HC 1 Afb. 1.1. Ingekleurde kaart van de zeven provinciën, naar een gravure van Jan Janssonius, Belgii Foederati nova descriptio (1658). DE REPUBLIEK DER ZEVEN VERENIGDE Het gebied dat we nu kennen als Nederland is sinds ongeveer twee eeuwen een koninkrijk. Daarvoor was het lange tijd een republiek: een land dat niet door een monarch (geboren koning of koningin) geregeerd wordt. De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden ontstond aan het einde van de zestiende eeuw. Deze staatsvorm was in Europa uniek voor die tijd. In alle andere landen maakten koningen de dienst uit, ondersteund door een systeem van adellijke macht. Het ontstaan van de Republiek was niet gepland, maar was het gevolg van religieuze en politieke ontwikkelingen die al langere tijd speelden. Uiteindelijk zou de Republiek wereldwijd beroemd worden als handelsgrootmacht en broedplaats voor cultuur en wetenschap. Maar inwoners en bestuurders van de Republiek zouden zich ook schuldig maken aan geweld op grote schaal, vooral in overzeese gebieden, om rijkdom te verkrijgen en behouden. De Republiek bleef bestaan tot aan de overheersing door Napoleon vlak na de Franse Revolutie. In deze historische context wordt alleen het ontstaan van de Republiek tot en met de Gouden Eeuw behandeld: 1515-1648. Kenmerkende aspecten bij deze historische context: 14 De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden. 17 Het begin van staatsvorming en centralisatie. 21 De protestantse reformatie die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had. 22 Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat. 24 De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse republiek. 25 Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie. GS Compact deel 2_binnenwerk.indd 7 7
HC 1 HC I: DE REPUBLIEK DER ZEVEN VERENIGDE Het begin van de Opstand (1515-1572) HET BEGIN VAN DE OPSTAND (1515-1572) 1.1: Waardoor brak er een opstand uit in de Nederlanden? Karel V (1500-1558) heerste over een groot deel van Europa. Hij was onder andere koning van Spanje, keizer van het Heilige Roomse Rijk (een deel van het huidige Duitsland en Italië) en landsheer van Bourgondië. Onder zijn rijk vielen ook de Habsburgse Nederlanden. Deze Nederlanden waren een geval apart: het waren onafhankelijke gewesten, die toch samenvielen onder het gezag van één vorst. Het bestuur in de Nederlanden was sinds de late middeleeuwen op een unieke manier tot stand gekomen, met onder de landsheer een landvoogd, stadhouders en vergaderingen van vertegenwoordigers uit de provincies. De katholieke kerk had er officieel het geestelijk gezag. Maar het protestantisme werd steeds populairder. De rijke Nederlanden hadden sinds de middeleeuwen privileges verkregen, en hun rechten botsten met Karels wens om de Nederlanden te centraliseren. DE NEDERLANDEN: GEWESTEN De Nederlanden in de zestiende eeuw bestonden uit een aantal staatjes met elk hun eigen vorm van hoogste plaatselijke macht. Dat kon bijvoorbeeld een hertog of een graaf zijn, maar ook een bisschop. Deze staatjes werden gewesten of provinciën genoemd, en voorbeelden ervan zijn Friesland, Holland en Vlaanderen. De rechtspraak, wetgeving en het economisch leven waren in al deze staatjes verschillend. Sommige gewesten hadden natuurlijk ook wel overeenkomsten. Zo was diefstal in alle gewesten strafbaar; maar welke straf je ervoor kreeg, verschilde per gewest. De Nederlanden waren afzonderlijke gewesten die in principe weinig met elkaar te maken hadden. Ze vormden niet samen één land. Wel was het al sinds de veertiende eeuw zo dat de gewesten steeds meer onder een en dezelfde vorst verzameld werden. Dat wil zeggen dat één vorst tegelijkertijd hertog van het ene gewest kon zijn, graaf van het andere gewest, enzovoort. Dit kon zo gebeuren door ofwel oorlog en verovering, ofwel erven en trouwen (familiepolitiek). De vorsten die op deze manier steeds meer grip op de Nederlanden kregen, stamden eerst uit het Bourgondische, later uit het Habsburgse huis. Zo kon het uiteindelijk gebeuren dat Karel V, een afstammeling van zowel het Bourgondische als het Habsburgse huis, landsheer (vorst) werd over alle gewesten van de Nederlanden, zonder dat deze gewesten samen een land waren. 1.1. 1.2. 1.3. Over welke drie grote gebieden was Karel V onder andere heerser? De Nederlanden waren in de zestiende eeuw niet samen één land. Waaruit bestonden de Nederlanden wel? Dankzij welke twee vormen van politiek kon Karel V vorst van alle zeventien Nederlanden worden? Afb. 1.2. Familieportret met Karel V (in het midden) samen met zijn grootvader keizer Maximiliaan I, zijn toen al overleden grootmoeder Maria van Bourgondië, zijn vader Filips de Schone, zijn broer Ferdinand en zijn zwager Lodewijk van Hongarije. Geschilderd door Bernhard Strigel, ca. 1515. Late middeleeuwen: steden verkrijgen privileges 1428: de eerste stadhouder wordt ingesteld (gewest Holland en Zeeland) 8 Loop van de vijftiende en zestiende eeuw: andere gewesten krijgen ook stadhouders 1485: de eerste landvoogd wordt ingesteld voor de Nederlanden die in Habsburgs bezit zijn GS Compact deel 2_binnenwerk.indd 8
PRIVILEGES Gewesten en steden in de Nederlanden hadden in voorgaande eeuwen steeds meer zelfstandigheid en rijkdom verkregen. Dit had twee oorzaken. Enerzijds was er economische groei in de steden, omdat er steeds meer handel werd gedreven en er specialisatie en vakmanschap ontstond. Doordat steden steeds rijker werden, stonden ze sterker in onderhandelingen met de vorst. Ze hadden immers iets wat de vorst altijd nodig had: geld. Daarnaast konden ze zich veroorloven bijvoorbeeld een eigen stadsverdediging te hebben. Anderzijds kenden vorsten privileges toe, om ervoor te zorgen dat de steden loyaal (trouw) aan hen bleven. De vorst was dus niet oppermachtig. De steden, maar ook individuele onderdanen, hadden rechten. Als een vorst iets wilde dat tegenstrijdig was met de algemeen geldende normen en rechten (bijvoorbeeld een plotselinge belastingverhoging om een oorlog te kunnen betalen), kon een stad of gewest dat weigeren of er voorwaarden tegenover stellen. LANDVOOGD EN STADHOUDER De Bourgondische en Habsburgse vorsten die sinds de veertiende eeuw steeds meer gewesten in de Nederlanden in hun macht kregen, waren niet altijd zelf aanwezig om te regeren. Ze hadden namelijk nog andere gebieden waar ze ook vorst van waren. Daarom stelden ze plaatsvervangers in. Op centraal niveau was dat een landvoogd. Al waren de Nederlanden dus niet één land, de gewesten die onder Bourgondisch/Habsburgs bestuur vielen, kregen wel samen één landvoogd. Daarnaast werd de functie van stadhouder ingesteld als bestuurder van een gewest. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat elk gewest een eigen stadhouder zou hebben. Ten tijde van de Opstand was dat niet werkelijk zo. Er was er tijdens het grootste deel van de Opstand maar één die bestond naast de landvoogd, en deze stadhouder was Willem van Oranje. Het woord stadhouder komt overigens van het oud-duitse Statthalter, wat plaatsvervanger betekent. Het heeft dus niets met een stad te maken. 1.4. Wat zijn privileges? 1.5. Door welke twee oorzaken waren privileges tot stand gekomen? 1.6. Hadden onderdanen van de vorst rechten? 1.7. Wat is het verschil tussen de landvoogd en de stadhouder? 1.8. Wat betekent stadhouder? Afb. 1.3. Jean Froissart, edelman Jan van Heyle en de burgers van Gent. Pagina uit Kronieken (ca. 1475). 1515: Karel V wordt meerderjarig verklaard en mag over zijn rijk regeren, waaronder op dat moment al elf provinciën in de Nederlanden vallen 1515-1536: Karel krijgt in fases de macht over verschillende andere Nederlandse provinciën 1543: Karel V krijgt ook het hertogdom Gelre en het graafschap Zutphen in zijn macht, en heeft daarmee heerschappij over de zeventien provinciën van de Nederlanden 9 GS Compact deel 2_binnenwerk.indd 9
HC 1 HC I: DE REPUBLIEK DER ZEVEN VERENIGDE Het begin van de Opstand (1515-1572) BESTUUR Naast een landsheer, landvoogd en stadhouder waren er de Gewestelijke Staten en de Staten-Generaal. De Gewestelijke Staten bestonden uit vertegenwoordigers van alle standen (adel, geestelijkheid en burgers) in één bepaald gewest. Zij konden samenkomen in een vergadering van Gewestelijke Staten, bijeengeroepen door de stadhouder of landsheer. Deze vergadering mocht niet op eigen houtje beslissingen nemen, maar werd gebruikt om te adviseren en eventueel nieuwe maatregelen, zoals een nieuwe belasting, goed te keuren in ruil voor bepaalde voorwaarden. De Staten-Generaal was een vergelijkbaar soort vergadering, maar hierin waren de vertegenwoordigers van de drie standen in álle gewesten samen verenigd. Het woord generaal betekent in deze context algemeen of overkoepelend. CENTRALISATIE Onder Karel V ontstond een beweging van centralisatie. De vorst zag zichzelf als leider die van God de opdracht had gekregen zijn gebieden te besturen. Hij wilde universeel geldende wetten instellen voor het hele gebied van de Nederlanden, in plaats van regels die per gewest anders waren. Op die manier wilde hij zelf inzicht hebben in alle belangrijke politieke zaken en zo min mogelijk overlaten aan plaatselijke adel of zelfstandige steden. Karel haalde geleerden naar zijn hof die zijn beleid moesten uitvoeren, een soort ambtenaren dus. Als onderdeel van de centralisatie in de Nederlanden stelde Karel V in 1531 de drie Collaterale Raden in. Deze Raden (de Raad van State, de Raad van Financiën en de Geheime Raad) bestonden uit edelen die Karel V dienden en hem van advies voorzagen. De Raad van State was de belangrijkste en dit instituut bestaat nog steeds, al is het door de eeuwen heen flink veranderd. De Nederlanden in de 16e eeuw vóór de Opstand Landsheer: Karel V (tevens koning van Spanje en keizer van het Heilige Roomse Rijk) Landvoogd (centraal plaatsvervanger van Karel V) 1.9. Wat zijn de Gewestelijke Staten? 1.10. Wat zijn de Staten-Generaal? 1.11. Waarom heten de Staten-Generaal zo? 1.12. Waaruit blijkt dat Karel V bezig was met centralisatie? Stadhouder (gewestelijk plaatsvervanger van Karel V) Staten-Generaal Gewestelijke Staten Gewesten/provinciën (vanaf 1543 waren dit er 17) 1531: Karel V stelt de drie Collaterale Raden in 10 GS Compact deel 2_binnenwerk.indd 10
RELIGIE Zo goed als heel West-Europa was christelijk en de christelijke kerk van de zestiende eeuw had een duidelijke machtsstructuur. In deze zin betekent de christelijke kerk niet een kerkgebouw, maar het hele kerkelijke instituut. Het hoogste kerkelijk gezag was de paus, in het Vaticaan in Rome. Vanuit het Vaticaan werd bepaald hoe het christelijk geloof moest worden beleden, dus op wat voor manier mensen in God moesten geloven. Ook schreef het Vaticaan voor hoe de kerken en kerkelijke gemeenschappen plaatselijk moesten worden bestuurd. Aartsbisschoppen vertegenwoordigden het pauselijk gezag in grote gebieden. Onder hen stonden de bisschoppen, die op regionaal niveau (ongeveer ter grootte van een provincie of een belangrijke stad met omliggende gebieden) hetzelfde deden. Daaronder stonden de individuele kerken en bijbehorende parochies, waar een priester het hoofd van was. DE INQUISITIE In de late middeleeuwen stelde de kerk, in samenwerking met de wereldlijke macht, kerkelijke rechtbanken in. Deze rechtbanken worden de inquisitie genoemd. De inquisitie had als doel ketters te vervolgen. Ketters waren mensen die op de verkeerde manier het christelijk geloof beleden. Dat wil zeggen dat ze in hun geloof niet precies de regels van het Vaticaan opvolgden of dat ze de Bijbel op een andere manier interpreteerden dan was voorgeschreven. Dat mocht niet; de kerk en de vorst waren bang hun macht en de eenheid in het rijk kwijt te raken als iedereen op zijn eigen manier het geloof zou invullen. AFLATENHANDEL Behalve met kettervervolging hield de katholieke kerk zich ook bezig met aflatenhandel. Volgens de leer van de kerk konden mensen boeten voor hun zonden (slecht gedrag) door te biechten, te bidden en geld te geven aan de kerk. Dat gebeurde door middel van goede werken, een soort liefdadigheid, of door het kopen van aflaten. Een aflaat was een document waarin geschreven stond welke zonde vergeven werd. Hoe rijker je was, hoe makkelijker je dus van je zonden af kwam. Ook veel arme mensen besteedden geld aan aflaten. De kerk verdiende hier flink aan. 1.13. 1.14. 1.15. 1.16. Wat is de inquisitie? Wat was een belangrijke reden voor het bestaan van de inquisitie? Wat is ketterij? Wat is een aflaat? Afb. 1.4. Dit vijftiende-eeuwse schilderij laat een autodafe zien, een strafritueel waarbij ketters door de inquisitie terechtgesteld werden. Op het podium zit Sint Dominiucus, een Spaanse heilige die tegenwoordig nog altijd vereerd wordt. Onderin de hoek rechts zie je hoe hij twee ketters laat verbranden. 1517: Luther maakt zijn kritiek op de katholieke kerk kenbaar GS Compact deel 2_binnenwerk.indd 11 11