LES: Vallende sommen 2 DOEL oefenen van het snel berekenen of schatten van de uitkomst van keersommen; bewust worden dat keersommen met grotere getallen een groter getal als uitkomst hebben; oefenen van het gebruik van strategieën bij het snel berekenen of schatten (bijv. één meer/minder, verdubbelen). BENODIGDHEDEN Per leerling werkblad "Aan welke som denk je? (zie p. 6) potlood en gum AFBEELDING SPELLETJE 1
1. Les deel 1: Aan welke som denk je? De kinderen hebben een potlood en gum. U vraagt of ze nog weten wat hulpsommen (of vriendjessommen) zijn. Wanneer gebruik je ze? U deelt het onderstaande werkblad uit. U vertelt dat u snel wilt weten of het antwoord van de eerste keersom (u wijst de bovenste keersom aan: 9x8) boven of onder de 50 is (u wijst de vakken 0-50 en 50-100 aan). U vraagt: Wie kan hier een hulpsom bij bedenken? Schrijf die hulpsom in het denkwolkje. Weet je nu ook of het antwoord van 9x8 boven of onder 50 is? Zet dan in het goede antwoordhok een kruis. Werkblad Aan welke som denk je? U observeert hoe de kinderen werken en bekijkt alvast welke sommen er bedacht zijn. Na ongeveer een minuut legt u het werk stil. U vraagt welke som(men) er bedacht zijn (bijv. 10x8). Laat vertellen waarom juist die som. U vult de som(men) in op het werkblad op het (digitale) schoolbord. U vraagt: Wist je snel of het antwoord boven of onder 50 uitkwam? 2
U geeft nu de opdracht de rest van het werkblad af te maken. Zeg de kinderen dat ze moeten proberen om zo snel mogelijk te weten of het antwoord boven of onder 50 uitkomt. (U kunt steeds na ongeveer 20 seconden een seintje geven om de volgende som te maken.) Na een paar minuten legt u het werk stil. Op het (digitale) schoolbord staat hetzelfde werkblad als de kinderen hebben. U geeft bij elke som een aantal kinderen een beurt om te vertellen welke hulpsom ze erbij bedacht hebben. Zorg dat aan bod komt: - Heb je alle opdrachten snel kunnen maken? - Kon je snel een hulpsom bedenken? Welke? (bijv. omkering, verdubbelen, halveren, 1x meer of minder) - Hoe wist je welk antwoordvak je moest aankruisen? Vergelijk de verschillende strategieën nog niet, maak de kinderen er alleen van bewust dat deze strategieën er zijn. 2. Speelsessie 1 Dan zegt u dat de kinderen een spelletje mogen spelen op de computer (alleen of in tweetallen), waarbij ze snel moeten bepalen in welk vak de som hoort. Laat de kinderen zien hoe ze naar de spelletjeswebsite kunnen gaan, door op het digibord of op een computer naar de website te gaan. De leerlingen kunnen eerst op het voorbeeldfilmpje klikken om een filmpje te bekijken waarin wordt uitgelegd hoe het spelletje werkt. Als ze op het plaatje bij het spelletje klikken, kunnen ze het spelletje gaan spelen. Zorg dat de kinderen eerst het voorbeeldfilmpje bekijken: laat het klassikaal zien of individueel. Laat de kinderen 10 minuten het spelletje spelen, alleen of in tweetallen. Afhankelijk van het aantal beschikbare computers spelen de kinderen allemaal tegelijk of om beurten. U hervat de les met de deel 2 als alle kinderen het spelletje hebben gespeeld. 3. Les deel 2 In dit deel wordt het spelletje klassikaal nabesproken. Doel is om het schatten en snel uitrekenen van keersommen, door middel van strategieën, onder de aandacht te brengen. Het is de bedoeling dat u de kinderen het nut van deze strategieën zelf laat ontdekken, door de volgende vragen te stellen: - Kon je elk sommetje ongeveer uitrekenen/schatten voordat het sommetje beneden was? - Vond je het moeilijk? Wat? - Hoe rekende je? Laat verschillende strategieën aan de orde komen: verdubbelen, de helft, een keer meer of minder, omkeren. Laat kinderen aan de hand van keersommen uit het spel vertellen waarom een bepaalde strategie is gekozen. - Zijn er nog andere manieren om snel het antwoord te weten? (bijv. schatten) 3
- Welke manier vind je het handigst? Waarom? Welke manier gaat het snelst? - Moet je elk antwoord heel precies weten? Waarom wel/niet? - Wat deed je als je het niet snel genoeg wist? (gokken of de som naar het midden laten zakken?) Wat is het handigst? Waarom? Sluit de les af door te vragen naar het aantal behaalde punten. Wie is tot nu toe de kampioen? 4
4. Speelsessie 2 Laat de kinderen hierna nog 10 minuten spelen met het spelletje. Dit kan meteen na deel 2 van de les of op een later moment. 5
Werkblad "Aan welke som denk je?" (Spel "Vallende sommen 2 )