijlage: Het STIP-onderzoek naar frontlijnsturing 83 Woord van dank 84 Over de auteurs 85 2

"Ons niveau vertelde Rosa, is het meest exclusieve van de lagen die geschapen zijn. Wij zijn met zo weinig omdat niet iedereen bijzonder genoeg is om hier beneden te worden toegelaten. Die selectie is heel streng. Wat zich onderop bevindt, vormt nu eenmaal de basis voor alles daarboven. Alles komt dus op onze schouders neer. Daarom moeten wij sterk zijn." Uit: Arthur Japin, De grote wereld, Stichting CPNB ter gelegenheid van de boekenweek 2006 3

1. Inleiding Begin 2005 presenteerden wij een boek over frontlijnsturing. Wij stelden daarin voor om op een andere manier naar uitvoering van beleid te kijken. Uitvoering is niet zozeer een laatste stap in de beleidscyclus, die tot slot nog even gezet moet worden door meestal de laagst betaalden in de organisatie. Integendeel, uitvoering is een hoogwaardige activiteit die een eigen dynamiek en een eigen intellectuele uitdaging kent. Ons boek uit 2005 was een eerste verkenning van de vragen waar je dan mee te maken krijgt. Een werkboek als vervolg In dit boek, een werkboek, gaan we dieper op die vragen in. We willen het frontlijnwerk wat meer tot leven brengen door enkele uiteenlopende praktijken te laten zien. We proberen de lezer deelgenoot te maken van wat er gebeurt in zo levensecht mogelijke reportages. En we hebben er een werkboek van gemaakt. In de beschrijvingen lassen we soms pauzes in om de lezer aan de hand van vragen eigen keuzes te laten maken en eigen conclusies te laten trekken. Vragen waaraan je bij het lezen van een boek doorgaans voorbijgaat. En waarvan je als lezer alleen zelf de antwoorden weet. Hoe zou je zelf handelen in bepaalde situaties en waarom? Die vragen zijn bedoeld om de complexiteit van frontlijnwerk duidelijk te maken en de reflectie daarop te versterken. Uiteindelijk is frontlijnsturing ook een kunst, een ambachtelijk vermogen van mensen op de publieke werkvloer om de goede dingen te doen. Aan de ontwikkeling van dat vermogen willen we op deze manier een bijdrage leveren. Frontlijnsturing: wat is dat ook alweer? Frontlijnsturing is de sturingspraktijk baseren op de kenmerken en de dynamiek van de kleinst mogelijke handelingseenheid in het openbaar bestuur, namelijk de directe interactie tussen uitvoerende professionals en burgers. De kwaliteit van die directe interactie is, zo betoogden wij in ons eerste boek, doorslaggevend voor de kwaliteit van het openbaar bestuur, tenminste voor de perceptie daarvan. Frontlijnsturing geeft zich daar rekenschap van, en stelt steeds de vraag voorop wat het betekent om de kwaliteit van die directe interactie optimaal te doen zijn. Dat is geen sinecure, zo bleek. Uitvoering blijkt een eigen dynamiek te hebben, die om intelligent inspelen op voorliggende situaties vraagt. Organisaties zijn daar veelal niet vanzelfsprekend op ingesteld of voor toegerust. Vaak worden er speciale teams opgericht om uitvoeringsklussen te klaren die niet zonder meer door de bestaande lijnorganisatie verricht kunnen worden. In ons boek maakten wij een reportage van zo n team: een interventieteam in Rotterdam dat op huisbezoek ging in een probleemwijk. In die reportage schetsten wij een beeld van wat er gebeurt tijdens zo n bezoek en waar je als team tegenop loopt, zoals bijvoorbeeld verdwenen paspoorten, overbewoning, lastig te achterhalen 4

huisjesmelkers, openstaande boetes, het onvermogen om een huishouden te runnen. Ook maakten we een reportage van wat toen stadswachten heette: ambtenaren die de staat van een woning en de legitimiteit van de verhuur controleerden als iemand zich wilde inschrijven op een bepaald adres. Dat gebeurde onder meer om het bevolkingsregister op te schonen en paal en perk te stellen aan illegale bewoning. Die huisbezoeken vragen nogal wat van degenen die het doen, zo stelden we vast. Je intervenieert in de essentiële leefwerelden van burgers, je krijgt te maken met onvoorspelbare situaties en gestapelde problemen. Dat moet je aankunnen als persoon, maar ook als team. Je wordt geacht steeds bij de bewoners thuis de goede toon te kunnen zetten en de legitimiteit van je optreden ter plekke te verdienen. Dat komt allemaal niet vanzelf tot stand. Vervolgens moet de achterliggende organisatie er nog een goede follow-up aan kunnen geven. Van dat laatste lichtten we wel een tipje van de sluier op, maar we waren nog niet in staat dat preciezer te benoemen. Daar wilden we in ons vervolgonderzoek meer aandacht aan geven; dat gebeurt onder meer in dit boek. We betoogden dat zo n interventieteam eigenlijk het visitekaartje is van het openbaar bestuur in zijn relatie tot de burgers. Het is een bestuurlijke vernieuwing zonder dat ambtelijke en politieke leiders zich daar wellicht van bewust zijn. Veelal is men gewend vanuit een perspectief van beleidssturing te opereren, zo betoogden wij. Bij beleidssturing staan politieke en beleidsmatige plannen centraal. Bij frontlijnsturing vormen effectieve uitvoeringsactiviteiten het uitgangspunt. Daar bestaat een ingebakken spanning tussen. We opperden ook om anders te kijken naar organiseren als de kwaliteit van de uitvoering in het geding is, bijvoorbeeld door aan de frontlijnteams meer verantwoordelijkheid voor het operationele werk te geven en de rest van de organisatie zich daarnaar te laten voegen. Een ideaal eigenlijk, maar idealen zijn er nu eenmaal om na te streven. Er is ons naar aanleiding van ons eerdere boek wel gevraagd wat we nu eigenlijk bedoelen met die frontlijn en of dat niet een te harde, een te oorlogszuchtige term is. Alle directe contacten tussen bestuur en burger vallen wat ons betreft onder de frontlijncontacten. In andere sectoren wordt wel gesproken over de eerste lijn contacten of over de eerstelijnszorg. Wij bedoelen hetzelfde. Maar de term frontlijn geeft ook aan dat het verloop van de contacten niet vanzelfsprekend is, dat er soms zelfs stevige strijd moet worden gevoerd om de goede dingen voor elkaar te krijgen. Het functioneren in de frontlijn van het bestuur kan soms hard en oncomfortabel zijn. Die lading hebben we erin willen brengen, door te kiezen voor de termen frontlijn en frontlijnsturing. Dat wil overigens niet zeggen dat alle contacten in de frontlijn zo n onoverzichtelijk en strijdbaar karakter hebben. 5

Reportages We starten in het volgende hoofdstuk met vier korte reportages van teams die huisbezoeken afleggen in Rotterdam en met een reportage van wat zich op kantoor achter de schermen afspeelt. Die teams hebben zich als interventieteams, sinds de beschrijving in ons vorige boek, verder ontwikkeld en komen in steeds meer frontlijngedaanten voor. We laten vier soorten situaties zien, waarin de teams steeds een andere opdracht hebben. En we laten zien wat er achter de schermen moet gebeuren om de soms ingewikkelde vragen van een frontlijnteam goed te kunnen beantwoorden. We laten het echter niet bij huisbezoeken waar het om frontlijnactiviteiten gaat. In de hoofdstukken 3 en 4 maken we de lezer ook deelgenoot van gebeurtenissen in speciale centra. In hoofdstuk 3 bezoeken we een wijkcentrum in Den Helder, waar vrijwilligers mensen uit de regio helpen die hun weg naar de overheidsinstanties slecht weten te vinden. In hoofdstuk 4 schetsen we aan de hand van beschikbare documenten - een opleidings- en ontwikkelingscentrum voor allochtone vrouwen in Tilburg, waar een sociaal activerings- en inburgeringstraject plaatsvindt. In beide gevallen laten we ook zien in welke context die activiteiten plaatsvinden, hoe belangrijk die is en hoe de gemeente daarmee omgaat. En weer stellen we de lezer tussentijdse vragen. Huisbezoeken en verder In de frontlijnactiviteiten viel ons op hoe belangrijk de plek is waar het gebeurt en hoe daar mee omgesprongen wordt. De lezer zal dat merken. Natuurlijk heb je dat als overheid niet altijd in de hand: als zich bijvoorbeeld in een bepaalde buurt ongeregeldheden voordoen, dan ligt daar het front waar interventies moeten plaatsvinden. Maar fronten kun je ook bewust creëren. Zeker als het om preventie gaat. Zo n front is in de eerste plaats het huisbezoek, zoals dat gedaan wordt door de genoemde interventieteams. Veel van de meer persoonsgebonden interventies kunnen alleen plaatsvinden als de uitvoerende professional zich begeeft naar de plek waar mensen wonen of verblijven. Pas door ter plekke poolshoogte te nemen, kan een adequate diagnose worden gesteld en kan de situatie goed worden getaxeerd. Je kunt je dan ook meteen laten gelden als overheid, iets doen, iets in beweging zetten. In een aantal functies is het huisbezoek natuurlijk altijd al vanzelfsprekend aanwezig geweest (huisartsen, thuiszorg), maar tegenwoordig is het op huisbezoek gaan een nieuwe, intensieve maar onmisbare vorm waarin de uitvoeringspraktijk tot stand kan komen. In de tweede plaats blijkt het - met veel overgave overigens - ook mogelijk om plekken te creëren waar met succes frontlijnactiviteiten plaatsvinden. We hebben het dan over buurthuizen of centra waar door die overgave de loop is ingekomen, waar betekenisvolle frontlijnactiviteiten plaats kunnen vinden. En 6

waarbij de scheidslijn tussen betekenisvol en niet betekenisvol een broze blijkt te zijn, zoals we zullen zien. Interpretatie en conclusies Na lezing van de reportages dagen we de lezer uit zelf enkele patronen te formuleren. Wij doen dat op onze beurt in de hoofdstukken 5 en 6. Wat zien we als rode draden in de reportages? Hoe kunnen we de gebeurtenissen interpreteren? En een stapje verder: waarop is het kennelijk belangrijk te letten als we frontlijnactiviteiten willen ondernemen? In het daarop volgende hoofdstuk 7 slaan we de brug tussen onze bevindingen en de spanning tussen frontlijnsturing en beleidssturing in ons eerste boek. We gebruiken daarbij ook andere ervaringen, opgedaan tijdens discussies en voordrachten.we laten zien hoe op verschillende manieren met de ingebakken spanning tussen frontlijnsturing en beleidssturing omgegaan wordt. Hier wordt tevens ingegaan op de organiseervraag, ontleend aan ons onderzoek in Rotterdam: hoe geef je frontlijnsturing in een gemeentelijke organisatie organisatorisch vorm? We eindigen dit werkboek in hoofdstuk 8 met een slotbeschouwing over de huidige stand van ons onderzoek, waarbij we de praktijkreflecties aanvullen en afronden. Tot slot Hoe zijn we aan de cases in dit werkboek gekomen, wat hebben we gedaan sedert het verschijnen van het eerste boek? We hebben een expertmeeting gehouden met drie cases over frontlijnsturing in grote gemeenten (Tilburg, Haarlem, Eindhoven). Er is een conferentie geweest met geïnteresseerde personen die naar hun gevoel in de frontlijn van stedelijk bestuur staan (zo n 75 mensen waren daarbij aanwezig). Daaruit zijn ook de keuzes voor de cases in den Helder en Tilburg voortgekomen. En we zijn ons intensief blijven bezighouden met de ontwikkeling van interventieteams in Rotterdam, mede op verzoek van betrokkenen zelf. In dat kader is ons gevraagd mee te denken over de vraag hoe interventieteams verder in de Rotterdamse organisatie kunnen worden ingebed (ook wel borging genoemd). Daardoor hebben wij kunnen ondervinden wat ervoor komt kijken om een frontlijnorganisatievorm op te bouwen die op een of andere manier past in het bestaande organisatiebestel. We gaan in hoofdstuk 7 op deze organiseervraag in. Onze participatie in Rotterdam heeft duidelijk gemaakt dat zowel de cliënt - het gemeentelijk bureau dat de huisbezoeken van de grond heeft getrokken - als de onderzoekers zich in dit geval het meest thuis voelden in een dicht op de huid benadering. Dat hield in dat wij als onderzoekers niet alleen de ruimte kregen te participeren in allerlei frontlijnactiviteiten, maar dat ons ook gevraagd werd 7

om de vinger op zere plekken te leggen en persoonlijke feedback te geven. Omdat het bureau dat de huisbezoeken organiseert een onderbemande pioniersorganisatie was die de hoeveelheid werk nauwelijks aankon, zijn we in een aantal gevallen ook meedenkend en meewerkend voorman geweest om te helpen dingen van de grond te krijgen. Het leggen van vingers op zere plekken is dan even niet voldoende. Zo hebben wij meegewerkt aan het verkrijgen van overzicht van benodigde follow-up activiteiten in het kader van bezoeken aan criminele gezinnen, zie hoofdstuk 2, en bij de borging van de frontlijnactiviteiten van het bureau, zie hoofdstuk 7. Een publicatie als deze staat nooit op zich. We hebben gemerkt dat er veel belangstelling is om gebeurtenissen op de publieke werkvloer van dichtbij te beschrijven. We noemen daarbij inspirerende, recente publicaties als die van Kleijwegt (2004), Beekmans (2004), Dalrymple (2004), The (2005), en Haasbroek (2005). Zij laten allemaal iets zien van een tot nu toe weinig belichte werkelijkheid op de publieke werkvloer. In hoofdstuk 6 komen wij hierop terug. Wij wensen de lezer veel inspiratie toe en hopen dat hij of zij met ons wil afdalen in het vooronder van de publieke zaak. 8

2. FRONTLIJNTEAMS IN ROTTERDAM 1. Op stap met een gewoon GBA-team We gaan deze middag op stap met John, in uniform van Stadstoezicht. Zijn collega is uitgevallen; daarom moet hij vandaag in zijn eentje de adressen afgaan. Dat geeft onrust: op de kaart kijken, dossiers lezen, afgewogen advies geven. Hij kan mensen wellicht niet de tijd geven die ze moeten hebben. Afraffelen, daar houdt hij niet van. John gaat langs bij mensen die zich in het bevolkingsregister van Rotterdam willen inschrijven en checkt of dit kan. Dit GBA-team (Gemeentelijke Basis Administratie) handelt in opdracht van de afdeling Burgerzaken en staat onder leiding van het Programmabureau Veilig. We stappen in de Peugeot die voor dit werk beschikbaar is gesteld en gaan op pad. We komen op drie adressen met sterk verschillende situaties, een in Delfshaven en twee in de binnenstad. Het eerste adres betreft een bedrijfspand (een leegstaand hotel) dat eigenlijk niet bewoond mag worden. Een studente zit er via een bureau als kraakwacht en wil zich inschrijven. Burgerzaken moet dat beslissen, maar het zal wel loslopen. Het tweede adres is een opgeknapt pand, dat een studente met twee vriendinnen wil huren van de huisbaas. Als ze alledrie een huurcontract willen, is dat een contract te veel. In beide gevallen houdt John telefonische ruggespraak met de dames op kantoor, omdat hij geen directe uitspraken over het verlenen van de vergunning wil doen; de afhandeling wordt bij Burgerzaken neergelegd. Op het derde adres huist een Nederlander van Somalische afkomst. Hij komt ons beneden ophalen na bonzen op de deur; de bel heeft kuren. Hij is een jaar of dertig. Een piercing, in de vorm van een kromme scherpe punt, steekt uitdagend vanuit zijn onderlip naar voren. Gekust worden zal er in zijn leven niet bij zijn; of juist wel? Zijn inschrijving is wat merkwaardig want hij denkt al vier jaar ingeschreven te staan. Maar toen hij een parkeervergunning aanvroeg, werd duidelijk dat hij uitgeschreven was. Daarom moet de nieuwe inschrijvingsprocedure afgewikkeld worden. Hij geeft aan veel weg te zijn: hij werkt in het buitenland en heeft derhalve geen uitkering. John noteert de naam van zijn werkgever. Een enorme hond, een exemplaar van het dreigende soort, neemt ons luid blaffend op vanachter een glazen deur. De woonkamer is - behoudens een bank en een TV die aanstaat op CNN - vrijwel leeg. Het huis is in redelijke staat, hij heeft een Nederlands paspoort. Zo op het oog een routinegeval, maar er zit enig venijn in de staart. Voor het weggaan maakt John de bewoner erop attent dat hij een hond heeft en dat hij dat ook aankruist op het formulier. Of hij die hond heeft opgegeven? Nee? Dat wordt dus betalen aan de fiscus, iets meer dan honderd euro per jaar, dat hangt van het type hond af. Onze gastheer is hier niet van gediend; hij doet de hond morgen weg naar een vriend, dan hoeft het beest toch niet opgegeven te worden? Toch gelul om dat 9

te noteren? Ik had, aldus John, ook niks kunnen zeggen, dan had je over x-tijd een aanslag gekregen. Ik ben zo attent je daarop te wijzen, dan moet je mij nu geen verwijten gaan maken. Onze Somaliër blijft zeuren en herhalen dat hij het een schande vindt. Maar goed, we komen toch met een handdruk het huis uit. Terug in de auto. Er wordt naar John gebeld op zijn gsm. Hij pakt rijdend de telefoon. Na het telefoongesprek kan ik niet nalaten hem erop te wijzen dat hij geen carkit heeft en dus in overtreding is. Ja maar, zegt John, ik word geacht bereikbaar te zijn vanuit kantoor en we hebben deze leaseauto maar een half jaar en dan is het zonde er een carkit in te bouwen. Wat is het verschil met de Somaliër en zijn hond, vraag ik John? En we schieten in de lach. Vraag aan de lezer: Wat valt u op? Zou u over de hond begonnen zijn? 2. Iets lastiger: een GBA-team in opdracht van SoZaWe Het is 18.00 uur. Ik ga met met Mayco en Dino op stap. We gaan vijf adressen af in Lombardijen (IJsselmonde) in een kleine Renault. Onaangekondigd. Mayco en Dino zijn in burger en dus niet in het uniform van Stadstoezicht. Opdrachtgever van het Programmabureau is in dit geval SoZaWe. Het SoZaWe-bestand dat het Programmabureau heeft gekregen om te bezoeken bestaat uit de harde kern, mensen die langdurig in de bijstand zitten, niet in een traject en niet aan de bak kunnen of willen komen. Er zijn duizend adressen te bezoeken waarvan er nu 580 ontvangen zijn door het Programmabureau; 180 zijn er bezocht tot nu toe, hoor ik later. Er mogen drie personen op een adres wonen die familie van elkaar zijn, op een totaal van 60 m2. Of er mogen twee onderhuurders zijn met een huurcontract. Om de een of andere reden heeft SoZaWe kennelijk het idee gekregen dat er meerdere mensen wonen of dat de hoofdbewoner andere inkomsten heeft dan alleen een uitkering. Mayco is de man met ervaring. Daarover straks meer. Dino loopt sinds twee weken mee om het vak te leren, maar werkt al wel langer voor het Programmabureau Veilig in andere projecten. Het zal blijken dat we vanavond weinig mensen thuis treffen in deze naoorlogse flats in de Zuid Oost hoek van Rotterdam. Het zomerweer is teleurstellend. Wellicht is dat de reden dat we vrijwel niemand op straat zien, ook niet op de grasvelden tussen de flats (daarvoor liggen er teveel hondendrollen zegt Dino). De buurt maakt een zeer rustige indruk. Op welgeteld twee van de vijf te bezoeken adressen treffen we iemand thuis. Met de bewoner op het eerste adres, die aan de voordeur van het flatgebouw 10

verschijnt, wordt een afspraak voor de volgende avond gemaakt omdat we net komen op het moment dat hij moet gaan voetballen. Hij heeft eerst naar het waarom van dit bezoek geïnformeerd. We zijn van de gemeente Rotterdam zegt Mayco, onderzoek gemeentelijke basisadministratie, en willen u graag een paar vragen stellen, onder meer over uw uitkering. De bewoner toont zich weliswaar verrast, maar heeft er geen bezwaar tegen dat we zijn huis binnenkomen (hetgeen hem netjes gevraagd wordt), maar dan wel de volgende avond. We zetten onze tocht voort. In de flats waar we bot vangen, wordt een rode kaart in de bus gedaan met de mededeling dat we de volgende avond op hetzelfde tijdstip langskomen, tenzij de bewoner de volgende morgen de dames op kantoor van het Programmabureau gebeld heeft met de mededeling dat hem dat niet schikt en dat hij een ander moment wil afspreken. Dat werkt heel goed, zegt Mayco. Als mensen die rode kaart zien, ondernemen ze actie, bang als ze zijn hun uitkering kwijt te raken. Maar op het laatste adres is het dan toch prijs. De bewoner, die indertijd uit Angola is gekomen, zoals later blijkt, verschijnt na een paar keer bellen aan de deur. Net op tijd, want Mayco was al bezig een rode kaart te schrijven. Hij is een jaar of dertig. Hij was aan het eten, zegt hij. Mayco legt weer vriendelijk de reden van onze komst uit en legitimeert zich. We zien enige verbazing op het gezicht van de bezochte, maar vooruit, we mogen wel met hem mee naar boven, naar zijn woning op drie hoog. We beklimmen de trappen en doen op verzoek van de bewoner onze schoenen uit bij het binnenkomen van zijn flat. Zo n acht paar schoenen staan er al. We worden uitgenodigd te gaan zitten in twee grote fauteuils in de woonkamer. Er is nog een tweede, afgesloten (slaap)kamer in de piepkleine flat, alsmede een keuken. Mayco herhaalt nog een keer wat de reden is van dit bezoek. Het woord onderzoek proeft de bewoner nog een keer stilletjes op de tong. Hij straalt ongeloof en behoedzaamheid uit, maar hij laat ons onze gang gaan. Mayco start met een waslijst aan vragen uit het onderzoeksrapport dat hij op zijn knie heeft liggen en vult de vragen in. Eerst het identiteitsbewijs, vragen over het pand en de huur, zo n 390 euro, en over de gezinssituatie voordat we bij de SoZaWe-vragen aan het einde van de lijst uitkomen. De bewoner is alleenwonend, heeft geen familie hier en heeft net een beveiligingsstudie afgerond. Hij toont Mayco het huurcontract dat hij uit een aktetas in de afgesloten kamer haalt. Er ontstaat discussie over de hoogte van de huur, mede in relatie tot het - volgens de bewoner - gebrekkig functioneren van de verwarming. Mayco leest snel het huurcontract door. Hij raadt de bewoner aan een brief naar de corporatie te schrijven over de verwarming en het huurteam te vragen om het puntensysteem voor de woning opnieuw te berekenen. Hij geeft de bewoner een lijst met adressen en telefoonnummers, waaronder dat van het huurteam. De bewoner is aan het solliciteren, o.a. bij Justitie als gevangenisbewaker. Maar hem is te kennen gegeven dat hij daarvoor te weinig 11

ervaring heeft; dat speelt ook bij een andere afwijzing die hij op tafel heeft liggen. Tevens deed hij volgens Justitie te weinig aan sport. Of hij van de sportregeling van SoZaWe gebruik maakt? Nee. Nu komen we op de SoZaWe-vragen op de laatste bladzijde van het onderzoeksrapport: of hij werk heeft (nee dus), of hij een uitkering heeft (ja), hoe hij zichzelf redt (alleenstaand, geen familie), hoe hij aan de paar dure gebruiksgoederen, TV en video, is gekomen (vroeger gewerkt), de computer met internet (zwaar verouderd) en of hij een auto heeft (nee). De bewoner beklaagt zich dat hij geen contact kan krijgen met zijn contactpersoon bij de Sociale Dienst, de klantmanager, om de reiskosten voor zijn studie vergoed te krijgen. Hij kan op een bepaalde tijd bellen, maar dan heeft zijn contactpersoon geen tijd wegens andere telefoontjes of bezigheden. Mayco raadt hem aan de rayonchef te benaderen op het adres dat hij op de website van IJsselmonde kan vinden. Tenslotte geeft Mayco hem nog een tip voor een beveiligingsbedrijf dat mensen zoekt, we krijgen een hand, we trekken onze schoenen weer aan en weg zijn we, weer de Renault in. Tijdens het rijden en wachten voor de huisdeuren raken we over van alles en nog wat aan de praat. Wat valt bij Mayco op - in woord en daad - betreffende het omgaan met de bewoners? - De brede achtergrond en houding van Mayco, gericht op het omgaan met mensen in allerlei situaties en zijn van zessen klaar optreden. Die stellen hem kennelijk in staat dit werk goed te doen: taxichauffeur geweest in de Krimpenerwaard, vrachtwagenchauffeur, touringcarchauffeur (wat hij zo nu en dan nog doet), beveiligingswerk bij spoorwerkzaamheden, en uitvaartmedewerker. Als ik hem vraag hoe hij het klaar speelt om zo n ingewikkelde vragenlijst tijdens het bezoek op je knie in te vullen waarbij je voortdurend je ogen en oren de kost moet geven, antwoordt hij dat hij vooral door de uitvaartwerkzaamheden - bij mensen thuis begrafeniswensen inventariseren, formulieren invullen als een familielid net gestorven is, afleggen - gewend is aan de nodige turbulentie. En dat hij zich niet laat afleiden (koers houdt, dingen zelf afmaakt door te informeren hoe iets afloopt, en niets afschuift). - Situaties inschatten: het is de toon die de muziek maakt, zegt Mayco. Vriendelijk blijven in alle omstandigheden, ook als je mensen aanspreekt op hun gedrag ( dan krijg je ook geen moeilijkheden ) en je niet laten voorstaan op bijvoorbeeld het dragen van een uniform. 12

Vraag aan de lezer: Wat valt u op? Met welke woorden zou u binnenkomen? Hoe zou u omgaan met de klacht van de man van Angolese afkomst over het gebrekkige contact met zijn klantmanager bij SoZaWe? Wat zou u moeilijk vinden in deze situatie? Slaagt u er in al die dingen tegelijkertijd te doen: zowel het vriendelijk binnenkomen, als vragen stellen en ook nog aanvoelen of de situatie wel klopt. 3. Nog wat lastiger: een crisis GBA-team op bezoek bij de familie Achmed Als vervolg op het meelopen met John in de eerste reportage zijn we nu aan de Meent beland. We halen Daphne op, projectleider op het Programmabureau Veilig, voor een lastig bezoek. Er blijkt enige spanning op dit dossier te zitten. In de auto wordt de zaak doorgenomen. Het gaat om een Marokkaan, de heer Achmed, die kennelijk in zijn boosheid Burgerzaken gemeld heeft dat hij wel een bom onder het stadhuis zou plaatsen of woorden van gelijke strekking. En Burgerzaken heeft het Programmabureau daarover weer gebeld. John kent - toevallig - de situatie, zo vertelt hij, want hij is onlangs bij hem thuis geweest voor een inschrijvingsverzoek. John heeft toen aangegeven dat er overbewoning dreigde te ontstaan en heeft daarom geen goedkeuring kunnen verlenen. Daarop is Achmed kennelijk in woede ontstoken richting stadhuis. Nu volgt er daarom een tweede bezoek. Wat is het geval? Achmed heeft drie mannen bij zich wonen, althans die staan op dit adres ingeschreven. Allen met een uitkering, Achmed ook. Hij had al een zoon in huis, maar nu heeft hij ook zijn vrouw met nog drie kleine kinderen over laten komen uit Marokko. En die willen nu ook op dit adres ingeschreven worden, onder meer omdat de kinderen anders niet opgegeven kunnen worden voor school. Al deze bewoners op een kleine etage, dat is wat te veel van het goede volgens de geldende regels. De familie (man, vrouw en vier kinderen) mag op dit adres ingeschreven staan, maar dan zouden de drie mannen weg moeten. Met deze wetenschap staan we voor de deur van Achmed. We zijn wat te vroeg, want er is een afspraak om precies 15.30 uur gemaakt; dan zou er ook een tante bij kunnen zijn die goed Nederlands spreekt, want Achmed beheerst de Nederlandse taal zeer matig. We lopen daarom eerst een blokje rond, spreken af dat John de discussie zal leiden, bellen dan aan en beklimmen de trappen. Boven bij de deur staat de Marokkaanse echtgenote, omgeven door klein kroost. Een van de meisjes die kennelijk al langer in Nederland woont, spreekt redelijk Nederlands en fungeert voorlopig als tolk, want Achmed is er nog niet - hij werkt nog, zegt het meisje - en tante ook niet. Ze blijkt een buurmeisje te zijn. Om de tijd nuttig te besteden vraagt John in de gang of hij de etage alvast mag opmeten. Het meisje vraagt dat aan de moeder en die geeft 13

in het Marokkaans haar fiat. John slaat aan het meten, terwijl Daphne en ik in de huiskamer staan en uiteindelijk met John plaats nemen op een bank aan de muur die twee zijden van de kamer beslaat. Hier kunnen wel een mannetje of tien zitten, denk ik. Ik kijk om me heen, terwijl John het aantal vierkante meters aan het berekenen is met Daphne. Ik zie dat ik mijn schoenen niet heb uitgedaan, maar Daphne en John ook niet, dus het zal wel goed zijn. Daphne zegt nu ook dat we dit niet gedaan hebben, maar we laten het zo. De kinderen staan keurig op een rij, naast de moeder die op een stoeltje heeft plaatsgenomen, te wachten op de dingen die komen gaan en kijken ons met grote stuiters van ogen aan. De TV is afgestemd op een Arabische zender met dienovereenkomstige geluiden en blijft ook aanstaan. Verder is de kamer op enkele Marokkaanse versierselen aan de muren na, vrijwel leeg. Ik heb gedeeltelijk uitzicht op de kamer ernaast; daar staan twee brede bedden, met keurige onderhoezen ingestopt. Hoe leven deze mensen hier in godsnaam, vraag ik me af. Alles aan kant, nergens spulletjes of speelgoed, misschien boven, want er is nog een zolder. De gsm die op de schoorsteen ligt, rinkelt. Moeder neemt op en overhandigt de telefoon aan Daphne. Dat is tante die via de moeder naar Daphne gevraagd heeft: ze komt zo. Ik vraag het Nederlands sprekende meisje hoe oud ze is. Acht jaar en ze wonen hier al vijftien jaar, vertelt ze me. Of ze zo goed haar Nederlands beheerst dat dit laatste klopt, waag ik te betwijfelen, maar goed. Eerst heeft ze al verklaard dat de kleine meisjes allemaal vriendinnen zijn, vervolgens is het familie. Nu komt Achmed binnen, klein van stuk, wat onrustig, en wil meteen van wal steken in onbegrijpelijk Nederlands, maar Daphne en John wachten liever even tot tante er is. Stilte. Maar dan stapt tante binnen en de discussie kan starten. Er is een probleempje, meneer Achmed, begint John. U kunt uw familie niet inschrijven als die drie mannen hier nog ingeschreven staan; hoe gaan we dat oplossen? Achmed brabbelt onverstaanbare dingen, maar tante neemt het over in prima Nederlands. Achmed is haar zwager, ze heeft zelf vier kinderen op een vierkamerflat. Maar van de woningbouwvereniging mag er bij haar niet nog een van de drie mannen ingeschreven staan, anders had zij die opgenomen. Ik heb nog een kamer over, zegt ze. Een van de drie mannen blijkt trouwens de broer van Achmed te zijn; hij is met vakantie in Marokko en daarom is hij er niet. En de twee andere mannen zijn vrijwel nooit op dit adres volgens Achmed, dus waarom problemen maken? Een van de mannen is trouwens al weg, zegt Achmed. Die kan dus uitgeschreven worden? Ja, die kan uitgeschreven worden. Blijven er nog twee over, waaronder de broer. Ja meneer Achmed, zegt Daphne nu, u zult moeten kiezen tussen uw gezin en de twee mannen, daar zit niet veel anders op. Kan ik geen uitstel krijgen, vraagt Achmed? Een paar maandjes maar totdat de anderen een kamer hebben gevonden? Nee, dat is niet mogelijk, aldus John en Daphne. Het is óf inschrijven volgens de regels, óf niet inschrijven. Er is nog iets waarin we duidelijk moeten zijn, aldus John, als de drie mannen nergens ingeschreven staan verliezen ze het recht op een uitkering. Er valt een lange stilte. 14

Vraag aan de lezer: Hoe zou u een eind maken aan dit gesprek en wat gaat u - als lid van dit frontlijnteam, u inlevend in de positie van John en Daphne - daarna rapporteren aan het Programmabureau waarvan u deel uitmaakt? Bijvoorbeeld: - Volharden zonder meer. Achmed wederom zeggen dat hij de twee mannen moet uitschrijven als hij zijn vrouw en kinderen wil inschrijven. - Volharden met een tijdstoezegging. Aangeven dat je wilt proberen een en ander snel bij Burgerzaken te regelen, zodat Achmed over drie dagen zijn gezin kan inschrijven; dan moet hij de drie mannen nu laten uitschrijven. Boter bij de vis. - Tegemoetkomen. Bijvoorbeeld door te proberen een goed woordje bij een woningbouwvereniging te doen. - Volharden of tegemoetkomen, maar SoZaWe adviseren de uitkeringen na te lopen. Hoorden we het meisje niet zeggen dat haar vader van zijn werk zou komen en daarom iets later was? Heeft de broer opgegeven dat hij naar Marokko is? - Volharden of tegemoetkomen, maar adviseren de familie-integratie door te nemen via SoZaWe. Is het waar dat Achmed hier al vijftien jaar woont? Waarom heeft hij geen werk? Wordt het niet tijd voor een integratiecursus? Hoe zal dat met de uit Marokko overgekomen echtgenote en kinderen gaan? - Volharden of tegemoetkomen, maar een tijdje een mentor proberen toe te wijzen totdat alle zaakjes goed geregeld zijn? -? Wat zouden voor u belangrijke overwegingen zijn? Waar zou u op aansturen? - Ik ga wijzen op eigen verantwoordelijkheid Ik wil niet zozeer de nadruk leggen op de huisvestingsregels, maar ik wil Achmed ermee confronteren dat hij kennelijk zonder gevoel van verantwoordelijkheid voor de eigen situatie zijn gezin laat overkomen en anderen de dupe laat worden van zijn keuze. Het is niet wij die de situatie laten ontstaan, hij is het zelf. - Ik hou niet van rigide toepassen van regels. Ik heb geen zin die huisvestingsregels heel strikt toe te passen. Die mensen leven in hun cultuur vaker met zo velen in een kleine ruimte, dat moeten zij weten. Als ik met Achmed af kan spreken dat hij er voor zorgt dat de mannen actief gaan zoeken naar eigen woonruimte, lijkt me dat voor dit moment voldoende. - Ik wil zorg uitstralen maar ik ben ook streng. Ik wil als ambtenaar wel de regels toepassen, maar ik wil ook zorgen dat we als gemeente die mensen niet verliezen. Ik voorzie een grote kans op 15

uitval. Wat zullen die drie mannen zonder inschrijvingsadres gaan uitspoken? Ergens een veel te hoge huur gaan betalen bij een huisjesmelker om maar een inschrijvingsadres te hebben? Of zonder uitkering de criminaliteit in om aan geld te komen? Het onbegrip dat er ongetwijfeld voor onze huisvestingsregels is, moeten we compenseren met iets anders. - Ik vind dat er misbruik wordt gemaakt van voorzieningen en dat kan niet langer getolereerd worden. Het moet echt afgelopen zijn met dat hier naar toe slepen van families zonder hier een goede basis en een eigen inkomen te hebben. Ze doen een enorm beroep op onze voorzieningen en daardoor ontstaan onhoudbare situaties. Ze maken er onderling een handeltje van, waarbij ze elkaar huurinkomsten toeschuiven. Ze zullen nu vast de volgende dag al groot familieberaad hebben. We worden als gemeente steeds voor een fait accompli gesteld. -? Hoe gaat u naar zo n gesprek toe? - Ik ga niet op die bedreigingen terugkomen. Dat is gepasseerd en ik weet er het ware niet van. Dat leidt alleen maar af. - Ik ga terugkomen op het feit dat hij bedreigingen heeft geuit. Dat kan niet en moet hij niet weer doen. Hij moet problemen die hij zelf maakt niet op ons afschuiven. - Hij heeft bedreigingen geuit, maar ik moet er op letten niet opgeladen het gesprek in te gaan. Ik moet mijn rust bewaren, niet meegaan in een crisissfeertje en bij voorbaat al wat vinden. - Ik moet op mijn tellen passen. Hij heeft bedreigingen geuit. Ik moet niet over me heen laten lopen. -? Wat spreekt u met uw collega af? - We doen het met z n tweeën. De een leidt dit slecht nieuwsgesprek en de ander probeert het contact goed te houden. - We doen het met z n tweeën. We zien wel en spreken niets af. - Ik zal het woord doen. Als je ziet dat het niet goed loopt, neem jij het dan over? -? 4. Het lastigst: met een Interventieteam Plus naar criminele gezinnen De deelgemeente Kralingen Crooswijk wil starten met interventieteams. De veiligheidscoördinator van de deelgemeente is dit aan het voorbereiden. Vooruitlopend daarop heeft hij aan Barend Rombout, de projectleider van Programmabureau Veilig en de drijvende kracht achter de interventieteams, 16

gevraagd alvast te beginnen met huisbezoeken aan de ergste gevallen, waar men nauwelijks raad mee weet. Dat zijn elf criminele gezinnen, met name in de buurt van de Lusthofstraat. Het eerste bezoek: nooit gewerkt? Het is half elf. Het team waarmee ik op stap zal gaan, bestaat uit vier personen: Barend en Daphne van Programma Bureau Veilig, een politieman uit de buurt (Bart), en een dame van de wooncorporatie (Ilona). We komen gevieren bij het eerste huis, een etagewoning. De vorige dag is het team er ook geweest, onaangekondigd, en trof niemand thuis. Het team heeft toen de rode SoZaWekaart in de bus gedaan. De volgende dag zou het team weer komen, tenzij de bewoners zouden bellen en dat hebben ze niet gedaan. Zouden ze weer niet thuis zijn geweest, dan zou dat het begin kunnen inluiden van problemen met het behoud van hun uitkering. En die hebben ze op deze etagewoning, dat wordt wel duidelijk. Tevoren heb ik begrepen dat het hier gaat om een familie van Marokkaanse afkomst, met een zoon van 19 jaar, Ali, die nog wel eens in de fout is gegaan, en nog twee jongere kinderen. Zo heeft Ali onder meer gedeald (hij schijnt zelf geen gebruiker te zijn) en gecollecteerd voor de tsunami; de opbrengst heeft hij in eigen zak gestoken. Hij komt in aanmerking voor een Glen Mills-achtig tehuis. Volgens de politie is er ook sprake van huiselijk geweld: de vader zou de moeder zo nu en dan slaan en Ali zou dit voorbeeld volgen. De vader blijkt ook op straat loszittende handen te hebben. De heer des huizes ontvangt ons, met duidelijke tegenzin. Hij loopt wat verloren en schichtig in zijn huis rond, maar laat ons toch op de bank of in de vensterbank in de kamer plaats nemen. Hij ziet er slecht uit. Zijn linkeroog met litteken vertoont de kennelijke naweeën van een paar klappen. Later zeggen de anderen dat zijn broer, in hetzelfde huizenblok wonend, ook wat aan zijn linkeroog heeft, een wijnvlek. De ogen van de man staan troebel. Drugs? Drank? Of toch niet? Zijn echtgenote, met hoofddoek en gekleed in een beige gewaad, lijkt wat toegankelijker en neemt plaats op een stoel in de kamer. Ze heeft een mooi, fris, gezicht, zonder tekenen van eventuele mishandeling. Ondertussen zie ik een jongen vanuit een kamer naar de keuken schieten en zijn ogen wassen onder de kraan. Dat zal Ali zijn, vermoedelijk net uit bed. Barend blijft met zijn forse gestalte middenin de kamer staan en heeft het woord genomen. We komen hier om een paar vragen te stellen en wat aan uw situatie te doen, zegt hij. Wat niet klopt, wordt niet door de vingers gezien en daar gaan we tegen optreden. Maar als u ondersteuning nodig heeft dan kunt u dat krijgen als u van goede wil bent. We gaan dat nu regelen. Daphne heeft een vragenlijst die ze zal invullen. Legitimatiebewijzen worden met enige moeite onderuit een la gehaald. Ondertussen zal Barend zelf de woning doorlopen en die onderzoeken op onder meer brandveiligheid. Is dat goed? Ja, dat is goed. Op de achtergrond zien we Ali weer zijn kamer inschieten. De twee jongere kinderen zijn naar school. 17

Er worden weinig problemen met de woning vastgesteld. Alleen de kachel slaat nog wel eens af. Dat komt omdat de luchttoevoer in de kast onvoldoende is. Ze kunnen via de woningbouwvereniging een luchtrooster krijgen voor in de deur. Ilona zal dat regelen. Kunnen ze die er zelf in monteren? Ja, dat zal wel lukken. Als Barend weer terug is, komt de echtgenote eerst aan de beurt. Haar gezondheid is tijdens de vakantie in Marokko erg slecht geweest, met pijn in haar rug en nek, stress, vertelt ze. Dat kan ik me voorstellen, zegt Barend, want erg lekker gaat het in dit gezin immers niet. Er is onder meer een hoop gedonder geweest met Ali nietwaar? Ja, maar dat was buitenshuis, zegt de vrouw. Dat maakt niet uit, daar zijn de ouders toch verantwoordelijk voor, zegt Barend. Is ze onder doktersbehandeling? Ja, over een paar weken gaat ze er weer heen; ze gebruikt medicijnen. Heeft ze een goed bed? We grijnzen. Ja, haar bed is goed. En er is iemand van maatschappelijk werk waar ze contact mee heeft. Goed, zegt Barend, die zal ik bellen. Overigens, uw Nederlands kan ook wel wat beter, nietwaar, zegt Barend. Dat heeft u toch nodig om hier dingen te doen, zoals het regelen van scholen voor de kinderen en het bezoeken van ouderavonden. Heeft u een inburgeringscursus gevolgd? Nee? Hier vlak in de buurt kan dat. Wilt u erheen? Nou ja, vooruit dan maar. Dat gaan we dan regelen, zegt Barend. Zitten de jongere kinderen wel op sport? Weten ze dat ze geld van SoZaWe kunnen krijgen daarvoor? Ja, zoiets is hun wel bekend, zegt de vrouw, maar nee ze zitten niet op een sportclub. Belangrijk, zegt Barend. Ze kunnen beter daar zijn dan op straat rondhangen. Dan de man. Het gezin leeft van een uitkering. Nooit gewerkt, begrijpen we. Waarom niet? Hij wijst op zijn rug. Dan kunt u toch zittend werk doen? Geen reactie... Moeten we niet eens kijken of er mogelijkheden zijn? Geen ja, geen neen. Toch gaan bekijken, besluit Barend. Nou willen we Ali graag spreken, zegt Barend, want die moet toch ook naar school? Heeft hij die al? Er moet een lerend werken programma voor hem komen. Daar moeten we over spreken. Maar nee, Ali is niet meer thuis; hij blijkt de deur uitgeglipt te zijn. Heeft Ali nog contacten met iemand, vraagt Barend. Ja, met de reclassering. Goed, zegt Barend, dit was het. Er moeten hier een paar zaken aangepakt worden, niet per persoon onafhankelijk van elkaar maar met het hele gezin, hier thuis. Als er de komende tijd eenmaal in de week of twee weken iemand zou komen om de zaken hier op de rails te krijgen, is dat goed? Zoals de scholen en sportclubs; de twee kleinere kinderen, daar moet het goed mee blijven gaan anders gaat dat ook mis. Er moet enige tijd nagedacht worden door het ouderpaar. Ja, dat is goed. Oké, dan gaan we dat in orde maken en zijn we hier klaar. Het team krijgt een aardige hand van de vrouw, een voorzichtig handje van de wegkijkende echtgenoot en we verdwijnen. 18

Op straat Lopend op weg naar het volgende adres, een paar straten verderop. Totdat we ineens aan het einde van een zijstraat een paar jongens zien staan, waaronder Ali. Barend aarzelt geen moment: ha, daar is hij, dat komt mooi uit, en met Daphne en Bart volgen we Barend de straat in, op Ali af. Hij ziet ons ook; even denk ik dat hij de wijk neemt, maar hij blijft toch staan. Wat luguber, deze straat, zeker in de avonduren, denk ik. Zo hier en daar een jongen in een portiek. We komen bij Ali aan; Barend groet hem, zegt wie we zijn en begint een gesprek. Een andere jongen blijft er nieuwsgierig omheen hangen, een derde blijft op enige afstand het tafereel gadeslaan. Ali, het is niet goed gegaan de laatste tijd, zegt Barend. Er moet wat gebeuren. We hebben dat ook thuis met je ouders afgesproken; er komt iemand die jullie de komende weken op weg helpt. Heb je een uitkering? Ja, ik heb een uitkering. En zich richtend tot Bart: zijn er nu klachten over Ali, Bart? Nou, nee dat gaat wel op dit moment zegt de politieman. Goed, gaat Barend verder, dan moeten we nu zaken regelen. Je moet wat om handen hebben, in een leer-werktraject. Hier op straat hangen geeft alleen maar problemen; er zitten goede klanten tussen, maar ook slechte dat weet je best. Heb je interesses? Ali mompelt iets van automonteur en dat hij dat wel wil gaan regelen. Hij zegt een afspraak aan het eind van de morgen daarover bij Futuro te hebben. Nou dat spreken we dan af, zegt Barend. Jij doet dat zelf en als het niet lukt dan ga je naar Bart op het politiebureau, die haalt mij er dan weer bij. Is dat goed? Ja, dat is goed. We krijgen een handdruk en we lopen terug naar Ilona die op de hoek van de straat is blijven wachten. Het tweede bezoek: nooit gewerkt? Op het tweede adres treffen we een vergelijkbare situatie aan: ook weer taalproblemen, een vrouw met migraineklachten en een jongen die op het punt staat weg te gaan naar een inschrijving op school en gemakshalve als tolk gebruikt wordt. Kleinere kinderen zijn naar school. Een oudere broer van 21 jaar, die nogal wat problemen veroorzaakte, heeft een woning gekregen aan het andere einde van de stad, daar is hij door de gemeente mee geholpen. Hij is dus uitgeschreven op het adres van zijn ouders. Maar dat verhindert hem niet toch nog veel tijd in de buurt rond te hangen, vertelt Bart. Nee, hij is hier niet meer in huis. Ook de man heeft nooit gewerkt, pijn aan zijn rug. Barend vraagt of hij niet met andere vaders in de buurt een rol wil gaan spelen om de buurt veilig te houden; dat wil hij gaan organiseren daar. De man zegt daarmee akkoord te gaan. Goed, dat hoort hij dan nog. Ook daar wordt afgesproken dat er een taalcursus gevolgd gaat worden - door beide ouders - en we vervolgen onze weg, terug naar het politiebureau. Weer op straat Onderweg gebeurt er iets opmerkelijks. We hebben een paar honderd meter gelopen als we ingehaald worden door twee jongens. Hé meneer, we willen u spreken, horen we. Een van de twee begint: hij is 21 jaar, zit in de problemen, is op zijn ouderlijk adres uitgeschreven door zijn ouders en slaapt nu bij zijn vriend. Hij is geboren op Corsica. Op straat worden de gegevens genoteerd. 19

Bart kent hem. Op dit moment zorgt hij volgens Bart voor weinig overlast. Hij heeft geen adres meer en kan nu niets meer doen; hij heeft ook geen uitkering meer. Heeft hij schulden? Ja, een mille of zes, zeven. Daar is allemaal wel iets aan te doen, zeggen Barend en Daphne als het maar van twee kanten komt. Ook hij moet iets gaan doen op het gebied van werkend leren. Hij heeft een mobiele telefoon; daarin wordt het nummer van Barend ingetoetst. Barend die een tijdelijk postadres voor hem wil regelen, doet hetzelfde in zijn gsm met het nummer van de jongen; hij vertrouwt er kennelijk op dat daar geen misbruik van gemaakt gaat worden. Ze zullen contact houden voor zijn woonproblemen. Voor de andere zaken wordt ook hij naar Bart verwezen, die zal dan verder handelen. En we vervolgen weer onze weg, naar de koffie op het politiebureau. Reflectie en vragen. Er is nogal wat gebeurd in die huisbezoeken en op straat. Wat valt op vanuit een perspectief van frontlijnsturing? Wat was de aanleiding dat Barend naar elf gezinnen ging? De deelgemeente Kralingen Crooswijk heeft nog geen interventieteam. De DOSA-regisseur in de deelgemeente (verantwoordelijk voor de individuele aanpak voor jeugdigen tot 23 jaar) zit met de handen in het haar wat betreft het omgaan met jongeren uit criminele gezinnen. De veiligheidscoördinator van de deelgemeente zou graag een kijkje achter de voordeur willen nemen. Met het aanpakken van alleen de jongeren redt je het niet, je moet eigenlijk iets met de gezinssituatie doen. Zo is de situatie ontstaan dat Barend Rombout, de chef van de interventieteams van het Programmabureau, als een goede collega tegen de veiligheidscoördinator heeft gezegd: Dat pikken wij wel voor jullie op zolang jullie nog geen projectleider hebben om de teams op te starten; totdat hij er is houden wij de regie, daarna nemen jullie die over. Vraag aan de lezer: Is dat bij u ook zo vanzelfsprekend of gemakkelijk om een andere dienst of deelgemeente te gaan helpen? Waarom is het wel of niet vanzelfsprekend? Wat is er nodig om dit te kunnen doen? Ontzag kweken Er zijn afspraken gemaakt en er is wat losgemaakt in de gezinnen. IJzer met handen breken kan niet; je kunt alleen maar hopen op het omdraaien van een criminele gezinssituatie. Maar hoe begin je daarmee? Het team heeft zowel in de huizen als op straat niet alleen haar gezicht laten zien, maar zich ook actief opgesteld en meteen iets gedaan. Dat laatste is wellicht nog het belangrijkst. Het is demonstratief afgestapt op Ali in zijn domein - de 20