NEDERLANDERS & MONDIAAL BURGERSCHAP 2012 JONGEREN & MONDIAAL BURGERSCHAP 2012

Vergelijkbare documenten
METHODOLOGISCHE VERANTWOORDING

Jeugdbarometer Mondiaal Burgerschap Juni 2012

Amsterdam, oktober 2013

Amsterdam, september 2013

nederlanders & MOndIaal BUrGersCHaP 2012

Werkt Werken aan de wereld?

daar én hier particuliere initiatieven & mondiaal burgerschap onderzoeksreeks 21

Onderzoeksverantwoording enquête

Prioritering maatschappelijke vraagstukken

Jongerenparticipatie in Amersfoort

Verslag opinieonderzoek validatiestelsel

WIE IS DE NIET-WESTERSE ALLOCHTONE GEVER?

Is jouw maand ook altijd iets te lang? Onderzoek Jongerenpanel Tilburg

Prioritering maatschappelijke vraagstukken

Rapportage. Onderzoek: mediawijsheid onder ouders en kinderen

Maatschappelijke waardering van Nederlandse Landbouw en Visserij

19 december Onderzoek: Armoede en de Voedselbank

jongeren & MonDIAAL BUrgerSCHAP 2012

WAKKER DIER: (ON)WETENDHEID OVER JONG DIER OP BORD

Jongeren en het huwelijk. Jongeren en het huwelijk

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 8 t/m 11. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

KINDEREN & MONDIAAL BURGERSCHAP

Uitkomsten vragenlijst nulmeting Statenverkiezingen 2015

Jongeren & de Wereld 2014

ZORGEN VOOR MORGEN Over woonkeuzes en zorgen voor elkaar

Rapport Onderzoek Evenementenbeleid Kampen 2015

Rapport Consumentenonderzoek 2016 Keurmerk Klantgericht Verzekeren

Onderzoek onder kinderen groep 5 t/m 8

Monitoring gebruikerstevredenheid invoering 130 km/h

Meting tevredenheid werkgevers AANSLUITING MBO-ARBEIDSMARKT [ ]

Introductie. 1. Uw persoonlijke situatie. Voorbeeldvragenlijst COB-kwartaalenquête 2011

EénVandaag en Nibud onderzoeken armoede

Vakantiewerk onderzoek 2015 FNV Jong. Hans de Jong & Leon Pouwels Juni 2015

Buitenspelen. Kwaliteit van de speelomgeving in de eigen buurt

BURGERPANEL OIRSCHOT PEILING DIENSTVERLENING

3 Werkwijze Voordat een CQI meetinstrument mag worden ingezet voor reguliere metingen moet het meetinstrument in twee fases getest worden.

Rapport flitspeiling Opvang asielzoekers

Duurzaamheidk. Delen als manier om samen te verduurzamen Duurzaamheidkompas meting #11 December 2013

18 december Onderzoek: Armoede en de Voedselbank

Zicht op geld - Belastingteruggave Resultaten van kwantitatief online onderzoek onder werkenden. ABN AMRO April 2015

Rookprevalentie

Dagboek Nederland onder water?! Komt Nederland onder water te staan? En wat kunnen jij en de politiek doen om dit te voorkomen?

Pilot Mag het een tasje minder zijn? Consumentenonderzoek. Rapportage van de peiling onder inwoners van Deventer, Tilburg en Zoetermeer,

Muziek telt! Onderzoek naar behoefte en imago van muziekonderwijs bij Nederlandse publiek (18 jaar en ouder). Joep Wils.

Wat wil jij dat er echt verandert? onderzoek naar verandering

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 44 t/m Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

RAPPORTAGE SPORT EN GELUK

Onderzoek naar het gebruik van onkruidbestrijdingsmiddelen in de Nederlandse particuliere tuin

De Nederlander en de natuur. Rapportage

Onderzoek Inwonerspanel: Maatschappelijke stage (MAS)

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 12 t/m 15. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 16 t/m 19. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Leerlingtevredenheidsonderzoek

27 juni Onderzoek: Maatregelen tegen eenzaamheid

Meting stoppers-met-roken juni 2008

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 20 t/m 23. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

3.1 Itemanalyse De resultaten worden eerst op itemniveau bekeken. De volgende drie aspecten dienen bekeken te worden:

Belastingaangifte over 2013

Goede Voornemens 2015

Onderzoeksverantwoording Panel Fryslân

Rookverbod in de horeca dringt meeroken flink terug

Onderzoek Je wordt 18 jaar en dan? De gevolgen voor je geldzaken

Kinderen over kinderrechten. onderzoeksreeks 24

AFM Consumentenmonitor Q Kredietwaarschuwingszin

Onderzoek Babbeltrucs

Meting september 2013

21 mei Onderzoek: Economische verwachting

INFORMATIEBEHOEFTEN EN INFORMATIEZOEKGEDRAG IN RELATIE TOT SPORT. In opdracht van NOC*NSF

Werkinstructies voor de CQI Revalidatiecentra Volwassenen en Ouders van Kinderen

Locatiebereik Boomerang Media Inclusief bereik Toiletreclame

Burgerpanel Wijdemeren

Meting stoppers-met-roken juli 2008

SIRE. Rapport. "Geef kinderen hun spel terug" Jonneke Heins. C0521b 29 oktober 2007

Flitspeiling NAVO. Opinieonderzoek naar het draagvlak voor de NAVO onder het Nederlands publiek. Ministerie van Defensie

Onderzoek Stemmen vanaf je 16e?

Onderzoek Inwonerspanel Jongerenonderzoek: alcohol

Burgerpanel Capelle aan den IJssel

Duurzaamheidk. Duurzaamheid wordt de norm voor consumenten. Duurzaamheidkompas meting #15 oktober 2015

ALPHENPANEL OVER ZONDAGSOPENSTELLING

Publieksonderzoek Fietsverlichting

Trots op Groningen. Voelen Groningers zich verbonden met de provincie?

Schoon is de norm. Publieksonderzoek in het kader van het NederlandSchoon-congres 2017 Het rendement van schoon. Willemijn Bot Lonneke Gijsbers

Integratieonderzoek. Rapport. Ronald Baden. E9787/88 november 2007

Hiv op de werkvloer 2011

Vakantiegeldenquete 2010

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

betrokkenheid van jongeren bij de wereld

Wat betekent het CBF-Keur voor het Nederlands publiek?

Wat betekent het CBF-Keur voor het Nederlands publiek?

EMPO voor Ouders en Jongeren versie 2.0

Onderzoek Eenzaamheid onder jongeren

Meting september 2014

Eenzaamheid in relatie tot digitale communicatie

Werkinstructies voor de CQI Huisartsenposten

INFORMATIE OVER VOEDING ZOEKEN EN BESPREKEN

Bereikscijfers FunX. Rapportage Auteurs: Ahmed Ait Moha, Marleen de Graaf & Fenneke Vegter Project Z

Welke vragenlijst voor mijn onderzoek?

Onderzoek: Studiekeuze

Gemeente Houten Risicobronnen. Den Dolder, 04 januari 2008 ir. Martine van Doornmalen drs. Thomas Beffers MSc

FinQ Monitor van financieel bewustzijn en financiële vaardigheden van Nederlanders. Auteurs Jorn Lingsma Lisa Jager

Transcriptie:

METHODOLOGISCHE VERANTWOORDING NEDERLANDERS & MONDIAAL BURGERSCHAP 2012 JONGEREN & MONDIAAL BURGERSCHAP 2012 Amsterdam, 11 oktober 2012 Auteurs: Christine Carabain, Marije van Gent NCDO, afdeling Kennisverzameling en Onderzoek Postbus 940202 1090 GA Amsterdam (0)20 568 8755 www.ncdo.nl Email: onderzoek@ncdo.nl

Inhoudsopgave 1. Inleiding 3 2. De constructie van de vragenlijst 4 2.1. Testen vragen(lijsten) 4 2.2. Gedragingen 4 2.2.1. Zuinig omgaan met water en energie 5 2.2.2. Mobiliteit 5 2.2.3. Recycling en omgaan met afval 6 2.2.4. Consumentengedrag 6 2.2.5. Informatie zoeken en je mening geven over mondiale vraagstukken 7 2.2.6. Politieke participatie 7 2.2.7. Geven aan goede doelen en vrijwilligerswerk 7 2.3. Omcoderen variabelen 8 2.4. Mondiaal Burgerschap Inde 9 3. Drie principes 10 3.1. Wederzijdse afhankelijkheid, gelijkwaardigheid en gedeelde verantwoordelijkheid 10 3.2. Schaalconstructie 11 4. Steekproef en respondenten 13 4.1. Dataverzameling 13 4.2. Steekproeftrekking 13 Respons 13 Weegverantwoording 14 5. Literatuur 15 2 / 15

1. Inleiding Dit jaar heeft NCDO voor het eerst mondiaal burgerschap onder Nederlanders in kaart gebracht. Er zijn drie studies verricht met drie verschillende groepen, namelijk kinderen (9 t/m 12 jaar), jongeren (12 t/m 17 jaar) en volwassenen (18 jaar en ouder). Deze methodologische verantwoording heeft betrekking op de studies onder jongeren en volwassenen. Een voorwaarde voor het nauwkeurig in kaart brengen van mondiaal burgerschap is dat de uitspraken gebaseerd zijn op betrouwbare gegevens. NCDO heeft daarom gekozen voor een samenwerking met TNS NIPO waarbij gebruik is gemaakt van het online panel TNS NIPObase voor het verzamelen van de gegevens. Gebruik van een online panel kan, hoewel steeds in mindere mate, nog steeds problemen opleveren wat betreft de representativiteit. TNS NIPO probeert dit te voorkomen door hierbij de werving van de respondenten al aandacht voor te hebben. Indien ondervertegenwoordiging in het panel dreigt voor specifieke doelgroepen, zoals bijvoorbeeld agrariërs, alleenstaanden of studenten, probeert zij weer tot representativiteit te komen door wervingsacties op deze doelgroepen te richten. Alle uitspraken in de rapporten zijn gebaseerd op de onderzoeksresultaten onder een representatieve steekproef van de Nederlandse jongeren en volwassenen (voor meer uitgebreide informatie zie hoofdstuk 4). Het is niet te vermijden om met een steekproef te werken omdat het vanzelfsprekend praktisch onmogelijk is om iedere Nederlander ouder dan 12 jaar te bevragen. Het werken met een steekproef heeft echter wel tot gevolge dat alle uitspraken in de twee publicaties kansuitspraken zijn op basis van beschrijvende en inferentiële statistiek. De beoogde structuur van deze studie onder jongeren en volwassen is longitudinaal. Dit houdt in dat zoveel mogelijk respondenten door de jaren heen gevolgd zullen gaan worden. Er is gekozen voor deze onderzoeksopzet omdat zo wordt gepoogd inzicht te krijgen in hoe mondiaal burgerschap zich binnen Nederlanders door de jaren heen ontwikkelt. Aangezien de rapporten Jongeren & Mondiaal Burgerschap 2012 en Nederlanders & Mondiaal Burgerschap 2012 een eerste meting naar mondiaal burgerschap betreffen, kunnen er logischerwijs nog geen uitspraken worden gedaan over ontwikkeling op het terrein van mondiaal burgerschap binnen personen. 3 / 15

2. De constructie van de vragenlijst De operationalisatie ten behoeve van de constructie van de vragenlijsten is gebaseerd op de door NCDO gehanteerde definitie van mondiaal burgerschap (Carabain et al. 2012). Deze definitie luidt als volgt: De mondiale dimensie van burgerschap uit zich in gedrag dat recht doet aan de principes van wederzijdse afhankelijkheid in de wereld, de gelijkwaardigheid van mensen en de gedeelde verantwoordelijkheid voor het oplossen van mondiale vraagstukken. De definitie bevat vier cruciale onderdelen: gedrag en de drie principes van wederzijdse afhankelijkheid, de gelijkwaardigheid van mensen en gedeelde verantwoordelijkheid voor het oplossen van mondiale problemen. Deze vier onderdelen vormen samen de kern van de vragenlijsten. 2.1. Testen vragen(lijsten) De vragen zijn op twee manieren getest. Ten eerste zijn de vragenlijsten getest aan de hand van zogenoemde cognitieve interviews met twaalf personen. Vervolgens zijn de vragen twee maal in een online enquête voorgelegd aan ongeveer 500 respondenten per test. De vragen zijn op basis van de resultaten van deze voorstudies aangescherpt. Daarnaast is er naar gestreefd om de vragenlijsten voor jongeren en volwassenen zoveel mogelijk overeen te laten komen om vergelijkingen tussen deze twee groepen te vereenvoudigen en te optimaliseren. Gezien het leeftijdsverschil en bijbehorend verschil in leefwijzen is het desondanks onvermijdelijk dat de vragenlijsten voor de twee onderzoeksgroepen op sommige punten afwijken van elkaar. 2.2. Gedragingen Er worden grofweg twee typen gedragingen verbonden aan mondiaal burgerschap onderscheiden. Dit type gedragingen zijn verbonden met of de duurzaamheid van de natuur of de duurzaamheid van de samenleving. Gedrag dat gerelateerd is met duurzaamheid van de samenleving is gedrag verbonden met sociale- en economische rechtvaardigheid (Carabain et al., 2012a). Gedrag gerelateerd aan duurzaamheid van de natuur is gedrag waarbij niet alleen de behoeften van de huidige generatie en maar ook de behoeften van toekomstige generaties centraal staan. Vervolgens is getracht om deze twee vormen van duurzaamheid te koppelen aan een aantal concrete gedragingen. NCDO onderscheid negen soorten gedragingen verbonden aan duurzaamheid van de natuur of samenleving: 1) zuinig omgaan met water en energie, 2) mobiliteit 3) recycling en omgang met afval, 4) consumentengedrag, 5) informatie zoeken en 6) je mening geven over mondiale vraagstukken, 7) politieke participatie, 8) doneren aan goede doelen en 9)vrijwilligerswerk. NCDO ziet deze 9 gedragingen als uitingen van mondiaal burgerschap. Echter, NCDO pretendeert hiermee niet te 4 / 15

zijn gekomen tot een uitsluitende en uitputtende lijst van gedragingen gerelateerd aan mondiaal burgerschap. In navolging van Kaiser en zijn collega s (2003) wordt gesteld dat gedragingen op het vlak van energieen waterbesparing, mobiliteit en hergebruik en omgang met afval met name een positieve invloed hebben op de duurzaamheid van de natuur, terwijl politieke participatie voornamelijk een positieve invloed op de duurzaamheid van de samenleving heeft. Voor de overige gedragingen is het lastiger om een onderscheid te maken tussen invloeden op duurzaamheid van natuur of samenleving. Consumentengedrag, informatie zoeken en je mening geven over mondiale vraag stukken, doneren aan goede doelen of vrijwilligerswerk kunnen zowel bijdragen aan duurzaamheid van de natuur als duurzaamheid van de samenleving. In de publicatie Nederlanders & Mondiaal burgerschap 2012 wordt de keuze voor het type gedrag uitgebreid beargumenteerd (Carabain et al., 2012b). De vragen in de vragenlijst zijn gebaseerd en geïnspireerd op studies die zich richten op ecologisch gedrag (Kaiser en Wilson, 2004; Kaiser et al., 2007), filantropisch gedrag (Schuyt et al., 2011), actief burgerschap (Ten Dam et al., 2010) en draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking (Hento, 2011). Zoals in de verkenning naar mondiaal burgerschap wordt uitgelegd (Carabain et. al., 2012a) ziet NCDO mondiaal burgerschap in het verlengde van actief burgerschap. Naast items over duurzaam gedrag, informatie zoeken etc., zijn daarom ook vrijwilligerswerk en politieke participatie in Nederland relevante thema s. Er wordt hierbij geen onderscheid gemaakt tussen gedrag op lokaal of mondiaal niveau. 2.2.1. Zuinig omgaan met water en energie De stellingen die de mate waarin Nederlanders zuinig omgaan met energie en water meten, richten zich op een aantal dagelijkse activiteiten. Het wel of niet gebruiken van een wasdroger werd niet relevant bevonden voor jongeren. In plaats daarvan werd de jongeren een stelling over het laten branden van licht na het verlaten van een kamer voorgelegd. Tabel 2.1 Stellingen over zuinig omgaan met water en energie Stellingen Volwassenen Jongeren Z1 Ik laat de kraan lopen tijdens het tandenpoetsen. (-) Z2 Ik laat de oplader in het stopcontact zitten als ik mijn mobieltje heb opgeladen. (-) Z3 Ik laat het licht branden wanneer ik als laatste de kamer verlaat. (-) Z4 Ik gebruik een wasdroger. (-) Bij alle stellingen over het omgaan met water en energie richten de antwoordcategorieën zich op de frequentie van het gedrag: (bijna) nooit, soms, vaak, en (bijna) altijd. 2.2.2. Mobiliteit Er zijn twee categorieën stellingen te onderscheiden over mobiliteit. De ene set stellingen richt zich op gedrag en de andere set vragen zich richt op bezit. De meeste stellingen over mobiliteit bleken niet relevant voor jongeren. Aan hen is slechts één vraag gesteld over gedragingen op dit terrein. 5 / 15

Tabel 2.2 Stellingen over mobiliteit Stellingen Volwassenen Jongeren M1 Als ik op vakantie ga, neem ik het vliegtuig (-) M2 Ik neem de trein (+) M3 Als ik binnen mijn woonplaats ergens naar toe moet, neem ik de auto. (-) M4 Als ik mag kiezen, laat ik me liever wegbrengen met de auto dan dat ik fiets. (-) M5 Ik heb een hybride auto (dit is een auto die gedeeltelijk elektrisch rijdt). (+) M6 In mijn huishouden hebben we minstens één auto. (-) Bij gedragsvragen zijn de eerder genoemde antwoordcategorieën die zich richten op de frequentie van het gedrag aangeboden. De stellingen die zich richten op bezit zijn aangeboden met twee antwoordcategorieën, namelijk ja en nee. 2.2.3. Recycling en omgaan met afval Aan de volwassenen en de jongeren zijn drie stellingen voorgelegd gerelateerd aan recycling en omgaan met afval. Recyclen en omgaan met afval liggen in grote mate in het verlengde van elkaar. Tabel 2.3 Stellingen over recycling en omgaan met afval Stellingen Volwassenen Jongeren R1 Ik gooi eten weg dat over is, ook als het nog goed is. (-) R2 Ik doneer goederen (kleding, schoenen, computers etc.) (+) R3 Ik gooi lege batterijen thuis bij de rest van mijn afval. (-) R4 Ik gooi afval op straat. (-) R5 Ik gebruik plastic tasjes meer dan 1 keer. (+) Alle stellingen werden met de eerder genoemde antwoordcategorieën gericht op de frequentie van het gedrag aangeboden. 2.2.4. Consumentengedrag Er is gekeken naar een aantal aspecten van consumentengedrag. Sommige stellingen richten zich direct op het (dagelijkse) consumptiegedrag, terwijl andere stellingen zich richten op eerder gemaakte duurzaam keuzes. De jongeren zijn alleen die gedragingen voorgelegd die het meest op hun leeftijd en bijbehorend consumptiegedrag van toepassing zijn. Tabel 2.4 Stelling over duurzaam consumentengedrag Stellingen Volwassenen Jongeren C1 Ik koop producten, ook al weet ik dat ze door kinderen zijn gemaakt. (-) C2 Ik koop tweedehands spullen. (+) C3 Ik eet vlees. (-) C4 Als ik vlieg compenseer ik de CO2-uitstoot (dat wil zeggen dat ik een etra geldbedrag betaal waarmee bomen geplant worden). (+) C5 Ik koop fairtrade producten (producten met een keurmerk van eerlijke handel). (-) C6 Ik heb in mijn huishouden een contract voor groene stroom. (+) C7 Het geld op mijn spaarrekening wordt geïnvesteerd in zaken die goed zijn voor mens, natuur en klimaat (groen/duurzaam sparen). (+) De stellingen die zich richten op (dagelijks) consumptiegedrag (C1 t/m C5) werden aangeboden met antwoordcategorieën die betrekking hebben op de frequentie van het gedrag: (bijna) nooit, soms, 6 / 15

vaak, en (bijna) altijd. De stellingen die gaan over al gemaakte keuzes (C6 en C7) werden aangeboden met twee antwoordmogelijkheden: ja en nee. 2.2.5. Informatie zoeken en je mening geven over mondiale vraagstukken Informatie zoeken is gemeten aan de hand van twee stellingen waarbij de ene stelling zich richt op het nieuws volgen via de traditionele media (televisie, radio of krant), en de andere op het nieuws volgen via nieuwe media, zoals het internet. Er is tevens gemeten in hoeverre jongeren en volwassenen hun mening uiten over mondiale vraagstukken. Hierbij werden verschillende typen van meningsuiting onderscheiden, namelijk door er over te praten met andere mensen en meningsuiting via internet en in het bijzonder via de sociale media. Tabel 2.5 Stellingen over Informatie zoeken en je mening uiten over mondiale vraagstukken Stellingen Volwassenen Jongeren I1 Ik volg nieuws over het problemen in de wereld via internet. (+) I2 Ik volg nieuws over problemen in de wereld via televisie, radio of krant. (+) I3 Ik geef online mijn mening over problemen in de wereld via website, blog of twitter. (+) I4 Ik zeg er wat van als familie of vrienden iets doen dat niet goed is voor het milieu. (+) I5 Ik steun goede doelen op Facebook of Hyves door vind ik leuk (of like ) aan te klikken of door fan te worden. (+) I6 Ik praat over milieuproblemen. (+) I7 Ik praat over de armoede in de wereld. (+) I8 Ik doe mee aan (online) handtekeningenacties. (+) Alle stellingen over informatie zoeken en meningsuiting werden aangeboden met de antwoordcategorieën die zich richten op de frequentie van het gedrag. 2.2.6. Politieke participatie Politieke participatie is op verschillende niveaus gemeten, oplopend van stemmen wanneer er verkiezingen zijn tot actief lid zijn van een politieke partij. Deze gedragingen zijn logischerwijs alleen van toepassing op volwassenen en dus ook niet aan de jongeren voorgelegd. Tabel 2.6 Stellingen over politieke participatie Stellingen Volwassenen Jongeren P1 Ik stem wanneer er verkiezingen zijn. (+) P2 Ik ben actief lid van een politieke partij. (+) P3 Ik ben lid van een vakbond. (+) De stelling over stemmen werd aangeboden met de antwoordcategorieën gericht op de frequentie van het gedrag. Bij de stellingen over lidmaatschap kon de respondent kiezen uit ja of nee. 2.2.7. Geven aan goede doelen en vrijwilligerswerk De vragen die zich richten op geven aan goede doelen verschillen tussen jongeren en volwassenen. De vragen over geefgedrag gesteld aan jongeren zijn meer algemeen van aard. Daarentegen wordt er aan de volwassenen specifiek gevraagd naar een aantal terreinen (sport, natuur & milieu, geloof, 7 / 15

ontwikkelingshulp, buurthuis of andere activiteiten in de buurt, mensenrechten, anders namelijk) waarop zij kunnen bijdragen. Tabel 2.7 Vragen over geven aan goede doelen en vrijwilligerswerk Vragen Volwassenen Jongeren G1 Heb je de afgelopen 12 maanden geld ingezameld voor goede doelen via een actie, bijvoorbeeld door een sponsorloop, vastenactie, verkoopactie of een andere actie? (ja/nee/weet niet) G2 Heb jij de afgelopen 12 maanden zelf geld gegeven aan goede doelen via bijvoorbeeld collecte, sms-actie, Glazen Huis, of op een andere manier? euro G3 Heeft u de afgelopen 12 maanden geld gegeven aan goede doelen via bijvoorbeeld collecte, acceptgiro, vast donateurschap etc. op het terrein van: a. Sport b. Natuur & milieu c. Geloof d. Ontwikkelingshulp e. Buurthuis of andere activiteiten in de buurt f. Mensenrechten g. Anders, namelijk (ja/nee) G4 Per terrein vraag G3 uitvragen. Hoeveel heeft u hieraan gegeven? Indien u het niet precies weet, wilt u het dan zo goed mogelijk schatten?..euro G5 Heeft u/heb je de afgelopen 12 maanden als vrijwilliger iets gedaan voor een club of organisatie op het gebied van: a. Sport b. Natuur & milieu c. Geloof d. Ontwikkelingshulp e. Buurthuis of andere activiteiten in de buurt f. Mensenrechten g. Anders, namelijk G6 Hoe vaak bent u / ben je in het jaar / 12 maanden als vrijwilliger actief geweest? a. Een of enkele malen per jaar b. Ongeveer 1 keer per maand c. Ongeveer 1 keer per week d. Vaker dan 1 keer per week G7 Ik ben vaste donateur van één of meerdere goede doelen De vragen over vrijwilligerswerk zijn min of meer gelijk voor jongeren en volwassen (zie tabel 2.7: G5 en G6). De jongeren werden er wel op gewezen dat zij activiteiten in het kader van hun maatschappelijke stage hier buiten beschouwing dienen te laten. 2.3. Omcoderen variabelen Ten behoeve van de leesbaarheid van de figuren in de beide publicaties zijn alle antwoorden op de stellingen gedichotomiseerd (waarbij 1= vaak of (bijna) altijd en 0= soms of (bijna) nooit). Vervolgens zijn er samenvattende variabelen gemaakt per subtype van mondiaal burgerschap. Deze samengestelde variabelen zijn gebaseerd op het gemiddelde van de dichotome scores op de stellingen per type gedrag. Hiertoe zijn eerst de antwoorden op alle negatief geformuleerde stellingen omgecodeerd in positieve richting (waarbij 0= vaak of (bijna) altijd en 1= soms of (bijna) nooit. Bij de vragenlijst voor de volwassenen zijn een aantal stellingen dichtotoom (ja/nee vragen). De antwoordopties ja is 8 / 15

samengevoegd met antwoordopties vaak of (bijna) altijd, de antwoordoptie nee is samengevoegd met de antwoordopties soms of (bijna) nooit. 2.4. Mondiaal Burgerschap Inde In de voorafgaande paragraaf hebben we verschillende typen mondiaal burgerschap gedragingen afzonderlijk gerapporteerd. Op basis van een selectie van de in paragraaf 2.1 beschreven gedragingen voor jongeren en volwassenen is er een inde geconstrueerd waarop mensen een score van minimaal 0 en maimaal 100 kunnen scoren. Deze inde is geconstrueerd op basis van de (positief gecodeerde) gedichotomiseerde variabelen, zoals beschreven in de vorige paragraaf. Bij de volwassenen is de inde gebaseerd op een selectie van in totaal 30 specifieke mondiaal burgerschap gedragingen. Bij de jongeren zijn dit er 19. Elke item heeft een even zwaar gewicht gekregen. Alle type gedragingen verbonden aan duurzaamheid van de natuur of samenleving zoals onderscheiden in paragraaf 2.1 zijn in deze inde vertegenwoordigd, afgezonderd van politieke participatie in het geval van de jongeren. 9 / 15

3. Drie principes De mate waarin Nederlanders de principes gelijkwaardigheid van mensen, wederzijdse afhankelijkheid in de wereld en gedeelde verantwoordelijkheid aanhangen wordt onder jongeren en volwassenen gemeten. Voor de meting onder jongeren en volwassen zijn dezelfde stellingen gebruikt. 3.1. Wederzijdse afhankelijkheid, gelijkwaardigheid en gedeelde verantwoordelijkheid In deze paragraaf staan de stellingen beschreven die in de vragenlijst zijn opgenomen om de mate waarin jongeren en volwassen de drie principes aanhangen te meten. De stellingen werden aangeboden met de antwoordcategorieën: helemaal mee oneens, mee oneens, er tussen in, mee eens, helemaal mee eens en weet niet. De volgende zeven stellingen hebben betrekking op het principe van gelijkwaardigheid. Tabel 3.1 Stellingen over gelijkwaardigheid van mensen Stellingen A1 Ik vind de normen en waarden van mijn eigen cultuur beter dan die van andere culturen. (-) A2 Vrijheid van meningsuiting is voor mensen in arme landen minder belangrijk dan voor mensen in Nederland. (-) A3 Wij zijn in Nederland rijker dan mensen in arme landen omdat we zaken beter aanpakken. (-) A4 Ik heb liever mensen van mijn eigen cultuur naast me wonen dan mensen uit een andere cultuur. (-) A5 Ik vind het erg dat een kind uit een arm land minder kansen krijgt dan ik. (+) A6 Ik vind de islam net zo goed of slecht als het christendom. (+) A7 Ik vind dat ik meer kansen moet hebben op een baan in Nederland dan een Pool die hier een baan zoekt. (-) Er zijn 8 stellingen in de vragenlijst opgenomen ten behoeve van het meten van het principe wederzijdse afhankelijkheid in de wereld. Tabel 3.2 Stellingen over wederzijdse afhankelijkheid in de wereld Stellingen W1 Ik kan een bijdrage leveren aan het oplossen van wereldproblemen door de keuzes die ik maak in mijn dagelijks leven. (+) W2 Als Nederland geen asielzoekers meer toelaat, dan krijgen de landen om ons heen meer asielzoekers. (+) W3 Rijke landen hebben voordeel bij het oplossen van armoede in arme landen. (+) W4 Nederland heeft andere landen niet nodig om geld te verdienen. (-) W5 Sommige kleding is in Nederland zo goedkoop omdat het wordt gemaakt in arme landen door mensen die weinig geld verdienen. (+) W6 Nederland heeft geen last van de werkloosheid in andere landen. (-) W7 Het beschermen van grote bossen in Brazilië, zodat die niet gekapt worden, is goed voor het klimaat in Nederland. (+) W8 Als de ijskappen op de Noord- en Zuidpool smelten, merken wij daar in Nederland niets van. (-) 10 / 15

De volgende zeven stellingen zijn opgenomen in de vragenlijst om het principe van gedeelde verantwoordelijkheid voor mondiale vraagstukken te meten. Tabel 3.3 Stellingen over gedeelde verantwoordelijkheid Stellingen S1 Nederland moet arme landen helpen met het oplossen van hun problemen. (+) S2 Mensen in arme landen moeten zelf hun armoede oplossen. (-) S3 Nederland moet zich niet bemoeien met hoe andere landen omgaan met hun natuur.(-) S4 Ik voel me verantwoordelijk als ik zie hoe arm sommige mensen in de wereld zijn. (+) S5 De Nederlandse regering moet zich alleen richten op problemen in Nederland. (-) S6 Mensen hebben gezamenlijk de plicht om slachtoffers van natuurrampen overal ter wereld te helpen. (-) S7 Ik vind dat de Nederlandse regering andere landen erop moet aanspreken als zij zich niet aan de mensenrechten houden. (+) Op basis van de antwoorden op de stellingen in de bovenstaande tabellen is per principe een schaal geconstrueerd. Hiertoe zijn eerst de antwoorden op alle negatief geformuleerde stellingen omgecodeerd in positieve richting. 3.2. Schaalconstructie In eerste instantie is een eploratieve factoranalyse uitgevoerd om vast te stellen of er sprake was van uni-dimensionaliteit van de drie geconstrueerde schalen. Dit was inderdaad het geval wat betreft de geconstrueerde schaal behorend bij het principe van gedeelde verantwoordelijkheid. De schalen van de principes gelijkwaardigheid van mensen en wederzijdse afhankelijkheid bleken echter multidimensionaal. Op basis van de eerste eploratieve analyse is dan ook besloten in het geval van gelijkwaardigheid de stelling Ik vind het erg dat een kind uit een arm land minder kansen krijgt dan ik niet mee te nemen in de schaalconstructie. In het geval van het principe van wederzijdse afhankelijkheid zijn drie stellingen niet meegenomen: Nederland heeft geen last van de werkeloosheid in andere landen, Als Nederland geen asielzoekers meer toelaat, dan krijgen de landen om ons heen meer asielzoekers en Rijke landen hebben voordeel bij het oplossen van armoede in arme landen. Vervolgens zijn er confirmatieve factoranalyses (CFA) uitgevoerd om de zogenoemde fit van de drie uni-dimensionale schalen vast te kunnen stellen. Op basis van de resultaten van de initiële confirmatieve factoranalyses is besloten om in de constructie van de schaal van gedeelde verantwoordelijkheid alsnog twee stellingen te verwijderen namelijk De Nederlandse regering moet zich alleen richten op problemen in Nederland en Ik vind dat de Nederlandse regering andere landen erop moet aanspreken als zij zich niet aan de mensenrechten houden. De resultaten van de definitieve confirmatieve factoranalyses zijn te vinden in tabel 3.1. 11 / 15

Tabel 3.1 Confirmatieve factoranalyses van de schalen. N Chikwadraat RMSEA Volwassenen Gedeelde verantwoordelijkheid 2250 9.59.020 Gelijkwaardigheid van mensen 2250 26.22**.029 Wederzijdse afhankelijkheid 2250 29.96**.047 Jongeren Gedeelde verantwoordelijkheid 2003 24.49**.045 Gelijkwaardigheid van mensen 2003 36.19**.039 Wederzijdse afhankelijkheid 2003 16.26**.061 De waarden van de Chi-kwadraat en de RMSEA tonen aan dat er sprake is van een redelijke fit van de modellen (Hair et al., 2010). Er zijn vervolgens betrouwbaarheidsanalyses (Cronbach, 1951) uitgevoerd op de gereduceerde schalen van gedeelde verantwoordelijkheid, gelijkwaardigheid van mensen en wederzijdse afhankelijkheid. Tabel 3.2 Betrouwbaarheid van de schalen. Aantal Items Cronbach s alfa Volwassenen Gedeelde verantwoordelijkheid 5.73 Gelijkwaardigheid van mensen 6.67 Wederzijdse afhankelijkheid 5.59 Jongeren Gedeelde verantwoordelijkheid 5.70 Gelijkwaardigheid van mensen 6.68 Wederzijdse afhankelijkheid 5.56 De betrouwbaarheid van de schalen gelijkwaardigheid van mensen en gedeelde verantwoordelijkheid zijn met een Cronbach s alfa van 0,7 voor de meting onder de jongeren en volwassen is voldoende. De alfa voor de schaal van wederzijdse afhankelijkheid (0.6) is wat aan de lage kant, maar wordt eveneens beschouwd als voldoende (Kline, 1999). Deze schaalconstructies zijn een eerste poging om de drie principes te meten en om de theoretische definiëring van mondiaal burgerschap empirisch te vertalen. Op langere termijn moet blijken of deze schalen ook echt betrouwbaar en valide zijn. Er is herhaling van onderzoek nodig om beter te kunnen bepalen of deze stellingen inderdaad de achterliggende constructen vertegenwoordigen die de onderzoekers beogen te meten en of de uitkomsten onder verschillende onderzoekspopulaties met elkaar overeenkomen. Ondanks dit bewustzijn van deze tekortkomingen achten de onderzoekers de schalen voor nu voldoende betrouwbaar om mee te kunnen nemen in deze studie. 12 / 15

4. Steekproef en respondenten 4.1. Dataverzameling TNS NIPO heef tin opdracht van NCDO het veldwerk verricht voor de studie naar Mondiaal Burgerschap in Nederland. Het betreft een representatieve studie onder Nederlandse jongeren van 12 tot en met 17 jaar en één onder Nederlanders van 18 jaar en ouder. 4.2. Steekproeftrekking De studies zijn uitgevoerd binnen het online panel van de TNS NIPObase. De TNS NIPObase is een database met 59.000 huishoudens (133.000 respondenten) die regelmatig meedoen aan onderzoek van TNS NIPO. Het panel is representatief voor de Nederlandse en gecertificeerd volgens de ISO normen (ISO 20252 en ISO 26362). Drieduizend respondenten zijn voor de studie onder volwassen Nederlanders (18 jaar en ouder) uitgenodigd om deel te nemen. Omdat de respons onder jongere Nederlanders in het algemeen lager is, zijn in eerste instantie een overmatig aantal respondenten in deze groep uitgenodigd. In tabel 4.1 is de respons en verdeling in de steekproef per leeftijdscategorie weergegeven. Tabel 4.1 Steekproeftrekking Leeftijd Ideaalcijfers Respons Verdeling steekproef 70+ 12,80% 82% 10,11% 65-69 5,99% 82% 4,73% 60-64 8,29% 81% 6,71% 55-59 8,36% 78% 7,29% 50-54 9,06% 76% 8,33% 45-49 9,92% 73% 9,88% 40-44 10,03% 71% 10,56% 35-39 9,13% 68% 10,48% 30-34 7,72% 67% 9,13% 25-29 7,73% 68% 8,87% 20-24 7,81% 66% 9,52% 18-19 3,18% 62% 4,39% 100,00% 100,00% Er waren geen structurele verschillen in de respons van de 12- tot 18-jarigen. Deze steekproef is ook getrokken op basis van een representatieve verdeling. 4.2.1.Respons De gegevens voor deze studie zijn online verzameld. Het veldwerk heeft plaatsgevonden van dinsdag 19 juni 2012 tot en met zondag 1 juli 2012. De volwassen hadden gemiddeld 17 minuten nodig om de vragenlijst in te vullen. De jongeren hadden gemiddeld 14 minuten nodig om de vragenlijst in te 13 / 15

vullen. De vragenlijst van de jongeren bevat minder vragen dan de vragenlijst van de volwassen. TNS NIPO heeft de uitgenodigde respondenten die niet reageerden twee reminders gestuurd om hen alsnog over te halen aan de studie deel te nemen. Aan het einde van de vragenlijst is de respondenten gevraagd of zij volgend jaar opnieuw zouden willen deelnemen aan dit onderzoek. De bereidwilligheid hiertoe was hoog: 96% van de volwassen en 97% van de jongeren gaf aan volgend jaar weer aan deze studie te willen deelnemen. Tabel 4.2 Respons Volwassenen Jongeren Uitgenodigd 3.000 2.750 Respons 2.250 (75%) 2.003 (73%) Bereidheid tot deelname in 2013 2.160 (96%) 1.941 (97%) 4.2.2. Weegverantwoording De resultaten van het onderzoek zijn herwogen op geslacht, leeftijd, regio, opleiding en gezinsgrootte om zo tot een representatieve steekproef te komen voor de Nederlandse bevolking. De ideaalcijfers zijn gebaseerd op gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). In het databestand van de volwassen is het stemgedrag van de respondenten bij de verkiezingen van de Tweede Kamer in 2010 opgenomen. Deze variabele is later toegevoegd en daarom is er is bij de steekproeftrekking geen rekening gehouden bij de verdeling van deze variabele. Dit heeft ertoe geleid dat in de steekproef de niet-stemmers in de steekproef ondervertegenwoordigd zijn (mensen die niet stemmen neigen er ook minder naar om deel te nemen aan een panel) en van een aantal respondenten is het stemgedrag onbekend (ze waren toentertijd nog geen lid van het panel, of hebben de vraag naar het stemgedrag niet beantwoord). Tabel 4.3 Steekproefefficiëntie 1 voor jongeren en volwassen. Jongeren 0,91 Volwassenen (weging eclusief stemgedrag) 0,97 Volwassenen (weging inclusief stemgedrag) 0,67 Steekproefefficiëntie Voor de (gewogen) beschrijvende statistiek is in de studie onder volwassen gebruik gemaakt van de weegfactor inclusief stemgedrag. 1 Steekproefefficiëntie = ongewogen n / (som(weegfactoren 2 )) 14 / 15

5. Literatuur Carabain, C.L., Keulemans, S., Gent, M. van, & Spitz, G. (2012a). Mondiaal burgerschap. Van draagvlak naar participatie. Amsterdam: NCDO. Carabain, C.L., Gent, M. van & Boonstoppel, E. (2012b). Nederlanders & Mondiaal burgerschap 2012. Amsterdam: NCDO. Cronbach, L.J. (1951). Coefficient alpha and the internal structure of tests. Psychometrika, 16, 297-334. Dam, G. ten, Geijsel, F., Reumerman, R. en Ledou, G. (2010). Burgerschapscompetenties: de ontwikkeling van een meetinstrument. Pedagogische Studiën 87(5), 313-333. Hair, J.F., Black, W.C., Babin, B.J. & R.E. Anderson (2010). Multivariate data analysis (7 th ed). New Jersey: Prentice Hall. Hento, I. (2011). Barometer Internationale Samenwerking. Amsterdam: NCDO. Kaiser, F.G., Doka, G., Hofstetter, P. & M.A. Ranney (2003). Environmental behavior and its environmental consequences: a life cycle assessment of a self-report measure, Journal of Environmental Psychology, 23, 11 20. Kaiser, F.G., Oerke, B. & F.X. Bogner (2007). Behavior-based environmental attitude: Development of an instrument for adolescents, Journal of Environmental Psychology, 27, 242 251. Kaiser, F.G. & M. Wilson (2004). Goal-directed conservation behavior: the specific composition of a general performance. Personality and Individual Differences, 36, 1531-1544. Kline. P. (1999). The handbook of psychological testing (2 nd ed.). London: Routeledge. Schuyt, Th.N.M., Gouwenberg, B.M. & R.H.F.P. Bekkers (2011). Geven in Nederland 2011. Giften, Nalatenschappen, Sponsoring en Vrijwilligerswerk. Amsterdam: Reed Business bv. 15 / 15