Inhoudsopgave. Voorwoord 3. Samenvatting 4. 1 Zorg in de Nederlandse economie 7. 2 Medisch-specialistische zorg 11

Vergelijkbare documenten
zorg LooNT Samenvatting brancherapport algemene ziekenhuizen 2013

Opzet van het gezondheidszorgsysteem (paragraaf 1) Ziekenhuiszorg aanbod en productie (paragraaf 2) Ziekenhuiszorg prestaties (paragraaf 3)

NVZ brancherapport ziekenhuizen Vergelijking Europa

GEZONDE ZORG. Brancherapport algemene ziekenhuizen 2012

NVZ brancherapport ziekenhuizen Vergelijking Europa. Achtergronddocument

Reële krimp bij algemene ziekenhuizen

38 Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen

zorg loont Brancherapport algemene ziekenhuizen 2013

Gupta Strategists Alice s adventures in Wonderland

32 Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen

zorg loont Brancherapport algemene ziekenhuizen 2013

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief

FACTSHEET. Voorlegger bij rapport Schaal- en synergieeffecten bij de spoedeisende hulp, IPSE studies, juli 2013

JAARVERSLAGENANALYSE 2014 SECTORRAPPORT ZIEKENHUIZEN

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2

Zorg voor innovatie! Sneller Beter - Innovatie en ICT in de curatieve zorg

Van goede zorg verzekerd. Zorgverzekering. Oegstgeest 27 september 2014

Ontwikkelingen in de Zorg voor Ouderen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zorg voor baten brancherapport algemene ziekenhuizen 2010 b r a n c h e r a p p o r t a l g e m e n e z i e k e n h u i z e n

Overheid en economie

De zorgmiljarden in de Miljoenennota

Zorg om de zorg. Paul Schnabel. Amsterdam, 9 oktober 2013 Universiteit Utrecht

RUIMTE VOOR GEZONDHEIDSZORG. Paul Schnabel, Universiteit Utrecht Leidsche Rijn 6 maart 2014

Toekomst voor de zorg in viervoud

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012

Sector in beeld: kostenontwikkelingen 2016 juli 2015

Regiobericht 1.0 Noord

Zorg voor geest kost nog steeds het meest

De donkere kamer van Damokles

Toekomst voor de zorg in viervoud

ZORG 2019 en verder.

Voorbeeldziekenhuis. Jaarverslagen Analyse

ZO WERKT DE NEDERLANDSE GEZONDHEIDSZORG. Santpoort

Ziekenhuizen Analyse van de jaarverslagen van Nederlandse ziekenhuizen over augustus SiRM Strategies in Regulated Markets

Hogere zorgkosten, afvlakking premies basisverzekering, stijging vermogens zorgverzekeraars

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie groeit 1,4 procent in Beperkte opwaartse bijstelling economische groei 2004

JAARVERSLAGEN ANALYSE 2010 Intrakoop

April 26, 2016 Bernard van den Berg

Code Red Scenario voor zorgontwikkeling in de huidige crisis. Amsterdam, 20 april 2009

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2

Zorg in de G4; Verschillen tussen zorg in de G4 en daarbuiten

Persbericht Aantal pagina s: 4

10 jaar Zvw: een evaluatie

Analyse quick scan productie 2016

Zorguitgaven en doelmatigheid

De Rijksbegroting voor dokters

Eindexamen vwo economie I

10 jaar Zvw. Operatie Cure geslaagd? Centraal Planbureau

Monitor Economie 2018

LANDEN ANALYSE NEDERLAND

Persbericht. Huishoudens verliezen koopkracht in Centraal Bureau voor de Statistiek

2 Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen

Financiële kengetallen zorginstellingen 2015

Betere zorg met minder kosten: kan dat? Jaarcongres Intrakoop, 17 juni 2014 André Rouvoet, voorzitter ZN

Van systemen naar mensen Gezamenlijke agenda VWS 8 februari Vereniging Senioren ING Regio Rotterdam/Zeeland 24 april 2014 Joop Blom

ZorgRating. Financiële gezondheid ziekenhuizen

IMAGO ZORG CONSUMENTEN 2013

Hoe lopen de geldstromen in de curatieve zorg?

Aantal medewerkers West-Brabant

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Inkomen huishoudens gecorrigeerd voor inflatie licht gedaald. Meer inkomen uit vermogen en pensioen

Zorggebruik en zorgkosten in de afgelopen 25 jaar. Onno van Hilten 27 maart 2013 Seminar Vergrijzing, zorgvraag en zorgkosten

Samenvatting WijkWijzer 2017

Brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Ontwikkelingen in Zorg, Welzijn en Wonen

Vraag Antwoord Scores

Eigen regie en eigen verantwoordelijkheid in de (ouderen) zorg.

Vraag Antwoord Scores

LANDEN ANALYSE DUITSLAND

Maha-analyse Algemene ziekenhuizen. Brussel, 10 oktober

De herziening van de langdurige zorg vraagt om een levensloop perspectief op de financiering van zorg thuis

De verdeling van de lasten in de zorg

ONDERWERP PRESENTATIE IS EEN STELSELWIJZIGING IN BELANG VAN U ALS DEELNEMER? GENOEMDE ONTWIKKELINGEN / PROBLEMEN OM ONS PENSIOEN STELSEL TE WIJZIGEN

Marktontwikkelingen varkenssector

LANDEN ANALYSE BELGIË

De inkomensverdeling van ouderen internationaal vergeleken

Herstel in de industrie zet door. Samenvatting. Totale industrie. Omzet stijgt. Eerste kwartaal 2014

Feiten en cijfers. Beroerte. Aantal nieuwe patiënten met een beroerte. Definitie. Uitgave van de Nederlandse Hartstichting.

Om de sector zo goed mogelijk te vertegenwoordigen, hebben we alle ondernemingen geïdentificeerd die hun jaarrekening op de website van de NBB

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115

Werkloosheid Ontwikkeling en. zorglasten sinds Sociaal Economische Trends 2013 De Nederlandse economie

Compensatie eigen risico is nog onbekend

Voorlopige toewijzing kosten van ziekten 2015

Perspresentatie Financiële Benchmark Eredivisie. Seizoen 06/07

LANDEN ANALYSE ITALIË

Het rendement van taaltrajecten: casus gemeente Amsterdam. Augustus 2015

Eindexamen economie havo I

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Vooral opwaartse bijstelling overheidsconsumptie. Kwartaal-op-kwartaalgroei 0,6 procent

Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen ZORG IN DE TOEKOMST. Standpunten

De impact van de kosten van Zorg en Welzijn op de inkomenspositie van gepensioneerden

Zorguitgaven in perspectief

Statistisch Bulletin. Centraal Bureau voor de Statistiek. Inhoud. Arbeid en sociale zekerheid Werkloze beroepsbevolking, juli september pag.

Examen HAVO. economie. tijdvak 2 woensdag 23 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Waarom stijgen de uitgaven? Prijs- en volume. Vergrijzing als kostenbom. Kostenontwikkeling Bron: Zorg voor euro s-2

Vraag 1 Bent u bekend met het bericht 'Koopkracht gezinnen in veertig jaar amper gestegen? 1

BEPALING MACRO-DEELBEDRAGEN 2014

Bijlage 4: Werkenden met een laag inkomen

Zorg in perspectief. Nieuwe Zorg Bijeenkomst Haga Ziekenhuis 26 september Albert van der Horst

Toerisme in perspectief. NBTC Holland Marketing Afdeling Research

Transcriptie:

Gezonde zorg Samenvatting brancherapport algemene ziekenhuizen 2012

Inhoudsopgave Voorwoord 3 Samenvatting 4 1 Zorg in de Nederlandse economie 7 2 Medisch-specialistische zorg 11 3 De Nederlandse ziekenhuiszorg presteert goed in vergelijking met andere landen in West-Europa 17 3.1 Kernparameters aanbod en gebruik 17 3.2 Chirurgische en cardiologische verrichtingen 18 3.3 Kwaliteit van de ziekenhuiszorg 19 3.4 Toegang tot gezondheidszorg 20 3.5 Betaalbaarheid van de gezondheidszorg 21 3.6 Brede vergelijking binnen Europa 22 4 Financiën ziekenhuizen 25 4.1 Omzet 25 4.2 Kosten van ziekenhuiszorg 27 4.3 Resultaat 28 4.4 Balans 29 5 Productie van algemene ziekenhuizen 31 5.1 Eerste polikliniekbezoeken 32 5.2 Dagbehandelingen 32 5.3 Opnames 33 5.4 Verpleegdagen 34 5.5 Gemiddelde ligduur 34

Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen

Voorwoord Als het in de politiek over de zorg gaat, gaat het meestal over geld. Het beroep dat door de maatschappij op zorg wordt gedaan, stijgt ieder jaar meer en de kosten daarmee ook. Hoe de kostenstijging de komende jaren in de hand kan worden gehouden, is een vraagstuk waar de politiek volop mee bezig is en de ziekenhuizen, als maatschappelijke ondernemingen, ook. Zo tekenden de ziekenhuizen samen met andere zorgaanbieders, zorgverzekeraars en het ministerie van VWS afgelopen jaar een hoofdlijnenakkoord met als doel de kostentoename te beperken. Maar hoe zitten de zorgkosten nou precies in elkaar? Waar hebben we het over als we het over de kosten van zorg hebben en hoe verhouden die zich tot andere economische sectoren? Met dit brancherapport willen we inzicht geven in de kosten en de financiering van ziekenhuiszorg. We willen daarbij de ziekenhuiszorg in een breder perspectief plaatsen. Allereerst vergelijken we de uitgaven in de medisch-specialistische zorg met andere sectoren binnen de Nederlandse economie. Vervolgens zoomen we in op de medisch-specialistische zorg als onderdeel van de totale zorg. Opvallend is dat, in weerwil van wat velen denken, de ziekenhuiszorg inclusief de medisch specialisten maar een kwart uitmaakt van de totale zorguitgaven. Wanneer we kijken naar de curatieve zorg (ziekenhuiszorg, medisch specialisten en huisartsenzorg) in Europees verband, blijkt dat het percentage van het bruto binnenlands product dat in Nederland daarvoor wordt uitgegeven het laagste is. Wat de Nederlandse zorg in zijn geheel toch duur maakt, komt vooral door de langdurige AWBZ-gefinancierde zorg. Een elk jaar terugkerend onderdeel van de brancherapporten die de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen tot nu toe heeft uitgegeven, is het hoofdstuk over productie en financiën. Op basis van de jaarverslagen worden de prestaties van de algemene ziekenhuizen weergegeven. Het blijkt dat de omzetgroei van algemene ziekenhuizen in 2011 lager was dan verwacht op basis van bevolkingsgroei en vergrijzing. Was de afgelopen vijf jaar de groei gemiddeld 5,7%, in 2011 ging het om iets minder dan 3,5%. Het brancherapport biedt inzicht. Het rapport trekt geen beleidsconclusies en geeft evenmin standpunten weer. Het rapport kan als achtergronddocument dienen voor de vele discussies die worden gevoerd over de zorg. Wij gaan ervan uit dat u het rapport met veel interesse zult lezen en dat het ook u nieuwe inzichten geeft. Roelf H. de Boer Voorzitter Gezonde zorg 3

Samenvatting Gezonde zorg is het brancherapport van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ). De medisch-specialistische zorg die ziekenhuizen en medisch specialisten leveren, beslaat ongeveer een kwart van de totale uitgaven aan zorg, een van de belangrijkste sectoren van de Nederlandse economie. De Nederlandse medisch-specialistische zorg presteert goed in vergelijking met acht West-Europese landen. In 2011 groeide de omzet (A- en B-segment) van de algemene ziekenhuizen met 2,5%. Na correctie voor inflatie, bevolkingsgroei en vergrijzing is er zelfs sprake van krimp. Dit blijkt uit onderzoek dat voor dit brancherapport is verricht. Een uitgebreide versie van het brancherapport inclusief noten, verwijzingen en verantwoording kunt u vinden op www. nvz-ziekenhuizen.nl. Zorg is een belangrijke sector van de economie Met 88 miljard, ofwel 15% van het bruto binnenlands product, vormt de zorg een belangrijk onderdeel van de Nederlandse economie. Slechts een kwart van de uitgaven aan zorg loopt via de portemonnee van huishoudens. Dat zijn de premies die huishoudens zelf aan zorgverzekeraars betalen en eigen, directe uitgaven aan zorg. De rest wordt opgebracht uit heffingen via het salaris en belastingen. De uitgaven aan zorg vallen onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport dat met 29% het grootste aandeel in de overheidsuitgaven beheert. Medisch-specialistische zorg beslaat ongeveer een kwart van de zorg Van de uitgaven aan zorg gaat ongeveer een kwart naar de medisch-specialistische zorg. In 2011 was dat ruim 23 miljard. De uitgaven aan medisch-specialistische zorg worden grotendeels opgebracht uit premies. De gemiddelde eigen uitgaven van huishoudens aan zorg zijn kleiner dan de gemiddelde uitgaven aan bijvoorbeeld drank, tabak of zoetwaren. De afgelopen vijf jaar was de gemiddelde groei van de medisch-specialistische zorg 5,2%. Voor de zorg als geheel was dat 4,3%. Volgens het CPB is de groei voor ruim een derde te verklaren uit inflatie en voor iets minder dan een derde uit groei van het inkomen per hoofd van de bevolking. Er resteert ongeveer 1,9% groei per jaar door niet duidelijk aan te wijzen oorzaken. Ruim 7 miljoen Nederlanders ontvangen jaarlijks een vorm van medischspecialistische zorg. Daarvan had 60% een verwijzing van de huisarts. De uitgaven per hoofd van de bevolking zijn het hoogst voor pasgeborenen en mensen tussen 75 en 80 jaar oud. 4 Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen

Nederlandse medisch-specialistische zorg presteert goed De Nederlandse medisch-specialistische zorg presteert goed op gebruik, kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid. Dat blijkt uit een vergelijking met acht landen om ons heen: Nederlanders nemen relatief weinig zorg af. Het aantal artsen en ziekenhuisbedden per hoofd van de bevolking behoren tot de laagste in West-Europa. Van twaalf cardiologische en chirurgische verrichtingen worden in Nederland slechts voor twee daarvan meer behandelingen dan gemiddeld uitgevoerd. Dat zijn amandelen knippen en staaroperaties. De toegang tot zorg is goed. Op het gebied van wachtlijsten scoort Nederland gemiddeld. Het percentage van de bevolking dat onthouden is van zorg (0,3%) is nergens lager. In de Euro Health Consumer Index scoort het Nederlandse zorgstelsel als beste. Ook de kwaliteit van zorg, bijvoorbeeld gemeten aan de hand van overlevingskansen na kanker, is hier hoog. De medisch-specialistische zorg en de huisartsenzorg zijn samen goed voor 3,7% van het bruto binnenlands product. Dat is het laagste percentage van alle West-Europese landen. Omzetstijging in 2011 ruimschoots te verklaren uit inflatie en veranderende bevolkingssamenstelling De omzet van de Nederlandse algemene ziekenhuizen in het gebudgetteerde deel (A-segment) en het geliberaliseerde deel (B-segment) bedroeg in 2011 11,6 miljard: een groei van 2,5% ten opzichte van 2010. Ongeveer 2,2% is inflatie van lonen en materiaalkosten terwijl de veranderende bevolkingssamenstelling ongeveer 1,1% aan groei kan verklaren. De reële omzet van ziekenhuizen is dus per Nederlander gedaald met ongeveer 0,5%. Ongeveer een op de twaalf ziekenhuizen leed verlies in 2011. De meeste ziekenhuizen hebben hun financiële weerbaarheid versterkt. De gemiddelde solvabiliteit is ruim 18% en ligt daarmee boven het streefniveau van 15%. 29 ziekenhuizen halen die streefnorm nog niet. Productie van ziekenhuizen groeide iets minder dan gemiddeld over de afgelopen jaren In 2011 is het aantal eerste polikliniekbezoeken licht gestegen met 2,1%. Dat is iets minder dan de gemiddelde groei over de afgelopen vijf jaar van 2,5%. De ziekenhuiszorg kent al jarenlang twee trends: het aandeel dagbehandelingen neemt toe en de gemiddelde ligduur per klinische opname neemt af. Die trends zijn ook over 2011 te zien. Het aandeel dagbehandelingen verschoof van 51,5% naar 52,4% en de gemiddelde ligduur daalde van 5,3 naar 5,0 dagen. Gezonde zorg 5

Hoe rijker een land, hoe groter het aandeel van het bruto binnenlands product dat aan zorg wordt uitgegeven

gelijkblijvend 1 Zorg in de Nederlandse economie Met 88 miljard, ofwel 15% van het bruto binnenlands product, vormt de zorg een belangrijk onderdeel van de Nederlandse economie. Als regel geldt: hoe rijker een land, hoe groter het aandeel van het bruto binnenlands product dat aan zorg wordt uitgegeven. In 2006 werd in de Verenigde Staten bijna 15,8% van het bruto binnenlands product besteed aan zorg. In Nederland was dat toen 9,4%. Een Amerikaan gaf in 2006 US$ 6.700 uit aan zorg. Een Nederlander ongeveer de helft daarvan. De groei van de zorgkosten in Nederland heeft zich ontwikkeld zoals in de Verenigde Staten, maar wel op een lager niveau. Als de langjarige trend doorzet, dan geven we over 7 à 8 jaar verhoudingsgewijs anderhalf keer zoveel aan zorg uit, gegeven dat we hetzelfde inkomen per hoofd van de bevolking als de Verenigde Staten bereiken. Om dit inkomen te bereiken is wel economische groei nodig. En daar schort het nu aan. Uitgaven aan zorg vs inkomen per persoon tussen 1996 en 2006 2006 Verenigde Staten 6.000 1996 Nederland 3.000 2006 werkelijke uitgaven 1.500 1996 trendlijn verwachte trendlijn aandeel zorguitgaven van bbp 0 25.000 50.000 Bron: Zie gapminder.org en Woordward, Wang, The oh-so straight and narrow path: can the health care expenditure curve be bent?, Health. Econ., 2011. Schaal langs assen: In US$ PPP op logaritmische schaal De zorgrekening wordt grotendeels door huishoudens opgebracht. Omdat bijna 60% van de uitgaven aan zorg wordt ingehouden op het bruto-inkomen, voelt dat wellicht anders voor de meeste huishoudens. Slechts iets minder dan een kwart van alle uitgaven aan zorg loopt via de portemonnee van huishoudens. Dat bestaat uit de premies die huishoudens zelf betalen, waarvan de exacte hoogte afhankelijk is van de zorgverzekeraar die ze kiezen, en de eigen uitgaven Gezonde zorg 7

aan zorg zoals het eigen risico, eigen betalingen, de aanvullende verzekering en niet-vergoede zorg. Financiering van de zorg, 2011 Bedrijven, instellingen, buitenland 3% Nominale premies 10% Eigen uitgaven huishoudens 13% 59% Premies via loonstrook Belasting 14% Bron: CBS Huishoudens nemen bijna twee derde van de consumptieve bestedingen in Nederland voor hun rekening. Dat is iets meer dan 34.000 per huishouden. Om de uitgaven aan zorg te kunnen vergelijken met andere uitgaven van huishoudens, zijn de premiebetalingen hier opgeteld bij de consumptieve bestedingen van Nederlanders. De premies voor zorg van ongeveer 9.200, ofwel 20% van de totale uitgaven, zijn dan de grootste uitgavecategorie voor een gemiddeld huishouden. Daarnaast wordt nog ongeveer 2% direct uitgegeven aan overige gezondheidszorg. Na zorg volgen uitgaven voor huisvesting, water en energie (18%) en daarna drie categorieën met ieder ongeveer 9% van de consumptie van huishoudens (recreatie en cultuur, voeding en niet-alcoholische dranken, kleding en schoeisel). Verdeling van consumptieve bestedingen, 2010 In Nederland Overigen 35% 65% Huishoudens 100% = 481 mld Nederlandse huishoudens, inclusief zorgpremies Overige 16% Horeca 4% Communicatie 4% Woninginrichting en huishouding 5% Kleding en schoeisel 5% Voeding en nietalcoholische dranken 9% 9% Vervoer 9% Recreatie en cultuur 22% Gezondheid, incl. premies 18% Huisvesting, water en energie Bron: CBS 8 Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen

De overheid geeft ongeveer 43% van het bruto binnenlands product (bbp) uit. Het uitgeven van de zorgpremies valt onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). VWS is het Ministerie met het grootste aandeel (29%) in de totale overheidsuitgaven. Verdeling bbp naar uitgaven, 2011 In Nederland Overigen 57% 43% Overheid Door de overheid Overig 11% Rentelasten 4% Infrastructuur & Milieu 4% 29% VWS Buitenlandse Zaken 5% Gemeente- en provinciefonds 8% OCW 12% 27% SoZa&W Bron: CBS Gezonde zorg 9

Medisch-specialistische zorg, slechts een kwart van de totale zorgkosten

2 Medisch-specialistische zorg Van de uitgaven aan zorg gaat ongeveer een kwart naar de medischspecialistische zorg. In 2010 is 22,4 miljard uitgegeven aan medischspecialistische zorg. De ouderenzorg kostte 16 miljard, gevolgd door geneesmiddelen en hulp middelen met 9,1 miljard. De ondersteunende diensten nemen het kleinste aandeel in met 1,9 miljard. In totaal werd 88 miljard aan zorg besteed. Opbouw totale uitgaven gezondheidszorg, 2010 In procenten Overige verstrekkers van gezondheidszorg 20,9% Ondersteunende diensten 2,1% Geestelijke gezondheidszorg 6,2% Eerstelijnszorg 8,0% Gehandicaptenzorg 9,0% In miljarden euro s Overige verstrekkers van gezondheidszorg 18,4 Ondersteunende diensten 1,9 Geestelijke gezondheidszorg 5,4 Eerstelijnszorg 7,0 Gehandicaptenzorg 7,9 25,4% Ziekenhuiszorg 18,1% Ouderenzorg 10,3% Geneesmiddelen en hulpmiddelen 22,4 Ziekenhuiszorg 16,0 Ouderenzorg 9,1 Geneesmiddelen en hulpmiddelen Bron: CBS Gezonde zorg 11

Naast de uitgaven aan de zorgverzekeringspolis, geven huishoudens ook geld uit aan eigen risico en eigen betalingen in de medisch-specialistische zorg. Gemiddeld is dat 420 per huishouden. Die eigen betalingen zijn kleiner dan de uitgaven aan categorieën als drank, tabak en zoetwaren. Enkele uitgaven van huishoudens vergeleken met de eigen betalingen en eigen risico aan de gezondheidszorg in 2010 in euro s per huishouden per huishouden Dranken Tabak 785 731 Zoetwaren Eigen betalingen gezondheidszorg 420 514 Bron: CBS Ruim 7 miljoen Nederlanders hebben in 2009 een vorm van medischspecialistische zorg gekregen. Van de mensen die contact hebben gehad met een medisch specialist, heeft ruim 60% een verwijzing van de huisarts. Ongeveer 1,4 miljoen mensen zijn op eigen initiatief naar de specialist gegaan, bijvoorbeeld voor de spoedeisende hulp. Daarnaast hebben nog eens 1,4 miljoen mensen contact gehad met medisch specialisten, bijvoorbeeld voor een herhaalbezoek. Deze conclusies volgen uit een vragenlijst die het CBS periodiek voorlegt aan een panel van Nederlanders. Patiëntenstromen, 2009 16,5 miljoen inwoners (100%) 12,2 miljoen inwoners (73%) hebben contact met huisarts 4,3 miljoen inwoners (24%) (73% x 30% = 24% van 16,5 miljoen) 1,4 miljoen inwoners (8%) eigen initiatief totaal 7,1 miljoen inwoners (43,7%) hebben contact met medisch specialist (waarvan 60% via de huisarts) 1,4 miljoen inwoners (9%) oproep of anders (eerste bezoek of herhaalbezoek) 1,1 miljoen inwoners (6,7%) worden opgenomen in ziekenhuis Bron: CBS 12 Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen

Het aantal organisaties dat medisch-specialistische zorg levert groeit. Dat komt vooral doordat het aantal zelfstandige behandelcentra toeneemt (ongeveer 240 in 2010). Er zijn 84 algemene ziekenhuizen, drie minder dan vier jaar geleden. Het aantal locaties van waaruit ziekenhuiszorg geleverd wordt, groeit vooral doordat meer buitenpoliklinieken worden geopend. Locatie algemene ziekenhuizen, buitenpoli's en universitair medische centra, 2011 Algemene ziekenhuizen Buitenpoli s UMC Bron: RIVM, Nationale Atlas Volksgezondheid Tussen 2006 en 2010 groeide de medisch-specialistische zorg met gemiddeld 5,2% per jaar. Voor de zorg als geheel was dat 4,3%. Gemiddelde jaarlijkse groei van zorguitgaven tussen 2006 en 2010 in constante prijzen en 2010 in constante prijzen Geestelijke gezondheidszorg 6,6% Medisch-specialistische zorg Overige verstrekkers van gezondheidszorg Gehandicaptenzorg Eerstelijnszorg Ouderenzorg 2,2% 3,7% 4,2% 5,2% 4,9% gemiddelde groei 4,3% 0 1% 2% 3% 4% 5% 6% 7% 8% Bron: CBS Gezonde zorg 13

De groei van de uitgaven aan medisch-specialistische zorg in Nederland is volgens het CPB voor ruim een derde te verklaren door inflatie en voor iets minder dan een derde door de groei in inkomen per hoofd van de bevolking. Er resteert ongeveer 1,9% groei per jaar door niet duidelijk aan te wijzen oorzaken. Mogelijke oorzaken zijn beleid om wachtlijsten weg te werken, inzet van nieuwe behandelingen en technologie. Wellicht speelt ook eerdere indicatiestelling een rol, bijvoorbeeld omdat behandelingen steeds minder ingrijpend zijn of omdat mensen eerder en meer behandeld willen worden dan voorheen. Ontleding van de uitgavengroei aan medisch-specialistische zorg tussen 2001 en 2010 in lopende prijzen tussen 2001 en 2010 in lopende prijzen Nominale groei Prijsmutatie 7,4% 2,8% Volumegroei Bevolkingsgroei Volumegroei per hoofd Inkomen per hoofd 4,6% 0,4% 4,2% 2,0% Bevolkingssamenstelling Gezondheid Residu 0,6% -0,2% 1,9% Bron: Centraal Planbureau 14 Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen

Per persoon wordt de meeste ziekenhuiszorg besteed aan pasgeborenen en mensen tussen 75 en 80 jaar oud: ongeveer 3.500 per persoon per jaar. Dat is ongeveer drie keer meer dan voor alle leeftijdsklassen gemiddeld. Aan de groep 5- tot 10-jarigen wordt daarentegen slechts ongeveer een derde van het gemiddelde uitgegeven ( 344 per persoon). Per saldo betaalt de groep van 18- tot 60-jarigen meer premie dan door die groep aan zorg wordt afgenomen. Ouderen nemen meer zorg af dan ze aan premie betalen, terwijl kinderen onder de 18 jaar geen premie betalen voor de zorgverzekering. Totale kosten ziekenhuiszorg / kosten ziekenhuiszorg per persoon / Nederlanders per leeftijdsgroep 95+ 90-94 85-89 80-84 75-79 70-74 65-69 60-64 55-59 50-54 45-49 40-44 35-39 30-34 25-29 20-24 15-19 10-14 5-9 1-4 0 Totale kosten ziekenhuiszorg Kosten zieken- = huiszorg per x in miljard persoon in Nederlanders per leeftijdsgroep x 100.000 0 0,5 1 1,5 2 0 2.000 4.000 0 5 10 15 Bron: RIVM, Kosten van ziekten, 2007 Gezonde zorg 15

De Nederlandse curatieve zorg is in procenten bbp de goedkoopste in West-Europa

3 De Nederlandse ziekenhuiszorg presteert goed in vergelijking met andere landen in West- Europa 3.1 Kernparameters aanbod en gebruik Nederland heeft een relatief klein aanbod van ziekenhuiszorg en maakt, vergeleken met de landen om ons heen, weinig gebruik van zorg. Dat volgt uit een vergelijking met België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië, Spanje, Oostenrijk en Zwitserland. Verdeling van 5 kernparameters voor curatieve zorg over West-Europa in 2009 West-Europa in 2009 Aantal artsen per 1.000 inwoners Aantal ziekenhuisbedden per 1.000 inwoners Aantal klinische opnames per 1.000 inwoners Aantal dagopnames per 1.000 inwoners Opnameduur in dagen Nederland 1,6 Oostenrijk 3,9 0 1 2 3 4 5 6 Nederland Spanje 2,8 Duitsland 2,5 5,7 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Nederland Spanje 116 88 Oostenrijk 287 0 100 200 300 400 Duitsland 6 Nederland 118 0 50 100 150 200 Nederland Denemarken 5,8 Zwitserland 4,8 9,7 0 2 4 6 8 10 12 14 16 België 182 gemiddeld in West-Europa Bron: OECD, Health at a Glance, 2011 In Nederland is het aantal werkzame artsen met 1,6 per 1.000 inwoners het laagste in Europa. Nederland heeft zowel de minste generalisten/huisartsen als medisch specialisten. Per 1.000 inwoners heeft Oostenrijk (3,9) ruim twee keer zoveel artsen dan Nederland. Naast het aantal artsen is ook het aantal ziekenhuisbedden per 1.000 inwoners relatief laag in vergelijking met de andere Europese landen. Het aantal bedden in Nederland (2,8) is fors minder dan in Oostenrijk (5,6) en Duitsland (5,7). Gezonde zorg 17

Groot-Brittannië en Spanje hebben als enige minder bedden, met respectievelijk 2,7 en 2,5 bedden per 1.000 inwoners. Het aantal klinische opnames per 1.000 inwoners is in Nederland laag (116). Alleen in Spanje is het aantal opnames lager (88). Het aantal dagbehandelingen in Nederland per 1.000 inwoners is in Nederland (118) hoger dan het Europees gemiddelde (80). België voert de meeste dagbehandelingen uit (182) en Duitsland de minste (6). Wanneer patiënten opgenomen worden is de opnameduur in Nederland relatief laag (5,8 dagen). Frankrijk (5,6 dagen) en Denemarken (4,8 dagen) hebben als enige een kortere opnameduur. In Duitsland (9,7 dagen) en Zwitserland (9,7 dagen) is de opnameduur fors langer dan in Nederland. 3.2 Chirurgische en cardiologische verrichtingen Het aantal chirurgische verrichtingen per 100.000 inwoners is in Nederland relatief laag. Dit volgt uit een vergelijking van beschikbare gegevens over chirurgische en cardiologische verrichtingen in de OECD database. Aantal chirurgische verrichtingen per 100.000 inwoners in Nederland (in verhouding tot het Europees gemiddelde) Nederland in 2009 (t.o.v. Europees gemiddelde) Tonsillen (amandelen knippen) Cataract (staaroperatie) Heupvervanging Bypass Liesbreuk Galblaas verwijderen Varices (spataderen) Knievervanging Blinde darm Dotteren Hartkatheterisatie Pacemakers 8% -5% -5% -9% -11% -18% -21% -21% -22% -26% -34% 72% Bron: OECD, Health at a Glance database 2011 Van de twaalf cardiologische en chirurgische verrichtingen worden slechts twee verrichtingen in Nederland vaker uitgevoerd dan het Europees gemiddelde. Het knippen van amandelen gebeurt in Nederland aanmerkelijk vaker (72%) dan in de rest van Europa en er worden 8% meer staaroperaties verricht. Tien verrichtingen worden echter minder vaak uitgevoerd, variërend van 5% minder vaak voor heupvervangingen tot 34% voor het plaatsen van pacemakers. 18 Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen

3.3 Kwaliteit van de ziekenhuiszorg Het betrouwbaar internationaal vergelijken van de prestaties van ziekenhuizen is gecompliceerd, omdat ook factoren (zoals roken en voeding) waar ziekenhuizen niet of nauwelijks een rol spelen, eraan bijdragen. Deze paragraaf beperkt zich tot de vergelijking van de vijfjaarsoverlevingkansen voor baarmoederhals-, borst-, en darmkanker. Op de vijfjaarsoverlevingkans voor deze drie types kanker scoort Nederland relatief goed. Overigens zijn de verschillen klein wanneer we de 95%-betrouwbaarheidsintervallen in de beoordeling meenemen. Vijfjaarsoverlevingskansen voor baarmoederhalskanker, borstkanker en darmkanker (2004 2009) Nederland 67% België 65% Denemarken 64% Duitsland (2003) 63% Oostenrijk 62% Groot-Brittannië 59% betrouwbaarheidsinterval Bron: OECD, Health at a Glance 2011 database België Nederland Duitsland Denemarken Groot-Brittannië Oostenrijk Bron: OECD, Health at a Glance 2011 database 86% 84% 83% 82% 81% 81% betrouwbaarheidsinterval België Oostenrijk Nederland Duitsland Denemarken Groot-Brittannië Bron: OECD, Health at a Glance 2011 database 65% 63% 61% 60% 56% 53% betrouwbaarheidsinterval Gezonde zorg 19

3.4 Toegang tot gezondheidszorg De toegang tot ziekenhuiszorg is in Nederland erg goed. Voor de laagste inkomens is het percentage van de bevolking dat onthouden is van zorg (0,3%), het laagst van alle andere Europese landen. Het niet ontvangen van de benodigde zorg wordt bij de lage inkomens verklaard door wachtlijsten en kosten, niet door de afstand naar de zorgaanbieder. In Frankrijk (4,6%) en Duitsland (5,4%) wordt een groter gedeelte van de bevolking in de laagste inkomens categorie onthouden van zorg, vooral vanwege de kosten. Percentage van de bevolking met een laag inkomen dat in 2009 geen toegang had tot zorg Nederland Spanje Oostenrijk België Groot-Brittannië Zwitserland Denemarken Frankrijk Duitsland 0,3% 0,7% 1,2% 1,5% 1,7% 2,0% 2,0% te duur wachtlijsten te ver 4,6% 5,4% Bron: OECD, Health at a Glance 2011 database Verdeling van twee wachtlijstparameters over West-Europa in 2009 in 2009 Percentage patiënten dat >4 maanden moet wachten op planbare chirurgie Percentage patiënten dat >4 maanden moet wachten op een afspraak met een specialist Nederland Duitsland 5% 0 Duitsland 17% Groot-Brittannië 21% 0 5% 10% 15% 20% 25% Nederland 30% Frankrijk 47% 0 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% Bron: OECD, Health at a Glance, 2011 gemiddeld in West-Europa Op het gebied van wachtlijsten scoort Nederland gemiddeld. 5% van de Nederlandse patiënten moet vier of meer maanden wachten op planbare chirurgie. In Duitsland is dat 0% en in Groot-Brittannië 21%. Het percentage patiënten dat vier of meer weken moet wachten op een afspraak met een specialist is in Nederland 30%. In Duitsland is dit percentage het laagst (17%) en in Frankrijk het hoogst (47%). 20 Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen

3.5 Betaalbaarheid van de gezondheidszorg Met slechts 3,7% van het bbp (bruto binnenlands product) geeft Nederland binnen de vergelijkingsgroep verhoudingsgewijs het minste geld uit aan curatieve zorg (ziekenhuiszorg, zelfstandig medisch specialisten en huisartsen). Daarnaast geeft Nederland met 7,4%, in vergelijking met Europa, het hoogste percentage van het bbp uit aan niet-curatieve zorg, vooral gefinancierd door de AWBZ. Ook het percentage van het bbp dat aan de totale gezondheidszorg wordt uitgegeven is in Nederland het hoogst (11,2%). Uitgaven aan de totale gezondheidszorg als percentage van het bbp in 2009* Nederland Frankrijk Denemarken Zwitserland België Duitsland Oostenrijk Spanje 11,2% 10,9% 10,9% 10,9% 10,3% 10,3% 9,3% 8,8% Bron: Eurostat, CBS Statline & SiRM analyse * gecorrigeerd voor geslachts- en leeftijdsopbouw van de bevolking Uitgaven aan de curatieve zorg als percentage van het bbp in 2009* Denemarken Zwitserland Frankrijk België Oostenrijk Duitsland Spanje Nederland 5,3% 5,0% 4,9% 4,5% 4,4% 4,4% 4,1% 3,7% Bron: Eurostat, CBS Statline & SiRM analyse * gecorrigeerd voor geslachts- en leeftijdsopbouw van de bevolking Uitgaven aan de niet-curatieve zorg als percentage van het bbp in 2009* percentage van het bbp in 2009* Nederland Frankrijk Zwitserland Duitsland België Denemarken Oostenrijk Spanje Bron: Eurostat, CBS Statline & SiRM analyse * gecorrigeerd voor geslachts- en leeftijdsopbouw van de bevolking 6,0% 5,9% 5,8% 5,7% 5,6% 4,9% 4,7% 7,4% Gezonde zorg 21

3.6 Brede vergelijking binnen Europa Een brede vergelijking van prestaties van ziekenhuizen, de zogenaamde Euro Health Consumer Index 2012, laat zien dat Nederland goed scoort. Nederland haalt 872 van de 1.000 punten, ofwel een score van 87%. Die punten worden toegekend voor de prestaties in vijf categorieën; patiëntenrechten en informatie, toegankelijkheid, resultaten (outcomes); preventie en volledigheid van de dienstverlening, en farmacie. Op alle vijf terreinen scoort Nederland hoog. De EHCI-score van Nederland is bovendien de afgelopen jaren steeds verbeterd. Score ten opzichte van maximaal te behalen punten in European Health Consumer Index 2012 European Health Consumer Index 2012 (% van maximum) Nederland 87% Denemarken 82% België 78% Frankrijk 77% Oostenrijk 74% Groot-Brittannië 72% Duitsland 70% Spanje 60% Bron: Health Consumer Powerhouse, 2012 22 Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen

Gezonde zorg 23

Omzetgroei in 2011 beperkt

4 Financiën ziekenhuizen De omzet van de Nederlandse algemene ziekenhuizen in het gebudgetteerde deel (A-segment) en het geliberaliseerde deel (B-segment) bedroeg in 2011 11,6 miljard: een groei van 2,5% ten opzichte van 2010. Hierbij is gecorrigeerd voor eenmalige afschrijvingen vanwege immateriële vaste activa in 2010. Ongecorrigeerd was er een krimp van -2,7%. De ziekenhuizen hebben hun financiële weerbaarheid versterkt. De gemiddelde solvabiliteit is ruim 18% en ligt daarmee boven het streefniveau van 15%. 29 ziekenhuizen halen die streefnorm nog niet. Twee ziekenhuizen hebben een negatieve solvabiliteit. 4.1 Omzet De totale omzet van algemene ziekenhuizen is gegroeid van 12,8 miljard in 2010 naar 13,2 miljard in 2011, een groei van bijna 3,5%. Hierbij is gecorrigeerd voor eenmalige afschrijvingen vanwege immateriële vaste activa in 2010. Deze structurele groei is fors lager dan de gemiddelde groei van 5,7% over de afgelo pen vijf jaar. Inclusief de eenmalige opbrengsten (omvang: 605 miljoen) in 2010 daalde de totale omzet met 1,2%: van 13,4 miljard naar 13,2 miljard. Totale omzet van algemene ziekenhuizen 5,7% per jaar 10,6 11,3 12,2 0,61 12,8 13,2 versnelde afschijving immateriële activa 2007 2008 2009 2010 2011 7,0% 7,4% 5,1% 3,5% De omzet van de ziekenhuizen bestaat uit drie delen: het A-segment, het B-segment en de andere opbrengsten. De omzet in het A-segment is gebudgetteerd. Voor het B-segment onderhandelen ziekenhuizen en verzekeraars over de prijzen van diagnosebehandelingcombinaties (DBC s). Gezonde zorg 25

De andere opbrengsten bestaan uit niet-gebudgetteerde zorgprestaties, subsidies uit het opleidingsfonds zorg en overige opbrengsten. Het A- en B-segment vormen de omzet van de geleverde zorg door ziekenhuizen. Schatting van de reële extra groei in A- en B-segment voor algemene ziekenhuizen in 2011 Totale groei omzet 285 Loonkosteninflatie 138 Inflatie materiële kosten 75 Schatting structurele reële omzetgroei Demografische ontwikkeling 72 125 Schatting extra reële omzetgroei -53 0 50 100 150 200 250 300 De groei van het A- en B-segment in 2011 was tezamen 285 miljoen ofwel 2,5% (met correcties voor de eenmalige extra inkomsten vanwege versnelde afschrijving van immateriële vaste activa in 2010). Deze bestaat uit de volgende onderdelen: Een deel van de groei werd veroorzaakt door gestegen loonkosten en prijzen. De loonkosteninflatie voor de ziekenhuissector wordt geschat op 2,26%. In totaal is de inflatie op loonkosten 138 miljoen. De materiële kosten: in 2011 verhoogd met 1,98% ofwel 75 miljoen. Hieruit volgt dat de reële omzetgroei in het A- en B-segment ongeveer 72 miljoen was, ongeveer 0,6%. Naast inflatie stijgt de zorgomzet ook door bevolkingsgroei en vergrijzing: goed voor ongeveer 1,1% extra omzet per jaar. Dit is ongeveer 125 miljoen. De ziekenhuiszorg in het A- en B-segment is dus met naar schatting 53 miljoen gekrompen na correctie voor inflatie, bevolkingsgroei en vergrijzing. Dit is een daling van ongeveer 0,5% van de 11,3 miljard omzet in het A- en B-segment in 2010. Segmentatie van omzet ziekenhuizen (aandeel in totaal) Andere opbrengsten 12% B-segment 29% 58% A-segment (budget) 26 Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen

4.2 Kosten van ziekenhuiszorg De totale kosten voor de algemene ziekenhuizen zijn in 2011 gestegen met 3,6% tot 12,7 miljard. Deze stijging is lager dan in voorgaande jaren. In de jaren 2009 en 2010 lag de kostenstijging rond de 6%. De kosten in 2011 bestaan voor 57,6% uit personeelskosten, bijna 34,0% uit overige bedrijfskosten en 8,4% uit afschrijvingen). Totale kosten algemene ziekenhuizen 5,6% per jaar 10,2 10,9 11,7 12,2 12,7 2007 2008 2009 2010 2011 7,1% 6,8% 5,0% 3,6% Kosten algemene ziekenhuizen 8,1 7,7 8,0 7,4 8,4 33,6 33,5 34,3 34,4 34,0 afschrijvingen overige bedrijfskosten personeelskosten 58,3 58,7 57,7 58,2 57,6 2007 2008 2009 2010 2011 De personeelskosten zijn in 2011 met 1,3% gestegen tot 7,2 miljard. De groei bedroeg de afgelopen vijf jaar gemiddeld 4,8% per jaar. De groei van de personeelskosten is dus lager dan voorgaande jaren. Daarnaast groeien de personeelskosten minder snel dan de totale gemiddelde kosten die een groei kenden van 5,6% per jaar. De gestegen arbeidsproductiviteit draagt bij aan de relatief gematigde groei van de personeelskosten. Vooral de afschrijvingen zijn de afgelopen jaren fors gegroeid, gemiddeld met 6,0% per jaar sinds 2007. In 2011 groeiden de afschrijvingen zelfs met 15,7% zonder de eenmalige afschrijvingen vanwege het afboeken van immateriële vaste activa. Gezonde zorg 27

De overige bedrijfskosten groeiden de afgelopen vijf jaar met gemiddeld 5,5% en in 2011 met 1,2%. Naast het verschuiven van personeelskosten naar inkoopkosten, komt die toename voort uit extra uitgaven aan dure medicijnen, implantaten en hulpmiddelen. 4.3 Resultaat De ziekenhuizen behaalden in 2011 gemiddeld een exploitatieresultaat van 1,8% van de omzet. De winstgevendheid is nog steeds laag gegeven de bedrijfsrisico s op de geliberaliseerde markt. Daarbij past een exploitatieresultaat van 2,5% tot 3,0% (SIRM, Verkenning van financiële impact op de vermogenskosten vanwege liberalisering van de kapitaallasten van ziekenhuizen 2009). De afgelopen jaren is het exploitatieresultaat toegenomen van iets meer dan 1% naar bijna 2% in 2011. Gemiddeld exploitatieresultaat uit gewone bedrijfsuitoefening (in % omzet) 1,6 1,9 1,8 1,2 1,0 2007 2008 2009 2010 2011 In 2011 leed ongeveer een op de twaalf ziekenhuizen verlies, in 2010 leed ongeveer een op de veertien ziekenhuizen verlies. Dit is een grote verbetering ten opzichte van 2006 toen nog meer dan een op de vier ziekenhuizen verlies leed. Aandeel ziekenhuizen met positief of negatief resultaat 79 86 91 93 91-21 -14-9 -7-9 2007 2008 2009 2010 2011 28 Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen

Voor een gezonde bedrijfsvoering van een ziekenhuis is een winstmarge van ten minste 2,5% nodig. Als het ziekenhuis dan een solvabiliteit van ten minste 15% heeft, kan het de meeste financieel-economische schokken opvangen. Daarbij is al rekening gehouden met het relatief lage risico van de ziekenhuissector vergeleken met andere economische sectoren. In 2011 boekten 27 van de 81 ziekenhuizen een resultaat groter dan 2,5% van de omzet. 4.4 Balans Net als de afgelopen vijf jaar hebben ziekenhuizen in 2011 hun vermogenspositie verder versterkt. Toename van het eigen vermogen is voorwaarde voor een betere solvabiliteit en daarmee voor grotere financiële zekerheid op lange termijn en een stabielere sector. De grotere ziekenhuizen hebben, ook verhoudings gewijs, een stevigere vermogenspositie. Daarnaast geeft de gemiddeld verbeterde rentabiliteit aan dat het totale vermogen steeds beter wordt ingezet. De mate waarin ziekenhuizen op lange termijn aan hun financiële verplichtingen kunnen voldoen wordt aangeduid met solvabiliteit. Dit is het niet-vreemd vermogen als percentage van het totale vermogen. De commissie Havermans heeft in 2008 een streefniveau van 15% voor de solvabiliteit van ziekenhuizen geadviseerd. De gemiddelde solvabiliteit van ziekenhuizen is in 2011 ruim 18%. In 2010 bedroeg de solvabiliteit gemiddeld bijna 17% wat voor het eerst hoger was dan de streefnorm. De solvabiliteit is de laatste jaren sterk verbeterd. In 2005 en 2006 was deze nog slechts gemiddeld 9%. In onderstaande grafiek zijn de ziekenhuizen opgedeeld naar omvang en marktdichtheid. Ziekenhuizen met een omzet van meer dan 125 miljoen zijn groot. De ziekenhuizen in de regio's Rotterdam, Amsterdam, Utrecht en Eindhoven hebben een hoge marktdichtheid. Dat staat voor een relatief grote concurrentiedruk. Ontwikkeling van de solvabiliteit tussen 2007 en 2011 25% 20% 15% 10% omvang/ marktdichtheid groot/hoog groot/laag gemiddeld klein/laag klein/hoog 5% 0 2007 2008 2009 2010 2011 Van de 27 ziekenhuizen met een resultaat boven 2,5% van de omzet, hadden 21 daarnaast ook nog een solvabiliteit van ten minste 15%; in 2010 waren dat 21 respectievelijk 20 ziekenhuizen). De financiële positie van veel ziekenhuizen moet dus nog steeds versterkt worden. Vijf ziekenhuizen met een solvabiliteit van minder dan 15% boekten in 2010 rode cijfers. Gezonde zorg 29

Ligduur neemt 5% per jaar af

5 Productie van algemene ziekenhuizen Voor de productie wordt gekeken naar het aantal eerste polikliniekbezoeken (EPB s), dagbehandelingen, opnames en verpleegdagen. Een EPB is het eerste contactmoment van de patiënt met het ziekenhuis na doorverwijzing door de huisarts of bezoek aan de spoedeisende hulp. Vervolgens beslissen arts en patiënt of verdere zorg nodig is voor het probleem waarmee de patiënt naar het ziekenhuis is gekomen. Dat gebeurt poliklinisch, in dagbehandeling of met een opname. De ziekenhuiszorg kent al jarenlang twee trends: het aandeel dagbehandelingen neemt toe en de gemiddelde ligduur per klinische opname neemt af. Die trends zijn ook over 2011 te zien. Het aandeel dagbehandelingen verschoof van 51,5% naar 52,4% en de gemiddelde ligduur daalde van 5,3 naar 5,0 dagen. In 2011 is het aantal EPB s licht gestegen met 2,1%. Dat is iets minder dan de gemiddelde groei over de afgelopen vijf jaar van 2,5%. Groei van de productieparameters (% per jaar) Dagbehandelingen Verpleegdagen -3,5 Opnames EPB's -0,7 3,7 2,4 2,7 2,1 7,7 6,4 2007-2010 2011 Gezonde zorg 31

5.1 Eerste polikliniekbezoeken Het totaal aantal EPB s stijgt al jaren. In 2011 waren er in totaal 10,0 miljoen EPB s, tegen 9,8 miljoen in 2010, een stijging van 2,1%. Deze toename is iets lager dan in 2010 en ook lager dan de gemiddelde jaarlijkse groei over de afgelopen vijf jaar van 2,5%. Eerste polikliniekbezoeken (miljoen) 2,5% per jaar 9,0 9,3 9,5 9,8 10,0 2007 2008 2009 2010 2011 3,3% 1,7% 3,0% 2,1% 5.2 Dagbehandelingen Steeds meer ziekenhuiszorg wordt in dagbehandeling geleverd. In 2009 overtrof het aantal dagbehandelingen voor het eerst het aantal opnames. Deze trend is in 2010 en 2011 voortgezet. Er vonden 1,93 miljoen dagbehandelingen en 1,76 miljoen opnames plaats in de algemene ziekenhuizen. Daarmee komt het aandeel dagbehandelingen op 52,4%. Opnames en dagbehandelingen (aandeel in totaal) 48,6 49,7 50,3 51,5 52,4 opnames dagbehandelingen 51,4 50,3 49,7 48,5 47,6 2007 2008 2009 2010 2011 32 Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen

Het aantal dagbehandelingen groeide vooral fors tussen 2005 en 2008 met bijna 10% gemiddeld per jaar. Daarna daalde de groei van het aantal dagbehandelingen iets. Toch groeide het aantal dagbehandelingen in 2011 nog met 6,4%. Dagbehandelingen totaal (miljoen) 7,4% per jaar 1,46 1,57 1,67 1,82 1,93 2007 2008 2009 2010 2011 8,2% 6,3% 8,7% 6,4% 5.3 Opnames Het aantal opnames in algemene ziekenhuizen is in 2011 gegroeid naar 1,76 miljoen. De groei van 2,4% in 2011 is lager dan het gemiddelde over de afgelopen vier jaar van 3,4% en lager dan in 2010 toen het aantal opnames nog met 3,5% groeide. Klinische opnamen (miljoen) 3,4% per jaar 1,54 1,59 1,66 1,72 1,76 2007 2008 2009 2010 2011 3,5% 4,0% 3,5% 2,4% Gezonde zorg 33

5.4 Verpleegdagen Sinds 2006 daalt het aantal verpleegdagen. In 2011 ligt het totaal aantal verpleegdagen op 8,8 miljoen, tegen nog 9,3 miljoen in 2007. Klinische verpleegdagen (miljoen) 1,4% per jaar 9,30 9,16 9,15 9,11 8,79 2007 2008 2009 2010 2011-1,6% -0,1% -0,4% -3,5% 5.5 Gemiddelde ligduur De gemiddelde ligduur van een ziekenhuisopname neemt al jarenlang af. Die trend zette in 2011 verder door. Dat is opmerkelijk: omdat steeds meer in dagbehandeling wordt gedaan, gedeeltelijk als vervanging van een opname, zou verwacht mogen worden dat de behandelingen van de opgenomen patiënten juist complexer worden waardoor de ligduur verlengd wordt. Ook in 2011 daalde de gemiddelde ligduur met ongeveer een kwart dag, net als in de vijf voorgaande jaren. Een patiënt die in 2005 werd opgenomen lag nog gemiddeld 6,3 dagen in het ziekenhuis. In 2011 was dat nog maar 5,0 dagen. Als deze trend doorzet, komt de gemiddelde ligduur over ongeveer 4 jaar uit op 4,0 dagen. Gemiddelde ligduur (dagen) 5% per jaar 6,0 5,7 5,5 5,3 5,0 2007 2008 2009 2010-5% -5% -4% -6% 2011 34 Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen

Gezonde zorg 35

Colofon Uitgave: Dit brancherapport is tot stand gekomen onder regie en verantwoordelijkheid van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) in samenwerking met SiRM, Strategies in Regulated Markets. Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen Oudlaan 4 Postbus 9696 3506 GR Utrecht 030 2739 883 SiRM, Strategies in Regulated Markets Nieuwe Uitleg 24 2514 BR Den Haag Vormgeving: Total Public, Den Haag Druk: Ando, Den Haag Oplage: 2.250 exemplaren 2012 Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen

De Nederlandse Vereniging van Zieken huizen is de organisatie van de branche ziekenhuizen. De vereniging richt zich op de collectieve behartiging van de belangen van haar leden, en ondersteunt hen in hun rol als zorg verlener, ondernemer en werkgever.