AKTE UITLATING POSITIE ASPIRANT STUDENTEN. inzake. Groningen, hierna ook: RUG;



Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:GHAMS:2014:3549 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

3 oktober 2012 heeft plaatsgevonden, leidt niet tot een ander oordeel.

Zaaknummer : 2014/204 en 204.1

het college van bestuur van de Universiteit van Amsterdam (hierna: het college van bestuur), verweerder.

Zaaknummer : 2014/150 : mrs. Olivier, Borman, Hoogvliet Datum uitspraak : 16 december 2014 : Appellante en Vrije Universiteit Amsterdam

Zaaknummer : 2013/207 Rechter(s) : mr. Borman Datum uitspraak : 18 juli 2014 Partijen : Appellant tegen CBE Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden :

Bij beslissing van 14 april 2013 heeft het college van bestuur het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Zaaknummer : CBHO 2014/302 Rechter(s) : mrs. Borman, Troostwijk en Kleijn Datum uitspraak : 23 september 2015 Partijen : Appellant en Hogeschool van

ECLI:NL:RBAMS:2013:BY8038

Zaaknummer : 2013/020 en 020.1

COLLEGE VAN BEROEP VOOR DE EXAMENS. Uitspraak van het College van Beroep voor de Examens van Tilburg University

Zaaknummers : 2011/019 en 019.1

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

het college van bestuur van de Vrije Universiteit van Amsterdam, verweerder.

MEMORIE VAN ANTWOORD. inzake. Groningen, hierna ook: RUG; die de Universiteit van Tilburg, thans Tilburg

X wonende te Y, appellant, tegen het college van bestuur van de Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans verweerder,

Voor zover appellant aldus beoogt te betogen dat de bachelor- en masteropleiding Geneeskunde als één opleiding

Bij beslissing van 28 augustus 2013 heeft de examencommissie van de opleiding Informatica appellant een negatief bindend studieadvies gegeven.

Zaaknummer : CBHO 2015/083 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 26 januari 2016 Partijen : appellant en Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden :

Zaaknummer : 2013/136

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Tweede Meervoudige Belastingkamer. een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Ondernemingen Y, de inspecteur.

het College van Beroep voor de Examens van de Haagse Hogeschool (hierna: het CBE), verweerder.

ECLI:NL:GHARL:2015:5534 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Zaaknummer : 2014/038 Rechter(s) : mr. Kleijn Datum uitspraak : 28 juli 2014 Partijen : Appellant tegen het CvB van Hogeschool van Amsterdam

'141 SEP 201. de Rechtspraak. Gerechtshof Amsterdam. Afdeling civielrecht en belastingrecht. mr. L.C.J. Sprengers Postbus SC Utrecht

Zaaknummer : CBHO 2014/060 Rechter(s) : mr. Borman Datum uitspraak : 18 juni 2014 Partijen : Appellant tegen CBE Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden

het College van Beroep voor de Examens van de Hogeschool Utrecht (hierna: het CBE), verweerder.

Rechtbank Amsterdam CV EXPL Civiel recht. Eerste aanleg - enkelvoudig. Rechtspraak.nl

Regeling inschrijving, collegegeld en examengeld

CONCLUSIE VAN ANTWOORD tevens houdende (DEELS: VOORWAARDELIJK) INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP

Zaaknummer: 2000/026 en 2000/026.1 Rechter(s): mr. Olivier Datum uitspraak: 22 mei 2000 X tegen het college van bestuur van de Universiteit Leiden

het College van bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0856

Zaaknummer : CBHO 2015/104 Rechter(s) : mrs. Olivier, Van der Spoel en Verheij Datum uitspraak : 5 november 2015 Partijen : Appellante en

Uitspraak in de zaak tussen: [naam appellant], wonende te [naam woonplaats], appellant,

Zaaknummer : 2013/129

Zaaknummer : CBHO 2015/033 Rechter(s) : mrs. Olivier, Lubberdink en Troostwijk Datum uitspraak : 7 augustus 2015 Partijen : Appellant en

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN4493

Zaaknummer : 2014/001/CBE en 2014/001.1

Zaaknummer : 2013/261

ECLI:NL:GHDHA:2014:2773


tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013, nummer AWB 13/915, in het geding tussen belanghebbende

Zaaknummer : 2012/220 en 220.1

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643

Verweerder heeft op 7 november 1995 een verweerschrift ingediend.

LJN: BJ4855,Sector kanton Rechtbank Haarlem, zaak/rolnr.: / CV EXPL

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308

ECLI:NL:GHARL:2015:9831

het College van Beroep voor de Examens van de Vrije Universiteit Amsterdam (hierna: het CBE), verweerder.

ECLI:NL:RBNNE:2016:4001

het College van Beroep voor de Examens van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (hierna: het CBE), verweerder.

Zaaknummer : CBHO 2016/180.5 Rechter(s) : mr. Streefkerk Datum uitspraak : 2 november 2016 Partijen : appellant en CBE Hogeschool Inholland

Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER. BESCHIKKING van 20 december 2011 in de zaak met zaaknummer

het college van beroep voor de examens van de Saxion Hogeschool (hierna: CBE), verweerder.

ECLI:NL:GHAMS:2016:753 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHDHA:2017:647


ECLI:NL:GHSHE:2017:317

ECLI:NL:RBDHA:2015:3059

m UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM

ECLI:NL:CRVB:2016:3325

: American Express Services Europe Limited, gevestigd te Amsterdam, verder te noemen Amex

In beroep in belastingzaken (oktober 2015) In beroep gaan De behandeling van de zaak In beroep gaan Hoe stelt u beroep in cassatie in U stelt beroep

ECLI:NL:RBALK:2011:BQ1956

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558

ECLI:NL:RVS:2004:AR4275

ANONIEM BINDEND ADVIES

ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834

Regeling contractonderwijs webversie 13 februari 2015

Hoge Raad der Nederlanden Zitting van 10 juli 2015 Rolnr. 2014/6007. Schriftelijke toelichting van mr. M.W. Scheltema. inzake

ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ6219

de voorzitter van het managementteam van de eenheid Belastinqdienat^ÉI^ van de rijksbelastingdienst, hierna: de Inspecteur,

Zaaknummers : CBHO nrs. 93/69 t/m 93/73

Hof: medisch advies behoeft niet te worden overgelegd

Zaaknummer : 2014/282 en Datum uitspraak : 26 januari 2015 : Verzoeker en Hogeschool Rotterdam

GERECHTSHOF AMSTERDAM

1.2 [naam creditcardmaatschappij] heeft een op 4 februari 2016 door de Commissie van Beroep ontvangen verweerschrift ingediend.

ECLI:NL:GHAMS:2012:4344 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie

Zaaknummer : CBHO 2013/233 Rechter(s) : mr. Lubberdink Datum uitspraak : 13 juni 2014 Partijen : Appellant tegen de Hogeschool Inholland Trefwoorden

het college van bestuur van de Universiteit Leiden, gevestigd te Leiden, verweerder.

ECLI:NL:GHARL:2015:20

het college van bestuur van de Hogeschool van Amsterdam (hierna: de hogeschool), verweerder.

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE

U I T S P R A A K

Jaarverslag Geschillenadviescommissie Hogeschool van Amsterdam

Taalvouchers. Toelichting & Voorwaarden

ECLI:NL:OGEAA:2016:286

1. Procedure. 2. Feiten

JIN 2013/174, Hof Arnhem-Leeuwarden, , ECLI:NL:GHARL:2013:6823, , (annotatie) ECLI:NL:GHARL:2013:6823

Zaaknummer : 2013/235

ECLI:NL:CRVB:2015:3533

ECLI:NL:RBDOR:2009:BI7963

Zaaknummer : CBHO 2015/254 Rechter(s) : mr. B.K. Olivier Datum uitspraak : 13 januari 2016 Partijen : appellante en CBE Hogeschool Inholland

ECLI:NL:GHARL:2016:8884

ECLI:NL:RBZWB:2017:3691

Vertrouwensbeginsel, terugwerkende kracht Artikelen: WHW art lid 1,3 en 4, Uitvoeringsbesluit WHW art. 2.1 en 2.2 lid 1, Awb art.

ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1901

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

Transcriptie:

Gerechtshof Amsterdam Zaaknummer: 200.125.414/01 Roldatum: 25 maart 2014 AKTE UITLATING POSITIE ASPIRANT STUDENTEN inzake t. de Rijksuniversiteit Groningen, gevestigd te Groningen, hierna ook: RUG; 2. de Stichting Katholieke Universiteit van Brabant, die de Universiteit van Tilburg, thans Tilburg University, in stand houdt, gevestigd te Tilburg, hierna ook: TiU; 3. de Universiteit van Amsterdam, gevestigd te Amsterdam, hierna ook: UvA; 4. de Universiteit Maastricht, gevestigd te Maastricht, hierna ook: UM; 5. de Universiteit Utrecht, gevestigd te Utrecht, hierna ook: UU en 6. de Vereniging voor Christelijk Hoger Ondeijs. Wetenschappelijk Onderzoek en Patiëntenzorg, thans Stichting VU-VUmc, die de Xjj Universiteit in stand houdt, gevestigd te Amsterdam, hierna ook: VU hierna ook gezamenlijk: de universiteiten, geïntimeerderi, procesadvocaat: mr. W.E. Pors advocaten: mr. W.E. Pors en rnr. L. van Huizen en

i. de Stichting Katholieke Universiteit, die de Radboud Universiteit Nijmegen in stand houdt, gevestigd te Nijmegen, hierna ook: RUN, geïntimeerde, procesadvocaat: mr. F.A.M. Knüppe advocaat: mr. H.A. Hoving en 2. de Universiteit Leiden, gevestigd te Leiden, hierna ook: UL, geïntimeerde, procesadvocaat: mr. E.J. Daalder advocaten: mr. E.J. Daalder en mr. M.L. Batting tegen de Stichting Collectieve Actie Studenten, gevestigd te Utrecht, hierna ook: SCAU, appellante, procesadvocaat: mr. M. Kaikwiek 2

A. INLEIDING De universiteiten (RUG, TiU, UvA, UM, UU en VU) reageren bij akte uitlating op het door SCAU eerst bij pleidooi in hoger beroep geformuleerde verweer dat het door de digitale inschrijvingsprocedure van de Universiteiten feitelijk onmogelijk is dat een aspirant-student zich inschrijft voor een volgtijdige studie en in bezwaar en beroep komt tegen de hoogte van het instellingscollegegeld waarbij dat beroep ook wordt afgerond, voordat hij dit collegegeld daadwerkelijk verschuldigd wordt of dit bij hem wordt geïnd. 2. Daarbij heeft het Hof in haar arrest van ii februari 2014 de universiteiten verzocht met name aandacht te besteden aan de in rechtsoverweging 2.17 genoemde punten (A) tot en met (H) zoals die door de SCAU zijn uitgewerkt in paragraaf 4.2 van haar pleitnota. Het betreft daar stellingen over hoe de Universiteiten zouden omgaan met aspirant-studenten, waaruit zou blijken dat zij bij inschrijving hoe dan ook gedwongen worden het instellingscollegegeld te betalen. Dat is onjuist. 3. Hierna zal eerst namens alle universiteiten in het algemeen op de problematiek worden ingegaan. Daarna zal nog per universiteit op de stellingen van de SCAU worden ingegaan. In deze akte zal niet ingegaan worden op de toepassing van de hardheidsclausule. Langs die weg kan weliswaar in individuele gevallen een verlaging van het instellingscollegegeld worden verkregen, veelal zelfs tot de hoogte van het wettelijk collegegeld, maar de SCAU wil de hoogte van het instellingscollegegeld nu juist aanvechten los van eventuele individuele omstandigheden. Niettemin, de mogelijkheid om toepassing van de hardheidsclausule te verzoeken bestaat natuurlijk wel. 4. De universiteiten ontkennen al hetgeen door de SCAU is aangevoerd, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, tenzij zij dat hierna ondubbelzinnig en uitdrukkelijk erkennen. Verder handhaven de universiteiten alle in eerste aanleg gevoerde verweren. Zij verzoeken die als hier herhaald en ingelast te beschouwen. 5. SCAU stelt in paragraaf 4.1 van haar pleitnota dat artikel 7.37 lid 2 en 3 WHW bepalen dat niet tot inschrijving wordt overgegaan dan nadat het bewijs is overgelegd dat het verschuldigde collegegeld is of wordt voldaan door de 3

student of een ander en dat als aan deze vereisten is voldaan, de betrokkene als student wordt ingeschreven. 6. In paragraaf 4.2 van haar pleitnota voert de SCAU onjuist aan dat, doordat inschrijving geschiedt middels Studielink, er direct een digitale machtiging tot incasso van het collegegeld moet worden afgegeven of moet worden verklaard dat Op een andere wijze (Overschrjven/pinnen/beurs) zal worden betaald. De SCAU neemt het standpunt in dat de betrokkene, via de inschrijvingsmodule van Studielink, daarmee voldoet aan het bepaalde in artikel 7.37 lid 2 dan wel lid 3 WHW en dat de betrokkene bij het succesvol afronden van het inschrijvingsverzoek, waarmee een inschrjvingsbesluit wordt uitgelokt, als student is ingeschreven. 7. De SCAU concludeert vervolgens ten onrechte dat het feitelijk onmogelijk is om als aspirant-student een inschrijvingsbesluit uit te lokken zonder ingeschreven te zijn en dus instellingscollegegeld verschuldigd te zijn. Hierbij wijst de SCAU op de in punt (A) tot en met (H) uiteengezette incassoregelingen van de universiteiten en refereert hierbij aan productie 4 t/m 12 SCAU. B. ASPIRANT-STUDENTEN - ALGEMEEN 8. Vooropgesteld dient te worden dat alle studenten en alle aspirant-studenten altijd op grond van artikel 7.66 WHW in beroep kunnen gaan tegen een beslissing van een universiteit met betrekking tot het instellingscollegegeld dat zij bij inschrijving dienen te betalen. 9. Ten onrechte wordt gesteld dat een aspirant-student eerst het instellingscollegegeld zou moeten betalen voordat hij in beroep kan gaan bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs (CBHO). io. Dat het CBHO bevoegd is op grond van artikel 7.66 Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (WHW) staat tussen partijen vast. Artikel 7.59a lid 3 WHW bepaalt dat onder de betrokkenen die op grond van artikel 7.66 beroep kunnen instellen, ook de aanstaande student valt. Voldoende is dus dat er een beslissing tot inschrijving op grond van artikel 7.32 WHW of een vergelijkbaar besluit is, waarin aan de student de voorwaarde wordt opgelegd om het op grond van artikel 7.46 verschuldigde 4

in namelijk Bird & Bird instellingscollegegeld te betalen. Op grond van artikel 7.37 wordt tot die inschrijving niet overgegaan dan nadat het bewijs is overgelegd dat het verschuldigde collegegeld is of wordt voldaan, maar dat volgt dus nadat het besluit tot inschrijving is genomen. Als de aspirant-student de inschrijving tijdig aanvraagt, kan hij het beroep bij het CBHO doorlopen hebben voordat hij daadwerkelijk het collegegeld moet betalen. ii. Het CBHO gaat overigens ruimhartig om met de ontvankelijkheid van beroepen met betrekking tot de hoogte van het instellingscollegegeld. De inschrijving hoeft namelijk nog niet afgerond te zijn om al in beroep te kunnen gaan, zoals blijkt uit een uitspraak van 22 mei 2000, zaaknummer 2000/026. Een student kan zelfs in beroep gaan tegen een negatief besluit op een verzoek om aan hem geen instellingscollegegeld in rekening te brengen, zoals blijkt uit een uitspraak van 9juli 2013, zaaknummer 2013/054. 12. Dat een aspirant-student door inschrijving aan te vragen het instellingscollegegeld onomkeerbaar verschuldigd zou zijn is evenmin juist. Immers, nadat het besluit genomen is en daartegen een rechtsrniddel is ingesteld, geldt nog steeds onverkort dat op grond van artikel 7.37 niet tot daadwerkelijke inschrijving wordt overgegaan dan nadat het bewijs is overgelegd dat het verschuldigde collegegeld is of wordt voldaan. Komt dat bewijs er niet, dan wordt de inschrijving niet voltooid en heeft de student ook niet de verplichting om het instellingscollegegeld te betalen. 13. Wanneer er een besluit tot inschrijving is, ontvangt de student een (al dan niet digitale) machtiging tot betaling van het instellingscollegegeld. Zolang hij die niet ondertekent, ontstaat er ook geen betalingsverplichting. Intussen kan hij uiteraard wel de bezwaar- en beroepsprocedure doorlopen. 14. Een aspirant-student kan dus een besluit tot inschrijving uitlokken, waarin ook de toepasselijke hoogte van het instellingscollegegeld wordt vastgesteld, zonder dat al een betalingsverplichting ontstaat. Indien door hem geen betaling wordt verricht en ook geen machtiging wordt ondertekend véér de feitelijke aanvang van het studiejaar, kan hij vooralsnog totdat hij dit wel heeft gedaan beginsel geen onderwijs volgen en geen tentamens afleggen. Op zich hoeft dat echter geen probleem te zijn, omdat als gezegd de procedure snel afgerond kan worden. 5

15. Voorafgaand aan een beroep bij het CBHO dient bezwaar te worden ingediend bij de universiteit. Dat geldt ook voor de bijzondere universiteiten TU en VU. Tijdens de loop van de bezwaarprocedure worden geen incassomaatregelen genomen, zelfs als al wel na ontvangst van het inschrijvingsbesluit door de student een betalingsverplichting is aangegaan. De student kan dus de bezwaarprocedure doorlopen zonder te hoeven betalen. i6. Is het bezwaar gegrond, dan heeft de student uiteraard geen probleem. 17. Is het bezwaar ongegrond, dan kan de student in beroep bij het CBHO. Als hij er voor kiest om niet in beroep te gaan, heeft hij twee mogelijkheden. Hij kan alsnog de hoogte van het instellingscollegegeld accepteren en dit dus betalen. Hij kan er ook voor kiezen om verder af te zien van het volgen van de opleiding. Als hij nog geen machtiging had getekend en nog geen betalingen had gedaan, is de zaak daarmee afgedaan. Als hij bijvoorbeeld intussen wel een machtiging had getekend, geldt dat hij op grond van artikel 7.42 lid 1 en 7.48 lid 4 WHW in ieder geval geen collegegeld verschuldigd is vanaf de eerstvolgende maand nadat hij dit aan de universiteit heeft laten weten. Is op dat moment al een deel van het studiejaar verstreken, dan kan hij voor dat deel op grond van artikel 7.48 WHW vermindering van collegegeld vragen; op grond van artikel 7.48 lid 5 W.HW is dat in verband met de bekostiging immers slechts uitgesloten voor het wettelijk collegegeld, maar hier gaat het juist om niet-bekostigd onderwijs waarvoor het wettelijk collegegeld niet geldt. De universiteit kan dus aan zo n verzoek tegemoet komen. Het ligt voor de hand dat aan zo n verzoek ook daadwerkelijk tegemoet wordt gekomen. Ook is het mogelijk dat de inschrijving geheel geannuleerd wordt, waarbij uiteraard wel de eventueel intussen behaalde resultaten vervallen. i8. Als de student in beroep gaat bij het CBHO, terwijl hij intussen wel zijn inschrijving heeft afgerond en de verplichting is aangegaan dat het collegegeld zal worden betaald (bijvoorbeeld om alvast onderwijs te kunnen volgen), dan ligt het voor de hand dat in de regel gedurende de loop van het beroep geen incassomaatregelen worden genomen. De Universiteiten willen op dit punt echter nog geen onvoorwaardelijke toezegging doen, omdat in theorie misbruik gemaakt zou kunnen worden van de beroepsmogelijkheid om een betalingsverplichting zo lang mogelijk uit te stellen (door bijvoorbeeld de beroepsprocedure langdurig te rekken). Echter, indien in een dergelijk geval 6

door een Universiteit wel aanspraak zou worden gemaakt op daadwerkelijke betaling, kan de student dat altijd laten toetsen via een verzoek tot schorsing van de betalingsverplichting als voorlopige voorziening bij de voorzitter van het CBHO op grond van artikel 7.66 lid 2 WHW jo artikel 8:81 Awb. Dat is een eenvoudige en snelle procedure. 19. Conciuderend is het, in tegenstelling tot wat de SCAU beweert, wel degelijk mogelijk om als aspirant-student, niet zijnde een ingeschreven student, een inschrijvingsbesluit uit te lokken zonder ingeschreven te zijn en dus zonder instellingscollegegeld verschuldigd te zijn. C. BESPREKING VAN PUNTEN (A), (C) TOT EN MET (E), (G) EN (H) PuntA ten aanzien van TiU 20. in paragraaf 4.2 onder punt (A) van haar pleitnota stelt de SCAU dat uit Productie 7 SCAU volgt dat studenten aan de Tilburg University (hierna: TiTJ) worden uitgeschreven indien het \ erschuldigde collegegeld niet tijdig is voldaan. 21. Duidelijk wordt juist uit deze productie dat dit screenshot van de website van TiU ziet op de wijze van het betalen van het collegegeld. Het onderdeel dat de SAU in haar pleitnota aanhaalt valt onder het kopje betalingsachterstand, bovendien moet er duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen de aanmelding en de daadwerkelijke inschrijving. 22. De aanmelding (dat wil zeggen een verzoek tot inschrijving) loopt inderdaad via Studielink, echter TiU werkt (nog) niet met een digitale machtiging. Op het moment dat een student zich aanmeldt in Studielink, worden de gegevens omtrent graadverleden opgehaald via de DUO. Daarna ontvangt de student per e-mail een machtiging voor de voldoening van het collegegeld. Op deze machtiging wordt het tarief vermeld dooi een feitelijke vaststelling van de gegevens op grond waarvan een student het instellingscollegegeld verschuldigd is. Deze machtiging wordt door TiU gezien als een besluit waartegen de student bezwaar kan aantekenen, dit is de toepassing van de Regeling Inschrijving en Collegegeld op deze student. Tegen de machtiging is in het verleden een aantal keren bezwaar aangetekend en dit werd door de 7

geschillenadviescommissie van TiU in behandeling genomen. Vervolgens is uiteraard beroep mogelijk bij het CBHO. 23. De hierboven besproken machtigingen worden door TiU verstuurd vanaf juni. Dat betekent dus dat de student vanaf dat moment bezwaar kan indienen bij de geschillenadviescommissie. De student is dan nog niet verplicht om de machtiging ook daadwerkelijk te ondertekenen en terug te sturen, maar de inschrijving wordt zonder ingevulde machtiging niet voltooid (artikel 7.37 lid 2 WHW). Voor inschrijving per i september kan het insturen van de machtiging nog tot eind september. Een aspirant-student kan dus wel degelijk een besluit uitlokken, zonder dat hij ook daadwerkelijk ingeschreven raakt en collegegeld verschuldigd is. Punt C ten aanzien van de VU 24. In paragraaf 4.2 onder punt (C) van haar pleitnota stelt de SCAU dat uit Productie 12 SAU, de Algemene Voorwaarden betaling collegegeld, volgt dat studenten aan de Vrije Universiteit (hierna: VU) bij wanbetaling van het collegegeld aansprakelijk zijn voor eventuele schade. Overigens is dat dus iets anders dan een verplichting tot betaling van het instellingscollegegeld. 25. Bij de VU is de situatie als volgt. De e-mail die de VU uitstuurt waarin het instellingscollegegeld wordt vermeld wordt beschouwd als een besluit waartegen bezwaar en beroep kan worden ingesteld. Een bezwaar hiertegen wordt behandeld ongeacht of de aspirant-student al een machtiging heeft afgegeven of niet. Ook hier geldt derhalve dat de aspirant-student voordat hij een machtiging heeft afgegeven en dus is ingeschreven, bezwaar kan maken tegen de hoogte van het instellingscollegegeld. PuntD ten aanzien van dc (JIJ 26. In paragraaf 4.2 onder punt (D) van haar pleitnota stelt de SCAU dat uit Productie 4 en 5 SCAU volgt dat indien de student verzuimt collegegeld te betalen aan de Universiteit Utrecht (hierna: UU), een gerechtsdeurwaarder zal worden ingeschakeld.

- het - de Bird & Bird 27. Ook bij de UU geldt dat er een besluit komt over de hoogte van het collegegeld ook al is de inschrijvingshandeling niet voltooid en de student niet ingeschreven. Dit heeft zich in het verleden geregeld voorgedaan, met name toen studenten het niet eens waren met de langstudeerboete. De procedure daarbij is als volgt: student krijgt in Studielink bij de digitale machtiging het verschuldigde collegegeld te zien; - als betrokkene het niet eens is met de hoogte van het bedrag, stuurt hij een e-majl met diens bezwaren naar de Centrale studentenadministratie; betrokkene heeft dan nog niet de digitale machtiging ondertekend en er volgen zodoende ook geen incassomaatregelen, omdat er nog geen betalingsverplichting is aangegaan; hoofd van de Centrale Studentenadministratie neemt een individueel besluit waarbij de hoogte van het collegegeld voor betrokkene wordt vastgesteld; hiertegen kan betrokkene bezwaar maken; - als in de beslissing op bezwaar het bezwaar ongegrond wordt verklaard, kan betrokkene in beroep bij het CBHO; - als het CBHO het beroep tevens ongegrond zou verklaren, volgen er geen incassomaatregelen, aangezien er immers geen betalingsverplichting is nu betrokkene de digitale machtiging niet heeft ondertekend. 28. De door de SCAU overgelegde productie betreft de gang van zaken als de student wel al een betalingsverplichting is aangegaan én er volgens de UU geen aanleiding meer is om nog langer van incasso af te zien. Punt E ten aanzien van de UvA 29. In paragraaf 4.2 onder punt (E) van haar pleitnota refereert de SCAU aan Productie 6 SCAU hetgeen een e-mail is van de UvA aan een student die ten aanzien van het collegegeld een betalingsachterstand heeft. Daarbij wordt aangegeven dat indien de betalingsachterstand niet binnen twee weken is ingelopen, de vordering zal worden overgedragen aan een incassobureau. ()

30. De verwijzing naar deze productie, die ziet op een ander specifiek geval, ontbreekt iedere relevantie. Bij de UvA is het zo dat in geval van een lopend bezwaar er geen incassomaatregelen worden genomen. Er zal dus nimmer tijdens een lopend bezwaar een incassoprocedure worden gestart waardoor de situatie zoals geschetst in Productie 6 SCAU zich niet zal voordoen. 31. Bij de UvA wordt bij een bezwaar het collegegeld nog niet geïnd, noch een incassoprocedure opgestart. Als de student verliest kan hij kosteloos zijn inschrijving annuleren. Wel vervallen dan eventueel reeds behaalde resultaten. Kosteloos de inschrijving annuleren kan zelfs nog als de student verliest in beroep (met vanzelfsprekend hetzelfde gevolg voor eventueel behaalde resultaten). Punt G ten aanzien van de RUG 32. De SCAU verwijst naar een productie waaruit slechts blijkt dat bij een betalingsachterstand bij termijnbetalingen ontstaat, het gehele collegegeld opeisbaar wordt. Dat staat los van het aangaan van een betalingsverplichting. Punt H ten aanzien van de UM 33. De SCAU verwijst naar een productie waaruit slechts blijkt dat aangemaand wordt bij een betalingsachterstand. Dat staat los van het aangaan van een betalingsverplichting en zegt ook niets over incasso. C. Conclusie Als gezegd is het niet juist dat een aspirant-student eerst het instellingscollegegeld zou moeten betalen voordat hij in beroep kan gaan bij het CBHO. Uit het voorgaande rola evident dat een aspirant-student bezwaar kan maken tegen het inschrjvingsbesluit waarbij aan hem een bepaald collegegeld wordt opgelegd ook zonder een beroep te doen op de hardheidsclausule en zonder eerst te moeten betalen. Op die manier kan de student de hoogte van het instellingscollegegeld op een principiële manier aan de orde stellen bij de daartoe aangewezen rechter, het CBHO. Voor de civiele rechter is dan ook geen rol meer nodig. 10

De universiteiten concluderen tot verwerping van het beroep van de SCAU en bekrachtiging van het bestreden vonnis, zonodig met verbetering van gronden, alsmede tot veroordeling van de SCAU in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente. Waarvan akte! Advocaat 11