Veiligheidsmaatregelen bij calamiteiten. Beheersing van elektrocutiegevaar van hulpverleners bij 1500 V en 25 kv bovenleiding.

Vergelijkbare documenten
Beheersing van elektrocutiegevaar van hulpverleners bij 1500 V en 25 kv bovenleiding. Versie: 001

Veiligheidsmaatregelen bij calamiteiten. Beheersing van elektrocutiegevaar van hulpverleners bij 1500 V en 25 kv bovenleiding.

Veiligheidsmaatregelen bij calamiteiten. Beheersing van elektrocutiegevaar van hulpverleners bij 1500 V en 25 kv bovenleiding.

Veilig hulpverlenen op Betuweroute en HSL-zuid

INFRAROOD AFSTANDBEDIENINGSSYSTEEM (IRAB) Versie: 001

Installatievoorschrift

1. Bepaald het beleid rondom de veilige bedrijfsvoering van de elektrische installatie en de veiligheid van de elektrische arbeidsmiddelen.

Instructie aanwijzing NEN 3140

B-toets Vragenlijst Bejegening Versie voor jongeren

Bedrijfsvoering van elektrische installaties. Operation of electrical installations. Aanvullende Nederlandse bepalingen voor hoogspanningsinstallaties

BEI BS KEGROB Bedrijfsvoering van Elektrische Installaties Branche Supplement KEGROB

BEI BS KEGROB Bedrijfsvoering van Elektrische Installaties Branche Supplement KEGROB

Wijzigingen RLN en 3 Versie 005. Gerard Oude Groote Beverborg

B-Voorschrift voor de bediening van wissel- en seininrichtingen

Certificeringschema: Bedieningsdeskundige OBI

Brancherichtlijn. Borgen Veiligheid bij Functieherstel. Behoort bij VVW- Trein. Brancherichtlijn Borgen Veiligheid bij Functieherstel 1.

Installatieverantwoordelijkheid NEN-3140

Certificeringschema: Bedieningsdeskundige OBI 1500 V

Copyright SBR, Rotterdam

KEURINGSVOORSCHRIFT KE01 KEYLESS ENTRY/START

Inhoud. Inleiding... 3

1. Veiligheidsmaatregelen

Je merkt dat het werkt. Veilig werken: implementatie en onderhoud van de NEN 3140

INSPECTIE BOUWKUNDIGE BRAND- VEILIGHEID Specifieke normen en verwijzingen

Geldigheidsduur van certificaten, medische en psychologische keuringen

Titel: Aanvullende werkinstructie railsystemen. Procesdeskundige: IV (KEB) Procesbeheerder: Procesbeheerder KEB AM Publicatiedatum:

Inzage COLOFON Kenteq, Hilversum

Bedrijfsvoering van elektrische installaties. Veiligheid in verband met de elektrische gevaren volgens NEN 3140:2011

ZELFROOSTEREN IN DE ZORG VERGROTEN VAN DE WERKNEMERSBETROKKENHEID BIJ DE ROOSTERPLANNING RAYMOND FOKKENS MBA

Inzage COLOFON Kenteq, Hilversum

Herinstructie NEN 3140

INSPECTIE BOUWKUNDIGE BRAND- VEILIGHEID Specifieke normen en verwijzingen

Amsterdam Airport Schiphol

PROVINCIAAL BLAD. Besluit tot vaststelling van het Elektrotechnisch Veiligheids Handboek Provincie Utrecht

Versie: V1.1 Versie Datum: 5 december 2017 KvK: ABN AMRO: Gebruikersvoorwaarden ICT Applicaties 2017 van ProRail B.V.

INSPECTIE BOUWKUNDIGE BRANDVEILIGHEID Goed- en afkeurcriteria bouwkundige brandveiligheid

PRODUCTSPECIFICATIE PHALAENOPSIS IN POT

PRODUCTSPECIFICATIE PHALAENOPSIS IN POT

INSPECTIE GASDETECTIEBEVEILIGING Specifieke normen en verwijzingen

Handleiding Eetmeter. Aan de slag. in beroep en bedrijf. Handleiding Eetmeter. februari 2007

INSPECTIE BOUWKUNDIGE BRANDVEILIGHEID Vakbekwaamheid en ervaring

WIJZIGINGSBLAD A2. Regeling Brandmeldinstallaties 2002 BMI 2002 / A2 VEILIGHEID DOOR SAMENWERKING. Versie : 1.0. Publicatiedatum : 1 april 2012

Wijzigingen Unit4 Audition 15.1

WIJZIGINGSBLAD A1 Regeling Brandmeldinstallaties 2002

Prof. mr. drs. F.C.M.A. Michiels Mr. A.G.A. Nijmeijer Mr. J.A.M. van der Velden. Het wetsvoorstel Wabo

Handleiding aanpassing btw-laagtarief. Versie 1.0. De Witbogt AG Eindhoven Telefoonnummer +31- (0)

Privacy Verklaring. Vereniging voor toezichthouders in onderwijsinstellingen en kinderopvang

Loopbaanoriëntatie -begeleiding

Update NEN 3140: de belangrijkste veranderingen op een rij

INSPECTIE GASDETECTIEBEVEILIGING Vakbekwaamheid en ervaring

Certificatieschema IV HS LNB (IV LNB)

BergOp 4.1 Handleiding voor gebruikers

E-04 Een netdeel in- en uit bedrijf nemen en veilig stellen versie behorend bij de BEI-BLS

Versie 1.1. ACA Fashion Software B.V. / Winstore De Witbogt AG Eindhoven Telefoonnummer +31- (0)

ACA Retail BV. Pagina 2 van 9

Hoe te handelen bij aantreffen VWAM- Blokkering

Hou het eenvoudig Effectief communiceren in organisaties

Installatiehandleiding. Installatiehandleiding voor de ODBC-driver

Formulierenboek. Directeur ProRail VL Kees van Dijk / Wilco van der Wolf. Herman Tijsma. Definitief. Van Auteurs. Projectleider

Formulierenboek. Herman Tijsma. VL VLV VMK/ Formulierenboek/Definitief. Definitief. Van Eigenaar. Kenmerk. Versie 3.0 Datum 2 januari 2015 Bestand

Certificatieschema THP HS LNB (THP LNB)

Inhoudsopgave Save 5

handel en verkoop thema kassa Gemengde leerweg

WIJZIGINGSBLAD A2. BORG 2005 versie 2 / A2 VEILIGHEID DOOR SAMENWERKING. Versie : 2.2. Publicatiedatum : 31 maart Ingangsdatum : 1 april 2010

NEN kV-installaties. en installaties met andere spanningen van meer dan 1000 V

Instructie. Rollenverdeling werkvergunningen binnen O&M Wind&Solar

2006 Ajax Brandbeveiliging B.V.

Veilig Managen van Ongevallen bij Projecten voor opdrachtnemers

Ambitie.info. BPV Werken in de detailhandel, goederen komen binnen

Nederlandse norm NEN Dit document mag slechts op een stand-alone PC worden geïnstalleerd. Gebruik op een netwerk is alleen.

E-241 Aanvullende veiligheidsmaatregelen ten behoeve van schilderen, inspecteren of het reinigen van masten

Serienummer: DigiCode: Voor het activeren van de DigiCode kijk je op pagina 7. Te activeren tot:

Inlezen bankafschriften

Copyright SBR, Rotterdam

Nederlandse norm. NEN 3140/A1 (nl) Bedrijfsvoering van elektrische installaties Laagspanning. Operation of electrical installations Low voltage

Productspecificatie. In hoogte verstelbare spoorstaafbevestiging voor spoorstaaf 54E1 en 60E1. Assetmanagement. Documentnummer: SPC00294.

Geldigheidsduur van certificaten, medische en psychologische keuringen

ZX- ronde 28 december 2014

Juridische aspecten van ketensamenwerking. Naar een multidisciplinaire benadering

Colofon. Titel: Xact groen Wiskunde deel 2 ISBN: NUR: 124 Trefwoord: Wiskunde groen

administratie afdeling debiteurenadministratie Kaderberoepsgerichte leerweg

Inleiding Administratieve Organisatie. Opgavenboek

<LOGO GEMEENTE> VOORBEELD Handboek bedrijfsvoering van elektrische installaties NEN 3140+A1:2015. Gemeente VOORBEELD Straatnaam AB Voorbeeld

NEN 3140 EN-NEN Hoe zit het nu?

Certificatieschema VOP-HS VOLDOEND ONDERRICHT PERSOON HOOGSPANNING

Handleiding cliënt Online Samenwerken 2.0

Lodewijk het lieve beestje

Certificatieschema VOP-HS VOLDOEND ONDERRICHT PERSOON HOOGSPANNING

De koppeling tussen TRIODOS Internetbankieren en Unit4 Multivers Online

Veiligheid bij werken aan elektrische installaties

Certificatieschema VOP-LS VOLDOEND ONDERRICHT PERSOON LAAGSPANNING

Certificatieschema VP MS Distributie-totaal (VP MS)

IT Governance. Studietaak 5

1 1 t/m 3. Beveiliging van software. Beveiliging van besturingssystemen

handel en verkoop thema goederenverwerking

Algemene Risico-Inventarisatie. Risico-inventarisatie. behorende bij de Lokale Risico-Inventarisatie

Procedure Langstransport

Samenvatting, conclusies en aanbevelingen storing Diemen

Een eigen bedrijf beginnen

Transcriptie:

Inframanagement Richtlijn Veiligheidsmaatregelen bij calamiteiten. Beheersing van elektrocutiegevaar van hulpverleners bij 1500 V en 25 kv bovenleiding. Deel 4 Beherende instantie: IM Infra Configuratie Beheer Inhoudverantwoordelijke instantie: IM Railsystemen Status: Definitief Uitgavedatum: 01-12-2007 2003 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur. Versie: 001 2003 Apart from the exceptions in or by virtue of the 1912 copyright law no part of this document may be reproduced or published by print, photocopying, microfilm or any other means without written permission from the author. Documentnummer: RLN00222-4

INHOUD 1 Inleiding...4 1.1 Algemeen...4 1.2 Doel...4 1.3 Toepassingsgebied...4 1.4 Wetgeving en normering...4 1.5 Doelgroep...5 2 Procesbeschrijving...6 2.1 Algemeen...6 2.2 Mobilisatieproces...6 2.3 Fasering in het herstelproces...6 2.4 Verantwoordelijkheden...7 3 : verkleinen uitgeschakeld gebied...8 3.1 Omschrijving...8 3.2 Voorwaarden...8 3.2.1 Herstel van de infra moet nut hebben voor het vervoersproces....8 3.2.2 De reddings- en bluswerkzaamheden moeten het herstel toelaten....8 3.2.3 Kortsluitvaste aardingen in het calamiteitengebied...8 3.2.4 Inschakelen bovenleiding buiten werkgebied...9 3.3 Communicatie treindienstleiding en Backoffice...9 3.4 Procesfase: verkleinen uitgeschakeld gebied...9 3.4.1 Algemeen Leider ProRail Verkeersleiding...9 3.4.2 Bevelvoerende brandweer... 10 3.4.3 Werkverantwoordelijke Energievoorziening 25 kv... 10 3.4.4 Werkverantwoordelijke Energievoorziening 1500V... 10 3.4.5 Medewerker Backoffice ProRail Verkeersleiding... 10 3.4.6 Treindienstleider(s) ProRail Verkeersleiding... 10 3.4.7 Bedieningsdeskundige 1500 V Schakel Meld Centrum ProRail Inframanagement... 11 3.4.8 Bedieningsdeskundige 25 kv Schakel Meld Centrum ProRail Inframanagement... 11 4 : inschakelen van het calamiteitengebied...12 4.1 Voorwaarden... 12 4.2 Procesfase: inschakelen van het calamiteitengebied... 12 4.2.1 Bevelvoerende brandweer... 12 4.2.2 Algemeen Leider van ProRail Verkeersleiding... 12 4.2.3 Werkverantwoordelijke Energievoorziening 25 kv... 12 4.2.4 Werkverantwoordelijke Energievoorziening 1500V... 13 4.2.5 Medewerker Backoffice ProRail Verkeersleiding... 13 4.2.6 Treindienstleider(s) ProRail Verkeersleiding... 13 4.2.7 Bedieningsdeskundige 1500 V Schakel Meld Centrum ProRail Inframanagement... 13 4.2.8 Bedieningsdeskundige 25 kv Schakel Meld Centrum ProRail Inframanagement... 14 5 Aarden bovenleiding...15 5.1 Uitgangspunten voor het aarden... 15 5.2 Generieke procedure voor het aarden... 15 Richtlijn versie 001 pag. 2 / 20

5.3 Meten en aarden baanvak 1500V... 15 5.4 Meten en aarden baanvak 25 kv... 15 5.5 Aarden bij tunnels... 16 5.6 Herstel bij tunnels... 16 6 Revisiegegevens...17 Richtlijn versie 001 pag. 3 / 20

1 Inleiding 1.1 Algemeen Dit deel van de richtlijn vormt een onlosmakelijk geheel met de overige delen van deze richtlijn en worden functioneel als één geheel beschouwd. Deze richtlijn bestaat uit 4 delen Deel 1: Algemeen Deel 2: Uitschakelprocedures 1500 V en 25 kv Deel 3: Brandblussen nabij bovenleiding Deel 4: 1.2 Doel Deel 4 beschrijft het proces om de infrastructuur te herstellen door o.a. de bovenleidingspanning (deels) terug te brengen en daarbij de veiligheid van alle betrokkenen te garanderen. 1.3 Toepassingsgebied De richtlijn geldt voor alle bij ProRail in beheer zijnde sporen, met uitzondering van spoortunnels, waarvan de algemene werkwijze beschreven is in deel 1 van deze richtlijn. 1.4 Wetgeving en normering Elektrotechnische werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd in overeenstemming met de geldende normen voor veilig werken aan elektrotechnische installaties. Hiertoe behoort ten eerste het Arbobesluit, de bijbehorende Arbo-beleidsregels en de verwijzingen hierin naar de elektrotechnische veiligheidsnormen. Het betreft hier de volgende NEN-EN normen: NEN-EN 50110 Operation of electrical installations NEN 3840 Bedrijfsvoering van elektrische installaties. Op deze richtlijn RLN00222 is eveneens van toepassing de ProRail richtlijn RLN00128, Veiligheidsvoorschrift voor werkzaamheden aan (of in de nabijheid van) elektrische hoogspanningsinstallaties van ProRail, die gebaseerd is op de normen EN-50110 en NEN 3840. De normen schrijven een werkwijze voor bij het veiligstelling ten behoeve van werkzaamheden die gebaseerd is op de volgende handelingen: 1. Volledig scheiden 2. Beveiligen tegen wederinschakelen 3. Controleren spanningsloosheid 4. Zorgen voor aarding en kortsluiting op de werkplek, en 5. Zorgen voor bescherming t.o.v. naastgelegen actieve delen. Bij het uitvoeren van de genoemde werkzaamheden volgens de bovengenoemde normen worden eisen gesteld aan het opleidingsniveau van de uitvoerenden. Bij de werkzaamheden die uitgevoerd worden in het kader van herstel van de infra, zoals omschreven in dit deel 4 van deze richtlijn is het uitgangspunt dat aan de genoemde normen wordt voldaan. Dit geldt zowel voor de werkwijze als voor het opleidingsniveau van de uitvoerende(n). Richtlijn versie 001 pag. 4 / 20

Herstel van de infra start niet voordat Werkverantwoordelijke(n) Energievoorziening namens de Installatieverantwoordelijke van ProRail ter plaatse aanwezig zijn, en de nodige veiligheidsmaatregelen hebben genomen. Het proces beschreven in dit deel 4 is gebaseerd op het volgen van de norm. 1.5 Doelgroep Organisatie ProRail Verkeersleiding ProRail Inframanagement Procesaannemers (PCA) Brandweer Functionaris Treindienstleider Medewerker Backoffice Algemeen Leider Calamiteit Bedieningsdeskundige Schakel en Meldcentrum (SMC) Installatieverantwoordelijken A + B Werkverantwoordelijke Energievoorziening Ploegleider Energievoorziening Vakbekwaam persoon Energievoorziening Bevelvoerende Officier van Dienst Centralist van de Regionale Alarm Centrale Richtlijn versie 001 pag. 5 / 20

2 Procesbeschrijving 2.1 Algemeen Wanneer ten gevolge van een calamiteit de bovenleiding spanningsloos gemaakt moet worden, wordt de bovenleiding afgeschakeld door het SMC door middel van de procedure Ruim Uitschakelen bij 1500V, dan wel door Complete Lijn Uitschakeling bij 25 kv systemen. De methodiek hiervoor is beschreven in deel 1 en 2 van deze richtlijn. In het alarmeringsproces is voorzien dat een Algemeen Leider van ProRail Verkeersleiding en voor elk betroffen spanningsniveau een Werkverantwoordelijke Energievoorziening van de procesaannemer naar de plaats van de calamiteit worden gedirigeerd. De Algemeen Leider van ProRail Verkeersleiding heeft tot taak het vertegenwoordigen van ProRail en het coördineren van de hulpwerkzaamheden die uitgevoerd worden namens of onder verantwoordelijkheid van ProRail. De Algemeen Leider van ProRail Verkeersleiding zal (na de fase R&B), op enig moment in overleg met de bevelvoerende Brandweer de verantwoordelijkheid van de calamiteitenlocatie overnemen. De Werkverantwoordelijke Energievoorziening heeft tot taak het beoordelen van de situatie van de bovenleiding en het voorbereiden en uitvoeren van de taken met betrekking tot en elektrotechnische veiligheid en het herstel van de energievoorziening. Omdat Ruim Uitschakelen en Complete Lijn Uitschakeling een bijzonder grote invloed hebben op de beschikbaarheid voor het treinverkeer, is het van groot belang het gebied dat afgeschakeld is, waar mogelijk, zo snel mogelijk te verkleinen of volledig weer in te schakelen. 2.2 Mobilisatieproces De oproep voor het elektrisch veiligstellen van de bovenleiding wordt gedaan bij ieder treinincident waarbij volgens de Trein Incident Scenario Matrix (TIS-matrix) Ruim Uitschakelen en of Complete Lijn Uitschakeling van toepassing is. Bovengenoemde oproep wordt gedaan door de bedieningsdeskundige SMC aan de dienstdoende Werkverantwoordelijke Energievoorziening. Deze Werkverantwoordelijke komt altijd ter plaatse. Hij kan bepaalde taken zoals het kortsluitvast aarden van de bovenleiding ter plaatse van de calamiteit delegeren aan een vakbekwaam persoon, in de zin van de elektrotechnische veiligheidsnormen. De oproep geeft informatie over de aard en de plaats van de calamiteit. Daarbij wordt ook informatie doorgegeven over het spanningsniveau en over bedreigingen zoals gevaarlijke stoffen en invloed hiervan op de aanrijdroute. De Algemeen Leider, de Werkverantwoordelijke Energievoorziening en zijn gedelegeerde begeven zich naar de plaats van de calamiteit. De Algemeen Leider en overige betrokkenen melden zich bij de bevelvoerende brandweer. De bevelvoerende brandweer heeft algehele leiding ter plaatse en geeft aanwijzingen ten aanzien van de veiligheid van het calamiteitenterrein. 2.3 Fasering in het herstelproces Bij het herstel van de infra kan worden gerekend met twee fasen: 1. De eerste procesfase is het herstel van die delen van de infra die niet het calamiteitengebied zelf betreffen, maar grenzen aan het calamiteitengebied. Deze fase wordt verder in deze richtlijn; het verkleinen van het uitgeschakelde gebied genoemd. Richtlijn versie 001 pag. 6 / 20

Een voorwaarde is dat de veiligheidsmaatregelen op de calamiteitenplek zijn uitgevoerd zodanig dat de veiligheid van de hulpverleners niet in gevaar komt. 2. De tweede procesfase is het weer inschakelen van de infra op de calamiteitenplek. Dit kan gebeuren als de hulpverleners niet meer actief zijn in het calamiteitengebied en de verantwoordelijkheid is overgedragen aan ProRail, of in het geval dat de bevelvoerende brandweer en de Algemeen Leider van ProRail Verkeersleiding besluiten (na overleg met de Werkverantwoordelijke Energievoorziening) dat de infra weer ingeschakeld kan worden. Normaal gesproken wordt eerst de fase van het verkleinen van het uitgeschakelde gebied uitgevoerd en daarna de fase van het inschakelen van het calamiteitengebied. Echter wanneer het niet zinvol is eerst te verkleinen, kan inschakelen van het calamiteitengebied direct plaatsvinden, onder voorwaarde dat het calamiteitengebied door de bevelvoerende brandweer is overgedragen aan de Algemeen Leider van ProRail Verkeersleiding of in het geval dat de bevelvoerende brandweer en de Algemeen Leider van ProRail besluiten dat het inschakelen van het calamiteitengebied kan plaatsvinden. 2.4 Verantwoordelijkheden Bij de bepaling van verantwoordelijkheid wordt onderscheid gemaakt tussen: 1. herstel tijdens optreden van de Overheids Hulp Diensten (OHD) 2. herstel na het vertrek van OHD. In het eerste geval speelt de bevelvoerende brandweer ter plaatse de leidende rol. Voor het inschakelen van de gehele of gedeeltelijke infra, voorzover die een relatie heeft met de calamiteit, dient de bevelvoerende brandweer goedkeuring te geven. In het tweede geval heeft de bevelvoerende brandweer de verantwoordelijkheid over calamiteitengebeid overgedragen aan de Algemeen Leider van ProRail Verkeersleiding. De toestemming over het inschakelen van het gehele of gedeeltelijke afgeschakelde gebied wordt door de Algemeen Leider van ProRail Verkeersleiding en op basis van advies van de werkverantwoordelijke EV, gegeven. De werkverantwoordelijke neemt vervolgens wel/niet het besluit tot het geheel of gedeeltelijk inschakelen van de bovenleidingspanning. Richtlijn versie 001 pag. 7 / 20

3 : verkleinen uitgeschakeld gebied 3.1 Omschrijving Zodra de omstandigheden dat toelaten, wordt in het belang van de infra beschikbaarheid de infra zo snel mogelijk hersteld. Herstel van de infra houdt in eerste instantie in het verkleinen van het ruim uitgeschakelde gebied in naar voldoende uitgeschakeld gebied, en daarna het terugbrengen in de volledige bedrijfssituatie. In bepaalde gevallen kan het zinvol zijn om niet eerst het gebied te verkleinen, in dat geval wordt het gebied volledig ingeschakeld conform het proces van hoofdstuk 4. Na het verkleinen van het uitgeschakelde gebied ontstaat een situatie van voldoende uitschakelen. Onder een voldoende uitgeschakeld gebied wordt verstaan het uitschakelen van het werkgebied van de calamiteit. Het begrip voldoende uitschakelen wordt gehanteerd conform bedrijfsvoeringshandboek HDB00003-2. Tractiegelijkrichters, snelschakelaars en 1500V kabels buiten het werkgebied mogen weer ingeschakeld worden, nadat kortsluitvaste aardingen in het werkgebied zijn aangebracht. 3.2 Voorwaarden 3.2.1 Herstel van de infra moet nut hebben voor het vervoersproces. Hiertoe wordt een overleg gehouden ter plaatse tussen de Algemeen Leider van ProRail Verkeersleiding en de Werkverantwoordelijke(n). In dit overleg wordt vastgesteld welk deel van de tractie-energievoorziening weer zou kunnen worden ingeschakeld, mits de bevelvoerende brandweer akkoord gaat. Het initiatief tot herstel van de infra komt vanuit de Algemeen Leider van ProRail Verkeersleiding. De Algemeen Leider speelt een coördinerende rol en stemt zaken af met Verkeersleiding en met de Werkverantwoordelijke Energievoorziening ten aanzien van het elektrische gevaar. 3.2.2 De reddings- en bluswerkzaamheden moeten het herstel toelaten. Voor het herstel van de infra wordt een overleg gevoerd tussen de Algemeen Leider van ProRail, de bevelvoerende brandweer en de Werkverantwoordelijke Energievoorziening. Hierbij stellen zij het gebied vast waar hulpwerkzaamheden nog moeten plaatsvinden. De Werkverantwoordelijke Energievoorziening geeft aanwijzingen en advies. De bevelvoerende brandweer instrueert de hulpdiensten over het voornemen om het uitgeschakelde gebied te verkleinen. De Werkverantwoordelijke Energievoorziening legt in de verklaring RLN 128-2nr 2 vast welk gebied ingeschakeld wordt en welk gebied uitgeschakeld blijft. 3.2.3 Kortsluitvaste aardingen in het calamiteitengebied De bovenleidinggroepen waar nog hulpdiensten werkzaam zijn, moeten kortsluitvast geaard worden. De Werkverantwoordelijke Energievoorziening zorgt hiervoor. Hij kan delen van zijn taak uitbesteden aan een Vakbekwaam persoon Energievoorziening. De noodzaak van de kortsluitvaste aarding is tweeledig, ten eerste om zo snel mogelijk conform de norm te werken en daarnaast is het een voorwaarde voor het inschakelen van aangrenzende bovenleidinggroepen. Richtlijn versie 001 pag. 8 / 20

De Werkverantwoordelijk Energievoorziening inspecteert ter plaatse of er nog werkzaamheden plaatsvinden in het in te schakelen gebied. Hij inspecteert of het in te schakelen gebied kan worden vrijgegeven. Hij treft zo nodig, overeenkomstig de geldende regelgeving, maatregelen om benaderen van het in te schakelen gebied te voorkomen. 3.2.4 Inschakelen bovenleiding buiten werkgebied. Wanneer er geen hulpdiensten meer werkzaam zijn in het in te schakelen gebied, gaat de bevelvoerende brandweer akkoord met de voorgenomen verkleining van het gebied. De bevelvoerende van de brandweer geeft zijn akkoord in een overleg met de Algemeen Leider van ProRail. De bevelvoerende brandweer fungeert in dit verband als werkgroepleider van de hulpdiensten. Op basis van het akkoord van de bevelvoerende zal de Algemeen Leider dit akkoord van de bevelvoerende doorgeven aan de Werkverantwoordelijke Energievoorziening, zodat deze de inschakeling kan effectueren. De hulpdiensten werken nu in het uitgeschakelde en geaarde gebied onder voortdurend toezicht van de Werkverantwoordelijke Energievoorziening, en/of Vakbekwame personen Energievoorziening. Het gebied buiten het werkgebied mag nu ingeschakeld worden, dit is incl. kabels, snelschakelaars, tractiegelijkrichters. 3.3 Communicatie treindienstleiding en Backoffice De algemeen leider informeert de volgende partijen over het voornemen tot verkleinen van uitgeschakelde gebied: treindienstleiding en Backoffice Verkeersleiding. 3.4 Procesfase: verkleinen uitgeschakeld gebied Het procesverloop is weergeven in het processchema van de Bijlage A. In onderstaande paragrafen wordt per functionaris aangegeven welke acties in welke werkvolgorde ondernomen moeten worden. 3.4.1 Algemeen Leider ProRail Verkeersleiding Neemt initiatief tot verkleinen van het uitgeschakelde gebied; Overlegt met Werkverantwoordelijke Energievoorziening 25 kv en/of 1500V, al naar gelang van toepassing; Overlegt met bevelvoerende brandweer over voorstel tot het verkleinen van het uitgeschakelde gebied; Ontvangt akkoord van bevelvoerende brandweer over voorstel tot het verkleinen van het uitgeschakelde gebied; Ontvangt van Werkverantwoordelijke Energievoorziening de grenzen van het in te schakelen gebied middels verklaring RLN 128-2nr 2 die hij tekent voor het ontvangen van instructies over het in te schakelen gebied. Geeft toestemming tot verkleinen van het uitgeschakelde gebied in overleg met de Werkverantwoordelijke Energievoorziening en zonodig met de Leider Werkplek Beveiliging. Deelt dit daarnaast mee aan: Medewerker Backoffice ProRail Verkeersleiding Treindienstleider ProRail Verkeersleiding Richtlijn versie 001 pag. 9 / 20

3.4.2 Bevelvoerende brandweer Overlegt met Algemeen Leider van ProRail Verkeersleiding over het verkleinen van het uitgeschakelde gebied; Instrueert OHD over het verkleinen van het uitgeschakelde gebied; Geeft akkoord op het voornemen tot het verkleinen van het uitgeschakelde gebied. 3.4.3 Werkverantwoordelijke Energievoorziening 25 kv Brengt kortsluitvaste aarding aan; Overlegt met Algemeen Leider van ProRail Verkeersleiding en, indien van toepassing, met de Werkverantwoordelijke Energievoorziening 1500V over verkleinen van het uitgeschakelde gebied. Hij legt de grenzen van het weer in te schakelen 25 kv gebied schriftelijk vast in de verklaring RLN 128-2 nr 2, Hij instrueert de Algemeen Leider van ProRail Verkeersleiding over het in te schakelen gebied en laat deze de verklaring tekenen voor ontvangst van deze instructie; Ontvangt besluit tot verkleinen van het uitgeschakelde gebied van de Algemeen Leider van ProRail Verkeersleiding; Neemt actie tot het ontgrendelen van aardingschakelaars; Geeft bedieningsdeskundige SMC opdracht tot inschakelen van de betreffende 25 kv bovenleidinggroepen. 3.4.4 Werkverantwoordelijke Energievoorziening 1500V Brengt kortsluitvaste aarding aan; Overlegt met Algemeen Leider van ProRail Verkeersleiding en, indien van toepassing, met de Werkverantwoordelijke Energievoorziening 25 kv over verkleinen van het uitgeschakelde gebied; Hij legt de grenzen van het weer in te schakelen 1500 V gebied schriftelijk vast in de verklaring RLN 128-2 nr 2; Hij instrueert de Algemeen Leider van ProRail Verkeersleiding over het in te schakelen gebied en laat deze de verklaring tekenen voor ontvangst van deze instructie; Ontvangt besluit tot verkleinen van het uitgeschakelde gebied van Algemeen Leider van ProRail Verkeersleiding; Geeft Bedieningsdeskundige SMC opdracht tot inschakelen van de betreffende 1500V bovenleidinggroepen. 3.4.5 Medewerker Backoffice ProRail Verkeersleiding Ontvangt intentie tot verkleinen van het uitgeschakelde gebied van Algemeen Leider van ProRail Verkeersleiding; Ontvangt bevestiging van het verkleinen van het uitgeschakelde gebied van Treindienstleider ProRail verkeersleiding. 3.4.6 Treindienstleider(s) ProRail Verkeersleiding Ontvangt intentie tot verkleinen van het uitgeschakelde gebied van Algemeen Leider van ProRail Verkeersleiding; Ontvangt bevestiging van verkleinen van het uitgeschakelde gebied van Bedieningsdeskundige SMC 1500V en/of 25 kv; Vervolgens wordt een nieuwe WECO gemaakt voor het beperkte gebied; Meldt de bevestiging van verkleinen van het uitgeschakelde gebied aan Backoffice ProRail verkeersleiding; Richtlijn versie 001 pag. 10 / 20

3.4.7 Bedieningsdeskundige 1500 V Schakel Meld Centrum ProRail Inframanagement Ontvangt en bevestigt het verzoek tot het inschakelen van 1500 V bovenleidinggroepen, buiten het calamiteitengebied, van de Werkverantwoordelijke Energievoorziening ter plaatse; Verifieert in de communicatie met de Werkverantwoordelijke Energievoorziening dat deze de bovenleiding in het voldoende uitgeschakeld gebied kortsluitvast heeft geaard; Schakelt de betreffende bovenleidinggroepen in; Bevestigt inschakelen aan de Treindienstleider van ProRail verkeersleiding en legt dit vast in een WECO. 3.4.8 Bedieningsdeskundige 25 kv Schakel Meld Centrum ProRail Inframanagement Ontvangt de schakelopdracht tot het inschakelen van 25kV bovenleidinggroepen van de Werkverantwoordelijke Energievoorziening ter plaatse; Bedieningsdeskundige SMC bevestigt de voorgenomen wederinschakeling aan de Werkverantwoordelijke Energievoorziening ter plaatse; Verifieert in de communicatie met de Werkverantwoordelijke Energievoorziening dat deze de bovenleiding in het voldoende uitgeschakeld gebied kortsluitvast heeft geaard; Verifieert in de communicatie met de Werkverantwoordelijke Energievoorziening of deze de aardingschakelaars in de onderstations heeft ontgrendeld; Schakelt de betreffende bovenleidinggroepen in; Bevestigt inschakelen aan de Treindienstleider van ProRail Verkeersleiding en legt dit vast in een WECO. Richtlijn versie 001 pag. 11 / 20

4 : inschakelen van het calamiteitengebied 4.1 Voorwaarden Voor het inschakelen van het calamiteitengebied wordt normaal gesproken eerst de fase van het verkleinen van het uitgeschakelde gebied uitgevoerd. In bepaalde gevallen kan het zinvol zijn om niet eerst het gebied te verkleinen, in dat geval wordt het gebied volledig ingeschakeld. Daarnaast dienen alle elektrotechnische veiligheidsmaatregelen ter plekke door de Werkverantwoordelijke Energievoorziening uitgevoerd te zijn. De Werkverantwoordelijke Energievoorziening legt schriftelijk vast dat het calamiteitengebied weer kan worden ingeschakeld. Hij gebruikt daarvoor de verklaring RLN 128-2 nr 3. die algemeen gebruikt wordt bij werkzaamheden. Zie bijlage C. Nadat de bevelvoerende brandweer het calamiteitengebied heeft overgedragen aan ProRail is er sprake van een nieuwe situatie. De Algemeen Leider van ProRail Verkeersleiding heeft dan de algemene leiding en coördinatie ter plaatse. Er is dan altijd sprake van een buitendienststelling met spanningsloosheid. Herstel van de infra verloopt dan volgens de normale daarvoor geldende procedures. 4.2 Procesfase: inschakelen van het calamiteitengebied Het procesverloop is weergeven in het processchema van de Bijlage B. In onderstaande paragrafen wordt per functionaris aangegeven welke acties in welke werkvolgorde ondernomen moeten worden. 4.2.1 Bevelvoerende brandweer Draagt de verantwoordelijkheid voor het calamiteitengebied over aan de Algemeen Leider van ProRail Verkeersleiding. 4.2.2 Algemeen Leider van ProRail Verkeersleiding Neemt verantwoordelijkheid voor het calamiteitengebied over van bevelvoerende brandweer; Belegt overleg met Werkverantwoordelijke Energievoorziening 25 kv en/of 1500V, al naar gelang van toepassing, over het inschakelen van het calamiteitengebied; Geeft toestemming tot het inschakelen van calamiteitengebied nadat hij de verantwoordelijke OHD en alle andere aanwezige partijen hiervan op de hoogte heeft gesteld. Hij ondertekent de verklaring RLN 128-2nr 3 voor het ontvangen van de instructie over het inschakelen van het calamiteitengebied. Hij geeft het calamiteitengebied vrij voor inschakeling en deelt dit overigens mee aan: Medewerker Backoffice ProRail Verkeersleiding Treindienstleider ProRail Verkeersleiding 4.2.3 Werkverantwoordelijke Energievoorziening 25 kv Overlegt met Algemeen Leider van ProRail Verkeersleiding en, indien van toepassing, met de Werkverantwoordelijke Energievoorziening 1500V over inschakelen van het calamiteitengebied; Maakt de verklaring RLN 128-2nr 3 op waarin het inschakelen van 25 kv wordt vastgelegd. Instrueert de Algemeen Leider van ProRail Verkeersleiding hierover, die voor het ontvangen van de instructie de verklaring ondertekent; Richtlijn versie 001 pag. 12 / 20

Ontvangt besluit tot inschakelen van het calamiteitengebied van Algemeen Leider van ProRail Verkeersleiding; Inspecteert 25 kv bovenleidingsysteem in het calamiteitengebied; Neemt kortsluitvaste aarding weg; Neemt actie tot het ontgrendelen van aardingschakelaars (voorzover niet gebeurd); Geeft Bedieningsdeskundige SMC opdracht tot inschakelen van de betreffende 25 kv bovenleidinggroepen. 4.2.4 Werkverantwoordelijke Energievoorziening 1500V Overlegt met Algemeen Leider van ProRail Verkeersleiding en, indien van toepassing, met de Werkverantwoordelijke Energievoorziening 25 kv over inschakelen van het calamiteitengebied; Maakt de verklaring RLN 128-2nr 3 op waarin het inschakelen van 1500V wordt vastgelegd. Instrueert de Algemeen Leider van ProRail Verkeersleiding hierover, die voor het ontvangen van de instructie de verklaring ondertekent. Ontvangt besluit tot inschakelen van het calamiteitengebied van Algemeen Leider van ProRail Verkeersleiding; Inspecteert 1500V bovenleidingsysteem in het calamiteitengebied; Neemt veiligheidstester van de brandweer weg (indien nog aanwezig); Neemt kortsluitvaste aarding weg; Geeft Bedieningsdeskundige SMC opdracht tot inschakelen van de betreffende 1500V bovenleidinggroepen. 4.2.5 Medewerker Backoffice ProRail Verkeersleiding Ontvangt intentie tot inschakelen van het calamiteitengebied van Algemeen Leider van ProRail Verkeersleiding; Ontvangt bevestiging inschakelen van het calamiteitengebied van Treindienstleider ProRail verkeersleiding. 4.2.6 Treindienstleider(s) ProRail Verkeersleiding Ontvangt intentie tot inschakelen van het voldoende uitgeschakeld gebied van de Algemeen Leider van ProRail Verkeersleiding; Ontvangt bevestiging van onder spanning stelling van het voldoende uitgeschakelde gebied van de bedieningsdeskundige SMC 1500V en/of 25 kv; legt dit vast in een WECO; Meldt de bevestiging van het inschakelen van het calamiteitengebied aan Backoffice ProRail verkeersleiding. 4.2.7 Bedieningsdeskundige 1500 V Schakel Meld Centrum ProRail Inframanagement Ontvangt het verzoek tot het inschakelen van 1500 V bovenleidinggroepen van de Werkverantwoordelijke Energievoorziening ter plaatse; Bevestigt de voorgenomen wederinschakeling aan de Werkverantwoordelijke Energievoorziening ter plaatse; Schakelt de betreffende bovenleidinggroepen in; en communiceert dit conform de communicatieprocedures van RLN00128. Bevestigt inschakelen aan de Treindienstleider ProRail verkeersleiding. En legt dit vast in een WECO. Richtlijn versie 001 pag. 13 / 20

4.2.8 Bedieningsdeskundige 25 kv Schakel Meld Centrum ProRail Inframanagement Ontvangt de schakelopdracht tot het inschakelen van 25 kv bovenleidinggroepen van de Werkverantwoordelijke Energievoorziening ter plaatse; Bedieningsdeskundige SMC bevestigt de voorgenomen wederinschakeling aan de Werkverantwoordelijke Energievoorziening ter plaatse; Schakelt de betreffende bovenleidinggroepen in; en communiceert dit conform de communicatieprocedures van RLN00128. Bevestigt inschakelen aan de Treindienstleider ProRail verkeersleiding. En legt dit vast in een WECO. Richtlijn versie 001 pag. 14 / 20

5 Aarden bovenleiding 5.1 Uitgangspunten voor het aarden Het doel van het kortsluitvast aarden is het werken conform de norm en het mogelijk maken van het verkleinen van het uitgeschakelde gebied. In overleg tussen brandweer en Algemeen Leider van ProRail Verkeersleiding wordt het gebied vastgesteld waar door de OHD gewerkt zal worden. De Werkverantwoordelijke Energievoorziening zal daarna de kortsluitvaste aardingen zodanig aanbrengen zodat de elektrotechnische veiligheid van de werknemers van de hulpdiensten gewaarborgd blijft in het gehele werkgebied. Bij een ononderbroken bovenleiding dient zo dicht mogelijk nabij de werkzaamheden, geaard worden. Alle uitgeschakelde bovenleidinggroepen dienen te worden geaard. Wanneer zich ter plaatse van de calamiteit een onderbreking in de vorm van een breuk in de bovenleiding bevindt, beoordeelt de Werkverantwoordelijke Energievoorziening op welke wijze een veilige werkplek gecreëerd wordt. 5.2 Generieke procedure voor het aarden Onder aarden wordt steeds verstaan: een kortsluitvaste verbinding maken tussen spoor en bovenleiding, zodat het onbedoeld terugkeren van de spanning geen gevolgen heeft voor de veiligheid. Deze kortsluitvaste verbinding wordt gemaakt tussen spoorstaaf en bovenleiding. Het aarden van de bovenleiding wordt uitgevoerd volgens de geldende veiligheidsrichtlijnen. Specifiek geldt hier de ProRail richtlijn RLN00128-2 voor 1500V en RLN00128-3 voor 25 kv. 5.3 Meten en aarden baanvak 1500V Om te voldoen aan de veiligheidsnormen moeten er ter plekke van de werkzaamheden kortsluitvaste verbindingen tussen de bovenleiding en de minus (=spoorstaven) aangebracht zijn. Deze verbindingen zijn een vorm van aarden en dient door een Werkverantwoordelijke Energievoorziening of door hem gedelegeerde Vakbekwaam persoon Energievoorziening te worden aangebracht. Het aantal verbindingen is minimaal twee. Deze kortsluitvaste verbindingen vormen tevens een voorwaarden voor het verkleinen van het gebied dat door Ruim Uitschakelen is afgeschakeld. Voordat de Vakbekwaam persoon Energievoorziening een aarding gaat aanbrengen, dient hij de spanningsloze toestand van de bovenleiding vast te stellen. Wanneer de veiligheidstester reeds correct is aangebracht kan verder testen achterwege blijven, veiligheidstester geeft namelijk de garantie dat de bedrijfsspanning niet meer aanwezig is. Indien de veiligheidstester niet of niet correct is aangebracht, dient de totale procedure gehanteerd te worden zoals weergegeven in paragraaf 5.2. 5.4 Meten en aarden baanvak 25 kv Wanneer het gebied dat is uitgeschakeld door Complete Lijn Uitschakeling verkleind moet worden dient ter plekke van het werkgebied van de OHD een kortsluitvaste aarding aangebracht te worden. Indien de bevestiging CLU voor het betreffende tracé is ontvangen wordt de bovenleiding als veilig beschouwd en kan de aarding worden aangebracht. Indien de bevestiging CLU niet kan worden ontvangen, dient de totale procedure gehanteerd te worden zoals weergegeven in paragraaf 5.2. Richtlijn versie 001 pag. 15 / 20

5.5 Aarden bij tunnels Het veiligstellen van de bovenleiding is in algemene zin omschreven in deel 1 en 2 van deze richtlijn en verloopt via het calamiteiten bestrijdingsplan dat per tunnel aanwezig is. Voor het aarden van de bovenleiding in tunnels geldt dat nadat de spanning van de bovenleiding is afgeschakeld en geaard door de Bedieningsdeskundige SMC. Ter plaatse bevinden zich aardingschakelaars te bedienen door de brandweer. Deze aardingschakelaars zijn bedoeld om door de brandweer gebruikt te worden nadat de bovenleiding door de Bedieningsdeskundige SMC is afgeschakeld en op afstand is geaard. 5.6 Herstel bij tunnels Na gebruik van de handbediende aardingschakelaars dient de situatie te worden beoordeeld en de aarding gecontroleerd te worden door de Werkverantwoordelijke Energievoorziening van de procesaannemer. Het openen van de brandweer aardingschakelaars mag alleen gebeuren door een Werkverantwoordelijke Energievoorziening, nadat de bevelvoerende brandweer de verantwoordelijkheid voor het betreffende calamiteitengebied heeft overgedragen aan de Algemeen Leider van Prorail Verkeersleiding. De Werkverantwoordelijke Energievoorziening legt na overleg met de Algemeen Leider schriftelijk vast dat het calamiteitengebied in de tunnel weer kan worden ingeschakeld. Hij gebruikt daarvoor de verklaring RLN 128-2 nr 3. Het calamiteiten gebied dient door de Werkverantwoordelijke Energievoorziening vrijgegeven te worden, alvorens de bovenleiding weer onder spanning geschakeld mag worden door de Bedieningsdeskundige SMC. Richtlijn versie 001 pag. 16 / 20

6 Revisiegegevens Datum Versie Hoofdstuk/ paragraaf Wijziging Richtlijn versie 001 pag. 17 / 20

Bijlage A Verkleinen uitgeschakeld gebied: Processchema RU-CLU verkleinen gebied versie 001.vsd Bijlage B Inschakelen calamiteitengebied: Processchema RU-CLU inschakelen calamiteitengebied versie 001.vsd Uitgavedatum: 01-12-2007 2003 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur. Versie: 001 2003 Apart from the exceptions in or by virtue of the 1912 copyright law no part of this document may be reproduced or published by print, photocopying, microfilm or any other means without written permission from the author. Documentnummer: RLN00222-4

Bijlage C Uitgavedatum: 01-12-2007 2003 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur. Versie: 001 2003 Apart from the exceptions in or by virtue of the 1912 copyright law no part of this document may be reproduced or published by print, photocopying, microfilm or any other means without written permission from the author. Documentnummer: RLN00222-4

Bijlage D Werkcontract calamiteit bedieningsdeskundige SMC met treindienstleider Uitgeschakeld volgens TIS / verzoek bevelvoerende brandweer / bovenleiding storingsmelding Bedieningsdeskundige. Uitgeschakelde bovenleidinggroepen (groepsnummers of gebiedsomschrijving bij groot gebied): Treindienstleider (naam en voorletters): VL post te: Bedieningsdeskundige (naam en voorletters): Uitgeschakeld om (datum en tijd): _ - _ -, uur Verkleinen uitgeschakeld gebied: Uitgeschakeld en geaarde bovenleidinggroepen: Ingeschakelde bovenleidinggroepen: In opdracht van Werkverantwoordelijke/ploegleider (naam en voorletters): Treindienstleider (naam en voorletters): VL post te: Bedieningsdeskundige (naam en voorletters): Ingeschakeld om (datum en tijd): _ - _ -, uur Wederinschakelen (verkleind) uitgeschakeld gebied: Ingeschakelde bovenleidinggroepen: In opdracht van Werkverantwoordelijke/ploegleider (naam en voorletters): Treindienstleider (naam en voorletters): VL post te: Bedieningsdeskundige (naam en voorletters): Ingeschakeld om (datum en tijd): _ - _ -, uur Richtlijn versie 001 pag. 20 / 20