De Streek, partiële herziening achter gemeenteweg 118/124

Vergelijkbare documenten
Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE

April Vastgesteld

Duinkampen 23 te Paterswolde

TOELICHTING. op het wijzigingsplan Dwarsweg 17, behorende bij het bestemmingsplan Horstermeer van de gemeente Wijdemeren

WIJZIGINGSPLAN Buitengebied Zuid Herziening 2007, deelplan 3 e Zandwijkje 8 te Hollandscheveld

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Schalkwijkseweg 22

Toelichting 'Wijzigingsplan Eerste Weg 4' te Nieuw- en Sint Joosland

Een goede ruimtelijke ordening. Henry de Roo

Ruimtelijke onderbouwing Bûtewei 14A Ureterp (agrarische bedrijfswoning) Gemeente Opsterland

2 e Plan van wijziging Globaal Bestemmingsplan Houten Vinex. Houtensewetering naast 45

Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen

15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14

Vastgesteld. Mei 2015

Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24

Ruimtelijke onderbouwing. Bouw zeven garageboxen achter Kerkstraat 18 Voorthuizen

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING. Realisatie kunstwerk Bestemming Drachten Markeringspunt Noord

Ruimtelijke onderbouwing omgevingsvergunning Breekweg 14 te Leens

Gemeente Bergen op Zoom

WIJZIGINGSPLAN ZORGBOERDERIJ BROEK 4, MARIAHOUT GEMEENTE LAARBEEK. 2 februari 2016 vastgesteld

Ruimtelijke motivering. Molenstraat 1a te s-hertogenbosch. Functiewijziging van wonen naar kleinschalig hotel

Notitie. 1 Inleiding. Figuur 1 Weergave voornemen 1 / 7

Buitengebied Efterwei 23, Rottevalle

CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART TERNEUZEN

Ruimtelijke onderbouwing Schakerpad 5 in Twello

Ruimtelijke onderbouwing

Ruimtelijke onderbouwing. Realiseren bed&breakfast Abbekesdoel 93b te Bleskensgraaf

bestemmingsplan Ammerzoden herziening 2013, Hoge Heiligenweg 12 datum: 5 september 2013 projectnummer: R.2011 gemeente Maasdriel

Datum Referentie Uw referentie Behandeld door 29 maart M. Souren

Bestemmingsplan Herziening Kern Made - Prinsenhof Ontwerp

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING OMGEVINGSVERGUNNING OUDE RIJKSWEG 239A TE ROUVEEN

3. Gewenste ontwikkeling Milieu Planbeschrijving Inspraak Voorschriften 7

Ontwerp. September 2015

Akoestisch onderzoek Burgemeester Sloblaan 15a. Gemeente Zederik

Landelijk gebied, percelen rond Kiebergerweg 2

Ruimtelijke onderbouwing. Wijziging gebruik van loods voor opslag op het perceel Rinkesfort 13 te Maasbree

Ontwerpwijzigingsplan Kern Heesselt, Gerestraat Gemeente Neerijnen

Bedrijventerrein Oost II, wijzigingsplan Einsteinstraat

De Haal 78A en 78B. te Oostzaan. Dorpsstraat 60. te Watergang

Gemeente Achtkarspelen (ontwerp) Ruimtelijke onderbouwing "bouwen van een woning op het perceel de Wide Pet 14 te Harkema"

Beheersverordening Kornputkwartier

OEGSTGEEST Huge de Vrieslaan 4 RUIMTELIJKE ONDERBOUWING

(ontwerp) ruimtelijke onderbouwing afwijking BP Akenveenweg 1 Tynaarlo

BESTEMMINGSPLAN 'STOKEKKERS HAPERT HERZIENING 2013'

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Omgevingsvergunning Hollewandsweg 28

Park Forum Zuid. Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Bestemmingsplan Hoofdweg 237 te Paterswolde V O O R O N T W E R P

Akoestisch onderzoek. Blauwe Steen, Beers. Gemeente Cuijk. Plannaam 1

GEMEENTE HOOGEVEEN. BESTEMMINGSPLAN Buitengebied Zuid Herziening 2007, wijzigingsplan Alteveer 76 in Hoogeveen. Vastgesteld

2015/28766 Besluit hogere waarden voor Uitwerkingsplan Poort Saendelft woningen west

INHOUDSOPGAVE. Bestemmingsplan Buitengebied Noord, wijzigingsplan Siberië mei 2012 Gemeente Hoogeveen Pagina 2

Risico-inventarisatie Boekels Ven

Ladder voor duurzame verstedelijking

BESTEMMINGSPLAN DE NIEUWE FABRIEK / VAN OSTADESTRAAT 233

Notitie. Aan : Roel Volman (SO, team bestemmingsplannen) Van : Paul Bruijkers (SO, Ingenieursbureau) Datum :

Ruimtelijke onderbouwing nieuwbouw havenkantoor naast Botterwerf. Behorende bij omgevingsvergunning nieuwbouw havenkantoor

BIJLAGE 2: VERANTWOORDING UITBREIDING BOOMSWEG

Memo. In totaal worden er maximaal 110 woningen gerealiseerd. Dit kunnen zowel grondgebonden woningen zijn alsook gestapeld woningen.

GEMEENTE EEMSMOND BESTEMMINGSPLAN UITHUIZERMEEDEN TORENSTRAAT 4

BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED, PARTIËLE HERZIENING KASTANJELAAN 4A

Rapport akoestisch onderzoek Herwijnen, Achterweg 78. Gemeente Lingewaal

Ruimtelijke onderbouwing voor 4 parkeerplaatsen t.b.v. Medisch Maatschappelijk Centrum, grenzend aan de Schoolstraat 23 te Nieuw-Vennep

Ruimtelijke onderbouwing. Plattelandswoning Eilandseweg 18 a, Nederhorst den Berg

1 februari 2016 Vastgesteld

Toelichting 1 Inleiding 2 Beleidskader 3 Beoordeling

Hogere waarden Wet geluidhinder Ontwerp-besluit

Skuniadyk 14 te Bakhuizen

Bijlage 3 Rapport akoestisch onderzoek

Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai. Bestemmingsplan Agrarisch Buitengebied De Valk, hoek Hoge Valkseweg / Ganzenkampweg

Dienst Stedelijke ontwikkeling & Beheer Team Milieu

Wijzigingsplan De Wedze 22c te Twijzel

Externe veiligheid en verdubbeling / verbreding N366

Ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van functiewijziging Agrarisch naar Wonen van de boerderij aan de Wergeasterdyk 45 Leeuwarden

Bestemmingsplan Kern Noorbeek, herziening Dorpstraat 2. Gemeente Eijsden - Margraten

memo betreft: Quickscan externe veiligheid woontoren Bètaplein Leiden (120728)

GEMEENTE HOOGEVEEN. Wijzigingsplan Buitengebied Noord, deelplan Noorderhoofddiep 16 te Nieuweroord. Vastgesteld

Ruimtelijke onderbouwing Clermontstraat 10 te Margraten. Gemeente Eijsden-Margraten

RAPPORT AKOESTISCH ONDERZOEK

Gemeente Achtkarspelen Ruimtelijke onderbouwing 'het uitbreiden van de woning met een aanbouw' op het perceel de Wedze 22a te Twijzel

TOELICHTING. Reparatieplan bijgebouwen GEMEENTE VIANEN

Ruimtelijke onderbouwing

Ontwerp-besluit Hogere grenswaarde geluid. Woningbouw Waardeel Glimmen

Ontwerp hogere grenswaarde besluit omgevingsvergunning Ouddiemerlaan d.d. 19 mei Wet geluidhinder

Verkennend akoestisch onderzoek Koemeersdijk

Omgevingsdienst West Holland DEFINITIEF 6 mei 2013

Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai. Bestemmingsplan Twee woningen Tulpstraat. 22 juni 2015

Bestemmingsplan Weideveld 2016, 1 e herziening. (ontwerp 25 januari 2019)

3. Toekomstige situatie Milieuaspecten Planbeschrijving Inspraak Voorschriften 7

ERFGOED, ERFBETER, ERFBEST. Cultuurhistorische waarden: inventariseren, vastleggen en ontwerpen Februari 2012

Bestemmingsplan Sterrenboschlaan (tussen 13 en 26) O N T W E R P

GEMEENTE BUREN. Ruimtelijke onderbouwing Hendriklaan 15 16, Beusichem

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 WABO

V&V. Akoestisch onderzoek ten behoeve van nieuwbouwwoning Dorstseweg 36 te Bavel. Gemeente Breda. Bijlage 15 bij besluit 2016/1282-V1.

1 Inleiding Wettelijk kader Onderzoekszones wegverkeer Normstelling...5

Bestemmingsplan Luttermolenveld 1 e partiële herziening

Onderwerp : Verklaring van geen Bedenkingen: bouwen loods aan de Middendijk 7 te Usquert

GEMEENTE HOOGEVEEN. BESTEMMINGSPLAN Buitengebied Noord Herziening 2007, deelplan Schoolpad 16 in Noordscheschut ONTWERP

1. Aanleiding. 2. Omgevingsaspecten

Akoestisch onderzoek Herontwikkeling Nassaulaan

Ruimtelijke Onderbouwing Westerklief 8 Hippolytushoef. Gemeente Hollands Kroon

Ruimtelijke onderbouwing. Realisatie groepsaccommodatie voormalig ligboxstal Manjepetswei 19 Oudega

Transcriptie:

GEMEENTE STAPHORST BESTEMMINGSPLAN De Streek, partiële herziening achter gemeenteweg 118/124 STAPHORST Mei 2016

2

EDOK-RO EDOK-RO Van Breugelplantsoen 81 3771 VN Barneveld 0342-422288 06 1395 0955 @ info@edok-ro.nl www.edok-ro.nl KVK: 08199109 Documenttitel: Opdrachtgever: Bestemmingsplan De Streek, partiële herziening achter gemeenteweg 118/124 Staphorst Dhr. R. van der Haar en dhr. J.H. Tromp Status : Datum: Mei 2016 Projectnummer: 2016-ST01 3

4

Inhoudsopgave Toelichting 7 Hoofdstuk 1 INLEIDING 9 1.1 Aanleiding 9 1.2 Ligging van het plangebied 9 1.3 De bij het plan behorende stukken 10 1.4 Huidige planologische regiem 10 1.5 Leeswijzer 11 Hoofdstuk 2 HUIDIGE EN TOEKOMSTIGE SITUATIE 13 2.1 Huidige situatie 13 2.2 Toekomstige situatie 13 Hoofdstuk 3 BELEIDSKADER 15 3.1 Rijksbeleid 15 3.2 Provinciaal beleid 17 3.3 Gemeentelijk beleid 21 Hoofdstuk 4 MILIEU- EN OMGEVINGSASPECTEN 25 4.1 Geluid (Wet geluidhinder) 25 4.2 Bodemkwaliteit 26 4.3 Luchtkwaliteit 27 4.4 Externe veiligheid 27 4.5 Milieuzonering 29 4.6 Geur 30 4.7 Ecologie 31 4.8 Archeologie 32 4.9 Water 32 Hoofdstuk 5 JURIDISCHE ASPECTEN EN PLANVERANTWOORDING 35 5.1 Inleiding 35 5.2 Opzet van de regels 35 5.3 Verantwoording van de regels 36 Hoofdstuk 6 ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID 37 Hoofdstuk 7 INSPRAAK & VOOROVERLEG 39 7.1 Vooroverleg 39 7.2 Inspraak 39 Bijlagen 41 Bijlage 1 Spoorweglawaai 43 Bijlage 2 Wegverkeerslawaai 45 Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek 47 Bijlage 4 Quickscan natuurtoets 49 Bijlage 5 Watertoets 51 Bijlage 6 Samenvatting watertoets 53 Regels 55 Hoofdstuk 1 Inleidende regels 57 Artikel 1 Begrippen 57 Artikel 2 Wijze van meten 61 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 63 Artikel 3 Wonen - 1 63 Artikel 4 Waarde - Archeologie 3 67 Artikel 5 Waarde - Beschermd dorpsgezicht 69 Hoofdstuk 3 Algemene regels 71 Artikel 6 Anti-dubbeltelregel 71 Artikel 7 Algemene gebruiksregels 73 Artikel 8 Algemene afwijkingsregels 75 5

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels 77 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 79 Artikel 10 Overgangsrecht 79 Artikel 11 Slotregel 81 Bijlagen regels 83 Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten 85 Verbeelding 83 6

Toelichting 7

8

Hoofdstuk 1 1.1 Aanleiding INLEIDING Op verzoek van dhr. R. van der Haar en dhr. J.H. Tromp is een bestemmingsplan opgesteld ten behoeve van de ontwikkeling van twee naast elkaar liggende percelen ter hoogte van Industrieweg 8a in Staphorst. Zij vormen tezamen één plangebied. De woningen komen in Staphorst op de percelen kadastraal bekend gemeente Staphorst, sectie AA, nr. 2832 en 3727, Omdat de gewenste ontwikkeling niet in overeenstemming is met het vigerende bestemmingsplan is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk. In voorliggend bestemmingsplan zal worden aangetoond dat de wijziging van de bestemming in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en vanuit ruimtelijk en planologisch oogpunt verantwoord is. 1.2 Ligging van het plangebied Het plangebied is gelegen achter de Gemeenteweg 118/124 in Staphorst, ten westen van de Industrieweg (achter Industrieweg 8). Globale ligging (bron: google earth) Kadastraal is het plangebied bekend als gemeente Staphorst, sectie AA, nr. 2832 en 3727 en een gedeelte van 5979 (circa 540 m 2 ). 9

1.3 De bij het plan behorende stukken Het bestemmingsplan "De Streek, partiële herziening achter Gemeenteweg 118/124 bestaat uit de volgende stukken: verbeelding (tek.nr. NL.IMRO.0180.2102016002-CO01 en een renvooi; regels (met bijbehorende bijlagen). Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. 1.4 Huidige planologische regiem 1.4.1 Algemeen Het plangebied bevindt zich voor een deel binnen de begrenzing van het bestemmingsplan 'De Streek' en voor een deel binnen het bestemmingsplan 'Staphorst Dorp - Rouveen 2016'. Bestemmingsplan 'De Streek' is vastgesteld op 11 juni 2013 en bestemmingsplan 'Staphorst Dorp - Rouveen 2016' is vastgesteld op 26 januari 2016. Beiden door de gemeenteraad van Staphorst. Voor het deel dat valt binnen het bestemmingsplan 'De Streek' is het plangebied bestemd tot: 'Wonen 1', 'Waarde Archeologie 3' en 'Waarde Beschermd dorpsgezicht'. Voor het deel dat valt in het bestemmingsplan 'Staphorst Dorp - Rouveen 2016' is het plangebied bestemd voor 'Groen'. Uitsnede van beide bestemmingsplannen met globale begrenzing 10

1.4.2 Beschrijving bestemmingen en aanduidingen 'Groen' De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: groenvoorzieningen, bos, voet- en fietspaden, nutsvoorzieningen, niet zijnde een gasdrukmeet- en regelstation en niet zijnde een risicovolle inrichting, speelvoorzieningen, water en bestaande parkeervoorzieningen. 'Wonen 1' De voor 'Wonen 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, hobbymatige agrarische activiteiten, het houden van een bed and breakfast in een bestaand hoofdgebouw c.q. woning of in een voormalig inpandig bedrijfsgedeelte, aan huis verbonden beroepen, tuinen en erven, groenvoorzieningen, cultuurgrond en water, verkeers- en verblijfsdoeleinden in de vorm van wegen met een functie voor intern verkeer, voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen. 'Waarde Archeologie 3' De voor 'Waarde Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van hoge archeologische verwachtingswaarden. 'Waarde Beschermd dorpsgezicht' De voor 'Waarde Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn bestemd voor behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud, herstel en versterking van het karakteristieke dorpsgezicht (de Streek) zoals dat is verwoord in de aanwijzing dorpsgezicht d.d. 18 oktober 1993 het document 'Staphorst een eigen wereld' van 31 mei 2005. 1.4.3 Strijdigheid De nieuw te bouwen woningen zijn volgens de vigerende bestemmingsplannen niet mogelijk. Om dit wel mogelijk te maken is dit bestemmingsplan opgesteld. 1.5 Leeswijzer Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige en toekomstige situatie. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het beleid van rijk, provincie en de gemeente Staphorst beschreven. In hoofdstuk 4 passeren alle relevante milieu- en omgevingsaspecten de revue. In de hoofdstukken 5 en 6 wordt respectievelijk ingegaan op de juridische aspecten/planverantwoording en de economische uitvoerbaarheid van het project. Hoofdstuk 7 gaat in op de inspraak en het vooroverleg. 11

12

Hoofdstuk 2 2.1 Huidige situatie De Streek HUIDIGE EN TOEKOMSTIGE SITUATIE Het plangebied behoort tot 'de Streek'. De Streek is een circa 12 kilometer lang, langgerekt bebouwingslint tussen Halfweg en Lichtmis en is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. De Streek kent een zeer groot aantal monumentale en karakteristieke panden. In de Streek is sprake van een afnemende agrarische functie. Veel boeren hebben de laatste jaren gekozen voor bedrijfsbeëindiging of verplaatsing naar het buitengebied, met als gevolg leegstaande boerderijen aan de Streek. Het gemeentelijk beleid is er op gericht om grote boerderijen te behouden. Om de leegstand en verval van boerderijen tegen te gaan, worden de boerderijen veelal gesplitst in meerdere wooneenheden. Op deze manier blijft het beeld van Staphorst en Rouveen intact. De gemeente wil de belangrijke cultuurhistorische en ruimtelijke karakteristieken (waaronder de monumentale en karakteristieke boerderijen en de stegen) behouden, zoals bedoeld in het kader van een beschermd dorpsgezicht. Daarom is in het geldende bestemmingsplan 'De Streek' voor een gedetailleerde wijze van bestemmen gekozen, maar met veel mogelijkheden. De monumentale en karakteristieke panden zijn als karakteristiek op de verbeelding aangeduid. In de regels zijn nadere regels opgenomen ten aanzien van de bescherming. Om voormalige agrarische boerderijen te behouden, is een ontwikkelingsregeling opgenomen met betrekking tot het splitsen van boerderijen. Deze regeling biedt de mogelijkheid om door middel van een wijzigingsbevoegdheid de bestemming van de voormalige boerderij te wijzigen, waardoor dubbele bewoning is toegestaan. 2.2 Toekomstige situatie Het voornemen is om in het plangebied twee vrijstaande woningen te realiseren. Deze woningen worden via een paticuliere en gemeentelijke weg ontsloten op de Industrie weg. Het parkeren zal plaatsvinden op eigen perceel. De percelen bieden hier voldoende ruimte voor. Hierbij wordt voldaan aan de CROW parkeerkencijfers. Indicatieve verkaveling 13

3D impressie van één van de twee woningen 14

Hoofdstuk 3 BELEIDSKADER Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. 3.1 Rijksbeleid 3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte Algemeen Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en heeft de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de Mobiliteits Aanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving vervangen. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Rijksdoelen en regionale opgaven In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028): 1. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijkeconomische structuur van Nederland; 2. Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat; 3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn. Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland (de provincies Gelderland en Overijssel) zijn: Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (weg, spoor en vaarwegen) die door Oost Nederland lopen. Dit onder andere ten behoeve van de mainports Rotterdam en Schiphol; Het formuleren van een integrale strategie voor het totale rivierengebied van Maas en Rijntakken (Waal, Nederrijn, Lek en de IJssel, deelprogramma rivieren van het Deltaprogramma) en de IJsselvechtdelta (deelprogramma's zoetwater en rivieren) voor waterveiligheid in combinatie met bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, natuur, economische ontwikkeling en woningbouw; Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden (zoals de Veluwe); Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kv), onder andere door het aanwijzen van het tracé voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet. 3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen. In navolgende afbeelding wordt deze treden schematisch weergegeven. 15

Ladder voor duurzame verstedelijking (Bron: Ministerie van Infrastructuur en Milieu) Toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking De Ladder voor duurzame verstedelijking moet worden gevolgd wanneer planologisch nieuwe "stedelijke ontwikkelingen" mogelijk worden gemaakt. Nieuwe planologische bouwmogelijkheden van enige omvang kwalificeren als zodanig en zijn 'Ladderplichtig'. Het al dan niet toenemen van het ruimtebeslag is een belangrijk criterium voor het aanmerken van een ontwikkeling als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Indien er wel sprake is van een (geringe) toename van bouwmogelijkheden, dan is doorgaans sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Uit Afdelingsjurisprudentie blijkt dat sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling bij een ontwikkeling van 10 à 15 woningen. Conclusie Met de ontwikkelingenvan de twee woningen binnen het plangebied zijn geen rijksbelangen gemoeid. De ontwikkeling draagt bij aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. Toetsing aan de ladder van duurzame verstedelijking is voor dit plan niet aan de orde. 3.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) regelt de doorwerking van nationale belangen op ruimtelijk gebied in gemeentelijke bestemmingsplannen door het stellen van de juridische kaders. Het Barro is ook wel bekend als de AMvB Ruimte. Het besluit is per 17 december 2011 in werking getreden. In het Barro zijn opgenomen: het Project Mainportontwikkeling Rotterdam; militaire terreinen en -objecten; de Wadden; de kust (inclusief primaire kering); de grote rivieren; de Werelderfgoederen. reserveringen uitbreidingen weg en spoor; veiligheid vaarwegen; het netwerk voor elektriciteitsvoorziening; de buitendijkse uitbreidingsruimte in het IJsselmeer; bescherming van de (overige) primaire waterkeringen; reservering voor rivierverruiming Maas; de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Voor het plangebied gelden geen nationale belangen waarmee rekening gehouden hoeft te worden. Dit bestemmingsplan voldoet aan het Barro. 16

3.1.4 Nota Belvedere 1999 Algemeen Het in deze nota verwoorde beleid beoogt de alom aanwezige cultuurhistorische waarden en identiteit sterker richtinggevend te laten zijn bij de inrichting van Nederland. Daarmee kan het aanzien van Nederland winnen en tegelijkertijd kunnen de cultuurhistorische waarden op het terrein van archeologie, gebouwde monumenten en het historische landschap in onderlinge samenhang worden versterkt. Het beleid richt zich op: het betrekken van cultuurhistorie bij de vormgeving van Nederland als inspiratiebron; het behoud en verbeteren van bestaande met name grote cultuurhistorische structuren. Doel is het betrekken van cultuurhistorie als een vast onderdeel van de planvorming en de uitvoering. Dit is een taak voor een ieder die in het proces van de ruimtelijke ordening actief is: zowel overheden als private partijen. De nota geeft een visie van de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten en identiteit kan worden omgegaan en welke maatregelen daartoe moeten worden getroffen. Cultuurhistorische kwaliteiten kunnen daarbij groot- of kleinschalig zijn, gebouwd of niet gebouwd zijn en zich boven of onder de grond bevinden. Het feit dat er een cultuurhistorisch gegeven is, betekent niet dat dat dan ook moet worden behouden. Maar het moet wel goed worden meegewogen in de ruimtelijke planvorming. 3.1.5 Conclusie toetsing aan het rijksbeleid Geconcludeerd kan worden dat het relevante ruimtelijke ordeningsbeleid op rijksniveau de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling niet in de weg staat. 3.2 Provinciaal beleid Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie Overijssel en de daarbij behorende Omgevingsverordening Overijssel. 3.2.1 Uitgangspunten van de Omgevingsvisie Overijssel De Omgevingsvisie Overijssel is het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. In 2009 is de Omgevingsvisie en -verordening 2009 vastgesteld. Naar aanleiding van monitoring en evaluaties is de Omgevingsvisie en -verordening op onderdelen geactualiseerd. De Actualisatie Omgevingsvisie en -verordening is op 3 juli 2013 vastgesteld door Provinciale Staten en is op 1 september 2013 in werking getreden. Leidende thema's voor de Omgevingsvisie zijn: Duurzaamheid. Ruimtelijke kwaliteit. Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn: door meer aandacht voor herstructurering wordt ingezet op een breed spectrum aan woon-, werk- en mixmilieu's; dorpen en steden worden gestimuleerd hun eigen kleur te ontwikkelen; investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein, fiets en waarbij veiligheid en doorstroming centraal staan; zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik; deze methode gaat ervan uit dat eerst het gebruik van de ruimte wordt geoptimaliseerd, dan de mogelijkheid van meervoudig ruimtegebruik wordt onderzocht en dan pas de mogelijkheid om het ruimtegebruik uit te breiden, wordt bekeken; ruimtelijke plannen ontwikkelen aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid. 3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren. Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. 17

3.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten: 1. generieke beleidskeuzes; 2. ontwikkelperspectieven; 3. gebiedskenmerken. Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht. Generieke beleidskeuzes Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zgn. 'SER-ladder' gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden. Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones etc. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend. Ontwikkelingsperspectieven Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities. De ontwikkelperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst. Gebiedskenmerken Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt. Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden. Navolgende afbeelding geeft dit schematisch weer. Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel) 3.2.4 Toetsing van het initiatief aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel 18

Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld. Generieke beleidskeuzes Bij de afwegingen in de eerste fase "generieke beleidskeuzes" is artikel 2.1.3 van de Omgevingsverordening Overijssel van belang. Op beide artikelen zal hierna nader worden ingegaan. Artikel 2.1.3: SER-ladder voor de Stedelijke omgeving Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de groene omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt: dat er voor deze opgave in redelijkheid geen ruimte beschikbaar is binnen het bestaande bebouwd gebied en de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied ook niet geschikt te maken is door herstructurering en/of transformatie; dat mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied optimaal zijn benut. In de Omgevingsverordening Overijssel is het begrip 'groene omgeving' nader gedefinieerd als: de gronden die niet vallen onder bestaand bebouwd gebied. In de Omgevingsverordening Overijssel is het begrip 'bestaand bebouwd gebied' nader gedefinieerd als: de gronden die benut kunnen worden voor stedelijke functies op grond van geldende bestemmingsplannen en op grond van voorontwerp-bestemmingsplannen voor zover de provinciale diensten daarover schriftelijk een positief advies hebben uitgebracht in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro/artikel 10 BRO. Gelet op het feit dat de locatie omringt wordt door bestaand bebouwd gebied is artikel 2.1.3 van toepassing. Toetsing van het initiatief aan artikel 2.1.3 van de Omgevingsverordening Overijssel In voorliggend geval wordt de nieuwe bebouwing mogelijk gemaakt waarvoor nu al grotendeels de bestemming 'Wonen" van toepassing is. De ontwikkeling sluit aan bij het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik en is hiermee in overeenstemming met artikel 2.1.3. van de Omgevingsverordening Overijssel. Ontwikkelingsperspectieven Het plangebied behoort tot het ontwikkelingsperspectief 'Dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieus - Woonwijk' (zie navolgende afbeelding). Uitsnede ontwikkelingsperspectievenkaart Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel) 'Dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieus - Woonwijk' In de gebieden met dit ontwikkelingsperspectief is ruimte voor herstructuering, inbreiding en transformatie naar diverse woon- werk- en gemengde stadsmilieus. Toetsing van het initiatief aan het "Ontwikkelingsperspectief" De voorgenomen ontwikkeling is in overeenstemming is met het geldende ontwikkelingsperspectief. Gebiedskenmerken Bij toetsing van het ruimtelijke initiatief aan de gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag) is van belang dat het plangebied grotendeels is gelegen in het stedelijk gebied. Dit betekent dat de 'Natuurlijke laag' en de 'Laag van het agrarisch cultuurlandschap' buiten beschouwing kunnen blijven aangezien deze oorspronkelijke waarden niet meer voorkomen in het plangebied. 19

De "Stedelijke laag " Het plangebied is op de gebiedskenmerkenkaart de 'stedelijke laag' aangeduid met het gebiedstype 'Woonwijken 1955 -nu'. De stedelijke laag: "Woonwijken 1955 - nu" (Bron: Provincie Overijssel) 'Woonwijken 1955 - nu' Nieuwe ontwikkelingen moeten zich voegen in aard, maat en het karakter naar het grotere geheel, maar is als onderdeel daarvan wel herkenbaar. De ontwikkeling is als passend aan te merken ten aanzien van de "stedelijke laag". De "Lust en Leisurelaag" Met de natuurlijke laag, de laag van het agrarische cultuurlandschap en de stedelijke laag is het spectrum van de ruimtelijke kwaliteit nog niet compleet. De lust & leisurelaag is het domein van de belevenis, de betekenis en identiteit. Het voegt kenmerken toe als landgoederen, recreatieparken, recreatieve routes maar benut ook vooral de kwaliteit van de andere drie lagen. Het maakt ze beleefbaar en tot een belevenis. Het belevenisaspect wordt een steeds belangrijke pijler onder het ruimtelijk kwaliteitsbeleid. De ambitie is gericht op sterke ruimtelijke identiteiten als motor voor gebiedsontwikkeling. Het gaat er om beleving, betekenis en kwaliteit van de omgeving te versterken en de beleefbaarheid en toegankelijkheid van het landschap te vergroten. De locatie heeft op de gebiedskenmerkenkaart de "Lust- en leisurelaag" de aanduiding "donkerte" 'Donkerte' Lichte gebieden geven een beeld van economische dynamiek; zoals de steden en dorpen, de snelwegen, de kassengebieden, attractieparken en grote bedrijventerreinen. De donkere gebieden geven daarentegen een indicatie van het rustige buitengebied van Overijssel. Het zijn relatief luwe en dunbevolkte gebieden met een lage gebruiksdruk. De ambitie is gericht op het koesteren van donkerte als kwaliteit. Het streven is gericht op het handhaven van de donkerte en, waar mogelijk, de gebieden bij ontwikkelingen nog donkerder te maken. De richting van de sturing is gericht op het minimaal toelaten van kunstlicht. Het vereist het selectief inzetten en 'richten' van kunstlicht en het vermijden van onnodig kunstlicht bij ontwikkelingen. De kansen hiervoor doen zich met name voor bij ontwikkelingen die een grote invloed hebben op het aspect donkerte, zoals grotere woon- en werklocaties en wegen. Ook de projectering van passages van auto(snel)wegen en regionale wegen speelt daarbij een grote rol vanwege het feit dat op- en afritten veelal leiden tot stedelijke ontwikkelingen. 20

Toetsing van het initiatief aan de "Lust- en leisurelaag" In voorliggend geval is sprake van twee nieuwbouw woningen, waarbij de uitstraling van kunstlicht als gevolg van het plan nagenoeg niet toeneemt. Geconcludeerd wordt dat het aspect 'donkerte' geen belemmering vormt voor het voornemen. 3.2.5 Conclusie toetsing aan het provinciaal beleid Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid. 3.3 Gemeentelijk beleid 3.3.1 Staphorst een eigen wereld 3.3.1.1 Algemeen Het landschap van Staphorst is een begrip. Het is een voor Nederland uniek landschap, rijk aan specifieke, gebiedsgebonden cultuurhistorische waarden. Het is een karakteristiek landschap, met een sterk onderscheidende ruimtelijke identiteit. Derhalve is het landschap van Staphorst aangewezen als Belvedère-gebied. In de Nota Belvedère is het rijksbeleid neergelegd over de relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting. Centrale doelstelling van de nota is dat de cultuurhistorische identiteit sterker richtinggevend wordt voor de inrichting van de ruimte in ons land. In het kader van de Nota Belvedère zijn de cultuurhistorisch meest waardevolle gebieden en steden in Nederland op kaart gezet. Staphorst is één van deze gebieden. Om de ruimtelijke karakteristiek van Staphorst te kunnen duiden is in "Staphorst een eigen wereld" uitgegaan van verschillende schaalniveaus: het schaalniveau van het landschap (direct grenzend aan het lint); het schaalniveau van de Streek en het schaalniveau van de afzonderlijke boerderijen met hun bijhorende tuin- en erfinrichting. De samenhang van deze schaalniveaus bepaalt het karakteristieke beeld van Staphorst. 3.3.1.2 De 3 schaalniveaus Het landschap Karakteristiek voor het Staphorster landschap zijn de elzensingels. In het verleden is de Streek omgeven door deze kleinschalige wereld. In de huidige situatie zijn delen van het landschap veel opener van karakter. Met de ruilverkaveling / landinrichting zijn veel singels opgeruimd, om zo tot grotere percelen te komen. Ten noorden van Staphorst is het singellandschap nog zichtbaar, maar vooral in het gebied tussen de Streek en de snelweg zijn de perceelsrandbeplantingen en de smalle verkaveling beeldbepalend. De Streek De Streek is het twaalf kilometer lange lint tussen Lichtmis en Halfweg. Het lint heeft een min of recht verloop ter plaatse van Staphorst. Het Rouvener tracé (tussen Dekkersweg en Lichtmis) kent een meer slingerend verloop. Er is sprake van een grote ruimtelijke continuïteit langs het lint. De Streek kent grotendeels een dichte bebouwingsstructuur van monumentale boerderijen die een sterke architectonische verwantschap hebben. Opvallend is de verdraaiing van de perceelsrichting ten opzichte van de weg: in Staphorst staat deze vrijwel haaks op de weg terwijl verder naar het zuiden, in Rouveen, de verkavelingsrichting onder een scherpe hoek staat met de weg. Ook de boerderijen staan hier niet haaks op de weg maar volgen de richting van de percelen. Het karakteristieke patroon van achter elkaar geplaatste boerderijen, waarbij de richting ten opzichte van de weg vaak een hoek vertoont, is het beeldmerk van Staphorst. Het is het resultaat van een langdurig proces van vererving, opsplitsing en nieuwbouw van boerderijen. Deze bijzondere bebouwingsstructuur moet gewaarborgd blijven. De boerderij & erf 70% van de boerderijen in de Streek is aangeduid als monument. In totaal staan er 294 rijksmonumenten en 313 gemeentemonumenten in het lint. De typisch Staphorster boerderij is een langgerekt bouwwerk waarbij woonhuis, deel, stal en hooiopslag in elkaars verlengde liggen. De boerderijen dateren uit de 19e en 20e eeuw. Naast de (vaak monumentale) boerderijen zijn ook de bijgebouwen beeldbepalend voor het Staphorster lint. Van oudsher gaat het hierbij om eenvoudige, vaak houten bouwwerken. Het groene karakter van het lint wordt voor een belangrijk deel gedragen door de erfbeplantingen. De maat en de vorm van de erven variëren langs het lint. Waar boerderijen op relatief grote afstand van de weg staan is sprake van een groene en besloten wereld met grote, soms monumentale bomen. 21

3.3.1.3 Perspectief Het landschap Het landschap en de Streek zijn nauw met elkaar verbonden. Op het schaalniveau van het landschap spelen de volgende zaken: De Streek het versterken en verbeteren van de karakteristieke beplantingsstructuur; het versterken van de recreatieve betekenis; het leesbaar maken en houden van de geschiedenis van het landschap. De bijzondere bebouwingsstructuur in 'de Streek' moet gewaarborgd blijven. Dit betekent echter niet dat er geen ruimte voor nieuwe ontwikkelingen zou zijn. Binnen de Streek wordt, in beperkte mate, ruimte gezien voor het ontwikkelen van nieuwe woningen. Daarmee is niet iedere 'open' locatie automatisch een 'bouwlocatie'. De nieuwbouw dient zich echter nadrukkelijk te voegen binnen het bestaande ensemble. De boerderij & erf Ten aanzien van de boerderijen spelen de volgende aspecten: het verdwijnen van de agrarische functie uit het lint en daarmee het verdwijnen van de belangrijkste functie van de boerderijen en bijgebouwen; de inrichting van de tuinen en erven rond de boerderijen. De boerderijen zijn over het algemeen goed beschermd. Voor bijgebouwen geldt dat ze qua omvang en materialisering ondergeschikt zijn aan de boerderij: de hoofdmassa op het erf. Niet alleen de boerderijen zelf maar ook de manier waarop de tuinen en erven zijn ingericht draagt bij aan het karakteristieke beeld van Staphorst. 4.3.1.4 Landschap + lint + boerderij & erf Het beschermde gezicht geeft veel aandacht aan het lint; de Streek, en dan met name aan de boerderijen als bijzondere elementen. Het beschermde gezicht heeft minder aandacht voor het landschap. Landschap en lint zijn in Staphorst echter onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het lint vormt in feite de 'versteende' structuur van het landschap. De relatie tussen lint en landschap is onderbelicht. Juist de versmelting van die twee vormt een wezenlijke karakteristiek van Staphorst. De elzensingels; het doorlopen van de singelbeplanting tot in het lint; de structuur van dwarswegen haaks op het lint; de doorzichten naar het achterland; de ontsluiting van het landschap en de sporen uit het verleden vormen essentiële aspecten van Staphorst. 3.3.1.4 Toetsing van het initiatief aan "Staphorst een eigen wereld" Het erf zal op een verantwoorde wijze worden vormgegeven waarbij terdege rekening is gehouden met de historische context van het bebouwingslint en de overgang van het erf naar het landschap. Bij de uitwerking de planontwikkeling is rekening gehouden met het waardevolle karakter van de Streek. Zowel de positionering van de bebouwing met behoud van zichtlijnen naar het achterland, het stedenbouwkundige ontwerp (materialisering, kleurstelling en dergelijke) en behoud van de cultuurhistorische waardevolle delen (voorhuis tot en met de eerste baander), sluiten aan bij het karakteristieke straatbeeld in Staphorst. De ontwikkeling sluit aan bij de beleidsuitgangspunten zoals opgenomen in het beleidsdocument "Staphorst een eigen wereld". 3.3.2 Erfgoednota gemeente Staphorst 2013-2017 3.3.2.1 Algemeen De gemeente Staphorst behoort met bijna 600 beschermde monumenten tot de grote monumentengemeenten van Nederland. De gemeente kent 2 archeologische monumenten, 297 rijksmonumenten, 354 gemeentelijke monumenten en maar liefst 637 karakteristieke panden. Bovendien is het bebouwingslint van Staphorst-Rouveen aangewezen als een rijksbeschermd dorpsgezicht. Dit is een terechte erkenning van het bijzondere erfgoed binnen de gemeente: de dorpslinten met agrarische bebouwing in de karakteristieke stegenstructuur zijn uniek in Nederland en verdienen een goede bescherming. Er moet zorgvuldig met de erfgoedwaarden omgegaan worden en daarom moet daar gericht beleid op geformuleerd worden. Bovendien is het belangrijk te anticiperen op de landelijke ontwikkelingen in de monumentenzorg. Daartoe is op 12 februari 2013 de 'Erfgoednota gemeente Staphorst 2013-2017 vastgesteld. Met deze erfgoednota worden de volgende ambities nagestreefd: Op nationaal niveau: aansluiten bij de landelijke ontwikkelingen omtrent de Modernisering Monumentenzorg. 22

Op lokaal niveau: het gemeentelijk monumentenbeleid herijken en bij cultuurhistorisch waardevolle objecten meer kunnen inspelen op de specifieke wensen van eigenaren, de toepassing van nieuwe technieken en materialen meer mogelijk maken en leegstand en verpaupering tegengaan. 3.3.2.2 Objectgerichte monumentenzorg Naast de gebiedsgerichte erfgoedzorg, is het van belang om ook een duidelijk en eenduidig monumentenbeleid voor het individuele object vast te stellen. De gemeente Staphorst kent twee categorieën monumenten: rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten. Het beleid voor rijksmonumenten wordt bepaald door de rijksoverheid, maar voor een deel uitgevoerd door de gemeente. Het beleid voor gemeentelijke monumenten wordt gemaakt en uitgevoerd door de gemeente. Gemeentelijke monumenten Op gemeentelijk niveau zijn eveneens belangrijke cultuurhistorische waarden vastgelegd door ruim 350 gemeentelijke monumenten aan te wijzen. De bescherming van gemeentelijke monumenten is geregeld in de gemeentelijke Erfgoedverordening. Deze objecten zijn van regionaal of lokaal belang. De bescherming betreft het exterieur van het object (vorm, materiaal en detaillering) en, waar aangeduid in de beschrijving, delen van het interieur. Voor een helder objectgericht erfgoedbeleid is actualisatie van de gemeentelijke monumentenlijst en de redengevende beschrijvingen noodzakelijk. Hiertoe is een belangrijke stap gezet door een inventarisatie van bestaande en potentiële gemeentelijke monumenten (uitgevoerd 2008/2009). Een volgende belangrijke stap is het opstellen van redengevende beschrijvingen voor de (nieuwe) gemeentelijke monumenten. Als uitgangspunt wordt gehanteerd dat bij gemeentelijke monumenten uitsluitend het front beschermd wordt. Voor boerderijen betekent dit een bescherming van het voorhuis. De deel en de bijgebouwen worden in deze benadering niet meer beschermd. Karakteristieke panden Er zijn ruim 600 panden aangemerkt als karakteristiek. De bescherming is geregeld met de aanduiding karakteristiek in het bestemmingsplan. Deze bescherming betreft de contouren van de betreffende bouwvolumes, de positionering ten opzichte van elkaar en de vormgeving op hoofdlijnen. In 2008/2009 is een inventarisatie naar karakteristieke panden binnen het beschermd gezicht uitgevoerd. 3.3.2.3 Toetsing van het initiatief aan de " Erfgoednota gemeente Staphorst 2013-2017" Er is sprake van nieuwbouw waardoor de 'Erfgoednota gemeente Staphorst 2013-2017' niet van toepassing is. 3.3.3 Conclusie toetsing aan het gemeentelijk beleid Geconcludeerd wordt dat de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid. 23

24

Hoofdstuk 4 MILIEU- EN OMGEVINGSASPECTEN Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieu- en omgevingsaspecten bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieu- en omgevingsaspecten en ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, geur, flora & fauna en archeologie & cultuurhistorie. 4.1 Geluid (Wet geluidhinder) 4.1.1 Algemeen De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast ten gevolge van weg-, spoorweg- of industrielawaai. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van het bestemmingsplan dan ook aandacht te worden geschonken aan het aspect "geluid". In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies. De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek in relatie tot het opstellen van een bestemmingsplan geldt niet indien in dat bestemmingsplan geen mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten. Aangezien er woningen (geluidgevoelige object) in het plangebied worden gerealiseerd, dient er akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden. Met betrekking tot geluid veroorzaakt door het wegverkeer is in de Wet geluidhinder de verplichting opgenomen tot het verrichten van onderzoek naar de geluidsbelasting op de gevels van (nieuw geprojecteerde) woningen en andere geluidgevoelige objecten. Op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) hoofdstuk VI, afdeling 1 bevindt zich aan weerszijden van een weg een zone. Als in deze zone geluidgevoelige bebouwing wordt geprojecteerd dan dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. De breedte van deze zone is afhankelijk van: de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied; het aantal rijstroken. In stedelijk gebied worden twee typen wegen onderscheiden, met aan weerszijden van de weg de volgende zonebreedtes: wegen met een of twee rijstroken: 200 meter; wegen met drie of meer rijstroken: 350 meter. In buitenstedelijk gebied worden drie typen wegen onderscheiden, met aan weerszijden van de weg de volgende zonebreedtes: wegen met een of twee rijstroken: 250 meter; wegen met drie of vier rijstroken: 400 meter; wegen met vijf of meer rijstroken: 600 meter. De volgende wegen hebben op grond van artikel 74 Wgh geen zone: wegen gelegen in een als woonerf aangeduid gebied; wegen met een maximum snelheid van 30 km/uur. Krachtens een bij het Besluit geluidhinder spoorwegen (BGS) behorende kaart worden aan weerszijden van een spoorweg zones aangegeven (art 106 Wgh). Binnen deze zones worden eisen gesteld aan de geluidbelasting. De zone strekt zich uit vanaf de as van de spoorweg tot de breedte aan de weerszijden van de spoorweg, gemeten vanuit de buitenste spoorstaaf. Binnen de zone van een spoorweg dient een akoestisch onderzoek plaats te vinden naar de geluidbelasting op de binnen de zone gelegen woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen. Bij het berekenen van de geluidbelasting wordt de L den - waarde in db bepaald. 4.1.2 Onderzoek spoorweglawaai In maart 2016 is door VOBRU een onderzoek uitgevoerd om inzicht te krijgen naar de geluidbelasting ten gevolge van de wettelijke zone van het spoortraject Zwolle - Groningen. 25

Ter plaatse van de gevel(s) van de woning is de hoogst berekende geluidsbelasting maximaal Lden 57 db en is daarmee hoger dan de voorkeursgrenswaarde van Lden 55 db, maar lager dan de maximaal toegestane grenswaarde van Lden 68 db. Hogere waarde Voor het verlenen van een hogere waarde dient te worden afgewogen of dusdanige maatregelen aan de bron, bij de ontvanger of in het overdrachtsgebied mogelijk zijn, dat aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan. In kader van het kleinschalige bouwplan (2 woningen) kan in redelijkheid worden aangenomen dat het treffen van (aanvullende) maatregelen aan de geluidbron, het bouwkundig ontwerp en afschermende voorzieningen niet realistisch en kosteneffectief zijn. Derhalve dient in kader van de Wet geluidhinder een hogere waarde door Burgemeester en Wethouders van de gemeente Staphorst te worden vastgesteld voor de gevels. De woningen voldoen aan het hogere waarde criterium geluidluwe gevel. Binnenwaarde Voor berekening van de karakteristieke gevelwering is de geluidbelasting ter plaatse van de gevels bepalend en is het uitgangspunt voor berekening van de binnenwaarde in de geluidgevoelige ruimten (keuken, woon- en slaapkamers). In het algemeen wordt gezien de minimale bouwkundige eisen zoals gesteld in het bouwbesluit voldaan aan een karakteristieke gevelwering van 20 db. Dit betekend dat bij een gevelbelasting van Lden 55 db (35 + 20) de binnenwaarde in de geluidgevoelige ruimten wordt gewaarborgd. De hoogst bepaalde geluidbelasting bedraagt Lden 57 db. Het bevoegd gezag bepaald of op basis van de geluidbelasting een onderzoek noodzakelijk wordt geacht naar de karakteristieke gevelwering. 4.1.3 Onderzoek wegverkeerslawaai In maart 2016 is door VOBRU onderzoek uitgevoerd om inzicht te krijgen in de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op de Industrieweg ter plaatse van de gevels van de woningen. De planlocatie ligt binnen de wettelijke zone van de Industrieweg. In kader van de Wet geluidhinder is het bouwplan te typeren als nieuwbouw van woningen in een binnenstedelijke situatie. Uit het onderzoek blijkt dat ten gevolge van de verkeersintensiteit op de Industrieweg wordt op alle gevels van de toekomstige woningen voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van Lden 48 db. De hoogst berekende geluidbelasting bedraagt Lden 47 db. 4.1.4 Conclusie Er vanuit gaande dat de hogere grenswaarde procedure door de gemeente wordt gevolgt is spoorweglawaai geen belemmering voor de realisatie van de twee woningen. Het onderzoek naar spoorweglawaai is als Bijlage 1 Spoorweglawaai toegevoegd bij dit plan. In kader van de Wet geluidhinder is voor de nieuwbouw van de woningen geen belemmering aanwezig vanuit het aspect wegverkeerslawaai. Het onderzoek naar wegverkeerslawaai is als Bijlage 2 Wegverkeerslawaai toegevoegd bij dit plan. 4.2 Bodemkwaliteit 4.2.1 Algemeen Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. 4.2.2 Onderzoek In maart 2016 is door Ecoreest een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd om een indruk te verkrijgen over de eventuele aanwezigheid van verontreinigingen in de grond en in het grondwater van het onderzoeksterrein. Dit gebeurt om te bepalen of er vanuit milieuhygiënisch oogpunt belemmeringen bestaan voor het toekomstige gebruik van de locatie (wonen). Uit het vooronderzoek is gebleken dat er op een deel van de onderzoekslocatie reeds een bodemonderzoek is uitgevoerd. De aanleiding van dit onderzoek betrof destijds de bouw van een tweetal woningen. Uit de veldwerkzaamheden blijkt dat de bodem van de onderzochte locatie opgebouwd is uit matig fijn zand. Het grondwaterniveau is tijdens het onderzoek vastgesteld op 0.5 m -mv. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat in de bovengrond en in het grondwater overschrijdingen van de achtergrond en streefwaarden uit de Wet bodembescherming zijn aangetoond. Het gehalte aan Barium in het grondwater kan worden beschouwd als natuurlijke achtergrondconcentratie. De onderzoekshypothese, zijnde een verdachte locatie, is hiermee daarom bevestigd. 26

Gezien de aard en de concentraties van de aangetoonde parameters in relatie tot de toekomstige woonbestemming van het terrein, concluderen wij dat verhoogde risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu op basis van de aangetoonde milieuhygienische bodemkwaliteit, niet te verwachten zijn. De resultaten van het onderzoek vormen dan ook geen aanleiding tot nader onderzoek en zijn geen milieuhygienische belemmering in relatie tot de geplande nieuwbouw en de bestemming van het terrein. Toepassing van eventueel vrijkomende de grond op het terrein zelf achten wij milieuhygienisch verantwoord. Toepassing van eventueel vrijkomende grond elders kan eventueel plaats vinden binnen een gemeentelijke bodemkwaliteitskaart of met een aanvullend AP-04 onderzoek. De gemeente waar de grond eventueel wordt toegepast is hierbij het bevoegd gezag. Eventueel vrijkomend puin kan worden afgevoerd naar een erkende verwerker. 4.2.3 Conclusie Het bodemonderzoek is beoordeeld door het RUD. De volgende conclusie is hieruit naar voren gekomen: Het onderzoek is conform de normen uitgevoerd. Zoals verwacht bevat de bovengrond lichte verhogingen aan PAK en olie. Het grondwater is niet verontreinigd. De onderzoeksresultaten geven echter geen aanleiding voor nader onderzoek of sanerende maatregelen. Vanuit milieu hygiënisch oogpunt zijn er geen belemmeringen. De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. het verkennend bodemonderzoek is als Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek toegevoegd bij dit plan. 4.3 Luchtkwaliteit 4.3.1 Algemeen Sinds 15 november 2007 staan de hoofdlijnen voor regelgeving voor luchtkwaliteitseisen beschreven in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 komen te vervallen. Het verkeer langs drukke wegen bewerkstelligt overschrijdingen van grenswaarden (concentraties) voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). Aspecten van de nieuwe regelgeving op grond van de Wm worden in afzonderlijke uitvoeringsregelingen uitgewerkt. De belangrijkste zijn: Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen), verder te noemen Besluit NIBM; Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen), verder te noemen Regeling NIBM; Besluit gevoelige bestemmingen. Het Besluit NIBM legt vast wanneer een project met ruimtelijke gevolgen niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Hiervan is sprake als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3%- grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). In de Regeling NIBM is onder andere voor kantoren en woningen aangegeven bij welke eenheden/ aantallen de 3%-grens wordt overschreden en er luchtkwaliteitberekeningen dan wel -onderzoek nodig is. Voor woningen is in de Regeling NIBM het maximale aantal van 1.500 nieuwe woningen gesteld uitgaande van de 3%-grens. Als de 3%-grens niet wordt overschreden dan hoeft geen verdere toetsing aan grenswaarden plaats te vinden en hoeft er geen onderzoek (berekeningen) te worden uitgevoerd. 4.3.2 Onderzoek In dit plan neemt het aantal woningen met twee toe. 4.3.3 Conclusie Derhalve kan worden geconcludeerd dat uit het oogpunt van het 'Wet luchtkwaliteit' er geen belemmeringen zijn voor de realisatie van het plan. 4.4 Externe veiligheid 4.4.1 Algemeen 27

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer: het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi); de Regeling externe veiligheid (Revi); het Registratiebesluit externe veiligheid; het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Brzo 1999); het Vuurwerkbesluit. Voor vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen, per buisleiding of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in: het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt); de Regeling basisnet; de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied). Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico. 4.4.2 Onderzoek 5.4.1.2 Situatie plangebied Aan hand van de Risicokaart Overijssel is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart Overijssel staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In de navolgende afbeelding is een uitsnede van de Risicokaart met betrekking tot het plangebied en omgeving weergegeven. Uitsnede Risicokaart (Bron: Risicokaart) 28