Pierre Houben MCDM 7 e leergang December 2005 ECONOMISCHE AFHANKELIJKHEID VAN VEILIGHEID



Vergelijkbare documenten
BEKNOPTE ANALYSE VAN INCIDENTEN IN DE CHEMISCHE INDUSTRIE

Naar een veiliger (proces) industrie. Inspecties naar het onderhoudsmanagement en de veilige en juiste uitvoering van onderhoud bij BRZO-bedrijven

Sense of Urgency Procesveiligheid. Lessen uit verleden IR. THEO OLIJVE, MANAGING DIRECTOR ODFJELL TERMINAL (ROTTERDAM) B.V.

Sector in gevaar? Voorbeelden van trends die meer positieve dan negatieve effecten hebben gehad op de veiligheid in de procesindustrie zijn:

FEB Middelburg. I februari 201 7

moeite van het onderzoeken waard

Major Hazards Control

Grote brand Chemie-Pack: Leren we van ongevallen? Agenda. Het onderzoek. De casus: Wie is Chemie-Pack (filmpje) Wie was Chemie-Pack (nog een filmpje)

Briefrapport tussenrapportage

1. Doel. 2. Toepassingsgebied/Definities. 2.1 Toepassingsgebied. Procedure Incidenten

Overzicht bepalingen inhoud Veiligheidsrapport in het Brzo 2015, Seveso III en de Rrzo Maart 2016

SAMENWERKING BOSCH SECURITY PROJECTS & UREASON. Hoe oplossingen voor bedrijfsprocessen en veiligheidsprocessen elkaar versterken

4.2 Inzichten in de behoeften en verwachtingen van de belanghebbenden. 4.3 Het toepassingsgebied van het milieumanagementsystee m vaststellen

taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden vast te leggen voor de bij hem in dienst zijnde werknemers;

Jaarrapportage Veiligheid 2014

Van baan naar eigen baas

Tab T Nadere toelichting keuze scenario s t.b.v. inspectie

DE BRANDWEER EN INDUSTRIËLE VEILIGHEID RISICO S BEHEERSEN, MENS EN OMGEVING BESCHERMEN

Resultaat Atex 137 toezicht in 2007

UIT de arbeidsmarkt

Tweede Kamer der Staten-Generaal

6. Project management

De Brzo-inspectie. Alle informatie over het gezamenlijke toezicht en de handhaving door de Inspectie SZW

Risico Management. Arbeidsinspectie. Jan Slijpen Teamleider MHC-Zuid Directie MHC. Toepassing Risico Management door AI

Onderhoud kan productieprocessen LEAN-er maken. LEAN en onderhoud in de voedingsmiddelen industrie 16 september Inhoud

Amsterdam lapt regels preventief fouilleren aan haar laars. 26 maart 2013, Peter van de Wijngaart

Jonge werknemers en werkstress: een beknopte weergave van de feiten

Competentie niveaus HHS TIS opleiding Werktuigbouwkunde

Facts & Figures 2012»

Dun & Bradstreet Onderzoek naar betalingstermijnen bij bedrijven onderling

CO2-reductiedoelstellingen

FUNCTIONEEL PARKET. Vestiging s-hertogenbosch. Mw. Mr. Dr. I.M. Koopmans MSHE officier van justitie

Vraag Antwoord Scores

Wanneer kan een veiligheidsregio een incidentonderzoek starten bij een Brzo-bedrijf?

CO2-reductiedoelstellingen + voortgang

Folkert Buiter 2 oktober 2015

Aan Van Datum Ministerie van OCW Rebel

COUNTRY PAYMENT REPORT 2015

UIT groei en conjunctuur

Impact Cloud computing

CO 2 Managementplan Energie meetplan 2.C.2 & 3.B.2 & 4.A.2. Jade Beheer B.V. OFN OFS 2C. Autorisatiedatum: Versie: 1.0

proces veiligheidsindicatoren in de wetenschappelijke literatuur relatie tussen indicatoren & veiligheidskundige modellen, theorieën

Werkvergunningen Permit to Work

Ontwikkeling leerlingaantallen

CO2-reductiedoelstellingen + voortgang

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015

Learnshop. EN16001: Het kader voor uw energiemanagementsysteem? Nimaris b.v. Paul van Wezel Hertog van Brabantweg EA Loon op Zand

THEME Competence Matrix - Mechatronics

Lijst van begrippen en definities

Samenvatting wetgeving omtrent Machines en Arbeidsmiddelen

PROTOCOL ONDERZOEK OVERHEDEN. ONGEVAL DSM MELAF 1 april 2003

CO-2 Prestatieladder

Starters zien door de wolken toch de zon

VDZ Geldzaken. Beloningsbeleid

Datum 27 oktober 2014 Onderwerp Antwoorden kamervragen over het toenemende aantal drugslabs in seniorenflats

Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers

De waarde van veiligheidsindicatoren. Jakko van Kampen Jop Groeneweg, Dolf van der Beek

De ontwikkeling van geweld in de Nederlandse samenleving VEEL MONITOREN, WEINIG EENDUIDIGHEID

MKB-ondernemer geeft grenzen aan

PROVINCIAAL BLAD. Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

CO2-reductieplan. Samen zorgen voor minder CO2. Rapportage M

Communicatieplan. Energie- & CO 2 beleid. Van Gelder Groep

Rol van de preventieadviseur bij onderhoud. 07 oktober 2010 Provinciaal Comité Vlaams Brabant ir Werner Vancayseele, QSE manager

Copyright by Katoen Natie en by Dicky voor de illustraties. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van

VDZ Verzekeringen. Beloningsbeleid

Industrietafel Milieu & Veiligheid 14 februari Theo Wesseling en Alice van Es

Langzaam maar zeker zijn ook de gevolgen van de economische krimp voor de arbeidsmarkt zichtbaar

Conjunctuur enquête. Technologische Industrie Nederland

Onderzoek elektratechnische installaties bij ondernemers

Eindexamen economie 1-2 vwo I

INSTRUCTIE OPVOLGING / AFHANDELING SCHRIFTELIJKE MELDINGEN MONTEURS

Seminar 'Integrale Risicoanalyse Water Water(risico s) in de Industrie. Edwin de Roij Beleidsmedewerker Milieu en Procesveiligheid

Samenvatting, conclusies en aanbevelingen

Procesveiligheid & SIL

Samenvatting. Over het gebruik van visuele informatie in het reiken bij baby s

MVO-Control Panel. Instrumenten voor integraal MVO-management. MVO en reorganisatie. Een model voor verantwoorde en succesvolle reorganisatie

NIMA B EXAMEN BUSINESS MARKETING ONDERDEEL B JANUARI 2016 VRAGEN EN ANTWOORDINDICATIES NIMA B BUSINESS MARKETING ONDERDEEL 1 (CASE)

Leidraad bij de aanschaf van persoonlijke beschermingsmiddelen Keuze, gebruik, reiniging en onderhoud

Bepalingen over de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening (Wet veiligheidsregio s)

Trouwen en scheiden in tijden van voor- en tegenspoed

Hoe hoog ligt de Lat bij de Bedrijfsbrandweer. Michael de Gunst, Centrum Industriële Veiligheid/LEC BrandweerBRZO

Samenvatting, conclusies en aanbevelingen storing Diemen

Handboek Integraal Bedrijfszorgsysteem Defensie Munitiebedrijf

6 TIPS DIE HET PRESTEREN VAN UW WERKOMGEVING VERBETEREN

Rekenkamercommissie gemeente Bloemendaal

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-II

Digitale transformatie van zorgcommunicatie

De nieuwe Nederlandse Technische Afspraak 8620 NTA Mareille Konijn 4 juni 2015

Managementsysteem voor Informatiebeveiliging Publiceerbaar Informatiebeveiligingsbeleid KW1C

Protocol voor het handelen bij ongevallen

Energiemanagement CO 2 -prestatie

Case study: Service en sales gaan samen voor beter klantcontact

Voortgang CO 2 Reductie doelstellingen

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Impact Cloud computing

Demografische ontwikkeling Gemeente Stede Broec

Checklist voor controle (audit) NEN 4000

Beveiligingsaspecten van webapplicatie ontwikkeling met PHP

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland

Functieprofiel: Arbo- en Milieucoördinator Functiecode: 0705

Transcriptie:

Pierre Houben MCDM 7 e leergang December 2005 ECONOMISCHE AFHANKELIJKHEID VAN VEILIGHEID

DE ECONOMISCHE AFHANKELIJKHEID VAN VEILIGHEID Scriptie in het kader van de 7 e leergang MCDM Auteur: Pierre Houben Datum: December 2005

VOORWOORD Deze scriptie is geschreven in het kader van mijn deelname aan de 7 e leergang van de MCDM opleiding. De MCDM-opleiding wordt in samenwerking georganiseerd door het NIBRA (Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding) en het NSOB (Nederlandse School voor Openbaar Bestuur). Bij deze wil ik graag mijn werkgever, Dow Benelux B.V. te Terneuzen, bedanken voor de gelegenheid die men mij geboden heeft om deze opleiding te volgen. Tevens wil ik van de gelegenheid gebruik maken om een woord van dank te richten aan de heer H. Hoegee van Total Raffinaderij Vlissingen, de heer D. den Ottelander van Thermphos Vlissingen en de heer A. Theuns van Shell Chemie Moerdijk voor de gelegenheid die men mij tijdens mijn binnenlandstage geboden heeft om onderzoek te doen. Een bijzonder woord van dank wil ik eveneens richten aan de mentoren van de MCDM opleiding, te weten Menno van Duin en Hans van der Kar voor het reviewen van de scriptie en het uitoefenen van een niet afnemende druk om de scriptie tijdig gereed te hebben.

SAMENVATTING Veiligheid neemt een steeds belangrijkere plaats in, in onze samenleving. Ondanks deze toenemende aandacht voor veiligheid bestaat er een gevoel dat de gehanteerde veiligheidsnormen afhankelijk zijn van de economische situatie. Het gevoel dat veiligheid afhankelijk is van de heersende economische conjunctuur vormt de aanleiding voor onderliggend onderzoek. De centrale vraag die aan het onderzoek ten grondslag ligt is: In hoeverre is er een vermoedelijk verband tussen de aandacht voor veiligheid en de economische conjunctuur? Om antwoord te kunnen geven op deze vraag zijn een aantal relevante deelvragen geformuleerd, te weten: Welke factoren zijn voor bedrijven van belang om wel of niet te investeren in veiligheid? Is er een trend in incidenten waarneembaar die correspondeert met de economische conjunctuur? Wordt in incidentenonderzoeken de economische conjunctuur als een factor aangewezen? Anticiperen overheden op de economische conjunctuur? Uit het onderzoek zijn een aantal factoren, zowel interne als externe naar voren gekomen die van invloed kunnen zijn bij het wel of niet investeren in veiligheid. Bedrijven hanteren verschillende indicatoren en definities om de veiligheid zichtbaar te maken. Hierdoor is het moeilijk om de bedrijven onderling te vergelijken. Daarnaast vind er geen centrale registratie plaats van incidenten (denk aan milieu-incidenten) waardoor het vergelijk ook nog eens bemoeilijkt wordt. Indien we kijken naar de wel voorhanden zijnde statistische gegevens omtrent MARS meldingen, milieu-incidenten en verzuimongevallen en deze onderling vergelijken is er geen duidelijke relatie te vinden. De incidentonderzoeken die in Nederland hebben plaats gevonden beslaan slechts een beperkt tijdvak waardoor het niet mogelijk is om de invloed van trends op de veiligheid te kunnen achterhalen. Door de Arbeidsinspectie zijn een drietal rapporten uitgegeven welke een analyse geven van incidenten in de chemische industrie. Uit deze incidentanalyse zijn achterliggende oorzaken te halen waarbij een directe relatie met de economische conjunctuur aangetoond zou kunnen worden. In geen enkel rapport wordt echter aangegeven dat deze directe relatie ook daadwerkelijk aanwezig zou zijn.

Door middel van een aantal recente incidenten wordt aangegeven dat er factoren aanwezig zijn die een relatie hebben met de economische conjunctuur. Zowel bij incidentonderzoeken die uitgevoerd worden door overheden en bedrijven bestaat de indruk dat men in deze onderzoeken op zoek is naar de schuldige. In veel onderzoeken en vooral de strafrechterlijke onderzoeken staat de schuldvraag centraal. Zodra deze vraag beantwoord is, stopt meestal het onderzoek en kan men zich afvragen of het incident wel volledig geanalyseerd is. In tegenstelling tot het buitenland heeft Nederland pas sinds kort (1 januari 2005) één onafhankelijke raad, de Onderzoeksraad voor Veiligheid, die incidenten onderzoekt primair om de veiligheid te verhogen en waarbij de schuldvraag niet centraal staat. In geen enkel incidentenrapport, zowel nationaal als internationaal, is als directe oorzaak of medeoorzaak terug te vinden de economische situatie waarin het bedrijf verkeerde tijdens het incident. Door vooral het gebrek aan consistente statistische gegevens is het niet mogelijk een voldoende onderbouwde conclusie te geven over een aantoonbaar verband. Wel is inzichtelijk gemaakt dat er een meer dan grote waarschijnlijkheid is dat een dergelijk verband wel aanwezig is. Om een degelijk onderbouwde uitspraak te doen zal verder aanvullend onderzoek noodzakelijk zijn.

INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding 1 Probleembeschrijving 1 Onderzoeksdomein 2 Probleemstelling 2 Methodiek 3 Relevantie 4 Opbouw van de scriptie 4 2. Factoren van belang voor investering in veiligheid 5 Externe factoren 5 Interne factoren 8 Overzicht factoren 11 3. Economische conjunctuur zichtbaar in incidententrend? 12 3.1 MARS meldingen 12 4. Economische conjunctuur als factor incidentonderzoek 18 Nederlands incidentonderzoek 18 Internationaal incidentonderzoek 26 Verduidelijking aan de hand van enkele voorbeelden 27 5. Anticipatie overheden 34 6. Conclusies en aanbevelingen 37 Literatuurlijst 38

-1- I INLEIDING 1.1 PROBLEEMBESCHRIJVING Veiligheid neemt een steeds belangrijkere plaats in, in onze samenleving. Burgers worden steeds mondiger en participeren mee in veiligheidsvraagstukken in hun directe omgeving. Deze betrokkenheid bij veiligheid is in het bijzonder het gevolg van een aantal recente rampen, zoals de vuurwerkexplosie in Enschede en de nieuwjaarsbrand in Volendam waarbij de gevolgen door de burgers gezien werden als een directe bedreiging van hun leefomgeving. Ondanks deze toenemende aandacht voor veiligheid bestaat er een gevoel dat de gehanteerde Veiligheidsnormen afhankelijk zijn van de economische situatie. In tijden van economisch herstel lijkt de aandacht voor veiligheid toe te nemen en schijnen maatregelen ter verhoging of borging van het veiligheidsniveau zonder problemen uitgevoerd te worden. Ten tijde van een recessie lijkt deze instelling echter te keren. Er is nog steeds een schijnbare aandacht voor veiligheid, zolang het maar geen geld kost. Prioriteiten komen ten tijde van een een recessie anders te liggen en zijn gebaseerd op kostenreductie en verhogen van effectiviteit en efficiency. Het gevoel dat veiligheid afhankelijk is van de economische conjunctuur komt niet alleen boven bij het bedrijfsleven, maar ook bij overheden. Denk bij dit laatste bijvoorbeeld maar eens aan de uiteenlopende wijze waarop regelgevingen in Nederland gehanteerd worden bij het vestigen van een bedrijf. In de ene provincie moet het bedrijf aan allerlei zware milieu- en brandweereisen voldoen, terwijl er in de andere provincie geen strobreed in de weg gelegd wordt en bedrijven zelfs met subsidies gelokt worden om zich in die provincie te vestigen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan SE Fireworks. Dit bedrijf wilde zich in eerste instantie vestigen in een woonwijk in Dordrecht. De lokale brandweer vond het risico van vestiging in een woonwijk niet acceptabel waardoor er geen toestemming verkregen werd zich in Dordrecht te vestigen. Het bedrijf week vervolgens uit naar Enschede en vestigde zich vervolgens.in een woonwijk! Hierdoor ontstaat de indruk dat vanwege achterblijvende economische groei in deze provincie andere veiligheidsnormen gehanteerd worden dan elders in Nederland. In het bedrijfsleven is al eerder aangetoond dat veiligheid slechts een klein deel van het budget uitmaakt: er wordt geld voor veiligheid vrijgemaakt in tijden van winst, maar in tijden van verlies of tijdsdruk is veiligheid een van de eerste zaken waarop moet worden ingeleverd 1. 1 Groeneweg J. Controlling the controllable, 5e druk p4.

-2 - Veiligheid is lang beschouwd als een welzijnsprodukt, men is er echter recent achter gekomen dat een gebrek aan veiligheid veel geld kan kosten. Incidenten met de Exxon Valdez (1989), Piper Alpha (1988) en de Estonia (1994) zijn hier voorbeelden van. Het gevoel dat veiligheid afhankelijk is van de heersende economische conjunctuur vormt de aanleiding voor dit onderzoek. In de volgende paragrafen wordt de opzet nader uitgewerkt en toegelicht. 1.2 ONDERZOEKSDOMEIN Het onderzoek richt zich in eerste instantie op de chemische industrie. Reden hiervoor is dat met betrekking tot veiligheid en incidenten die zich voordoen in de chemische industrie de meeste informatie voorhanden is. Veelal is wettelijk voorgeschreven dat statistische gegevens bijgehouden moeten worden en dat incidenten gemeld (MARS) en onderzocht moeten worden (BRZO 99, Seveso). De reden dat dit voor de chemische industrie zo strikt is vastgelegd, is omdat de gevolgen van incidenten in de chemische industrie zeer verstrekkend kunnen zijn (Bhopal, Sandoz). Tevens zal gekeken worden of en in hoeverre toezichthoudende overheidsinstanties hun beleid aanpassen aan de economische conjunctuur. Vinden er ten tijde van een recessie meer controles plaats? Worden deze controles op een andere wijze uitgevoerd? Vinden er meer handhavingacties plaats? 1.3 PROBLEEMSTELLING Doelstelling van het onderzoek Met het onderzoek wordt beoogd het intuïtieve gevoel dat veiligheid een economische afhankelijkheidsfactor heeft te staven of te onderbouwen. Centrale vraag In hoeverre is er een vermoedelijk verband tussen de aandacht voor veiligheid en de economische conjunctuur? Deelvragen Om deze vraag te kunnen beantwoorden zullen de volgende deelvragen worden onderzocht: A) Welke factoren zijn voor bedrijven van belang om wel of niet te investeren in veiligheid? Hierbij zullen zowel in- als externe factoren meegenomen worden, waarbij voornamelijk gekeken zal worden hoe de invulling hiervan in de praktijk plaats vindt en/of deze op de een of andere wijze te herleiden zijn naar een economische afhankelijkheid.

-3 - B) Is er een trend in incidenten waarneembaar die correspondeert met de economische conjunctuur? Er zal gebruik gemaakt worden van bestaande databases en statistieken. Hierbij zal rekening gehouden moeten worden met het feit dat de veiligheidsstatistieken niet synchroon behoeven te lopen met de economische conjunctuur. Een gebrek aan investeringen in veiligheid kan leiden tot incidenten ten tijde van economische groei (naijleffect). C) Wordt in incidentonderzoeken de economische conjunctuur als een factor aangewezen? Incidenten in de chemische industrie worden in het algemeen uitgebreid onderzocht door in- en externe instanties. Vraag is of in deze incidentonderzoeken de economische conjunctuur als een van de factoren voor een incident gezien wordt, of dat deze onderzoeken alleen maar toegespitst zijn op het aanwijzen van een individuele schuldige. D) Anticiperen overheden op de economische conjunctuur? Onderkennen overheden dat de economische conjunctuur invloed heeft op de gehanteerde veiligheidsnormen. Worden toezichthoudende en handhavende activiteiten aangepast ten tijde van recessie en/of economische groei? 1.4 METHODIEK Deze scriptie is tot stand gekomen door literatuuronderzoek, informatie vergaart tijdens mijn binnenlandstage bij Total Vlissingen, Thermphos Vlissingen en Shell Moerdijk evenals gesprekken met personen betrokken bij incidentonderzoeken binnen de eigen organisatie. In de uitvoering van het onderzoek en het beantwoorden van de onderzoeksvragen zijn de volgende stappen doorlopen: Stap 1: Welke factoren zijn voor bedrijven van belang om te investeren in veiligheid? In deze stap wordt geïnventariseerd welke factoren voor een bedrijf een rol spelen om wel dan niet te investeren in veiligheid. Het gaat hierbij om zowel in- als externe factoren. De inventarisatie van deze factoren heeft grotendeels plaats gevonden op basis van interviews en literatuurstudie. De resultaten zijn opgenomen in Hoofdstuk 2. Stap 2: Is er een trend in incidenten waarneembaar die correspondeert met de economische conjunctuur? In deze stap wordt gekeken naar voorhanden zijnde statistische informatie met betrekking tot incidenten in de chemische industrie alsmede economische groei. In Hoofdstuk 3 wordt dit nader uitgewerkt.

-4 - Stap 3: Wordt in incidentenonderzoeken de economische conjunctuur als een factor aangewezen? In deze stap wordt de informatie over incidenten geëvalueerd, waarbij vooral aandacht is voor de oorzaak van de incidenten. Het doel daarbij was om na te gaan of de economische conjunctuur als een factor gezien zou kunnen worden voor het ontstaan van het incident. Verdere uitwerking vindt plaats in Hoofdstuk 4. Stap 4: Anticiperen overheden op de economische conjunctuur? Hierbij wordt gekeken of overheden afhankelijk van de economische situatie op een andere wijze inspecteren. Hierbij is uitgegaan van de door deze overheden aangeleverde informatie. In Hoofdstuk 5 is dit nader uitgewerkt. In Hoofdstuk 6 worden de eindconclusies en de slotbeschouwing gepresenteerd. 1.5 RELEVANTIE De relevantie van het onderzoek is gelegen in het feit dat wellicht aannemelijk gemaakt kan worden dat er een verband bestaat tussen de economische conjunctuur en de wijze waarop met veiligheid omgegaan wordt. Dit zou aanleiding kunnen zijn om een uitgebreider, wetenschappelijk onderzoek op te starten om aan te tonen dat veiligheid ten tijde van een recessie onder druk staat. Indien dit wetenschappelijk aangetoond zou kunnen worden, zou dit kunnen leiden tot anticiperende overheden en bedrijven. Ook is het aannemelijk dat deze afhankelijkheid een impact heeft op de organisatie van de rampenbestrijding ten tijde van een recessie. De vraag die gesteld kan worden is : Kan de onder druk staande aandacht voor veiligheid ten tijde van een recessie leiden tot andere, onverwachte incidenten die vragen om een andere organisatie van de rampenbestrijding? 1.6 OPBOUW VAN DE SCRIPTIE Na dit inleidende hoofdstuk zal de scriptie vervolgen met een uitwerking van de stappen zoals vermeld in de paragraaf METHODIEK. De scriptie zal worden afgerond met een concluderend hoofdstuk.

-5-2 FACTOREN VAN BELANG VOOR INVESTERING IN VEILIGHEID In dit hoofdstuk worden de factoren bepaald, afkomstig uit literatuurstudie 2 en gesprekken, die voor bedrijven in de chemische industrie van belang zijn om wel of niet te investeren in veiligheid. Het betreft hier zowel interne als externe factoren die hierop van invloed zijn. 2.1 EXTERNE FACTOREN Media De media hebben een snelle ontwikkeling doorgemaakt. Het aantal informatiekanalen is toegenomen en Internet is als invloedrijk medium toegevoegd. Het bereik van de media is groot. Ook de snelheid en technische mogelijkheden zijn toegenomen. In de laatste jaren is veiligheid en in het bijzonder onveiligheid een mediaonderwerp geworden. Dit hangt samen met de toegenomen maatschappelijke en politieke aandacht voor dit onderwerp de tolerantie is afgenomen- voornamelijk als gevolg van rampen Enschede (2000) en Volendam (2001). Deze trend zien we niet alleen nationaal, maar ook internationaal (BP Texas 2005, Orkaan Katrina New Orleans 2005). De chemische industrie kampt sinds jaar en dag al met een negatief publiek imago. Uit Europees onderzoek in 2002 bleek dat zestig procent van de Nederlanders negatief staat tegenover de chemische industrie 3. De sector zou milieuonvriendelijk en vooral onveilig zijn. Dit maakt de chemische industrie een onderwerp van media-aandacht. Het gevolg is dat grote, maar ook kleine incidenten resulteren in omvangrijke aandacht van de media en in het verlengde hiervan van de politiek. Door de media wordt met name het imago van de chemische industrie vorm gegeven, investering in veiligheid kan dit imago verbeteren. De media kan dus als een externe factor gezien worden welke van invloed is op de veiligheid. Juridische aansprakelijkheid De laatste jaren zien we een belangrijke toename in de juridische aansprakelijkheidsstelling van bedrijven. Onveiligheid en schadevergoeding zijn in toenemende mate met elkaar verbonden. Naar aanleiding van een incident vinden onderzoeken plaats, waarbij een van de te beantwoorden vragen de vraag van de aansprakelijkheid/verwijtbaarheid is. Getroffenen/slachtoffers van het incident mobiliseren 2 COT-rapport, Trend en Incident: Een onderzoek naar de relatie tussen organisatie,onderhoud en veiligheid in de procesindustrie, juni 2004 3 Chemisch weekblad, Chemische industrie ziet imago verder wegzakken, 22 juni 2002:p.7

-6 - zich en maken zich gezamenlijk sterk voor schadeloosstelling 4. In uitzonderlijke gevallen kan dit zelfs leiden tot het faillissement van het getroffen bedrijf. De juridische aansprakelijkheid dat als een zwaard van Damocles boven het bedrijf hangt zorgt ervoor dat ook dit gezien kan worden als een externe factor die invloed heeft op de veiligheid. Wet en Regelgeving De grondslag voor externe en interne veiligheid ligt vast in de Wet Milieubeheer (Wm), de Arbeidsomstandighedenwet (Arbo-wet) en het Besluit Risico s Zware Ongevallen (BRZO). Vooral de externe veiligheid binnen de chemische industrie is door de Europese Seveso II richtlijn uit 1996 5 en het daarop gebaseerde BRZO uit 1999 6 op de kaart gezet 7. Het BRZO introduceerde in het bijzonder een meer gestructureerde en integrale aanpak van veiligheidsvraagstukken: het veiligheidsbeheersysteem (VBS). In het VBS geven bedrijven zelf aan op welke wijze zij invulling geven aan het Veiligheidsbeheersysteem in relatie tot de aanwezige risico s. Ook toezicht en handhaving door overheden is de laatste jaren sterk toegenomen, mede als gevolg van rampen en incidenten. Deze aandacht blijkt echter relatief te zijn en komt met golven en neemt af naarmate zich langere tijd geen ernstige ongevallen hebben voorgedaan. Wet en regelgeving is een duidelijke externe factor die van invloed is op de veiligheid. De mate waarin deze invloed geldt, is vooral afhankelijk van de wijze waarop de overheden met deze wet- en regelgeving en in het bijzonder met toezicht en handhaving omgaan. Afnemers De chemische industrie is conjunctuurgevoelig. Op een relatief kleine markt van aanbieders zijn de productiehoeveelheden groot en de ondernemingsinvesteringen hoog. Dalingen in afzet en prijs werken snel door in de omzet. De internationale concurrentie is in een stroomversnelling geraakt. Vermindering van de handelsbarrières heeft de prijsconcurrentie vergroot op een afzetmarkt die gemakkelijk toegankelijk is geworden voor goedkoper producerende buitenlandse aanbieders (minder externe factoren die van invloed zijn op veiligheid). Veel bedrijven binnen de chemische industrie krijgen daardoor 4 Voorbeelden hiervan zijn de Belangenvereniging Slachtoffers Nieuwjaarsbrand Volendam (BSNV). De belangenvereniging Slachtoffers Vuurwerkramp Enschede (BSVE), de Stichting Herculesramp 1996 en de Stichting Nabestaanden DSM ramp 1975 5 Europese Seveso II richtlijn (96/82/EG) 6 Besluit Risico Zware Ongevallen, Staatsblad 1999, 234 7 Verschillende rampen resulteerden vanaf de jaren zeventig in een continue aanscherping van de Europese regelgeving op het gebied van industriële veiligheid: de Seveso-ramp in Italië (1967), elbert (1979), duizenden doden in Bhopal (1984), milieuramp in Bazel (1986) maar ook de ramp met de vuurwerkfabriek in Enschede (2000)

-7 - te maken met productieverhoging, kostenreductie, terug naar core business, fusies en overnames, reductie van personeel en interne reorganisaties. Duidelijk is ook dat er een verschuiving is opgetreden van voornamelijk een behoefte in kwantiteit naar een behoefte in kwaliteit, snelle levering, service, betrouwbaarheid en toegevoegde waarde. Deze factor is duidelijk ook van invloed op veiligheid. Olie- en energieprijzen Aardolie is de grondstof voor de chemische industrie. Veel bedrijven verwerken aardolie tot half fabrikaten die weer dienst doen voor andere bedrijven in de aardolie verwerkende keten. Daarnaast is aardolie van belang voor de opwekking van energie en zijn ook prijzen van andere brandstoffen (denk aan aardgas) gekoppeld aan de olieprijs. Indien de olieprijzen stijgen, heeft dit direct een dubbel effect op de chemische industrie. Aan de ene kant stijgen de grondstofprijzen, zonder dat direct de productprijzen aangepast (kunnen) worden. Hierdoor wordt de winstmarge kleiner. Aan de andere kant stijgen ook nog eens de energieprijzen, waardoor de kostprijs van de producten nog meer toeneemt. Ook deze stijging is niet direct door te berekenen richting de afnemers omdat hierover veelal contractuele prijsafspraken gemaakt zijn. Overweging tot het openbreken van deze contracten geschiedt veelal pas indien gedurende langere tijd sprake is van stijgende olieprijzen. Een stijgende olieprijs leidt dus tot een dubbele verkleining van de winstmarge en kan zelfs leiden tot verlies. Het spreekt voor zich dat dit invloed heeft op de bedrijfsvoering en dus ook op de veiligheid.

-8 - INTERNE FACTOREN Internationalisering. De industrie is de afgelopen jaren meer en meer gemondialiseerd. Het aantal internationale chemiebedrijven dat zich vestigt in Nederland groeit. Hierbij gaat het om overnames maar ook om de bouw van nieuwe productielocaties 8. Hierdoor is het lokale karakter van de chemische industrie veranderd. In toenemende mate vindt aansturing plaats vanuit het buitenland. Door de andere cultuur in het buitenland, alsmede andere wet- en regelgeving en het niet of nauwelijks op de hoogte zijn van de lokale wet- en regelgeving heeft dit een impact op veiligheid. Focus op core-business en toename in uitbesteding. Eind jaren negentig richtten bedrijven zich steeds meer op kernactiviteiten. Activiteiten die niet tot de kernactiviteiten behoren worden afgestoten of bij derden ondergebracht. Fabrieken worden verkocht om nieuw investeringskapitaal te genereren (bijvoorbeeld Shell Pernis) of productiecapaciteit van meerdere bedrijven wordt samengevoegd. Deze uitbesteding en productconcentratie hebben ook gevolgen gehad voor de organisatie die verder opgesplitst raakt in termen van verantwoordelijkheden, CAO s e.d. 9 Er vond ook verschuiving plaats in de besluitvormingscultuur. Waar vroeger de locaties en locatiedirecteuren een centrale plaats innamen gaan veel bedrijven in de jaren negentig werken met businessunits. In veel gevallen zijn er meerdere businessunits op een locatie. Een belangrijk deel van de besluitvorming maar ook kennis en ervaring verschuift daarmee naar het niveau van de businessunits. Het verschuiven van de besluitvormingscultuur heeft een impact op het veiligheidsdenken en leidt zelfs tot een verschil in veiligheidsdenken op een en dezelfde locatie. Automatisering. In de afgelopen jaren heeft een toenemende automatisering in de chemische industrie plaats gevonden. Hierbij moet vooral gedacht worden aan de komst van computers en ICT (systemen) die (een deel van) de rol van de mens hebben overgenomen. Deze vergaande automatisering gaat momenteel al zover dat hele locaties onbemand op afstand worden bediend. 8 VNCI, Jaarverslag 2002,2003 9 Profundo, Jan Willem van Gelder (1996), Een analyse van de Nederlandse chemie, discussienotitie voor de Industriebond FNV

-9 - Waar vroeger een operator een installatie onder zijn beheer had, werden dit er in de loop van de tijd twee of zelfs meer dan twee. Waar vroeger nog werd vertrouwd op de operator, bestaat er nu een grotere afhankelijkheid van geavanceerde systemen. Kleine verstoringen kunnen tegenwoordig sneller worden opgevangen dankzij geautomatiseerde systemen. De noodzaak voor menselijk ingrijpen bij storingen is door de jaren heen alsmaar afgenomen en hiermee ook de menselijke ervaring in het omgaan met storingen. De afstand tot de installatie is voor operators als gevolg van bovengenoemde ontwikkelingen gegroeid. Minder vaak is er reden om fysiek bij een installatie aanwezig te zijn om in te grijpen, met uitzondering van onderhoudswerkzaamheden. De arbeid wordt routinematiger, ploegen worden kleiner en moeten flexibel inzetbaar zijn. Automatisering heeft gezien vanuit bovenstaand oogpunt duidelijk invloed op de veiligheid. Tekort aan vakbekwaam personeel. Waarschijnlijk mede door het negatieve imago van de chemische industrie is het zeer moeilijk om vakbekwaam personeel te werven. Het aantal afgestudeerden in de chemie is al lange tijd dalend. Het aantal studenten is de afgelopen 10 jaar met 30% gedaald 10. Het huidige personeelsbestand binnen de chemische industrie bestaat voor een aanzienlijk deel nog uit een oudere generatie met een grote kennis over het bedrijf. De komende 5 jaar zal een groot deel van deze personen met pensioen gaan. De vraag naar jonge mensen voor de chemische industrie zal de komende jaren explosief stijgen. Door de kleine pool waaruit gevist kan worden zal het heel moeilijk zijn om de juiste mensen te vinden en zal er veel ruilverkeer tussen de bedrijven gaan plaats vinden. Eveneens is het niet ondenkbaar dat eisen en kwalificaties losgelaten zullen worden om maar te zorgen dat er nieuw personeel binnen gehaald kan worden. Duidelijk is dat het loslaten van eisen en kwalificaties, cq het niet kunnen vinden van de juiste personen van invloed is op de veiligheid. Ontwikkelingen op gebied van onderhoud. De productie-eisen worden steeds hoger. Stand still situaties reduceren de output, verhogen de operationele kosten en verhinderen het leveren van service aan de klanten. Beschikbaarheid en betrouwbaarheid worden steeds belangrijker in het productieproces. Doordat de afhankelijkheid van de installaties groter wordt, worden ook de kosten om een installatie aan te schaffen, te gebruiken en te onderhouden hoger. Om de maximale return of investment te kunnen bereiken, moeten de installaties zo lang en efficiënt

-10 - mogelijk kunnen worden gebruikt. Dit noodzaakt tot een steeds zorgvuldiger planning van onderhoud met hogere eisen voor kwaliteit, veiligheid en milieu. In het onderhoudsmanagement zijn de volgende trends waarneembaar: De installaties worden complexer, waardoor de faalcurven van installaties complexer worden of niet te voorspellen zijn (meer kans op incidenten) Het tijdstip voor onderhoud wordt steeds meer bepaald door een afweging op basis van faalrisico (kans x effect) en kosten en is gebaseerd op monitoring in plaats van het toepassen van correctief of preventief onderhoud na vaste tijdsintervallen. (doordat faalcurven complexer en moeilijker tot niet te voorspellen zijn is ook het faalrisico moeilijker danwel niet te voorspellen) Onderhoud wordt meer beschouwd als primair proces, d.w.z. verweven in de gehele organisatie en van het managementsysteem. In plaats van het preventieve en correctieve onderhoud wordt tegenwoordig steeds meer het zogenaamde breakdown onderhoud toegepast, m.a.w. doordraaien totdat het niet verder meer kan. Uitbesteden onderhoud. Als gevolg van de herstructurering binnen de industrie zijn destijds veel van de niet kernactiviteiten uitbesteed aan derden, waaronder onderhoud. De laatste jaren is vooral de uitbesteding van onderhoud aan derden enigszins aan het teruglopen 11. De reden hiervoor is de wens van bedrijven meer kennis en ervaring in eigen bedrijf te willen opbouwen, en minder afhankelijk te willen zijn van externe partijen. We zien daarom dat in het bijzonder het 1 e lijns onderhoud steeds meer door het eigen bedrijf wordt gedaan. Veroudering en langer laten functioneren van procesinstallatie. In de jaren 60 en 70 zijn veel fabrieken gebouwd en hele industriële complexen (Botlek) ontstaan. Veel van de procesinstallaties zijn toendertijd ontworpen voor een levensduur van circa 30 jaar dat betekent dat de oorspronkelijke installaties inmiddels afgeschreven zijn. Door de huidige economische situatie wordt een maximale benutting van de bestaande installaties nagestreefd. Op dit moment is nog onduidelijk in hoeverre dit een impact heeft op de veiligheid (geen ervaringscijfers voorhanden). 10 Chemisch Weekblad, Goede procestechnologen zijn moeilijk te vinden, 19 mei 2001:p.39 11 Rapport NVDO

-11 - OVERZICHT FACTOREN Externe factoren Media Juridische aansprakelijkheid Wet- en regelgeving Afnemers Interne factoren Internationalisering Focus op core-business en toename in uitbesteding Automatisering Tekort aan vakbekwaam personeel Ontwikkelingen op het gebied van onderhoud Uitbesteden onderhoud Veroudering installaties

-12-3 ECONOMISCHE CONJUCTUUR ZICHTBAAR IN INCIDENTENTREND? Binnen de chemische industrie werken bedrijven met verschillende indicatoren om de veiligheid zichtbaar te maken. Een veel gebruikte indicator voor arbeidsveiligheid is het aantal verzuimongevallen (LTI), eventueel inclusief ongevallen zonder verzuim (Recordable cases). Intern hanteren de bedrijven onderling niet dezelfde indicatoren en definities, waardoor het ene bedrijf een ongeval wel aanmerkt en een ander bedrijf niet. Daarom moet voor het vergelijken van de bedrijven onderling gebruik gemaakt worden van de statistische gegevens zoals vermeld door het CBS. Een indicator voor grotere spills van gevaarlijke stoffen is de Loss Of Containment (LOC) of zoals het ook wel genoemd wordt de Loss Of Primary Containment (LOPC). Deze laatste wordt door bedrijven en toezichthouder als indicator gebruikt in het kader van de Wm en het BRZO. De overheid gebruikt het aantal aan de EU gemelde incidenten in het kader van het BRZO (MARS) als veiligheidsindicator. 3.1 MARS-MELDINGEN Het melden van incidenten aan de EU is verplicht op basis van de SEVESO II richtlijn. De criteria voor de te melden incidenten zijn opgenomen in artikel 15 en Bijlage VI van de SEVESO II regeling. Melding is verplicht bij de volgende ongevallen: elke brand, explosie of emissie van gevaarlijke stoffen van meer dan een bepaalde drempelhoeveelheid in combinatie met 1) schade aan personen of goederen of 2) onmiddellijke schade aan het milieu of 3) materiele schade of 4) grensoverschrijdende schade. Sinds begin jaren tachtig zijn er ruim 552 incidenten in het MARS-systeem opgenomen (zie Figuur 1). Op dit moment zijn er in het systeem geen gegevens opgenomen van na 31-12-2003.

-13 - Aantal Mars-meldingen 60 50 40 Aantal 30 Aantal Mars-meldingen 20 10 0 1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 Jaar 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 Figuur 1 : Aantal Europese MARS meldingen We zien dat tot en met 1999 het aantal jaarlijkse meldingen stijgt. Vanaf 2000 is een daling zichtbaar. Voor wat betreft het totale aantal Europese incidenten is een grote piek waarneembaar in de periode 1997 1999, met als hoogtepunt het jaar 1998 waarin 50 maal melding werd gemaakt van een incident. Indien we naar het aantal Nederlandse meldingen kijken, krijgen we de navolgende figuur:

-14 - Aantal Nederlandse Mars meldingen 8 7 6 5 Aantal 4 Aantal Nederlandse Mars meldingen 3 2 1 0 1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 Jaar 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 Figuur 2: Aantal Nederlandse MARS meldingen We zien dat Nederland tot en met 2003 melding heeft gemaakt van 36 incidenten. In de meeste jaren zien we dat Nederland een of twee incidenten meldt. In de meldingen zien we echter een drietal pieken, te weten 1989 : 5 meldingen, 2002: zes meldingen en 2003: 7 meldingen. Opmerkelijk is dat deze pieken in de Nederlandse meldingen niet synchroon lopen met de toename van het aantal Europese meldingen. Doordat het aantal MARS meldingen zo klein is en er ook twijfels zijn over het feit of alle incidenten welke voldoen aan de MARS meldingscriteria wel gemeld worden is het statistisch niet verantwoord hier relevante conclusies uit te trekken. Milieu-incidenten De mate waarin milieu-incidenten voorkomen zegt indirect iets over de veiligheid binnen een bedrijf. Een milieu-incident geeft in het algemeen aan dat er een Loss of Containment (spill) heeft plaats gevonden. Elke spill is in principe een potentiële bedreiging voor de veiligheid in verband met blootstelling aan mogelijke toxische stoffen en/of brand/explosie door het vrijkomen van brandgevaarlijke stoffen.

-15 - Het probleem bij de registratie van milieu-incidenten is echter dat geen eenduidige meldingscriteria vastgelegd zijn over wat wel en niet gemeld moet worden. Het ene bedrijf meldt elk incident/verstoring welke optreedt, klein of groot, terwijl het andere bedrijf alleen de grotere incidenten, welke een impact kunnen hebben op de omgeving (zoals bijv. stank, irritatie) meldt. Een andere factor die meespeelt is dat de aandacht voor milieu de laatste jaren toegenomen is, zowel publiekelijk als op het gebied van toezicht en handhaving. Er wordt minder getolereerd, waardoor bedrijven steeds sneller geneigd zijn melding te doen van een incident. Indien jaren onderling vergeleken worden zal er duidelijk een verschil zichtbaar worden, maar het is niet mogelijk aan te geven of dit verschil ontstaan is door een verandering in de meldingsmentaliteit of dat deze in combinatie met de economische conjunctuur terug te voeren is op veiligheid. Daarnaast worden deze milieumeldingen niet centraal geregistreerd. De ene keer vindt melding plaats aan de gemeente en de andere keer aan de Provincie. Het vergelijken en trekken van conclusies uit het aantal geregistreerde milieuincidenten zou daardoor een vertekend beeld kunnen opleveren. Lost Time Injury Rate (LTIR) De LTIR wordt binnen het bedrijfsleven gehanteerd als een indicator voor de veiligheid als het gaat om verzuimongevallen. Verzuimongevallen zijn in dit geval ongevallen op het werk, waardoor de werknemer een of meerdere dagen niet op het werk aanwezig kan zijn. De LTIR kan op zich een nuttige indicator zijn die al meerdere jaren wordt bijgehouden. Toch zijn er een aantal kanttekeningen te plaatsen. Dodelijke ongevallen maken geen deel uit van het LTIR, daarnaast kunnen bedrijven de LTIR beïnvloeden door werknemers die een arbeidsongeval gehad hebben en hun eigenlijke werk niet kunnen uitvoeren tijdelijk aangepast werk te laten uitvoeren. Middels het VNCI zijn de LTIR cijfers voor de chemische industrie verkregen. We zien dat de LTIR voor de chemie vanaf 1994 tot 2003 fluctueert tussen 2 en 4 met een uitschieter in 1999 namelijk 6. In onderstaande figuur 3 zijn de LTIR cijfers voor de chemische industrie, zoals opgegeven door het VNCI weergegeven:

-16 - Lost Time Injury Rate 7 6 5 Aantal 4 3 Lost Time Injury Rate 2 1 0 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 Jaar Figuur 3: Lost Time Injury Rate in de Chemische industrie 12 Relatie statistische gegevens. Indien we de statistische gegevens van de MARS meldingen, milieu-incidenten en LTIR met elkaar vergelijken zien we geen duidelijke relatie. Bij de MARS meldingen zien we een stijging in het aantal Nederlandse meldingen in 1989, 2002 en 2003. De LTIR cijfers laten echter een vrij constante waarde zien tussen de 2 en 4 met een uitschieter naar 6 in 1999. Uit onderzoek dat in de begin jaren 90 door Bellamy e.a. is verricht blijkt eveneens dat er geen direct verband bestaat tussen het aantal verzuimongevallen en het aantal incidenten waarbij grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen vrijkomen 13. Een ander fenomeen dat niet direct uit de statistische gegevens aangetoond kan worden is het zogenaamde naijleffect. In tijden van een economische recessie zal er minder geïnvesteerd worden en zal alle aandacht er op gericht zijn het bedrijf draaiende te houden. Vervangingen zullen zo lang als mogelijk uitgesteld worden, onderhoud wordt tot een minimum beperkt. Alleen het hoognodige wordt gedaan om de productie veilig te stellen. Problemen met installaties, apparatuur, maar ook met personeel zal niet direct in de periode van de 12 Grafiek gebaseerd op gegevens in het Responsible Care-rapport van de VNCI, 2002 13 Op dit aspect is begin jaren 90 onderzoek verricht onder leiding van Bellamy e.a. door firma Four Elements. Het onderzoek heeft zowel databases van diverse van diverse grote bedrijven geïnventariseerd als de (Engelse) RIDDOR database

-17 - recessie optreden, maar erna. Ten tijde van groei en vraag zijn de financiële middelen wel aanwezig maar niet de tijd. Op dat moment begint zich de bezuiniging ten tijde van de recessie te wreken en ontstaan de problemen. Het effect van de recessie op de veiligheid ijlt dus na en doet zich niet voor ten tijde van de recessie. Een onderbouwing hiervoor in de statistische gegevens is echter niet te geven.

-18-4 ECONOMISCHE CONJUNCTUUR ALS FACTOR INCIDENTONDERZOEK In dit hoofdstuk wordt gekeken in hoeverre de economische conjunctuur in incidentenonderzoeken aangewezen wordt als een factor. Hierbij wordt voornamelijk gekeken naar Nederlandse onderzoeken. Daarnaast zal ook gekeken worden naar enkele recentere internationale incidenten. Op voorhand is duidelijk dat economische conjunctuur niet als een basis oorzaak naar voren zal komen bij een incidentonderzoek. Het is echter wel mogelijk basis oorzaken te herleiden naar economische conjunctuur en zodoende toch aan te geven in hoeverre de economische conjunctuur als oorzaak gezien zou kunnen worden. 4.1 NEDERLANDS INCIDENTONDERZOEK Vele incidenten in de procesindustrie in Nederland zijn in de afgelopen twintig jaar onderzocht. Deze onderzoeken zijn uitgevoerd door onder meer overheden, bedrijven of wetenschappers. Om de invloed van trends op veiligheid, in dit geval incidenten, te kunnen achterhalen moet er voor grotere tijdvakken informatie beschikbaar zijn over de karakteristieken van incidenten. Dergelijke trendstudies zijn uiterst zeldzaam of slechts gericht op een specifiek onderwerp. Er zijn een drietal relevante rapporten, allen afkomstig van de Arbeidsinspectie, welke een analyse geven van incidenten in de Chemische industrie. Het gaat hierbij om: Een beknopte analyse van incidenten in de chemische industrie in de Regio Rijnmond/Zeeland over de periode januari 2002 tot maart 2003, opgesteld door W.M. van der Poel, juli 2003 Het projectrapport MOOIS, MHC onderzoek onderhouds & inspectie systemen bij BRZO-bedrijven, opgesteld door A.C.A. Dees, W.D. van Gils-van Brink en A. Verlinde, januari 2004 Incidentenrapportage Major Hazard Control over de periode 1 april 2003 t/m 30 september 2004, opgesteld door S.M. Dekker-Steehouwer, mei 2005. In de periode van 1 januari 2001 t/m 31 maart 2003 nam de Arbeidsinspectie (AI) kennis van in totaal 37 incidenten met gevaarlijke stoffen in bedrijven/inrichtingen in

-19 - de regio Rijnmond/Zeeland die onder de werkingssfeer van het Besluit Risico s Zware Ongevallen (BRZO) 1999 vallen. Dit aantal incidenten betekent een forse toename t.o.v. voorgaande jaren. Door de AI zijn van deze 37 incidenten 19 incidenten geselecteerd en nader geanalyseerd om zicht te krijgen op de achterliggende oorzaken van deze incidenten. Ten behoeve van deze analyse heeft de AI gebruik gemaakt van de Tripod Incident Analyse 14 en wel om de volgende redenen: Tripod zoomt scherp in op de achterliggende oorzaken en omstandigheden die hebben geleid tot een incident (de waarom vraag). De methodiek typeert ondermeer de dubieuze (management-)beslissingen, verborgen gebreken te categoriseren in 11 zogenaamde basisrisicofactoren ( general failure types ), omstandigheden ( preconditions ) waaronder een substandaard handeling of activiteit tot een incident kon leiden en doorbroken barrières (lines of defence). Tripod is ontwikkeld door en voor toepassing in de procesindustrie en wordt in de branche, zeker door de grote bedrijven, meer en meer gehanteerd. Vanuit de resultaten van een Tripod analyse kunnen relaties worden gelegd met de elementen van het Veiligheidsbeheerssysteem (VBS). In een ongevalscenario (het proces) kunnen een aantal factoren worden onderscheiden: 1. De onveilige handeling of activiteit (directe oorzaak) Bij veel incidenten zijn meestal een of meerdere substandaard activiteiten aan te wijzen waardoor preventieve en/of repressieve barrières werden doorbroken of faalden. 2. Preventieve en repressieve barrières Onder barrières worden hier verstaan de maatregelen of voorzieningen die in laatste instantie het incident hadden moeten voorkomen dan wel de gevolgen beperken (lines of defence, LOD s). 3. Omstandigheden Er is vrijwel altijd sprake van omstandigheden, waaronder een substandaard handeling tot het doorbreken van barrières en dus tot het incident en de gevolgen daarvan kon leiden. De omstandigheden kunnen worden vastgesteld door antwoord te geven op meetbare vragen als: Duidelijke instructies en werkwijzen vastgesteld en waren betrokkenen hiervan op de hoogte? 14 Een TRIPOD-onderzoek behelst een onderzoek naar de basisoorzaken en het functioneren van de organisatie in het bijzonder; TRIPOD houdt zich niet direct bezig met technische aspecten

-20 - Voldoende toezicht? Sprake van werkdruk of tijdsdruk (strijdige doelstellingen)? Voldoende ervaring en opleiding? Juiste materialen en middelen beschikbaar? 4. Achterliggende (basis-)oorzaken (de verborgen gebreken) Op basis van de vastgestelde omstandigheden kunnen achterliggende oorzaken worden vastgesteld en t.b.v. een analyse worden gekoppeld aan gestandaardiseerde probleemgebieden ( general failure types ). 5. Dubieuze (management-)beslissingen De basis van het ongevalproces is in veel gevallen een onjuiste management beslissing en daarmede ook de basisoorzaak van een incident. Bij het onderzoek van de 19 incidenten zijn door de Arbeidsinspectie in totaal 55 achterliggende oorzaken vastgesteld. Deze zijn in onderstaande tabel weergegeven. Onderwerp Aantal incidenten (%) Materieel en middelen 3 (16%) Kwaliteit, conditie, beschikbaarheid en actuele versus verwachte levensduur van materialen, gereedschappen en componenten van de installatie Ontwerp 7 (37%) De wijze waarop materieel en installaties zijn ontworpen kunnen operaties moeizaam doen verlopen of onjuist gebruik in de hand werken Onderhoudsmanagement 14 (74%) De aanwezigheid en effectiviteit van onderhoudsstrategie en management, m.b.t. planning, beschikbaarheid van mensen en middelen en vormen van onderhoud Procedures/Werkwijzen 4 (21%) Het al dan niet voorhanden zijn van nauwkeurige relevante en heldere normering die ook werkelijk bekend zijn en worden toegepast. De wijze waarop regels worden samengesteld, uitgetest, gedocumenteerd en geïmplementeerd

-21 - Omstandigheden die de kans op fouten verhogen 4 (21%) De omstandigheden waaronder mensen moeten werken: fysieke, medische, psychische en sociaal bepaalde factoren Housekeeping 1 (5%) Orde en netheid op en van de werkomgeving: beschikbaarheid en toepassing van faciliteiten voor het op orde houden van de werkomgeving Strijdige doelstellingen 1 (5%) De strijdigheid van verschillende doelstellingen, b.v. ten aanzien van productie, veiligheid, planning en bedrijfseconomische belangen: duidelijke richtlijn m.b.t. de te stellen prioriteiten Communicatie 6 (32%) Organisatie 2 (11%) Fouten in de organisatiestructuur, m.b.t. verantwoordelijkheden en bevoegdheden Opleiding en training 2 (11%) Het verstrekken van de juiste training aan diegenen die dit daadwerkelijk nodig hebben en het geven van gelegenheid om ervaring op te doen Afscherming tegen operationele verstoringen 3 (16%) Systeemfouten m.b.t. detectie, waarschuwing, herstel, beperking, vluchtmogelijkheden en evacuatie, evenals het gebruik van beschermingsmiddelen en het voorbereid zijn op noodsituaties Van bovenstaande onderwerpen/probleemvelden zijn er 7 waarbij een directe relatie met de economische conjunctuur aangetoond zou kunnen worden. Het gaat hierbij om: Materieel en middelen: door te kiezen voor een goedkoper en minder hoogwaardig materiaal (bijvoorbeeld koolstofstaal in plaats van Roest Vast Staal). Hierdoor worden verwachte levensduren niet gehaald of is de bestendigheid van de materialen onvoldoende voor het betreffende proces en/of producten. Dit kan leiden tot onverwacht falen van apparatuur.

-22 - Ontwerp: door onvoldoende engineering en/of veiligheidsstudies bestaat de kans dat potentiële risico s niet geïdentificeerd worden wat kan leiden tot het ontbreken van barrières in het definitieve ontwerp. Onderhoudsmanagement: een duidelijk zichtbare trend is dat bedrijven zich meer en meer richten op hun core business. Onderhoud is hier geen onderdeel meer van waardoor bedrijven onderhoud steeds vaker uitbesteden. Hierdoor verdwijnt kennis uit het bedrijf, bedrijven hebben geen zicht meer op de staat van onderhoud van hun installaties, kunnen steeds moeilijker trends analyseren en komen terecht in breakdown onderhoud. Er vindt geen anticipatie meer plaats, maar er wordt doorgedraaid totdat een machine of apparaat het begeeft. Het komt zelfs voor dat indien het geen kritiek apparaat is er zelfs doorgedraaid wordt totdat er een geplande onderhoudsstop is.zelfs zijn er voorbeelden dat bedrijven maanden doordraaiden met defecte niveau-, temperatuur- en drukmetingen en/of alarmen. De bedrijfseconomische impact van een ongeplande bedrijfsstop vormde hiervoor de reden. Procedures/werkwijzen: procedures en werkwijzen vormen veelal het sluitstuk. Installaties en apparatuur zijn al in gebruik bij operations zonder dat er eenduidige procedures en/of werkwijzen zijn. Een nieuwe fabriek heeft geld gekost, is gebouwd ten tijde van grote vraag en moet zo snel als mogelijk geld gaan opleveren. Iedereen is druk bezig met de opstart van deze nieuwe fabriek waardoor er geen tijd is voor het opstellen, documenteren en communiceren van procedures en werkwijzen. Ook het doorschieten in procedureland is hier debet aan. Er zijn bedrijven waar zoveel procedures zijn dat men door de bomen het bos niet meer ziet en een onwerkbare situatie ontstaat indien men zich aan de procedures houdt. Omstandigheden die de kans op fouten verhogen: hierbij moet vooral gedacht worden aan fysieke, medische en psychische omstandigheden. Bij fysieke omstandigheden kunnen we denken aan het ontbreken van ergonomische aandacht in het ontwerp. Hierdoor komt het voor dat apparatuur op moeilijk bereikbare plaatsen aanwezig is, meetapparatuur niet of moeilijk afleesbaar is of dat er periodiek zware fysieke handmatige werkzaamheden uitgevoerd moeten worden. Door tijdens het ontwerp voldoende aandacht te schenken aan ergonomische aspecten kunnen al deze fysieke omstandigheden voorkomen worden. Veelal vergen deze ergonomische aanpassingen echter een extra investering en/of zorgt dit voor een vertraging in de uitvoering van een project. Om financiële redenen wordt daarom hiervan afgezien.

-23 - Bij psychische omstandigheden kunnen we denken aan het presteren onder tijdsdruk. Dit kan veroorzaakt worden door productieorders en/of productiecijfers die gehaald moeten worden, maar kan ook ontstaan doordat het werk met steeds minder mensen gedaan moet worden. Vooral dit laatste is een trend die we steeds vaker zien. Door vergaande automatisering is een groot deel van het personeel overbodig geworden en draaien veel bedrijven met een minimale bezetting. Deze minimale bezetting is echter veelal gebaseerd op een normale bedrijfsvoering. Op het moment dat deze normale bedrijfsvoering verstoord wordt door een incident, de installatie gestopt en veilig gesteld moet worden (hetgeen veelal de nodige handmatige activiteiten vergt) is de minimale bezetting niet meer toereikend en komt met name de controle op de uitgevoerde handelingen zwaar onder druk te staan. Hierdoor kunnen zaken over het hoofd gezien worden die, zeker ten tijde van een incident, aanleiding kunnen zijn tot een verdere escalatie. Ook hier zien we weer dat economische aanleidingen ten grondslag liggen aan het besluit de bezetting te minimaliseren. Strijdige doelstellingen: dit is een fenomeen dat vooral naar voren komt tussen productie afdelingen en onderhoudsafdelingen. De afdeling productie ziet het liefst dat een installatie zo kort als mogelijk uit bedrijf is voor onderhoudswerkzaamheden, immers elke dag stilstand is productieverlies en daarom verlies aan inkomsten. De onderhoudsafdeling wil het liefst zo lang als mogelijk de installatie ter beschikking hebben om de onderhoudswerkzaamheden goed te kunnen uitvoeren. De beschikbare tijd voor onderhoudsstops word steeds verder terug gebracht. Werkzaamheden moeten in een te korte tijd uitgevoerd worden, hetgeen kan leiden tot fouten. Daarnaast kunnen bepaalde werkzaamheden door het gebrek aan tijd helemaal niet uitgevoerd worden en moeten uitgesteld worden tot een eerstvolgende stop. Bij dit uitstellen wordt veelal onvoldoende overwogen wat de gevolgen van dit uitstel eventueel kunnen zijn. Ook hier is duidelijk dat economische motieven hieraan ten grondslag liggen. Opleiding en training: hierbij moet gedacht worden aan het geven van de juiste training aan diegenen die dit daadwerkelijk nodig hebben en het geven van gelegenheid om ervaring op te doen. Hier spelen verschillende factoren een rol. Nieuwe mensen zullen opgeleid en getraind moeten worden, zeker gezien de op handen zijnde instroomgolf van nieuwe werknemers (als gevolg van de pensionering van grote groepen mensen) is dit een punt van aandacht. Vooral door het wegvallen van oudere, ervaren werknemers valt een grote

-24 - kennisbron weg. Het is van groot belang dat deze hoeveelheid kennis vooraf overgedragen wordt aan nieuwe mensen zodat deze niet verloren gaat. Daarnaast zullen oudere werknemers ook getraind moeten worden in nieuwe processen en het bedrijven van nieuwe apparatuur. In hoeverre speelt de economische conjunctuur hierbij een rol? Ten tijde van economische groei zullen bedrijven hun productieprocessen maximaal willen benutten, de vraag is groter dan het aanbod en winstmarges zijn hoog. Het gevolg is dat er geen of onvoldoende tijd beschikbaar is om mensen te trainen en op te leiden. Ten tijde van een economische recessie is er wel tijd omdat de vraag achterblijft bij het aanbod, maar er is geen ruimte om nieuwe werknemers aan te nemen voordat de oude werknemers vertrokken zijn en zodoende zorg te dragen dat er kennisoverdracht plaats vindt. Veelal vinden ten tijde van een economische recessie ook reorganisaties plaats die leiden tot vervroegde uittreding en personeelsinkrimping waardoor kennis verloren gaat die later niet meer terug te halen is. Hierdoor ontstaat een reëel gevaar dat werknemers geconfronteerd zullen worden met voor hen onbekende situaties waarop zij door gebrek aan kennis en ervaring niet of onvoldoende kunnen reageren. In het projectrapport MOOIS (MHC Onderzoek Onderhouds & Inspectie Systemen) is een inventarisatie en analyse uitgevoerd van de volledigheid en kwaliteit van managementsystemen voor onderhoud en inspectie bij de procesindustrie in Nederland. Centraal in dit onderzoek stond het managementsysteem waar de beslissingen worden genomen of en hoe iets wordt onderhouden. Het project is uitgevoerd bij 61 bedrijven die Veiligheidsrapport (VR)-plichtig zijn in het kader van het Besluit Risico s Zware Ongevallen (BRZO) 1999, en dus behoren tot de meest risicovolle bedrijven. Volgens de Arbeidsinspectie dient een goed functionerend onderhouds- en inspectiesysteem uit de volgende elementen te bestaan: Beleid Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Inventarisatie en registratie Classificatie Conceptkeuze Uitvoering Beoordelen resultaten