dfib ONDERWIJSRAAD.. N 0. B?89.- Bericht op schrijven van.- j Ç. 30 October1928 f Ar+4225» Af d.h. 0 Betreffende : Afzonderlij k CO 1 leg e ge ld bijzondereleerstoelen«'s-gravenhage, //..Maart 192? Frankenstraat 39. îîéve bij het antwoord dagteekening en nummer van dit schrijven te vermelden. L3-8243.*2i Bij brief van 30 October 1928 deelde Uwe läxcellentie aan defiersteafdeeling Tan den Onderwijsraad mede» dat het Uwer Excellenties aandacht had getrokken» dat op den financieelsn staat, gevoegd bij net verslag, ingevolge artikel 176 der Hoogeronderwijswet ingediend door Curatoren van het Fonds ten behoeve van indologische studiën aan de Rijksuniversiteit te Utrecht,een post voorkwam:"collegegelden* ad f 100,-. Op het verzoek dien post toe te lichten had Uwe Excellentie van het zooeven genoemde Curatorencollege bij brief van 16 October 1928 de mededeeling ontvangen, dat deze gelden waren betaald door een persoon, die vanwege dat College toelating had verkregen uitsluitend tot het volgen der colleges van de docenten van de van hst Fonds uitgaande bijzondere leerstoelen. öevolg gevende aan Uwer excellenties verzoek, heeft de Afdeeliag den inhoud van de hierbij wederom aangeboden stukken overwogen en heeft zij de eer naar aanleiding daarvan de navolgende opmerkingen ter kennis van Uwe Excellentie te brengen. Haar het de Afdeeling wil voorkomen, mogen, bij een strenge interpretatie van de wet, niet-ingeschreven studenten niet worden -toegelaten- AAN; >: ' ' '.. \'..2ijae...JbDeall«atiA...den...ïfinlBter van Qnderw ij s, Kunst en...en.we tens chappen te Is-Grxavenhaga..
a. toegelaten tot de lessen van de bijzondere hoogleeraren$ Volgens artikel 170 der Hooger-onderwijswet zijn de bijzondere leerstoelen gevestigd bij een bepaalde faculteit eener Rijksuniversiteit; artikel 179 bepaalt dat de bijzondere hoogleeraren, onder zekere voorwaarden, gebruik kunnen maken van de coliegelokalen, inrichtingen, verzamelingen en hulpmiddelen voor het onderwijs der universiteit en dat hunne lessen op het gewone programma der lessen worden aangekondigd^ neemt men daarbij in aanmerking, dat volgens artikel 1, lid 4, van het Academisch Statuut de bijzondere hoogleeraren begrepen worden onder de hoogleeraren der universiteit öj der faculteit, dan schijnt het moeilijk voor weerlegging vatbaar, dat het onderwijs, gegeven door de bijzondere hoogleeraren, behoort gerekend te worden tot het onderwijs der universiteit; waar nu artikel 99 der Hooger-ohderwijswet bepaalt, dat het recht tot het bijwonen van het onderwijs wordt verkregen door inschrijving bij den rectormagnificus, schijnt de conelusie gewettigd, dat niet-ingeschrevenen tot de lessen der bijzondere hoogleeraren niet mogen worden toegelaten. Ook afgezien van deze op wet en Koninklijk besluit gegronde beschouwing, zou het op zich zelf reeds moeilijk met elkaar te rijmen schijnen* dat het Rijk gebouwen, verzamelingen en hulpmiddelen voor het onderwijs zou beschikbaar stellen, terwijl aan de instellingen of stichtingen, die een bij zondere^ leerstoei hebben gevestigd, de gelegenheid zou worden gelaten voor dat onderwijs gelden te heffen. De Afdeeling meent daarom, dat de wet bij strenge interpretatie zich ertegen verzet, behoudens het bepaalde in de artikelen 101 en 178, niet-ingeschrevenen toi.te laten tot ue lessen der bijzondere hoogleeraren} degenen, die de colleges der bijzondere hoogleeraren -volgen,-
3. volgen, behoor en derhalve op de gewone wi4ze te worden ingeschreven; zij zijn, wat het collegegeld betreft, aan de bepalingen van de artikelen 98»ïjj[)p en log der wet onderworpen» Intusschen is, in verband met de ontwikkeling van het instituut der bijzondere leerstoelen, eene strikte toepassing der wet moeilijk geworden* degenen bijv»die zijn ingeschreven bij het ïüitsseainarium te Amsterdam en de colleges volgen van den bij zonderen hoogleeraar in de paedagogiek, betalen geen collegegeld, doch storten f 60,- in de kas van het Bat; bij strikte toepassing der wet zouden deze personen zoo niet een bedrag van f 300** dan toch, op grond van artikel 102,lid 3, een bedrag van f 200,- in de öemeentekas moeten storten; hetzelfde zou gelden voor de collegas, gegeven vanwege het Koloniaal Instituut te Amsterdam. In verband hiermede moge nog het volgende onder de aandacht vaa Uwe Excellentie worden gebracht» Uit de bij het advies van 21 Januari 1929 aan Uwe Excellentie wederom aangeboden stukken, betreffende het verzoek om terugbetaling van abusievelijk betaalde collegegelden voor Mej.Wijers te Utrecht, bleek, dat door den bij zonderen hoogleeranl» Dr»Fijn van Draat te Utrecht, naast zijn lebsen aan de Rijksuniversiteit, ondeï^jjs wordt gegeven in het Engelsen op een voorbere i denden Hutscursus, omvattende **meer speciaal kennis van de Bngelsche grammatica, literatuur-geschiedenis enz», vakken die voor het later examen (middelbaar Engelsen) dringend noodig zijn" en "waarvan de kosten slechts f 180,- per jaar bedragen 0. Ben dergelijke cursus voor later af te leggen examens voor middelbaar onderwijs moge formeel buiten het universitair verband vahen, door de omstandigheid, dat het onderwijs gegeven wordt door denzelfden hoogleeraar, die tevens in universitair verband colleges geeft, maakt hij den -indruk.-
4» indruk, &rene&nn tot de universitaire opleiding te behoeren» De vraag dringt zich op, of voor het geven van dezen en soortgelijke cursussen ook gebruik gemaakt wordt van de universiteitsgebouwen, waarnaar een onderzoek ware in t«stellen. Feitelijk behoort dit onderwijs niet tot de lessen der universiteit; de cursusgelden komen ten bate van de kas der Vereeniging of instelling resp.den door deze benoemden docent. Blijkens het bij de stukken gevoegde schrijven van Curatoren der Rijksuniversiteit te Utrecht van 18 October 1928,Ho»113/54 nemen Curatoren aan dezen geleidelijk aan gegroeiden toestand geen aanstoot* Is de Afdeeling wel ingelicht, dan zou het zelfs voorkomen, dat voor het bijwonen van het onderwijs van bijzondere hoogleeraren ook van tt studenten* exfc?a-bijdragen worden gevraagd; is dit inderdaad het geval, dan schijnt hier gehandeld te worden in strijd met artikel 98,lid 4, der Hooger-onder* wijswet» Bestaan inderdaad dergelijke misbruiken, die door Curatoren niet worden bestreden, dan meent de Afdeeling Uwe Excellentie te moeten adviseeren, zooveel mogelijk daartegen op te treden. In de toelichting op haar rapport van den 24sten April 1928,Ho»820O schreef de Afdeeling i *Zoo schijnt het kwalijk denkbaar, dat het onderwijs door hoogleeraren,'poe bekwaam ook, die naast hun universitairen arbeid pl»m»30 wekelijksche lesuren aan gymnasium of hoogere burgerschool in een andere gemeente hebben te geven en bovendien nog andere cursussen verzorgen, een voldoend wetenschappelijk karakter kan dragen, terwijl toch het publiek geneigd is een dergelijk^ fragmentarisch onderwijs als volwaardige opleiding te beschouwen» Ook kan niet worden ontkend, dat aan de waardigheid van het Hederlandseh hooger onderwijs wordt tekort gedaan, wanneer het gegeven onderwijs wordt bekostigd, hetzij rechtstreeks of zijdelings door een vreemde Mogendheid,hetzij door de studenten zelf, die aan den betrokken hoogleeraar cursusgelden moeten betalen." In genoemd rapport heeft de Afdeeling voorstellen ontworpen, ten einde misstanden, als hierboven aangeduid, zooveel mogelijk te -keeren»-
Of a«**«" ke eren» Zij veroorlooft zich nogmaals de aandacht Van Uwe Excellentie op de toen aangeboden voorstellen tot wijziging van Titel 111,Hoofdstuk IV, der Hooger-enderwijswet te vestigen. Hamens de Afueeling voornoemd, 'ff % //i,smnç/,voorzitter»»secretaris»