Stiefkinderen en successierechten: op naar volledige gelijkschakeling?



Vergelijkbare documenten
Rolnummer Arrest nr. 15/2010 van 18 februari 2010 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 163/2012 van 20 december 2012 A R R E S T

Wie wil gaan samenwonen heeft twee keuzes: feitelijk of wettelijk samenwonen.

DE SUCCESSIE- EN SCHENKINGSRECHTEN: OFFICIËLE TARIEVEN

Schenken en erven. Tarieven per gewest

ONTWERP VAN DECREET TEKST AANGENOMEN DOOR PLENAIRE VERGADERING

tarieven in het Vlaams Gewest

De Vlaamse successierechten.

Is er leven na de dood?

Goed geven! Dirk Vercoutter van testament.be 20/09/14

Voorwoord 19 DEEL I SUCCESSIERECHTEN 21. HOOFDSTUK 1 Gewestelijk karakter Toestand vóór 1 januari

ONTWERP VAN DECREET. houdende vrijstelling van successierechten ten voordele van de langstlevende partner voor de nettowaarde van de gezinswoning

VR DOC.0453/2BIS

tarieven in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

MAAK IK EEN TESTAMENT? Erven en onterven. Prof. Walter Pintens

DE OORZAAK VAN EISBAARHEID VAN DE SUCCESSIERECHTEN...

De gezinswoning voor 99,6 % legateren aan de langstlevende?

berekening en tarieven

Inhoudstafel...I. Inleiding... 2

In enkele artikelen van mijn hand is ingegaan op het Franse erfrecht. Naast het civiele recht, speelt echter ook het fiscale recht: de erfbelasting.

tarieven in het Vlaams Gewest


1. De wetgever heeft reeds in uw plaats gedacht

tarieven in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Hoe beveilig ik mijn partner?

Stiefkinderen en geadopteerde kinderen in het schenkings- en successierecht (met interne vergelijking tussen de gewesten)

SUCCESSIERECHTEN/ ERFBELASTING: TARIEVEN I. SUCCESSIERECHTEN IN HET WAALSE GEWEST. Inleiding

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 307bis van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Cassatie.

Successieplanning voor nieuw samengestelde gezinnen. Anne Vander Heyde, fiscaal-notarieel juriste 24 mei 2014

Rolnummer Arrest nr. 174/2005 van 30 november 2005 A R R E S T

VERGELIJKING HUWELIJK WETTELIJK SAMENWONEN FEITELIJK SAMEWONEN

Schenkingsrechten op onroerende goederen in de drie gewesten van het land: wat is er nieuw?

Impact hervorming van het federale erfrecht op de Vlaamse erfbelasting

Vermogensplanning via schenking

SUCCESSIERECHTEN IN FRANKRIJK EN NEDERLAND (2009)

Deel 1. Naar wie gaat uw nalatenschap?

Successieplanning met verzekeringsproducten in nieuw samengestelde gezinnen

Het Vlaams Decreet van 19 december 2003 in werking sinds 1 januari 2004 wijzigt het schenkingsrecht in Vlaanderen.

Inning registratie- en successierechten - Informatie-uitwisseling met FOD Financiën

Enkele belangrijke begrippen en afkortingen

ERFENIS, SCHENKING EN SUCCESSIERECHTEN. Advocaten Meersman & Van Keer Willem Tellstraat GENT

Vermogen en successie

WIE KRIJGT HET KAPITAAL NA UW OVERLIJDEN? DE BEGUNSTIGINGSCLAUSULE VAN HET GROEPSVERZEKERINGSREGLEMENT

Voor wat betreft de heffing van schenkbelasting gelden dezelfde, hierboven genoemde grondslagen.

1. HET ERFRECHT VAN DE LANGSTLEVENDE ECHTGENOOT EN HET WETTELIJK OF CONVENTIONEEL RECHT VAN TERUG- KEER 2

Heering Associates. Het verschuldigd bedrag aan successierechten in Frankrijk dient als volgt te worden berekend:

Inhoud. Deel 1 Huwelijksvermogensrecht 17. Inleiding 13

De hervorming van het erfrecht: grotere vrijheid om uw nalatenschap te regelen

Vormingplus heet u welkom

SUCCESSIERECHTEN IN SITUATIES WAARBIJ HET NETWERK ZORGT (ZORGDE) VOOR EEN VOLWASSEN PERSOON MET EEN BEPERKING

ERFBELASTING IN FRANKRIJK EN NEDERLAND (2017)

Inhoudstafel. DEEL 1 Inleiding... 1

Begripsbepaling H OOFDSTUK

Hof van Cassatie van België

Successiewet -- Deel 1

HOOFDSTUK 4. De reserve

H4 Wettelijk erfrecht

HET (NIEUWE) ERFRECHT ANNO 2018

INHOUD. VOORWOORD... v. KRONIEK FAMILIAAL VERMOGENSRECHT Prof. Dr. Johan Du Mongh Primair huwelijksvermogensstelsel Veerle Allaerts...

VLAAMS PARLEMENT VOORSTEL VAN DECREET. van de heren Guy Swennen, Marc van den Abeelen, Ludo Sannen, Chris Vandenbroeke en Frans De Cock

Deutsche Bank DB Planning Insights Maart Samenlevings vormen en vermogens overdracht

Rolnummer Arrest nr. 57/2004 van 24 maart 2004 A R R E S T

Wat nu met de (gewijzigde) erfbelasting?

INHOUD VOORWOORD... KRONIEK FAMILIAAL VERMOGENSRECHT Coördinatie Prof. Dr. JOHAN DU MONGH Primair huwelijksvermogensstelsel VEERLE ALLAERTS...

FAQ Schenkingen en Legaten

INHOUD. Deel I. Privaatrechtelijke aspecten... 1

Rolnummer Arrest nr. 136/2007 van 7 november 2007 A R R E S T

niet verbeterde kopie

Successieplanning via levensverzekering en huwelijkscontract. Brussel, 23 oktober 2010

Erfbelasting - Gunsttarief voor familiale ondernemingen en vennootschappen

Het nieuwe erfrecht. Prof. dr. Charlotte Declerck

Rolnummer Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T

Er wordt verwezen naar de Circulaire nr. 4 van 4 mei Huidige circulaire wijzigt in niets deze eerste circulaire. * * *

Rolnummer Arrest nr. 109/2003 van 22 juli 2003 A R R E S T

Redactie van begunstigingsclausules van levensverzekeringen = maatwerk

SUCCESSIERECHTEN. Exhaustieve studie over de vrijstelling van de gezinswoning in de successierechten. Academiejaar

SAMENWONING RELEVANTE ARTIKELS UIT HET BELGISCH BURGERLIJK WETBOEK

De Vlaamse successierechten voor u gekaderd

Inhoud. Deel 1 Analyse van de situatie 17. Woord vooraf 3 Inleiding 11

Je rechten bij erfenis

Deel 1 - U bent gehuwd. Wat betekent dit voor uw bezittingen?

DE OVERGANG WEGENS OVERLIJDEN ENKELE OPLOSSINGEN DIE VERBAND HOUDEN MET EEN TESTAMENT

De registratierechten in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest

Het Nieuwe Erfrecht. Roel Deseyn Federaal Volksvertegenwoordiger CD&V.

Het nieuwe erfrecht Servais Verherstraeten Voorzitter CD&V-Kamerfractie

Het nieuwe erfrecht Servais Verherstraeten Voorzitter CD&V-Kamerfractie.

Rolnummer Arrest nr. 101/2002 van 19 juni 2002 A R R E S T

VUB werkt verder, ook samen met u als u er niet meer bent.

Mr H.M.L. Simons, notaris Notariskantoor Kunderlinde Voerendaal

PLANNEN ZONDER SCHENKEN. Legal Counsel Wealth Analysis & Planning

Rolnummer Arrest nr. 172/2009 van 29 oktober 2009 A R R E S T

Wettelijk erfrecht Duitsland

Rolnummer Arrest nr. 109/2012 van 20 september 2012 A R R E S T

De overdracht van familiale ondernemingen Artikelen 140 bis W. Reg en 60/1 Vl. W. Succ.

Fictielegaat niet ongrondwettelijk

Begunstigingsclausules: een zaak van levensbelang!

Hoofdstuk 3. Erven als huwelijkspartner

SUCCESSIEPLANNING: EEN HANDLEIDING

Rolnummer Arrest nr. 181/2009 van 12 november 2009 A R R E S T

De Vlaamse successierechten voor u gekaderd

Transcriptie:

Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 Stiefkinderen en successierechten: op naar volledige gelijkschakeling? Masterproef van de opleiding Notariaat Ingediend door Celien De Couvreur (studentennr: 00802521) Promotor: Prof. Dr. Mark Delanote Commissaris: Prof. Dr. Jan Bael

i

Voorwoord De stijgende lijn van het aantal echtscheidingen in België en daarbij horend het stijgend aantal hersamengestelde gezinnen is een evolutie die ondertussen reeds enige tijd aan de gang is. Anno 2014 kan men wel al stellen dat het idee dat men heeft van een gezin mee geëvolueerd is met deze maatschappelijke veranderingen. Gezinnen waarbij één van de ouders, of beiden, naast de gemeenschappelijke kinderen ook nog eigen kinderen heeft uit een vorig huwelijk zijn al geen rariteit meer. Naast de maatschappij moest ook de wetgever zich aanpassen, onder andere op gebied van de successierechten, maar is men hier ook in geslaagd? Mijn interesse was alvast aangewakkerd en heeft geleid tot de keuze voor dit onderwerp. Bij deze wens ik Prof. Dr. Delanote te bedanken voor het op zich nemen van het promotorschap. ii

Inhoudstabel Inleiding... 1 DEEL 1: Erfrecht van de stiefkinderen... 2 DEEL 2: Successierechten... 4 Titel 1: Algemeen: successierechten... 4 Titel 2: Tarieven, vrijstellingen en verminderingen... 5 Inleiding en lokalisatiecriterium... 5 Hoofdstuk 1: Tarieven... 7 Afdeling 1: Algemene bepalingen... 7 Afdeling 2: Vlaams Gewest... 7 2.1 Oude federale regeling... 7 2.2 Decreet 20 december 1996... 8 2.3 Decreet 21 december 2001... 10 2.3.1 Verkrijging tussen stiefouder en stiefkind... 10 2.3.2 Verkrijging tussen een kind van een persoon die met de erflater samenwoont en ook de erflater zelf... 14 2.3.3 Verkrijging tussen een persoon die met een ouder van de erflater samenwoont en de erflater... 17 2.4 Overzicht tarieven... 18 2.4.1 Tarief in rechte lijn, tussen echtgenoten en samenwonenden:... 19 2.4.2 Het tarief tussen andere personen dan in rechte lijn, tussen echtgenoten en samenwonenden:... 19 2.4.3 Gesplitste taxatie... 19 2.4.4 Gezinswoning... 20 2.5 Conclusie... 20 Afdeling 3:Waals Gewest... 21 3.1 Decreet 22 oktober 2003... 21 3.2 Overzicht tarieven... 22 3.2.1 Tarief in rechte lijn en tussen echtgenoten en samenwonenden:... 23 3.2.2 Tarief tussen broers en zusters, tussen ooms en tantes en neven en nichten, tussen alle andere personen:... 23 3.2.3 Nettoaandeel... 24 3.2.4 Gezinswoning... 24 3.3 Conclusie... 26 iii

Afdeling 4: Brussels Hoofdstedelijk Gewest... 27 4.1 Ordonnantie 20 december 2002... 27 4.2 Ordonnantie 6 maart 2008... 28 4.3 Overzicht tarieven... 29 4.3.1 Tarief in rechte lijn, tussen echtgenoten en tussen samenwonenden... 30 4.3.2 Tarief tussen alle andere personen... 31 4.3.3 Nettoaandeel... 31 4.3.4 Gezinswoning... 31 4.4 Conclusie... 33 Hoofdstuk 2: Vrijstellingen en verminderingen... 33 Afdeling 1: Vlaams Gewest... 33 1.1 Vrijstelling voor de gezinswoning... 33 1.2: Verminderingen in rechte lijn, tussen echtgenoten of samenwonenden... 34 Afdeling 2: Waals Gewest... 35 2.1 Bijzonder tarief voor de gezinswoning... 35 2.2 Vrijstellingen in rechte lijn, tussen de echtgenoten en samenwonenden... 36 Afdeling 3: Brussels Hoofdstedelijk Gewest... 37 3.1 Bijzonder tarief voor de gezinswoning... 37 3.2 Vrijstellingen in rechte lijn, tussen de echtgenoten en samenwonenden... 37 Hoofdstuk 3: vergelijkende tabel... 38 DEEL 3: Besluit... 39 Bibliografie... 40 iv

Inleiding 1. In onze steeds evoluerende samenleving is het noodzakelijk dat ook de regelgeving mee evolueert, zo ook op het gebied van de successierechten. De tijd dat een hersamengesteld gezin als uitzondering kon beschouwd worden en men enkel aandacht kon hebben voor het traditionele kerngezin is reeds voorbijgestreefd. In deze masterproef wordt, als onderdeel van de nieuw samengestelde gezinnen, het statuut van het stiefkind op gebied van de successierechten van naderbij onderzocht. Om een duidelijk kader te scheppen zal ik in een eerste deel dan ook het erfrecht van het stiefkind kort bespreken. 2. De drie gewesten hebben elk een eigen beleid uitgestippeld sinds de overheveling van deze bevoegdheden van federaal naar gewestelijk niveau. In een algemeen deel zal deze overheveling en een korte weergave van successierechten op zich besproken worden. 3. Vervolgens zullen de regelingen van het Vlaams, Waals en Brussels Hoofdstedelijk Gewest op gebied van stiefkinderen en successierechten uiteengezet worden. De regeling die voordien gold op federaal niveau zal hierbij eerst kort besproken worden. Meer bepaald zullen in een eerste hoofdstuk de tarieven die gelden in de relatie stiefkindstiefouder per gewest besproken worden. In een tweede hoofdstuk zal dan opnieuw per gewest bekeken worden of er verminderingen en vrijstellingen zijn waarvan ook de stiefkinderen kunnen genieten. 4. In het besluit zal dan nagegaan worden of er voor de stiefkinderen anno 2014 sprake is van een gelijkschakeling met de eigen kinderen of niet. 1

DEEL 1: Erfrecht van de stiefkinderen 5. De begrippen stiefouder en stiefkind duiden op een huwelijkssituatie. De stiefouder is de persoon die gehuwd is met de natuurlijke ouder die een kind uit een vorig huwelijk heeft. Een stiefkind is een kind uit een vorig huwelijk van één van de echtgenoten. 1 6. Tussen stiefouder en stiefkind bestaat er geen ab intestato erfrecht. 2 In ons Belgisch erfrecht geldt nog steeds het principe dat alleen bloedverwanten in de juridische zin erfgerechtigd zijn in een nalatenschap ab intestato. 3 Zo bepaalt artikel 731 Burgerlijk Wetboek dat erfenissen toekomen aan de kinderen en afstammelingen van de overledene, aan zijn noch uit de echt noch van tafel en bed gescheiden echtgenoot, aan zijn bloedverwanten in opgaande lijn, aan zijn bloedverwanten in de zijlijn en aan zijn wettelijk samenwonende binnen de grenzen van de rechten die hem zijn toegekend, in de orde en overeenkomstig de regels die hierna worden bepaald. 4 Tussen stiefouder en stiefkind bestaat er geen bloedverwantschap in de juridische zin. Enkel bloedverwantschap die tot stand komt via vaststelling van afstamming zoals bepaald in artikel 312 e.v. Burgerlijk Wetboek doet erfaanspraken ontstaan. 5 Stiefkinderen erven dus niet automatisch van de stiefouder omdat tussen hen enkel sprake is van aanverwantschap. Aanverwantschap verbindt een persoon met de bloedverwanten van zijn echtgenoot en met de echtgenoten van zijn bloedverwanten. 6 7. Naast het wettelijke erfrecht bestaan er ook nog het testament en de schenking als middelen om goederen aan een bepaald persoon over te maken. Om goederen na zijn dood toe te laten komen aan zijn stiefkind zou de stiefouder dus een testament kunnen opmaken waarin hij een deel van zijn nalatenschap aan het stiefkind laat toekomen. Als de stiefouder echter naast het stiefkind nog eigen kinderen heeft, moet hij bij de opmaak van zijn testament rekening houden met de reserve van die kinderen. Als hij nog een eigen kind heeft komt dit reserve neer op de helft, heeft hij nog twee eigen kinderen dan beslaat de reserve een derde en indien 1 J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Successierechten 2012-13, Mechelen, Kluwer, 2012, deel I, 829 2 W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH, K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 352 3 W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH, K. VANWINCKELEN Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 810 4 Artikel 731 BW. 5 W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH, K. VANWINCKELEN Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 810 6 G. VERSCHELDEN, Handboek Belgisch familierecht, Brugge, Die Keure, 2010, 8 2

en nog drie of meer eigen kinderen zijn komt de reserve neer op drie vierden van de nalatenschap. 7 De stiefouder kan dan wel het beschikbaar deel van zijn nalatenschap toekennen aan zijn stiefkind of stiefkinderen maar de grootte daarvan is dus afhankelijk van het voorbehouden erfdeel. De erflater kan zijn kinderen en stiefkinderen dus niet gelijk behandelen van als er meer dan één stiefkind is of wanneer hij ook nog andere personen een deel van zijn nalatenschap wil laten toekomen. Overschrijdt men het beschikbaar deel dan lopen de stiefkinderen het risico dat hun legaat gaat ingekort worden. Om hieraan tegemoet te kunnen komen en aan de veranderde maatschappelijke context waar zich steeds meer hersamengestelde gezinnen voordoen werd reeds een wetsvoorstel 8 ingediend. In het voorstel zou men de erflater de mogelijkheid bieden om bij uiterste wilsbeschikking te bepalen dat een stiefkind erft als een eigen kind. Hierdoor zou de reserve van de reservataire erfgenamen dan berekend worden alsof het stiefkind een eigen kind van de erflater was. Ook de afstammelingen van het stiefkind zouden dan bij plaatsvervulling kunnen erven. 9 Dit wetsvoorstel is vooralsnog hangende. 8. In andere wetsvoorstellen 10 stelt men dan weer voor om het voorbehouden erfdeel van de eigen kinderen te beperken waardoor ouders meer vrijheid zouden hebben om zelf de overgang van hun vermogen te regelen en op die manier meer kunnen laten toekomen aan onder andere stiefkinderen. Het blijft hier echter nog bij wetsvoorstellen. Als men als stiefouder het stiefkind volledig wil gelijkschakelen moet men al overgaan tot adoptie van het stiefkind. Dit is echter in de meeste situaties niet de meest wenselijke optie, zeker niet indien men de verstandhouding met de oorspronkelijke natuurlijke ouder niet wil verstoren. Conclusie 9.Stiefkinderen beschikken niet over een wettelijk erfrecht en erven dus niet automatisch van de stiefouder. Deze laatste kan zijn stiefkind wel laten delen in zijn nalatenschap via een testamentaire begunstiging of door een schenking tijdens zijn leven. 7 Artikel 913 BW. 8 Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek voor wat betreft het erfrecht van het stiefkind, Parl.St. Kamer 2011-12, nr. 53K1047/001 9 Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek voor wat betreft het erfrecht van het stiefkind, Parl.St. Kamer 2011-12, nr. 53K1047/001, 9 10 Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het erfrecht; Parl.St. Kamer 2012-13, nr. 5-2207/1 3

Zolang het voorbehouden erfdeel enkel de eigen kinderen betreft, kunnen stiefkinderen enkel volledig gelijk behandeld worden indien ze geadopteerd worden door de stiefouder. 11 DEEL 2: Successierechten Titel 1: Algemeen: successierechten 10. Gelet op de specifieke omschrijving van deze masterproef is dit niet de plaats voor een uitgebreide algemene uiteenzetting betreffende successierechten. Hieronder volgt dan ook een summiere uiteenzetting van enkele beginselen van het successierecht, om vervolgens onmiddellijk over te gaan naar de tarieven van de verschillende gewesten die relevant zijn voor de stiefkinderen. De successierechten zijn indirecte staatsbelastingen die worden geïnd door de administratie van Kadaster, Registratie en Domeinen, op grond van de erfovergang van goederen bij overlijden of een daarmee gelijkgestelde gebeurtenis, op basis van de waarde van alle goederen die de successie uitmaken. 12 11. Als men het heeft over successierechten heeft men het dus over belastingen, meer bepaald over oneigenlijke gewestbelastingen. Dit wil zeggen dat het gaat om een federale belasting waarbij de federale overheid bevoegd is voor de belastbare materie maar de opbrengsten gaan geheel of gedeeltelijke naar de gewesten. 13 De gewesten kunnen hierbij de heffingsgrondslag, de aanslagvoet en de vrijstellingen regelen. De zogenaamde dienst van de belasting is gemengd: de federale overheid regelt de dienst van de belasting zolang de federale overheid instaat voor de inning en de invordering van die belasting. Zodra de gewesten dit overnemen, worden ze ook bevoegd om de procedureregels te bepalen. 14 12. Het Wetboek Successierechten maakt verder een onderscheid tussen twee soorten belastingen, namelijk het recht van successie en het recht van overgang bij overlijden. Het successierecht sensu stricto houdt verband met het overlijden van een rijksinwoner, van wie 11 Zie artikel 353/15 BW. 12 A. TIBERGHIEN, Handboek voor fiscaal recht, Mechelen, Kluwer, 2013-2014, 1107 13 A. TIBERGHIEN, Handboek voor fiscaal recht, Mechelen, Kluwer, 2013-2014, 1108 14 Bijz.wet 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, BS 3 augustus 2001. 4

het successierecht dan berekend wordt op zijn netto wereldvermogen. 15 Men wordt vermoed een rijksinwoner te zijn wanneer men op het ogenblik van zijn overlijden, binnen het Rijk zijn domicilie of de zetel van zijn vermogen heeft gevestigd. 16 Men bedoelt hier de feitelijke woonst, niet het wettelijk domicilie. Ook de nationaliteit van de overledene is niet relevant. 17 Gaat het daarentegen over een niet- rijksinwoner dan spreekt men van het recht van overgang bij overlijden en wordt de belasting geheven op de waarde der onroerende goederen gelegen in België 18, met andere woorden het bruto Belgisch onroerend vermogen van de overledene. 19 Titel 2: Tarieven, vrijstellingen en verminderingen Inleiding en lokalisatiecriterium 13. Door de bijzondere wet van 16 januari 1989 op de financiering van de Gemeenschappen en Gewesten werd aan deze overheden de bevoegdheid gegeven omtrent de vaststelling van de tarieven, de vrijstellingen en de verminderingen inzake successierechten. 20 Bovendien werd door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, aan de Gewesten de bevoegdheid gegeven om ook de heffingsgrondslag te wijzigen. 21 Door diezelfde wet werd ook een nieuw lokalisatiecriterium ingevoerd om te kunnen uitmaken welk gewestelijk regime van toepassing is aangezien de verschillende regelingen onderling niet overeenstemmen. Er dient hierbij een onderscheid gemaakt te worden tussen de regeling van vóór 1 januari 2002 en de regeling die daarna van toepassing is geworden. 14. Het vroegere toewijzingscriterium was de laatste wettelijke woonplaats van de overledene zoals bedoeld in artikel 110 van het Burgerlijk Wetboek. 22 De opbrengst werd namelijk toegewezen aan het Gewest waar de nalatenschap is opengevallen. 23 15 Artikel 1,1 W. Succ. 16 Artikel 1 W. Succ. 17 J. RUYSSEVELDT, Successierechten, Mechelen, Kluwer, 2012, 58-59 18 Art 1, 2 W. Succ. 19 J. RUYSSEVELDT, Successierechten, Mechelen, Kluwer, 2012, 57 20 Artikel 4, 2 bijzondere wet 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en Gewesten, BS 17 januari 1989 21 Artikel 6 bijzondere wet 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, BS 3 augustus 2001 22 Memorie van toelichting bij de wet van 7 maart 2002, Parl.St. Kamer 2001-02, nr. 50K1577/001, 4. 23 Artikel 5, 2, 4 bijzondere wet 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en Gewesten, BS 17 januari 1989 5

15. Door de bijzondere wet 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten werd gekozen voor een nieuw lokalisatiecriterium. Men kiest nu voor de fiscale woonplaats van de overledene. 24 Indien die fiscale woonplaats tijdens een periode van vijf jaar voor het overlijden op meer dan één plaats in België gelegen was, wordt de belasting toegewezen aan het Gewest waar de fiscale woonplaats gedurende die periode het langst gevestigd was. 25 16. Door de wet van 7 maart 2002 werd bepaald dat de aangifte van de nalatenschap dient te worden ingediend op het kantoor van de laatste fiscale woonplaats, tenzij de overledene in de laatste vijf jaar voor zijn overlijden zijn fiscale woonplaats langer in een ander Gewest heeft gehad. In dat geval dient de aangifte te gebeuren op het kantoor van de laatste fiscale woonplaats in dat andere Gewest. 26 De aangifte dient dus niet meer te gebeuren op het kantoor van de laatste wettelijke woonplaats. Deze aanvulling kwam er omdat anders elk kantoor zowel de regeling van het Vlaams, Waals als het Brussels Hoofdstedelijke Gewest zou moeten kunnen toepassen. 27 Onder fiscale woonplaats van de overledene moet verstaan worden de plaats waar de overledene zijn werkelijke, effectieve, voortdurende woonplaats had gevestigd, de plaats waar hij zijn domus, zijn familie, het centrum van zijn bedrijvigheid, de zetel van zijn zaken en van zijn bezigheden had. 28 Men kijkt hier dus naar de werkelijke woonplaats, niet naar het wettelijke domicilie waardoor de fiscale woonplaats niet noodzakelijk overeenstemt met de plaats waar de overledene op het ogenblik van zijn overlijden was ingeschreven in het bevolkingsregister. 29 24 Artikel 7 bijzondere wet 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, BS 3 augustus 2001 25 Ibid. 26 Artikel 38, 1, eerste lid W.Succ. gewijzigd door de wet 7 maart 2002 tot wijziging van het Wetboek der successierechten en het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten ingevolge de nieuwe lokalisatiecriteria voor de gewestelijke belastingen zoals bepaald bij de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, BS 19 maart 2002, met inwerkingtreding vanaf 1 januari 2002. 27 Memorie van toelichting bij de wet van 7 maart 2002, Parl.St. Kamer 2001-02, nr. 50K1577/001, 5. 28 Memorie van toelichting bij de wet van 7 maart 2002, Parl.St. Kamer 2001-02, nr. 50K1577/001, 6. 29 J. RUYSSEVELDT, Successierechten, Mechelen, Kluwer, 2012, 206 6

Hoofdstuk 1: Tarieven Afdeling 1: Algemene bepalingen 17. De verschuldigde successierechten worden berekend volgens de graad van verwantschap die bestaat tussen de erflater en de erfopvolgers, dit volgens een progressief tarief dat bovendien nog eens varieert over het netto-aandeel dat iedere erfopvolger krijgt. 30 Het tarief dat de erfgenamen en legatarissen moeten betalen wordt dus berekend op basis van de verwantschap ten opzichte van de overledene en wordt ingedeeld in vier categorieën. Met verwantschap wordt de bloedverwantschap bedoeld, aangezien aanverwanten beschouwd worden als vreemden ten opzichte van de erflater en dus vallen onder de categorie anderen. 31 Een erfgenaam of legataris moet dus eerst in een categorie ondergebracht worden en binnen elk van deze categorieën wordt vervolgens een progressief tarief toegepast. Dit wil zeggen dat hoe hoger het aandeel dat men verkrijgt, hoe hoger het toepasselijke tarief zal zijn. 32 Hierna worden de toepasselijke tarieven in de verschillende gewesten besproken, te beginnen met het Vlaams Gewest waar sinds 1 januari 1997 reeds een nieuw tarief van kracht is. 33 Afdeling 2: Vlaams Gewest Categorie 1: erfgenamen in rechte lijn, echtgenoten en samenwonenden 2.1 Oude federale regeling 18. Onder de oude federale regeling ressorteerden de stiefkinderen in principe niet onder de eerste categorie van erfopvolgers, namelijk de categorie van het tarief in rechte lijn, tussen echtgenoten en samenwonenden, aangezien deze categorie bedoeld was voor de afstammelingen en ascendenten van de overledene, op voorwaarde dat er een juridisch vastgestelde afstammingsband was. Zoals reeds gezegd is de verwantschap die hier bedoeld werd de bloedverwantschap. Tussen stiefouder en stiefkind bestaat een band van 30 J. RUYSSEVELDT, Successierechten, Mechelen, Kluwer, 2012, 207 31 Ibid. 32 Ibid. 33 Decreet 20 december 1996 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1997, BS 31 december 1996, in werking getreden op 1 januari 1997. 7

aanverwantschap en geen juridisch vastgestelde afstammingsband. De stiefkinderen vielen onder de oude federale regeling dus niet onder de tarieven van categorie één. De Vlaamse decreetgever heeft hier verandering ingebracht met het decreet van 20 december 1996. 34 2.2 Decreet 20 december 1996 Artikel 50 Vl. W.Succ. werd door het decreet van 20 december 1996 vervangen: Het percentage van het recht tussen echtgenoten is niet van toepassing wanneer de echtgenoten uit de echt of van tafel en bed gescheiden zijn tenzij zij gemeenschappelijke kinderen of afstammelingen hebben. Dit zelfde percentage van het recht is eveneens van toepassing op verkrijgingen door de kinderen van de langstlevende echtgenoot van de overleden echtgenoot" 35 19. Gelet op deze formulering is het tarief in rechte lijn enkel van toepassing op een legaat van de stiefouder aan het stiefkind indien de stiefouder overleed voor de ouder van het kind. De volgorde van overlijden van de stiefouder en de ouder van het kind was dus van belang om het toepasselijk tarief te bepalen in de relatie stiefouder stiefkind. Met name in het geval de stiefouder voor de ouder van het stiefkind overleed dan werd een legaat van de stiefouder aan het stiefkind onderworpen aan de rechte lijn tarieven. In het omgekeerde geval waarbij de ouder van het stiefkind reeds vooroverleden was, werd het legaat onderworpen aan de tarieven tussen anderen. Met een laatste mogelijkheid waarbij het stiefkind vooroverleden is en een legaat vermaakt heeft aan de stiefouder werd bovendien geen rekening gehouden zodat dit legaat steeds onderworpen is aan de tarieven tussen anderen. 36 Het feit dat de uitbreiding van de toepassing van het tarief in rechte lijn dus niet gold voor alle stiefkinderen maar de facto enkel voor de kinderen van de langstlevende echtgenoot van de stiefouder werd door het Arbitragehof veroordeeld in een arrest van 19 december 2002. 20. In bovenvermeld arrest werd namelijk de volgende prejudiciële vraag gesteld: Schendt artikel 50 van het Wetboek der successierechten, zoals vervangen door artikel 15 van het decreet van de Vlaamse Raad van 20 december 1996, de artikelen 10, 11 en 172 Grondwet, in zoverre het tarief in rechte lijn en tussen echtgenoten uitbreidt tot de kinderen van de langstlevende echtgenoot van de overleden echtgenoot terwijl het dit tarief niet uitbreidt tot 34 Decreet 20 december 1996 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1997, BS 31 december 1996 35 Artikel 15 decreet 20 december 1996 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1997, BS 31 december 1996. 36 B. CARDOEN, Circulaire bespreekt uitbreiding gunsttarief voor stiefkinderen, Fisc.Act. 2002, afl. 43, 4 8

de kinderen van de eerst overleden echtgenoot die erven van de langstlevende echtgenoot en aldus een niet redelijk verantwoorde ongelijke behandeling zou invoeren tussen beide categorieën van kinderen? 37 In casu waren de eisers aangeduid als algemene legatarissen in het testament van hun stiefmoeder, die destijds gehuwd was met hun vader maar hij is nu reeds vooroverleden. Het tarief in rechte lijn kon volgens de ontvanger echter niet toegepast worden gelet op de formulering van de wettelijke bepaling. Door die formulering zou het tarief in rechte lijn voor de stiefkinderen enkel gelden indien de stiefouder overlijdt voor de natuurlijke ouder, wat in casu niet het geval was. 38 21. De eisende partijen voeren aan dat er een onderscheid gecreëerd wordt tussen de stiefkinderen voor wat betreft het tarief dat toepasselijk is op de nalatenschap van de stiefouder doordat louter en alleen gekeken wordt of de stiefouder overlijdt voor of na de biologische ouder. Enkel de stiefkinderen wiens stiefouder voor de biologische ouder overlijdt, kunnen genieten van de tarieven in de rechte lijn terwijl hun hoedanigheid in geen van de gevallen verandert, zij blijven namelijk in elk geval de stiefkinderen van de erflater. 39 Waar dit criterium van onderscheid vandaan komt, blijkt alleszins niet uit de parlementaire voorbereiding van het decreet van 20 december 1996 waar geen enkel motief wordt gegeven voor dergelijke verschillende behandeling van stiefkinderen. 40 Meer nog, volgens de parlementaire voorbereiding van deze bepaling had de hervorming tot doel om de relatie stiefouder-stiefkind voor wat betreft de successierechten op gelijke hoogte te brengen als de relatie in rechte lijn of tussen echtgenoten aangezien de relatie tussen stiefouders en stiefkinderen even hecht kan zijn. Indien de stiefouder zijn of haar stiefkind een deel van zijn of haar nalatenschap wil toekennen moet dit steeds volgen uit een wilsuiting van de stiefouder aangezien het Burgerlijk Wetboek het stiefkind niet als een erfgenaam beschouwt van de stiefouder. Deze wilsuiting door middel van een testament of een schenking wordt als rechtvaardiging opgeworpen voor de gelijke behandeling met de rechte lijn of tussen echtgenoten en als bewijs van de bijzondere band tussen stiefkind en stiefouder. 41 37 Arbitragehof 19 december 2002, nr. 186/2002, 2 38 Arbitragehof 19 december 2002, nr. 186/2002, 2 39 Arbitragehof 19 december 2002, nr. 186/2002, 3 40 Memorie van toelichting bij decreet 20 december 1996 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1997, Parl.St. Vl.Parl. 1996-97, nr. 428/1, 6. 41 Arbitragehof 19 december 2002, nr. 186/2002, 4-5 9

22. Het feit dat de stiefouder voor of na de biologische ouder met wie hij was gehuwd zou zijn overleden doet geen afbreuk aan de band die er is tussen stiefouder en stiefkind. De wilsuiting van de overlevende stiefouder om zijn of haar stiefkinderen te laten delen in de nalatenschap is niet anders wanneer de biologische ouder reeds vooroverleden is en geeft blijk van het behoud van de bijzondere band tussen stiefkind en stiefouder, ook na het overlijden van de biologische ouder. Bijgevolg heeft het hof dan ook geoordeeld dat de bepaling de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt en aldus discriminatoir is. 2.3 Decreet 21 december 2001 23. Door het decreet van 21 december 2001 42 werd een einde gemaakt aan voorvermelde discriminatie en werd het begrip stiefkinderen aanzienlijk uitgebreid. Bovendien voert het nieuwe artikel 50 Vl. W. Succ. vijf situaties in waarbij personen, zonder bloedverwantschap, voor wat betreft het tarief, gelijkgesteld worden met erfgenamen in rechte lijn. 43 Door de invoering van het nieuwe artikel 50 Vl. W.Succ. wordt voortaan elke verkrijging tussen stiefouder en stiefkind gelijkgesteld met een verkrijging in rechte lijn. De volgorde van overlijden van de stiefouder of biologische ouder van het stiefkind is in deze nieuwe regeling niet meer van belang. Het tarief in rechte lijn kan nu tussen stiefouder en stiefkind toegepast worden, ook al is de ouder van het stiefkind reeds overleden. 44 Dit betekent dus dat de stiefkinderen voor wat betreft de successierechten hierdoor gelijkgesteld worden met de eigen kinderen. Hierna wordt dieper ingegaan op drie van de vijf situaties waarbij personen gelijkgesteld worden met erfgenamen in rechte lijn die relevant zijn voor dit werk. 2.3.1 Verkrijging tussen stiefouder en stiefkind 24. Zoals reeds gezegd wordt nu enerzijds ook de verkrijging door een stiefkind van zijn stiefouder gelijkgesteld zonder onderscheid tussen de volgorde van overlijden tussen stiefouder en ouder van het kind, anderzijds wordt nu ook de omgekeerde situatie 42 Decreet 21 december 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2002, BS 29 december 2001, erratum, BS 14 februari 2002, in werking getreden op 1 januari 2002 43 J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Successierechten 2002-03, Mechelen, Kluwer, 2002, deel I, 628 44 B. CARDOEN, Circulaire bespreekt uitbreiding gunsttarief voor stiefkinderen, Fisc.Act. 2002, afl. 43, 4. 10

gelijkgesteld. Ook op de verkrijging door een stiefouder van zijn of haar stiefkind wordt nu het tarief in rechte lijn toegepast. 45 Voorbeeld 46 Paul is geboren uit het huwelijk van Jozef en Maria. Zijn vader Jozef is overleden. Nadien treedt Maria opnieuw in het huwelijk met Petrus. Op haar beurt komt Maria te overlijden zodat Petrus haar komt te overleven. Petrus, die zelf geen kinderen heeft, wenst zijn vermogen via testament te vermaken aan zijn stiefkind Paul. Sinds 1 januari 2002 kan de verkrijging door Paul van zijn stiefvader Petrus aan het tarief in de rechte lijn gebeuren. 25. Vóór het decreet van 21 december 2001 zou de verkrijging door Paul van zijn stiefvader Petrus niet kunnen worden onderworpen aan de tarieven in rechte lijn aangezien de natuurlijke ouder van Paul, zijn moeder Maria, reeds vooroverleden was, waar dit nu wel mogelijk is aangezien elke verkrijging door een stiefkind van zijn stiefouder gelijkgesteld wordt zonder dat de volgorde van overlijden van enig belang is. Jammer genoeg is deze gelijkstelling beperkt gebleven tot de relatie stiefouder-stiefkind waardoor stiefkleinkinderen of verdere afstammelingen niet onder het toepassingsgebied vallen en dus niet kunnen genieten van de tarieven in rechte lijn. Verkrijgingen door afstammelingen van het stiefkind of van de ouder van de stiefouder vallen dan bijvoorbeeld buiten het toepassingsgebied. 47 Dit leidt tot de onbillijke situatie dat wanneer een stiefouder die niet enkel de kinderen van zijn reeds overleden echtgenote wil begunstigen, maar ook haar kleinkinderen, deze laatsten onderworpen zullen worden aan veel hogere tarieven. 26. Al snel werd de vraag of dit geen discriminatie uitmaakt opgeworpen voor het Grondwettelijk Hof. In een arrest van 7 december 2005 moest het Hof zich uitspreken over de vraag of artikel 50 Vl. W. Succ. niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. 48 In het arrest wordt de vergelijking gemaakt tussen de stiefkinderen en de stiefkleinkinderen. 45 J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Successierechten 2002-03, Mechelen, Kluwer, 2002, deel I, 628 46 J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Successierechten 2012-13, Mechelen, Kluwer, 2012, deel I, 830 47 B. CARDOEN, Circulaire bespreekt uitbreiding gunsttarief voor stiefkinderen, Fisc.Act. 2002, afl. 43, 5. 48 J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Successierechten 2012-13, Mechelen, Kluwer, 2012, deel I, 830 11

A. Arrest 7 december 2005 27. De prejudiciële vraag die aan bod kwam in dit arrest was de volgende: Schendt artikel 50 van het Wetboek van Successierechten, zoals van toepassing voor het Vlaams Gewest, artikelen 10 en 11 Grondwet en/of artikel 172 van de Grondwet, doordat het voor bepaling van het successierechtelijk tarief verkrijgingen door stiefkinderen gelijkstelt met verkrijgingen in rechte lijn, terwijl het dat niet doet met verkrijgingen door stiefkleinkinderen? 49 In casu waren de kinderen van de niet-vooroverleden stiefdochter aangewezen als algemene legataris in de nalatenschap van de stiefouder van hun moeder en zij moesten overeenkomstig artikel 48 Vl. W. Succ. de tarieven betalen die van toepassing waren tussen anderen. Zij konden dus niet genieten van het voordeligere tarief dat geldt in de rechte lijn en zij voerden dan ook een schending van de grondwettelijke gelijkheidsbeginsels aan doordat sinds de nieuwe regeling verkrijgingen door stiefkinderen gelijkgesteld zijn met verkrijgingen in rechte lijn, terwijl dit niet het geval is voor verkrijgingen door stiefkleinkinderen. 50 28. De eisers hadden reeds voor de verwijzende rechter aangevoerd dat de gelijkstelling van de band tussen stiefouder en stiefkind met deze in rechte lijn gebaseerd is op het feit dat er een even hechte band kan zijn in beide relaties. De gelijkstelling is bovendien gebaseerd op de onderhoudsplicht die stiefouders hebben ten opzichte van hun stiefkinderen. De eisers zijn dan ook van mening dat ook een stiefkleinkind een dergelijke band met de stiefgrootouder kan hebben en dus ook zou moeten kunnen genieten van de tarieven voor vererving die gelden in de rechte lijn. Naast diezelfde hechte band geldt ook een onderhoudsplicht van de stiefgrootouders ten aanzien van hun stiefkleinkinderen. Eisers zien dan ook geen reden om de tarieven die gelden voor vererving in rechte lijn niet toe te passen op de vererving tussen stiefkleinkind en stiefgrootouder. 51 29. In de beoordeling wijst het Hof er op dat het bepalen van het belastingtarief en de modalisering ervan toekomt aan de bevoegde fiscale wetgever maar indien hij daarvoor criteria van onderscheid gebruikt moeten deze objectief en redelijk verantwoord zijn, wat wil zeggen dat diegenen die zich in een gelijkwaardige positie bevinden op gelijke wijze moeten behandeld worden. 52 Het Grondwettelijk Hof stelt dan ook dat het onderscheid tussen enerzijds stiefkinderen die erven van hun stiefouder en anderzijds stiefkleinkinderen die erven 49 Arbitragehof 7 december 2005, nr. 181/2005, 2 50 Arbitragehof 7 december 2005, nr. 181/2005, 3 51 Ibid. 52 Arbitragehof 7 december 2005, nr. 181/2005, 5 12

van hun stiefgrootouder weldegelijk berust op een objectief en pertinent criterium, namelijk de aanwezigheid van die hechte gezinsband, aangezien het in het eerste geval gaat om leden van het kerngezin, terwijl dit in de relatie stiefkleinkinderen-stiefgrootouder niet gaat om het kerngezin. 53 De toekenning van het gunstigere tarief in rechte lijn aan slechts bepaalde categorieën van erfgenamen leidt er volgens het Hof toe dat men zich hier dan ook in een uitzondering bevindt en aldus mag de decreetgever deze uitzondering restrictief opvatten. Om die redenen heeft het Grondwettelijk Hof dan ook beslist dat de grondwettelijke gelijkheidsbeginsels niet geschonden zijn aangezien de stiefkleinkinderen in beginsel geen deel uitmaken van het kerngezin van de erflater en dus niet dezelfde hechte gezinsband hebben als de stiefkinderen. 54 De eisers lieten het hier niet bij en er volgde opnieuw een arrest. Daar waar het Grondwettelijk Hof in voorgaand arrest de vergelijking gemaakt heeft tussen de stiefkinderen en de stiefkleinkinderen, werd in het arrest van 18 februari 2010 de vergelijking gemaakt tussen de stiefkleinkinderen en de kleinkinderen. B. Arrest 18 februari 2010 30. De prejudiciële vraag in dit arrest luidde: Schendt artikel 50 W. Succ. (Vlaams Gewest), zoals gewijzigd door artikel 45 van het decreet van 21 december 2001 (B.S., 14 februari 2002) de artikelen 10, 11 of 172 van de Grondwet, doordat daarin de gelijkschakeling met een relatie in de rechte lijn wordt beperkt tot de relatie stiefouder-stiefkind, met uitsluiting van de relatie stiefgrootouder-stiefkleinkind, en deze uitsluiting een discriminatie uitmaakt tegenover de situatie van gewone (natuurlijke) kleinkinderen, die krachtens artikel 48 W. Succ. wel van het tarief in de rechte lijn kunnen genieten? 55 Er wordt nu nagegaan of deze bepaling de gelijkheidsbeginsels schendt doordat de relatie stiefgrootouder-stiefkleinkind buiten de toepassing wordt gehouden, terwijl kleinkinderen op grond van artikel 48 Vl. W. Succ. kunnen genieten van de tarieven in rechte lijn. 56 31. Ook de prejudiciële vraag die in dit arrest aan de orde is wordt ontkennend beantwoord door het Grondwettelijk Hof. Het Hof voert ter staving van het verschil in behandeling op 53 Arbitragehof 7 december 2005, nr. 181/2005, 6 54 Ibid. 55 GwH 18 februari 2010, nr. 15/2010, 2 56 GwH 18 februari 2010, nr. 15/2010, 4-5 13

vlak van de successierechten aan dat het onderscheid weldegelijk op een objectief en pertinent criterium berust, namelijk het al dan niet bestaan van een bloedband zoals bedoeld in artikel 731 van het Burgerlijk Wetboek. In dit artikel wordt uitgegaan van twee criteria om te bepalen wie als erfgenaam kan beschouwd worden, namelijk de bloedband en de huwelijksband. Stiefkleinkinderen worden hier dus nog steeds gerekend tot de categorie van andere personen die slechts tot de nalatenschap van de erflater kunnen geroepen worden door middel van testament of contractuele erfstelling. 57 Voor hen dus geen gelijkschakeling met de eigen kinderen van de erflater. 2.3.2 Verkrijging tussen een kind van een persoon die met de erflater samenwoont en ook de erflater zelf A. Situatie sinds 1 januari 2002 32. De tekst van artikel 50 Vl. W. Succ. werd ook aangepast aan de nieuwe vormen van samenleving buiten het huwelijk waardoor er nu ook een gelijkstelling met een verkrijging in rechte lijn voorzien werd indien het gaat om een verkrijging tussen een kind van een persoon die met de erflater samenwoont en de erflater. Het gaat hier dus om een buitenhuwelijkse samenwoningssituatie waarbij de erflater het kind van de persoon met wie hij samenwoont wil aanstellen als legataris. Hiervoor moeten deze personen wel hetzij wettelijk hetzij feitelijk samenwonen. Volgens artikel 48 Vl. W. Succ. moet men hiervoor reeds één jaar ononderbroken samenwonen en een gemeenschappelijke huishouding voeren. Een uittreksel uit het bevolkingsregister geldt als weerlegbaar vermoeden van deze ononderbroken samenwoning en gemeenschappelijke huishouding. 58 Voorbeeld 59 Paula heeft een dochter Anna uit een vorig huwelijk met Gert. Sinds jaren zijn Gert en Paula uit de echt gescheiden. Inmiddels is Paula gaan samenwonen met Frieda. Mits te voldoen aan de voorwaarden van samenwonen tussen Paula en Frieda kan Anna (via testament) erven aan het tarief in rechte lijn van Frieda. 57 GwH 18 februari 2010, nr. 15/2010, 7 58 J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Successierechten 2012-13, Mechelen, Kluwer, 2012, deel I, 830 59 J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Successierechten 2012-13, Mechelen, Kluwer, 2012, deel I, 831 14

33. Indien Anna door Frieda, de vriendin van haar moeder, als legataris is aangeduid kan zij dus erven van Frieda aan de gunstigere successietarieven die gelden in rechte lijn indien Paula en Frieda reeds één jaar ononderbroken samenleven en een gemeenschappelijke huishouding voeren. Hierbij is dan echter steeds vereist dat op datum van overlijden de erflater samenwoonde met de ouder van het begunstigde kind. 60 Dit betekent dat de volgorde van overlijden hier dus wel nog een rol speelt. 61 Immers, indien de ouder van het begunstigde kind reeds vooroverleden is, kan er geen sprake meer zijn van samenwoning waardoor het niet meer gaat over de verkrijging tussen een kind van een persoon die met de erflater samenwoont en ook de erflater zelf. Ook over dit criterium van onderscheid werd een arrest geveld door het Grondwettelijk Hof. B. Arrest 20 december 2012 34. Opnieuw een prejudiciële vraag: Schendt het artikel 50 W.Succ. (zoals van toepassing voor het Vlaams Gewest en zoals vervangen bij art. 44 Decr.Vl.Parl. 21 december 2001, B.S. 29 december 2001 (derde uitg.) en gewijzigd bij art. 57 Decr.Vl.Parl. 20 december 2002, B.S. 31 december 2002 (vierde uitg.)), samen gelezen met art. 48 W.Succ., de artikelen 10, 11 en 172 gec.g.w. in zoverre deze bepaling het tarief in rechte lijn en tussen echtgenoten uitbreidt tot de kinderen van de persoon die met de erflater samenwoont in de zin van art. 48, 2, W.Succ. terwijl deze bepaling dit tarief niet uitbreidt tot de kinderen van de eerst overleden partner die erven van de langstlevende partner waarbij tot aan het overlijden van de eerst stervende voldaan was aan de voorwaarden van samenwoning in de zin van art. 48, 2, W.Succ.? 62 35. In casu ging het om een nalatenschap die bij wege van testament toegekend was aan de kinderen van de vooroverleden persoon met wie de erflater tot aan haar dood had samengewoond. Het ging dus om de kinderen van haar reeds overleden partner waardoor er van samenwonen op het moment van haar overlijden geen sprake meer was. De kinderen moesten dus voor wat betreft de berekening van de successierechten de tarieven betalen die golden tussen anderen overeenkomstig artikel 48 Vl. W. Succ. De kinderen waren echter 60 J. RUYSSEVELDT, Aanpassing voorwaarden waarin samenwonende stiefkinderen of -ouders in het Vlaamse Gewest van elkaar erven (art. 50 W.Succ.), Successierechten 2013, afl. 9, 8 61 B. CARDOEN, Circulaire bespreekt uitbreiding gunsttarief voor stiefkinderen, Fisc. Act. 2002, afl. 43, (4) 5 62 GwH 20 december 2012, nr. 163/2012, 2 15

niet akkoord met die beslissing en tijdens de procedure die ze daaromtrent voerden, werd bovenstaande prejudiciële vraag gesteld. 63 36. Het hof moet zich dus buigen over de vraag of er een verschil in behandeling bestaat tussen enerzijds de kinderen van een persoon die met de erflater samenwoont op de dag van het openvallen van de nalatenschap en anderzijds de kinderen van een persoon de met de erflater samenwoonde, maar die reeds was overleden op de dag van het openvallen van de nalatenschap. De volgorde van overlijden was hier weer van belang aangezien de verkrijging in de eerste situatie onderworpen wordt aan de tarieven die gelden in rechte lijn, terwijl de verkrijging niet gelijkgesteld wordt met een verkrijging in de rechte lijn indien de persoon met wie de erflater samenwoonde reeds overleden was bij het openvallen van zijn nalatenschap. 64 37. Hierboven is reeds besproken dat de volgorde van overlijden niet meer van belang is wanneer het gaat over stiefkinderen van gehuwden en uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat de decreetgever de bedoeling had om ook de verkrijging tussen een kind van een persoon die met de erflater samenwoont en de erflater op dezelfde wijze te behandelen. 65 Beide categorieën worden echter niet op dezelfde wijze behandeld indien bij verkrijgingen tussen een kind van een persoon met wie de erflater samenwoont, en de erflater wel nog rekening gehouden zou worden met de volgorde van overlijden, terwijl de verkrijging tussen stiefouder en stiefkind wordt gelijkgesteld met een verkrijging in rechte lijn zonder dat de volgorde van overlijden van de ouder en stiefouder hier nog een rol speelt. Het Grondwettelijk Hof oordeelt dan ook dat de in het geding zijnde prejudiciële vraag bevestigend moet beantwoord worden aangezien het verschil in behandeling niet redelijk verantwoord is. 66 C. Decreet 5 juli 2013 38. Naar aanleiding van voorgaand arrest volgde dan ook een decretale aanpassing in de vorm van het decreet van 5 juli 2013. 67 Zoals hierboven reeds uiteengezet was voordien de volgorde van overlijden van stiefouder en ouder van belang wanneer het ging om een verkrijging tussen 63 GwH 20 december 2012, nr. 163/2012, 2-3 64 GwH 20 december 2012, nr. 163/2012, 7 65 Parl. St., Vlaams Parlement, 2002-2003, nr. 1438/1, 23 66 GwH 20 december 2012, nr. 163/2012, 9 67 Decreet van 5 juli 2013 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2013, BS 30 juli 2013 16

een kind van een persoon die met de erflater samenwoont en ook de erflater zelf. Bij voorgemeld decreet van 5 juli 2013 is dit niet langer vereist. 39. Men heeft het artikel 50 Vl. W. Succ. ook in die zin aangepast dat ook in de situatie waarbij de samenwonende stiefouder door het kind van zijn samenwonende partner als legataris wordt aangeduid de volgorde van overlijden geen rol meer speelt. Ook in deze situatie is het niet langer vereist dat op datum van overlijden de ouder van de erflater samenwoonde met de in het testament aangeduide stiefouder. 68 Het tarief in rechte lijn geldt dus zowel in het geval waarin de ouder, die met de erflater samenwoonde vooroverleden is, als in het geval waarin de ouder van de erflater al overleden is, zolang de vereiste van samenwonen tussen de (vooroverleden) ouder en de erflater of tussen de (vooroverleden) ouder van de erflater en de samenwonende persoon voldaan is op de dag van het openvallen van de nalatenschap van de ouder. 69 De verkrijging tussen een persoon die met een ouder van de erflater samenwoont en de erflater wordt hierna behandeld. 2.3.3 Verkrijging tussen een persoon die met een ouder van de erflater samenwoont en de erflater 40. Dit is dus de situatie waarbij de samenwonende stiefouder als legataris wordt aangeduid door het kind van een ouder die op het ogenblik van het overlijden van zijn of haar kind samenwoont met de legataris. Voorbeeld 70 Karel en Luc, twee ongehuwde mannen, wonen samen. Karel heeft een zoon Tom uit een vorig huwelijk. Indien Tom overlijdt, kan Luc, de andere samenwonende man, indien daartoe de voorwaarden vervuld zijn, erven aan het tarief in rechte lijn. 41. Sinds de aanpassing van artikel 50 Vl. W. Succ in het decreet van 21 december 2001 gold ook hier dus een samenwoningsvereiste en speelde de volgorde van overlijden nog een rol aangezien op het ogenblik van het overlijden van het kind aan de voorwaarden van 68 J. RUYSSEVELDT, Aanpassing voorwaarden waarin samenwonende stiefkinderen of -ouders in het Vlaamse Gewest van elkaar erven (art. 50 W.Succ.), Successierechten 2013, afl. 9, 8 69 Ibid. 70 J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Successierechten 2012-13, Mechelen, Kluwer, 2012, deel I, 832 17

samenwoning moest voldaan zijn tussen de natuurlijke ouder en de legataris. Om te kunnen genieten van de tarieven in rechte lijn moet de persoon die met de natuurlijke ouder samenwoont ofwel op de dag van het overlijden van de erflater wettelijke samenwonen met de ouder van de erflater ofwel bewijzen dat hij op het ogenblik van het overlijden reeds één jaar ononderbroken een gemeenschappelijke huishouding met de ouder van de erflater voerde. 71 42. Sinds het decreet van 5 juli 2013 zijn aan het eerste lid van artikel 50 Vl. W. Succ. de volgende zinnen toegevoegd: De gelijkstelling geldt ook als de verkrijging plaatsvindt na het overlijden van diegene die met de erflater samenwoonde of na het overlijden van de ouder van de erflater. In het laatste geval geldt dezelfde vereiste van samenwonen, maar dan op het ogenblik van het vooroverlijden van de ouder. 72 Door deze aanpassing speelt, zoals reeds eerder uiteengezet, de volgorde van overlijden niet langer een rol. 2.4 Overzicht tarieven 43. Het successierecht wordt geheven volgens progressieve tarieven. De hierna vermelde tarieven zijn enkel van toepassing op het grondgebied van het Vlaams Gewest dat overeenkomstig artikel 5 Gw bestaat uit: - Het grondgebied van de provincies Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, West- Vlaanderen en Vlaams Brabant (de arrondissementen Halle, Vilvoorde en Leuven) - De Vlaamse taalgrensgemeenten (Mesen, Ronse, Spiere-Helkijn, Bever, Herstappe en Voeren) - De zes Brusselse randgemeenten met taalfaciliteiten (Drogenbos, Wemmel, Kraainem, Linkebeek, Sint-Genesius-Rode en Wezenbeek-Oppem) 73 In tabelvorm kunnen de tarieven als volgt worden weergegeven: 71 J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Successierechten 2012-13, Mechelen, Kluwer, 2012, deel I, 832 72 Decreet van 5 juli 2013 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2013, BS 30 juli 2013 73 J. RUYSSEVELDT, Successierechten, Mechelen, Kluwer, 2012, 242 18

2.4.1 Tarief in rechte lijn, tussen echtgenoten en samenwonenden 74 : Schijf nalatenschap in EUR % Gecumuleerd bedrag over de voorgaande schijven in EUR 0,01 50.000,00 3 50.000,00 250.000,00 9 1.500,00 Boven de 250.000,00 27 19.500,00 2.4.2 Het tarief tussen andere personen dan in rechte lijn, tussen echtgenoten en samenwonenden 75 : Schijf nalatenschap in EUR % Tussen broers % Tussen anderen Gecumuleerd bedrag over de voorgaande Gecumuleerd bedrag over de voorgaande en zusters schijven in EUR Tussen broers en schijven in EUR Tussen anderen zusters 0,01 75.00,00 30 45 75.000,00 55 55 22.500,00 33.750,00 125.000,00 Boven de 125.000,00 65 65 50.000,00 61.250,00 2.4.3 Gesplitste taxatie 44. Bovenstaande tarieven worden toegepast op het totale erfdeel dat ieder verkrijgt maar het tarief wordt voor wat betreft het tarief in rechte lijn, tussen echtgenoten en samenwonenden echter wel afzonderlijk toegepast op enerzijds het roerend en anderzijds het onroerend erfdeel van de verkrijger. Voor die groep onderscheidt men voor de toepassing van het tarief dus twee verschillende massa s: de massa van de onroerende goederen en de massa van de roerende 74 J. RUYSSEVELDT, Successierechten, Mechelen, Kluwer, 2012, 242 75 Ibid. 19

goederen waarop de tarieven vervolgens gesplitst worden toegepast. Deze manier van werken zorgt er voor dat het bedrag dat moet betaald worden aan successierechten lager zal zijn omdat het hoogste tarief van 27% minder snel zal moeten worden toegepast. 76 Voorbeeld 77 Twee kinderen verkrijgen elk 500.000 euro goederen, waarvan de helft roerende en de helft onroerende goederen. Indien er geen afzonderlijke berekening zou worden gemaakt voor de roerende en de onroerende massa, zouden de successierechten per kind 19.500 euro + 27% x 250.000 euro = 67.500 euro, hetzij samen 87.000 euro bedragen. Door de splitsing tussen de roerende en de onroerende massa bedragen de successierechten tweemaal 19.500 euro of samen 39.000 euro per kind. 45. Deze gesplitste taxatie is sinds de gelijkschakeling van verkrijgingen in de relatie stiefouder - stiefkind met verkrijgingen in de rechte lijn ook voor hen van toepassing. 2.4.4 Gezinswoning 46. Het decreet van 6 juli 2006 78 dat inwerking is getreden op 1 januari 2007 zorgt ervoor dat de vererving van de gezinswoning in het Vlaams Gewest voortaan voor de echtgenoten en samenwonende partners vrijgesteld is van successierecht. 79 Deze vrijstelling is echter niet weggelegd voor inwonende kinderen/kleinkinderen, waartoe ook de stiefkinderen behoren. 80 Dit in tegenstelling tot wat geldt in het Waalse en Brussels Gewest, zoals later uiteengezet zal worden. 2.5 Conclusie 47. Door de invoering van het decreet van 21 december 2001 dat voorzag in de uitbreiding van het begrip stiefkinderen en een vernieuwd artikel 50 Vl. W.Succ. werden de stiefkinderen gelijkgeschakeld met eigen kinderen van de erflater voor het bepalen van de 76 H. CASIER, Successierechten-tarief der rechten, OEST 30 september 2013, afl. 45, 155; Memorie van toelichting bij decreet 20 december 1996 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1997, Parl.St. Vl.Parl. 1996-97, nr. 428/1, 6 77 H. CASIER, Successierechten-tarief der rechten, OEST 30 september 2013, afl. 45, 155 78 Decreet 7 juli 2006 houdende vrijstelling van successierechten ten voordele van de langstlevende partner voor de nettowaarde van de gezinswoning, BS 20 september 2006, inwerkingtreding vanaf 1 januari 2007 79 Artikel 48, lid 4 W. Succ. 80 J. RUYSSEVELDT, Vrijstelling gezinswoning in het Vlaamse Gewest, Successierechten 2006, afl. 10, 1 20

toepasselijke tarieven van het successierecht. 81 Net als de eigen kinderen genieten de stiefkinderen sinds dan van de tarieven in rechte lijn die hierboven uiteengezet zijn. Afdeling 3:Waals Gewest Categorie 1: erfgenamen in rechte lijn en echtgenoten 48. Net als in het Vlaamse Gewest werden stiefkinderen voor wat betreft het successierecht in principe beschouwd als vreemden en onderworpen aan hogere tarieven dan deze die golden in de rechte lijn. 3.1 Decreet 22 oktober 2003 49. Sinds het decreet van 22 oktober 2003 is voor de stiefkinderen door het Waals Gewest een aparte regeling opgenomen. Door voorgemeld decreet werd artikel 52³ ingevoerd met als inhoud: Voor de toepassing van dit Wetboek worden de volgende verkrijgingen gelijkgesteld met verkrijgingen in rechte lijn, mits bewijs te verstrekken door de belanghebbenden: 1 de verkrijgingen tussen een persoon en het kind van zijn echtgenoot of wettelijk samenwonende; die gelijkstelling geldt eveneens als de verkrijging plaatsvindt na het overlijden van de echtgenoot of de wettelijk samenwonende; 2 de verkrijgingen tussen een persoon en het kind dat hij als opvangouder opgevoed heeft in de zin van artikel 1, 5o, van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd, of als voogd, toeziend voogd of pleegvoogd in de zin van Titel X van Boek I van het Gerechtelijk Wetboek, op voorwaarde dat het kind vóór de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt te hebben en gedurende zes onafgebroken jaren, uitsluitend of hoofdzakelijk van die persoon, of eventueel van die persoon en zijn echtgenoot of zijn wettelijk samenwonende tezamen, de hulp en de verzorging heeft gekregen welke kinderen normaal van hun ouders krijgen. 82 50. Ook hier wordt dus mits het nodige bewijs de verkrijging tussen een stiefouder en het kind van zijn echtgenoot of wettelijk samenwonende partner gelijkgesteld met een verkrijging in de rechte lijn zonder dat de volgorde van overlijden hierbij een rol speelt. 83 Sinds de inwerkingtreding van het decreet behoren de stiefkinderen dus ook in het Waals Gewest tot de eerste categorie van erfopvolgers. Net als in het Vlaams Gewest vallen ook hier de 81 Artikel 50 Vl. W.Succ. 82 ingevoegd bij art. 2 Decreet 22 oktober 2003, BS 19 november 2003 83 J. RUYSSEVELDT, Nieuwe Waalse tarieven en vrijstellingen, Successierechten 2004, afl. 1, 5-8 21