nota Koning Albert II-laan 35, bus 32, 1030 Brussel T F

Vergelijkbare documenten
De organisatie. hanteert geen methodieken noch instrumenten voor de kwaliteitszorg. kwaliteitszorg.

VISIETEKST INTEGRALE KWALITEITSZORG (IKZ)

PROJECTPLAN REGISTRATIESYSTEEM PRIVATE VOORZIENINGEN BIJZONDERE JEUGDZORG

FUNCTIEFAMILIE 5.1 Lager kader

//////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Jaarverslag P

Met de kracht van de jeugd!

C modulair kader doc02 nota nota aan de koepelorganisaties datum februari 2016 uw kenmerk naam lijnmanager David Debrouwere naam auteur Els

Garanties voor hulpcontinuïteit in de overgang naar meerderjarigheid

Begeleiding in haar context

Rol: Maatschappelijk assistent

Onderwijskwaliteit bewaken en ontwikkelen. Een benadering vanuit een lokaal perspectief

Aanknopingspunten voor elk recht in het decreet rechtspositie van de minderjarige met het kwaliteitsdecreet en de SMK s. CKG s

nota Vanuit het werkveld werden bijkomende vragen gesteld omtrent de verwachtingen vanuit

Vooruitblik op de inspecties kwaliteitszorg

Decreet van 17 oktober 2003 (BS 10 november 2003) betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen 1

Gewijzigde doelstellingen in de leidraad interne controle/ organisatiebeheersing VLAAMSE OVERHEID. (inwerkingtreding: 1 januari 2015)

2 De organisatie geeft aan welke actuele maatschappelijke ontwikkelingen relevant zijn in relatie tot haar missie en visie.

2 De organisatie geeft aan welke actuele maatschappelijke ontwikkelingen relevant zijn in relatie tot haar missie en visie.

Een sterke jeugdhulp, snel en dichtbij

VR DOC.0923/1BIS

FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR DE VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN - FAVV - Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

nota nota aan themagroep zorg op maat private hulpaanbod datum oktober 2011 onderwerp startnota Staten-Generaal voor Bijzondere Jeugdzorg

Betreft: Krachtlijnen voor een nieuwe organisatie voor de opvang- en vrije tijd van schoolkinderen

Regie van het lokaal sociaal beleid

Functiebeschrijving. Functiehouder. Functiegegevens. Doel van de functie. Plaats in de organisatie OCMW SCHOTEN

Vacature CAW Centraal-West-Vlaanderen BELEIDSMEDEWERKER & KWALITEITSCOÖRDINATOR

De doelstellingen van directie en personeel worden expliciet omschreven in een beleidsplan en worden jaarlijks beoordeeld door de directie.

Decreet van 17 oktober 2003 betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen

Budget 2015 OCMW BEVEREN

Ontwerp van decreet betreffende de organisatie van hulp- en dienstverlening aan gedetineerden DE VLAAMSE REGERING,

Kwaliteitsbeleidsplan van het Sint-Godelievecollege

19 mei 2011 I Brussel. Jaarverslag 2010

Themarapport: Kwaliteit, effectiviteit, efficiëntie en participatie

Functiebeschrijving nr. 030 Transitie- en kwaliteitsmanager

REKENHOF. Consolideren en motiveren om vooruitgang te boeken

1. SITUERING 2. KLEINSCHALIGE WOONEENHEDEN Situering

Audit Vlaanderen & de Leidraad Organisatiebeheersing

Huizen van het Kind. Gezinnen ondersteunen in hun kracht

VOORAF. Brussel, 15 januari 2003 MD

Functiekaart Diensthoofd

Aan de slag met het OK op school werkwinkel SOK-congres 7/12/2018

IRPC DE INTERSECTORALE REGIONALE PRIORITEITENCOMMISSIE IN DE WERKING VAN DE INTERSECTORALE TOEGANGSPOORT

organisatie kan hier bepalen en toelichten of en in welke mate ze een werking ontplooit in een internationale context.

Inhoud 1 De Intersectorale Regionale Prioriteitencommissie in de werking van de Intersectorale Toegangspoort...3

PVF EN MINDERJARIGEN : een eerste aanzet tot discussie.

Functiebeschrijving: Administratief medewerker

Beleidsplan

Op weg naar een nieuw decreet jeugdrecht

Inputnota Vlaamse Jeugdraad: lokaal jeugdbeleid in de nieuwe gemeentelijke beleids- en beheerscyclus

volwassenen bevordert; 2) aan te geven welke samenlevingsvraagstukken

Functie- en competentieprofiel

Stand van zaken rond een vereenvoudigd A-document. Klaartje Cops Beleidsmedewerker afdeling Continuïteit en Toegang

De sociale plattegrond

nota Toepassing van het decreet Integrale Jeugdhulp voor voogden van niet begeleide minderjarige vreemdelingen

VR DOC.1168/1BIS

Teamverantwoordelijke team administratie

Rol: clustermanager Inwoners

Functiebeschrijving Deskundig medewerker (LOI) OCMW Puurs

Kwaco of wacko? Muriel De Ryck

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; BESLUIT:

Werken met indicatoren Van impliciet naar expliciet beleid

De discrepantie tussen woonwetgeving en de werking ervan

Jongerenwelzijn. Zorgstrategie en zorgstrategisch plan in de Bijzondere Jeugdbijstand mei 2016

Vervoerregio s in het Vlaamse mobiliteitsbeleid

Bijdrage Regeerakkoord (seminarie Alden Biesen) MOVI Colloquium Beter Besturen, Beter Regeren Woensdag 13 mei 2009

Centra voor Integrale Gezinszorg

TOGETHER WE IMPROVE OP PAD NAAR CONTINUE VERBETERING VAN ZORG- EN DIENSTVERLENING IN DE WOONZORG

VLAAMSE OUDERENRAAD Advies 2014/3 naar aanleiding van het Vlaams Ouderenbeleidsplan

Publicatie B.S.: Inwerkingtreding: Hoofdstuk I. ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1.

X.X Algemeen kader zelfevaluatie. Goedgekeurd door: Stuurgroep Kwaliteit

Integrale jeugdhulp, verandert de zaak

Een sterke jeugdhulp, snel en dichtbij

ISCinternettensamenwerkingscel

Krachtlijnen voor een nieuwe organisatie opvang en vrijetijd van kinderen. Ronde van Vlaanderen 2016

Beleidsplanning in Geel. Welke plaats heeft gezondheid in dit geheel?

Functiebeschrijving CLUSTERVERANTWOORDELIJKE NIET-VERPLICHTE HULPVERLENING B4-B5

INHOUD. Woord vooraf 11. Inleiding 15. Hoofdstuk 1: Orthopedagogische werkvelden in beweging: nieuwe uitdagingen vragen aangepaste antwoorden

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

Brussel, 5 februari _Advies_Huizen_van_het_Nederlands. Advies. over het voorontwerp van decreet betreffende de Huizen van het Nederlands

Vlaams Actieplan Autisme

Betreft: Geïntegreerd inspectieverslag. Geachte Voorzitter,

Nota RTJ worden van dagbegeleiding in groep Jongerenwelzijn

Voorontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid

De rechtenverkenner: een hefboom voor het lokaal sociaal beleid in Vlaanderen

VLAAMS VRIJWILLIGERSBELEID

MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING

Bisconceptnota. Betreft: Krachtlijnen voor een nieuwe organisatie voor de opvang- en vrije tijd van schoolkinderen

Kwaliteitshandboek 5. Zelfevaluatie 5.1. Opstellen, uitvoeren en evalueren van het jaarlijks beleidsplan. Goedgekeurd: Filip Slosse Paraaf:

DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN, Gelet op het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp;

2. Niveau van de hulp- en zorgverleners/ medewerkers. kaart) om optimaal te kunnen verwijzen. Gegevensdeling. Kennis-en expertisedeling

Reactie op Advies Adviesraad Sociaal Domein Houten

Recht op een menswaardige behandeling

Functiebeschrijving Deskundige personeelsdienst Gemeente Ravels

ROL beschrijving : KADER Diensthoofd A1a-A2a

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de minister van Begroting, gegeven op 10 juli 2018;

Themarapport: Positie van bijzondere jeugdzorg binnen integrale jeugdhulp en samenwerking

FUNCTIEBESCHRIJVING ADVISEUR (M/V)

Ontwerp van decreet. houdende de stimulering van een inclusief Vlaams ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen

Transcriptie:

nota nota aan themagroep kwaliteit, effectiviteit, efficiëntie en participatie datum oktober 2011 onderwerp startnota Staten-Generaal voor Bijzondere Jeugdzorg In een evoluerend Vlaanderen heeft elke jongere het recht om kansrijk mee te groeien. Jongerenwelzijn is de stuwende kracht van de hulp aan jongeren in een moeilijke leefsituatie en gaat tot het uiterste voor jongeren in moeilijke leefsituaties. Jongerenwelzijn wil op een Staten-Generaal voor de Bijzondere Jeugdzorg een visietekst presenteren, en zoekt naar gedragenheid voor deze tekst. Dit werkstuk beschrijft de visie van de bijzondere jeugdzorg in 2020 en benoemt de daaruit voortvloeiende doelstellingen. De ontwikkeling van de visietekst gebeurt procesmatig. Om de Staten-Generaal Bijzondere Jeugdzorg voor te bereiden en te organiseren zetten experten in een aantal themagroepen een gestructureerde dialoog op. De opdracht van een themagroep is het uitwerken een strategische visie in een tussentijds themarapport. Daarin worden behalve de visie op het thema ook strategische en operationele doelstellingen geformuleerd. Het gesprek vertrekt van een startnota die de contouren van het thema aflijnt. Hierbij ontvangt u de startnota van het thema kwaliteit, effectiviteit, efficiëntie en participatie. Net zoals dat ook bij de visietekst verwacht wordt, werd bij de opmaak van deze startnota rekening gehouden met de beleidsnota van de minister alsook met de recentelijk aangenomen motie bij de maatschappelijke beleidsnota jeugdzorg van het Vlaams Parlement (stuk 1190 (2010 2011) Nr. 5 ingediend op 27 juni 2011 (2010-2011). Het beleid van de minister zit verweven in de tekst, in de bijlage bij de startnota wordt gerefereerd aan de aanbevelingen van het Vlaams Parlement. Aansluitend op de tekst worden een aantal kernvragen geformuleerd. Aangezien het aantal vergaderingen beperkt is, is een open en constructieve maar efficiente dialoog een voorwaarde voor het bereiken van een gedegen en gedragen tussentijds themarapport. p1

Kwaliteit, effectiviteit, efficiëntie en participatie Jongerenwelzijn en de private voorzieningen zijn partners in het uitvoeren van dezelfde strategische doelstelling. Daarbij heeft elke partner een eigen opdracht en verantwoordelijkheid. De private initiatiefnemer neemt, als moderne ondernemer, de verantwoordelijkheid op om de eigen organisatie te sturen en het aanbod op een kwaliteitsvolle, efficiënte en effectieve manier vorm te geven in functie van de noden van de cliënt en met participatie van de cliënten en het personeel. Hij is de eigenaar van de processen, ontwikkelt en beschikt over de nodige instrumenten om de doelstellingen te bereiken, evalueert de resultaten en werkt op basis hiervan de nodige verbeteracties uit. De initiatiefnemer maakt gebruik van de eigen en de sectorale dynamiek (benchmarking) om te groeien als voorziening (benchlearning). Deze responsabiliserende visie op de private voorzieningen wijzigt de rol van Jongerenwelzijn als subsidiërende overheid. Waar hij nu vaak nog regulerend optreedt, kiest hij er voor om ten aanzien van de private partners een faciliterende en ondersteunende rol op te nemen, onder andere door het aanreiken van generieke legistieke kaders en van fora en instrumenten voor dialoog en benchmarking (cf. infra). Hiermee moeten de de voorzieningen in staat zijn zelf het beleid van hun organisatie te bepalen. Meer dan vandaag het geval is, moet de private initiatiefnemer zich profileren als moderne en sociale ondernemer, die actief verbindingen maakt met de maatschappij op verschillende domeinen: inzake het creëren van een draagvlak, het werken aan de sectorale beeldvorming, het benutten van strategische en financiële allianties, Het blijft evenwel een evidente en exclusieve verantwoordelijkheid van de overheid om voorzieningen te erkennen, en toezicht te houden op de zorg en de efficiënte inzet van middelen. Hiervoor is het noodzakelijk dat de voorzieningen aan Jongerenwelzijn, en aan de maatschappij, op een transparante en open manier verantwoording afleggen over de inzet van de middelen en de bereikte resultaten. De wijzigende verhouding tussen private initiatiefnemers en overheid en de evoluties inzake de Integrale Jeugdhulp worden aan de hand van de thema s kwaliteit, financiering, resultaten van de hulpverlening en participatie van het cliëntsysteem geconcretiseerd (cf. infra). Jongerenwelzijn staat zelf in voor de organisatie van het preventie- en verwijzersbeleid, de gemeenschapsinstellingen en de Vlaamse teams in de gesloten federale centra. Ook hier staan de begrippen kwaliteit, efficiëntie, effectiviteit en participatie van de cliënt cen- p2

traal. Ze vinden hun vertaling in de processen die continu geëvalueerd en geoptimaliseerd worden. De Integrale Jeugdhulp biedt op dat gebied een belangrijk kader en toekomstperspectief. 1. Kwaliteit Sinds 17 oktober 2003 is het decreet betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen van kracht. De bedoeling van het decreet is de kwaliteit van zorg in de Vlaamse zorgsector te bevorderen. De Vlaamse overheid wil de welzijns- en gezondheidsvoorzieningen responsabiliseren om de kwaliteit van de zorg voortdurend te bewaken en te optimaliseren. Het decreet verwacht van de voorziening dat zij een kwaliteitsbeleid voert, waarbij een kwaliteitsmanagementsysteem en een zelfevaluatie essentieel zijn. De zelfevaluatie geeft een beschrijving van het huidige kwaliteitsniveau. Onder andere aan de hand van metingen, houdt de voorziening de vinger aan de pols en spoort ze zwakke punten op. De zwakke punten bieden een basis voor kwaliteitsverbetering geformuleerd in kwaliteitsdoelstellingen. Samen met de sector wordt aan een uitvoeringsbesluit bij dit kwaliteitsdecreet gewerkt met als rode draad responsabiliseren en dereguleren en waarbij kwaliteit als een dynamisch, cyclisch en evolutief gegeven wordt benaderd. De overheid wil wel weten of de voorziening aan de hand van gemeten resultaten de eigen kwaliteit kent en werkt aan verbetering. Het werken met geconsolideerde en uniforme groeiniveaus geeft een globaal zicht op de kwaliteit van de sector en maakt benchmarking tussen voorzieningen mogelijk. Het is de ambitie om op termijn als sector minimale streefcijfers te bepalen, die een maturiteitsgraad inzake kwaliteit weergeven en die een belonend karakter krijgen in de vorm van lichtere inspecties en positieve koppeling aan VIPA-wetgeving, uitbreidingsdossiers en subsidiëring. Hoewel het kwaliteitsdecreet enkel op de private voorzieningen betrekking heeft, en niet op de eigen dienstverlening van Jongerenwelzijn i.c. de gemeenschapsinstellingen en de sociale diensten bij de comités voor de bijzondere jeugdzorg en de jeugdrechtbanken kiest Jongerenwelzijn er uitdrukkelijk voor om de uit te werken concepten en systemen in het raam van het decreet toch maximaal toe te passen op zijn eigen dienstverlening. Het kwaliteitshandboek van de afdeling Preventie- en Verwijzersbeleid bevat de krijtlijnen voor het kwaliteitsbeleid van de verwijzende instanties. Ook hier wordt kwaliteit gezien als een steeds evoluerend, dynamisch proces, waardoor het kwaliteitshandboek op geregel- p3

de tijdstippen en in interactie met de personeelsleden van de afdeling wordt bijgesteld. In het kwaliteitsbeleid wordt aandacht geschonken aan de kritische succesfactoren voor kwaliteitsvolle dienstverlening, zoals de werklastnorm van het huidige personeelsbestand. Ook het kwaliteitstraject dat de gemeenschapsinstellingen lopen, wordt maximaal afgestemd op dat van de private voorzieningen. 2. Financiering Ook inzake het financiële beleid wordt gestreefd naar meer autonomie voor de voorzieningen. Als een voorziening een goed beleid wil voeren, rekening houdend met veranderende behoeften van de cliënten en hun context, dan is het noodzakelijk dat zij zelf de nodige beslissingen kunnen nemen inzake het inzetten van financiële middelen. Op dit moment is de subsidiëring van de voorzieningen zeer rigide gereguleerd, waarbij weinig flexibiliteit mogelijk is en wat grote administratieve lasten met zich meebrengt, zowel voor het overheidsapparaat als voor de private initiatiefnemer. Om hieraan tegemoet te komen, wordt overgegaan naar een vorm van enveloppenfinanciering. Enveloppenfinanciering biedt een middel voor de organisatie om een eigen beleid te voeren, een organogram op te stellen volgens de noden van de organisatie en creatief om te gaan met de personeelsinzet. De grotere nood aan flexibiliteit in de hulpuitvoering, zal vertaald worden in het inzetten van specifieke zorgmodules. Zo kunnen op een vlotte manier zorgtrajecten worden uitgebouwd, waarbij geschakeld kan worden in functie van de huidige mogelijkheden van de cliënten en hun context. Aan deze modules zal een subsidiebedrag gekoppeld worden, zodat een prestatiefinanciering tot stand komt die gebaseerd is op de effectieve inzet van modules. Tenslotte bepalen enkele duidelijke boekhoudkundige ratio s de financiële gezondheid van een organisatie. Net als de groeiniveaus van de kwaliteitszorg, zullen we komen tot een transparant systeem waarbij benchmarking inzake de financiële situatie van de organisatie en het daaraan gekoppelde beleid mogelijk wordt gemaakt, zowel binnen de eigen sector als met andere sectoren. In het brede welzijnslandschap wordt naar een vermaatschappelijking van de zorg gestreefd. Op casusniveau wordt actief naar verbinding met en betrokkenheid van de brede maatschappij gewerkt. Dit wordt doorgetrokken naar de organisatie en financiering van p4

de zorg, via publiek-private initiatieven en via een wisselwerking tussen de verschillende overheden. We verwachten, inhakend op de internationale context van patentering en licenciëring, van de private ondernemers dat ze ontwikkelde expertise niet insluiten, maar ze ten volle valoriseren door ze, zowel sectoraal, intersectoraal als op andere terreinen, te vermarkten. 3. Resultaten van de hulpverlening (effectiviteit en efficiëntie) De finale doelstelling van alle betrokken partners is dat er op een kwaliteitsvolle manier hulpverlening wordt geboden die effectief (de beoogde doelstellingen worden bereikt), efficiënt (de inzet van de middelen staat in verhouding tot het resultaat). Iedereen is overtuigd van het belang van een wetenschappelijk onderbouw ter objectivering van onze hulpverleningsinterventies. We zetten de ingeslagen weg van wetenschappelijk onderzoek verder, zowel om bestaande praktijken in kaart te brengen als om nieuwe methodieken in de sector te introduceren. We kiezen er expliciet voor om evidence based en practice based onderzoek naar voren te schuiven als generiek referentiekader waarmee zowel het beleid als concrete hulpverleningsmethodieken worden geëvalueerd. Wetenschappelijk onderzoek kan pas behoorlijk uitgevoerd worden wanneer we over valide en representatief cijfermateriaal beschikken. Domino (Dossier-minderjarige-opvolgingssysteem), het elektronische cliëntopvolgingssysteem voor de buitendiensten van de afdeling Preventie- en Verwijzersbeleid, draagt in belangrijke mate bij aan de efficiënte uitvoering van de kernopdrachten van Jongerenwelzijn, maar ook aan het in kaart brengen van de hulp- en dienstverlening: Domino ligt aan de basis voor het ontwikkelen van een indicatorenset waarmee Jongerenwelzijn de effecten van het beleid en onze externe dienstverlening opvolgt, evalueert en bijstuurt. Daarnaast zijn er nog andere applicaties die gebruik maken van de informatie (o.a. BINC en Micado). Deze instrumenten maken het mogelijk sectoraal eenduidige cijfers te hanteren. Voor BinC worden dialoog-, reflectie- en actiegroepen georganiseerd waarbij de gegevens van BinC, de hulpverleningsprocessen en de resultaten in dialoog met de sector, overheid en academici besproken worden en input geven voor benchmarking en benchlearning en voor het concretiseren van verbeteracties om de kwaliteit van de zorg te verhogen Het geheel van deze elektronische applicaties laat ons toe om de nodige opvolging te doen en levert beleidsinformatie op een geaggregeerd niveau. Daarnaast bieden ze de gebruiker ondersteuning in de procesvoering en bevatten ze formulieren voor de verschillende stappen die zij ondernemen. p5

4. Participatieve basishouding We spreken van een participatieve basishouding wanneer het recht op informatie, inspraak en participatie van ouders en minderjarigen gewaarborgd is in alle processen van de hulpverlening en een vanzelfsprekendheid is voor alle betrokken partners binnen de jeugdzorg. Deze basishouding is op het niveau van de begeleiding genoegzaam in de sector ingeburgerd. We zijn ons ervan bewust dat participatie in alle geledingen van de hulpverlening aanwezig moet zijn. Daarom ontplooien we strategieën opdat participatie op de andere niveaus - meso en macro - effectief en structureel een plek in (de organisatie van) de hulpverlening krijgt. We houden hierbij voor ogen dat we moeten streven naar een maximale inbedding in bestaande structuren, eerder dan we nieuwe structuren wensen op te zetten en dat participatie niet de exclusieve verantwoordelijkheid van Jongerenwelzijn kan zijn. Ook hier gaan we op zoek naar creatieve cofinancieringsmodellen waar private en de verschillende publieke niveaus gaan samenwerken. p6

Kernvragen 1. Wat zijn de randvoorwaarden om enveloppenfinanciering in de sector te introduceren? 2. Wat zijn de kenmerken van een private initiatiefnemer als moderne, geresponsabiliseerde ondernemer? 3. Kan de omschreven verhouding tussen overheid en private initiatiefnemer nog geëxpliceerd worden? 4. Wat zijn de randvoorwaarden voor de installatie van privaat-publieke initiatieven? 5. Wat is de rol van de overheid en van andere overheden en waar kan samen gewerkt worden? 6. Welke inzet van middelen en personeel is nodig om een kwaliteitsvolle dienstverlening te organiseren? 7. Hoe kan de efficiëntie, effectiviteit en kwaliteit van onze dienstverlening op objectiveerbare wijze opgevolgd, geëvalueerd en bijgestuurd worden? 8. Hoe kan een participatieve basishouding in de hulpverlening geïntegreerd worden in de processen van de jeugdhulpverlening? Op welke manier kan een participatieve basishouding vorm krijgen binnen de jeugdzorg? 9. Op welke manier zullen de begrippen kwaliteit, efficiëntie en effectieve hulpverlening vorm krijgen in de processen en organisatie van de Integrale Jeugdhulp? p7

Bijlage Aanbevelingen van de motie bij de maatschappelijke beleidsnota jeugdzorg van het Vlaams Parlement (stuk 1190 (2010 2011) Nr. 5 ingediend op 27 juni 2011 (2010-2011) aangenomen door het Vlaams Parlement 7 inzake het jeugdbeleid: a) In te zetten op een doeltreffende ontsluiting en verspreiding van de beschikbare kennis over kinderen, jongeren, hun leefwereld en hun toekomstvisie en daarbij aandacht te hebben voor trends en hun effecten; 12 het aanbod van de jeugdhulpverlening op de volgende wijze kwalitatief en kwantitatief te versterken: e) Door samen met de sociale partners werk te maken van een verbeterd statuut en goede arbeidsomstandigheden voor alle hulpverleners f) Door te voorzien in ondersteuning (bijvoorbeeld onderling door ervaren consulenten ten aanzien van nieuwe consulenten), intervisie, supervisie en bijscholing bij consulenten, opvoeders en hulpverleners, teneinde de complexiteit van problemen aan te kunnen; g) Door te anticiperen op de verwachte uitstroom van het personeel in de jeugdhulpverlening; h) Door, vertrekkende van de hulpvraag van het kind of de jongere, te zorgen voor een versoepeling van de mogelijke combinaties van zorg zonder al te veel administratieve en regelgevende belemmeringen; 13 inzake de rechtspositie van de betrokkenen: a) Te waken over het recht op informatie en het recht op inspraak van kinderen en jongeren in de hulpverlening. 14 inzake gegevensverzameling en wetenschappelijk onderzoek: a) Verder werk te maken van de ontsluiting van gegevens over de instroom, doorstroom en uitstroom in de jeugdhulpverlening; b) Te investeren in wetenschappelijke kennis en onderzoek naar hulpverleningstrajecten. p8