ANTWOORDEN KENNISQUIZ WETBOEK VAN STRAFVORDERING

Transcriptie

1 ANTWOORDEN KENNISQUIZ WETBOEK VAN STRAFVORDERING 1. Er is sprake van afpersing als iemand met geweld of met bedreiging daarvan, wordt gedwongen: A iets af te geven B een schuld aan te gaan C af te zien van een tegoed D gegevens met een geldwaarde in het handelsverkeer ter beschiking te stellen E gegevens ter beschikking te stellen Antwoord a, b, c en e 2. De bedreiging 'Ik zoek je binnenkort wel een keer op' is niet strafbaar. Antwoord True 3. Alleen de concrete bedreigingen die in artikel 285 van Wetboek van Strafrecht worden genoemd, zijn strafbaar. Antwoord True 4. Diefstal is A een geleend, gehuurd of geleased goed met opzet niet op tijd of helemaal niet terugbrengen met de bedoeling het te houden, zonder toestemming van de rechthebbende B het 'wegnemen' van enig goed zonder toestemming van de rechthebbende met de bedoeling het te houden

2 Antwoord B C een goed dat iemand onder zich heeft in verband met zijn werk zonder toestemming meenemen in de bedoeling het te houden 5. Hinderlijk volgen is hetzelfde als belaging. Antwoord False 6. Belaging is het lastigvallen door iemand te achtervolgen, op hinderlijke wijze contact op te nemen en soms te bedreigen. Antwoord False 7. Iemand die wederrechterlijk ergens is binnengedrongen of daar aanwezig is en na vordering niet vertrekt, wordt een dader genoemd in geval van A huisvredebreuk B lokaalvredebreuk C verboden toegang Antwoord A, B 8. Lokaalvredebreuk vindt plaats in A verboden private grond of water B een woning, een besloten lokaal of een besloten erf C gebouwen waar werk wordt verricht voor de landelijke overheid, de provincie of gemeente

3 Antwoord C 9. Huisvredebreuk is strafbaar als er sprake is van 1. wederrechtelijk binnendringen of wederrechtelijk aanwezig zijn 2. niet vertrekken na 1 of 2 keer vorderen door de bevoegde ambtenaar Antwoord False 10. men spreekt van een strafbare handeling bij openbaar dronkenschap wanneer er A ernstige overlast en/ of gevaar voor anderen wordt veroorzaakt B vervelend, aanstootgevend, storend, asociaal gedrag wordt vertoond Antwoord B 11. Een poging tot mishandeling is NIET strafbaar en een poging tot zware mishandeling is WELstrafbaar Antwoord TRUE 12. Er wordt gesproken van mishandeling als er sprake is van het toebrengen van zware pijn of zwaar lichamelijk letsel zonder redelijk doel Antwoord FALSE 13. Men spreekt van een misdrijf in geval van A openlijke geweldpleging B vernieling

4 C straatschenderij Antwoord A, B 14. Openlijke geweldpleging vindt plaats A overal B plaatsen waar publiek aanwezig is of waar publiek het geweld zou kunnen zien C op of aan de openbare weg of op enig voor het publiek toegankelijke plaats Antwoord B 15. vernieling is gericht op dieren of goederen Antwoord TRUE 16. Bij opzettelijke brandstichting wordt gesproken over brand veroorzaken en bij brand door schuld over brandstichten. Antwoord FALSE 17. Zowel bij opzettelijke brandstichting als brand door schuld is er sprake van strafbaar feit als er zich minstens 1 van drie omstandigheden voordoet. Welke 3 omstandigheden worden in het Wetboek van Strafrecht genoemd. A er was een reële kans op gevaar voor goederen B er was een reële kans op levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letstel C er is iemand zwaar gewond D er is iemand overleden Antwoord A, B, D

5 18. Hulp weigeren als iemand van de openbare macht eist dat iemand helpt, is de omschrijving van het begrip 'nalaten van hulp' Antwoord FALSE

6 ANTWOORDEN Kennisquiz WED WVGS WRO ea. wetten 1. De wet economische delicten kent? a. Misdrijven b. Overtredingen c. Misdrijven en overtredingen d. Misdrijven als ze opzettelijk zijn begaan en overtredingen Antwoord d is juist! 2. In de WED wordt, naast de omschrijving van het economisch delict, ook de strafmaat genoemd. De straf kan bestaan uit? a. Gevangenisstraf of een geldboete of een taakstraf van minimaal 2 weken b. Geldboete of een taakstraf en een eventueel bijkomende straf c. Gevangenisstraf, of een geldboete en een eventueel bijkomende straf d. Taakstraf en een geldboete Antwoord c is juist! 3. Met de controle op de WED kunnen de volgende personen belast zijn. Geef aan welke functionarissen belast mogen worden met deze controle? a. Controleurs van de belastingdienst b. Controleurs van de waterschappen c. Algemene opsporingsambtenaren d. Milieuopsporingsambtenaren e. Controleurs van de inspectie SZW f. Officieren van de KMAR Antwoorden a,b,d & e zijn juist! 4. De wet vervoer gevaarlijke stoffen geldt voor? a. Vervoer over de weg, door de lucht en over het spoor b. Vervoer over de weg, de binnenwateren, over het spoor en vervoer binnen de onderneming c. Vervoer op welke manier dan ook Antwoord b is juist! 5. De functionarissen die belast zijn met toezicht en naleving op de WVGS hebben bepaalde bevoegdheden. Welke onderstaande bevoegdheden zijn juist? a. Elke plaats betreden b. Elk voertuig kunnen laten stoppen bij een redelijk vermoeden

7 c. Zich laten vergezellen door personen die door hen zijn aangewezen d. Inzage hebben in documenten, documenten kopiëren of meenemen tegen ontvangstbewijs e. Voertuigen in beslagnemen Antwoorden a. c & d zijn juist! 6. Wie mogen in het kader van de WVGS verpakkingen openen en monsters nemen? a. Buitengewone opsporingsambtenaren b. Inspecteurs inspectie SZW c. Ambtenaren van de rijksverkeersinspectie d. Algemene opsporingsambtenaren Antwoord c is juist! 7. In de wet wapens en munitie wordt gesproken over categorieën. In welke categorie valt een revolver? a. Categorie I b. Categorie II c. Categorie III d. Categorie IV Antwoord c is juist! 8. In de Opiumwet wordt gesproken over hard en softdrugs. Welke stelling is juist? a. Het gebruik van softdrugs is niet strafbaar als dit voor eigen gebruik (gebruikshoeveelheid) is en het bezit van harddrugs is altijd strafbaar. b. Het gebruik van softdrugs is niet strafbaar als dit voor eigen gebruik (gebruikshoeveelheid) is, de verkoop van softdrugs is verboden en het bezit van harddrugs is altijd strafbaar. c. Het gebruik van softdrugs is niet strafbaar als dit voor eigen gebruik (gebruikshoeveelheid) is en het bezit en handel van harddrugs is altijd strafbaar. d. Het gebruik en de verkoop van softdrugs is niet strafbaar en het bezit, gebruik en verkoop van harddrugs is altijd strafbaar. Antwoord b is juist!