administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, cel Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Richtlijnen milieueffectrapportage Hernieuwing van de milieuvergunning voor een pluimveehouderij met stalruimte voor 81.200 leghennen (Vanthournout) 5 september 2003 PRMER-0008-RL
1. Inleiding De heer Vanthournout baat een veeteeltbedrijf uit waarvan de vergunning verloopt op 1 juni 2004. De veehouderij is gespecialiseerd in leghennen. De totale vergunde capaciteit bestaat uit 81.200 leghennen die verdeeld zijn over 3 stallen. Het bedrijf beschikt over een vergunning voor het houden van 42.200 stuks pluimvee(d.d. 01/06/89, vergund tot 01/06/2004) en 39.000 stuks pluimvee (d.d. 08/04/93, vergund tot 01/06/2004). Bij de aanvraag van laatst genoemde vergunning werd een milieueffectrapport gevoegd. Naast de vergunning voor de kippenstallen is het bedrijf eveneens vergund voor drie tanks (2 met inhoud 1000 l en 1 met inhoud 2000 l), een verdeelinstallatie voor mazout, een opslagplaats voor 4020 m³ dierlijke mest, een mestbewerkingsinstallatie 1.850 m³, 2 motoren van respectievelijk 75 en 25 kw en een grondwaterwinning met een debiet van 6.022 m³/jaar. Alle vergunningen, behalve de vergunning voor het oppompen van grondwater, dienen hernieuwd te worden. De gewenste toestand zal weinig verschillen van de huidige toestand, uitgenomen het buiten gebruik stellen van twee tanks van 1000 l en de opslag voor 4046 m³ dierlijke mest. De initiatiefnemer van dit project is de heer Lieven Vanthournout, Rijsbergestraat 2, 8750 Wingene. Deze activiteit is onderworpen aan de MER-plicht volgens hoofdstuk 2, artikel 3, punt 8c van het mer-besluit. Het kennisgevingsdossier is door de Cel Mer van de afdeling algemeen Milieu- en Natuurbeleid volledig verklaard op 1 juli 2003. De terinzagelegging bij het gemeentebestuur van Wingene liep van 1 augustus 2003 tot 31 augustus 2003. Deze terinzagelegging werd aan de bevolking aangekondigd d.m.v. aanplakking aan het gemeentehuis. Parallel werden de adviezen bij de administraties en openbare besturen gevraagd. Deze richtlijnen zijn opgesteld door de Cel Mer en hebben betrekking op de inhoudsafbakening van het MER. Ontvangen inspraakreacties en adviezen worden hierin meegenomen (zie bijlagen). 2. Vorm en presentatie Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de Cel Mer: recent kaartmateriaal te gebruiken voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding en legende; een verklarende woordenlijst, lijsten met figuren en tabellen, afkortingenlijst en literatuurlijst bij het rapport op te nemen; dat de inhoud van paragraaf overeenkomt met de titel van die paragraaf; eventuele achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen; in een inleiding tevens de benodigde vergunningen, incl. een korte beschrijving van de procedure, en de rol van het MER in een dergelijk proces te schetsen; een duidelijk plan gebruiken van het ganse bedrijfsterrein met een precieze ruimtelijke situering van o.a. mestopslag, brandstofverdeelinstallaties, terreinverhardingen, bovengrondse tanks, Richtlijnen milieueffectrapportage PRMER-0008 2
3. Beschrijving van de huidige bedrijfstoestand Bij de beschrijving van de huidige bedrijfstoestand vraagt de Cel Mer tevens: een weergave van de totale oppervlakte en de activiteiten van het bedrijf met hierbij een grondige beschrijving van de gebruikte batterijen met inbegrip van afmetingen, capaciteit, ; de hoeveelheid mest (zowel absoluut als procentueel tov het totaal) die op de eigen grond uitgevoerd wordt; de beschrijving van de begroeiing op en rond het bedrijfsterrein; de textuur van de bodem; de hoeveelheid en samenstelling van het bedrijfsafvalwater dat opgevangen wordt en op het land gebracht wordt; een duidelijke vermelding van de capaciteit van de gebruikte en eventueel af te danken bovengrondse tanks (in kennisgeving geen eenduidigheid daarover); een beschrijving van het gebruikte ventilatiesysteem en schoorsteentype in de stallen. 4. Doelstelling, verantwoording en besluitvorming art.4.3.7. 1,1, a en b Dit MER wordt opgesteld in het kader van de aanvraag van de hernieuwing van de milieuvergunning voor een pluimveebedrijf. De huidige vergunning loopt namelijk af op 1 juni 2004. Een duidelijke beschrijving van de doelstellingen en verantwoording van het bedrijf dient opgenomen te worden in het rapport. 5. Voorgenomen projecten en alternatieven art.4.3.7. 1,1,c, d en e Het voorgenomen project bestaat uit de hervergunning van het bestaand pluimveebedrijf met een stalruimte voor 81.200 leghennen. In het MER dienen alle uitvoeringsalternatieven aan bod te komen m.b.t. de inrichting van het bedrijfsterrein en de stallen, de mestverwerkingsmogelijkheden, het lozen van afvalwaters, de behandeling van de leghennen, ventilatiesysteem. Er kan ook nagegaan worden in hoeverre het mogelijk is het gebruik van grondwater al dan niet gedeeltelijk te vervangen door opvang van regenwater. De voor- en nadelen van de verschillende alternatieven worden beschreven en afgewogen. Op die manier kan een rangschikking bekomen worden van de verschillende alternatieven, waarbij ook het meest milieuvriendelijke alternatief naar voor komt. Richtlijnen milieueffectrapportage PRMER-0008 3
6. Juridische en beleidsmatige context art.4.3.7. 1,f De kennisgeving heeft opgave gedaan van het juridisch/beleidsmatig kader dat voor dit MER van belang is. Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de projectrelevantie zich situeert en met name ook aangeven of de voorwaarde onderzoeksturend kan zijn dan wel procedurebepalingen bevat of een combinatie van beide. Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de stand van zaken hiervan op te volgen. In het kader van de Europese Richtlijn 1999/74/EG tot vaststelling van de huisvestingsnormen voor legkippen kan een mogelijke beschrijving van batterijsysteem dat voldoet aan de strengere normen opgenomen worden in de MER. Dit nieuwe systeem kan dan beschouwd worden als uitvoeringsalternatief. Een opname van een nieuw stalsysteem in het MER kan bekeken worden als een optie voor de toekomst. In de keuze voor een bepaald staltype wordt ook rekening gehouden met reductietechnieken inzake amoniakemissie die kaderen in een VLAREM-aanpassing. Bij de beleidsmatige context is het beter ontwerp milieubeleidsplan 2003-2007 te vermelden i.p.v. milieubeleidsplan 2003-2007. 7. Bestaande toestand en milieueffecten 7.2. Bestaande toestand en ontwikkelingsscenario s art.4.3.7. 1,1, g Als referentiesituatie dient het gebied met de omgeving (het relevante studiegebied) te worden beschreven. Per discipline wordt aangegeven welke de huidige milieuwaarden en milieukwaliteiten zijn. Deze referentiesituatie dient te worden aangevuld met de beslissingen, die worden verwacht te zijn uitgevoerd, vooraleer het voorgenomen project zal aanvangen. Relevante ontwikkelingsscenario s dienen te worden uitgewerkt. Richtlijnenboek m.e.r. Deel 2 geeft verdere aanbevelingen met betrekking tot het gebruik van deze begrippen en de invulling ervan. De kennisgeving geeft op beperkte maar voldoende wijze een beschrijving per milieuthema van de wijze waarop de referentiesituatie zal worden beschreven en welke bestaande gegevens daarvoor zullen gebruikt worden en waar in het raam van het MER bijkomende inventarisatie noodzakelijk is. In het MER dient een duidelijke verantwoording vermeld over de afbakening van het gekozen studiegebied. Bij de beschrijving van de referentiesituatie voor de discipline Bodem kan nog gebruikt gemaakt worden van mogelijk uitgevoerde of lopende bodemonderzoeken door OVAM of Richtlijnen milieueffectrapportage PRMER-0008 4
van gegevens over andere boringen. Hierbij dienen ook de mogelijke effecten van de tanks en de brandstofverdeelinstallatie op de bodem aangestipt te worden. Voor de disciplines Water en Bodem dienen de afvalwaterstromen te worden beschreven die effecten kunnen teweeg brengen in deze disciplines. Voor de discipline Monumenten, Landschappen en materiële goederen moet nagegaan worden of in de omgeving van het bedrijfsterrein geen monumenten, stads- en dorpsgezichten van cultuurhistorische waarde aanwezig zijn. Voor de discipline Fauna en Flora kan nog melding gemaakt worden van de soorten met een hoge faunistische of floristische waarde in het studiegebied. Naast het voorgenomen project is het ook nodig informatie en kennis te vergaren over activiteiten, projecten of plannen die vergund en/of gepland zijn en redelijkerwijze in de onmiddellijke toekomst worden uitgevoerd in de nabije omgeving en die zo mogelijk samen met het voorgenomen project een cumulatief effect kunnen teweeg brengen. Tijdens het opstellen van het MER dient gebruik gemaakt te worden van de disciplinespecifieke delen van het Richtlijnenboek m.e.r., meer bepaald de hoofdstukken met betrekking tot (bronnen van) Basisinformatie, (afbakening van het) Studiegebied en (analyse van de) Referentiesituatie. 7.2. Milieueffecten en milderende maatregelen art.4.3.7. 1,2, a, b, c De kennisgeving geeft een beschrijving per milieutehema van de wijze waarop de effecten zullen worden onderzocht en beoordeeld en geeft aan dat in functie van het effectenonderzoek milderende maatregelen zullen worden voorgesteld en uitgewerkt. Belangrijk hierbij is dat in de tekst van het MER voor elk onderzochte effectgroep wel duidelijk de gebruikte methodologie wordt uiteengezet. De effectbespreking zal per milieuthema onderzocht worden. De Cel Mer kan zich vinden in deze werkwijze, mits per thema ook een duidelijke en verhelderende omslag gemaakt wordt naar de relevante milieudisciplines. De kennisgeving geeft een goede en projectgerichte beschrijving per thema van de wijze waarop de effecten zullen worden onderzocht en beoordeeld en geeft aan dat in functie van het effectenonderzoek milderende maatregelen zullen worden voorgesteld en uitgewerkt. Cumulatieve effecten dienen te worden onderzocht met name zal dienen te worden nagegaan in welke mate omliggende activiteiten gelijkaardige milieueffecten genereren. In het kader van de discipline Monumenten en Landschappen dient ook de invloed van het bedrijf op het visueel landschap onderzocht worden, met daarnaast een cultuurhistorische en landschapsecologische benadering. Binnen deze discipline moet ook aandacht besteed worden aan de omgevende landschapselementen en componenten zoals groene afsluiting, bomenrijen, Richtlijnen milieueffectrapportage PRMER-0008 5
De effecten van verzuring dienen ook te worden geëvalueerd met betrekking tot de discipline Water. Bij de berekening van de geuremissies bij het thema geurhinder zal, voor zover mogelijk, (de Vlaamse kentallen verschijnen halfweg december 2003. Indien bij de opmaak van het MER deze nog niet verschenen zijn, kan gebruik gemaakt worden van de Nederlandse kentallen.) gebruik gemaakt worden van de Vlaamse kentallen, voor zowel de huidige als de toekomstige situatie. Bij de beschrijving van de toekomstige situatie zal hierbij voor de meest relevante staltypes en alle mogelijke ventilatiesystemen gebruik gemaakt worden van kentallen. Tijdens het opstellen van het MER dient gebruik gemaakt te worden van de disciplinespecifieke delen van het Richtlijnenboek m.e.r. meer bepaald de hoofdstukken met betrekking tot (karakterisering van de) Effectgroepen, Effectuitdrukking en Beoordelingscriteria, en (analyse van de) Geplande situatie. 7.3. Vergelijking van de alternatieven art.4.3.7. 1,2, e In het kennisgevingsdossier worden geen uitvoeringsalternatieven voorgesteld wegens economische redenen. Toch dienen verschillende uitvoeringsalternatieven m.b.t. stalinrichting en mestverwerking nagegaan worden in het licht van mogelijke toekomstige wijzigingen. Het MER zal hierbij beroep doen op de BBT en het voorgenomen project hieraan toetsen. 8. Leemten in de kennis art.4.3.7. 1,4 Het MER dient opgave te doen van de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze leemten kunnen opgedeeld worden naar aard van de leemte waarbij dan onderscheid dient gemaakt tussen leemten m.b.t. project, m.b.t. inventaris en aangaande methode en inzicht. Het MER zal eveneens aangeven hoe met deze leemten is omgegaan en hoe zij kunnen doorspelen naar de besluitvorming. 9. Monitoring en evaluatie art.4.3.7. 1,2, d In het MER zal per discipline aangegeven worden of er eventueel opvolgingsmaatregelen voor te stellen zijn, bijvoorbeeld vanuit de vergunningsreglementering. Richtlijnen milieueffectrapportage PRMER-0008 6
10. Integratie en eindsynthese art.4.3.7. 1,2, e In een afzonderlijk deel zal het rapport een disciplineoverschrijdende, leesbare samenvatting geven over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. 11. Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen art.4.3.7. 5,3 In dit hoofdstuk geeft het rapport aan welke de verwachte tewerkstellings- en investeringseffecten zijn van de voorgenomen activiteit. Indien dit nog niet bij de projectbeschrijving het geval is geweest zal in dit hoofdstuk tevens aangegeven worden welke materialen voor dit project zullen worden gebruikt. 12. Niet-technische samenvatting art.4.3.7. 1,5 De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat zij begrijpelijk is voor een gemiddelde lezer. Relevante figuren, kaarten of tekeningen dienen ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting te zijn opgenomen. Richtlijnen milieueffectrapportage PRMER-0008 7
Bijlagen Bijlage 1: Bekendmaking en terinzagelegging gemeente Bijlage 2: Lijst van inspraakreacties geen Bijlage 3: Lijst van reacties administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen De volgende instanties hebben laten weten geen opmerkingen te hebben op de inhoudsafbakening en methodologie: - AMINAL, Afdeling Natuur West-Vlaanderen - AMINAL, Afdeling Land Richtlijnen milieueffectrapportage PRMER-0008 8