VOCABULAIRE FRANCOFAN 1 MODULE 1 5. bonjour goeiedag voilà daarzo. salut hallo voici hierzo. oui ja aussi ook. non nee d accord ok.

Vergelijkbare documenten
VOCABULAIRE & GRAMMAIRE FRANCOFAN 1 MODULE 1 10

Vocabulaire September - december Vijfde leerjaar klas Birgit

4 nummer 1 nummer 2 nummer 3

Le Français des vacances. Niveau

Vendredi le dix-huit de cembre 2015.

Talenquest Frans 2thv: Grammatica

Unité 3 Diagnose Kopieerblad 1. Bon! Je kunt in het Frans tot en met 39 tellen. 17,

Ik stel me voor VOCABULAIRE RAPPEL. een huis (het) une maison. een meisje (het) une ville. een huisdier (het) un animal domestique A RETENIR

Taalregels. Praten, hebben, zijn, gaan, De werkwoorden

U21 mezelf en anderen voorstellen. Ik heet Ric. / M n naam is Verdonk. Wat is je voornaam? M n voornaam is Luc. Ziehier m n vriend. Hij heet Yvon.

naam :.. nr. : klas :.. computer :..

En action 6. Woordtrainer. Salut! Ga naar voor meer informatie.

J' à Amersfoort, Lindenlaan 23.

LEXIQUE DE BASE FRANS VOOR DE LAGERE SCHOOL

C'est fini les vacances!

Ik stel me voor VOCABULAIRE RAPPEL A RETENIR. domestique. Je suis en quatrième année. Ik zit in het vierde leerjaar. un cobaye, un cochon d Inde

Zich voorstellen. Hoofdstuk 1 Chapitre 1. Se présenter OBJECTIFS

SECTION 7. LES PRONOMS PERSONNELS de persoonlijke voornaamwoorden

6,6. Begrippenlijst door Jessy 1095 woorden 25 juni keer beoordeeld. Grandes Lignes Phrases Clés. Hoofdstuk 1. Ça va? = Hoe gaat het?

Aantekening Frans les pronoms personnels

LES CHIFFRES DE 1 À 40 (1STE GRAAD BSO)

Bonjour, Amicalement. Peter SE PRÉSENTER (2DE GRAAD BSO)

1.1 Introduction Leçon 1: Se présenter Prononciation Culture: Un, deux, trois ou quatre bisous Grammaire...

Voornaam: Elena Naam: Raynaud. Voornaam: Thibault

basiszinnen spreekvaardigheid

Jaarwerkplan voor En action 5

Chapitre 4, Ensemble!

15 et qui paie le loyer?

J aimerais savoir. Que je suis content! Pourrais-tu parler plus lentement? Bouger me fait mal.

UNITÉ. c est Antoine. Plak, teken, schrijf... wat je maar wilt. Dit is jouw pagina!

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Vous pouvez m'aider, s'il vous plaît?

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie

naam :.. nr. : klas :.. computer :..

Je complète mon profil. Ik vul mijn profiel aan. J arrive à décoder les messages secrets. Ik kan de geheime boodschappen ontcijferen.

UNITE 26 : On a joué, on a nagé, on a chanté!

Wie helpt? Weet je het nog? Luister en kies de juiste foto. Datum:... Klas:... Naam:... Voornaam:...

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Les gebruik je voor zelfstandige naamwoorden in het meervoud. Mannelijk of vrouwelijk maakt niet uit: les frères de broers les soeurs de zussen

Woordenschat van unité 1 tot en met unité 16

Iedereen kan Frans leren

Le logement. In deze les leert u

Où vont-ils? Unité 1. Je leert iemand ontmoeten en (be)groeten vragen en zeggen waar iemand naartoe gaat afscheid nemen

Quel travail font tes parents? Ma mère travaille à la maison et mon père travaille dans une office. Welk

6,1. Aantekening door K woorden 15 november keer beoordeeld

Woordenschat van unité 1 tot en met unité 20

Mijn vriendenboek. Voornaam: Gewicht:

Unité. Notre projet final. Een kort filmpje maken over jezelf. In dit hoofdstuk leer je. DVD À plus 1. Enzo, le petit nouveau

En action 5. Woordtrainer. Salut! Ga naar voor meer informatie.

Unité. Cette page est pour toi! Présente-toi. Plak, teken, schrijf om jezelf voor te stellen. cinq

Qui est à l appareil?

Veilig werken? Da s kinderspel! Travailler en toute sécurité? Un jeu d enfant!

Voorbeelden van examenopgaven moderne vreemde talen op niveau A2

MÉTRO, BOULOT, DODO. Unité 1. Vocabulaire 1 Lees de zinnen en kruis het juiste woord / de juiste uitdrukking aan.

Frans grammatica hoofdstuk 1 en 2

Samenvatting Frans Hoofdstuk 1

Unité 5 Diagnose Kopieerblad 1

Exercice A Vocabulaire F-N I Vertaal de vetgedrukte woorden in het Nederlands. II Noteer het juiste woord en vertaal het in het Nederlands.

bonjour Je suis Ellen. Moi, je suis Ahmed. oui Tu es Camille? Et toi? Tu es Manon! non un deux trois quatre cinq six sept huit neuf dix

In deze Lesbrief ga je een vlog maken waarin je over jezelf, je familie, je school en je hobby s vertelt.

Mogelijke 'vragen' mondelinge examens zesde leerjaar (per 4 contacten):

6,2. Samenvatting door Jens 368 woorden 10 februari keer beoordeeld. 1.-Woorden SO en GP Frans (15/ )

Unité. Notre projet final. Créer une vidéo de présentation personnelle. Dans cette unité, nous allons... DVD À plus 1. Enzo, le petit nouveau

J' à Amersfoort, Lindenlaan 23.

Schrijf de werkwoorden in de juiste vorm in de vakjes. Schrijf ook bij elke persoon de juiste naam

Drs. M. Bredius-Hoogendam. Drs. M. Koot. Tu dis. Gespreksvaardigheid Frans voor klas 3,4 havo/vwo. Walvaboek

Het enkelvoud van het bezittelijk voornaamwoord: mon/ma ton/ta son/sa

Livre-cahier. Auteur : E. Tant Illustrations : Alexandra Pillaert. Conform met het Europees Referentiekader en de daarop aansluitende eindtermen en

Vocabulaire januari juni Vijfde leerjaar klas Birgit

Comprendre et se faire comprendre commence par s exprimer en néerlandais

Hôtel Eurocatering. 26 oct. Sauna 24, , oct. Petit-déjeuner 14, ,50. Sous-total 3645,25 TVA 21% 765,50.

l'argent Donne. L'argent! pris J'ai pris mon suppositoire. Dépêche-toi! sûr - T'es sûr? Je connais quelqu'un qui peut. Merci Merci. Au revoir.

Dag! kennismaken. Ik ben Eric.

Voorbeelden van examenopgaven op niveau A2, B1, B2, C1

dag, goedendag Ik ben (Ellen) Ik, ik ben (Achmed) ja Ben jij (Camille)? En jij? Jij bent (Manon)! nee

PRONOMS PERSONNELS <lang> (3 HAVO-VWO) 1. VORMEN : vier rijtjes:

VOCABULAIRE DES DISCIPLINES

4,8. Le Présent (tegenwoordige tijd) Le passé composé. Opdracht door een scholier 744 woorden 7 januari keer beoordeeld

Samenvatting Frans Oefeningen en herhaling

Le français des vacances Vrais débutants

H A V O / V W O Cahier d exercices

Q U K G D T P E H B Z L R W C I F J M S X. Maman est allée au supermarché. Elle a acheté beaucoup et elle a tout mis. en plastique.

Antwoorden Frans Étape 8 (Franconville)

Unité 6 Diagnose Kopieerblad 1

Herhalingen over grammatica (voor de examens)

Cahier d exercices. 3 e editie

Les 5 Werkwoorden 22 Les 6 De persoonsvorm van het werkwoord 24 Les 7 De, het, een 26 Les 8 Het meervoud (op -en, -s of - s) 28 Herhalingstoets 2 30

naam :.. nr. : klas :.. computer :..

Huiswerk Frans unité 1: Bonjour, moi je suis

Antwoordenboek. 3 e editie

Een ideale school. Tijd voor een toets! Luister en vul aan of teken Naam:... Voornaam:... Klas:... Datum:...

Juin Juni Avril April Mai Mei 2019

Les salutations didactische fiche 1

Samenvatting Frans Grammatica

Bilan 4 «À la recherche»

GEZONDHEID (La santé)

Woordenschat van unité 1 tot en met unité 20

BEGINNERSCURSUS DAG 2

Kies jij Frans? Docentenhandleiding afbuigers havo en vwo. Differentiatie 3 havo/vwo. SLO nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling

Voudriez-vous me faire savoir si vous pouvez nous recevoir dans votre hôtel le 16 août dans l après-midi?

Transcriptie:

basiswoordenschat en uitdrukkingen bonjour goeiedag voilà daarzo salut hallo voici hierzo oui ja aussi ook non nee d accord ok et en les de merci (bien) bedankt les parents de ouders un / une een des / le / la de / het des enfants kinderen ne pas Je ne suis pas Ali. Je n ai pas 12 ans. niet / geen Ik ben Ali niet. Ik ben geen 12 jaar. bepaling van tijd Quelle est la date aujourd hui? aujourd hui vandaag janvier januari demain morgen février februari maintenant nu mars maart avril april lundi maandag mai mei mardi dinsdag juin juni mercredi woensdag juillet juli jeudi donderdag août augustus vendredi vrijdag septembre september samedi zaterdag octobre oktober dimanche zondag novembre november décembre december bepaling van het weer Quel temps fait-il? Welk weer is het? Il fait mauvais. Het is slecht weer. Il fait beau. Het is mooi weer. Ilp leut. Het regent.

eigennamen Bruxelles Brussel la Belgique België Anvers Antwerpen la France Frankrijk Liège Luik Namen Namur bepaling van plaats là daar ici hier voorzetsels à Berchem in Berchem au revoir tot ziens en Belgique in België à demain tot morgen en France in Frankrijk pour voor bezittelijke voornaamwoorden - boek 1A p. 44 mon / ma / mes mijn notre / nos ons / onze ton / ta / tes jouw votre / vos jullie / uw son / sa / ses zijn / haar leur / leurs hun aanwijzende voornaamwoorden moi ik / mij toi jij / jou vraagwoorden comment hoe quel / quelle welk(e) quoi wat où waar qui wie quand wanneer

bijvoeglijke naamwoorden bien goed joyeux / joyeuse gelukkig(e) mal slecht sympa lief / aardig bon / bonne goed beaucoup veel bon anniversaire gelukkige verjaardag grand / grande groot beau / belle mooi petit / petite klein chouette tof / leuk super super formidable geweldig nouveau / nouvelle nieuw très veel content / contente tevreden telwoorden zéro nul dire zeggen un één onze elf deux twee douze twaalf trois drie treize dertien quatre vier quatorze veertien cinq vijf quinze vijftien six zes seize zestien sept zeven dix-sept zeventien huit acht dix-huit achttien neuf negen dix-neuf negentien dix tien vingt twintig trente dertig quarante veertig cinquante vijftig soixante zestig soixante-dix zeventig quatre-vingts tachtig quatre-vingts-dix negentig cent honderd premier / première eerste deuxième tweede troisième derde quatrième vierde cinquième vijfde sixième zesde

zelfstandige naamwoorden un garçon een jongen une fille een meisje un homme een man une femme een vrouw un élève een leerling une élève een leerlinge un enfant een kind une adresse een adres un CD een CD une année een (leer)jaar un âge een leeftijd une mère een moeder un an een jaar une maman een mama J ai dix ans. Ik ben 10 jaar. Une soeur een zus un cadeau een geschenk une grand-mère een grootmoeder deux cadeaux twee geschenken une tante een tante un anniversaire een verjaardag une inscription een inschrijving un numéro een nummer une glace een ijsje un père een vader une cousine een nichtje un frère een broer une famille een familie un grand-père een grootvader une rue een straat un oncle een oom une amie een vriendin un fils een zoon une copine een vriendin(netje) un dialogue un nom un prénom un parent un tour un cousin un parc un ami un copain een dialoog een naam een voornaam een ouder een toer een neef een park een vriend een vriend

onregelmatige werkwoorden être zijn je suis ik ben nous sommes wij zijn tu es jij bent vous êtes jullie zijn / u bent lest hij is ils / elles sont zij zijn elle est on est zij is men is c est het is avoir hebben j ai ik heb nous avons wij hebben tu as jij hebt vous avez zij hebben / u heeft il a hij heeft ils / elles ont zij hebben elle a on a zij heeft men heeft J ai 10 ans. Ik ben 10 jaar. Mes frères ont 12 ans. Mijn broers zijn 12. Sarah a 24 ans. Sarah is 24 jaar. Vouz avez quel âge? Welke leeftijd hebt u? Il a gagné! Hij heeft gewonnen! aller gaan faire doen ça va het gaat il / elle fait hij / zij doet

regelmatige werkwoorden op -ER habiter wonen s appeller heten j habite ik woon je m appelle ik heet tu habites jij woont tu t appelles jij heet il / elle habite hij / zij woont il s appelle hij / zij heet nous habitons wij wonen nous nous appelons wij heten vous habitez jullie wonen vous vous appelez jullie heten ils/ elles habitent zij wonen ils / elles s appellent mijn broers heten écouter luisteren regarder kijken j écoute ik luister je regarde ik kijk tu écoutes jij luistert tu regardes jij kijkt il / elle écoute hij / zij luistert il / elle regarde hij / zij kijkt nous écoutons wij luisteren nous regardons wij kijken vous écoutez jullie luisteren vous regardez jullie kijken ils / elles écoutent zij luisteren ils regardent zij kijken écoute! Luister! Regarde! Kijk! Écoutez! Luister! Regardez! Kijk! parler spreken demander vragen je parle ik spreek commencer beginnen tu parles jij spreekt chanter zingen il / elle parle hij / zij spreekt donner geven nous parlons vous parlez ils / elles parlent wij spreken jullie spreken zij spreken regelmatige werkwoorden op -RE lire lezen dire zeggen on dit (bonjour) we zeggen (goeiedag)