EPN COEP 2016 Relatievermogensrecht, erfrecht en insolventie MET ANTWOORDEN

Vergelijkbare documenten
Vereniging voor Estate Planners in het Notariaat, ALV Amersfoort, 8 september Insolventie, verhaal en familievermogen

Levensverzekering en faillissement 7 februari 2014

Levensverzekering, premiesplitsing. Jasper Commandeur Fiscalist bij Reaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Hypotheek en levensverzekering

Knelpunten in het levensverzekeringsrecht 2 november 2018

Huwelijksvermogensrecht en verzekeringen, moet je ze gescheiden zien?

THEORIE-EXAMEN FFP ONDERDEEL: MINICASES

HYPOTHEEK, LEVENSVERZEKERING EN PARTNERVERKLARING HYPOTHEEK EN LEVENSVERZEKERING

Partnerverklaring; Rabobank stuurt hypotheekgevers voor advies naar notaris en fiscalist

Begunstigde en nalatenschap

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Kluwer Online Research

Levensverzekering en erfrecht

Webinar Jurisprudentie P en F uitspraken Hoge Raad 27 oktober uur. Mr A.A.M. Ruys-van Essen

De verzekeringnemers met een levensverzekering krijgen voor die datum nog één keer de mogelijkheid om van de verzekering een KEW te maken.

DE LEVENSVERZEKERING

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Alumni-Mfp. Actualiteiten estate planning. Theo Hoogwout woensdag 12 februari 2014

Tweede Kamer der Staten-Generaal

AANTEKENINGEN ECHTSCHEIDINGSCONVENANT VERSIE 7. Hieronder treft u een uitleg aan bij de artikelen in het model-echtscheidingsconvenant.

Levensverzekering De wilsrechten van de verzekeringnemer

Artikelen 81 en 82. Ongewijzigd. Artikel 83

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. D.G. Rosenquist, secretaris)

Invoering beperkte gemeenschap van goederen. Inleiding; voorgeschiedenis. Moderniseringswetgeving huwelijksvermogensrecht

Expert Meeting 6 oktober Invoering beperkte huwelijksgemeenschap. mr. Margot E. Burger MfN RFEA Chantal M. Scherpenhuijzen MfN RFEA

Masterclass Beperkte Gemeenschap van Goederen. 22 maart Drs. J.O. Horsthuis MFP RFEA (Jasper)

1.1. Lijst van gebruikte begrippen en afkortingen. Successiewet Successiewet Burgerlijk Wetboek

MONOGRAFIEËN BW. B88 Verzekering. Prof. mr. F.H.J. Mijnssen. Tweede druk. Kluwer a Wolters Kluwer business

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Wijziging van het besluit van 5 juli 2010, nr. DGB2010/872M, Stcrt. 2010, nr.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

TOELICHTING OP JE SAMENLEVINGSOVEREENKOMST EN TESTAMENTEN

Eigen woning en scheiding. Stappenplan. Eigen woning

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. drs. M.H. Hendrikse, voorzitter en mr. F.

Gebruiksvergoeding. mr. L.S. Timmermans SmeetsGijbels

Prof. mr. A.W. Jongbloed WAAROM ER NAUWELIJKS RECHTSPRAAK IS OVER BESLAGEN OP LEVENSVERZEKERINGEN

Begunstigde en nalatenschap

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in beroep

AANTEKENINGEN ECHTSCHEIDINGSCONVENANT ES-BU VERSIE 7. Hieronder treft u een uitleg aan bij de artikelen in het model-echtscheidingsconvenant.

Mr H.M.L. Simons, notaris Notariskantoor Kunderlinde Voerendaal

Handreiking ODV-aanspraken en overlijden (versie 4 april 2018) Inleiding

Actualiteiten Estate Planning

Handreiking ODV-aanspraken en overlijden (versie 13 oktober 2017)

Adres: Postcode/woonplaats: Geboortedatum: - - (dd mm jjjj) Burgerservicenummer: Telefoonnummer: Mobiel telefoonnummer: adres:

Erfrechtjournaal. Oktober 2015

Erfrechtjournaal. 16 januari 2015

Samenvatting. 1. Procesverloop

Mr H.M.L. Simons, notaris Notariskantoor Kunderlinde Voerendaal

Lijst van verkort aangehaalde literatuur 17. Enkele afkortingen 19. Deel 1 Rechten en verplichtingen van echtgenoten 25

Hoofdstuk 1 - Het huwelijksvermogensrecht

a. Vaststelling vorderingen kinderen: successieaangifte niet bepalend - Hof Arnhem-Leeuwarden 2 juni 2015, ECLI 2015:3954

ECLI:NL:RBMID:2008:BI0224

Welkom! Duidelijkheid vaststellen eigenwoningschuld! Drs. J.O. (Jasper) Horsthuis

WEBINAR Hoge Raad Rechtspraak Personen-, familie- en erfrecht. 11 februari 2015 Prof. Mr. T.J. Mellema-Kranenburg

Wetsvoorstel beperking gemeenschap en wijziging Faillissementswet: een rekenkundige uitwerking van het oude en nieuwe verhaal

Estate planning. Inventarisatie van civiel- en fiscaalrechtelijke gevolgen bij overgang van vermogen. Hulpmiddel Schijf van vijf. Géén schenkbelasting

De Commissie stelt vast dat partijen haar advies als bindend zullen aanvaarden.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tien jaar Levensverzekering. 18 maart 2016

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Begunstigde en nalatenschap

Estate Planning. Leo Brunt FFP

SCHEIDEN EN SCHULDEN

Jouw schuld, mijn schuld?

ECLI:NL:GHARL:2015:7022

Als u premies betaalt voor kapitaalverzekeringen

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. D.G. Rosenquist, secretaris)

Huwelijksvermogensrecht. Goed geregeld

Inhoud. Relatievormen. Inleiding Huwelijk en geregistreerd partnerschap; de verschillen. Vindplaatsen relatievermogensrecht

INFOKAART TESTAMENTEN Versie november 2010

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Huwelijksvermogensrecht journaal. Oktober 2015

Onder voorwaarden getrouwd of geregistreerd

Ondergetekende: 1. de heer/mevr... (naam)... (beroep) geboren de heer/mevr... (naam)... (beroep) geboren... hierna te noemen 'partijen'

Delta Lloyd Levensverzekering N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

Werkgroepopdrachten -vennootschappen en rechtspersonenrecht DEEL B

Successierecht. Verwerping van een nalatenschap. Ongelukkige redactie testament. Vergeten testament. Informele wil

Verslagdatum: Volgnummer:

NIBE-SVV, 2015 OEFENEXAMEN SCHENK- EN ERFWIJZER

Wettelijk erfrecht Duitsland

Voorbeelden Schenkbelasting Voorbeeld 1

Afdeling Samenleving Richtlijn 730 Ingangsdatum:

Hypotheel^ levensverzekering is' en partnerverk laring. de NOTARIS en de

Levering juridische eigendom na economische eigendomsoverdracht en de onherroepelijke volmacht

Opleiding: Estate Planning Specialist

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

NIEUWSFLASH SUCCESSIERECHTEN OP AFKOOPWAARDE LEVENSVERZEKERINGEN

Geachte heer Testman,

Gevolgen van de erfopvolging

Fiscale en financiele aspecten bij echtscheiding. PFP Forum 30 januari 2008 mr. Frits van der Kamp

ERFRECHT EN SCHENKING

Huwelijksvermogensrecht journaal. Januari 2015

De aansprakelijkheid voor schulden der nalatenschap bij de wettelijke verdeling

15 jaar erfrecht bezien vanuit notariaat, advocatuur en rechterlijke macht. EPN VEAN Congres 20 september 2018 Prof.mr.dr.

3. Trouwen zonder huwelijkse voorwaarden: van een algehele naar een beperkte gemeenschap van goederen... 13

Q & A BLG Bankspaarhypotheek

Doorlopende tekst van Titel 7 van Boek I per

Erfrecht en schenking

Uitsluiting gemeenschap van goederen

Transcriptie:

EPN COEP 2016 Relatievermogensrecht, erfrecht en insolventie MET ANTWOORDEN Prof.mr. J.W.A. (Jan) Biemans, Universiteit Utrecht Op verzoek van het bestuur van de EPN wordt tijdens de COEP in het bijzonder aandacht besteed aan het onderwerp levensverzekering binnen het thema relatievermogensrecht, erfrecht en insolventie. NB: Bij de beantwoording blijven fiscale aspecten buiten beschouwing. 1. Kennisvragen a. Welke bepalingen in het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Faillissementswet zijn van toepassing op de overlijdensrisicoverzekering? Art. 7:925 e.v. BW (m.u.v. de bepalingen over de schadeverzekering), art. 479ka e.v. Rv, art. 1:88 lid 4 BW, art. 4:66 lid 2, 4:70 lid 3, 4:126 lid 2 onder b, 4:215 lid 5, 7:188 BW, art. 21 onder 7, 22a Fw b. Kan een opstalverzekering een quasi-legaat zijn? Nee: verzekeringen kunnen schadeverzekeringen of sommenverzekeringen zijn (art. 7:925 lid 1 BW). Een opstalverzekering is een schadeverzekering; alleen sommenverzekeringen kunnen een quasi-legaat zijn. Zie art. 4:126 lid 2 onder b BW. c. In welke gevallen valt de opbrengst van een door de erflater afgesloten levensverzekering in diens nalatenschap? Dat hangt af van de uitleg van de polis, die naar objectieve maatstaven dient plaats te vinden. De wet bevat daarvoor aanknopingspunten, zie art. 7:967 BW. De opbrengst valt in de nalatenschap, indien de nalatenschap de begunstigde is. Dat is het geval indien de erflater zichzelf als begunstigde heeft aangewezen of indien sprake is van een blanco polis of een ander geval als bedoeld in art. 7:967 lid 8 BW. De erflater kan de uitkering die hij voor zichzelf heeft bedongen niet buiten zijn vermogen verkrijgen; zijn voorwaardelijke recht op uitkering maakt onderdeel van zijn vermogen en nalatenschap en valt in de huwelijksgemeenschap. d. Indien op de polis als begunstigde mijn echtgenoot staat vermeld, en de verzekeringnemer en de begunstigde zijn gescheiden, wie is dan de begunstigde van de sommenverzekering? Dit is wederom een kwestie van uitleg. Het verzekeringsrecht kent niet een bepaling als die in art. 4:52 BW. Art. 7:967 lid 2 BW is van toepassing. Indien de (inmiddels) ex-echtgenoot (ook) met naam en toenaam is genoemd, wordt vermoed dat de hoedanigheid niet doorslaggevend is. Indien de echtelieden zijn gescheiden en de gezamenlijke woning nog niet is verkocht, kan het de bedoeling zijn van partijen dat zij de begunstigden blijven van elkaars overlijdensrisicoverzekering. Zie bijvoorbeeld de rechtspraak in Notamail 2016/236. Indien de begunstiging is bedoeld om een hypothecaire geldlening af te lossen, zal de bank in beginsel niet akkoord gaan met een wijziging van de begunstigde (ex-echtgenoot), indien de ex-echtgenoten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de terugbetaling van de lening. 2. Verdiepingsvraag Ervan uitgaande dat het Wetsvoorstel Beperking wettelijke gemeenschap van goederen wet wordt: waarom verdient het huidige art. 63 lid 1 Fw aanpassing? Betrek in uw antwoord de voorgestelde wijzigingen in Boek 1 BW. In het wetsvoorstel is opgenomen dat de privéschuldeisers van een echtgenoot de goederen in de wettelijke gemeenschap van goederen kunnen uitwinnen, maar zich slechts voor de helft op de opbrengst kunnen 1

verhalen. De andere helft komt toe aan de andere echtgenoot, wiens privéschuld het niet betreft. Deze echtgenoot heeft ook een recht om het betreffende goed over te nemen. Zie het voorgestelde art. 1:96 lid 3 BW. Het ligt voor de hand dat deze nieuwe regel ook zal gelden in faillissement, maar dat is op voorhand niet duidelijk. Om te voorkomen dat schuldeisers menen dat de regel in faillissement niet geldt, en daar bijvoorbeeld de gehele opbrengst van de goederen in de wettelijke gemeenschap van goederen toekomt aan de gezamenlijke schuldeisers, en het daarom voordeliger zou zijn om het faillissement aan te vragen, dient art. 63 lid 1 Fw te worden aangepast. Zie uitgebreid het artikel van M.C.J.M. Hermus, De beperking van de gemeenschap en faillissement. Een cosmetische spoedoperatie met fatale gevolgen, EB 2016/54, p. 114-118. 3. Casus 1 De heer A en mevrouw B zijn getrouwd in gemeenschap van goederen. A en B hebben kruislings een levensverzekering afgesloten: bij de ene polis is A verzekeringnemer en begunstigde en B verzekerde; bij de andere polis is B verzekeringnemer en begunstigde en A verzekerde. A overlijdt. a. In welk vermogen valt de uitkering? Indien de verzekeringnemer ook de begunstigde is, valt zijn recht op uitkering in de huwelijksgemeenschap. Indien in de polis van B als verzekeringnemer tevens B als begunstigde is aangewezen en B met A in gemeenschap van goederen was getrouwd, valt het recht op de uitkering in hun huwelijksgemeenschap, en niet in het privévermogen van B. Bij de verdeling van de huwelijksgemeenschap na het overlijden van A dient daarmee rekening te worden gehouden; de helft van de uitkering valt in de nalatenschap. Vgl. o.a. Kalkman, WPNR 1994/6159; Van Mourik & Verstappen, Handboek Nederlands vermogensrecht bij scheiding (deel A), 2014, par. 4.4.1.4. Het antwoord is anders indien A en B in koude uitsluiting waren getrouwd of samenwoonden; in dat geval valt de uitkering in het privévermogen van B bij het overlijden van A. b. Is sprake van een quasi-legaat? Nee. Ten eerste, de verzekering is betaald uit de huwelijksgemeenschap en kan daarom niet een gift zijn. Bovendien heeft B als verzekeringnemer zichzelf als begunstigde aangewezen. Ook om die reden (dus ook indien A en B in koude uitsluiting waren getrouwd of samenwoonden) is geen sprake van een gift. c. Hoe luidt het antwoord op vragen a en b indien A en B de polissen niet kruislings hadden afgesloten maar met A als verzekeringnemer en verzekerde en B als begunstigde (en omgekeerd)? Indien A de verzekeringnemer is en de verzekerde, en A overlijdt, en B is de begunstigde, valt het recht op uitkering niet in de huwelijksgemeenschap, maar in het privévermogen van B, indien de begunstiging op het moment van overlijden nog herroepelijk was of nog niet was aanvaard. De rechten op de verzekering, zoals het recht om een begunstigde aan te wijzen en het recht om de polis af te kopen, vallen overigens in de huwelijksgemeenschap (waarop de regels omtrent bestuursbevoegdheid dienen te worden toegepast). Indien de begunstiging onherroepelijk was én B de begunstiging heeft aanvaard, is sprake van een bestaand recht op de uitkering dat in de huwelijksgemeenschap valt. Zie o.a. literatuur onder 3 (a) genoemd. Indien de levensverzekering kwalificeert als een gift, is het een quasi-legaat. Zie art. 4:126 lid 2 onder b BW. Van een gift is geen sprake indien A een natuurlijke verbintenis nakomt, bijvoorbeeld een dringende morele verplichting om B goed verzorgd achter te laten. Of daarvan sprake is, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de wederzijdse welstand en behoefte van partijen (vgl. o.a. HR 1 oktober 2014, NJ 2005/1). Zie recentelijk o.a. Hof Arnhem-Leeuwarden 24 februari 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:1357; Rb. Zeeland- West-Brabant 14 juni 2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:3739 (schenking); Rb. Midden-Nederland 2 maart 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:881. 2

d. Hoe luidt het antwoord op vragen a en b indien A en B samenwoonden en beide als verzekeringnemers onder één polisnummer een overlijdensrisicoverzekering hadden afgesloten ten gunste van de ander (met zichzelf als verzekerde)? De uitkering valt in het vermogen van B. Het is verdedigbaar dat geen sprake is van een gift, indien A en B de verzekeringspremies gezamenlijk hebben betaald; en daarmee in feite hun eigen verzekering hebben bekostigd. Variaties zijn uiteraard denkbaar waarbij deze uitkomst anders kan zijn (bijvoorbeeld indien de premiebetaling volledig aan een van beide samenwoners is toe te rekenen of bij premiesplitsing). 4. Casus 2 De heer A heeft een levensverzekering afgesloten op zijn leven en heeft als begunstigden zijn erfgenamen aangewezen. Na overlijden blijkt dat A in zijn testament zijn vrouw B en hun drie kinderen C, D en E heeft aangewezen als erfgenamen. Het is onduidelijk of de nalatenschap negatief is. B, C en E aanvaarden de nalatenschap daarom beneficiair. D verwerpt de nalatenschap. A heeft nog een vierde kind, F, dat onterfd is. Tussen B, C en E enerzijds en D en F anderzijds bestaat onmin. a. Wie heeft of hebben recht op uitkering onder de levensverzekering? B, C, D en E zijn de erfgenamen en hebben op grond daarvan ook recht op de uitkering. Het maakt daarbij niet uit of D de nalatenschap verworpen heeft. Zie de uitlegregel van art. 7:967 lid 4 BW, waarover kritisch Perrick, WPNR 2006/6658, par. 3. Stel: de nalatenschap blijkt negatief te zijn. B, C en E zijn vereffenaar. Een schuldeiser van de nalatenschap (G) wil zich rechtstreeks verhalen op de levensverzekering (het recht op uitkering dan wel de opbrengst daarvan). b. Kan G zich op de levensverzekering verhalen? Nee: schuldeisers van de nalatenschap kunnen zich niet rechtstreeks op de uitkering verhalen. Het recht op uitkering is een rechtstreeks aanspraak van de begunstigde op de verzekeraar. Zie HR 17 mei 2013, NJ 2013/488. Vgl. ook Rb. Zwolle-Lelystad 16 juni 2010, ECLI:NL:RBZLY:2010:BN3675 (begrafeniskosten verhalen op levensverzekering). c. Kunnen B, C en E zich op de levensverzekering verhalen? Ja, ten eerste in hun hoedanigheid als begunstigden. Ten tweede in hun hoedanigheid als vereffenaars, indien de levensverzekering een gift betreft, en op grond daarvan als quasi-legaat (art. 4:126 lid 2 onder b BW) aan te merken is. De vereffenaars dienen de opbrengst onder zichzelf en onder D op te vorderen ex art. 4:127 BW. Het is ook hun taak, net als die van een executeur. Zie HR 17 mei 2013, NJ 2013/488 en vgl. voorts Rb. Midden- Nederland 30 april 2014, ECLI:NL:RBMNE:2014:1662). Kennelijk mist in een dergelijk geval art. 4:216 lid 3 BW toepassing. d. Kan F zich op de levensverzekering verhalen? Ja, indien de levensverzekering kwalificeert als een gift (en niet als een natuurlijke verbintenis), dan kan dat. Met in achtneming van de berekening van de legitieme porties van alle kinderen kan F zich eventueel op een deel verhalen. Zie art. 4:66 lid 2 BW en art. 4:67 BW. Hij kan de begunstigden (begiftigden) rechtstreeks aanspreken. Zie art. 4:90 BW. 3

Stel dat C, D en E zich als vereffenaar in beginsel op de levensverzekering kunnen verhalen. e. Wat kan G doen indien C, D en E (desondanks) weigeren zich op de levensverzekering te verhalen? G kan C, D en E aansprakelijk stellen wegens het niet goed vervullen van hun taak als vereffenaar en persoonlijk aansprakelijk stellen voor het deel dat zij mislopen en zich daarmee feitelijk alsnog op de opbrengst verhalen. Zie het ook hiervoor genoemde arrest HR 17 mei 2013, NJ 2013/488. 5. Casus 3 De heer A en mevrouw B zijn getrouwd onder huwelijkse voorwaarden. Er is geen gemeenschap van goederen. Zij hebben tien jaar geleden samen een woning van 400.000,00 gekocht en verkregen. Voor de aanschaf daarvan hebben zij destijds een aflossingsvrije hypothecaire geldlening voor hetzelfde bedrag afgesloten bij bank C, waarvoor zij hoofdelijk aansprakelijk zijn. Tevens hebben zij ieder een overlijdensrisicoverzekering gesloten voor de aflossing van de lening. Bij de ene overlijdensrisicoverzekering van 300.000,00 is A verzekeringnemer en verzekerde en B begunstigde; bij de andere overlijdensrisicoverzekering van 100.000,00 geldt het omgekeerde (B is verzekeringnemer en verzekerde en A is begunstigde). A en B hebben hun rechten uit hoofde van verzekering verpand aan C. A overlijdt. De verzekeraar gaat over tot uitkering en de bank lost de schuld af voor 300.000,00. De rechtbank benoemt een vereffenaar D. D stelt zich op het standpunt dat het uitgekeerde bedrag of een deel daarvan naar de nalatenschap dient te gaan. B is furieus en dient een vordering van 100.000,00 ter verificatie in bij de vereffenaar. a. Wie heeft gelijk: B of D? Omdat de levensverzekering dient ter aflossing van de hypothecaire geldlening is geen sprake van een gift, en daardoor evenmin van een quasi-legaat. De vereffenaar kan derhalve op grond hiervan niet de uitkering opvorderen. Vgl. Rb. Noord-Nederland 2 maart 2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:881. Ook verdedigbaar is dat indien een levensverzekering dient ter aflossing van een hypothecaire geldlening, de levensverzekering een verzorgingskarakter heeft. De vordering van D dient derhalve te worden afgewezen. De vordering van B kan worden toegewezen. A en B zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de lening. Na het overlijden is A s nalatenschap hoofdelijk aansprakelijk voor de schuld tezamen met B. We gaan bij het onderstaande uit van een interne draagplicht van 50-50%; een andere verdeling is ook denkbaar. Indien C een pandrecht heeft op het recht op uitkering (art. 7:971 lid 2 BW), kan C op grond daarvan de uitkering innen en in mindering brengen op de lening. Ook denkbaar is dat C destijds een machtiging van B heeft bedongen om namens B de uitkering te innen en die in mindering te brengen op de totale schuld. In ieder geval zal voor 300.000,00 de lening worden afgelost ten behoeve van B, waardoor nog 100.000,00 resteert. Indien wordt uitgegaan van een gelijke interne draagplicht, heeft de vrouw (B) daardoor meer afgelost, dan waartoe ze intern draagplichtig is. B heeft op grond daarvan een regresrecht jegens de nalatenschap dan wel wordt gesubrogeerd in (een deel van) de vordering van de bank jegens de nalatenschap. Vgl. Hof Den Haag 3 maart 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:816. (Ze kan ook zo nodig het bijbehorende hypotheek uitoefenen dat bij subrogatie als een afhankelijk recht en nevenrecht met de vordering mee overgaat.*) Ze blijft overigens hoofdelijk aansprakelijk voor het restant. Bij een negatieve nalatenschap zou de bank zich dus eventueel nog volledig op de vrouw kunnen verhalen (vgl. art. 136 Fw) en heeft de vrouw weinig aan haar regresrecht bij een (zeer) negatieve boedel. 4

* Zie art. 6:10 en 6:12 BW (regres en subrogatie bij hoofdelijke aansprakelijkheid),vgl. art. 6:150 BW (subrogatie) en art. 3:82 en 6:142 BW (overgang van hypotheekrecht als afhankelijk recht en nevenrecht bij overgang van vorderingen op grond van subrogatie). B heeft een vordering met een hoge voorrang (art. 4:7 lid 1, lid 2 BW en art. 3:278 BW). b. Verandert het antwoord indien A en B gescheiden waren en in het echtscheidingsconvenant was overeengekomen dat A de woning zou verkrijgen en de uitkeringen uit hoofde van de levensverzekeringen, en de hypotheekschuld alsmede een eventuele waardedaling van de woning voor zijn rekening zou nemen? Het echtscheidingsconvenant geldt ook na overlijden. De nalatenschap kan de rechten uitoefenen en draagt de schulden. In dit geval komt de uitkering geheel ten goede aan de nalatenschap. B heeft geen verhaalsrecht. 6. Casus 4 De heer A en mevrouw B zijn gehuwd in gemeenschap van goederen. Staande huwelijk willen A en B huwelijkse voorwaarden maken in verband met de steeds risicovollere onderneming (eenmanszaak) van de heer A. De heer A heeft verschillende schuldeisers; hij is ook aansprakelijk gesteld in verband met zijn onderneming. De huwelijksgemeenschap wordt ontbonden en verdeeld. Het belangrijkste vermogensbestanddeel, de woning met daarop een hypotheekrecht, wordt toegedeeld aan mevrouw B. De bank gaat akkoord met de levering na verdeling aan mevrouw B, met dien verstande dat A en B hoofdelijk aansprakelijk blijven voor de hypothecaire geldlening. A en B betalen de aflossingen en rente uit het gezamenlijke inkomen. Een tijd later wordt de claim werkelijkheid en volgt uiteindelijk het faillissement van A. Welke stappen kan de curator ondernemen om zich ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers op de woning te verhalen? De echtgenoten zijn waarschijnlijk hoofdelijk aansprakelijk zijn gebleven voor de hypothecaire geldlening. Het hypotheekrecht wordt na de verdeling een gedeeltelijk derde-hypotheekrecht (art. 3:213 lid 1 laatste zin, art. 3:234 BW). De bank kan zich nog steeds verhalen op de woning, omdat de echtgenoten hoofdelijk aansprakelijk zijn en de bank een hypotheekrecht heeft. De schuldeisers van de man die na de ontbinding van de huwelijksgemeenschap vorderingen hebben waarvoor de vrouw niet aansprakelijk is, kunnen zich alleen nog verhalen op vermogensbestanddelen van de man. Na de verdeling behoort daartoe niet meer (het aandeel in) de woning. Het is daardoor snel aannemelijk dat de schuldeisers zijn benadeeld, omdat de schuldeisers zich niet meer dat vermogensbestanddeel kunnen verhalen. Vergelijk o.a. art. 61 lid 1 Fw. Het bewijsvermoeden van art. 43 lid 1 onder 3 Fw (wetenschap van benadeling bij de andere echtgenoot) is van toepassing. De curator kan de verdeling (of een deel daarvan) vernietigen met een beroep art. 42 Fw, waardoor (het aandeel in) de woning terugkeert in het vermogen van de man en de curator zich daarop ten behoeve van de schuldeisers kan verhalen. Zie bijvoorbeeld Rb. Gelderland 5 maart 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:1980, waarover J.W.A. Biemans, Curator vernietigt huwelijkse voorwaarden op grond van faillissementspauliana, JBN 2015/4. Vgl. voorts Rb. Den Haag 15 april 2015, JOR 2015/348, waarover J.I. Driessen-Kleijen, Gevolgen van het faillissement van een echtgenoot voor huwelijkse voorwaarden tijdens huwelijk en het vestigen van een hypotheekrecht, JBN 2016/46 5