DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN, Gelet op het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp;

Transcriptie

1 Ministerieel besluit met betrekking tot de werking van de gemandateerde voorzieningen en van de sociale diensten in de integrale jeugdhulp en de organisatie van bemiddeling in de regio Oost-Vlaanderen DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN, Gelet op het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 6 september 2013 met betrekking tot de oprichting en de werking van de toegangspoort en van de gemandateerde voorzieningen in de integrale jeugdhulp en van de gerechtelijke jeugdhulpverlening in de regio Oost-Vlaanderen; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2009 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse Regering, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009, 4 december 2009, 6 juli 2010, 7 juli 2010, 24 september 2010, 19 november 2010, 13 mei 2011, 10 juni 2011, 9 september 2011 en 14 oktober 2011; Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 4 september 2013; Overwegende dat via het besluit van de Vlaamse Regering van 6 september 2013 met betrekking tot de oprichting en de werking van de toegangspoort en van de gemandateerde voorzieningen in de integrale jeugdhulp en van de gerechtelijke jeugdhulpverlening in de regio Oost-Vlaanderen een deel van het decreet betreffende de integrale jeugdhulp vervroegd in werking treedt in de voorstartregio, namelijk de provincie Oost-Vlaanderen; dat met dit ministerieel besluit de gemandateerde voorzieningen vervroegd geïnstalleerd worden en de nieuwe werking van de sociale diensten voor gerechtelijke jeugdhulpverlening vervroegd gerealiseerd wordt in de voorstartregio; dat de ervaringen in de voorstartregio moeten bijdragen tot een vlotte operationele opstart van de nieuwe instanties in heel Vlaanderen, voornamelijk met betrekking tot de uitrol van de werkingsprocessen van de teams in de gemandateerde voorzieningen, de stabiliteit van de nieuwe ICT-omgeving en de werking van de nieuwe applicaties, de communicatie, vorming en voorbereiding voor alle rechtstreeks betrokkenen in de jeugdhulpverlening; Pagina 1 van 7

2 Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen BESLUIT: Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder: 1 bemiddeling: een overleg dat beoogt om, onder leiding van een neutrale derde, de bemiddelaar, in elke fase van de jeugdhulpverlening de continuïteit van de jeugdhulpverlening te garanderen, en dat kan worden ingezet naar aanleiding van een conflict waarbij de minderjarige, zijn ouders of, in voorkomend geval, zijn opvoedingsverantwoordelijken betrokken zijn; 2 besluit van 6 september 2013: het besluit van de Vlaamse Regering van 6 september 2013 met betrekking tot de oprichting en de werking van de toegangspoort en van de gemandateerde voorzieningen in de integrale jeugdhulp en van de gerechtelijke jeugdhulpverlening in de regio Oost-Vlaanderen; 3 consulent: een personeelslid van het Ondersteuningscentrum Jeugdzorg, vermeld in artikel 33 van het decreet van 12 juli 2013, of van de Sociale Dienst voor Gerechtelijke Jeugdhulpverlening, vermeld in artikel 56 van het decreet van 12 juli 2013; 4 decreet van 12 juli 2013: het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp. Hoofdstuk 2. De gemandateerde voorzieningen Afdeling 1. Algemene bepalingen Art. 2. Voor dossiers waarvoor de gemandateerde voorziening bij de aanmelding bevoegd was overeenkomstig artikel 17 van het besluit van 6 september 2013, maar waarbij tijdens de behandeling van het dossier door de gemandateerde voorziening de betrokken minderjarige van woonplaats of van feitelijke verblijfplaats verandert of zijn ouders of zijn opvoedingsverantwoordelijken van feitelijke verblijfplaats veranderen waardoor de gemandateerde voorziening niet meer bevoegd is overeenkomstig artikel 17 van het besluit van 6 september 2013: 1 werkt de gemandateerde voorziening het onderzoek verder af als voor het dossier nog geen beslissing als vermeld in artikel 34 van het decreet van 12 juli 2013, is bezorgd aan de minderjarige, zijn ouders of, in voorkomend geval, zijn opvoedingsverantwoordelijken; 2 bezorgt de gemandateerde voorziening het dossier aan het comité voor Bijzondere Jeugdbijstand, vermeld in artikel 12 van het decreet van 7 maart 2008 inzake bijzondere jeugdbijstand in de provincie waar de minderjarige zijn nieuwe woonplaats heeft of waar hij of zijn ouders of opvoedingsverantwoordelijken hun nieuwe feitelijke verblijfplaats hebben. De medewerker van de gemandateerde voorziening blijft verantwoordelijk voor de aanvraag totdat een nieuwe verantwoordelijke voor het dossier bij het comité voor Bijzondere Jeugdbijstand, vermeld in het eerste lid, 2, is aangesteld. De minderjarige, zijn ouders of, in voorkomend geval, zijn opvoedingsverantwoordelijken en de aanmelder worden ingelicht over welke instantie verantwoordelijk is voor de verdere behandeling van de aanvraag en wie de verantwoordelijke voor het dossier is. Pagina 2 van 7

3 Afdeling 2. Het Ondersteuningscentrum Jeugdzorg Art. 3. Het Ondersteuningscentrum Jeugdzorg, hierna het ondersteuningscentrum te noemen, bestaat minstens uit de functies: 1 consulent; 2 teamverantwoordelijke. De consulenten, vermeld in het eerste lid, 1, zijn houder van een diploma dat blijk geeft van een voldoende pedagogische of sociale kennis. Het hoofd van het agentschap Jongerenwelzijn is bevoegd om de diplomavoorwaarden vast te leggen. Art. 4. Aan het ondersteuningscentrum kunnen vrijwillige consulenten worden toegevoegd na goedkeuring daarvan door het hoofd van het agentschap Jongerenwelzijn. Aan de vrijwillige consulenten kunnen deeltaken worden toevertrouwd, die worden uitgevoerd onder de leiding en de verantwoordelijkheid van de consulent die met het dossier belast is. De vrijwillige consulenten hebben recht op terugbetaling van hun reis- en verblijfkosten in het kader van hun opdrachten volgens de normen die gelden voor de consulenten. Art. 5. De hoedanigheid van consulent bij het ondersteuningscentrum is onverenigbaar met de hoedanigheid van personeelslid van de toegangspoort, personeelslid van de sociale dienst voor gerechtelijke jeugdhulpverlening, personeelslid, lid van de algemene vergadering of lid van de raad van bestuur van een jeugdhulpaanbieder. De hoedanigheid van vrijwillig consulent bij het ondersteuningscentrum is onverenigbaar met de hoedanigheid van personeelslid van de toegangspoort en van de sociale dienst voor gerechtelijke jeugdhulpverlening. Afdeling 3. De aanmelding Art. 6. Bij de keuze om een minderjarige aan te melden bij hetzij het ondersteuningscentrum, hetzij het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling moet rekening gehouden worden met de specifieke expertise van elke gemandateerde voorziening. Art. 7. Een aanmelding bij de gemandateerde voorziening gebeurt door de nodige gegevens aan te leveren met het aanvraagdocument waarvan het model opgenomen is in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd. De aanmelding gebeurt via elektronische weg. Een aanmelding is ontvankelijk als ze de volgende gegevens bevat: 1 de identificatiegegevens over de minderjarige, zijn ouders of, in voorkomend geval, zijn opvoedingsverantwoordelijken; 2 de identificatiegegevens van de aanmelder; 3 de reden waarom de aanmelder de stap zet naar de gemandateerde voorziening; 4 de bevestiging dat de minderjarige, zijn ouders en, in voorkomend geval, zijn opvoedingsverantwoordelijken zijn geïnformeerd; 5 de bevestiging door het team van de hulpverlener dat er een vermoeden van Pagina 3 van 7

4 maatschappelijke noodzaak is en een gedocumenteerde motivatie van het vermoeden van maatschappelijke noodzaak. Afdeling 4. De werking Art. 8. Als aan de ontvankelijkheidsvereisten, vermeld in artikel 7 van dit besluit, is voldaan, start de gemandateerde voorziening het onderzoek, vermeld in artikel 34 van het decreet van 12 juli Art. 9. De gemandateerde voorziening werkt, na overleg met de minderjarige, zijn ouders of, in voorkomend geval, zijn opvoedingsverantwoordelijken, in samenspraak met de betrokken jeugdhulpaanbieder een jeugdhulpverleningsplan uit, waarin minstens de volgende elementen zijn opgenomen: 1 de beoogde doelstellingen; 2 de duur van het jeugdhulpverleningsplan; 3 de frequentie en inhoud van rapportering van de jeugdhulpaanbieder ten opzichte van de gemandateerde voorziening; 4 de wijze van evaluatie van het jeugdhulpverleningsplan. Art. 10. De gemandateerde voorziening en de betrokken jeugdhulpaanbieder maken met het oog op rapportage aan de gemandateerde voorziening de nodige afspraken over de frequentie en de inhoud van de rapportage, met behoud van de toepassing van artikel 38 van het decreet van 12 juli Art. 11. Overleg tussen het Ondersteuningscentrum en het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling is verplicht als een van beide gemandateerde voorzieningen in het verleden betrokken was bij: 1 de jeugdhulpverlening aan een minderjarige die is aangemeld bij de andere gemandateerde voorziening; 2 de jeugdhulpverlening aan een andere minderjarige uit de leefomgeving van de minderjarige die bij hem inwoont en die is aangemeld bij de andere gemandateerde voorziening. In het kader van het overleg, vermeld in het eerste lid, kunnen de gemandateerde voorzieningen beslissen om een dossier over te dragen van de ene aan de andere gemandateerde voorziening. Als ze daartoe overgaan, brengen ze de aanmelder daarvan op de hoogte. Art. 12. De doorverwijzing, vermeld in artikel 39 van het decreet van 12 juli 2013, gebeurt door de nodige gegevens aan te leveren met het document waarvan het model opgenomen is in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd. Hoofdstuk 3. De gerechtelijke jeugdhulpverlening Afdeling 1. De Sociale Dienst voor Gerechtelijke Jeugdhulpverlening Onderafdeling 1. Zetel en samenstelling Art. 13. De Sociale Dienst voor Gerechtelijke Jeugdhulpverlening, hierna de sociale dienst te noemen, bestaat minstens uit de functies: Pagina 4 van 7

5 1 consulent; 2 teamverantwoordelijke. De consulenten, vermeld in het eerste lid, 1, zijn houder van een diploma dat blijk geeft van een voldoende pedagogische of sociale kennis. Het hoofd van het agentschap Jongerenwelzijn is bevoegd om de diplomavoorwaarden vast te leggen. Art. 14. De toevoeging van vrijwillige consulenten, vermeld in artikel 56 van het decreet van 12 juli 2013, gebeurt na goedkeuring daarvan door het hoofd van het agentschap Jongerenwelzijn. Aan de vrijwillige consulenten kunnen deeltaken worden toevertrouwd, die worden uitgevoerd onder de leiding en de verantwoordelijkheid van de consulent die met het dossier belast is. De vrijwillige consulenten hebben recht op terugbetaling van hun reis- en verblijfkosten in het kader van hun opdrachten volgens de normen die gelden voor de consulenten. Art. 15. De hoedanigheid van consulent en van vrijwillig consulent bij de sociale dienst is onverenigbaar met de hoedanigheid van personeelslid van de toegangspoort of van een gemandateerde voorziening. Onderafdeling 2. Werking Art. 16. Het jeugdhulpverleningsplan, vermeld in artikel 31 van het besluit van 6 september 2013 bevat minstens: 1 de doelstellingen die met de jeugdhulpverlening in het kader van de gerechtelijke tussenkomst worden beoogd; 2 een voorstel van een gerechtelijke maatregel die het aangepaste kader vormt om de doelstellingen, vermeld in punt 1, te realiseren; 3 de verzoeken tot vervanging van een gerechtelijke maatregel of de voorstellen tot intrekking of verlenging ervan, vermeld in artikel 51 van het decreet van 12 juli De sociale dienst neemt deel aan een gesprek over de opties voor de uitvoering van de gerechtelijke maatregel. De sociale dienst vraagt overeenkomstig artikel 58, eerste lid, van het decreet van 12 juli 2013 bij de jeugdhulpaanbieder een handelingsplan op, dat de inhoudelijke invulling is van de gerechtelijke maatregel. Een kopie van het handelingsplan wordt door de sociale dienst ter informatie aan de betrokken magistraten bezorgd. De sociale dienst stelt zelf in samenspraak met de betrokken partijen een handelingsplan op als: 1 de sociale dienst is belast met de contextbegeleiding, vermeld in artikel 48, 1, eerste lid, 3 van het decreet van 12 juli 2013; 2 de sociale dienst is belast met het toezicht op een minderjarige als vermeld in artikel 48, 1, eerste lid, 2, van het decreet van 12 juli 2013; 3 de minderjarige is toevertrouwd aan een kandidaat-pleegzorger of een pleegzorger en geen erkende dienst voor pleegzorg met de begeleiding van die kandidaat-pleegzorger of pleegzorger belast is. Pagina 5 van 7

6 Afdeling 2. De gerechtelijke maatregelen Art. 17. De volgende gerechtelijke maatregelen kunnen in uitvoering van artikel 48, 2, tweede lid van het decreet van 12 juli 2013, gelijktijdig worden toegepast ten aanzien van een minderjarige: 1 artikel 48, 1, 8 en artikel 48, 1, 3, 5, 6, 7, 10 en 11 ; 2 artikel 48, 1, 9 en artikel 48, 1, 3, 5, 6, 7, 10 en 11 ; 3 artikel 48, 1, 10 en artikel 48, 1, 3, 4, 5, 8, 9 en 11 ; 4 artikel 48, 1, 11 en artikel 48, 1, 3 en 11. Hoofdstuk 4. Bemiddeling in de jeugdhulpverlening Art Ten laste van de begroting van het departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin wordt de organisatie van bemiddeling, vermeld in artikel 30, tweede lid, 3, van het decreet van 12 juli 2013, gesubsidieerd. De volgende kosten komen in aanmerking voor subsidiëring: 1 een forfaitaire vergoeding voor de bemiddelaar van 50 euro per uur dat hij gewerkt heeft aan de bemiddeling, met een maximum van 400 euro per dossier; 2 een vergoeding voor de bemiddelaar van 70 euro per intervisiemoment voor de deelname aan intervisiemomenten; 3 werkingskosten voor de bemiddeling waaronder: a) het gebruik van een tolk voor de bemiddeling; b) de huur van lokalen en catering voor de bemiddeling; c) de begeleiding van de intervisie van de bemiddelaars; d) de vorming van de bemiddelaars. De vergoeding, vermeld in het tweede lid punt 1, wordt toegekend voor de voorbereiding van het bemiddelingsgesprek, het voeren van de bemiddelingsgesprekken en, in voorkomend geval, voor de opmaak van overeenkomsten op het einde van de bemiddeling. 2. De bemiddeling moet beantwoorden aan de volgende kwaliteitseisen: 1 ze vindt plaats op vrijwillige basis met de uitdrukkelijke instemming van de betrokkenen bij de bemiddeling; 2 ze laat de betrokkenen toe om tot een oplossing voor het conflict te komen waar al de betrokkenen mee instemmen; 3 ze verloopt op een wijze die transparant is voor de betrokkenen, waarbij het doel, de mogelijkheden en de beperkingen van de bemiddeling worden verduidelijkt aan de betrokkenen; 4 ze vindt plaats onder leiding van een daarvoor opgeleide bemiddelaar die deelneemt aan intervisiemomenten. De oplossing, vermeld in het eerste lid, 2, kan inhouden dat jeugdhulpverlening wordt opgestart of dat bestaande jeugdhulpverlening wordt voortgezet, aangepast of stopgezet. De bemiddeling kan niet worden ingezet om een indicatiestellingsverslag van de toegangspoort te betwisten. 3. Om vergoed te worden, moeten de bemiddelaars naast het voeren van bemiddelingen: Pagina 6 van 7

7 1 een beperkte anonieme registratie uitvoeren per bemiddeling en een schriftelijke evaluatie opmaken over de gevoerde bemiddelingen; 2 een overeenkomst ondertekend hebben met de Vlaamse overheid met het oog op het uitvoeren van bemiddeling. 4. De middelen die worden toegekend met dit besluit, kunnen besteed worden van 16 september 2013 tot uiterlijk 28 februari De subsidie wordt uitbetaald op voorlegging van een ondertekende schuldvordering die de uitgaven voor de bemiddeling staaft. De besteding van de middelen moet verantwoord worden voor 1 juli De Vlaamse Gemeenschap zal de middelen die niet binnen de termijn of niet correct besteed zijn en de middelen die niet verantwoord kunnen worden, terugvorderen bij degene aan wie ze uitbetaald zijn. Brussel,... De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Jo VANDEURZEN Pagina 7 van 7