SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Acatar 15 mg/5 ml ; 50 mg/5 ml Siroop 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Fles met 200 ml siroop, gedoseerd aan 15 mg dextromethorfaan broomhydraat en 50 mg guaifenesine per 5 ml siroop. Hulpstoffen met bekend effect: Elke ml bevat 800 mg maltitol vloeistof (E965) en 15,8 mg ethanol. Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1. 3. FARMACEUTISCHE VORM Siroop 4. KLINISCHE GEGEVENS 4.1 Therapeutische indicaties Acatar is aangewezen bij de symptomatische behandeling van prikkelende hoest en ademhalingsaandoeningen die gepaard gaan met hoest. Acatar is geïndiceerd voor gebruik bij volwassenen, adolescenten en kinderen ouder dan 6 jaar. 4.2 Dosering en wijze van toediening Dosering Volwassenen twee maatjes van 5 ml om de 6 tot 8 uur (niet meer dan 30 mg dextromethorfaan broomhydraat per inname en niet meer dan 120 mg per 24 uur). Pediatrische patiënten Kinderen van 6 tot 12 jaar: één maatje van 5 ml om de 6 tot 8 uur (niet meer dan 15 mg dextromethorfaan broomhydraat per inname en niet meer dan 60 mg per 24 uur). Vanaf 12 jaar: twee maatjes van 5 ml om de 6 tot 8 uur (niet meer dan 30 mg dextromethorfaan broomhydraat per inname en niet meer dan 120 mg per 24 uur). Acatar is gecontraindiceerd voor gebruik bij kinderen minder dan 6 jaar (zie rubriek 4.3). Patiënten met leverinsufficiëntie en bejaarde patiënten Bij patiënten met leverinsufficiëntie en bij bejaarde patiënten moet de aanvangsdosis met 50 % worden verlaagd; naargelang de tolerantie en de behoefte kan deze dosis later eventueel met een kwart worden verhoogd. Bij volwassenen en kinderen moet de symptomatische behandeling zo kort mogelijk worden gehouden (enkele dagen). De individuele dosis moet worden aangepast aan de therapeutische respons.
Wijze van toediening Oraal gebruik. 4.3 Contra-indicaties Overgevoeligheid voor de werkzame stoffen of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen Kinderen jonger dan 6 jaar Astma (dextromethorfaan broomhydraat kan histamine vrijmaken) Ademhalingsinsufficiëntie Behandeling met mono-amino-oxydase-inhibitoren (MAO-inhibitoren) Patiënten met zeldzame erfelijke aandoeningen als fructose-intolerantie dienen dit geneesmiddel niet te gebruiken. 4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik De gelijktijdige inname van alcohol moet worden vermeden. De ethylalcohol kan het onderdrukkend effect van dextromethorfaan broomhydraat op het centrale zenuwstelsel potentiëren. Gevallen van misbruik van dextromethorfan zijn gemeld. Voorzichtigheid wordt in het bijzonder aanbevolen voor adolescenten en jongvolwassenen, evenals bij patiënten met een voorgeschiedenis van geneesmiddelenmisbruik of psychoactieve stoffen. Dextromethorfan wordt gemetaboliseerd door levercytochroom P450 2D6. De activiteit van dit enzym is genetisch bepaald. Ongeveer 10% van de (algemene) bevolking heeft een trage metabolisering van CYP2D6. Trage metaboliseerders en patiënten die gelijktijdig gebruik maken van CYP2D6-remmers kunnen versterkte en/of verlengde effecten van dextromethorfan ondervinden. Daarom is voorzichtigheid geboden bij patiënten die trage metaboliseerders van CYP2D6 zijn of die CYP2D6-remmers gelijktijdig gebruiken (zie ook rubriek 4.5). Meer toezicht is aangewezen bij patiënten met lever- of nierstoornissen. Guaifenesine kan de renale klaring van uraat verhogen en hypo-uricemie veroorzaken. In sommige metabole tests voor serotonine kan guaifenesine de concentratie van 5-HIAA (5- hydroxy-indolazijnzuur) en van vanilmandelzuur in de urine verhogen. Het kan moeilijker zijn een carcinoïdsyndroom te diagnostiseren. Bij patiënten met leverinsufficiëntie en bij bejaarde patiënten moet de aanvangsdosis met 50 % worden verlaagd; naargelang de tolerantie en de behoefte kan deze dosis later eventueel met een kwart worden verhoogd. Bij een hoest die langer dan 7 tot 10 dagen aanhoudt, moet de klinische situatie van de patiënt worden gereëvalueerd. Buiten het bereik van kinderen bewaren. 4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie De toediening van dextromethorfaan broomhydraat wordt afgeraden bij patiënten die worden behandeld met mono-amino-oxydase-inhibitoren (MAO-inhibitoren) gezien de mogelijke risico's op hypotensie, excitatie, hyperpyrexie en serotoninesyndroom. Alcohol kan de sederende werking van dextromethorfan versterken. Gelijktijdige inname van dextromethorfan en andere inhibitoren van het centraal zenuwstelsel: morfinische analgetica, antidepressiva, neuroleptica, H1 antihistaminica, sedativa, benzodiazepinen, barbituraten, clonidine en aanverwanten kunnen de centrale onderdrukking, met name van de ademhaling, nog potentiëren. CYP2D6-remmers:
Dextromethorfan wordt gemetaboliseerd door CYP2D6 en heeft een uitgebreid first-pass-metabolisme. Gelijktijdig gebruik van krachtige CYP2D6-enzymremmers kan de concentraties van dextromethorfan in het lichaam verhogen tot waarden die vele malen hoger zijn dan normaal. Dit verhoogt het risico van de patiënt op toxische effecten van dextromethorfan (agitatie, verwardheid, tremor, slapeloosheid, diarree en ademhalingsdepressie) en het ontstaan van het serotoninesyndroom. Krachtige CYP2D6-enzymremmers zijn onder meer fluoxetine, paroxetine, kinidine en terbinafine. Bij gelijktijdig gebruik met kinidine zijn er 20-voudige stijgingen in de plasmaconcentraties van dextromethorfan opgetreden, wat de ongewenste effecten van het middel op het CZS verhoogt. Amiodaron, flecaïnide en propafenon, sertraline, bupropion, methadon, cinacalcet, haloperidol, perfenazine en thioridazine hebben eveneens ongeveer dezelfde effecten op het metabolisme van dextromethorfan. Als gelijktijdig gebruik van CYP2D6-remmers met dextromethorfan noodzakelijk is, dient de patiënt te worden gecontroleerd en kan het nodig zijn de dosis dextromethorfan te verlagen 4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding Hoewel bij proefdieren geen teratogeen risico werd waargenomen, werd de gebruiksveiligheid van dextromethorfaan broomhydraat bij zwangere vrouwen niet aangetoond. Veiligheidshalve wordt dan het best geen dextromethorfaan broomhydraat gegeven, vooral tijdens de eerste drie maanden van de zwangerschap. Om ademhalingsdepressie bij de pasgeborene te voorkomen wordt het gebruik van dextromethorfaan broomhydraat ook afgeraden op het einde van de zwangerschap en bij borstvoeding. 4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen Acatar kan slaperigheid veroorzaken. Voorzichtigheid is bijgevolg geboden bij het besturen van een voertuig en het bedienen van machines. Men moet extra voorzichtig zijn bij gelijktijdig gebruik van alcohol of sedativa. 4.8 Bijwerkingen Sommige ongewenste effecten kunnen voldoende reden zijn om de behandeling te onderbreken. De frequentie van bijwerkingen is als volgt geclassificeerd: Zeer vaak ( 1/10) Vaak ( 1/100, < 1/10) Soms ( 1/1000, < 1/100) Zelden ( 1/10000, < 1/1000) Zeer zelden (< 1/10000) Niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald) Bijwerkingen te wijten aan dextromethorfaan broomhydraat: Immuunsysteemaandoeningen: Frequentie niet bekend: anafylactische shock. Psychische stoornissen: Zeer zelden: hysterie Frequentie niet bekend: risico op misbruik, afhankelijkheid Zenuwstelselaandoeningen: Vaak: slaperigheid, duizeligheid, opwinding Zeer zelden: loopstoornis, slapeloosheid, hallucinaties, ataxie Frequentie niet bekend: Serotoninesyndroom, dystonie Ademhalingsstelsel-, borstkas-en mediastinumaandoeningen: Zeer zelden: bronchospasme,
Maagdarmstelselaandoeningen: Soms: misselijkheid, constipatie, braken. Huid-en onderhuidaandoeningen: Zeer zelden: huidreacties, urticaria, oedeem van het gelaat Frequentie niet bekend: geneesmiddeleneruptie. Bijwerkingen te wijten aan guaifenesine: Zenuwstelselaandoeningen: Zelden: slaperigheid Maagdarmstelselaandoeningen: Zelden: maagprikkeling, constipatie, nausea, braken. Melding van vermoedelijke bijwerkingen Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via het het nationale meldsysteem. België Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Afdeling Vigilantie EUROSTATION II Victor Hortaplein, 40/ 40 B-1060 Brussel Website: www.fagg.be E-mail: adversedrugreactions@fagg-afmps.be Luxemburg Direction de la Santé Division de la Pharmacie et des Médicaments Villa Louvigny Allée Marconi L-2120 Luxembourg Website: http://www.ms.public.lu/fr/activites/pharmacie-medicament/index.html 4.9 Overdosering Dextromethorfaan broomhydraat: De toxische effecten van dextromethorfaan broomhydraat zijn: gastro-intestinale stoornissen (nausea, braken), slaperigheid, vertigo, nystagmus, excitatie, verwardheid, zwakke ademhaling, urineretentie. Guaifenesine: De toxische effecten van guaifenesine zijn: nausea en braken. Guaifenesine zou eveneens ademhalingsinsufficiëntie kunnen veroorzaken. Pediatrische patiënten: Excitatie, gangstoornissen, urticaria, slapeloosheid, hallucinaties, ataxie, oedeem van het gelaat, hysterie. Zeer hoge doses kunnen het centraal zenuwstelsel en het ademhalingsstelsel onderdrukken. Behandeling:
Bij een ernstige overdosering moet de patiënt in het ziekenhuis worden opgenomen voor observatie en behandeling. Maagspoeling, correctie van de acidose en van het elektrolytenverlies. Bij uitgesproken excitatie kunnen kortwerkende sedativa, benzodiazepinen of barbituraten worden toegediend. Bij ademhalingsdepressie kan respiratoire assistentie (kunstmatige beademing) nodig zijn, met toediening van het specifiek antidotum: naloxon. Volwassenen: 0,4 mg IV, IM of SC zonodig na 2 tot 3 minuten te herhalen. Kinderen: 0,01 mg/kg lichaamsgewicht IV, IM of SC zo nodig na 2 tot 3 minuten te herhalen. 5. FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN 5.1 Farmacodynamische eigenschappen Farmacotherapeutische categorie: antitussiva met expectorantia, ATC-code: R05FA02 Dextromethorfaan broomhydraat is een centraal werkend antitussivum, het is een rechtsdraaiend morfinederivaat, nl. methoxy-3-n-methylmorfinaan. dextromethorfaan broomhydraat heeft geen analgetische of narcotische eigenschappen, maar is actief gebleken als antitussivum door de drempel van het hoestcentrum in het verlengde merg te verhogen. In therapeutische doses veroorzaakt het geen ademhalingsdepressie en weinig ongewenste effecten. Bij de mens werkt dextromethorfaan broomhydraat niet expectorerend; de sputa veranderen niet (het volume vermindert niet). Dextromethorfaan broomhydraat veroorzaakt geen tolerantie bij chronische behandeling: de hoeststillende (antitussieve) werking blijft behouden zonder dat de dosis moet worden verhoogd. Guaifenesine, een glycerine-ether van gaïacol, bevordert het expectoreren door het vloeibaar maken van de bronchiale secreties, hetgeen een hoeststillend effect kan hebben. Acatar Siroop bevat geen suiker, noch potentieel allergiserende kleurstoffen. 5.2 Farmacokinetische eigenschappen Na perorale toediening wordt dextromethorfaan broomhydraat volledig uit het maagdarmkanaal geresorbeerd (de faecale eliminatie bedraagt slecht ongeveer 0,1 % van de ingenomen dosis en is waarschijnlijk toe te schrijven aan biliaire excretie). Dextromethorfan ondergaat een snel en uitgebreid first-pass-metabolisme in de lever na orale toediening. Genetisch gereguleerde O-demethylering (CYD2D6) is de belangrijkste bepalende factor van de farmacokinetiek van dextromethorfan bij gezonde vrijwilligers. Het blijkt dat er verschillende fenotypen voor dit oxidatieproces zijn, dat resulteert in een zeer uiteenlopende interindividuele farmacokinetiek. Ongemetaboliseerde dextromethorfan, samen met de drie gedemethyleerde morfinaanmetabolieten dextrorfan (ook bekend als 3-hydroxy-Nmethylmorfinaan), 3-hydroxymorfinaan en 3-methoxymorfinaan, zijn aangetroffen als geconjugeerde producten in de urine. Dextrorfan, dat ook een antitussieve werking heeft, is de belangrijkste metaboliet. Bij sommige personen is het metabolisme langzamer en wordt er voornamelijk onveranderd dextromethorfan in het bloed en in de urine aangetroffen. De graad van plasma-eiwitbinding is niet gekend. Na perorale inname in nuchtere toestand wordt de piekplasmaconcentratie van dextromethorfaan broomhydraat na ongeveer 1,5 tot 2 uur bereikt. Een dosis van 15 mg werkt 5 tot 6 uur, een dosis van 30 mg 8 tot 12 uur. Dit langer aanhoudend effect is bijzonder gunstig bij nachtelijke hoest. De excretie gebeurt nagenoeg enkel via de nieren onder de vorm van vrije of geconjugeerde metabolieten. Bij de meeste personen wordt niet-gemetaboliseerde
dextromethorfaan broomhydraat slechts in zeer geringe hoeveelheid in de urine teruggevonden, vaak minder dan 1 % van de ingenomen dosis. De grote verschillende geëxcreteerde vormen zijn toe te schrijven aan interindividuele verschillen in het levermetabolisme. De halfwaardetijd van dextromethorfaan broomhydraat bedraagt 1,5 tot 2,5 uur; de halfwaardetijd van de metabolieten bedraagt 1,5 tot 5 uur. Guaifenesine wordt snel en volledig geabsorbeerd uit het maag-darmkanaal. De piekplasmaconcentratie wordt 15 tot 30 minuten na inname bereikt en de plasmahalfwaardetijd bedraagt ongeveer 45 min. Guaifenesine wordt in de lever gemetaboliseerd, waar het een O- demethylering ondergaat onder invloed van het O-demethylase dat zich in de levermicrosomen bevindt. Guaifenesine wordt snel en nagenoeg volledig in de urine uitgescheiden; 81 % van de ingenomen hoeveelheid guaifenesine wordt 4 uur na toediening in de vorm van metabolieten (glucuroniden en sulfaten) in de urine teruggevonden en 95 % na 24 uur. De twee metabolieten die in de urine worden teruggevonden, zijn B-(2-methoxyfenoxy)-azijnzuur en B-(4-hydroxy-2- methoxyfenoxy)-melkzuur. 5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie, toxiciteit bij herhaalde dosering, genotoxiciteit, carcinogeen potentieel, reproductie- en ontwikkelingstoxiciteit. 6. FARMACEUTISCHE GEGEVENS 6.1 Lijst van hulpstoffen Ethanol 96% Watervrij citroenzuur Natriumsaccharine Natriumbenzoaat (E211) Glycerol Kersenaroma Maltitol vloeistof (E965) Gezuiverd water 6.2 Gevallen van onverenigbaarheid Niet van toepassing. 6.3 Houdbaarheid 30 maanden 6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren Bewaren bij kamertemperatuur. 6.5 Aard en inhoud van de verpakking Doos met een fles met 200 ml siroop. 6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften. 7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN Laboratoires SMB N.V. Herdersliedstraat 26-28 1080 Brussel Tel : +32 2 411 48 28 Fax : +32 2 411 28 28 E-mail : mailcontact@smb.be 8. NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN BE180564 9. DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/HERNIEUWING VAN DE VERGUNNING Datum van eerste verlening van de vergunning: 14 february 1997 Datum van laatste verlenging: 14 maart 2014 10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST 10/2016. Goedkeuringsdatum van de SKP :11/2016 Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website FAGG: http://bijsluiters.fagg-afmps.be