Beveiliger. Beveiliging Vragen- envan. opdrachtenboek. objecten

Vergelijkbare documenten
Beveiliger Vragen- en opdrachtenboek

Beveiliger Vragen- en opdrachten

WKPV I Lesboek 2018/2019

Particulier onderzoeker Wettelijke kaders

Particulier onderzoeker Wettelijke kaders

Persoonsbeveiliger Basis- en wetskennis

Beveiliger. Wettelijke kaders

Beveiliger Wettelijke kaders

Exameneisen Beveiliger (Crebonummer 25407)

BOA. Basisbekwaamheid

Wettelijke Kaders Publieke Veiligheid WKPV I

Beveiliger Wettelijke kaders

Als er sprake is van een incident op heterdaad (tijdens of kort na plegen) en het gaat om een mishandeling of een bedreiging met mishandeling:

Formeel Strafrecht, De Verdachte. Hoofdstuk 6 SPV pagina 2 t/m 12

Veiligheid in de samenleving 1 VEILIGHEID IN DE SAMENLEVING 1 (CBE28.1/CREBO:55031)

Wetboek van Strafrecht in het algemeen. Hoofdstuk 15 Lesboek Basisbekwaamheid Buitengewoon Opsporingsambtenaar

Handelen in kritieke situaties 2. Praktijkopdrachten

Werkboek Beveiliger 2

Inhoudsopgave. 3 Materieel strafrecht: opzet en schuld Inleiding 45

Beroepshouding. module 2. Sport, dienstverlening en veiligheid

1.21 Verkeer: dood/zwaar lichamelijk letsel door schuld in het verkeer (art. 6 WVW 1994)

Inhoudsopgave. Voorwoord 13. Aanbevolen literatuur 15. Afkortingenlijst 17. Hoofdstuk 1 Inleiding 19

Kwalificatiedossier: BOA OV Module 5 Samenwerking en assistentieverlening Toetsvorm: 20 Gesloten vragen Toetsduur: 45 minuten Cesuur: 68%

Coördinator beveiliging. Wettelijke kaders

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht

Toetsmatrijs BOA OV Module 4 Rechtskennis 24 mei 2017

Inhoudsopgave. Voorwoord / 5. Lijst van gebruikte afkortingen / 13. Het materiële strafrecht. 1. Inleiding / 17

Beveilig Bev eilig Bev ttelijke eiliging van kader object sen

Beveiliger. Werkboek. Serienummer: Licentie: Te activeren tot:

ANTWOORDEN KENNISQUIZ WETBOEK VAN STRAFVORDERING

Beveiliger. Werkboek. Serienummer: Licentie: Te activeren tot:

Inleiding. 1 Strafrecht

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Coördinator beveiliging. Beveiliging van gebouwen

Verkeersregelaar. ex:pla n. smart educational tools

HET WERK VAN DE OFFICIER VAN JUSTITIE

Algemene bepalingen. Transactie DDD. Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN.

WKPV II Lesboek 2018/2019


opleiding BOA Wetboek van Strafvordering

Inhoud. Voorwoord Chantage (art. 318 Sr) Verduistering (art. 321 Sr) Oplichting (art. 326 Sr) 37 4.

Wettelijke Kaders Publieke Veiligheid 1 WKPV 1

Beveiliger. Beveiliging van objecten basis. Waarnemen basis. Serienummer: Licentie: Te activeren tot:

Basiskennis Cameratoezicht

Oriëntatie op de particuliere recherchebranche 1 ORIËNTATIE OP DE PARTICULIERE RECHERCHEBRANCHE 1 (CBE16.1/CREBO:52694)

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11

Exameneisen Basiskennis alarmcentrales

Voor wie Straf(proces)recht vormt de basis voor iedereen die bij een financiële instelling werkzaam is op het gebied van veiligheid en integriteit.

Syllabus Burgerarrest. Academie

Gemeentewet. Hoofdstuk IX. De bevoegdheid van de raad. Artikel 151b

Proeftoets Beveiliger 2

BOA Basisbekwaamheid

Rapport. Een onderzoek naar een klacht over de inbeslagname van een scooter. Oordeel

1.04 Geeft het belang aan van het aan de hand van camerabeelden herkennen en identificeren van personen.

BOA PV. + combibon juni 2013/4 e druk lesboek. proces-verbaal = een woordelijk verslag van de gang van zaken

Exameneisen Event security

Colofon. Edu Actief b.v. Postbus KB Meppel

Handboek PROCES VERBAAL 2018

Exameneisen Diploma Coördinator beveiliging (Crebonummer en 25408) Examenonderdeel: Wettelijke kaders 3

Handboek nr. 2 PROCES VERBAAL 2019

Cameratoezicht. Geen wijzigingen in 2017

Toetsmatrijs BOA Basisbekwaamheid rechtskennis 1 januari 2017

Eerste Kamer der Staten-Generaal

TOEZICHT OPSPORING. Jan Willem van Veenendaal MEC.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

SPREEKBEURT POLITIE. Ga een dagje op stap met politieagent Arjan en leer meer over de politie

Artikel 1 2. Artikel 2

Voorwoord. Materieel strafrecht. Inleiding. 2 Bronnen van strafrecht 3 Voorwaarden voor strafbaarheid. De menselijke gedraging

Retouradres Postbus 511, 2003PB Haarlem

Cameratoezicht Wijzigingen gewijzigd: toegevoegd: toegevoegd: toegevoegd: * Autoriteit Persoonsgegevens.

Coördinator Wettelijke kaders

Coördinator Wettelijke kaders

Handhaver toezicht en veiligheid (HTV)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Beveiliger. Werkboek. Serienummer: Licentie: Te activeren tot:

Proeftoets E2 vwo4 2016

Hoofdstuk 1,2, en 4 van het boek Straf(proces)recht begrepen.

opleiding BOA Wetgeving adhv eindtermen

ARRESTANTENVERZORGING. Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek

Testnaam: Toets WKPV1 hfdst 1

STRAFRECHTELIJKE OPSPORING of HET BESTUURS- EN STRAFRECHTELIJK TRAJECT: ALGEMENE VERSCHILLEN

Categorie (a): bij het op heterdaad betrappen op het plegen van een strafbaar feit

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

HET BESTUURS- EN STRAFRECHTELIJK TRAJECT: ALGEMENE VERSCHILLEN

Woord Vooraf. You must unlearn what you have learned. Back, wetskennis. U heeft vast wel eens iemand horen roepen: Alleen een

Strafrecht. Bronnenboek. Mr. Lydia Janssen. Serienummer: Licentie: Voor het activeren van de licentie kijk op pagina 10 van dit boek.

Samenvatting Maatschappijleer Inleiding recht

Voorts klaagt verzoeker erover dat deze politieambtenaren hem ongepaste vragen hebben gesteld.

ECLI:NL:RBBRE:2005:AU8189

Deze brochure 3. Aanhouding en verhoor 3. Inverzekeringstelling 4. De reclassering 5. Verlenging van de inverzekeringstelling of niet 5

INHOUD. 103 Fiscale fraude / Ten geleide / 1

Rapport. Datum: 4 december 1998 Rapportnummer: 1998/540

ECLI:NL:RBAMS:2017:2714

Printdatum: Naam Interventieteam illegale aanmonstering verwerking: Reden: (*)nieuwe WBP-melding ( )wijziging van een WBP-melding FG

U wordt verdacht. * Waar in deze brochure hij staat, kan ook zij worden gelezen.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

Beveiliger Beveiliging Vragen- envan opdrachtenboek objecten 2018/2019

Inhoud Beveiliger Vragen- en opdrachten Inhoud Geschreven door: Dirk van den Heuvel 3

Colofon Copyright Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Samenstellers en uitgever zijn zich volledig bewust van hun taak een zo betrouwbaar mogelijke uitgave te verzorgen. Niettemin kunnen zij geen aansprakelijkheid aanvaarden op onjuistheden die eventueel in deze uitgave voorkomen. De uitgever meent alle rechten van afbeeldingen te bezitten of daar afspraken over te hebben gemaakt. Indien rechthebbenden toch een opmerking hebben, kunnen zij zich tot de uitgever wenden. crebo 25407 ISBN 978-94-92242-36-5 Adresgegevens ex:plain Disketteweg 6 Postbus 1230 3800 BE Amersfoort www.explain.nl Mei 2018 4

Inhoud Inhoud 1. Vragen Wettelijke kaders 8 1.1 Wet- en regelgeving 8 1.2 Wetboek van Strafvordering 11 1.3 Wetboek van Strafrecht 18 1.4 Wet Particuliere Beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus 26 1.5 Wet Wapens en Munitie 29 1.6 Opiumwet 32 1.7 Arbeidsomstandighedenwet 34 1.8 Algemene verordening gegevensbescherming 37 1.9 Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen 39 1.10 Wegenverkeerswet 43 2. Vragen Beveiliging van objecten 48 2.1 Veiligheidsorganisaties in Nederland 48 2.2 Het beroep beveiliger 51 2.3 Risicoanalyse en beveiligingsplan 55 2.4 Vormen van beveiligen 59 2.5 Optreden bij onregelmatigheden 65 2.6 Agressie 69 2.7 Brand 71 2.8 Brandpreventie- en repressie 76 Inhoud 3. Opdrachten en casussen Wettelijke kaders 82 3.1 Bevoegdheden 82 3.2 Poging, daderschap en medeplichtigheid 84 3.3 Strafuitsluitingsgronden 86 3.4 Strafbare feiten 89 3.5 WPBR 97 3.6 Wet Wapens en Munitie 98 3.7 Opiumwet 103 3.8 Arbowet 104 3.9 Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) 105 3.10 Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen 106 3.11 Wegenverkeerswet 110 4. Opdrachten en casussen Beveiliging van objecten 112 4.1 Veiligheidsorganisaties 112 4.2 Het beroep beveiliger 114 4.3 Risicoanalyse en beveiligingsplan 117 4.4 Vormen van beveiliging 123 4.5 Optreden bij onregelmatigheid 127 4.6 Agressie 133 5

4.7 Brand 137 4.8 Communicatie 140 4.9 Casussen 146 5. Specifieke rapportage 168 5.1 Rapportage 168 5.2 Casus 1 Bouwsteen BV 170 5.3 Casus 2 Chemtex BV 170 5.4 Casus 3 Unifood BV 171 5.5 Casus 4 Audioworld 171 5.6 Casus 5 Technica BV 172 5.7 Casus 6 Arab Oil BV 172 5.8 Casus 7 Interflora CV 173 5.9 Casus 8 PEC BV 173 5.10 Casus 9 Security BV 174 5.11 Casus 10 Eurorecreatie 174 5.12 Casus 11 PEC BV 175 5.13 Casus 12 Palermo BV 176 5.14 Casus 13 Impex BV 177 6. Algemeen 180 6.1 Websites 180 6.2 Woordenlijst 182 6

Vragen Wettelijke kaders H1

H1 Vragen Wettelijke kaders 1.1 Wet- en regelgeving Open vragen 1. Wat is het verschil tussen privaatrecht en publiekrecht? 2. Geef aan in de tabel of het gaat om publiek- of privaatrecht. Voorbeeld Privaat Publiek Sonja heeft ruzie met haar buurman over de schutting. Joop bekladt de muur van de buren. Jan heeft ruzie met zijn baas. Deze betaalt hem hierdoor geen loon. Mehmet heeft 2 weken geleden een TV gekocht. Deze wil hij terug brengen, maar de winkelier zegt dat het om ondeskundig gebruik gaat. Johan heeft ruzie met Sonja over de schutting. Johan wordt boos en slaat Sonja met de vlakke hand in haar gezicht. Nico is boos omdat de parkeerplek voor zijn huis steeds bezet is. Hij besluit een groot kruis op de weg te schilderen zodat andere mensen hier niet parkeren. De auto s die er toch parkeren bekrast hij. Klaas heeft iets te veel gedronken in de kroeg. Hij besluit toch naar huis te rijden. Jan rijdt door rood met zijn auto. Rob rijdt door rood met zijn fiets. Pim heeft recht op een deel van de erfenis van zijn overleden moeder. 3. Welke soorten rechtscolleges zijn er in Nederland en wie is bij die rechtscolleges de openbare aanklager. 4. Welke 3 uitspraken kan een rechter doen? Geef daarbij de reden aan van die uitspraak. 5. Wat zijn de hoofdstraffen en bijkomende straffen voor meerderjarigen die een rechter kan opleggen? 6. Wat zijn de maatregelen die een rechter kan opleggen? 8

Vragen wettelijke kaders MC vragen 1. Wat zijn normen? a. Normeringen waaraan een beveiligingsbeambte moet voldoen. b. Normeringen waaraan een beveiligingsbedrijf moet voldoen. c. De eisen om ISO gecertificeerd te worden. d. Leefregels. 2. Geef een voorbeeld van ongeschreven recht. a. Burenplicht op het platteland. b. Fietsers en voetgangers voorrang verlenen. c. De brandweer heeft bij gebruik van signalen altijd voorrang. d. Een politieagent van de verkeerspolitie mag altijd harder rijden dan de maximumsnelheid. 3. Wat is een ander woord voor ongeschreven recht? a. Gewoonterecht. b. Eerlijk recht. c. Feitelijk recht. d. Verzwegen recht. 4. Het geschreven recht kunnen we verdelen in: a. Volkenrecht en publiekrecht. b. Volkenrecht en privaatrecht. c. Publiekrecht en privaatrecht. d. Staatsrecht en internationaal recht. 5. Welk recht geeft regels die betrekking hebben op de relatie tussen burgers? a. Het strafrecht. b. Het formeel recht. c. Het privaatrecht. d. Het publiekrecht. 6. Welke van de onderstaande bewering(en) is/zijn juist? I Het privaatrecht regelt de rechtsbetrekking tussen de staat en haar organen enerzijds en het individu anderzijds. II Het publiekrecht regelt de rechtsverhouding tussen burgers onderling. a. Alleen I is juist. b. Alleen II is juist. c. I en II zijn juist. d. I en II zijn onjuist. 7. Publiekrecht behandelt onder andere rechtsgeschillen tussen: a. Burgers en burgers. b. Burgers en publiek. c. Overheid en burgers. d. Publiek en privépersonen. 9H1

8. Waarom is het voor een beveiliger belangrijk dat hij kennis heeft van een aantal strafrechtelijke bepalingen? a. Dat moet niet alleen een beveiliger, maar iedereen. b. Een beveiliger moet strafbare feiten volgens de wettelijke regels kunnen opsporen. c. Een beveiliger kan er in zijn werk mee te maken krijgen en het is belangrijk dat hij op de juiste manier optreedt. d. Een beveiliger werkt vaak samen met opsporingsambtenaren. Het is daarom belangrijk dat hij op de juiste manier zijn extra bevoegdheden gebruikt. 9. Waarom is, met name, het geschreven publiekrecht voor een beveiliger van belang? a. Omdat daarin regels zijn opgenomen wat wel en niet mag en er staat in welke bevoegdheden hij heeft. b. Omdat daarin ongeschreven regels worden uitgelegd, zodat hij weet hoe hij die ongeschreven regels moet toepassen. c. Omdat daarin regels zijn opgenomen die door mensen onderling zijn afgesproken, zodat hij bij een civielrechtelijk geschil aangesteld kan worden om te bemiddelen tussen de partijen. 10. Het Wetboek van Strafrecht zegt dat een rechter tijdens het onderzoek ter terechtzitting door wettige bewijsmiddelen overtuigd moet worden dat de verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft begaan. Wat wordt als wettige bewijsmiddelen erkend? a. Schriftelijke bescheiden, verklaringen van getuigen en verklaringen van de verdachte. b. Schriftelijke bescheiden, krantenverslagen en verklaringen van de verdachte. c. Aanwijzingen, geruchten en verklaringen van deskundigen. d. Eigen waarneming van de rechter, geruchten en roddels. 11. Wie zijn volgens het Wetboek van Strafrecht minderjarig? a. Personen tussen 0 en 18 jaar. b. Personen tussen 0 en 21 jaar. c. Personen tussen 12 en 18 jaar. d. Personen tussen 12 en 21 jaar. 10

Vragen wettelijke kaders 1.2 Wetboek van Strafvordering Open vragen 1. Uit welke 6 boeken bestaat het Wetboek van Strafvordering? 2. In welke 3 fasen is het Wetboek van Strafvordering onderverdeeld? 3. Wat is de definitie van een opsporingsambtenaar en welke 2 soorten opsporingsambtenaren zijn er? 4. Aan welke 3 voorwaarden moet een persoon voldoen om als verdachte aangemerkt te kunnen worden? 5. De buurvrouw van Ron vertelt dat ze van iemand uit de buurt heeft gehoord dat Christiaan gisteren tijdens het uitgaan iemand in elkaar heeft geslagen. Is Christiaan in dit geval volgens de wet een verdachte? Waarom (niet)? 6. Geef in onderstaand schema aan wat we mogen toepassen: Verdachte Dwangmiddelen Vervolging Jonger dan 12 jaar 12-18 jaar oud 18 jaar of ouder H1 7. Geef in onderstaand schema aan wie welke bevoegdheid uit het Wetboek van Strafvordering mag toepassen als er sprake is van een verdachte: Staande houden Aanhouden op heterdaad Aanhouden buiten heterdaad In beslagnemen Onderzoek kleding Onderzoek lichaam Beveiliger Opsporingsambtenaar (Hulp)officier van justitie 8. Welke dwangmiddelen/bevoegdheden heeft een beveiliger volgens het Wetboek van Strafvordering? Leg ook uit wat deze inhouden. 11

9. Welke uitspraken zijn juist? Motiveer uw antwoord. Een beveiliger mag iemand fouilleren. Een beveiliger mag iemand visiteren. Een beveiliger mag iemand dwingen zijn identiteitsgegevens te overhandigen. Een beveiliger mag iemand aanhouden buiten heterdaad. Een beveiliger mag iemand staande houden. Een beveiliger mag volgens het strafrecht iemand aan zijn kleding onderzoeken. Een beveiliger mag iets in beslag nemen. 10. Welke verschillende soorten van onderzoek aan de kleding en/of fouillering zijn er? Geef bij elke vorm aan welke wet de bevoegdheid geeft en wie de bevoegdheid heeft om dat onderzoek te doen. 11. Wat is de definitie van in beslag nemen en welke voorwerpen zijn vatbaar voor inbeslagneming? 12. Onder welke voorwaarden mag een opsporingsambtenaar iets in beslag nemen? 12

Vragen wettelijke kaders MC vragen 1. Uit hoeveel boeken bestaat het Wetboek van Strafvordering? a. 3 b. 4 c. 5 d. 6 2. In welke fasen wordt het strafprocesrecht onderverdeeld? a. Het verdachte-onderzoek, het onderzoek ter terechtzitting, de tenuitvoerlegging van de straf. b. Het voorbereidend onderzoek, het onderzoek ter terechtzitting, de tenuitvoerlegging van de straf. c. Het verdachte-onderzoek, het politieonderzoek, het onderzoek ter terechtzitting. d. Het voorbereidend onderzoek, het onderzoek ter terechtzitting, het hoger beroep. 3. Wie zijn volgens het Wetboek van Strafvordering opsporingsambtenaren? a. Alle personen belast met het opsporen van het strafbare feit. b. Alle ambtenaren belast met het opsporen van strafbare feiten. c. Alle personen belast met het opsporen van alleen misdrijven. d. Alle ambtenaren belast met het opsporen van overtredingen. 4. Een opperwachtmeester van de Koninklijke Marechaussee is: a. een beëdigd beveiliger. b. een algeheel opsporingsambtenaar. c. een buitengewoon opsporingsambtenaar. d. een algemeen opsporingsambtenaar. H1 5. Wie wordt in het Wetboek van Strafvordering bedoeld met Degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld voortvloeit. a. Een dader. b. Een verdachte. c. Een medeplichtige. d. Een uitlokker. 6. Welke van de onderstaande bewering(en) is/zijn juist? I Buitengewone opsporingsambtenaren zijn alle ambtenaren van een bijzondere afdeling zoals rechercheurs bij de politie. II Algemene opsporingsambtenaren zijn bevoegd om alle strafbare feiten op te sporen. a. Alleen I is juist. b. Alleen II is juist. c. I en II zijn juist. d. I en II zijn onjuist. 13

7. Multiple response vraag. Er zijn meerdere goede antwoorden. Wat zijn volgens het Wetboek van Strafvordering wettige bewijsmiddelen? a. Verklaring verdachte. b. Krantenartikelen. c. Schriftelijke bescheiden. d. Roddels. e. Eerdere veroordelingen. f. Verklaring van getuigen. g. Geruchten. h. Meningen. 8. Als beveiliger ziet u een man een etalageruit ingooien met een steen. Kunt u deze man aanmerken als verdachte? a. Ja. Er zijn feiten of omstandigheden waaruit een redelijk vermoeden van schuld blijkt. b. Nee. U bent als beveiliger hetzelfde als een burger en daarom mag u niet bepalen of iemand verdachte is. c. Nee. Het staat niet vast of de man de ruit opzettelijk heeft ingegooid. Dit moet eerst worden vastgesteld. d. Ja. In principe is iedereen altijd verdachte totdat het tegendeel wordt bewezen. 9. U bent als beveiliger werkzaam in een groot warenhuis. Tijdens uw surveillance ziet u een man die regelmatig nerveus om zich heen kijkt en lang stil blijft staan bij de duurdere parfums. U vertrouwt deze man niet en loopt op hem af. Op het moment dat hij u ziet, loopt hij snel naar buiten. Kan deze man als verdachte worden aangemerkt? a. Ja. Hij was kennelijk iets van plan. b. Nee. U hebt hem nog nooit eerder in het warenhuis gezien en wist dus niet wat hij van plan was. c. Nee. Er zijn geen feiten of omstandigheden die wijzen op een redelijk vermoeden. d. Ja. Er zijn feiten of omstandigheden die wijzen op een redelijk vermoeden. Een normale koper gedraagt zich niet zo. 10. Maak de volgende zin af: Als een persoon volgens het Wetboek van Strafvordering wordt gedagvaard, is er sprake van een verdachte: a. voordat de vervolging is ingezet. b. waarvan vaststaat dat hij het strafbare feit heeft gepleegd. c. waarvan wordt vermoed dat hij het strafbare feit heeft gepleegd. d. tegen wie de vervolging is gericht. 11. Tijdens een winkelsurveillance ziet een beveiliger een man iets wegnemen zonder te betalen. Hij kan de man echter niet direct aanhouden. De volgende dag komt hij de man weer tegen. Wat mag de beveiliger doen? a. De verdachte alsnog aanhouden. b. De verdachte staande houden. c. De opsporingsambtenaar informeren. d. De verdachte achtervolgen en bij zijn woning aanhouden. 14

Vragen wettelijke kaders 12. Multiple response vraag. Er zijn meerdere goede antwoorden. Welke bevoegdhe(i)d(en) heeft een beveiliger volgens het Wetboek van Strafvordering? a. Staande houden. b. Aanhouden op heterdaad. c. Visiteren. d. Onderzoek kleding. e. Onderzoek lichaam. f. In beslag nemen. g. Fouilleren. 13. Wat verstaat het Wetboek van Strafvordering onder aanhouden? a. Iemand beletten door te lopen en hem vragen mee te komen. b. Iemand laten stoppen door een stopteken te geven. c. Iemand ophouden om zijn personalia vast te stellen. d. Iemand rechtens van zijn vrijheid beroven. 14. Welke verplichting heeft een beveiliger wanneer hij een verdachte heeft aangehouden? a. Hij dient de verdachte ten spoedigste voor te geleiden aan een (hulp)officier van justitie. b. Hij dient de verdachte ten spoedigste over te dragen aan een opsporingsambtenaar. c. Hij dient de verdachte onverwijld voor te geleiden aan een (hulp)officier van justitie. d. Hij dient de verdachte onverwijld over te dragen aan een opsporingsambtenaar. 15. Welke van de onderstaande bewering(en) is/zijn juist? I Een aangehouden verdachte mag een beveiliger vast pakken als deze probeert weg te lopen. II Een verdachte is verplicht zijn identiteitsgegevens op te geven aan een beveiliger. a. Alleen I is juist. b. Alleen II is juist. c. I en II zijn juist. d. I en II zijn onjuist. H1 16. Wanneer mag een opsporingsambtenaar iemand staande houden? a. Alleen wanneer hij de verdachte op heterdaad betrapt. Dus niet buiten heterdaad. b. Alleen wanneer er sprake is van buiten heterdaad. Op heterdaad moet hij de verdachte aanhouden. c. Altijd, als er maar sprake is van een verdachte. d. Alleen wanneer hij de verdachte krijgt overgedragen van o.a. een beveiligingsmedewerker. 17. Wat is het doel van staande houden? a. De verdachte ter plaatse ophouden om daarna over te kunnen gaan tot de aanhouding van die verdachte. b. De verdachte van zijn vrijheid beroven. c. De verdachte ter plaatse ophouden voor het vaststellen van zijn personalia. d. De verdachte ter plaatse ophouden in afwachting van zijn voorgeleiding. 15