Begripsvragen: Arbeid en energieomzettingen

Vergelijkbare documenten
Begripsvragen: Cirkelbeweging

Begripstest: Kracht en beweging (FCI)

Begripsvragen: kracht en krachtmoment

Begripsvragen: Elektrisch veld

Kracht en beweging (Mechanics Baseline Test)

Inleiding kracht en energie 3hv

5,7. Samenvatting door L woorden 14 januari keer beoordeeld. Natuurkunde

Hoofdstuk 6 Energie en beweging. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 9 en 10. Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt.

jaar: 1990 nummer: 06

Mkv Dynamica. 1. Bereken de versnelling van het wagentje in de volgende figuur. Wrijving is te verwaarlozen. 10 kg

jaar: 1989 nummer: 25

Rekenmachine met grafische display voor functies

Hoofdstuk 3 Kracht en beweging. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Samenvatting Natuurkunde Syllabus domein C: beweging en energie

jaar: 1989 nummer: 17

TECHNISCHE UNIVERSITEIT DELFT Faculteit der Civiele Techniek en Geowetenschappen

Arbeid & Energie. Dr. Pieter Neyskens Monitoraat Wetenschappen pieter.neyskens@wet.kuleuven.be. Assistent: Erik Lambrechts

Werkblad 1 - Thema 14 (NIVEAU GEVORDERD)

jaar: 1990 nummer: 03

ENERGIE & ARBEID VWO

Hoofdstuk 4: Arbeid en energie

Hoofdstuk 3 Kracht en beweging. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Natuurkunde in context 5H. 4 Energie en arbeid Brandstofverbruik en veiligheid in het verkeer

Werkblad 3 Bewegen antwoorden- Thema 14 (NIVEAU BETA)

Natuurkunde in context 5H. 4 Energie en arbeid Brandstofverbruik en veiligheid in het verkeer

Natuurkunde in context 5H. 1 Energieomzettingen Bewegingen in de sport en het verkeer

Naam : F. Outloos Nummer : 1302

Werkblad 3 Krachten - Thema 14 (niveau basis)

2 a De snelheid is constant, de nettokracht is nul, dus de luchtweerstand is even groot als de zwaartekracht.

SO energie, arbeid, snelheid Versie a. Natuurkunde, 4M. Formules: v t = v 0 + a * t s = v gem * t W = F * s E Z = m * g * h F = m * a

Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 7, 9 en 10. Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt.

Uitwerkingen van 3 klas NOVA natuurkunde hoofdstuk 6 arbeid en zo

Fysica: mechanica, golven en thermodynamica PROEFEXAMEN VAN 12 NOVEMBER 2008

ENERGIE & ARBEID HAVO

TOELATINGSEXAMEN NATIN 2009

Fysica. Indien dezelfde kracht werkt op een voorwerp met massa m 1 + m 2, is de versnelling van dat voorwerp gelijk aan: <A> 18,0 m/s 2.

Theorie: Snelheid (Herhaling klas 2)

Samenvatting snelheden en

Begripsvragen: Trillingen en golven

Tentamen Mechanica ( )

ATWOOD Blok A en blok B zijn verbonden door een koord dat over een katrol hangt. Er is geen wrijving in de katrol. Het stelsel gaat bewegen.

De hoogte tijd grafiek is ook gegeven. d. Bepaal met deze grafiek de grootste snelheid van de vuurpijl.


Krachten (4VWO)

NASK1 - SAMENVATTING KRACHTEN en BEWEGING. Snelheid. De snelheid kun je uitrekenen door de afstand te delen door de tijd.

Trillingen. Welke gegevens heb je nodig om dit diagram exact te kunnen tekenen?

Het berekenen van de componenten: Gebruik maken van sinus, cosinus, tangens en/of de stelling van Pythagoras. Zie: Rekenen met vectoren.

Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5

Natuurkunde in context 5H. 3 Brandstofverbruik in het verkeer Energie en arbeid

Juli blauw Vraag 1. Fysica

Impuls en stoot. De grootheid stoot Op basis van de tweede wet van Newton kan onderstaand verband worden afgeleid. F = m a = m Δv Δt.

TENTAMEN DYNAMICA (140302) 29 januari 2010, 9:00-12:30

Uitwerkingen Tentamen Natuurkunde-1

RBEID 16/5/2011. Een rond voorwerp met een massa van 3,5 kg hangt stil aan twee touwtjes (zie bijlage figuur 2).

In een U-vormige buis bevinden zich drie verschillende, niet mengbare vloeistoffen met dichtheden ρ1, ρ2 en ρ3. De hoogte h1 = 10 cm en h3 = 15 cm.

Op basis van de tweede wet van Newton kan onderstaand verband worden afgeleid. F = m a = m Δv Δt

Natuurkunde. Lj2P4. Beweging

Bergtrein. Figuur 2 staat ook op de uitwerkbijlage. a. Bepaal de afstand die de trein op t = 20 s heeft afgelegd.

Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde

Samenvatting NaSk 1 Natuurkrachten

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2014 TOETS APRIL uur

Begripsvragen: Kracht en beweging

STUDIERICHTING:... NAAM:... NUMMER:... VOORNAAM:... PROEFEXAMEN VAN 10 NOVEMBER 2006

NATUURKUNDE. Figuur 1

NAAM:... OPLEIDING:... Fysica: mechanica, golven en thermodynamica PROEFEXAME VA 3 OVEMBER 2009

a. Bepaal hoeveel langer. b. Bepaal met figuur 1 de snelheid waarmee de parachutist neerkomt.

Snelheid en kracht. 4.1 Inleiding. 4.2 Soorten krachten

4 keer beoordeeld 4 maart Natuurkunde H6 Samenvatting

Opgave 2 Een sprong bij volleyball 2015 I

3 Veranderende krachten

T G6202. Info: auteur: Examencommissie Toelatingsexamen Arts en Tandarts, bron: Juli 2015, id: 11941

Natuur- en scheikunde 1, energie en snelheid, uitwerkingen

Samenvatting Natuurkunde Beweging in de sport (Energie en Beweging)

Uit de definitie van arbeid volgt dat de eenheid van arbeid newton * meter is, afgekort [W] = Nm.

Antwoorden Natuurkunde Hoofdstuk 2

Opgave 1 Afdaling. Opgave 2 Fietser

Examentraining Leerlingmateriaal

Extra opdrachten Module: bewegen

a. Bepaal hoeveel langer. b. Bepaal met figuur 1 de snelheid waarmee de parachutist neerkomt.

Mooie samenvatting: Stencil%20V4%20samenvatting.doc.

Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde

Lessen in Krachten. Door: Gaby Sondagh en Isabel Duin Eckartcollege

krachtenevenwicht Uitwerking:

- KLAS 5. a) Bereken de hellingshoek met de horizontaal. (2p) Heb je bij a) geen antwoord gevonden, reken dan verder met een hellingshoek van 15.

CRUESLI. Een pak Cruesli heeft een massa van 375 gram. De bodem van het pak is 4,5 cm breed en 14 cm lang. 1. Bereken de oppervlakte van de bodem.

Werkblad 2 Kracht is een vector -Thema 14 (NIVEAU BETA)

Technische Universiteit Eindhoven Bachelor College

5.1 De numerieke rekenmethode

Uitwerkingen opgaven hoofdstuk 4

Deze Informatie is gratis en mag op geen enkele wijze tegen betaling aangeboden worden. Vraag 1

Fysica. Een lichtstraal gaat van middenstof A via middenstof B naar middenstof C. De stralengang van de lichtstraal is aangegeven in de figuur.

Natuurkunde in context 5H. 2 Sport en beweging Energieomzettingen

Naam: Klas: Repetitie versnellen en vertragen 1 t/m 6 HAVO

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2013 TOETS APRIL :00 12:45 uur

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 8, Bewegen in functies

Stuiteren van vallende ballen

Samenvatting Natuurkunde Kracht

VAK: natuurkunde KLAS: Havo 4 DATUM: 20 juni TIJD: uur TOETS: T1 STOF: Hfd 1 t/m 4. Opmerkingen voor surveillant XXXXXXXXXXXXXXXXXXX

Nationale Natuurkunde Olympiade. Eerste ronde januari Beschikbare tijd: 2 klokuren

Transcriptie:

Handboek natuurkundedidactiek Hoofdstuk 4: Leerstofdomeinen 4.2 Domeinspecifieke leerstofopbouw 4.2.2 Energie egripsvragen: rbeid en energieomzettingen iguur 1 1 Meerkeuzevragen 1 [H/V] Hieronder staan drie situaties waarin je een kracht uitoefent. In welke van die situaties levert je lichaam natuurkundig gezien geen arbeid? Je rijdt op de fiets met een constante snelheid over een vlakke weg. Je tilt een zware boodschappentas op. C Je probeert bij het verhuizen een zware kast over de vloer te schuiven, maar dat lukt niet. 2 [H/V] Een kracht verricht arbeid bij het verplaatsen van een voorwerp over een afstand s in de richting van de kracht. ij een tweemaal zo grote kracht die het voorwerp over een driemaal zo grote afstand verplaatst is deze arbeid tweemaal zo groot. driemaal zo groot. C zesmaal zo groot. D vijfmaal zo groot. 3 [H/V] Je tilt een koffer vanaf de vloer op een tafelblad. De arbeid die de zwaartekracht daarbij verricht, hangt in elk geval af van de massa van de koffer. Daarnaast kunnen de volgende drie factoren een rol spelen: 1) de weg waarlangs je de koffer op het tafelblad zet (rechtstreeks omhoog of langs een omweg), 2) de snelheid waarmee je de koffer optilt, en 3) de hoogte van het tafelblad boven de vloer. Welke van deze drie factoren heeft invloed op de arbeid die de zwaartekracht op de koffer verricht? lleen factor 1 lleen factor 2 C lleen factor 3 D lleen de factoren 1 en 3 E lleen de factoren 2 en 3 De factoren 1, 2 en 3. 4 [H/V] Twee blokken en glijden vanaf dezelfde hoogte omlaag langs een wrijvingsloze helling met een verschillende hellingshoek, zoals in figuur 1. a De blokken en hebben dezelfde massa. an het einde van de helling is de snelheid van blok, vergeleken met de snelheid van blok groter even groot C kleiner D Er is onvoldoende informatie om deze vraag te beantwoorden. b De massa van blok is groter dan de massa van blok. an het einde van de helling is de snelheid van blok, vergeleken met de snelheid van blok groter even groot C kleiner D Er is onvoldoende informatie om deze vraag te beantwoorden. 5 [H/V] Twee blokken en glijden vanaf het beginpunt op dezelfde hoogte omlaag langs een wrijvingsloze helling met een verschillende vorm, zoals in

iguur 2 figuur 2. Welk blok heeft aan het einde van de helling de grootste snelheid? lok, want daarbij is de helling in het begin het steilst zodat er meer gelegenheid is om te versnellen. lok, want daarbij is de helling het langst zodat er meer gelegenheid is om te versnellen. C lok, want daarbij heeft de helling een constante hellingshoek zodat er meer gelegenheid is om te versnellen. D lok, want daarbij is de helling korter zodat de kinetische energie beter behouden blijft. E eide blokken hebben aan het eind van de helling dezelfde snelheid. 6 [H/V] Je laat twee knikkers vanaf dezelfde hoogte vallen. De massa van de ene knikker is tweemaal zo groot als die van de andere knikker. Vlak voordat de knikkers de grond raken is de kinetische energie van de zware knikker, vergeleken met de kinetische energie van de lichte knikker even groot tweemaal zo groot C tweemaal zo klein D viermaal zo groot E Er is onvoldoende informatie om deze vraag te beantwoorden. v 0 iguur 3 v 0 7 [H/V] Twee stenen en met gelijke massa worden vanaf dezelfde hoogte met dezelfde snelheid v 0 weggegooid, de ene steen omhoog en de andere steen omlaag zoals in figuur 3. De luchtweerstand is verwaarloosbaar klein. Welke van de volgende uitspraken beschrijft het best welke steen de grootste snelheid heeft vlak voor het neerkomen op de grond. eide stenen hebben dezelfde snelheid. Steen, want die legt de grootste afstand af. C Steen, want die beweegt langer. D Steen, want die legt de grootste afstand af en beweegt langer. E Steen, want daarop wordt geen arbeid verricht tegen de zwaartekracht in. iguur 4 1,0 m 0,5 m 8 [H/V] Een bal met een massa van 5,0 kg wordt langs een 1,0 m lange helling door een kracht naar een hoogte van 0,5 m geduwd, zoals in figuur 4. De wrijvingskracht tussen de bal en de helling is verwaarloosbaar klein. Hoe groot is de benodigde kracht op de bal? 200 N 50 N C 25 N D 5,0 N E Er is onvoldoende informatie om deze vraag te beantwoorden. 9 [H/V] Je rijdt op een mountainbike een steile heuvel op. Je kunt kiezen uit twee paden: het ene pad is tweemaal zo lang als het andere. Hoe groot is de gemiddelde kracht die je moet uitoefenen als je het lange pad neemt, vergeleken met die op het korte pad? Viermaal zo klein. Driemaal zo klein. C Tweemaal zo klein. D Even groot. E Niet te bepalen het hangt af van hoe lang je erover doet. 10 [H/V] Een blok glijdt vanuit stilstand langs een wrijvingsloze helling omlaag en heeft aan het eind van de helling een snelheid v. Hoe hoog moet de helling zijn, zodat het blok aan het eind van de helling een snelheid 2 v heeft? Even hoog. Tweemaal zo hoog. C Viermaal zo hoog. D chtmaal zo hoog. E Niet te bepalen het hangt af van hoe steil de helling is.

11 [V] Een voorwerp wordt met behulp van de ingedrukte veer recht omhoog geschoten. Het voorwerp bereikt een hoogte van 24 m. Hetzelfde voorwerp wordt met dezelfde veer nogmaals recht omhoog geschoten, maar nu is de veer maar voor de helft ingedrukt. Welke hoogte bereikt het voorwerp? Neem aan dat de luchtweerstand verwaarloosbaar klein is. 96 m 48 m C 24 m D 12 m E 6 m 3 m G Er is onvoldoende informatie om deze vraag te beantwoorden. 12 [H/V] Een auto trekt vanuit stilstand in 1,5 s op tot een snelheid van 50 km/h. Hoeveel tijd is er nodig om op te trekken tot een snelheid van 100 km/h, als het motorvermogen niet afhangt van de snelheid? Neem aan dat de wrijvingskrachten op de auto verwaarloosbaar klein zijn. 2 s 3 s C 4,5 s D 6 s E 9 s 12 s 13 [H/V] Een steen met een massa van 1 kg valt vanaf een hoogte van 5 m op de grond. Hoe groot is de kracht die de steen bij het neerkomen op de grond uitoefent? 0,2 N 5 N C 50 N D 100 N E Er is onvoldoende informatie om deze vraag te beantwoorden. 14 [H/V] Twee modelauto s, een van plastic met een massa van 0,2 kg en een van metaal met een massa van 0,8 kg, staan op een wrijvingsloze horizontale baan. Op beide modelauto s wordt dezelfde kracht uitgeoefend om ze vanuit rust een afstand van 1 m te laten afleggen. Na het afleggen van die afstand is de kinetische energie van de plastic auto, vergeleken met die van de metalen auto groter even groot C kleiner D Er is onvoldoende informatie om deze vraag te beantwoorden. 15 [V] De luchtwrijvingskracht w,l op een voertuig is kwadratisch evenredig met de snelheid v: w,l = k v 2. De rolwrijvingskracht w,r op het voertuig is verwaarloosbaar klein, vergeleken met de luchtwrijvingskracht. ij een tweemaal zo grote snelheid is de voorwaartse kracht op het voertuig dus viermaal zo groot. Maar voor het afleggen van een bepaalde afstand is maar de helft van de tijd nodig. Het brandstofverbruik van het voertuig is bij die tweemaal zo grote snelheid dus tweemaal zo klein. even groot. C tweemaal zo groot. D viermaal zo groot. 16 [V] De luchtwrijvingskracht w,l op een voertuig is kwadratisch evenredig met de snelheid v: w,l = k v 2. De rolwrijvingskracht w,r op het voertuig heeft een constante waarde, en is niet verwaarloosbaar klein ten opzichte van de luchtwrijvingskracht. Het brandstofverbruik van het voertuig is bij een tweemaal zo grote snelheid dus

even groot. tweemaal zo groot. C groter, maar minder dan viermaal zo groot. D viermaal zo groot. 17 [V] Het mechanisch vermogen P m dat de motor van een voertuig moet leveren wordt gegeven door: P m = vw v. Hierin is vw de voorwaartse kracht en v de snelheid. Neem aan dat de rolwrijvingskracht w,r op het voertuig verwaarloosbaar klein is ten opzichte van de luchtwrijvingskracht w,l. Welk diagram uit figuur 5 geeft het verband tussen het mechanisch vermogen P m en de snelheid v dan het beste weer? P m P m P m iguur 6 arde iguur 5 v v v C 18 [H/V] De verbrandingswarmte van de brandstof in de tank van een voertuig hangt af van de soort brandstof in de tank. de hoeveelheid brandstof in de tank. C het rendement van de motor. D het volume van de tank. 19 [H/V] Er is een nieuwe brandstof met een tweemaal zo grote verbrandingswarmte als benzine. Het rendement van de nieuwe motor voor deze brandstof is (nog) tweemaal zo klein als die van een benzinemotor. Vergeleken met een benzinemotor is het brandstofverbruik van deze nieuwe motor tweemaal zo klein. even groot. C tweemaal zo groot. D viermaal zo groot. 20 [V] Een satelliet voert een eenparige cirkelbeweging rond de arde uit, zoals in figuur 6. Op de satelliet werkt alleen de gravitatiekracht van de arde. Welke van de volgende uitspraken is juist, als de satelliet in zijn baan van naar beweegt? De gravitatie-energie van de satelliet neemt af. De gravitatiekracht op de satelliet verricht negatieve arbeid. C De gravitatiekracht op de satelliet verricht geen arbeid. D De snelheid van de satelliet verandert niet. E De kinetische energie van de satelliet verandert niet. Geen van bovenstaande uitspraken is juist. ntwoorden meerkeuzevragen 1: C 2: C 3: C 4 (a,b):, 5: E 6: 7: 8: C 9: C 10: C 11: E 12: D 13: E 14: 15: D 16: C 17: 18: 19: 20: C+E 2 Tekenvragen 21 [H/V] Teken het energiestroomdiagram van een energieomzetter met een hoog rendement. Doe hetzelfde voor een energieomzetter met een laag rendement.

22 [H/V] Teken het energiestroomdiagram van de volgende energieomzetters, met daarin aangegeven de in- en uitstromende energiesoorten. Hou daarbij zoveel mogelijk rekening met het rendement van de energieomzetter. a enzinemotor b Elektromotor c Elektrische boiler d ccu e Gasgestookte elektriciteitscentrale f Zonnepaneel g Windturbine 3 Open vragen 23 [H/V] Een kracht brengt een voorwerp in beweging. Hoe noemen we de grootheid kracht afstand, en welke grootheid wordt hierdoor veranderd? 24 [H/V] eschrijf een situatie waarin er een kracht op een voorwerp wordt uitgeoefend zonder dat die kracht arbeid op het voorwerp verricht. 25 [H/V] Wat kost meer arbeid: het optillen van een zak van 50 kg over een verticale afstand van 2 m of het optillen van een zak van 25 kg over een verticale afstand van 4 m? 26 [H/V] ls het optillen van beide zakken in de vorige vraag over de daar gegeven afstanden even lang duurt, hoe groot is dan het vermogen dat bij de ene zak nodig is, vergeleken met dat bij de andere zak? 27 [H/V] Hoe groot is het vermogen dat nodig is als een kracht van 1 N een boek over een afstand van 2 m verplaatst in een tijdsduur van 1 s? 28 [H/V] Een auto wordt opgetild in de garage en heeft daardoor zwaarte-energie ten opzichte van de grond. Hoeveel zwaarte-energie zou de auto krijgen als die twee keer zo hoog wordt opgetild? 29 [H/V] Twee auto s worden in een garage even hoog opgetild. ls de ene auto een twee keer zo grote massa heeft als de andere, hoe verhouden zich dan de zwaarte-energieën tot elkaar? 30 [H/V] Hoe groot is de toename van de zwaarte-energie van een boek van 1 kg als het over 4 m omhoog gebracht wordt? En bij 8 m? 31 [H/V] Hoe groot is de kinetische energie van een boek van 1 kg als het met een snelheid van 2 m/s door de kamer wordt gegooid? Hoeveel energie wordt overgedragen aan de muur die het boek per ongeluk tegenkomt? 32 [H/V] Welke auto heeft de grootste kinetische energie: een auto die met 30 km/h beweegt of een half-zo-zware auto die 60 km/h rijdt? 33 [H/V] Een bewegende auto heeft kinetische energie. ls hij versnelt tot vier keer de oorspronkelijke snelheid, hoeveel keer groter wordt dan zijn kinetische energie? Hoeveel keer meer arbeid moeten de remmen verrichten om de vierkeer-zo-snelle auto tot stilstand te brengen? 34 [H/V] In een gespannen boog ligt een veerenergie van 40 J opgeslagen. Hoe groot is de kinetische energie van een pijl die met deze boog wordt afgeschoten, direct na het afschieten? 35 [H/V] Een appel die aan de tak van een boom hangt, heeft zwaarte-energie als gevolg van zijn hoogte. ls de appel valt, wat is er dan met die zwaarte-energie

gebeurd op het moment juist voordat de appel de grond raakt? En nadat de appel de grond heeft geraakt? 36 [H/V] Leg uit hoe de chemische energie die in een groen blad is opgeslagen verband houdt met de energie die door de zon wordt uitgestraald. 37 [H/V] Leg uit wat de energie van de elektrische stroom die een elektrische tandenborstel laat werken, te maken heeft met thermonucleaire fusie-energie. 38 [H] Een kracht van 50 N wordt uitgeoefend op het uiteinde van een hefboom, die over een zekere afstand wordt bewogen. ls het andere uiteinde van de hefboom daarbij de helft van die afstand beweegt, hoeveel kracht oefent hij dan uit? 39 [H] De man in figuur 7 trekt het touw over een afstand van 1 m naar beneden met een kracht van 100 N. De last gaat daardoor 1/7 van die afstand omhoog (ongeveer 14 cm). Wat is dan de grootste last die opgetild kan worden? 40 [H] ls de last in de situatie van de vorige vraag 500 N bedraagt, wat is dan het rendement van het katrollensysteem? 41 [H] Uitgaande van de situatie in de vorige vraag, hoeveel J arbeid verricht de man op het katrollensysteem en met hoeveel J neemt de zwaarte-energie van de last toe? Wat is er gebeurd met het verschil in energie? iguur 7 42 [H/V] Leg uit of een machine een rendement van meer dan 100% kan hebben. 43 [H/V] Leg uit waarom het eenvoudiger is om een licht geladen vrachtwagen tot stilstand te brengen dan een zwaar geladen vrachtwagen bij dezelfde snelheid. 44 [V] De veerenergie van Tenny s gespannen boog (zie figuur 8) is te benaderen door de kracht waarmee zij de boog gespannen houdt te vermenigvuldigen met de afstand waarover ze de pijl naar achteren heeft getrokken. Levert dat een veerenergie op die groter is dan de werkelijke veerenergie, of kleiner? 45 [H/V] ls een geweer met een langere loop wordt afgevuurd, werkt de kracht van het uitzettende gas over een langere afstand op de kogel. Welk effect heeft dit op de snelheid van de afgeschoten kogel? 46 [H/V] In een trein gooien twee kinderen een bal over en weer. Hangt de kinetische energie van de bal af van de snelheid van de trein? Geef een zorgvuldig antwoord. iguur 8 47 [H/V] ij zuinig zijn met energie kan het gaan om het uitschakelen van onnodig brandende lampen en het op een lage stand zetten van de verwarmingsthermostaat. Maar waarom zou je zuinig zijn met energie als die altijd behouden blijft? Leg uit wat het verband is tussen energiebehoud in de natuurkunde en zuinig zijn met energie in het dagelijks spraakgebruik. 48 [H/V] Op welk punt in zijn baan heeft de massa van een slinger zijn maximale kinetische energie? Op welk punt is zijn zwaarte-energie maximaal? ls de kinetische energie de helft is van de maximale waarde, hoe groot is dan de zwaarte-energie? iguur 9 49 [H/V] Een natuurkundeleraar laat energiebehoud zien door een slinger met grote massa heen en weer te laten slingeren, zoals in figuur 9. Wat zou er gebeuren als hij in zijn enthousiasme de slinger een duwtje meegeeft bij het loslaten vanaf zijn neus? Leg uit. 50 [H/V] Waarom wordt er geen arbeid verricht op een voorwerp als de kracht

loodrecht staat op de snelheid van het voorwerp? 51 [H/V] Verricht het koord van een slinger arbeid op de slingerende massa bij het heen en weer slingeren? Verricht de zwaartekracht arbeid op die massa? 52 [V] Een kist wordt aan een touw over een horizontaal oppervlak getrokken. Op hetzelfde moment trekt de kist aan het touw, in overeenstemming met Newtons derde wet. Is de arbeid die door het touw op de kist wordt verricht daarom nul? Leg uit. 53 [H/V] espreek het ontwerp van de achtbaan in figuur 10 op basis van behoud van energie. iguur 10 54 [H/V] Stel dat je met twee klasgenoten het ontwerp van een achtbaan bespreekt. De een zegt dat iedere volgende top lager moet zijn dan de vorige. De ander zegt dat dit onzin is: als de eerste top maar het hoogst is, doet het er niet toe hoe hoog de andere toppen zijn. Wat is jouw visie? iguur 11 55 [H/V] Twee ballen worden gelijktijdig losgelaten vanaf het linker uiteinde van de rails en, zoals in figuur 11. Welke bal heeft aan het rechter uiteinde van de rail de grootste snelheid? 56 [H/V] ls een golfbal en een tafeltennisbal dezelfde kinetische energie hebben, weet je dan welke bal de grootste snelheid heeft? Leg uit. Kun je, op dezelfde manier, in een gasmengsel van zware en lichte moleculen met dezelfde gemiddelde kinetische energie, aangeven welke moleculen het snelst bewegen? 57 [H/V] Is het brandstofverbruik van een auto afhankelijk van of de autolampen of de airco aan staan? 58 [H/V] Van een inefficiënte machine wordt wel gezegd dat die energie verspilt. etekent dit dat er in feite energie verloren gaat? Leg uit. 59 [H/V] Een klasgenoot vindt het verwarrend dat de ideeën over krachten in tegenspraak lijken met de ideeën over energie. ijvoorbeeld: op een auto die met constante snelheid over een rechte weg rijdt is de resulterende kracht (of netto-kracht) nul, terwijl er in dat geval wel arbeid wordt verricht. Je klasgenoot vraagt: Hoe kan er nu arbeid worden verricht als de resulterende kracht nul is? Hoe leg je dat uit? 60 [H/V] ls er geen luchtweerstand is, heeft een bal die met een bepaalde kinetische energie vanaf de grond omhoog wordt gegooid, diezelfde kinetische energie opnieuw als hij weer terug is op de grond. ls de luchtweerstand invloed heeft op de beweging van de bal, keert die dan terug op de grond met meer, evenveel of minder kinetische energie? Is je antwoord in tegenspraak met de wet van behoud van energie? Verdedig je antwoord.

61 [H/V] Vanaf het dak van een gebouw gooi je een bal omhoog terwijl je een andere naar beneden laat vallen tot op de grond. Ook de omhoog gegooide bal valt, na het omhoog bewegen, naar beneden naar de grond. ls de luchtweerstand verwaarloosd kan worden, hoe verhouden zich dan de kinetische energieën waarmee de beide ballen de grond bereiken? 62 [H/V] Een vallende steen wint tijdens de val evenveel kinetische energie als hij kwijtraakt aan zwaarte-energie, zodat het totaal van kinetische energie plus zwaarte-energie steeds gelijk blijft. ij het raken van de grond raakt de steen al zijn kinetische energie kwijt zonder er zwaarte-energie bij te krijgen. Hoe kan dit in overeenstemming zijn met energiebehoud? 63 [H/V] Een steen valt vanaf een bepaalde hoogte en dringt bij het neerkomen de modder in. Hoe ver dringt de steen de modder in als je hem van een twee keer zo grote hoogte laat vallen (bij verder identieke omstandigheden)? 64 [H/V] Wanneer is de verandering van de kinetische energie van een auto het grootst: bij optrekken van 10 tot 20 km/h of bij optrekken van 20 tot 30 km/h? 65 [H/V] ls een automotor een rendement van 100% had, waarbij alle energie van de brandstof in arbeid zou worden omgezet, zou die motor dan warm worden? Zouden de uitlaatgassen de omgeving opwarmen? Zou de motor geluid maken? Zou de motor trillen? 4 Ordeningsvragen ij de volgende ordeningsvragen zet je steeds een aantal situaties op volgorde. ls er twee of meer situaties zijn die gelijk scoren, dan komen die situaties op dezelfde plaats in jouw volgorde te staan. Je geeft dat bijvoorbeeld aan door ze te omcirkelen. En ten slotte leg je de redenering achter jouw volgorde uit. 66 [H/V] In figuur 12 zie je zes auto s met een gegeven snelheid en massa. De auto s komen bij een botsing tegen een barrière tot stilstand, waarbij deze barrière over dezelfde afstand wordt ingedeukt. Zet de situaties op volgorde op basis van de kracht die nodig is om de auto tot stilstand te laten komen. egin met de situatie waarin die kracht het grootst is. 4 m/s 6 m/s 8 m/s m = 1200 kg m = 1000 kg m = 1600 kg C 6 m/s 8 m/s 4 m/s m = 1600 kg m = 1200 kg m = 1600 kg D E iguur 12 67 [H/V] In figuur 13 zie je zes raketten met een gegeven snelheid en massa op het moment dat de raketmotor net is uitgeschakeld. lle raketten bevinden zich op dat moment op dezelfde hoogte. De luchtweerstand op die hoogte is verwaarloosbaar klein. a Zet de raketten op volgorde op basis van hun kinetische energie op deze hoogte. egin met de raket waarbij die kinetische energie het grootst is. b Zet de raketten op volgorde op basis van hun kinetische energie in het hoogste punt van hun baan. egin met de raket waarbij die kinetische energie het grootst

c is. Zet de raketten op volgorde op basis van hun zwaarte-energie (of gravitatieenergie) in het hoogste punt van hun baan. egin met de raket waarbij die zwaarte-energie (of gravitatie-energie) het grootst is. 30 m/s 40 m/s 20 m/s 20 m/s 30 m/s 40 m/s 700 g 500 g 600 g 700 g 400 g 600 g iguur 13 68 [H/V] In figuur 14 zie je zes voorwerpen in rust aan het begin van verschillende wrijvingsloze hellingen. a Zet de situaties op volgorde op basis van de kinetische energie van het voorwerp aan het eind van de helling. egin met de situatie waarin deze kinetische energie het grootst is. b Zet de situaties op volgorde op basis van de verandering van de zwaarte-energie van het voorwerp bij zijn beweging van het begin tot het eind van de helling. egin met de situatie waarin deze verandering van de zwaarte-energie het grootst is. 1 m iguur 14 C D E 10 kg 10 m 2 m 1 kg C 1 kg 0,5 m 5 m 0,5 m 5 kg 5 m 10 m D E 69 [H/V] In figuur 15 zie je zes kisten die met dezelfde beginsnelheid van links naar rechts over een afstand d over een horizontaal oppervlak bewegen. Tijdens de beweging wordt er een kracht op de kisten uitgeoefend, die voor alle kisten even groot is maar verschillend van richting. Zet de kisten op volgorde op basis van de arbeid die de kracht verricht. egin met de kist waarbij deze arbeid het grootst is. Let op: nul is groter dan negatief. 1 m 10 kg 5 m 15 kg 0,75 m 7,5 m d = 5 m d = 10 m C d = 5 m D d = 10 m E d = 5 m d = 5 m iguur 15