Onderwijszorgarrangementen: Inventarisatie van uitdagingen bij het organiseren van arrangementen LECSO

Vergelijkbare documenten
Monitor Speciaal Onderwijs Nulmeting

Passend onderwijs Voorblad 1: Foto Typ hier de titel

Passend onderwijs. Passend onderwijs

Passend onderwijs. Passend onderwijs

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA..DEN HAAG

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Datum 4 juli 2017 Antwoord op schriftelijke vragen van het lid Van Meenen (D66) over het bericht onderwijs aan ernstig meervoudig beperkte leerlingen,

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA..DEN HAAG

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Op weg naar Passend Onderwijs in Zuidwest Friesland

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Onderwijs en zorg bestaan naast elkaar in meerdere en mindere mate. In het midden van het spectrum bevinden zich oza. Onderwijs

Handreiking. In welke situatie wordt een TLV aangevraagd? Wat is nodig om een TLV aan te vragen?

10 Aanmelding en zorgplicht basisschool

Handreiking. In welke situatie wordt een TLV aangevraagd? Wat is nodig om een TLV aan te vragen?

Toezichtkader SWV Passend Onderwijs Lelystad VO

Welkom. Ontmoeting Jeugdprofessionals en RSV Breda eo 6 februari 2017

Uitkomsten enquête onder psychologen en pedagogen werkzaam in het onderwijs

Onderwijs-zorgarrangementen

Onderwijszorgarrangementen: organisatie, samenwerking en (bovenregionale) afstemming

F a c t s h e e t W o o n z o r g

Werkproces Thuiszitters, verzuimers en vrijgestelde jongeren in de regio De Friese Wouden

Samenvatting. Aanvulling op het ondersteuningsplan ten behoeve van beleid kalenderjaar 2017 RSV Breda PO 30-03

Monitor sociaal domein 2017 Aansluiting jeugdhulp en onderwijs

Passend onderwijs Wat is passend onderwijs? Waarom wordt passend onderwijs ingevoerd?

Memorie van antwoord passend onderwijs

Aanmelding, zorgplicht en plaatsingsproblemen

1 jaar na de decentralisaties & Leerlingenvervoer. Gemeente Zaanstad, 25 februari 2016

Bijeenkomst Onderwijs-zorg arrangementen. april 2018

Passend onderwijs. Onderweg met het ondersteuningsplan. WMS Congres 12 november Jouw partner in de school

Ondersteuningsplan

TRIPLE T. Rapportage Passend onderwijs (uitwerking onderdeel Triple T)

Integraal werken aan onderwijszorgarrangementen in de regio. Lunteren, mei 2015 Dick Rasenberg en Gerard Bouma

JAARPLANNING-WERKAGENDA Augustus 2018 juli Vastgesteld door bestuur d.d Goedgekeurd door RvT d.d

Samenwerkingsovereenkomst Samenwerkingsverbanden VO en Speciale onderwijsvoorzieningen in de regio Utrecht

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA..DEN HAAG

ERVARINGEN VAN INSTELLINGEN NA EEN JAAR DECENTRALISATIE

Wat werkt bij de transitie van een intensief onderwijs-zorgarrangement naar het (reguliere) voortgezet onderwijs?

AANVULLING NOTITIE ONDERSTEUNINGSTOEWIJZING EN TOELAATBAARHEIDSVERKLARING: ONDERDEEL HERBEOORDELING

Jaarplan SWV PO3002

Nooit Af. Vincent Fafieanie,

Doorontwikkeling ondersteuningsplan

Adviezen voor toelating leerlingen met extra ondersteuningsbehoefte

OPP binnen Plein 013. Wat?

Onderwijsondersteuningsarrangementen

Basisondersteuning in het samenwerkingsverband Primair Onderwijs Duin- en Bollenstreek

Passend Onderwijs voor uw kind. SPPOH, presentatie voor ouders (voorjaar 2014)

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Verandert de wereld op 1 augustus 2014??

Bekostiging van residentiële leerlingen

Jaarverslag publieksversie

Informatiebijeenkomst Passend Onderwijs en Zorg. 7 maart 2019

STANDPUNT EN PLEIDOOI OVER EXTRAMURALE BEGELEIDING

Passend onderwijs. 4.1 Verschuivingen van speciaal naar regulier onderwijs

TOEWIJZEN van bovenschoolse ondersteuning VANUIT ONDERWIJS- EN ONDERSTEUNINGSBEHOEFTEN

Regio Randstad. Ambities realiseren dekkend netwerk. Regio Randstad, SWV Berséba

GEMEENTE VALKENSWAARD

Verslag Wat ouders verwachten van Passend onderwijs - Amsterdam

Samen maken we het passend!

Bijlage E. Plaatsings- en thuiszittersprotocol. Passenderwijs,

Monitor Aansluiting onderwijs jeugdhulp

ZORGPLICHT: WANNEER WEL EN WANNEER NIET?

Gemeenteraad Rhenen

Leren en Inspireren rondom onderwijs-zorgarrangementen

Jaarplan / regio Randstad

AANMELDING EN ZORGPLICHT S(B)O-SCHOOL

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Convenant Passend Onderwijs bij inzet Jeugdhulp

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA.DEN HAAG

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Een passend onderwijsprogramma voor alle leerlingen in het voortgezet onderwijs

CVI-indicaties en toelaatbaarheidsverklaringen; (her)beoordelingen

Reglement voor de commissie toelaatbaarheidsverklaring speciaal basisonderwijs, speciaal onderwijs clusters 3 en 4 en toekenning extra ondersteuning

Richtlijn afgifteduur van een TLV binnen samenwerkingsverband Koers VO d.d. 23 maart 2016

1. Inleiding. 2. Aanmelding

Ondersteuningsplan Samenwerkingsverband Passend Onderwijs IJmond Publieksversie voor scholen en ouders

Aanvulling op het ondersteuningsplan Samenwerkingsverband PO Optimale Onderwijskans.

Toelaatbaarheidsverklaringen

Monitor Aansluiting onderwijs jeugdhulp

Schoolondersteuningsprofiel. 00CV00 School Matthijsje

Samenwerkingsafspraken Thuiszitters;

SAMENWERKINGSVERBAND AMSTELLAND EN DE MEERLANDEN

De verbinding van onderwijs en jeugd in de Liemers

Routekaart naar extra ondersteuning

Datum 25 juni 2019 Beantwoording vragen over leerlingen die worden uitgeschreven op school

Resultaten Wmo toezicht 2016/2017 regio Noord-en Oost-Gelderland Onderzoekers en toezichthouders GGD Noord- en Oost-Gelderland, april 2018

Inhoudsopgave. Wijzigingenoverzicht

Notitie Schoolondersteuningsprofiel 2016 en verder

Afspraken tussen onderwijs in geslotenheid en samenwerkingsverbanden VO

Schoolondersteuningsprofiel. 23 Dr. Theun De Vriesskoalle

Periode van het moment van aanmelding tot het bericht van toelating op de meest passende plek Periode van 6 weken!

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Samenvatting Ondersteuningsplan

Innovatiebudget Sociaal Domein regio Arnhem

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 18 januari 2018 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Wat betekent passend onderwijs voor onze school?

Integraal kindcentrum

Inspectie indicatoren Waarderingskader

Transcriptie:

Onderwijszorgarrangementen: Inventarisatie van uitdagingen bij het organiseren van arrangementen LECSO BMC Onderzoek 24 november 2015 drs. S.M. van Klaveren N. Meys MSc Projectnummer: 419140 Correspondentienummer: DH-2411-4691

Samenvatting De transities in het sociaal domein, met name de decentralisatie van de jeugdhulp, zijn van invloed op onderwijszorgarrangementen. Het risico bestaat dat (bepaalde vormen van) onderwijszorgarrangementen verdwijnen. Om deze reden heeft LECSO BMC gevraagd om eventuele uitdagingen rondom dergelijke arrangementen in kaart te brengen en mogelijke oplossingen te inventariseren. Context Als gevolg van de invoering van passend onderwijs en de transities vindt er een herijking plaats van de positie van de verschillende betrokken partijen en hun aanbod. Uit de interviews blijkt dat er in deze periode veel op de onderwijsorganisaties afkomt aan veranderingen en onzekerheid. Of onderwijszorgarrangementen worden behouden, is onder meer afhankelijk van een gedeelde en integrale visie op het bieden van ondersteuning aan jeugd en jongeren, de beschikbare middelen in een samenwerkingsverband, de vertrouwensrelatie en mate van openheid tussen scholen en zorgaanbieders en de kwaliteit van de samenwerking met gemeenten. Aandachtspunten De volgende punten vragen de aandacht van de Stuurgroep (V)SO in de transities: Druk door diversiteit: Scholen hebben rondom onderwijszorgarrangementen te maken met een groot aantal samenwerkingsverbanden, gemeenten en zorgaanbieders. De scholen ervaren grote druk door de verschillende afspraken en procedures die per partij worden gemaakt, en de schotten tussen de verschillende financieringsstromen. Administratieve druk: Als gevolg van de verschillende afspraken en procedures per gemeente en samenwerkingsverband, ontstaat een grote administratieve druk. In het bijzonder vragen scholen aandacht voor het jaarlijks moeten aanvragen van een toelaatbaarheids-verklaring, ook wanneer het gaat om leerlingen voornamelijk uit cluster 3 met een gelijkblijvende of zelfs toenemende zorgvraag. Dit wordt als een grote belasting ervaren. Gezamenlijk toetsingskader: Onderwijs en zorg worden nu afzonderlijk getoetst. Een integraal toetsingskader van onderwijs en zorg maakt het mogelijk onderwijszorgarrangementen beter op hun merites te beoordelen dan de bestaande afzonderlijke kaders. BRIN: Om tot een Kennis en Expertise Centrum (KEC) te komen, is een afzonderlijk BRIN-nummer nodig. In regio s waar samenwerking tussen scholen binnen het regulier en speciaal onderwijs pril is of nog moeizaam verloopt, ervaart men problemen bij het bepalen van welke partij(en) dit BRIN-nummer aanvragen. Voor deze regio s is het wenselijk dat er een tijdelijk alternatief is, waardoor de samenwerking in de praktijk meer vorm kan krijgen en de ontwikkeling van het KEC geen vertraging oploopt. Overgangsmomenten en terugplaatsing: Begeleiding bij overgangsmomenten wordt verstrekt vanuit verschillende domeinen. Dit levert schotten in de begeleiding op. Sommige scholen ervaren daarnaast dat leerlingen niet makkelijk kunnen worden teruggeplaatst na een behandeling. Om leerlingen in het onderwijs te houden, is het wenselijk om hier meer regie over te voeren en de doorzettingsmacht te organiseren. Dit kan bijvoorbeeld door leerlingen die residentieel verblijven, onder de regie van de samenwerkingsverbanden in plaats van de school van oorsprong te plaatsen. Kortere zorgduur: Verschillende onderwijsorganisaties zien dat er een nieuw soort onderwijszorgarrangement nodig is vanwege de 1/10

steeds korter wordende duur van een behandeling in de zorg. Het gaat om tijdelijke arrangementen die de periode tussen de behandeling en de teruggang naar de eigen school overbruggen. Er zijn ideeën over dergelijke arrangementen, maar men verwacht drempels bij het tot stand brengen ervan, zoals het toezicht van de inspectie en het rondkrijgen van de financiering. Contractering zorgaanbieder: Sommige leerlingen krijgen thuis en op school niet door dezelfde aanbieder begeleiding, terwijl dit door de leerling en ouders wel wenselijk wordt geacht. Dit komt voor wanneer een gemeente niet bereid is om een contract af te sluiten met de zorgaanbieder waarmee de school samenwerkt. Financiële druk: De arrangementen staan financieel onder druk omdat gemeenten en samenwerkingsverbanden geen of slechts voor een jaar middelen toezeggen. Focus op cognitieve leeropbrengsten: Onderwijsorganisaties willen in specifieke gevallen kunnen afwijken van de gestelde onderwijsnormen (met name de focus op cognitieve leeropbrengsten), wanneer (tijdelijk) meer zorg nodig is voor leerlingen. 2/10

1 Inleiding De transities in het sociaal domein, met name de decentralisatie van de jeugdhulp, zijn van invloed op onderwijszorgarrangementen. Het risico bestaat dat (bepaalde vormen van) onderwijszorgarrangementen verdwijnen. Om deze reden wil LECSO meer inzicht hebben in eventuele uitdagingen rondom dergelijke arrangementen en mogelijke oplossingen. Daartoe heeft LECSO BMC opdracht gegeven om een inventarisatie uit te voeren. Als knelpunten daartoe aanleiding geven, wil LECSO in overleg treden met de Stuurgroep (V)SO in de transities om waar mogelijk oplossingen te bewerkstelligen. Onderwijszorgarrangementen Er bestaan veel verschillende soorten onderwijszorgarrangementen. In deze inventarisatie is uitgegaan van de definitie, zoals deze is opgesteld door een netwerk van gemeenten, onderwijs, jeugdhulp en oudervertegenwoordigers: Een onderwijszorgarrangement richt zich op een leerling met een onderwijs- en ondersteuningsbehoefte en diens omgeving waarin regulier of speciaal onderwijs niet alleen kan voorzien. Doel is het realiseren van een ontwikkelingsperspectief inclusief het bevorderen van de schoolloopbaan van de leerling, via een integrale aanpak op school, in de vrije tijd en thuis. Het gaat om een arrangement waarin onderwijs en een (of meerdere) instelling(en), liefst structureel, samenwerken met ouders en leerling, op basis van een gezin, een kind, een plan en een regisseur. 1 Aanpak inventarisatie Om de belemmeringen rondom onderwijszorgarrangementen in kaart te brengen, zijn verschillende activiteiten ondernomen. Naast een internet search/documentenstudie zijn interviews gehouden met de volgende partijen: Ministerie van Onderwijs Inspectie van het Onderwijs Aloysius Stichting Altra De Ambelt Heliomare Onderwijsgroep Leo Kanner Onderwijsgroep St. Maartenschool Stichting Responz - Maurice Maeterlinkschool Werkenrode school Yulius Onderwijs Samenwerkingsverband Haarlemmermeer Leeswijzer De rapportage is als volgt opgebouwd: Context Toezicht op arrangementen Overgangsmomenten 1 Messing, C., M. Bosdriesz, 2014, Factsheet Onderwijs-zorgarrangementen, NJI 3/10

2 Context Turbulente tijden Tijdens de interviews komt duidelijk naar voren dat het turbulente tijden zijn voor de onderwijsorganisaties. Door de decentralisaties (jeugdhulp, Participatiewet en Wmo 2015 en eerder al Passend Onderwijs) en als gevolg van de Kwaliteitswet (V)SO verandert er veel voor het (voortgezet) speciaal onderwijs. Er vindt een herijking plaats van de positie van de verschillende betrokken partijen en hun aanbod. Uit de interviews blijkt dat er in deze periode veel op de onderwijsorganisaties afkomt aan veranderingen en onzekerheid. Gescheiden systemen De invoering van de wetgeving passend onderwijs en de transitie van de jeugdzorg beogen een dekkende ondersteuningsstructuur voor leerlingen mogelijk te maken. In de praktijk ervaren enkele schoolbesturen dat de kaders van de twee wetten niet op elkaar aansluiten. Zo gaat de Jeugdwet bijvoorbeeld uit van het woonplaatsbeginsel, maar Passend Onderwijs niet. En zo organiseren gemeenten de ondersteuningsstructuur voor jeugd/jongeren zoveel mogelijk per wijk, maar werkt het (V)SO regionaal. Als gevolg hiervan moet het (voortgezet) speciaal onderwijs met tal van gemeenten en samenwerkingsverbanden afspraken maken over de onderwijszorgarrangementen. Dit leidt tot veel overleg en daarmee werkdruk voor schoolbesturen. Verschillen in afspraken en procedures per gemeente en samenwerkingsverband leveren scholen daarnaast veel administratieve lasten op. Regionale verschillen Uit de interviews blijkt dat door de grote verschillen in uitgangssituatie het organiseren van onderwijszorgarrangementen zeer verschillend wordt beleefd: wat in de ene setting mogelijk is, is in een andere setting niet mogelijk. Of onderwijszorgarrangementen tot stand komen en/of worden behouden, is onder meer afhankelijk van een gedeelde en integrale visie op het bieden van ondersteuning aan jeugd en jongeren, de beschikbare middelen in een samenwerkingsverband, de vertrouwensrelatie en mate van openheid tussen scholen en zorgaanbieders en de kwaliteit van de samenwerking met gemeenten. Uit de interviews komen een drietal punten naar voren waaruit blijkt dat onderwijszorgarrangementen onder druk staan: Enkele scholen merken op dat niet alle gemeenten bereid zijn alsnog een contract af te sluiten met een zorgaanbieder, die op de school actief is maar niet door de gemeente is gecontracteerd. Hierdoor kan begeleiding thuis en op school niet altijd door dezelfde aanbieder worden verleend, terwijl dit door de leerling en ouders wel wenselijk wordt geacht. Ook zijn er samenwerkingsverbanden waarbij voor elke leerling met een zorgbehoefte elk jaar een toelaatbaarheidsverklaring getekend moet worden. Dit levert voor scholen een grote administratieve druk op. Zeker wanneer het gaat om leerlingen uit cluster 3 met een gelijkblijvende of zelfs toenemende zorgvraag, wordt dit als een grote belasting ervaren. Positief in deze is de landelijke procedure voor het aanvragen van een toelaatbaarheidsverklaring voor leerlingen met een ernstige meervoudige beperking die voor de gehele onderwijsperiode wordt toegekend. Ook zijn er samenwerkingsverbanden die volgens scholen leerlingen inschalen in een lagere bekostigingscategorie dan passend is. Dit zet de onderwijszorgarrangementen financieel onder druk en één van de scholen merkt op dat het hierdoor mogelijk leerlingen in de nabije toekomst moet gaan weigeren. 4/10

Positief voorbeeld in deze zijn het samenwerkingsverband Haarlemmermeer en de gemeente Haarlemmermeer. Naast dat de grenzen van beide overeenstemmen, werken zij ook vanuit eenzelfde integrale visie op de ondersteuning aan kinderen en jongeren. Zowel het samenwerkingsverband als de gemeente gaan uit van de kerntriade (leerling, ouders en school) bij het bepalen van het ondersteuningsplan van het kind. De gemeente onderstreept zo het belang van de betrokkenheid van het onderwijs bij zorg en ondersteuning voor kinderen en jongeren. Ook staat de gemeente hierdoor welwillend tegenover het behouden en/of versterken van onderwijszorgarrangementen waaraan vanuit de kerntriade belang wordt gehecht. Om de eenheid in beleid tussen gemeente en samenwerkingsverband te versterken en deze visie goed uit te kunnen dragen, hebben de gemeente en het samenwerkingsverband onder meer eenzelfde training gevolgd. Tabel 1 Hoe beoordeelt u de volgende aspecten van de ondersteuningsplannen die door de samenwerkingsverbanden waarbij uw school is betrokken, zijn opgesteld? Het niveau van de basisondersteuning Continuüm van zorg en ondersteuning Procedure en criteria voor verdeling en toewijzing middelen voor extra ondersteuning Procedure en beleid voor de terugplaatsing of overplaatsing na aflopen TLV Positief over alle plannen Positief over de meeste plannen Positief over enkele plannen Niet positief 16,5% 48,7% 31,3% 3,5% 14,4% 39,6% 34,2% 11,7% 9,8% 33,9% 40,2% 16,1% 9,8% 39,3% 40,2% 10,7% Financiële onzekerheid Als gevolg van de decentralisaties dienen onderwijsorganisaties nieuwe financiële afspraken te maken over hun onderwijszorgarrangementen. Uit de gesprekken blijkt dat dit in sommige gevallen tot veel financiële onzekerheid leidt. De onzekerheid heeft verschillende oorzaken: Voor 2015 is er continuïteit van zorg afgesproken. Voor 2016, halverwege het schooljaar, is echter niet bekend welke leerlingen onder de Wlz of de Jeugdwet gaan vallen. Hierdoor is er tot in het lopende schooljaar (2015-2016) geen zekerheid over de wijze van bekostiging van het onderwijszorgarrangement per leerling. Dit geldt ook voor onderwijszorgarrangementen die middelen krijgen vanuit de gemeente (Jeugdwet) en/of het samenwerkingsverband. Deze partijen hebben soms financiering voor een jaar toegezegd, maar willen geen uitspraken doen over eventuele voortzetting van de financiering. Wanneer er in de nabije toekomst middelen wegvallen, bijvoorbeeld vanuit de gemeente, kan het zijn dat het onderwijszorgarrangement niet langer kan worden voortgezet, met alle gevolgen voor leerlingen van dien. Uit de interviews komt naar voren dat onderwijszorgarrangementen soms door scholen in stand worden gehouden vanuit de eigen reserve. Dit gebeurt vooral in cluster 3. De hoop is dat de potentiële financiers (samenwerkingsverbanden en gemeenten) alsnog de waarde van de arrangementen voor de leerlingen gaan inzien en een financiële bijdrage gaan leveren. Als dit niet het geval blijkt, zal een dergelijk onderwijszorgarrangement over enkele jaren niet meer kunnen worden geleverd. Bron: Monitor speciaal onderwijs - nulmeting 5/10

Samenwerking met gemeenten rondom arrangementen Uit de Monitor Speciaal Onderwijs blijkt dat ruim de helft van de scholen in het (V)SO tevreden is over alle/de meeste gemeenten: 41% over enkele gemeenten en 6% over geen van de gemeenten. Het (V)SO is positief over de meeste gemeenten waar het gaat om de informatie-uitwisseling rondom individuele leerlingen (43%). Het (V)SO is niet positief als het gaat om de financiering van extra ondersteuning (49%) en de inzet van de expertise van het speciaal onderwijs (36%). Ook blijkt uit de monitor dat er in het op overeenstemming gericht overleg nog weinig concrete afspraken zijn gemaakt over de verbinding ondersteuning en onderwijs. De afstemming tussen school en gemeente wanneer een leerling ondersteuning nodig heeft, is vaak nog niet georganiseerd. Als er wel afstemming plaatsvindt, dan is dit vaak op het niveau van elkaar informeren. Bron: Monitor speciaal onderwijs - nulmeting Arbeidsvoorwaarden Binnen onderwijszorgarrangementen werken leerkrachten en hulpverleners samen. Hierdoor ontstaat de situatie dat meerdere cao s van toepassing zijn op het personeel dat binnen hetzelfde arrangement werkzaam is en dezelfde taken uitvoert. Er is dan verschil in salaris, vakantiedagen, afvloeiingsregelingen en dergelijke. Dit leidt tot ongelijkheid op de werkvloer en tot veel bureaucratie bij reorganisaties. De mate waarin deze ongelijkheid als een probleem wordt ervaren, verschilt echter sterk. Privacy Om te komen tot een integraal plan (bij onderwijszorgarrangementen) is uitwisseling van informatie over de zorg en ondersteuning aan een kind/leerling van belang. Deze informatie-uitwisseling tussen scholen en zorgorganisaties wordt soms vanuit privacy-oogpunt als problematisch ervaren. Uit verschillende verkenningen blijkt dat privacy in dit geval feitelijk geen probleem hoeft te zijn, maar in de praktijk wordt dit door sommige partijen wel zo ervaren. In de interviews worden ook oplossingen aangedragen. De ene onderwijsgroep maakt een ondersteuningsplan op hoofdlijnen, met onderliggend een zorg- en een onderwijsplan. Twee andere organisaties vragen ouders bij de intake een formulier te ondertekenen om de uitwisseling van informatie tussen de betrokken onderwijs- en zorgorganisatie mogelijk te maken. Belangrijk is om de informatie-uitwisseling aan de voorkant goed te regelen, door de ouders te informeren en om toestemming te vragen. 6/10

3 Toezicht op de arrangementen Het toezicht op de OZA s vindt plaats door de Inspectie van het Onderwijs (IvhO) en de Inspectie jeugdzorg (IJZ). De meningen over het toezicht op de OZA s lopen uiteen, zowel tussen inspectie en scholen, als tussen scholen onderling. Integratie zorg en onderwijs leidt tot spanningsveld Een belangrijk spanningsveld ontstaat wanneer er een hoge mate van integratie van onderwijs en zorg is. Er zijn dan verschillende inspectiekaders van toepassing en het moet helder zijn welke partij waarvoor verantwoordelijk is. Sommige onderwijsorganisaties zien hier geen probleem in: zij lossen dit op door zoveel mogelijk de individuele organisaties te handhaven, zoals blijkt uit een strikte scheiding van zorg- en onderwijsgelden, afzonderlijke ICT-systemen en dergelijke. Andere onderwijsorganisaties merken echter op dat door de verschillende inspectiekaders bepaalde vormen van maatwerk niet kunnen worden geleverd. Denk aan een zorgvoorziening waar door het detacheren van een leerkracht een deel van de kinderen (een voorbereiding op het) onderwijs krijgt. Volgens de IvhO mogen voor deze voorziening geen onderwijsmiddelen worden gebruikt, tenzij de voorziening een onderwijsvoorziening wordt en aan alle onderwijsnormen voldoet. De vraag is echter of hiermee niet voorbij geschoten wordt aan het doel van de voorziening, waarbij onderwijs ondergeschikt is aan zorg. Gezamenlijke inspecties door de IvhO en IJZ worden in dit kader toegejuicht. Hierdoor worden de onderwijs- en zorgaspecten van een arrangement al meer in samenhang beoordeeld. Bij onderwijszorgarrangementen, waarbij onderwijs en zorg sterk zijn geïntegreerd, kan een integraal toetsingskader, inclusief een gezamenlijke definiëring van kwaliteit, echter van meerwaarde zijn en ruimte bieden aan nieuwe initiatieven. Aansluitend merkt de IvhO op dat voor een kwalitatief goed onderwijszorgarrangement drie elementen van belang zijn, namelijk: 1) kwalitatief goed onderwijs, 2) kwalitatief goede zorg en 3) een goede samenwerking tussen onderwijs en zorg. Dit onderstreept het belang van gezamenlijk toezicht en een gezamenlijk toezichtkader. Focus op cognitieve leeropbrengsten Een ander aandachtspunt dat wordt genoemd, is de focus van de IvhO op de cognitieve leeropbrengsten. Bij verschillende arrangementen wordt dit als problematisch ervaren, zeker in die gevallen waarbij de zorgdoelen een hogere prioriteit kennen dan de onderwijsdoelen. Onderwijsorganisaties zouden in die gevallen willen kunnen afwijken van de gestelde onderwijsnormen. Hier zijn twee typen voorbeelden van genoemd in de interviews. Tijdelijk: Leerlingen die instromen in het (voortgezet) speciaal onderwijs hebben soms een opbouwperiode nodig waarin zij worden voorbereid op het te volgen onderwijs. In die opbouwperiode is de wens om eerst de zorginhoudelijke doelen leidend te laten zijn en daarna de onderwijsdoelen. Dit is mogelijk via een (gedeeltelijke) ontheffing van de leertijd, maar dit leidt tot administratieve lasten en discussie over de bekostiging. Een school spreekt dan ook de voorkeur uit voor het pas toe of leg uit -principe. Volgens dit principe blijven de cognitieve leerdoelen centraal staan, maar hier kan per leerling beargumenteerd vanaf worden geweken. Structureel: In cluster 4 geldt dat het lastig is om voor leerlingen bij wie uitstroom naar dagbesteding het hoogst haalbare is, cognitieve leeropbrengsten te benoemen. Om deze leerlingen binnen het onderwijs te behouden en toch meer maatwerk te kunnen bieden, wordt aangegeven dat het voor een specifieke groep leerlingen wenselijk zou zijn om af te kunnen wijken van de huidige uitstroomprofielen. Hierbij gaat het om leerlingen die gezien hun cognitieve vaardigheden wel hun diploma kunnen 7/10

halen, maar die vanwege bijvoorbeeld gedragsproblematiek, toch uitstromen naar dagbesteding. Meer in algemeenheid wordt geopperd om binnen het onderwijs het toetsingskader te differentiëren op basis van de situatie van leerlingen, uiteenlopend van leerlingen zonder zorgbehoefte tot leerlingen waarbij de zorgvraag leidend is. In plaats van het uitstroomprofiel met bijbehorende cognitieve vaardigheden, is het dan mogelijk om het kind en zijn/haar behoeften centraal te stellen. Leidend is dan in welke fase het kind is en welke leeropbrengst daarbij hoort. Testen bij tijdelijke arrangementen Ook ervaren enkele scholen problemen bij het opstellen van een ontwikkelperspectief bij een tijdelijk arrangement (van circa zes weken). Soms zijn de gegevens van de leerlingen niet bekend of kloppen ze niet. In andere gevallen kan het zijn dat het kind eerst moet stabiliseren en de school daarom liever geen testen afneemt. De inspectie merkt aan de andere kant op dat het van belang is dat de onderwijsinstelling voor elk kind een plan heeft waarin staat waarom het onderwijszorgarrangement de meest geschikte plek is voor het kind en wat met het arrangement dient te worden bereikt. Meerdere onderwijsinstellingen in één gebouw Naast integratie van zorg en onderwijs vindt ook integratie van verschillende onderwijstypen binnen één locatie plaats. Er zijn locaties waar onderwijsinstellingen als gescheiden instellingen naast elkaar functioneren, maar ook komt het voor dat er leerlingen vanuit verschillende instellingen gezamenlijk les krijgen, bijvoorbeeld in een stroomgroep. In deze gevallen ervaren onderwijsinstellingen drie belemmeringen: Inschrijving: Leerlingen mogen een deel van het onderwijsprogramma op een andere locatie volgen. Het kind blijft dan onder de verantwoordelijkheid van de school waar de leerling vandaan komt. In het primair onderwijs wordt deze mogelijkheid verruimd tot maximaal drie maanden. Als de uitwisseling langer duurt, dan moet de leerling worden ingeschreven op de nieuwe locatie. BRIN-nummers: Om tot een Kennis en Expertise centrum (KEC) te komen, is een nieuw BRIN-nummer nodig. Onderwijsinstellingen zien dit als een belemmering. Achterliggende problematiek is dat er een gezamenlijk bestuur moet komen of dat één partij de verantwoordelijkheid voor het arrangement op zich neemt. Als gevolg van de herijking van het onderwijssysteem en de posities van de verschillende instellingen daarin, is dit in sommige regio s een moeilijk te nemen besluit. Voor deze regio s is het wenselijk dat er een tijdelijk alternatief is, waardoor de samenwerking in de praktijk meer vorm kan krijgen en de ontwikkeling van het KEC geen vertraging oploopt. Ook ervaren sommige onderwijsinstellingen de bekostiging van het gezamenlijke arrangement als problematisch, anderen niet. Achterliggende vraag is hoe de samenwerkende instellingen de kosten onderling verdelen. Het zijn vooral samenwerkingsverbanden en/of onderwijsinstellingen die er financieel niet goed voorstaan, die dit knelpunt ervaren. 8/10

4 Overgangsmomenten Een uitgangspunt bij onderwijszorgarrangementen is dat aanvullende afspraken overgangen ondersteunen zodat het risico op afbreuk vermindert en er continuïteit in ondersteuning en hulp ontstaat. In de praktijk ervaren onderwijsorganisaties hierbij echter belemmeringen. Herijking begeleiding bij overgangsmomenten Zowel vanuit het reguliere onderwijs als het (voortgezet) speciaal onderwijs wordt aan leerlingen ondersteuning geboden bij overgangsmomenten. In het kader van passend onderwijs heeft het regulier onderwijs geïnvesteerd in het kunnen bieden van dergelijke ondersteuning en tegelijkertijd heeft het (voortgezet) speciaal onderwijs daartoe de nodige training/voorlichting aangeboden. Als gevolg hiervan is er een herijking gaande van de ondersteuning aan leerlingen bij overgangsmomenten. Wat in deze context van herijking als problematisch wordt ervaren, is dat de begeleiding bij overgangsmomenten per domein (zorg, onderwijs, reclassering) is vormgegeven (en gefinancierd). Wanneer een jongere bijvoorbeeld vanuit de jeugddetentie naar de reclassering en dan naar het onderwijs gaat, maakt het twee overgangen mee, waarbij het steeds per eenheid hulp ontvangt. Meer continuïteit in de ondersteuning en al vroegtijdige inzet op het teruggaan naar het onderwijs wordt op prijs gesteld en geeft meer stabiliteit aan de kinderen om wie het gaat. Voorgesteld wordt om samenwerkingsverbanden meer regie te laten voeren over de begeleiding bij overgangsmomenten zodat er meer continuïteit kan worden geboden. Terugplaatsen leerlingen Scholen hebben een zorgplicht. Dit betekent dat ze ervoor verantwoordelijk zijn om alle leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben een passende plek te bieden. In de interviews melden drie onderwijsorganisaties dat het regulier onderwijs niet bereid is om gedurende het schooljaar leerlingen op te nemen die klaar zijn met hun behandeling. Het probleem wordt breder ervaren. Uit het onderzoek Richting en inrichting van passend onderwijs in samenwerkingsverbanden blijkt dat één op de zes directeuren van samenwerkingsverbanden te maken heeft met enkele schoolbesturen die de zorgplicht proberen te omzeilen 2. Wanneer de IvhO hiervan signalen krijgt, dan spreekt de inspectie dergelijke besturen aan op naleving van hun zorgplicht 3. Aanvullend kunnen samenwerkingsverbanden worden gestimuleerd om regie te voeren op de plaatsing van leerlingen die terugkeren na te zijn uitgeschreven uit het onderwijs vanwege een medische behandeling. Zorgduur steeds korter Verschillende onderwijsorganisaties zien dat er een nieuw soort onderwijszorgarrangement nodig is vanwege de steeds korter wordende duur van een behandeling in de zorg. Het gaat om tijdelijke arrangementen die de periode tussen de behandeling en de teruggang naar de eigen school overbruggen, zoals het aanbieden van terugkeerbegeleiding en een speciale klas in het speciaal onderwijs waar deze leerlingen tijdelijk worden opgevangen en klaargestoomd voor het reguliere onderwijs. Tijdens de interviews worden verschillende redenen genoemd waarom deze arrangementen lastig te organiseren zijn, zoals het ontbreken van financiering en de verplichting om een apart BRIN-nummer aan te vragen wanneer leerlingen vanuit verschillende scholen gezamenlijk onderwijs ontvangen. 2 Sardes (2015). Richting en inrichting van Passend onderwijs in samenwerkingsverbanden. Deelonderzoek B: Typering van samenwerkingsverbanden voor passend onderwijs. 3 Ministerie van OCW, Zevende voortgangsrapportage juni 2015 9/10

Ontbreken regie bij thuiszitters Waar het gaat om het signaleren en weer in het onderwijs laten instromen van thuiszitters benoemt een onderwijsgroep het ontbreken van regie als knelpunt. Er zijn verschillende partijen bij betrokken, maar er is geen regisseur die kan doorpakken en ervoor zorgt dat het kind inderdaad centraal staat. Nu zijn partijen teveel in de gelegenheid om de problematiek door te schuiven. In dat kader merkt een geïnterviewde op: We hebben rondom kinderen veel te bespreken maar we zouden elkaar meer moeten aanspreken. Steeds meer samenwerkingsverbanden en afdelingen Leerplicht van de gemeenten kiezen voor een centrale aanpak, waarbij één partij in een regio de regie voert over het aanpakken van de thuiszittersproblematiek en het vinden van een plek voor individuele leerlingen. Uit het onderzoek Richting en inrichting van passend onderwijs in samenwerkingsverbanden blijkt dat meer dan de helft van de samenwerkingsverbanden (61% primair onderwijs en 60% voortgezet onderwijs) een dergelijke doorzettingsmacht heeft geregeld of daarmee bezig is 4. Afgezien van het regievraagstuk worden in de interviews twee oplossingen aangedragen die kunnen bijdragen aan het verminderen van het aantal thuiszitters: Een organisatie die zowel zorg als onderwijs biedt, brengt op dit moment de zorgklanten in kaart die geen onderwijs ontvangen. Aansluitend wil de organisatie een plan van aanpak opstellen om deze kinderen/jongeren van onderwijs te gaan voorzien. Dit kan een voorbeeld zijn voor andere instellingen, ook wanneer zorg en onderwijs niet in één organisatie zijn verenigd. Een andere onderwijsinstelling stelt dat afstandsonderwijs een oplossing kan zijn om leerlingen die tijdelijk thuiszitten, betrokken te houden bij het onderwijs en dat hier meer in geïnvesteerd zou moeten worden. Thuiszitters Monitoring van thuiszitters en leerlingen die wachten op extra ondersteuning (de zogenoemde wachtlijstleerlingen) vindt in de meeste samenwerkingsverbanden plaats. Neemt niet weg dat vijf procent van de scholen zegt dat deze onderwerpen in geen van de samenwerkingsverbanden waar zij bij betrokken zijn, wordt gemonitord. Over het aantal thuiszitters is het (V)SO niet tevreden. Ruim twee op de vijf scholen meldt dat thuiszitten in alle/de meeste samenwerkingsverbanden veel voorkomt. Een derde van de scholen heeft de ervaring dat dit in enkele samenwerkingsverbanden het geval is. Bron: Monitor speciaal onderwijs Nulmeting 4 Sardes (2015). Richting en inrichting van Passend onderwijs in samenwerkingsverbanden. Deelonderzoek A: Stand van zaken samenwerkingsverbanden primair onderwijs en voortgezet onderwijs 10/10