ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM FACULTEIT DER WIJSBEGEERTE HANDLEIDING VOOR HET SCHRIJVEN VAN OPDRACHTEN EN ESSAYS BINNEN DE OPLEIDINGEN FILOSOFIE en FILOSOFIE VAN EEN WETENSCHAPSGEBIED 1
I. Algemeen In Bachelor- en Masteropleidingen Filosofie en Filosofie van een Wetenschapsgebied worden studenten individueel en in groepsverband getoetst op het verwerken van wijsgerige teksten of het bespreken van wijsgerige thema s in (mini-)essays, papers en werkstukken. Hoewel de schrijfopdrachten per cursus qua vorm en inhoud sterk van elkaar kunnen verschillen, zijn er toch enkele richtlijnen te geven die u kunnen helpen bij het schrijven. Deze Handleiding biedt zowel schrijftips als randvoorwaarden voor de juiste omgang met gebruikte bronnen. II. Hoe pak ik het aan? Kleine schrijfopdrachten Dient u een concrete vraag te beantwoorden naar aanleiding van een thema of naar aanleiding van de literatuur behorende bij een bepaald cursusonderdeel, probeer dan eerst voor uzelf te bepalen welke onderdelen uit het (werk)college of uit de opgegeven teksten voor het antwoord relevant zijn. Vat vervolgens het antwoord in uw eigen woorden samen. Werk het antwoord op zo n manier uit dat u expliciet naar de filosofen of filosofische posities verwijst die in het (werk)college of in de tekst zijn besproken en die volgens u voor uw antwoord relevant zijn. Herlees altijd uw tekst en schaaf deze waar nodig bij. Werkstukken Voor grotere schrijfopdrachten dient u met de volgende zaken rekening te houden: 1) Als u zelf het onderwerp moet kiezen, stelt u zich dan eerst de volgende twee vragen: Waarover wil ik iets gaan schrijven? en Wat wil ik over dit onderwerp beweren? 2) Specificeer vervolgens een zo mogelijk nog beperktere vraag die als kernvraag kan fungeren: dit is uw probleemstelling. 3) Formuleer uw antwoord op deze vraag. Dit is uw these. De doelstelling van uw werkstuk is deze these in enkele argumentatieve stappen aannemelijk te maken. 4) Schrijf een inleiding waarin u uw probleemstelling en uw doelstelling aankondigt, en een samenvatting geeft van de weg daarnaartoe (dit zijn de opeenvolgende argumentatieve stappen die u denkt nodig te hebben, d.w.z. uw strategie ). 5) Deel hoofdstukken en alinea s in op grond van de diverse argumentatieve stappen in uw betoog. 6) Schrijf een conclusie waarin u een korte samenvatting geeft van het voorafgaande en een antwoord geeft op de vraag die u zich stelde. 7) Zorg ervoor dat u niets concludeert waarvoor u in de loop van uw betoog geen argumenten heeft ingebracht. 8) Toets uw inleiding aan het uiteindelijke resultaat en pas deze waar nodig aan. III. Schrijftips Inhoud 1) Begin met het expliciteren van de opdracht zelf. Als het gaat om een probleemstelling die u zelf heeft bedacht, geef dan aan waarom deze van belang is. Geef tevens kort aan hoe u de vraag wilt gaan beantwoorden. 2) Bouw uw betoog op zo n manier op dat u de lezer steeds op een overdreven manier deelgenoot maakt van de stappen in uw argument en houd daarbij telkens voor ogen wat de 2
algemene stelling is die u wilt verdedigen. 3) Gebruik voor elke stap in uw argumentatie één alinea. Een alinea dient te bestaan uit één hoofdgedachte en uit de uitwerking daarvan of de toelichting daarop. Enigszins schematisch, maar het proberen waard, is het volgende: maak het punt van elke alinea in de eerste zin van die alinea, zodat het achter elkaar zetten van de eerste zinnen een uittreksel oplevert van uw gehele betoog. 4) Streef helderheid en eenvoud na. Vermijd zijpaden. 5) Houd beschrijven en betogen strikt gescheiden: zorg ervoor dat de lezer weet wanneer u een positie van een ander samenvat en wanneer u interpreteert of een ander bekritiseert. 6) Geef uzelf elke keer wanneer u aan een tekst werkt één welomschreven opdracht. Dit voorkomt writer s block. 7) Gun uzelf tijd bij het schrijfproces. Laat uw stuk als het kan enkele dagen liggen en kijk er dan nog eens naar. Wanneer u gaat redigeren (uw tekst herschrijven), bewaar dan uw oude versie onder een andere naam zodat u eventueel kunt terugkomen op uw besluit bepaalde passages te schrappen. 8) Herlees alles wat u schrijft met een kritische blik en stelt u zich daarbij voor hoe een onbevooroordeelde lezer de door u geschreven tekst zou lezen. Zijn er opvallende hiaten, onduidelijkheden, irrelevante uitweidingen? 9) Vraag zo mogelijk een medestudent naar uw tekst te kijken. Het gaat er daarbij niet om dat diegene filosofisch overtuigd raakt, maar dat hij of zij checkt of de tekst goed loopt, of er nog onduidelijkheden zijn, de lijn van het betoog nergens hinderlijk wordt onderbroken, etc. Vorm 10) Zorg ervoor dat het eindproduct voldoet aan de algemeen geaccepteerde spellingsnormen en de grammatica van de taal waarin u schrijft. 11) Zorg dat uw stijl de lezer boeit. Wees kritisch! Zou u als lezer dóórlezen of juist afhaken? 12) Gebruik geen onnodig moeilijke woorden. Soms verdient het de voorkeur om technische termen onvertaald te laten. Overweeg dan of het nodig is deze, daar waar u ze voor het eerst gebruikt, van een korte toelichting te voorzien. 13) Schrijf termen of uitdrukkingen in vreemde talen cursief. 14) Onderbouw uw betoog met verwijzingen naar de bladzijdennummers van de besproken tekst of teksten. Wees zuinig met het geven van citaten. Geef alleen citaten om te illustreren wat u bedoelt, aan te tonen dat een auteur iets beweert, of als de formulering bijzonder treffend is. 15) Maak uw alinea's typografisch duidelijk als zodanig herkenbaar. Begin elke nieuwe alinea door een aantal letterposities in te springen. Spring steeds hetzelfde aantal posities in. 16) De eerste alinea van een nieuw hoofdstuk of een nieuwe paragraaf springt niet in. Begin de zinnen die bij één alinea horen niet steeds op een nieuwe regel, maar zet ze achter elkaar. 17) Maak citaten die langer zijn dan ongeveer twee regels typografisch herkenbaar door een aantal letterposities in te springen en door het gebruik van een kleiner lettertype. Zulke ingesprongen citaten dienen niet gecursiveerd te worden of te worden voorzien van aanhalingstekens. De eerstevolgende alinea na een ingesprogen citaat springt zelf niet in. 18) Het is toegestaan, en soms zelfs aan te bevelen, om citaten te vertalen; geef in dat geval de oorspronkelijke tekst in een voetnoot. 19) Gebruik voetnoten in de eerste plaats voor het geven van verwijzingen naar de gebruikte literatuur. Als u slechts één tekst gebruikt, is het niet nodig om voetnoten aan te brengen en kunt u, na te hebben aangegeven uit welk werk u citeert, de betreffende paginanummers ook opnemen in de hoofdtekst. 20) Maak een literatuurlijst. Vermeld niet meer, maar zeker ook niet minder boeken, artikelen en websites dan degene waarvan u gebruik heeft gemaakt! 3
IV. Goed verwijzen Er zijn veel verschillende manieren om te citeren en te verwijzen naar de door u gebruikte literatuur. Een internationaal vaak geraadpleegde en vaak voorgeschreven handleiding is de Chicago Manual of Style van de University of Chicago, die tegenwoordig ook in elektronische vorm en (tegen betaling) online voorhanden is: <www.chicagomanuelofstyle.org>. Hoewel er per land en per uitgeverij soms sterk van elkaar verschillende tradities bestaan ten aanzien van het aanhalen van en verwijzen naar andere teksten, bieden moderne styleguides als de Chicago Manual of Style auteurs meestal een keuzemogelijkheid uit meerdere stijlen van refereren. Bij het juist refereren gaat het er niet om welke stijl u kiest, zolang die stijl maar consequent wordt toegepast. De Faculteit Wijsbegeerte huldigt het standpunt dat de student zelf een keuze mag maken uit één van de bestaande, breed geaccepteerde manieren van verwijzen. Voorbeelden Als u voet- of eindnoten gebruikt, neemt u de eerste keer de complete verwijzing op in de noot. Daaropvolgende verwijzingen naar dezelfde titel kunnen desgewenst steeds (of in ieder geval binnen hetzelfde hoofdstuk) worden afgekort. 1. Voorbeeld van een verwijzing naar een boek in een voet- of eindnoot: E.J. Dijksterhuis, De mechanisering van het wereldbeeld, Amsterdam: Meulenhoff, 1950, p. 215. 2. Voorbeeld van een verwijzingen naar een artikel uit een tijdschrift of bundel in een voet- of eindnoot: H.G. Hubbeling, Arnold Geulincx, origineel vertegenwoordiger van het Cartesio-Spinozisme, Algemeen Nederlands tijdschrift voor wijsbegeerte 75 (1993-1), pp. 70-80. Theo Verbeek, From learned ignorance to scepticism: Descartes and Calvinist orthodoxy, in Richard H. Popkin en Arjo Vanderjagt (red.), Scepticism and Irreligion in the Seventeenth and Eighteenth Centuries, Leiden: Brill, pp. 31-45. 3. Voorbeeld van een verwijzing naar een website: Ingrid Robeyns, The Capability Approach (2011), http://plato.stanford.edu/entries/capabilityapproach/ (Bij het verwijzen naar websites kan het zinvol zijn de datum toe te voegen waarop de website werd geraadpleegd.) 4. Voorbeeld van een verwijzing naar een krantenartikel: Hendrik Spiering, En toch is nadenken nodig, NRC Handelsblad, 16 oktober 2010, p. W04. (Het paginanummer verwijst hier naar de weekendbijlage.) 5. Voorbeelden van afgekorte verwijzingen: Dijksterhuis, De mechanisering, p. 215; Hubbeling, Arnold Geulincx, p. 78. Dijksterhuis 1950, 215; Hubbeling 1993, 78. Een andere mogelijkheid is de verwijzingen niet in de voet- of eindnoten, maar tussen haakjes in de hoofdtekst op te nemen: 4
6. Voorbeelden van verwijzingen in de hoofdtekst: (Dijksterhuis 1950, 215); (Hubbeling 1993, 78). Als de bibliografie alle geciteerde werken bevat, kunt u er ook voor kiezen alle verwijzingen in de noten op één van de eerder genoemde manieren af te korten. Lezers kunnen in de bibliografie de details immers zelf opzoeken. In de bibliografie dient de achternaam van de auteur vóór de initialen te worden vermeld. Wanneer u gebruikt maakt van afgekorte verwijzingen met jaartallen verdient het de voorkeur na de auteursnaam eerst het jaartal te noemen, wat het terugvinden van de titel vergemakkelijkt. 7. Voorbeelden van verwijzingen in de bibliografie: Dijksterhuis, E.J., De mechanisering van het wereldbeeld, Amsterdam: Meulenhoff, 1950. Dijksterhuis, E.J., 1950, De mechanisering van het wereldbeeld, Amsterdam: Meulenhoff. Bij twee publicaties van dezelfde auteur in hetzelfde jaar kunt u in zowel noten als bibliografie gebruik maken van een toegevoegde letter bij het jaartal, bijvoorbeeld: 1950a, 1950b. Merk op dat in Engelse titels veelvuldig van hoofdletters gebruik wordt gemaakt. Op de website van de Erasmus Universiteit vindt u alle nodige informatie over bronvermelding en citeerstijlen: - Vuistregels voor bronvermelding: http://www.eur.nl/eur/corporate_publicaties/fraude_en_plagiaat/vuistregels/bronvermeld ing/ - Informatie over citeerstijlen: http://www.eur.nl/eur/corporate_publicaties/fraude_en_plagiaat/vuistregels/bronvermeld ing/citeerstijlen/ Een bruikbare website met tips, voorbeelden en valkuilen bij het academisch schrijven (.h.b. gericht op publicaties in het Engels), vindt u op de site van de University of Toronto: <www.writing.utoronto.ca/advice>. Zie ook: A.P. Martenich, Philosophical Writing: An Introduction, Oxford: Blackwell, 2005. Plagiaat Plagiaat is het citeren of parafraseren van passages en ideeën uit andermans werk en deze als eigen werk presenteren. Een voorbeeld hiervan is het kopiëren van teksten van internet en deze zonder duidelijke bronvermelding opnemen in een thesis. Plagiaat wordt aangemerkt als een (ernstige) vorm van fraude, ook als er geen sprake is van opzet. Als de begeleider of adviseur constateert dat u plagiaat heeft gepleegd, zal dit worden doorgeven aan de examencommissie Filosofie. De examencommissie zal een sanctie opleggen. De zwaarte van deze sanctie is afhankelijk van de ernst van de gepleegde fraude. Raadpleeg voor verdere informatie over fraude en plagiaat de website van de Erasmus Universiteit: - Plagiaat en fraude: http://www.eur.nl/eur/corporate_publicaties/fraude_en_plagiaat/ 5