Huidige tekst NRGA Nieuwe tekst NRGA Toelichting bij wijziging. Artikel 1.1 begrippen

Vergelijkbare documenten
Bijlage bij B&W-flap d.d. 16 december 2014 BD versie 2 december Aanpassing in het kader van de CAO

Toelichting artikel 2.8 wijziging omvang aanstelling

Toelichting arbeidsvoorwaarden

Wijziging van de CAR-UWO gemeente Waterland. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland,

HOOFDSTUK3SALARIS, VERGOEDINGEN, TOELAGEN EN UITKERINGEN HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN GRONINGEN:

Regeling salaris en vergoedingen medewerkers gemeente Krimpenerwaard

Bijlage R Overgangsrecht Hoofdstuk 3 NRGA (artikel 3.27 NRGA)

Huidige tekst NRGA Nieuwe tekst NRGA Toelichting bij wijziging. Toelichting artikel 1.1, onder n en p

Ledenbrief 15/052 CvA/LOGA 15/10, d.d. 23 juni 2015 inzake wijzigingen CAR-UWO i.v.m. wijzigingen Wet arbeid en zorg Eijsden-Margraten

weduwe, weduwnaar of geregistreerd partner. het geheel van werkzaamheden dat door de ambtenaar is te verrichten conform artikel 3:1.

In artikel 3:16 lid 2 worden de woorden hoofdstuk 9a, 9b, 9d of 9e vervangen door: hoofdstuk 9a, 9b, 9e of 9f.

3 Salaris en vergoedingsregelingen. Bezoldiging

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpenerwaard:

A. De toelichting op artikel 6:4 wordt gewijzigd en komt te luiden:

Hoofdstuk 3 Salaris, vergoedingen, toelagen en uitkeringen

B. De toelichting op artikel 6:4:1a wordt gewijzigd en komt te luiden:

Eerste wijziging van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Littenseradiel. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Littenseradiel;

Huidige tekst NRGA Nieuwe tekst NRGA Toelichting bij wijziging. Paragraaf 8 Afbouwtoelage. Artikel 3.40 afbouwtoelage

GEMEENTEBLAD. Nr CAR, hoofdstuk 3 Salaris en vergoedingen. 17 april Officiële uitgave van de gemeente Gooise Meren

Aanpassingen van de Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam in verband met de invoering van het Individueel Keuzebudget:

Deze toelagen wordt gecontinueerd na invoering van hoofdstuk 3 per 1 januari 2016 en vinden vanaf dat moment hun grondslag in artikel 3:15.

Regeling bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst gemeente Overbetuwe 2014

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder: m. dienstreis: reis in het kader van het werk, anders dan het woon-werkverkeer;

Wijziging in de gemeentelijke Rechtspositieregeling

Uitvoeringsregeling Toelage Beschikbaarheidsdienst

Wijziging Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam in verband met de gewijzigde garantieregeling(3b, 2015, 108)

Werktijdenregeling Gemeenschappelijke Regeling MijnGemeenteDichtbij

Hieronder is een handreiking opgenomen voor de uitvoering in de praktijk bij situaties van loondoorbetaling van zieke medewerkers.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woerden

Bijlage 1 bij U Bijlage CAR teksten. A. De toelichting op artikel 6:4 wordt gewijzigd en komt te luiden: Buitengewoon verlof.

Wijzigingen in de CAR/UWO, Wet arbeid en zorg. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Samenwerking Kempengemeenten,

Verlof rond zwangerschap, adoptie, pleegzorg en geboorte

Nummer ZD College van burgemeester en wethouders. Zevende technische wijziging Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam

Bijlage R Overgangsrecht Hoofdstuk 3 NRGA (artikel 3.27 NRGA)

Negenenveertigste wijziging Arbeidsvoorwaardenregeling

Bijlage gemeente Houten: IS

Bijlage 1 bij ledenbrief ECCVA/U Bijlage 1 CAR teksten

CAR-UWO wijzigingen i.v.m. aandachtspunten in verband met invoering nieuw hoofdstuk 3 CAR en technische wijzigingen

Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Leiderdorp;

Werktijdenregeling 2014 Gemeente Hellevoetsluis. Het college van burgemeester en wethouders van Hellevoetsluis

Regeling Menukaart arbeidsvoorwaarden 2006

Gemeente Amsterdam College van burgemeester en wethouders. Hamervoordracht voor de collegevergadering van

Bijlage 2 bij ledenbrief ECCVA/U Bijlage 2 CARUWO teksten

Hieronder worden eerst de bepalingen uit de Wet arbeid en zorg behandeld en daarna volgen de aanvullende bepalingen uit de CAO.

3 SALARIS, VERGOEDINGEN, TOELAGEN EN UITKERINGEN

Derde wijziging 2017 CAR-UWO 2016 van de gemeente Leek. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leek;

Huidige tekst NRGA Nieuwe tekst NRGA Toelichting bij wijziging. Artikel 6.28 doorbetaling bij ouderschapsverlof

Regeling vergoeding consignatiediensten en telefonische bereikbaarheid

Bijlage B&W flap d.d. 15 september 2015, BD vierde technische wijziging Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam (NRGA)

Nummer ZD College van burgemeester en wethouders. Nieuw beloningshoofdstuk in de Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam

HOOFDSTUK V ZIEKTE 1 ALGEMENE BEPALINGEN

vast te stellen de 19e wijziging van de Rechtspositieregeling Brandweer Brabant Noord als volgt:

3 SALARIS, VERGOEDINGEN, TOELAGEN EN UITKERINGEN

3 SALARIS, VERGOEDINGEN, TOELAGEN EN UITKERINGEN

Regeling tot wijziging van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Den Haag (ARG) herdruk als gevolg van de invoering van het IKB

Artikel 3:2 Recht op salaris, vergoedingen, salaristoelagen en uitkeringen

Nummer: Versie: 1.1. Vastgesteld door het DB d.d. Instemming OR RAV d.d.

Bijlage 1: Aanpassingen Arbeidsvoorwaardenregeling Hilversum (ARH) i.v.m. IKB

WERK EN ZORG COMBINEREN

In deze brochure vindt u een uitleg van de belangrijkste bepalingen van de cao Groothandel in Bloemen en Planten.

Werktijdenregeling Samenwerkingsverband Regio Eindhoven 2014

Gelet op artikel 27 lid 1, aanhef en sub b van de Wet op de ondernemingsraden (instemmingsrecht);

Regeling werktijden gemeente Loon op Zand Het college van burgemeester en wethouders / werkgeverscommissie

gelezen het voorstel d.d. 15 maart 2018 met dossiernummer 1833;

gelet op de artikelen 4:1, 4:2, 4:3, 4:4, 4:5 en 4:6 van de CAR-UWO, zoals die per 1 januari 2014 luiden;

Hieronder is een handreiking opgenomen voor de uitvoering in de praktijk bij situaties van loondoorbetaling van zieke medewerkers.

BEZOLDIGINGSREGELING

CVDR. Nr. CVDR19688_5

LOGA GPD

Burgemeester en wethouders van Coevorden en de werkgeverscommissie van Coevorden; gelet artikel 4:1 van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling;

Zundertse Regelgeving

Schiedarn. Werktijdenregeling gemeente Schiedam. Artikel 1 Begripsbepaling Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder: gemeente

ECWGO/U Lbr. 16/014 CvA/Loga 16/06

FAQ s hoofdstuk 3 versie 1 juli 2015

College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Haaren;

Wijzigen rechtspositieregeling in verband met de invoering van het Individueel Keuzebudget

B. In de toelichting bij punt 5 van artikel 3:27 (overgangsrecht hoofdstuk 3), wordt de laatste zin vervangen door* :

PROVINCIAAL BLAD. Wijziging Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies en diverse uitvoeringsregelingen Provincie Groningen

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

Gelet op de LOGA- circulaire van 29 juni 2016, U en 10 november 2016, U2016,

3 Salaris per uur: 1/156 van het salaris bij een volledige werktijd.

2. Het salaris en de toegekende salaristoelage(n), tezamen vermeerderd met 8%, worden uitgedrukt in een bedrag per uur

Regeling Werktijden en Verlof

ALGEMEEN BESTUUR BAR-ORGANISATIE

AANVULLENDE MAATREGELEN ARBEIDSVOORWAARDEN SCHOONMAKERS FACILITAIR BUREAU GEMEENTE AMSTERDAM

j. volledige betrekking: de volledige betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onder k van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling;

CVDR. Nr. CVDR607824_1. Generatiepact gemeente Assen

tiif I. ingevolge de LOGA-circulaires van 27 juni 2008 en 3 juli 2008 de volgende wijzigingen van de CAR-UWO vast te stellen: Drechtstedenbestuur

Huidige tekst NRGA Nieuwe tekst NRGA Toelichting bij wijziging

B&W. Agendapunt, dinsdag 9 december Wijziging diverse artikelen in de Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam (NRGA)

Artikel 2:1 Tenzij bij of krachtens wet of raadsbesluit anders is of wordt bepaald, geschiedt de aanstelling door het college.

Bijzondere werktijdenregeling bedienaren kunstwerken provincie Noord Holland (gebaseerd op artikel D.2, tweede lid, van de CAP)

CVDR. Nr. CVDR150539_4. Werktijden regeling

De tijd waarin medewerkers op kantoor werkzaamheden kunnen verrichten.

ARBEIDSVOORWAARDENREGELING GEMEENTE MIDDELBURG: SOLLICITATIECODE

Werktijdenregeling provincie Gelderland

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Coevorden;

provinciaal blad V A N D E P R O V I N C I E G R O N I N G E N

Transcriptie:

Bijlage bij B&W-flap d.d. 11 december 2018, ZD2018-007044 Wijzigingen Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam (NRGA) i.v.m. zevende reparatiebesluit Versie 17 oktober2018 De tekst van en toelichting bij de hierna volgende bepalingen te vervangen door: Artikel 1.1 begrippen bb. organisatie-onderdeel: een Resultaat Verantwoordelijke Eenheid (RVE), of stadsdeel, of Bestuur en Organisatie, of clusterstaf; kk. salaristoelagen: daartoe worden gerekend de in paragraaf 3 van hoofdstuk 3 genoemde toelagen te weten: de functioneringstoelage, de waarnemingstoelage, de toelage onregelmatige dienst, de buitendagvenstertoelage, de toelage beschikbaarheidsdienst, de inconveniëntentoelage, de arbeidsmarkttoelage, de garantietoelage en de afbouwtoelage, die aan de medewerker zijn toegekend en die tot 1 juni 2016 tot de bezoldiging werden gerekend; oo. topfunctionarissen: stedelijk directeuren, Rvemanagers, directeuren bij Bestuur & Organisatie en stadsdeelsecretarissen. Toelichting artikel 2.7 vereisten voor aanstelling Dit artikel bepaalt de formele eisen voor een aanstelling. De verklaring omtrent het gedrag (VOG), genoemd in het eerste lid onder a, is geregeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Informatie hierover is te vinden via intranet en op www.justitie.nl. De noodzaak van een recente VOG bij een aanstelling zal in een vroegtijdig stadium van sollicitatie bekend worden gemaakt bij de sollicitant. Een VOG mag maximaal twee maanden oud zijn. De kosten komen voor rekening van de gemeente Amsterdam. De medische keuring is een uitwerking van de Wet op de Artikel 1.1 begrippen bb. organisatie-onderdeel: een directie, niet behorende tot Bestuur en Organisatie, of stadsdeel, of Bestuur en Organisatie, of clusterstaf; kk. salaristoelagen: daartoe worden gerekend de in paragraaf 3 van hoofdstuk 3 genoemde toelagen te weten: de functioneringstoelage, de waarnemingstoelage, de toelage onregelmatige dienst, de buitendagvenstertoelage, de toelage beschikbaarheidsdienst, de inconveniëntentoelage, de arbeidsmarkttoelage, de garantietoelage en de afbouwtoelage, die aan de medewerker zijn toegekend. Deze werden tot 1 juni 2016 tot de bezoldiging gerekend; oo. topfunctionarissen: stedelijk directeuren, directeuren, directeuren bij Bestuur & Organisatie en stadsdeelsecretarissen. Toelichting artikel 2.7 vereisten voor aanstelling Dit artikel bepaalt de formele eisen voor een aanstelling. De verklaring omtrent het gedrag (VOG), genoemd in het eerste lid onder a, is geregeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Informatie hierover is te vinden via intranet en op www.justitie.nl. De noodzaak van een recente VOG bij een aanstelling zal in een vroegtijdig stadium van sollicitatie bekend worden gemaakt bij de sollicitant. Een VOG mag maximaal vier maanden oud zijn. De kosten komen voor rekening van de gemeente Amsterdam. De medische keuring is een uitwerking van de Wet op de De soortnaam rve is vervangen door de soortnaam directie. Het artikel wordt hierop aangepast. kk: Conform LOGA-brief U201600450. De periode tussen de afronding van de sollicitatieprocedure en de daadwerkelijke indiensttreding van de kandidaat, bedraagt vaak meer dan twee maanden. Dat heeft tot gevolg dat de VOG bij de indiensttreding te oud is. Daarom wordt per 1 september 2018 de geldigheidsduur van de VOG verlengd tot maximaal vier maanden. Pagina 1 van 37

medische keuringen en is verder geregeld in paragraaf 5. De ontheffing van een tewerkstellingsvergunning voor het laten werken van een vreemdeling is geregeld in artikel 3 Wet arbeid vreemdelingen. Informatie hierover is te vinden op internet, zie: www.minszw.nl of www.werk.nl. medische keuringen en is verder geregeld in paragraaf 5. De ontheffing van een tewerkstellingsvergunning voor het laten werken van een vreemdeling is geregeld in artikel 3 Wet arbeid vreemdelingen. Informatie hierover is te vinden op internet, zie: www.minszw.nl of www.werk.nl. Artikel 2.22 beoordelingsgesprek 1. De ambtenaar wordt binnen één week na het opstellen van het beoordelingsformulier tijdens een gesprek in kennis gesteld van de beoordeling. 2. De ambtenaar die zich met de beoordeling kan verenigen, tekent het beoordelingsformulier voor akkoord en ontvangt een exemplaar. 3. De ambtenaar die zich niet met de inhoud kan verenigen, maakt binnen één week na het gesprek zijn bedenkingen gemotiveerd schriftelijk kenbaar. Dit stuk wordt als bijlage bij het beoordelingsformulier gevoegd. 4. Het hoofd van het organisatie-onderdeel neemt kennis van de inhoud van de beoordeling. 5. Indien de ambtenaar RVE-manager is, neemt de gemeentesecretaris kennis van de inhoud van de beoordeling. Artikel 2.28 voorwaarden 1. De arbeidsovereenkomst garandeert een minimum van twee uur per oproep. De werknemer heeft voor iedere periode van minder dan twee uur waarin hij arbeid heeft verricht, recht op een salaris alsof hij twee uur arbeid heeft verricht. 2. De arbeidsovereenkomst bevat in ieder geval de volgende afspraken: a. de aard van de werkzaamheden; b. het overeengekomen salaris per uur; c. de verplichting voor de werkgever om werkzaamheden aan de werknemer aan te bieden in geval zich werkzaamheden Artikel 2.22 beoordelingsgesprek 1. De medewerker wordt binnen één week na het opstellen van het beoordelingsformulier tijdens een gesprek in kennis gesteld van de beoordeling. 2. De medewerker die zich met de beoordeling kan verenigen, tekent het beoordelingsformulier voor akkoord en ontvangt een exemplaar. 3. De medewerker die zich niet met de inhoud kan verenigen, maakt binnen één week na het gesprek zijn bedenkingen gemotiveerd schriftelijk kenbaar. Dit stuk wordt als bijlage bij het beoordelingsformulier gevoegd. 4. Het hoofd van het organisatie-onderdeel neemt kennis van de inhoud van de beoordeling. 5. Indien de medewerker directeur is, neemt de algemeen directeur kennis van de inhoud van de beoordeling. Artikel 2.28 voorwaarden 1. De arbeidsovereenkomst garandeert een minimum van twee uur per oproep. De werknemer heeft voor iedere periode van minder dan twee uur waarin hij arbeid heeft verricht, recht op een salaris alsof hij twee uur arbeid heeft verricht. 2. De arbeidsovereenkomst bevat in ieder geval de volgende afspraken: a. de aard van de werkzaamheden; b. het overeengekomen salaris per uur; c. de verplichting voor de werkgever om werkzaamheden aan de werknemer aan te bieden in geval zich werkzaamheden Voor de eenduidige benaming is term de gemeentesecretaris vervangen door algemeen directeur. De soortnaam rve is vervangen door de soortnaam directie. Het artikel wordt hierop aangepast. Met ingang van 1 juli 2018 is het pensioengevende gedeelte in de opbouw van het individueel keuzebudget, genoemd in artikel 3.28 lid 2b NRGA, met 0,75% gestegen van 6% naar 6,75% (eindejaarsuitkering). Dit geldt ook voor de werknemer met een arbeidsovereenkomst conform lid 4 sub c. In lid 4 sub f is vakantie-uren aangepast conform artikel 6.1 recht op vakantie. Pagina 2 van 37

voordoen die een beroep op de arbeid van de oproepkracht rechtvaardigen; d. de verplichting voor de werknemer om de werkzaamheden na oproep te verrichten; e. de verplichting voor de werkgever om een oproep minimaal 24 uur vóór aanvang van de feitelijke werkzaamheden aan de werknemer kenbaar te maken; f. de vermelding van de tijden waarbinnen de werkzaamheden worden verricht; g. de mogelijkheid tot intrekking van de oproep door de werkgever en weigering door de werknemer tot minimaal 12 uur vóór aanvang van de feitelijke werkzaamheden; h. de vaststelling van het maximaal aantal weigeringen binnen een vastgestelde periode. 3. Als de werkgever de oproep intrekt zonder inachtneming van de termijn van 12 uur is hij gehouden het salaris te betalen alsof de werkzaamheden feitelijk zijn verricht. 4. De werknemer met een arbeidsovereenkomst heeft recht op: a. salaris en de toegekende salaristoelage(n); b. 8% van het voor de werknemer in de maand van opbouw geldende salaris vermeerderd met de salaristoelagen genoemd in hoofdstuk 3, met dien verstande dat dit ten minste een bedrag is van 146,65 bij een volledig dienstverband, en c. 6% van het voor de werknemer in de maand van opbouw geldende salaris, met dien verstande dat dit ten minste een bedrag is van 145,83 bij een volledig dienstverband, en d. 1,5% van het in de maand van opbouw geldende salaris, met dien verstande dat dit ten minste een bedrag is van 33,33 bij een volledig dienstverband, en voordoen die een beroep op de arbeid van de oproepkracht rechtvaardigen; d. de verplichting voor de werknemer om de werkzaamheden na oproep te verrichten; e. de verplichting voor de werkgever om een oproep minimaal 24 uur vóór aanvang van de feitelijke werkzaamheden aan de werknemer kenbaar te maken; f. de vermelding van de tijden waarbinnen de werkzaamheden worden verricht; g. de mogelijkheid tot intrekking van de oproep door de werkgever en weigering door de werknemer tot minimaal 12 uur vóór aanvang van de feitelijke werkzaamheden; h. de vaststelling van het maximaal aantal weigeringen binnen een vastgestelde periode. 3. Als de werkgever de oproep intrekt zonder inachtneming van de termijn van 12 uur is hij gehouden het salaris te betalen alsof de werkzaamheden feitelijk zijn verricht. 4. De werknemer met een arbeidsovereenkomst heeft recht op: a. salaris en de toegekende salaristoelage(n); b. 8% van het voor de werknemer in de maand van opbouw geldende salaris vermeerderd met de salaristoelagen genoemd in hoofdstuk 3, met dien verstande dat dit ten minste een bedrag is van 146,65 bij een volledig dienstverband, en c. 6,75% van het voor de werknemer in de maand van opbouw geldende salaris, met dien verstande dat dit ten minste een bedrag is van 145,83 bij een volledig dienstverband, en d. 1,5% van het in de maand van opbouw geldende salaris, met dien verstande dat dit ten minste een bedrag is van 33,33 bij een volledig dienstverband, en Pagina 3 van 37

e. 0,8% van het voor de werknemer in de maand van opbouw geldende salaris, en f. vakantie-uren, als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid. g. De bovengenoemde rechten worden uitgedrukt in een bedrag per uur en worden maandelijks uitbetaald. 5. De werknemer heeft recht op een reiskosten vergoeding voor woon-werkverkeer. De tegemoetkoming woon-werkverkeer is afhankelijk van het aantal kilometers tussen woon- en werkadres met een maximum van 30 kilometer enkele reisafstand. 6. Het bedrag per kilometer staat vermeld in de Bedragengids. Het bedrag per kilometer wordt niet geïndexeerd. e. 0,8% van het voor de werknemer in de maand van opbouw geldende salaris, en f. 144 uur vakantie in elk kalenderjaar voor een werknemer met een 36-urige werkweek. g. De bovengenoemde rechten worden uitgedrukt in een bedrag per uur en worden maandelijks uitbetaald. 5. De werknemer heeft recht op een reiskosten vergoeding voor woon-werkverkeer. De tegemoetkoming woon-werkverkeer is afhankelijk van het aantal kilometers tussen woon- en werkadres met een maximum van 30 kilometer enkele reisafstand. 6. Het bedrag per kilometer staat vermeld in de Bedragengids. Het bedrag per kilometer wordt niet geïndexeerd. Pagina 4 van 37

Artikel 3.6a salaris bij promotie 1. Het salaris wordt bij promotie vastgesteld op minimaal het eerstvolgende hogere bedrag in de nieuwe salarisschaal. Het verschil in salaris moet minimaal 75% zijn van het bedrag dat de ambtenaar zou hebben gekregen bij een periodieke verhoging in de oude salarisschaal als hij geen promotie zou hebben gekregen. 2. Als door de promotie toegekende salaristoelagen vervallen en niet geheel of gedeeltelijk worden gecompenseerd in nieuw toegekende salaristoelagen, worden deze bij toepassing van het eerste lid aangemerkt als salaris. 3. Bij toepassing van het tweede lid blijft de waarnemingstoelage, genoemd in artikel 3.10, eerste lid, buiten beschouwing. 4. Als de toelagen als bedoeld in het tweede lid niet ingepast kunnen worden in de nieuwe salarisschaal, behoudt de ambtenaar recht op het niet ingepaste deel van de toelage. Deze toelage wordt bij een volgende promotie aangemerkt als salaris. Artikel 3.6a salaris bij promotie 1. Het salaris wordt bij promotie vastgesteld op minimaal het eerstvolgende hogere bedrag in de nieuwe salarisschaal. Het verschil in salaris moet minimaal 75% zijn van het bedrag dat de medewerker zou hebben gekregen bij een periodieke verhoging in de oude salarisschaal als hij geen promotie zou hebben gekregen. 2. Als door de promotie toegekende salaristoelagen vervallen en niet geheel of gedeeltelijk worden gecompenseerd in nieuw toegekende salaristoelagen, worden deze bij toepassing van het eerste lid aangemerkt als salaris. 3. Bij toepassing van het tweede lid blijven de waarnemingstoelage, genoemd in artikel 3.10, eerste lid en de buitendagvenstertoelage, genoemd in artikel 3.12, buiten beschouwing. 4. Als de toelagen als bedoeld in het tweede lid niet ingepast kunnen worden in de nieuwe salarisschaal, behoudt de medewerker recht op het niet ingepaste deel van de toelage. Deze toelage wordt bij een volgende promotie aangemerkt als salaris. De buitendagvenstertoelage heeft een incidenteel karakter, te vergelijken met de overwerkvergoeding. De toelage moet derhalve niet worden meegenomen bij het berekenen van het salaris bij promotie. Toelichting Artikel 3.12 buitendagvenstertoelage Er zijn twee situaties waarin een ambtenaar recht kan hebben op de buitendagvenstertoelage: 1. De ambtenaar die valt onder de standaardregeling voor de werktijden en die een dienstopdracht krijgt om buiten het dagvenster werkzaamheden te verrichten (artikel 4.5 lid 9) heeft recht op een buitendagvenstertoelage. 2. De ambtenaar die valt onder de standaardregeling voor de werktijden en die door de werkgever wordt aangewezen om beschikbaarheidsdiensten te verrichten ontvangt hiervoor een vergoeding op grond van artikel 3.13. Wordt de ambtenaar tijdens deze beschikbaarheidsdienst opgeroepen om daadwerkelijk werkzaamheden te verrichten gedurende zijn beschikbaarheidsdienst dan ontvangt Toelichting Artikel 3.12 buitendagvenstertoelage Er zijn twee situaties waarin een medewerker recht kan hebben op de buitendagvenstertoelage: 1. De medewerker die valt onder de standaardregeling voor de werktijden en die een dienstopdracht krijgt om buiten het dagvenster werkzaamheden te verrichten (artikel 4.5 lid 9) heeft recht op een buitendagvenstertoelage. 2. De medewerker die valt onder de standaardregeling voor de werktijden en die door de werkgever wordt aangewezen om beschikbaarheidsdiensten te verrichten ontvangt hiervoor een vergoeding op grond van artikel 3.13. Wordt de medewerker tijdens deze beschikbaarheidsdienst opgeroepen om daadwerkelijk werkzaamheden te verrichten gedurende zijn beschikbaarheidsdienst dan ontvangt Er was onduidelijkheid of een medewerker die bijvoorbeeld een 10A functie heeft maar een functie uitoefent in bijvoorbeeld schaal 11, wel of niet recht heeft op een buitendagvenstertoelage. Om interpretatieverschillen te komen is een toelichting bij lid 3 toegevoegd. Pagina 5 van 37

hij een buitendagvenstertoelage over de uren die hij heeft gewerkt buiten het dagvenster. De buitendagvenstertoelage bedraagt per gewerkt uur een percentage van het uurloon. Daarnaast worden de buiten het dagvenster gewerkte uren in tijd gecompenseerd. De ambtenaar maakt hierover afspraken met zijn leidinggevende. De uren die buiten het dagvenster gewerkt worden kunnen niet omgezet worden in vakantieverlof. hij een buitendagvenstertoelage over de uren die hij heeft gewerkt buiten het dagvenster. De buitendagvenstertoelage bedraagt per gewerkt uur een percentage van het uurloon. Daarnaast worden de buiten het dagvenster gewerkte uren in tijd gecompenseerd. De medewerker maakt hierover afspraken met zijn leidinggevende. De uren die buiten het dagvenster gewerkt worden kunnen niet omgezet worden in vakantieverlof. Artikel 3.13 toelage beschikbaarheidsdienst 1. De ambtenaar die buiten de voor hem geldende werktijden beschikbaarheidsdienst heeft, ontvangt een toelage beschikbaarheidsdienst. 2. De toelage bedraagt 5% van het uurloon voor de uren op maandag tot en met vrijdag en 10% van het uurloon voor de uren op zaterdag, zondag en op de volgende feestdagen: o nieuwjaarsdag; o eerste of tweede paasdag; o Koningsdag; o Hemelvaartsdag; o eerste of tweede pinksterdag, of o eerste of tweede kerstdag. 3. Het uurloon is voor de toepassing van dit artikel maximaal gelijk aan het uurloon dat behoort bij het maximumsalaris van salarisschaal 7. 4. Het in het derde lid genoemde maximum geldt niet voor artsen te werk gesteld bij de RVE GGD. 5. Voor ambtenaren die deel uitmaken van de Crisisorganisatie Amsterdam is het uurloon voor de toepassing van dit artikel maximaal gelijk aan het uurloon dat behoort bij het maximumsalaris van salarisschaal 12. Artikel 3.14 inconveniëntentoelage 1. Het college kan aan een ambtenaar een Lid 3 De functionele schaal en niet de persoonlijke indeling is leidend in het wel of niet toekennen van de buitendagvenstertoelage. Artikel 3.13 toelage beschikbaarheidsdienst 1. De medewerker die buiten de voor hem geldende werktijden beschikbaarheidsdienst heeft, ontvangt een toelage beschikbaarheidsdienst. 2. De toelage bedraagt 5% van het uurloon voor de uren op maandag tot en met vrijdag en 10% van het uurloon voor de uren op zaterdag, zondag en op de volgende feestdagen: o nieuwjaarsdag; o eerste of tweede paasdag; o Koningsdag; o Hemelvaartsdag; o eerste of tweede pinksterdag, of o eerste of tweede kerstdag. 3. Het uurloon is voor de toepassing van dit artikel maximaal gelijk aan het uurloon dat behoort bij het maximumsalaris van salarisschaal 7. 4. Het in het derde lid genoemde maximum geldt niet voor artsen te werk gesteld bij de directie GGD. 5. Voor medewerkers die deel uitmaken van de Crisisorganisatie Amsterdam is het uurloon voor de toepassing van dit artikel maximaal gelijk aan het uurloon dat behoort bij het maximumsalaris van salarisschaal 12. Artikel 3.14 inconveniëntentoelage 1. Het college kan aan een medewerker een De soortnaam rve is vervangen door de soortnaam directie. Het artikel wordt hierop aangepast. Pagina 6 van 37

structurele inconveniëntentoelage toekennen, indien er sprake is van niet vermijdbare zware, onaangename of gevaarlijke arbeid. Het rangordenen en waarderen van functies naar structurele inconveniënten vindt plaats aan de hand van de Methode voor het Rangordenen van Inconveniënten (MRI). 2. De ambtenaar ontvangt een incidentele inconveniëntentoeslag, aangegeven in een percentage over salaris en salaristoelagen per uur, voor de volgende werkzaamheden: a. het opgraven en verkisten van lijken, het ruimen van graven en het verbranden van kistresten, 40,5%; b. het met de hand verplaatsen van zware grafstenen, 27%; c. het vegen van schoorstenen, voor het schoonmaken en ontstoppen van dakgoten op gebouwen met schuine daken, 33,75% 3. Bij samenloop van een incidentele en een structurele inconveniëntentoeslag, wordt over de uren waarin werkzaamheden zijn verricht het percentage voor incidentele inconveniëntentoeslag uitbetaald, voor zover die hoger is dan het percentage van de structurele inconveniëntentoeslag. Toelichting De Methode voor het Rangordenen van Inconveniënten staat omschreven in: a. de Methode voor het Rangordenen van Inconveniënten V013 (26 augustus 2003); b. de voorbeeldbundel 2003 (26 augustus 2003); c. de waardering: Score Klasse Toeslag 0 tot en met 7 0-8 tot en met 16 1 6,75% 17 tot en met 25 2 13,50% 26 of meer 3 20,25% De uitkomst van de waardering heeft een geldigheidsduur structurele inconveniëntentoelage toekennen, indien er sprake is van niet vermijdbare zware, onaangename of gevaarlijke arbeid. Het rangordenen en waarderen van functies naar structurele inconveniënten vindt plaats aan de hand van de Methode voor het Rangordenen van Inconveniënten (MRI). 2. De medewerker ontvangt een incidentele inconveniëntentoeslag, aangegeven in een percentage over salaris en salaristoelagen per uur, voor de volgende werkzaamheden: a. het opgraven en verkisten van lijken, het ruimen van graven en het verbranden van kistresten, 40,5%; b. het met de hand verplaatsen van zware grafstenen, 27%; c. het vegen van schoorstenen, voor het schoonmaken en ontstoppen van dakgoten op gebouwen met schuine daken, 33,75% 3. Bij samenloop van een incidentele en een structurele inconveniëntentoeslag, wordt over de uren waarin werkzaamheden zijn verricht het percentage voor incidentele inconveniëntentoeslag uitbetaald, voor zover die hoger is dan het percentage van de structurele inconveniëntentoeslag. Toelichting De Methode voor het Rangordenen van Inconveniënten staat omschreven in: a. de Methode voor het Rangordenen van Inconveniënten V013 (26 augustus 2003); b. de waardering: Score Klasse Toeslag 0 tot en met 7 0-8 tot en met 16 1 6,75% 17 tot en met 25 2 13,50% 26 of meer 3 20,25% De uitkomst van de waardering heeft een geldigheidsduur De voorbeeldbundel 2003 is komen te vervallen. Verduidelijking van de term herijking. Pagina 7 van 37

van drie jaar. Het rangordenen en waarderen van aan de functie verbonden werkzaamheden onder bezwarende omstandigheden mag alleen door een daartoe gecertificeerde medewerker plaatsvinden. De toelage is een percentage van de berekeningsgrondslag die is vermeld in de Bedragengids. De toelage wordt toegekend voor de tijd dat de inconveniënten ook feitelijk voorkomen. Bij gewijzigde omstandigheden wordt gekeken of de MRI-classificatie nog wel juist is. van drie jaar. Het rangordenen en waarderen van aan de functie verbonden werkzaamheden onder bezwarende omstandigheden mag alleen door een daartoe gecertificeerde medewerker plaatsvinden. De toelage is een percentage van de berekeningsgrondslag die is vermeld in de Bedragengids. De toelage wordt toegekend voor de tijd dat de inconveniënten ook feitelijk voorkomen. Bij gewijzigde omstandigheden wordt om de drie jaar en op basis van een herijkingsronde gekeken of de MRI-classificatie nog wel juist is. Informatie over de MRI is beschikbaar op intranet. Bijlage R (artikel 3.37) De invoering van het nieuwe beloningshoofdstuk heeft niet als doel te bezuinigen. Voor situaties dat medewerkers er in hun inkomen op achteruit gaan, is overgangsrecht afgesproken. De inhoud van het overgangsrecht is landelijk vastgelegd. Uitsluitend over de wijze van toepassing ervan zijn nadere afspraken gemaakt. Het nieuwe hoofdstuk 3 en het hierbij behorende overgangsrecht treedt in werking met ingang van 1 juni 2016. A. Algemene uitgangspunten Het overgangsrecht geldt voor medewerkers die op 31 december 2015 in dienst zijn van de gemeente Amsterdam. Medewerkers die na 31 december 2015 in dienst treden van de gemeente Amsterdam hebben geen recht op het overgangsrecht. Medewerkers gaan er in inkomen niet op achteruit door het nieuwe hoofdstuk 3. Van herijking is sprake als er iets is veranderd in het takenpakket en/of de werkomstandigheden zijn verzwaard of verlicht. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het aanschaffen van nieuw apparatuur. Informatie over de MRI is beschikbaar op intranet. Bijlage R (artikel 3.37) De invoering van het nieuwe beloningshoofdstuk heeft niet als doel te bezuinigen. Voor situaties dat medewerkers er in hun inkomen op achteruit gaan, is overgangsrecht afgesproken. De inhoud van het overgangsrecht is landelijk vastgelegd. Uitsluitend over de wijze van toepassing ervan zijn nadere afspraken gemaakt. Het nieuwe hoofdstuk 3 en het hierbij behorende overgangsrecht treedt in werking met ingang van 1 juni 2016. A. Algemene uitgangspunten Het overgangsrecht geldt voor medewerkers die op 31 december 2015 in dienst zijn van de gemeente Amsterdam. Medewerkers die na 31 december 2015 in dienst treden van de gemeente Amsterdam hebben geen recht op het overgangsrecht. Medewerkers gaan er in inkomen niet op achteruit door het nieuwe hoofdstuk 3. Conform LOGA-brief U201600450 en LOGA-brief U201601310. Pagina 8 van 37

Onderdeel van het overgangsrecht is een toelage overgangsrecht (TOR). De TOR bestaat uit twee delen (TOR1 en TOR2); deze twee delen worden bij elkaar opgeteld tot één toelage overgangsrecht. Toepassing van de TOR is aan de orde als aan de volgende voorwaarden is voldaan: o de medewerker ontvangt aan het eind van het kalenderjaar 2015 een toelage, o de aanspraak op deze toelage loopt door in 2016, en o het inkomen van de medewerker vermindert vanwege de inwerkingtreding van het nieuwe hoofdstuk 3. De TOR wordt voor elke medewerker bepaald op basis van het refertejaar 2015 (roosters, vast overwerk, en alle andere relevante factoren). De TOR vindt toepassing op duuraanspraken. Het gaat hierbij om structurele toelagen, maar ook om toelagen waar je niet het gehele jaar recht op hebt, maar die bijvoorbeeld wel elk jaar terugkomen. In gevallen waarin een medewerker incidenteel een toelage heeft ontvangen, terwijl dit niet voortvloeit uit zijn primaire functie en geen onderdeel is van zijn reguliere taken, is het overgangsrecht niet van toepassing. De TOR wordt maandelijks uitbetaald. De TOR wordt niet mee-geïndexeerd met loonstijgingen. De TOR vervalt niet bij verandering van functie. Er zijn geen anticumulatiebepalingen. Bij een vermindering van aanstellingsomvang, vermindert de TOR evenredig. Vergroten van aanstellingsomvang heeft geen effect op de TOR. Toepassing van het overgangsrecht betreft individueel maatwerk. Als de TOR op jaarbasis lager is dan 120 euro (bij een voltijds dienstverband) wordt deze afgekocht in een eenmalig bedrag ter waarde van 5 jaar. De TOR telt mee in de pensioengrondslag, maar is geen salaristoelage als bedoeld in hoofdstuk 3. Het is Onderdeel van het overgangsrecht is een toelage overgangsrecht (TOR). De TOR bestaat uit twee delen (TOR1 en TOR2); deze twee delen worden bij elkaar opgeteld tot één toelage overgangsrecht. Toepassing van de TOR is aan de orde als aan de volgende voorwaarden is voldaan: o de medewerker ontvangt aan het eind van het kalenderjaar 2015 een toelage, o de aanspraak op deze toelage loopt door in 2016, en o het inkomen van de medewerker vermindert vanwege de inwerkingtreding van het nieuwe hoofdstuk 3. De TOR wordt voor elke medewerker bepaald op basis van het refertejaar 2015 (roosters, vast overwerk, en alle andere relevante factoren). De TOR vindt toepassing op duuraanspraken. Het gaat hierbij om structurele toelagen, maar ook om toelagen waar je niet het gehele jaar recht op hebt, maar die bijvoorbeeld wel elk jaar terugkomen. In gevallen waarin een medewerker incidenteel een toelage heeft ontvangen, terwijl dit niet voortvloeit uit zijn primaire functie en geen onderdeel is van zijn reguliere taken, is het overgangsrecht niet van toepassing. De TOR wordt maandelijks uitbetaald. De TOR wordt niet mee-geïndexeerd met loonstijgingen. De TOR vervalt niet bij verandering van functie. Er zijn geen anticumulatiebepalingen. Bij een vermindering van aanstellingsomvang, vermindert de TOR evenredig. Vergroten van aanstellingsomvang heeft geen effect op de TOR. Toepassing van het overgangsrecht betreft individueel maatwerk. Als de TOR op jaarbasis lager is dan 120 euro (bij een voltijds dienstverband) wordt deze afgekocht in een eenmalig bedrag ter waarde van 5 jaar. De TOR is een nominaal bedrag. De TOR telt mee in de pensioengrondslag, maar is geen salaristoelage Pagina 9 van 37

ook geen grondslag voor eindejaarsuitkering, vakantietoelage of levensloopbijdrage. De TOR blijft in ieder geval tot 2020 bestaan. In 2020 zal aan de hand van de stand van zaken op dat moment, op landelijk niveau bekeken worden of tot een centrale definitieve afkoop van de TOR kan worden overgegaan. Artikel 6.6 verrekening vakantie-uren bij ontslag 1. Als de ambtenaar bij ontslag meer vakantie blijkt te hebben opgenomen dan hem op grond van artikel 6.1, tweede lid toekomt, wordt de te veel opgenomen vakantie verrekend of teruggevorderd op basis van het salaris per uur. 2. Voor vakantie uren waarop de ambtenaar aanspraak heeft, maar die met ingang van de dag van ontslag nog niet zijn verleend wordt een vergoeding gegeven. Deze vergoeding is gelijk aan het salaris per uur van de ambtenaar voor elk niet verleend vakantie uur. 3. De ambtenaar behoudt het recht op niet opgenomen vakantie-uren met inachtneming van artikel 6.4, eerste lid, als hij is ontslagen en zonder wezenlijke onderbreking opnieuw in dienst van de gemeente is aangesteld. Toelichting artikel 6.15 kortdurend zorgverlof Tijdens het kortdurend zorgverlof wordt het salaris en de toegekende salaristoelage(n) voor 70% betaald. In overleg, en slechts met instemming van beide partijen, kan het in te houden salaris en de toegekende salaristoelage(n) ook met het vakantieverlof verrekend worden. De berekeningsgrondslagen voor pensioen en dergelijke blijven op 100% salaris en de toegekende salaristoelage(n) staan. Dit betekent dat er geen wijziging in premies en andere inhoudingen is. en geen grondslag voor het individueel keuzebudget. De TOR blijft in ieder geval tot 2020 bestaan. In 2020 zal aan de hand van de stand van zaken op dat moment, op landelijk niveau bekeken worden of tot een centrale definitieve afkoop van de TOR kan worden overgegaan. Artikel 6.6 verrekening vakantie-uren bij ontslag 1. Als de medewerker bij ontslag meer vakantie blijkt te hebben opgenomen dan hem op grond van artikel 6.1, tweede lid toekomt, wordt de te veel opgenomen vakantie verrekend of teruggevorderd op basis van het salaris per uur inclusief salaristoelagen en individueel keuzebudget. 2. Voor vakantie uren waarop de medewerker aanspraak heeft, maar die met ingang van de dag van ontslag nog niet zijn verleend wordt een vergoeding gegeven. Deze vergoeding is gelijk aan het salaris per uur inclusief salaristoelagen en individueel keuzebudget van de medewerker voor elk niet verleend vakantie uur. 3. De medewerker behoudt het recht op niet opgenomen vakantie-uren met inachtneming van artikel 6.4, eerste lid, als hij is ontslagen en zonder wezenlijke onderbreking opnieuw in dienst van de gemeente is aangesteld. Toelichting artikel 6.15 kortdurend zorgverlof Tijdens het kortdurend zorgverlof wordt het salaris en de toegekende salaristoelage(n) voor 70% betaald. In overleg, en slechts met instemming van beide partijen, kan het in te houden salaris en de toegekende salaristoelage(n) ook met het bovenwettelijk vakantieverlof verrekend worden. De berekeningsgrondslagen voor pensioen en dergelijke blijven op 100% salaris en de toegekende salaristoelage(n) staan. Dit betekent dat er geen wijziging in premies en andere inhoudingen is. Er werd onderscheid gemaakt bij het verrekenen van te veel opgenomen vakantie-uren en het uitbetalen van niet opgenomen vakantie-uren bij ontslag. Dat onderscheid klopte niet en is hiermee hersteld. Het kortdurend zorgverlof kan ook worden bekostigd door vakantie-uren. Conform artikel 5.15 van de Wet arbeid en zorg (Wazo), mag dat alleen met de bovenwettelijke vakantie-uren. Pagina 10 van 37

De kring personen ten behoeve van wie het kortdurend zorgverlof kan worden opgenomen, wordt genoemd onder a t/m e van het eerste lid. Op grond van het tweede lid kan per jaar maximaal twee maal de arbeidsduur per week aan zorgverlof worden opgenomen. Dit betekent dat de ambtenaar met een volledige aanstelling maximaal 72 (2 x 36 uur) uur zorgverlof binnen 12 maanden kan opnemen. Voor het kind of stiefkind van de ambtenaar of de partner is het thuis- of uitwonend zijn niet relevant. Alleen voor een pleegkind geldt voor het recht op langdurend zorgverlof dat uit de gemeentelijke basisadministratie moet blijken dat het kind op hetzelfde adres woont als de ambtenaar en door hem in zijn gezin duurzaam wordt verzorgd en opgevoed. Het kan voorkomen dat eerst calamiteitenverlof en vervolgens zorgverlof aan de ambtenaar wordt verleend. De kring personen ten behoeve van wie het kortdurend zorgverlof kan worden opgenomen, wordt genoemd onder a t/m e van het eerste lid. Op grond van het tweede lid kan per jaar maximaal twee maal de arbeidsduur per week aan zorgverlof worden opgenomen. Dit betekent dat de medewerker met een volledige aanstelling maximaal 72 (2 x 36 uur) uur zorgverlof binnen 12 maanden kan opnemen. Voor het kind of stiefkind van de medewerker of de partner is het thuis- of uitwonend zijn niet relevant. Alleen voor een pleegkind geldt voor het recht op langdurend zorgverlof dat uit de gemeentelijke basisadministratie moet blijken dat het kind op hetzelfde adres woont als de medewerker en door hem in zijn gezin duurzaam wordt verzorgd en opgevoed. Het kan voorkomen dat eerst calamiteitenverlof en vervolgens zorgverlof aan de medewerker wordt verleend. Pagina 11 van 37

Artikel 6.33 zwangerschaps- en bevallingsverlof 1. De ambtenaar heeft in verband met haar bevalling recht op zwangerschaps- en bevallingsverlof met behoud van het salaris en de toegekende salaristoelage(n). 2. Het recht op zwangerschapsverlof bestaat vanaf zes weken voor de dag na de vermoedelijke datum van bevalling tot en met de dag van de bevalling, of vanaf 10 weken voor die dag bij een zwangerschap van een meerling. De ambtenaar overlegt hiertoe een schriftelijke verklaring van een arts of verloskundige. Het zwangerschapsverlof gaat in uiterlijk vier weken voor de dag na de vermoedelijke datum van bevalling of uiterlijk acht weken voor die dag bij een zwangerschap van een meerling. 3. Het bevallingsverlof gaat in op de dag na de bevalling en bedraagt tien aaneengesloten weken vermeerderd met het aantal dagen dat het zwangerschapsverlof tot en met de vermoedelijke datum van bevalling, dan wel, indien eerder gelegen, tot en met de werkelijke datum van bevalling, minder dan zes weken heeft bedragen. 4. Als een kind tijdens het bevallingsverlof vanwege zijn medische toestand in een ziekenhuis is opgenomen, wordt het bevallingsverlof verlengd met het aantal opnamedagen, te rekenen vanaf de achtste dag van opname tot en met de laatste dag van het bevallingsverlof tot een maximum van tien weken. Deze verlenging van het bevallingsverlof is uitsluitend van toepassing voor zover de ziekenhuisopname langer duurt dan het aantal dagen waarmee het bevallingsverlof als gevolg van de werkelijke datum van bevalling op grond van het derde lid wordt verlengd. 5. Voor de toepassing van het derde lid worden dagen waarover de ambtenaar op grond van artikel 29a, tweede lid, Ziektewet ziekengeld heeft Artikel 6.33 zwangerschaps- en bevallingsverlof 1. De medewerker heeft in verband met haar bevalling recht op zwangerschaps- en bevallingsverlof met behoud van het salaris en de toegekende salaristoelage(n). 2. Het recht op zwangerschapsverlof bestaat vanaf zes weken voor de dag na de vermoedelijke datum van bevalling tot en met de dag van de bevalling, of vanaf 10 weken voor die dag bij een zwangerschap van een meerling. De medewerker overlegt hiertoe een schriftelijke verklaring van een arts of verloskundige. Het zwangerschapsverlof gaat in uiterlijk vier weken voor de dag na de vermoedelijke datum van bevalling of uiterlijk acht weken voor die dag bij een zwangerschap van een meerling. 3. Het bevallingsverlof gaat in op de dag na de bevalling en bedraagt tien aaneengesloten weken vermeerderd met het aantal dagen dat het zwangerschapsverlof tot en met de vermoedelijke datum van bevalling, dan wel, indien eerder gelegen, tot en met de werkelijke datum van bevalling, minder dan zes weken heeft bedragen of, indien het een zwangerschap van meer dan een kind betreft, minder dan tien weken heeft bedragen. 4. Als een kind tijdens het bevallingsverlof vanwege zijn medische toestand in een ziekenhuis is opgenomen, wordt het bevallingsverlof verlengd met het aantal opnamedagen, te rekenen vanaf de achtste dag van opname tot en met de laatste dag van het bevallingsverlof tot een maximum van tien weken. Deze verlenging van het bevallingsverlof is uitsluitend van toepassing voor zover de ziekenhuisopname langer duurt dan het aantal dagen waarmee het bevallingsverlof als gevolg van de werkelijke datum van bevalling op grond van het derde lid wordt verlengd. 5. Voor de toepassing van het derde lid worden dagen waarover de medewerker op grond van artikel 29a, tweede lid, Ziektewet ziekengeld heeft Per 1 april 2018 is de Wet arbeid en zorg gewijzigd en zijn de regels van het meerlingenverlof aangepast. De wijzigingen zijn verwerkt in het artikel. Pagina 12 van 37

ontvangen in de periode dat zij recht heeft op zwangerschapsverlof, maar dat verlof nog niet is ingegaan, aangemerkt als dagen waarover zij zwangerschapsverlof heeft opgenomen. 6. In afwijking van het derde lid kan de ambtenaar de werkgever verzoeken het bevallingsverlof op te delen na zes weken waarop het recht op dat verlof is ingegaan. De ambtenaar kan dit deel van het verlof opnemen gedurende het tijdvak van 30 weken, te rekenen vanaf de dag nadat het bevallingsverlof is opgedeeld. Dit verzoek wordt gedaan uiterlijk drie weken nadat het verlof is ingegaan. ontvangen in de periode dat zij recht heeft op zwangerschapsverlof, maar dat verlof nog niet is ingegaan, aangemerkt als dagen waarover zij zwangerschapsverlof heeft opgenomen. 6. In afwijking van het derde lid kan de medewerker de werkgever verzoeken het bevallingsverlof op te delen na zes weken waarop het recht op dat verlof is ingegaan. De medewerker kan dit deel van het verlof opnemen gedurende het tijdvak van 30 weken, te rekenen vanaf de dag nadat het bevallingsverlof is opgedeeld. Dit verzoek wordt gedaan uiterlijk drie weken nadat het verlof is ingegaan. Toelichting Zwangerschap wordt niet als arbeidsongeschiktheid beschouwd. Een periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof en eventuele door de zwangerschap veroorzaakte arbeidsongeschiktheid voorafgaand aan de bevalling telt niet mee voor de ontslagtermijn van 24 maanden wegens arbeidsongeschiktheid. De periode van zwangerschapsverlof telt niet mee voor de termijn van 6 maanden arbeidsongeschiktheid waarna de vakantieopbouw stopt. Zie ook artikel 6.3. De ambtenaar heeft recht op zwangerschaps- en bevallingsverlof van totaal minimaal 16 weken. Het zwangerschapsverlof is het verlof tot en met de dag van de feitelijke bevalling. Het bevallingsverlof gaat in op de dag na de bevalling. Het zwangerschapsverlof bij een eenling duurt minimaal vier weken en maximaal zes weken tot aan de datum van de bevalling. Bij zwangerschap van een meerling duurt het zwangerschapsverlof minimaal acht weken en maximaal 10 weken tot aan de datum van bevalling. Het bevallingsverlof duurt minimaal tien weken en Toelichting Zwangerschap wordt niet als arbeidsongeschiktheid beschouwd. Een periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof en eventuele door de zwangerschap veroorzaakte arbeidsongeschiktheid voorafgaand aan de bevalling telt niet mee voor de ontslagtermijn van 24 maanden wegens arbeidsongeschiktheid. De periode van zwangerschapsverlof telt niet mee voor de termijn van 6 maanden arbeidsongeschiktheid waarna de vakantieopbouw stopt. Zie ook artikel 6.3. De medewerker heeft recht op zwangerschaps- en bevallingsverlof van totaal minimaal 16 weken. Het zwangerschapsverlof is het verlof tot en met de dag van de feitelijke bevalling. Het bevallingsverlof gaat in op de dag na de bevalling. Het zwangerschapsverlof bij een eenling duurt minimaal vier weken en maximaal zes weken tot aan de datum van de bevalling. Bij zwangerschap van een meerling duurt het zwangerschapsverlof minimaal acht weken en maximaal 10 weken tot aan de datum van bevalling. Het bevallingsverlof duurt minimaal tien weken en Het recht op verlof bij een meerling is verlengd tot 20 weken in plaats van 16 weken. Pagina 13 van 37

maximaal zoveel langer als het zwangerschapsverlof minder dan zes weken heeft geduurd. Als de bevalling eerder of later plaatsvindt dan was verwacht, kan dit invloed hebben op de totale duur van het verlof. De ambtenaar moet tijdig aangeven vanaf wanneer zij met zwangerschapsverlof gaat. Bij de aanvraag voor zwangerschaps- en bevallingsverlof moet de ambtenaar met een verklaring van een arts of verloskundige aangeven, wanneer zij verwacht te bevallen. Als de ambtenaar eerder bevalt dan de verwachte bevallingsdatum wordt het resterende zwangerschapsverlof bij het bevallingsverlof opgeteld. De totale duur van het zwangerschaps-en bevallingsverlof blijft gelijk. In het vierde lid wordt aangegeven dat in geval van ziekenhuis opname van het kind het bevallingsverlof met de duur van de ziekenhuisopname wordt verlengd tot een maximum van tien weken. De bedoeling is dat de moeder altijd de gelegenheid heeft om na de ziekenhuisopname nog 10 weken het kind thuis te verzorgen. Voorbeeld 1 De ambtenaar is uitgerekend op 29 september. Om te bepalen wanneer het zwangerschapsverlof uiterlijk ingaat wordt vanaf de dag na de vermoedelijke bevallingsdatum, dus 30 september, vier weken teruggerekend. Het zwangerschapsverlof gaat in op 2 september. Voorbeeld 2 De ambtenaar heeft uitgaande van de vermoedelijke datum van bevalling gekozen voor zes weken zwangerschapsverlof en tien weken bevallingsverlof. De bevalling vindt echter na vijf weken zwangerschapsverlof plaats. De resterende week wordt bij het bevallingsverlof opgeteld, zodat dit verlof 11 weken duurt. Als de ambtenaar later bevalt dan de verwachte bevallingsdatum, heeft dit geen invloed op de gekozen maximaal zoveel langer als het zwangerschapsverlof minder dan zes of tien (bij een meerling) weken heeft geduurd. Als de bevalling eerder of later plaatsvindt dan was verwacht, kan dit invloed hebben op de totale duur van het verlof. De medewerker moet tijdig aangeven vanaf wanneer zij met zwangerschapsverlof gaat. Bij de aanvraag voor zwangerschaps- en bevallingsverlof moet de medewerker met een verklaring van een arts of verloskundige aangeven, wanneer zij verwacht te bevallen. Als de medewerker eerder bevalt dan de verwachte bevallingsdatum wordt het resterende zwangerschapsverlof bij het bevallingsverlof opgeteld. De totale duur van het zwangerschaps-en bevallingsverlof blijft gelijk. In het vierde lid wordt aangegeven dat in geval van ziekenhuis opname van het kind het bevallingsverlof met de duur van de ziekenhuisopname wordt verlengd tot een maximum van tien weken. De bedoeling is dat de moeder altijd de gelegenheid heeft om na de ziekenhuisopname nog 10 weken het kind thuis te verzorgen. Voorbeeld 1 De medewerker is uitgerekend op 29 september. Om te bepalen wanneer het zwangerschapsverlof uiterlijk ingaat wordt vanaf de dag na de vermoedelijke bevallingsdatum, dus 30 september, vier weken teruggerekend. Het zwangerschapsverlof gaat in op 2 september. Voorbeeld 2 De medewerker heeft uitgaande van de vermoedelijke datum van bevalling gekozen voor zes weken zwangerschapsverlof en tien weken bevallingsverlof. De bevalling vindt echter na vijf weken zwangerschapsverlof plaats. De resterende week wordt bij het bevallingsverlof opgeteld, zodat dit verlof 11 weken duurt. Als de medewerker later bevalt dan de verwachte bevallingsdatum, heeft dit geen invloed op de gekozen Pagina 14 van 37

duur van het bevallingsverlof. Dit blijft tien weken. De totale duur van het zwangerschaps- en bevallingsverlof wordt langer. Voorbeeld 3 De ambtenaar heeft gekozen voor vijf weken zwangerschapsverlof en 11 weken bevallingsverlof. De bevalling vindt echter pas na zes weken plaats. Zij behoudt het recht op 11 weken bevallingsverlof. De totale duur van het zwangerschaps- en bevallingsverlof wordt dan 17 weken. Voorbeeld 4 De ambtenaar is zwanger van een meerling. Zij heeft gekozen voor de minimumduur van het zwangerschapsverlof van acht weken, en niet voor de maximumduur van 10 weken. Zij kan de twee weken verschil niet meenemen naar het bevallingsverlof, omdat het zwangerschapsverlof niet minder dan zes weken heeft bedragen (lid 3). De bevalling vindt echter pas na negen weken plaats. Zij behoudt het recht op 10 weken bevallingsverlof. De totale duur van het zwangerschaps- en bevallingsverlof wordt dan 19 weken. Voorbeeld 5 Als de ambtenaar volledig ziek is binnen zes weken voorafgaand aan de verwachte bevallingsdatum, maar het zwangerschapsverlof is nog niet ingegaan, worden deze ziektedagen in mindering gebracht op de totale duur van het zwangerschapsverlof. Op het moment dat ze in week 5 beter is, gaat zij gewoon weer aan het werk. Deze werkdagen tellen dan niet mee in het zwangerschapsverlof. Voorbeeld 6 De ambtenaar heeft gekozen voor vier weken zwangerschapsverlof en 12 weken bevallingsverlof. Vijf weken voor de verwachte bevallingsdatum wordt zij ziek. Zij bevalt wel op de verwachte bevallingsdatum. In dat geval wordt een week in mindering gebracht op de totale duur van het bevallingsverlof. Dit blijft tien weken. De totale duur van het zwangerschaps- en bevallingsverlof wordt langer. Voorbeeld 3 De medewerker heeft gekozen voor vijf weken zwangerschapsverlof en 11 weken bevallingsverlof. De bevalling vindt echter pas na zes weken plaats. Zij behoudt het recht op 11 weken bevallingsverlof. De totale duur van het zwangerschaps- en bevallingsverlof wordt dan 17 weken. Voorbeeld 4 De medewerker is zwanger van een meerling. Zij heeft gekozen voor de minimumduur van het zwangerschapsverlof van acht weken, en niet voor de maximumduur van 10 weken. Zij kan de twee weken verschil meenemen naar het bevallingsverlof, omdat het zwangerschapsverlof minder dan tien weken heeft bedragen (lid 3). De bevalling vindt echter pas na negen weken plaats. Zij krijgt daardoor het recht op 11 weken bevallingsverlof. De totale duur van het zwangerschaps- en bevallingsverlof wordt dan 20 weken. Voorbeeld 5 Als de medewerker volledig ziek is binnen zes weken voorafgaand aan de verwachte bevallingsdatum, maar het zwangerschapsverlof is nog niet ingegaan, worden deze ziektedagen in mindering gebracht op de totale duur van het zwangerschapsverlof. Op het moment dat ze in week 5 beter is, gaat zij gewoon weer aan het werk. Deze werkdagen tellen dan niet mee in het zwangerschapsverlof. Voorbeeld 6 De medewerker heeft gekozen voor vier weken zwangerschapsverlof en 12 weken bevallingsverlof. Vijf weken voor de verwachte bevallingsdatum wordt zij ziek. Zij bevalt wel op de verwachte bevallingsdatum. In dat geval wordt een week in mindering gebracht op de totale Pagina 15 van 37

duur van het verlof. Het bevallingsverlof duurt dan nog 11 weken. Artikel 6.36 algemeen De levensloopregeling is, met uitzondering van artikel 6.41, alleen nog van toepassing op de ambtenaar die op 31 december 2011 gebruik maakte van deze regeling en op dat moment een saldo van minimaal 3000 had. Artikel 7.4 recht op salaris en de toegekende salaristoelage(n) 1. De ambtenaar heeft vanaf de eerste dag van arbeidsongeschiktheid gedurende zes maanden recht op zijn volledige salaris en de toegekende salaristoelage(n). 2. De ambtenaar heeft bij voortduring van deze arbeidsongeschiktheid gedurende de zevende tot en met de twaalfde maand recht op 90% van zijn salaris en de toegekende salaristoelage(n). 3. De ambtenaar heeft bij voortduring van deze arbeidsongeschiktheid gedurende de dertiende tot en met de vierentwintigste maand recht op 75% van zijn salaris en de toegekende salaristoelage(n). 4. De ambtenaar heeft bij voortduring van deze arbeidsongeschiktheid na 24 maanden tot het einde van zijn dienstverband recht op 70% van zijn salaris en de toegekende salaristoelage(n). 5. De ambtenaar behoudt recht op zijn volledige salaris en de toegekende salaristoelage(n) over de uren waarop hij: a. zijn arbeid verricht; b. passende arbeid verricht; c. werkzaamheden in het kader van zijn reintegratie verricht; d. scholing volgt in het kader van zijn reintegratie; e. vakantieverlof geniet. 6. De ambtenaar behoudt na afloop van de termijn van zes maanden, genoemd in het eerste duur van het verlof. Het bevallingsverlof duurt dan nog 11 weken. Artikel 6.36 algemeen De levensloopregeling is alleen nog van toepassing op de medewerker die op 31 december 2011 gebruik maakte van deze regeling en op dat moment een saldo van minimaal 3000 had. Artikel 7.4 recht op salaris en de toegekende salaristoelage(n) 1. De medewerker heeft vanaf de eerste dag van arbeidsongeschiktheid gedurende zes maanden recht op zijn volledige salaris en de toegekende salaristoelage(n). 2. De medewerker heeft bij voortduring van deze arbeidsongeschiktheid gedurende de zevende tot en met de twaalfde maand recht op 90% van zijn salaris en de toegekende salaristoelage(n). 3. De medewerker heeft bij voortduring van deze arbeidsongeschiktheid gedurende de dertiende tot en met de vierentwintigste maand recht op 75% van zijn salaris en de toegekende salaristoelage(n). 4. De medewerker heeft bij voortduring van deze arbeidsongeschiktheid na 24 maanden tot het einde van zijn dienstverband recht op 70% van zijn salaris en de toegekende salaristoelage(n). 5. De medewerker behoudt recht op zijn volledige salaris en de toegekende salaristoelage(n) over de uren waarop hij: a. zijn arbeid verricht; b. passende arbeid verricht; c. werkzaamheden in het kader van zijn reintegratie verricht; d. scholing volgt in het kader van zijn reintegratie; e. vakantieverlof geniet. 6. De medewerker behoudt na afloop van de termijn van zes maanden, genoemd in het eerste Artikel 6.41 is komen te vervallen door de invoering van het individueel keuzebudget (IKB). De levensloopbijdrage is sinds de invoering van het IKB onderdeel van het IKB. De NRGA heeft de formele arbeidsduur impliciet verbonden aan een periode van een week. De Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector gemeenten (CAR) heeft dat niet. De CAR geeft aan dat het gaat over salaris of salaristoelage en dat betekent dat de rekenperiode een maand bedraagt. Aangezien dit artikel onderdeel is van de sociale zekerheid, zijn wij verplicht de CAR te volgen. Het artikel wordt hierop aangepast. Pagina 16 van 37

lid, recht op zijn volledige salaris en de toegekende salaristoelage(n) bij arbeidsongeschiktheid in en door de dienst. 7. De ambtenaar, bedoeld in het derde en vierde lid, die minimaal 50% van zijn formele arbeidsduur zijn arbeid, passende arbeid, werkzaamheden in het kader van zijn reintegratie verricht of scholing volgt in het kader van zijn re-integratie, heeft recht op een extra percentage van 5% berekend over het salaris en de toegekende salaristoelage(n) waar hij recht op heeft op grond van dit artikel. Hierbij geldt als maximum het salaris en de toegekende salaristoelage(n) bedoeld in het eerste lid. 8. De periode waarover de ambtenaar voorafgaand aan de periode van het zwangerschaps- en bevallingsverlof, genoemd in artikel 6.33 en 6.34 arbeidsongeschikt is als gevolg van de zwangerschap, schort de periode, genoemd in het eerste tot en met het vierde lid, op. 9. De doorbetaling van salaris en de toegekende salaristoelage(n) wegens arbeidsongeschiktheid eindigt als de ambtenaar wordt herplaatst in een andere functie. 10. Het salaris en de toegekende salaristoelage(n) worden niet lager dan het loon zoals genoemd in de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag. 11. In individuele gevallen van terminale ziekte zal de afweging worden gemaakt of ook na afloop van de termijn van zes maanden, genoemd in het eerste lid, het volledige salaris en de toegekende salaristoelage(n) worden doorbetaald. lid, recht op zijn volledige salaris en de toegekende salaristoelage(n) bij arbeidsongeschiktheid in en door de dienst. 7. De medewerker, bedoeld in het derde en vierde lid, die minimaal 50% van zijn formele arbeidsduur per maand zijn arbeid, passende arbeid, werkzaamheden in het kader van zijn reintegratie verricht of scholing volgt in het kader van zijn re-integratie, heeft recht op een extra percentage van 5% berekend over het salaris en de toegekende salaristoelage(n) waar hij recht op heeft op grond van dit artikel. Hierbij geldt als maximum het salaris en de toegekende salaristoelage(n) bedoeld in het eerste lid. 8. De periode waarover de medewerker voorafgaand aan de periode van het zwangerschaps- en bevallingsverlof, genoemd in artikel 6.33 en 6.34 arbeidsongeschikt is als gevolg van de zwangerschap, schort de periode, genoemd in het eerste tot en met het vierde lid, op. 9. De doorbetaling van salaris en de toegekende salaristoelage(n) wegens arbeidsongeschiktheid eindigt als de medewerker wordt herplaatst in een andere functie. 10. Het salaris en de toegekende salaristoelage(n) worden niet lager dan het loon zoals genoemd in de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag. 11. In individuele gevallen van terminale ziekte zal de afweging worden gemaakt of ook na afloop van de termijn van zes maanden, genoemd in het eerste lid, het volledige salaris en de toegekende salaristoelage(n) worden doorbetaald. Artikel 7.15 samenloop met Werkloosheidswetuitkering Als de ambtenaar vanwege de functie waarin de arbeidsongeschiktheid is ontstaan, recht heeft op een WW-uitkering, wordt het bedrag van die uitkering in mindering gebracht op zijn salaris en de toegekende Artikel 7.15 samenloop met werkloosheidsuitkering Als de medewerker vanwege de functie waarin de arbeidsongeschiktheid is ontstaan, recht heeft op een werkloosheidsuitkering, wordt het bedrag van die uitkering in mindering gebracht op zijn salaris en de Sinds de invoering van hoofdstuk 30b Reparatieuitkering bij werkloosheid (op 1 januari 2016) zijn werkloosheidsuitkering en WW-uitkering verschillend gedefinieerd: 30b.2: Pagina 17 van 37