Sint Maarten 10 november 2017 Widar Vrijeschool
Beste ouders en verzorgers, Het schemert al, de wind hij waait, geen sterretje aan de hemel staat Sint Maarten draag uw licht vooraan, dat ik uw lichtspoor volgen kan Juf Nienke: Als kind verheugde ik me er al op: Sint Maarten. Het knutselen van de lampion, het testen van het lichtje, het wachten tot het donker wordt (wat ieder jaar langer leek te duren) en dan het samen zingen in het dorp. En natuurlijk was het fijn om je tas open te houden en allerlei lekkers te ontvangen... De dagen worden steeds korter, de klok is al een uurtje teruggezet, en we hebben behoefte aan licht en warmte. Zo vormt Sint Maarten het eerste lichtpuntje in een serie van lichtfeesten, die ons de lange winter doorhelpen, tot de dagen weer beginnen te lengen. Sint Maarten is ook een feest van geven. Ridder Maarten had niets anders dan de mantel om zijn lijf, zijn ransel was leeg, net als zijn beurs. Hij zal moe geweest zijn, verlangend naar een bed, voedsel en drinken. En toch nam hij de tijd om stil te staan bij een arme man, en schenkt hem de helft van zijn mantel, die hij met een besliste houw van zijn zwaard doormidden klieft. Vrijdag 10 november vieren wij het Sint Maartenfeest op school. We doen dit met een lampion van pompoenen die de aarde ons in de herfst zo rijkelijk levert. We zetten er een lichtje in en dragen het licht ook innerlijk de komende wintertijd met ons mee In de klas versieren we pompoenen, de oogst van het land. Maar er wordt niets verspild, van het vruchtvlees wordt soep gekookt. En dan mogen onze lichtjes stralen: de kinderen maken een rondgang langs de huisjes van de vierde, vijfde en zesde klas, om daar te zingen. De oudste kinderen maken het gebaar van geven: zij schenken de jongere kinderen een appeltje, nootje of baksel. ~ 2 ~
De kleuters gaan de pompoenen onder begeleiding van ouders versieren, de eerste klassers worden geholpen door oudere kinderen. Wij zullen er voor zorgen dat er alvast een voorbeeld pompoen op tafel staat. We willen aan de ouders van de kleuterklassen en klassen 1,2 en 3 vragen om de pompoenen thuis uit te hollen. Het vruchtvlees moet worden bewaard voor de soep die we op school samen gaan maken. Het is daarom handig om de pulp in een zakje mee te geven aan de kinderen. Op school gaan de kinderen de pompoen versieren. De kleuters ( ouders ) en kinderen van klas 1 t/m 3 nemen mee: een pompoen (uitgehold), een hol bamboestokje van 10 cm lang, waar het ijzerdraadje doorgehaald kan worden (voor het handvat) een mesje, lepel of appelboor (klas 1 t/m 3 voorzien van naam), en eventueel een gutsmesje om versieringen mee te maken. Het versieren doen we op school. Waxinelichtjes en ijzerdraad zijn op school aanwezig. Het spel van Sint Maarten te paard en de bedelaar Dit jaar verdelen we de klassen voor het spel van Sint Maarten, in verband met de veiligheid, in twee groepen. Het aantal klassen groeit namelijk als pompoenen uit de grond. Het spel begint om 08.30 voor de volgende groepen: alle kleuterklassen, klas 2a, klas 3a, klas 4 en klas 6a. De twee groep begint om 09.00 uur en bestaat uit de volgende groepen: klas 1a, klas 1b, klas 2b, klas 3b, klas 5 en klas 6b. De ouders zijn natuurlijk van harte uitgenodigd! We wensen iedereen een stralend lichtfeest toe! ~ 3 ~
De legende van Sint Martinus Martinus moest een zware tocht ondernemen met het leger. Het was in het jaar 316 na Christus. Zo kwam hij op zijn 18 de met zijn legeronderdeel aan bij de stad Amiens. Het was koud - bijna donker - en de poorten zouden weldra gaan sluiten en het leger moest zich haasten om op tijd binnen de muren van de stad te zijn. Maar Martinus zag buiten de poort een arme bedelaar. Martinus had hem niets te geven, geen brood of aalmoes. Hij aarzelde echter niet en sneed zijn mantel in twee en gaf een helft aan de bedelaar. Die nacht verscheen in een droom Christus aan zijn bed met om zijn schouder de halve mantel van de bedelaar. Christus spreekt tot de engelen: Zie hier Martinus, nog niet eens gedoopt, heeft mij gekleed. Hierop besluit Martinus zich te laten dopen en wijdt zijn verdere leven aan het geloof. Toen Martinus nog steeds in het leger diende (onder de keizer) moest er een grote slag geleverd worden. Martinus zei: Ik ga ongewapend de strijd in. De keizer vond dat Martinus laf was, maar kreeg ongelijk toen de andere partij van de slag afzag. Zo bleef Martinus gespaard. Hoewel hem hoge banen werden aangeboden, koos hij bewust voor een sober en karig leven. Martinus werd uiteindelijk bisschop van Tours en hier worden vele wonderen aan hem toegeschreven. Op 11 november 397 sterft Martinus. ~ 4 ~
Sint Maarten Lied dat we s ochtends met zijn allen op het plein zingen ~ 5 ~
~ 6 ~
Het helpende lichtje Er was eens een meisje, dat met haar helder brandende lantaarntje door de straten liep. Ze was heel vrolijk en zong: Ik wandel al met mijn lantaren, lantaren wandel met mij. Daarboven daar stralen de sterren, beneden stralen wij. Mijn licht is aan, ik loop vooraan, la bimmele bammele bom. Daar kwam de wind met bulderend geluid en blies zo haar lantaarntje uit. Ach, riep het meisje, wie steekt mijn lantaarntje weer aan. Zo kan ik toch niet uit wandelen gaan! Maar waar ze ook keek er was niemand om haar te helpen. Daar kwam een egeltje aan. Wat ritselt daar in het dorre blad. Wat trappelt daar in het gras. Met z n snuitje klein en allemaal stekeltjes fijn. Moet dat wel een klein egeltje zijn. Ach lieve egel, riep het meisje, de wind heeft mijn lantaarntje uitgedaan, steek jij hem weer voor mij aan? Ik heb het druk, ik heb geen tijd. De bomen zijn reeds al hun bladeren kwijt. Ik sleep met nootjes naar mijn hol, maar het is nog lang niet vol. Al wandelend komt ze een slak tegen. Ach lieve slak, riep het meisje, de wind heeft mijn lantaarntje uitgedaan, steek jij hem weer voor mij aan? Ik heb het druk, ik heb geen tijd. De bomen zijn reeds al hun bladeren kwijt. Ik draag mijn huisje op mijn rug. Dat is heel zwaar, ik kan niet zo vlug. Het meisje wandelde verder en kwam een spin tegen. Ach lieve spin, riep het meisje, De wind heeft mijn lantaarntje uitgedaan, steek jij hem weer voor mij aan? Ik heb het druk, ik heb geen tijd. De bomen zijn reeds al hun bladeren kwijt. Ik maak een webje keer op keer. De wind blaast het stuk, telkens weer. Toen liep het meisje verder en kwam langs het huisje van de schoenmaker. Ach lieve schoenmaker, riep het meisje, De wind heeft mijn lantaarntje uitgedaan, steek jij hem weer voor mij aan? Ik heb het druk, ik heb geen tijd. De bomen zijn reeds al hun bladeren kwijt. Het is bijna donker ik moet nog veel doen. Deze zool moet nog onder de schoen. ~ 7 ~
Ze ging steeds verder en kwam langs het huisje van een oud vrouwtje.. Ach lief vrouwtje, riep het meisje, De wind heeft mijn lantaarntje uitgedaan, steek jij hem weer voor mij aan? Ach meisjelief, ik heb tijd genoeg. Ik zou graag doen wat jij me vroeg. Maar mijn kacheltje is ook uitgegaan. Ik heb geen vuur, hoe steek ik hem nu aan? Nu liep het meisje niet zo hard meer en omdat ze heel moe geworden was ging ze boven op een heuvel zitten om uit te rusten. Ze viel in slaap. De zon zond haar laatste straaltjes over het land. Eén straaltje scheen op het lantaarntje van het meisje en stak het licht weer aan. Toen het meisje weer wakker werd, zag ze dat haar lantaarntje weer brandde. Vrolijk liep ze terug door het bos. Ze kwam langs het huisje van het oude vrouwtje en zei: De zon heeft mijn lantaarntje aangedaan, nu steek ik ook uw kacheltje weer aan, dan kan u zich warmen eraan! Het meisje liep verder en kwam langs het huisje van de schoenmaker. De was in het donker aan het werk en zuchtte. Het meisje zei: De zon heeft mijn lantaarntje aangedaan, nu steek ik ook uw lichtje weer aan, zodat u met werken door kunt gaan! Toen het meisje verder liep, kwam ze langs de spin, de slak, de eekhoorn en de egel. Ze hielp de Dieren door haar lichtje te laten schijnen. Alle dieren waren heel blij dat haar lantaarntje weer brandde en dat zij verder konden gaan. Het meisje kwam in het dorp de andere kinderen tegen en samen met hen liep ze langs de huizen en zong: Ik wandel al met mijn lantaren, lantaren wandel met mij. Daarboven daar stralen de sterren, beneden stralen wij. Mijn licht is uit, ik ga naar huis, la bimmele bammele bom. En zij leefde nog lang en gelukkig. ~ 8 ~
~ 9 ~
Lantaarnliedje Zonne Maan en Sterre ~ 10 ~
~ 11 ~
~ 12 ~