Projectplan systeembenadering bodem- en gewasschade engerlingen Aanleiding aanpak In de akkerbouw, groenteteelt en melkveehouderij op de zandgronden in oost en zuid Nederland zorgen engerlingen voor steeds meer problemen. In het verleden waren chemische bestrijdingsmiddelen toegestaan, maar die mogen heden ten dage niet meer gebruikt worden. Een gebruikelijke manier van bestrijding van engerlingen in grasland is het scheuren van de graszode in de nazomer en het najaar, waarna opnieuw gezaaid kan worden. Het scheuren van grasland zorgt echter, zeker laat in het jaar, voor nitraatuitspoeling en heeft daarmee negatieve gevolgen voor de waterkwaliteit. Daarnaast brengt het herinzaaien van percelen extra kosten mee voor de veehouder en is niet met zekerheid een oplossing voor de problematiek. Engerlingen zijn de larven van de meikever en de rozenkever en vreten aan de wortels van gewassen en grasplanten of vreten direct aan het gewas zelf. Bijvoorbeeld bij grassen wordt door de vraat het contact van de resterende wortels met de ondergrond minder. Bij droog weer verdroogt de zode en sterft de grasmat af, dit is primaire schade. Het is echter voornamelijk de secundaire schade die zichtbaar wordt, veroorzaakt door zoogdieren en vogels op zoek naar de voedzame engerlingen. In akkerbouwgewassen en de groenteteelt kunnen engerlingen zorgen voor een mindere kwaliteit van de producten en/of uitval. Bij de teelt van aardbeien en asperges op gescheurd weiland wordt bijvoorbeeld schade door engerlingen geconstateerd. Uitval van aardbeiplanten en kwaliteitsschade aan asperges zijn dan het gevolg. In de teelt van aardappelen vreten engerlingen van vooral de meikevers aan de knollen. Dit levert beschadigde knollen op en verlaagt opbrengst. Er is behoefte aan kennis en inzicht in de mogelijkheden om preventief schade door engerlingen te voorkomen. Financiële schade en schade aan het milieu door het scheuren van grasland worden hiermee voorkomen. Om dit te bereiken staat in dit project de systeembenadering van de bodem centraal. Systeembenadering centraal De bestrijding van ziekten en plagen in de diverse land- en tuinbouwsectoren is uitermate complex. Op veel bedrijven zijn er bijna continu verschillende plagen en ziekten aanwezig waar moeilijk van af te komen is. Het is daarom noodzakelijk om het totale complex van gewas, ziekten, plagen en natuurlijke vijanden als één dynamisch ecosysteem te zien waarin alles direct of indirect op elkaar ingrijpt. Afzonderlijke maatregelen tegen een plaag werken daarbij onvoldoende. Sturing in zo n complex systeem vraagt om een fundamentele aanpak in de vorm een systeembenadering. De systeembenadering in dit project vereist dat boeren en tuinders beginnen met een goede analyse van hun percelen, de bodem en plekken binnen percelen waar in het verleden
schade is opgetreden. In dit project wordt dit gedaan door informatie over bodemanalyses en informatie over tal van bodemkenmerken te verzamelen zoals het vochtgehalte en een profielkuil te graven op voormalige schadeplekken. Vervolgens is onderdeel van de systeembenadering dat vooraf wordt nagedacht welke gewassen en rassen bij een perceel passen en wordt vooraf een strategie uitgewerkt ten aanzien van de rotatie van gewassen en het gewasbeschermingsplan door te jaren heen. Om te voorkomen dat het project alleen kleine stapjes zet in de optimalisatie van bestaande teeltsystemen en alleen de bestrijding van engerlingen, wordt een toekomstgericht proces voor de systeembenadering opgezet. Er vindt een verplaatsing plaats van risicoreductie van de telers door inzet van het traditionele scheuren van grasland en het gebruik van chemische middelen naar risicoreductie door slim inrichten van het landschap, bedrijf, en perceel in ruimte en tijd, gecombineerd met een slimme inzet van biologische, groene gewasbeschermingsmiddelen met behulp van de nieuwste technologische inzichten. Om dit te bereiken wordt samengewerkt met Wageningen UR in het kader van de PPS Groen. Doel plan van aanpak Het testen, demonstreren en vaststellen van de effectiviteit van de systeembenadering en methoden en/of teeltstrategieën om bodem- en gewasschade door engerlingen te voorkomen, waarbij ondernemers zelf ervaren en vertrouwd raken met de systeembenadering en nieuwe methodieken binnen hun eigen bedrijfsvoering. Eindresultaat moet een helder advies zijn over de systeembenadering die melkveehouders, akkerbouwers en groentetelers kunnen volgen om schade door engerlingen te voorkomen. Drietraps aanpak De aanpak op het gebied van preventie van bodem- en gewasschade door engerlingen bestaat uit drie onderdelen: 1. Innovatie en onderzoek door de Wageningen UR 2. Het organiseren van testlocaties in de regio 3. Een praktijknetwerk van boeren gericht op de implementatie/demonstratie/coördinatie van de systeembenadering en individuele maatregelen Trap 1. Innovatie en onderzoek Trap 1 innovatie en onderzoek vindt plaats via de nieuwe Publiek Private Samenwerking onder de titel GROEN. De titel GROEN staat daarbij voor Gewasbescherming Robuust Optimaal Economisch & Natuurlijk teeltsysteem. Dit onderzoeksprogramma is onder andere gericht op onderzoek en innovatie voor nieuwe methoden en strategieën van bodemplagen als engerlingen. Via de PPS GROEN wordt kennis beschikbaar gesteld over de systeembenadering. De doelstelling van PPS GROEN is om de afhankelijkheid van chemische gewasbescherming sterk te verminderen. De systeembenadering staat daarbij centraal. Onderzoek en innovatie via de PPS GROEN richt zich onder andere op het
verkrijgen van meer kennis over het totale bodem- en ecosysteem, het uittesten van nieuwe creatieve oplossingen en methoden van preventie en bestrijding, waarvan de mate van effectiviteit beter vastgesteld moet worden. Het onderzoek via de PPS GROEN is gehonoreerd door topsector A&F en wordt gefinancierd door het ministerie van Economische Zaken en de deelnemende bedrijven. De PPS GROEN staat financieel los van dit project, maar sluit inhoudelijk wel aan. 2. Testlocaties in de regio Om verschillende methoden en oplossingen tegen engerlingen uit te testen worden een aantal testlocaties gecreëerd. De beoogde locaties zijn: Testlocatie 1: bij een melkveehouder in het gebied Etten-Leur (voorstel is het bedrijf van Marc Jaspers te Zegge). Testlocatie 2: bij een aardbeienteler in het gebied Etten-Leur (voorstel is het bedrijf van Johan Trouw te Etten-Leur) Testlocatie 3: bij een melkveehouder in de regio Breda (voorstel is bedrijf van Timo Aerts te Rijsbergen). Deze testlocaties dienen om verschillende nieuwe methoden/oplossingen op een verantwoorde technische manier te onderzoeken. De onderzoekstechnische opzet en monitoring van de nieuwe methoden/oplossingen vindt in afstemming plaats met engerlingenexpert Klaas van Rozen van Wageningen UR. Tevens dienen de testlocaties als fysiek centrum waar ondernemers periodiek naar toe kunnen gaan om nieuwe methoden en oplossingen in de praktijk te zien en de uitkomsten te bespreken. De testlocaties zijn dus een belangrijk onderdeel van de kennisoverdracht naar agrarische ondernemers en dienen als inspiratie voor de maatregelen die worden genomen in het praktijknetwerk van agrarische ondernemers. 3. Praktijknetwerk agrarische ondernemers Er wordt een netwerk gevormd van ca. 25 agrarische ondernemers (akkerbouwers, melkveehouders en groentetelers). Zij gaan gedurende twee groeiseizoenen verschillende methoden en oplossingen uittesten op hun eigen bedrijven om problemen met engerlingen in de bodem te voorkomen. Voorwaarde voor deelname aan het netwerk is dat iedere ondernemer een methode/oplossing dient uit te proberen en kennis daarover wil delen. Naar aanleiding van een startbijeenkomst worden onderwerpen besproken en gekozen op basis van de technische en praktische haalbaarheid. Dit kan naast het bepalen van op zich staande proeven/demo s ook strategieën zijn van meerdere oplossingen en/of het nagaan van lange termijn effecten. Het gaat onder andere om de volgende manieren van preventie/bestrijding: - Het begint met het verzamelen van achtergrondinformatie over de bodem: GPS
coördinatoren/ kaarten van percelen, locaties van veel schade door engerlingen, verzamelen bodemmonsters, informatie over drainage/waterafvoer, hoogte en reliëf van percelen, eventuele pacht, gegevens over gewas en rassen, omgeving eromheen (eiken of berken nabij aanwezig), aanwezige predatoren (spreeuwen, kraaien, dassen), foto van profielkuil voormalige schadeplekken en de planning van gewassen de komende jaren. - Inzet van teeltwerkzaamheden in het najaar om engerlingen te doden - Beschadigd grasland wordt met oog op een weerbaardere bodem (o.s.) en een weerbaarder grasbestand opnieuw ingezaaid - Organische stof en watermanagement (droogtegevoeligheid) verbeteren - Rotatievarianten met mais en andere gewassen - Inzet biologische (groene) middelen om de bodem weerbaarder te maken en/of de engerlingenpopulatie onder een economische schadedrempel te brengen - Gericht inzetten van insectparasitaire nematoden (aaltjes) om de engerlingen kosteneffectief te bestrijden (Heterorhabditis bacteriophora en de Steinernema feltiae), op basis van spotbestrijding - Vangen/mfonitoren van volwassen kevers in het voorjaar met behulp van vallen met lampen/zeepwater, feromonen en/of plantextracten - Het doden van engerlingen in het najaar door te rollen - Verkenning van de mogelijkheden voor chemische bestrijdingsmiddelen - Elk andere relevant idee vanuit de bijeenkomst wordt overwogen om mee te nemen Tweemaal per jaar wordt een netwerkbijeenkomst georganiseerd om kennis en ervaringen uit te wisselen. Daarbij is ook WUR-expert Klaas van Rozen, als vertegenwoordiger van de PPS Groen, aanwezig om de ervaringen wetenschappelijk te kunnen duiden. De managers van de testlocaties worden verzocht aanwezig te zijn. Eindproducten van de projectaanpak Van het project wordt een beknopt eindrapport opgeleverd met daarin een duidelijk overzicht van de uitgeprobeerde maatregelen en de bijbehorende effectiviteit. Eindresultaat moet een helder advies zijn die melkveehouders, akkerbouwers en groentetelers kunnen volgen om schade door engerlingen te voorkomen. Na het project blijft het netwerk van ondernemers bestaan om ervaringen uit te wisselen over de systeembenadering en de preventie/bestrijding van engerlingen. Projectorganisatie ZLTO is projectleider van het project. Er wordt een begeleidingsgroep gevormd met daarin de financiers van het project en de agrarische ondernemers van de testlocaties. De begeleidingsgroep bestaat verder uit ZLTO bestuurders van de afdelingen Etten-Leur, Roosendaal, Rucphen en vertegenwoordiging uit de ZLTO vakgroepen. ZLTO zal ook participeren in de PPS GROEN van Wageningen UR.
Communicatie Er wordt regelmatig over het project gecommuniceerd: - 5x per jaar via een aparte nieuwsbrief naar deelnemers en financiers - De nieuwsbrieven worden geplaatst op de ZLTO-website - 5x per jaar berichtgeving in de ledennieuwsbrief van de ZLTO - Berichtgeving over actuele zaken in de Nieuwe Oogst Relatie met Brabant Bewust De aanpak past binnen het programma Brabant Bewust. Brabant BEWUST richt zich op de vergroting van de kennis en een verandering in houding en gedrag van boeren, tuinders en loonwerkers binnen de provincie Noord-Brabant ten aanzien van emissie van nutriënten naar het grond- en oppervlaktewater. Onderdeel van deze programmatische benadering is dat deze hoofddoelstelling van te voren vaststaat, maar dat de invulling daarvoor gedurende de looptijd van het programma pas vorm krijgt. Hiervoor zitten provincie Noord-Brabant, Waterschap Brabantse Delta, Waterschap de Dommel, Waterschap Aa en Maas, Waterschap Rivierenland, ZLTO en CUMELA van begin af aan met elkaar om tafel. Tijdspad Totale tijdsduur van de testlocaties en het praktijknetwerk bedraagt twee groeiseizoenen. Vanwege te verwachten lange termijn effecten van bepaalde strategieën wordt één testlocatie daarop specifiek geselecteerd, waarbij eventuele vervolgwaarnemingen gewaarborgd zijn. Na het project blijft het netwerk van ondernemers bestaan om ervaringen uit te wisselen over de systeembenadering en de preventie/bestrijding van engerlingen.