De arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Vergelijkbare documenten
De arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

FOCUS Werkgelegengheid in het Brussels Grootstedelijk Gebied

B. Werkende beroepsbevolking en interne werkgelegenheid

De arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

B. Werkende beroepsbevolking en interne werkgelegenheid

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juli 2018

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Oktober 2018

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag November 2018

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juli 2014

Geslacht, leeftijdsklasse en dichtheid 2014 Nationaliteit 2013

0. KENGETALLEN. Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie), INR, VDAB, RVA en Steunpunt WSE.

Trends op de Belgische arbeidsmarkt ( )

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juni 2018

Heel gunstige arbeidsmarktevolutie in Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten -

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag April 2019

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag December 2014

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Februari 2019

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Mei 2016

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Januari 2015

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Mei 2017

PERSBERICHT Brussel, 25 juni 2013

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Maart 2018

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Januari 2017

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Maart 2019

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag April 2018

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juni 2015

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Augustus 2017

De arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

PERSBERICHT Brussel, 30 september 2013

FOCUS De situatie van oudere werknemers op de Brusselse arbeidsmarkt

Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 2004/ 2013

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag juni 2016

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag November 2017

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag September 2015

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juli 2015

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Oktober 2015

PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014

PERSBERICHT Brussel, 28 maart 2013

Barometer. het vrouwelijk. ondernemerschap. voor. in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

De werkloosheid op haar hoogste peil sinds het begin van de crisis

Spotlight. Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht. 1 Inleiding. 3 Resultaten. 3.1 Gewest en jaar. 2 Methodologie

Trends op de arbeidsmarkt tussen 1986 en 2006

BIJLAGE DERDE EDITIE ECONOMISCH GEWICHT VAN DE IZW S IN BELGIE

Een terugblik op vijf decennia

Regionale economische vooruitzichten

PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2014

De jonge uitkeringstrekkers ten laste van de RVA

Juni 2018: van de jonge Brusselaars zijn nu minder dan werkzoekende

De Brusselse arbeidsmarkt: statistische gegevens

De Brusselse arbeidsmarkt: statistische gegevens - Zelfstandige arbeid. Zelfstandige arbeid

34,0 31,9 % 32,0 30,0 28,0 26,7 % 26,0 26,5 % 24,0 22,0. Jaarlijkse evolutie. Jeugdwerkloosheid -992 eenheden

Regionale economische vooruitzichten

34,0 32,0 30,0 28,0 26,0 24,0 22,0. Jaarlijkse evolutie. Jeugdwerkloosheid -534 eenheden

PERSBERICHT Brussel, 24 september 2015

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin

Maandelijkse tewerkstellingsbarometer in België RSZ juni Barometer van de loontrekkende tewerkstelling in België

Sectorfoto PSC

BOORDTABELLEN HORECA SYNTHESE: OVERZICHT: MAART /03/2017

Augustus 2018: aantal jonge werkzoekenden op laagste niveau sinds 1990

PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2015

Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013

Jongeren vinden moeilijker een job - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, derde kwartaal

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010

34,0 32,0 30,0 28,0 26,0 24,0 22,0 20,0. Jaarlijkse evolutie. Jeugdwerkloosheid -291 eenheden

De Belgische arbeidsmarkt in 2012

De sociale balans gewaardeerd en gecorrigeerd

PERSBERICHT Brussel, 22 december 2015

GEMEENTEFINANCIËN: WAAR GAAN DE OCMW S NAARTOE?

Sectoranalyse Horeca 2014

Monitor 2016Q4 15 Pag. MONITOR FLEXI-JOBS

1. Aangiften : FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN

April 2018: Brusselse werkloosheidsgraad op laagste niveau in 25 jaar

Evolutie sinds 1954 van de vergoede volledige werkloosheid in perspectief geplaatst

De jongerenwerkloosheid blijft verder dalen in Brussel: -9,3% in één jaar tijd

Werkloosheidscijfers Tijdelijke werkloosheid Faillissementen

Vennootschappen onderworpen aan de vennootschapsbijdrage

Sectorrapport: Social Profit

Socio-economische blik op de Kempen

Meeruitgaven in 2005 t.o.v voor vrouwelijke 60-plussers als gevolg van de pensioenhervorming in 1996

Socio-economische blik op de Kempen

Tabel 4.1 geeft een overzicht van de verdeling van de deels werkloos, deels werkend (DWDW)-en naar leeftijdsniveau.

PERSBERICHT Brussel, 25 januari 2012

Sectoranalyse Horeca 2012

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt in de logistiek

Instituut voor de nationale rekeningen. Regionale rekeningen

Fiche 3: tewerkstelling

De arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Situatie 2013

Gedifferentieerde evolutie van de langdurige werkloosheid volgens geslacht

FOCUS Welke tewerkstellingsperspectieven hebben hooggeschoolden in Brussel?

VLAANDEREN OP HET EUROPESE SCOREBORD Hoofstuk 4

ALGEMEEN OMZET FEBRUARI /02/2016. Boordtabellen Horeca. Synthese:

Leeftijd en geslacht jaar jaar jaar. Studieniveau en geslacht Laag Midden Hoog

Een regionale opsplitsing van de sociale balansen

De regionale impact van de economische crisis

Transcriptie:

De arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 2017

Verantwoordelijke uitgever Grégor Chapelle Directeur-generaal van Actiris, Gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling

Directrice-diensthoofd Cathy VAN REMOORTERE (nl) 02/505.77.42 cvanremoortere@actiris.be Directeur: Stéphane THYS (fr) 02/505.14.54 sthys@actiris.be Medewerkers: Amandine BERTRAND (fr) 02/505.78.76 abertrand@actiris.be Mourad De VILLERS (fr) 02/505.14.14 mdevillers@actiris.be Marie DOZIN (fr) 02/563.24.35 mdozin@actiris.be Jérôme FRANÇOIS (fr) 02/505.77.21 jfrancois@actiris.be Guillaume JACOMET (fr) 02/505.16.07 gjacomet@actiris.be Nicolas MUYLLE (nl) 02/563.24.37 nmuylle@actiris.be The Man LAÏ (fr) 02/505.14.12 tlai@actiris.be Emmanuelle POTTIER (fr) 02/800.42.62 epottier@actiris.be Marleen SENDERS (nl) 02/505.77.79 msenders@actiris.be Khadija SENHADJI (fr) 02/505.77.17 ksenhadji@actiris.be Bénédicte VAN EGEREN (fr) 02/505.15.35 bvanegeren@actiris.be Dries VANGENECHTEN (nl) 02/800.42.63 dvangenechten@actiris.be Sandy VAN RECHEM (nl) 02/505.14.56 svanrechem@actiris.be Secretariaat: Xavier BERCKMANS (fr) 02/505.11.49 xberckmans@actiris.be Sterrenkundelaan 14-1210 Brussel ( studies@actiris.be website Observatorium www.actiris.be) Verantwoordelijke uitgever: Grégor CHAPELLE, directeur-generaal van Actiris

Inhoudstafel VOORWOORD... 3 DE VRAAG NAAR WERK: DE INTERNE WERKGELEGENHEID EN DE DEMOGRAFIE VAN ONDERNEMINGEN... 4 1. DE INTERNE WERKGELEGENHEID... 4 Wat kenmerkt de interne werkgelegenheid?... 5 2. DE LOONTREKKENDE TEWERKSTELLING... 7 Hoe evolueert de loontrekkende tewerkstelling in Brussel?... 8 In welke omstandigheden werken de bezoldigde werknemers?... 12 Hoe ziet de loontrekkende tewerkstelling er op gemeentelijk niveau uit?... 15 3. ZELFSTANDIGE ARBEID... 16 4. DE TEWERKSTELLINGSMOGELIJKHEDEN IN HET BRUSSELS GROOTSTEDELIJK GEBIED 19 5. DE DEMOGRAFIE VAN ONDERNEMINGEN... 21 HET ARBEIDSAANBOD: DE BRUSSELSE BEROEPSBEVOLKING... 23 1. DEMOGRAFISCHE ELEMENTEN... 23 2. DE WERKENDE BEROEPSBEVOLKING... 27 3. DE PENDELBEWEGINGEN... 30 Hoe evolueert het pendelverkeer naar en vanuit Brussel?... 31 Welk profiel hebben de pendelaars naar Brussel?... 32 4. DE NIET-WERKENDE BEROEPSBEVOLKING... 34 Hoe evolueert de werkloosheidsgraad?... 34 Hoe evolueren de werkzoekenden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest?... 41 Welke overgangen zijn kenmerkend voor werklozen op de arbeidsmarkt?... 44 CONCLUSIE... 47

Overzicht van de illustraties Figuur 1: Sectorale specialisatiecoëfficiënt in het Brussels Gewest (2015)... 7 Figuur 2: Evolutie van de loontrekkende tewerkstelling in de drie gewesten (2010-2015, index 2010 = 100)... 8 Figuur 3: Evolutie van de loontrekkende tewerkstelling volgens leeftijdscategorie in het Brussel Gewest (2010-2015)... 11 Figuur 4: Ondernemingen en loontrekkende tewerkstelling volgens grootte van de onderneming in het Brussels Gewest (2015, in %)... 12 Figuur 5: Groeipercentage van de loontrekkende tewerkstelling volgens arbeidsregime en plaats van tewerkstelling (2011-2016)... 13 Figuur 6: Percentage deeltijds werkenden volgens geslacht en plaats van tewerkstelling (2016)... 13 Figuur 7: Groeipercentage van de loontrekkende tewerkstelling volgens type arbeidsovereenkomst en plaats van tewerkstelling (2011-2016)... 14 Figuur 8: Percentage tijdelijk werk volgens geslacht en plaats van tewerkstelling (2016)... 14 Figuur 9: Evolutie van de loontrekkende tewerkstelling per gemeente (2010-2015)... 15 Figuur 10: Verdeling van de zelfstandigen volgens geslacht en woonplaats (2016, in %)... 17 Figuur 11: Verdeling van de zelfstandigen volgens leeftijdscategorie en woonplaats (2016, in %)... 18 Figuur 12: Verdeling van de zelfstandigen in het Brussels Gewest volgens activiteitensector (2016). 18 Figuur 13: Tienjarige evolutie van de bevolking volgens het gewest (2002-2017, in %)... 24 Figuur 14: Componenten van de loop van de bevolking volgens gewest, tussen 2012 en 2017 (in % van de bevolking op 1 januari 2012)... 25 Figuur 15: Vervangingsgraad van de beroepsactieven (15-24 jaar/ 55-64 jaar, in %)... 26 Figuur 16: Land van herkomst van personen tussen 20 en 59 jaar in het Brussels Gewest (2014)... 27 Figuur 17: Voornaamste indicatoren van de Brusselse bevolking op beroepsactieve leeftijd (2016)... 27 Figuur 18: Evolutie van de verdeling van de interne werkgelegenheid in het Brussels Gewest (2006-2016, in aantal)... 31 Figuur 19: Leeftijdsstructuur van de werknemers in Brussel volgens woonplaats (2016, in %)... 32 Figuur 20: Opleidingsniveau van de werknemers in Brussel volgens woonplaats (2016, in %)... 33 Figuur 21: Tewerkstellingssector van de werknemers in Brussel volgens woonplaats (2016, in %)... 34 Figuur 22: Evolutie van de administratieve werkloosheidsgraad per gewest (1989-2016, in %)... 35 Figuur 23: Evolutie van de administratieve werkloosheidsgraad volgens geslacht in het Brussels Gewest (1989-2016, in %)... 35 Figuur 24: Evolutie van de administratieve werkloosheidsgraad volgens leeftijdscategorie in het Brussels Gewest (2011-2016, in %)... 36

Figuur 25: Werkloosheidsgraad en werkzaamheidsgraad volgens afkomst en geslacht in het Brussels Gewest (2014, in %)... 37 Figuur 26: Evolutie van de administratieve werkloosheidsgraad van de jongeren in de voornaamste Belgische steden (2011-2016, in %)... 38 Figuur 27: Evolutie van het percentage NEET's (Neither in employment nor in education and training) onder de jongeren van 15 tot 24 jaar volgens gewest (2011-2016, in %)... 41 Figuur 28: Evolutie van de administratieve werkloosheidsgraad in het Brussels Gewest per gemeente (2010-2016, in %)... 41 Figuur 29: Instroom in en uitstroom uit de werkloosheid in de loop van 2016 (in aantal)... 44 Tabel 1: Eigenschappen van de interne werkgelegenheid per gewest (2016)... 6 Tabel 2: Evolutie van het aantal loontrekkende arbeidsplaatsen in het Brussels Gewest per sector (2010-2015)... 9 Tabel 3: Evolutie van de loontrekkende tewerkstelling volgens statuut en plaats van tewerkstelling (2010-2015)... 10 Tabel 4: Evolutie van de loontrekkende tewerkstelling volgens geslacht en plaats van tewerkstelling (2010-2015)... 10 Tabel 5: Evolutie van het aantal zelfstandigen volgens het statuut en woonplaats (2011-2016)... 16 Tabel 6: Evolutie van het aantal opgestarte en stopgezette activiteiten volgens woonplaats van de zelfstandige (2016)... 17 Tabel 7: Structuur en evolutie van de loontrekkende tewerkstelling in het Brussels Gewest en in de twee provincies van Brabant (2005-2015)... 20 Tabel 8: Sectorale verdeling van de loontrekkende tewerkstelling in het Brussels Gewest en in de twee provincies van Brabant (2015)... 21 Tabel 9: Evolutie van het aantal btw-plichtige ondernemingen per gewest (2011-2016)... 22 Tabel 10: Evolutie van de oprichtings- en stopzettingsgraad van ondernemingen per gewest (2011-2016, in %)... 22 Tabel 11: Evolutie van het aantal faillissementen volgens sector, in het Brussels Gewest (2011-2016)... 23 Tabel 12: Evolutie van het aantal niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) in het Brussels Gewest volgens verschillende kenmerken (2010-2016)... 43 Tabel 13: Arbeidsreserve (AR) in het Brussels Gewest volgens verschillende kenmerken (2016)... 45

Voorwoord Net zoals zijn vorige edities is ook deze jaarlijkse situatieschets van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ontstaan vanuit de wens, maar ook de werkelijke behoefte, om de structuur en de recente evoluties van de werkgelegenheid en de werkloosheid in Brussel te analyseren. Deze publicatie is bestemd voor een divers publiek en neem zich voor om de kerngegevens die typisch zijn voor de gewestelijke werkgelegenheids- en werkloosheidsmateries uiteen te zetten. Dankzij de zesde staatshervorming en de overheveling van nieuwe bevoegdheden naar de gewestelijke openbare tewerkstellingsdiensten, beschikt Brussel over nieuwe belangrijke hefbomen om zijn eigen werkgelegenheidsbeleid te voeren. Al is dit een kans voor de Brusselaars, er staan het gewest nog vele uitdagingen te wachten om de werkgelegenheid verder uit te bouwen en de werkloosheid terug te dringen. De statistieken die in deze stand van zaken voorgesteld en besproken worden, zijn het resultaat van berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding gebaseerd op verschillende bronnen. De cijfers steunen op de laatste beschikbare gegevens met, afhankelijk van de bronnen, 2015 of 2016 als referentieperiode en aangevuld met evolutiereeksen van vijf of tien jaar. Het eerste deel, gericht op de Brusselse vraag naar werk, behandelt de bijgewerkte gegevens over de interne werkgelegenheid, loontrekkende tewerkstelling en zelfstandige arbeid (sociodemografische kenmerken van de actieve beroepsbevolking, kwaliteit van de arbeidsplaatsen, evolutie van het personeelsbestand...) en de ondernemersdynamiek in het gewest (aantal btw-plichtigen, oprichting en stopzetting van ondernemingen). Voorts worden de relatief gunstige tewerkstellingsvooruitzichten in Brussel en de Brusselse rand besproken. In het tweede deel worden de categorieën arbeidskrachten (werkende en niet-werkende beroepsbevolking) onder de loep genomen en werpen we een blik op de tendensen qua werknemersmobiliteit, zowel binnen als tussen de verschillende gewesten van het land. Grégor Chapelle Directeur-generaal Caroline Mancel Adjunct-directeur-generaal

De vraag naar werk: de interne werkgelegenheid en de demografie van ondernemingen De gegevens over de interne werkgelegenheid en de subtotalen (loontrekkende tewerkstelling en zelfstandige arbeid) werden samengesteld op basis van verschillende statistische bronnen: zowel administratieve gegevens van de RSZ (loontrekkenden) en van het RSVZ (zelfstandigen) als gegevens van de enquête naar de arbeidskrachten (EAK). Deze statistische bronnen werden gekozen omdat ze bepaalde specifieke situaties beter kunnen belichten doordat ze een verdeling volgens verschillende variabelen mogelijk maken: het geslacht, de woonplaats of de gemeente van tewerkstelling, het opleidingsniveau, de gedetailleerde activiteitensector enz. Men dient te vermelden dat er ook andere bronnen beschikbaar zijn (NBB - Regionale rekeningen, DynaM, HERMREG). Elke bron, opgebouwd met specifieke doelstellingen en dus concepten en methoden, heeft haar voordelen en haar beperkingen op het vlak van beschikbare variabelen, reikwijdte van de gegevens of beschrijvende kwaliteit. Daardoor zijn de gegevens van de verschillende bronnen niet met elkaar vergelijkbaar. 1. DE INTERNE WERKGELEGENHEID De interne werkgelegenheid (arbeidsplaatsen in het Gewest, ongeacht de woonplaats van de personen die er werken) bedraagt in het Brussels Gewest om en bij de 720.000 arbeidsplaatsen, ofwel 16 % van de Belgische interne werkgelegenheid, terwijl slechts iets meer dan 10 % van de nationale bevolking in het gewest woont. We stellen vast dat de interne werkgelegenheid in Brussel tussen 2005 en 2010 een gestage opmars kent (van 677.000 naar 714.000 arbeidsplaatsen), gevolgd door enkele jaren met ups en downs (met 2014 als piekjaar), om tussen 2015 en 2016 opnieuw met 15.000 plaatsen te stijgen (+2,1 % tegenover respectievelijk +0,4 % en +0,8 % in het Vlaams en Waals Gewest). 4

Figuur 1: Evolutie van de interne werkgelegenheid in het Brussels Gewest (2006-2016, in aantal) 730.000 720.000 716.554 710.000 700.000 690.000 680.000 670.000 660.000 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 Bron: FOD Economie - ADSEI (EAK), berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding Wat kenmerkt de interne werkgelegenheid? Net zoals vorig jaar wordt meer dan de helft van de arbeidsplaatsen in de hoofdstad ingevuld door Brusselaars. Ondanks de aantrekkingskracht van het Brussels Gewest, is het inkomende pendelverkeer van de beroepsbevolking de laatste tien jaar met 2,4 % gedaald tot 48,5 % in 2016 1 (ongeveer 348.000 pendelaars die in Brussel werken, wonen in Vlaanderen of Wallonië). Als we de cijfers van de drie gewesten met elkaar vergelijken, zien we dat de verdeling tussen mannen en vrouwen zeer gelijkaardig is (52,8 % van de arbeidsplaatsen in Brussel worden door mannen ingevuld - in Vlaanderen is dat 54,1 % en in Wallonië 52,4 %). Ook de verdeling per leeftijdsgroep is voor alle gewesten min of meer hetzelfde (het aandeel min-25-jarigen ligt in Brussel evenwel iets lager, ten voordele van het aandeel 30-39-jarigen). Wanneer we naar het opleidingsniveau kijken, wordt 57,9 % van de Brusselse interne werkgelegenheid ingevuld door werknemers met een diploma van het hoger onderwijs (bijna 400.000 arbeidsplaatsen). Het aandeel arbeidsplaatsen waarvoor een opleiding in het hoger of universitair onderwijs vereist is, ligt elders in België rond de 40 %. Dit kan deels worden verklaard door de overgang naar een diensteneconomie, of een uitbreiding van de tertiaire sector (negen op de tien betrekkingen in Brussel, waarvan meer dan de helft in de commerciële dienstverlening), en door de focus op theoretische kennis in een postindustriële maatschappij, die evolueert naar kennisintensieve activiteiten. Bovendien wegen ook de hogere algemene kwalificaties van de arbeidskrachten, de omvang van het rekruteringsbassin, dat ook een stuk Vlaanderen en Wallonië omvat, en de selectiviteit bij de aanwerving op het 1 +2,0 % tussen 2015 en 2016. 5

arbeidsaanbod, waardoor zich een positieve discriminatie van bepaalde categorieën van werknemers, zoals de hogergeschoolden, en een dekwalificatie van de arbeidskrachten ontwikkelen. Tabel 1: Eigenschappen van de interne werkgelegenheid per gewest, in % (2016) Brussels Gewest Vlaams Gewest Waals Gewest Geslacht Mannen 52,8 54,1 52,4 Vrouwen 47,2 45,9 47,6 Opleidingsniveau Laag 14,1 16,3 18,4 Midden 28,0 42,6 41,3 Hoog 57,9 41,1 40,3 Leeftijdscategorie < 25 jaar 4,1 7,3 6,2 25-29 jaar 12,1 12,0 11,6 30-39 jaar 28,1 25,2 25,2 40-49 jaar 27,3 26,5 27,4 > 50 jaar 28,4 29,0 29,6 Activiteitensector Landbouw 0,0 1,4 1,9 Industrie 9,5 24,8 20,0 Diensten 90,5 73,8 78,2 Totaal 100,0 100,0 100,0 Bron: FOD Economie - ADSEI (EAK), berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding Tabel 2 : Eigenschappen van de interne werkgelegenheid per gewest, in aantal (2016) Brussels Gewest Vlaams Gewest Waals Gewest Geslacht Mannen 378.617 1.406.349 608.597 Vrouwen 337.937 1.193.407 552.920 Opleidingsniveau Laag 101.190 424.799 213.201 Midden 200.785 1.106.602 480.189 Hoog 414.580 1.068.355 468.126 Leeftijdscategorie < 25 jaar 29.144 189.928 71.931 25-29 jaar 86.995 312.100 134.776 30-39 jaar 201.098 655.884 292.309 40-49 jaar 195.800 688.411 318.826 > 50 jaar 203.517 753.432 343.674 Activiteitensector Landbouw 77 35.257 21.775 Industrie 67.975 645.462 231.983 Diensten 648.502 1.919.036 907.758 Totaal 716.554 2.599.756 1.161.516 Bron: FOD Economie - ADSEI (EAK), berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding 6

2. DE LOONTREKKENDE TEWERKSTELLING Onderstaande tabel geeft de sectorale specialisatie 2 van de economische activiteiten weer voor de drie gewesten in het jaar 2015. We zien onder andere de specialisatie in de tertiaire sector van Brussel. Net zoals elders in Europa digitaliseert ook de Brusselse economie. De tertiaire sector neemt een dominerende positie in op de arbeidsmarkt: met meer dan 90 % van de bezoldigde banen in 2015, is deze sector goed voor ongeveer vier arbeidsplaatsen op tien uit de openbare sector (in de ruime zin van het woord). Vooral de overheidsdiensten (17,5 %), de gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening (10,7 %), het onderwijs (10,3 %), de administratieve en ondersteunende diensten (ook 10,3 %), de handel (9,4 %) en de financiële activiteiten en verzekeringen (9,0 %) vertegenwoordigen een belangrijk deel van het aantal arbeidsplaatsen 3. In Brussel zorgen deze zes sectoren alleen al voor ongeveer twee derde van de loontrekkende tewerkstelling in het gewest. Figuur 2: Sectorale specialisatiecoëfficiënt in het Brussels Gewest (2015) 0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 Financiën en verzekeringen Informatie en communicatie Overheidsdiensten Overige diensten Vastgoed Wetenschappelijke en technische activiteiten Energie Huisvesting en horeca Kunst, amusement en recreative activiteiten Administratieve en ondersteunende diensten Onderwijs Vervoer en opslag Handel Gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening Water en afvalstoffenbeheer Bouw Winning van delfstoffen Verwerkende nijverheid Landbouw, bosbouw en visvangst 0,43 0,22 0,22 0,04 1,98 1,77 1,87 1,71 1,53 1,39 1,33 1,19 1,03 0,95 0,83 0,73 0,71 0,71 2,77 Brussels Gewest Vlaams Gewest Waals Gewest Bron: RSZ (gedecentraliseerde statistieken), berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding 2 Maat voor de verhouding tussen het aandeel van een bepaalde sector in het betreffende gewest ten opzichte van het aandeel van de sector in het hele land. Een sectorale specialisatiecoëfficiënt van 1, betekent dat het gewest in geen enkel opzicht afwijkt van wat voor het hele land werd waargenomen. Als hij echter hoger is dan 1, dan wijst dat op een sectorale overspecialisatie in het gewest, in vergelijking met het land in zijn geheel. Omgekeerd wijst een coëfficiënt lager dan 1 op een sector die op gewestelijk niveau minder is ontwikkeld dan in het gehele land. 3 Deze verschillende sectoren werden in detail onderzocht in de laatste twee publicaties over de stand van zaken van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Voor gedetailleerde studies over bepaalde activiteitensectoren die belangrijk zijn voor de gewestelijke werkgelegenheid, verwijzen we naar de publicaties van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding (BOWO), en in het bijzonder naar de sectorfocussen Monitoring en anticipatie die online beschikbaar zijn via de Actiris-website op de link http://www.actiris.be/marchemp/tabid/243/mctl/5/idtheme/13/language/nlbe/thematisch-overzicht.aspx. Sinds 2014 werden door het BOW meerdere sectorfocussen gepubliceerd (onderwijs, handel, horeca, maatschappelijke dienstverlening, industrie). Een nieuwe focus, over de transport- en logistieke sector, is in maart 2017 verschenen. 7

Hoe evolueert de loontrekkende tewerkstelling in Brussel? Tussen 2010 en 2015 is de loontrekkende tewerkstelling in het Brussels Gewest met 0,2 % gedaald (ofwel een daling met ongeveer 8.300 arbeidsplaatsen), terwijl deze in de andere twee gewesten is toegenomen (+2,4 % in Vlaanderen en +0,3 % in Wallonië, ofwel respectievelijk een stijging met ongeveer 52.500 en 3.000 arbeidsplaatsen). Na het postcrisisherstel, dat in 2010 begon en zich in 2011 voortzette, merken we een wisselende daling op van het aantal loontrekkende arbeidsplaatsen in het Waals en Brussels Gewest, die zich later ook, zij het op meer gematigde wijze, in het Vlaams Gewest voordoet. In het Brussels Gewest zet deze inkrimping van de loontrekkende tewerkstelling zich tot 2014 verder, terwijl de trend in Vlaanderen en in Wallonië wordt omgekeerd. In 2015 stijgt de werkgelegenheid in alle gewesten (+0,1 % in Brussel, +0,9 % in Vlaanderen en +0,7 % in Wallonië). Figuur 3: Evolutie van de loontrekkende tewerkstelling in de drie gewesten (2010-2015, index 2010 = 100) 103 102 101 100 99 98 97 96 102,4 100,3 98,7 2010 2011 2012 2013 2014 2015 Brussels Gewest Vlaams Gewest Waals Gewest Bron: RSZ (gedecentraliseerde statistieken), berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding Typisch voor het Brussels Gewest is dat de creatie van banen in de sector van de administratieve en ondersteunende diensten gebeurt (+11.500 arbeidsplaatsen, met name in de dienstencheques), gevolgd door het onderwijs (+2.100 arbeidsplaatsen). We stellen daarentegen een negatieve evolutie vast in de financiële, bank- en verzekeringssector (-7.200 arbeidsplaatsen), die zwaar onder de financiële crisis te lijden heeft gehad. De gevolgen van deze crisis zijn nu trouwens nog steeds voelbaar. De actuele ontwikkelingen duiden evenwel ook op een bredere trend van digitalisering in het bank- en verzekeringswezen en bij de diensten in het algemeen. Talrijke handelingen die vroeger door werknemers werden uitgevoerd, gebeuren voortaan immers automatisch. De indicator daalt ook voor de handelssector (-6.100 arbeidsplaatsen), de industrie (-4.600 plaatsen), de bouwsector (-3.100 plaatsen) en bij de diensten voor informatieverlening en communicatie (-2.300 plaatsen). 8

Tabel 3: Evolutie van het aantal loontrekkende arbeidsplaatsen in het Brussels Gewest per sector (2010-2015) 2010 2015 Variatie 2010-2015 in aantal in % Winning van delfstoffen en industrie 21.002 16.365-4.6374.600-22,1 Energie 8.095 7.512-583 -7,2 Bouw 17.024 13.959-3.065-18,0 Handel 64.501 58.369-6.132-9,5 Vervoer en opslag 28.360 28.328-32 -0.1 Verschaffen van accommodatie en maaltijden 26.567 26.654 +87 +0,3 Informatie en communicatie 33.292 31.022-2.270-6,8 Financiële activiteiten en verzekeringen 63.242 56.059-7.183-11,4 Exploitatie van en handel in onroerend goed 5.186 5.844 +658 +12,7 Vrije beroepen en wetenschappelijke en technische activiteiten 37.197 37.437 +240 +0,6 Administratieve en ondersteunende diensten 52.673 64.119 +11.446 +21,7 Openbaar bestuur 110.453 108.428-2.025-1,8 Onderwijs 61.576 63.670 +2.094 +3,4 Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening 65.180 66.373 +1.193 +1,8 Kunst, amusement en recreatie 8.783 9.528 +745 +8,5 Overige 25.597 26.762 +1.165 +4,6 Totaal 628.728 620.429-8.299-1,3 Bron: RSZ (gedecentraliseerde statistieken), berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding Tussen 2010 en 2015 is de werkgelegenheid voor arbeiders in het Brussels Gewest met 0,4 % gedaald (-500 arbeidsplaatsen). Deze daling is evenwel minder uitgesproken dan in Vlaanderen (-1,1 %) of in Wallonië, waar het aantal mankrachten met 3,7 % is geslonken. De werkgelegenheid voor arbeiders was lange tijd beperkt tot de industrie, een sector die al verschillende decennia aan het achteruitgaan is, maar heeft zich verplaatst naar de tertiaire sector, en in het bijzonder naar de activiteiten van de dienstencheques. Door de ontwikkeling van die activiteiten is de werkgelegenheid voor arbeiders bovendien vervrouwelijkt. Over deze vijf jaar is de toename van het totale aantal arbeiders bijna uitsluitend toe te schrijven aan vrouwen (stijging met ongeveer 2.500 arbeidsplaatsen, of +5,0 %), terwijl het aantal arbeidsplaatsen voor mannelijke arbeiders gedaald is van 75.700 in 2010 tot 72.700 in 2015, waardoor de kloof tussen beide groepen nog groter is geworden. Tijdens diezelfde periode is het totale aantal bedienden met 1,6 % teruggelopen. Het aantal arbeidsplaatsen werd met 7.800 verminderd om in 2015 op 495.000 uit te komen. Elders in België gaat de werkgelegenheid er daarentegen wel op vooruit (+2,4 % in Vlaanderen en +0,3 % in Wallonië). De daling die we in het Brussels Gewest zien, doet zich in feite voor in de vastgoedsector in de ruime zin, met inbegrip van de projectontwikkeling en de bouwsector: Het verlies wordt respectievelijk geraamd op 7.100 en 4.500 arbeidsplaatsen op vijf jaar tijd (-11,2 % en -8,1 %). 9

Tabel 4: Evolutie van de loontrekkende tewerkstelling volgens statuut en plaats van tewerkstelling (2010-2015) Brussels Gewest Vlaams Gewest Waals Gewest België 2015 Variatie 2015 Variatie 2015 Variatie 2015 Variatie 10-15 10-15 10-15 10-15 Arbeiders 124.908-0,4 859.098-1,1 358.476-3,7 1.342.482-1,8 Bedienden 494.521-1,6 1.363450 +4,8 662.141 +2,6 2.521.112 +2,9 Totaal 620.429-1,3 2.222.548 +2,4 1.020.617 +0,3 3.863.594 +1,2 Bron: RSZ (gedecentraliseerde statistieken), berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding In 2015 daalt het aantal mannelijke loontrekkenden met 3,7 % t.o.v. 2010. Dat zijn 12.000 arbeidsplaatsen minder. Deze afname is met name voelbaar in de bouwsector en de verwerkende nijverheid. Hoewel de daling van het aantal mannen er in vergelijking minder uitgesproken is, gaat de mannelijke vertegenwoordiging ook in Wallonië in dalende lijn (-2,9 %). In Vlaanderen blijven de mannen het meest vertegenwoordigd, al gaat hun aandeel ook daar met 0,3 % achteruit. Het aantal vrouwelijke loontrekkenden groeit in deze periode met 1,1 % (+3.400 arbeidsplaatsen). Dat is trager dan in het Vlaams Gewest (+5,4 %) en in het Waals Gewest (+3,6 %). De verklaring van deze toename in Brussel ligt in de gestage uitbreiding van de dienstenchequesector en, in mindere mate, in de stijging van het aandeel vrouwelijke leerkrachten. Het aandeel vrouwen dat in het Brussels gewest is tewerkgesteld, blijft dus toenemen, van 49,2 % van de totale loontrekkende tewerkstelling in 2010 tot 50,4 % vijf jaar later. Tabel 5: Evolutie van de loontrekkende tewerkstelling volgens geslacht en plaats van tewerkstelling (2010-2015) Brussels Gewest Vlaams Gewest Waals Gewest België 2015 Variatie 2015 Variatie 2015 Variatie 2015 Variatie 10-15 10-15 10-15 10-15 Mannen 307.538-3,7 1.138.578-0,3 505.131-2,9 1.951.247-1,5 Vrouwen 312.891 +1,1 1.083.970 +5,4 515.486 +3,6 1.912.347 +4,2 Totaal 620.429-1,3 2.222.548 +2,4 1.020.617 +0,3 3.863.594 +1,2 Bron: RSZ (gedecentraliseerde statistieken), berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding De gedetailleerde gegevens volgens leeftijdsgroep wijzen op een vergrijzing van de loontrekkenden in het Brussels Gewest. Hoewel in het verleden de werkgelegenheid van oudere werknemers daalde met de leeftijd, ten gevolge van vervroegde pensioen, stellen we vandaag het omgekeerde vast, nl. een sterkere toename van de werkgelegenheid voor de hogere leeftijdsklassen. Op vijf jaar tijd is het aantal loontrekkenden van 55 tot 64 jaar op de Brusselse arbeidsmarkt met bijna 15 % gestegen (+10.400 arbeidsplaatsen) en zijn de min-25-jarigen er met 26,8 % op achteruitgegaan (-10.200 arbeidsplaatsen). De demografische evolutie samen met de verschillende reglementaire hervormingen zorgen ervoor dat de beroepsbevolking groeit bij deze oudere werknemers. De verschillende hervormingsplannen die 10

bedoeld zijn om het stelsel van vervroegd pensioen te wijzigen, de effectieve pensioenleeftijd op te trekken of de toelatingsvoorwaarden voor een vrijstelling van het statuut van werkzoekende aan te passen, staan rechtstreeks in verband met de stijging van zowel de werkloosheid als de tewerkstelling van deze werknemers. De vergrijzing van de loontrekkende werknemers in het Brussels Gewest is ook een gevolg van de bredere bovenlaag van de leeftijdspiramide die we bij de Vlaamse en Waalse pendelaars zien, die sinds een tiental jaren een gestage toename van het aantal 45-plussers kennen. Figuur 4: Evolutie van de loontrekkende tewerkstelling volgens leeftijdscategorie in het Brussel Gewest (2010-2015) 180.000 160.000 140.000 120.000 100.000 80.000 60.000 40.000 20.000 0-5,1% -2,2% +1,7% +14,2% -26,8% +19,8% < 25 jaar 25-34 jaar 35-44 jaar 45-54 jaar 55-64 jaar > 65 jaar 2010 2015 Bron: RSZ (behalve PPO), berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding Hoewel de zeer kleine ondernemingen van minder dan vijf loontrekkenden (oververtegenwoordigd in de vastgoedsector) in de meerderheid zijn (63,4 %), maken zij slechts een miniem deel uit van de loontrekkende tewerkstelling in het Brussels gewest (6,3 %). De zeer grote ondernemingen (200 werknemers of meer) zorgen voor het grootste aandeel in de loontrekkende tewerkstelling (48,2%). Dit percentage is bijzonder omvangrijk vergeleken met de andere gewesten (29,1 % in Vlaanderen en 25,3 % in Wallonië). Dit valt te verklaren door de aanwezigheid van heel wat administratieve zetels (nationaal, gewestelijk of Europees) en grote bedrijven in de hoofdstad, al hebben deze laatste hun aantal bezoldigde werknemers tussen 2010 en 2015 zien teruglopen (-2,1 %) ten gunste van de kleine ondernemingen (tot 20 werknemers). De sterkste daling van de loontrekkende tewerkstelling tekenen we echter op voor de middelgrote ondernemingen: -2,5 % bij de ondernemingen met 20 tot 49 werknemers en -2,3 % bij de ondernemingen met 50 tot 199 werknemers. 11

Figuur 5: Ondernemingen en loontrekkende tewerkstelling volgens grootte van de onderneming in het Brussels Gewest (2015, in %) 70 63,5 60 50 48,2 40 30 20 10 0 6,4 Minder dan 5 loontrekkers 24,3 5 tot 19 loontrekkers 12,8 12,4 7,2 20 tot 49 loontrekkers 3,7 20,3 50 tot 199 loontrekkers 1,3 Meer dan 200 loontrekkers Ondernemingen Aantal bezoldigde werknemers Bron: RSZ (gedecentraliseerde statistieken), berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding In welke omstandigheden werken de bezoldigde werknemers? Tussen 2011 en 2016 is het deeltijds werk sneller gegroeid in Vlaanderen (+1,7 %) dan in Brussel (+1,6 %) en Wallonië (+1,0 %). In 2016 werkt één vijfde van de bezoldigde werknemers in Brussel deeltijds. Dat is het laagste aandeel van heel België. Deeltijds werk heeft vooral betrekking op vrouwen: in het Brussels Gewest zijn ongeveer drie op de vier loontrekkende deeltijdse werknemers vrouwen. 32,1 % van de loontrekkende vrouwen werkt deeltijds, tegenover 10,5 % van de mannen. Bijna één loontrekkende op vijf verklaart deeltijds te werken omdat hij/zij geen voltijds werk kon vinden (28,6 % van de mannen en 18,2 % van de vrouwen). Personen die voor deeltijds werk 'kiezen', doen dit om redenen die afhankelijk van het geslacht sterk kunnen verschillen. Mannen geven vaker aan deeltijds te werken als aanvulling op een andere deeltijdse tewerkstelling of om hun werk met een beroepsopleiding te kunnen combineren. Vrouwen kiezen vooral voor dit arbeidsregime om persoonlijke of familiale redenen, zoals de zorg voor de kinderen of voor hulpbehoevende personen. 12

Waals Gewest Vlaams Gewest Brussels Gewest Figuur 6: Groeipercentage van de loontrekkende tewerkstelling volgens arbeidsregime en plaats van tewerkstelling (2011-2016) +2,5 +2,0 +1,5 +2,1 +1,9 +1,6 +1,7 +1,0 +0,5 +0,7 +1,0 +0,0 Voltijds Deeltijds Brussels Gewest Vlaams Gewest Waals Gewest Bron: FOD Economie - ADSEI (EAK), berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding Figuur 7: Percentage deeltijds werkenden volgens geslacht en plaats van tewerkstelling (2016) 0,0 10,0 20,0 30,0 40,0 50,0 Mannen +10,5 Vrouwen +32,1 Totaal +20,3 Mannen +9,4 Vrouwen +43,4 Totaal +25,2 Mannen +9,0 Vrouwen +41,7 Totaal +24,1 Bron: FOD Economie - ADSEI (EAK), berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding Tijdelijk werk zit overal in het land in de stijgende lijn. Toch is deze stijging opnieuw meer uitgesproken in Vlaanderen (+6,5 % tussen 2011 en 2016) dan in Wallonië (+1,8 %). Brussel laat zelfs heel wat lagere cijfers optekenen (-2,2 %). Niettemin komen we in 2016 in Brussel vaker tijdelijk werk tegen in vergelijking met de andere twee gewesten (12,8 % in Brussel 4 tegenover respectievelijk 8,0 % en 10,7 % in het Vlaams en Waals Gewest), en dit zowel bij de mannen (12,5 %) als bij de vrouwen (13,1 %). Het aandeel tijdelijk werk is verhoudingsgewijs het hoogst bij de jongeren (42,4 % bij de min-25-jarigen, 4 Waarvan 62,2 % tijdelijke contracten en 13,1 % interimcontracten. 13

Waals Gewest Vlaams Gewest Brussels Gewest 13,3 % bij de 25-49-jarigen en 4,6 % bij de 50-plussers). Dit is in tegenstelling met het aandeel vast werk, dat toeneemt met de leeftijd van de loontrekkenden. Figuur 8: Groeipercentage van de loontrekkende tewerkstelling volgens type arbeidsovereenkomst en plaats van tewerkstelling (2011-2016) 7,0 6,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 0,0-1,0-2,0-3,0 +1,1 +0,1-0,1 Vast werk +6,5 +1,8-2,2 Tijdelijk werk Brussels Gewest Vlaams Gewest Waals Gewest Bron: FOD Economie - ADSEI (EAK), berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding Figuur 9: Percentage tijdelijk werk volgens geslacht en plaats van tewerkstelling (2016) 0,0 5,0 10,0 15,0 Mannen Vrouwen Totaal +12,5 +13,1 +12,8 Mannen +7,1 Vrouwen Totaal Mannen +8,0 +8,8 +9,8 Vrouwen Totaal +10,7 +11,6 Bron: FOD Economie - ADSEI (EAK), berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding 14

Variatie 10-15 aantal Hoe ziet de loontrekkende tewerkstelling er op gemeentelijk niveau uit? De verdeling van de loontrekkende arbeidsplaatsen per gemeente verschilt van de verdeling van de inwoners van het Brussels Gewest. De belangrijkste afwijking is het feit dat één derde van de loontrekkende tewerkstelling van het gewest (35,3 %) zich in Brussel-Stad bevindt, het belangrijkste centrum van tewerkstelling voor pendelaars, terwijl slechts 14,3 % van de bevolking daar woont. We merken op dat in de achttien andere gemeenten het aantal inwoners het aantal werknemers ruimschoots overtreft (Ganshoren en Koekelberg, die drie keer meer inwoners dan werknemers tellen, of nog Jette, Vorst en Ukkel). Tussen 2010 en 2015 tekenen we voor de Brusselse gemeenten sterk verschillende resultaten op. Hoewel voor het Brussels Gewest de totale loontrekkende tewerkstellingsgraad in 2015 nog steeds 1,5 % lager ligt dan in 2010 (-9.700 arbeidsplaatsen in absolute waarde), is deze in dertien gemeenten gestegen. De grootste groei zien we in Sint-Agatha-Berchem (+3.000 arbeidsplaatsen), Schaarbeek (+2.800 arbeidsplaatsen) en Sint-Gillis (+1.500 arbeidsplaatsen), terwijl Etterbeek en Sint-Jans- Molenbeek beide een groei van om en bij de 1.200 arbeidsplaatsen laten optekenen. De loontrekkende tewerkstelling in Brussel-Stad is daarentegen gedaald van 229.500 arbeidsplaatsen in 2010 tot zo'n 218.300 arbeidsplaatsen in 2015. Ook in Oudergem werd een niet onaanzienlijke daling met 2.900 arbeidsplaatsen genoteerd. Figuur 10: Evolutie van de loontrekkende tewerkstelling per gemeente (2010-2015) 10.000 5.000 0-5.000 +0,2-17,3 +49,4 +5,1-1,5-1,8-7,6-2,1 +1,5-28,6 +4,8 +4,5 +3,6 +6,4-7,6-21,1 +2,4 +4,9-1,5-10.000 De relatieve variaties tussen 2010 en 2015 worden gegeven op grafiek -15.000-4,9 Bron: RSZ (gedecentraliseerde statistieken), berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding 15

3. ZELFSTANDIGE ARBEID Op 31 december 2016 telde Brussel 104.000 zelfstandigen (13,7 % van de totale werkgelegenheid), waarvan 98.000 in de strikte zin van het woord (de meewerkende partners 5 zijn goed voor ongeveer 6 % van de zelfstandige arbeid in de ruime zin). Bovendien zijn acht op tien van hen zelfstandige in hoofdberoep. De zelfstandige arbeid ligt in het Brussels Gewest op één tiende van zijn equivalent op nationaal niveau, terwijl de bezoldigde tewerkstelling er relatief meer vertegenwoordigd is (ongeveer één arbeidsplaats op zes in loondienst bevindt zich in Brussel). Tussen 2011 en 2016 is de zelfstandige arbeid in het Brussels Gewest sneller toegenomen (+16,9 %) dan in de rest van het land (+8,1 % in Vlaanderen en +8,5 % in Wallonië). Vooral het aantal meewerkende partners is in Brussel toegenomen (+32,0 %), terwijl dit aantal in de andere twee gewesten is gedaald. Tabel 6: Evolutie van het aantal zelfstandigen volgens het statuut en woonplaats (2011-2016) Brussels Gewest Vlaams Gewest Waals Gewest Variatie 11-16 Variatie 11-16 2016 (in aantal) (in %) Zelfstandigen 98.512 +13.673 +16,1 Meewerkende partners 5.975 +1.448 +32,0 Totaal 104.487 +15.121 +16,9 Zelfstandigen 607.211 +56.576 +10,3 Meewerkende partners 42.354-7.733-15,4 Totaal 649.565 +48.843 +8,1 Zelfstandigen 276.058 +23.922 +9,5 Meewerkende partners 17.009-839 -4,7 Totaal 293.067 +23.083 +8,5 Totaal België 1.058.522 +88.626 +9,1 Bron: RSVZ, berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding Op vijf jaar tijd werden in het gewest ongeveer 3.300 zelfstandige activiteiten opgestart. Dat komt overeen met een stijging van 23,9 %. Deze stijging ligt hoger dan in de andere twee gewesten en is een gevolg van de massale komst van zelfstandigen uit Oost-Europa, voornamelijk uit Roemenië, terwijl Brussel vroeger meer Poolse zelfstandigen telde. Ook het aantal zelfstandigen dat hun activiteit stopzette, kende in Brussel de meest uitgesproken toename (bijna 2.200 stopzettingen, of een stijging van 38,3 % tussen de twee jaren). Op het einde van de periode volgend op de crisis heeft men aldus een grotere ondernemersdynamiek kunnen vaststellen, zowel wat de start als de stopzetting van activiteiten betreft. Het aantal stopzettingen ligt evenwel lager dan het relatief hoge aantal opgestarte activiteiten, zodat we wel degelijk van een toename van het aantal zelfstandigen in het Brussels Gewest kunnen spreken. 5 Men gaat uit van het gewest waar de werknemer is gedomicilieerd, wetende dat voor de zelfstandigen dit in de meeste gevallen ook overeenkomt met het gewest waarin wordt gewerkt. Wordt als meewerkende partner beschouwd, elke persoon die in België een zelfstandige helpt of vervangt bij de uitoefening van zijn beroep, zonder hiervoor door een arbeidsovereenkomst verbonden te zijn. De meewerkende partner is in principe onderworpen aan het sociaal statuut van de zelfstandigen. 16

Tabel 7: Evolutie van het aantal opgestarte en stopgezette activiteiten volgens woonplaats van de zelfstandige (2016) Opgestarte activiteiten 2016 Variatie 11-16 in aantal Variatie 11-16 in % Brussels Gewest 17.302 +3.337 +23,9 Vlaams Gewest 60.859 +10.452 +20,7 Waals Gewest 28.163 +4.716 +20,1 België 109.195 +19.473 21,7 Stopgezette activiteiten Brussels Gewest 8.033 +2.224 +38,3 Vlaams Gewest 31.709 +9.317 +41,6 Waals Gewest 13.426 +2.151 +19,1 België 55.671 +14.836 +36,3 Bron: RSVZ, berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding Rekening houdend met wat er in Vlaanderen en Wallonië wordt vastgesteld, is het aandeel vrouwen onder de zelfstandigen nog steeds het laagst in het Brussels Gewest (ongeveer 28 % tegenover 35 % in de twee andere gewesten). Dit geldt voor de meeste activiteitensectoren, en specifiek voor de industrie (waaronder ook de bouwsector valt) en de handel. Figuur 11: Verdeling van de zelfstandigen volgens geslacht en woonplaats (2016, in %) 80 70 60 71,7 64,7 64,1 50 40 35,3 35,9 30 28,3 20 10 0 Brussels Gewest Vlaams Gewest Waals Gewest Mannen Vrouwen Bron: RSVZ, berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding Bovendien is 60 % van de zelfstandigen jonger dan 45 jaar. Dat is niet zo in het Vlaams en het Waals Gewest, waar de meeste zelfstandigen in de categorie van de 45-64-jarigen vallen. Meer dan één vierde van de zelfstandigen in het Brussels Gewest is tussen 25 en 34 jaar oud. Amper 4 % is jonger dan 25 jaar en 7 % is 65 jaar of ouder. 17

Figuur 12: Verdeling van de zelfstandigen volgens leeftijdscategorie en woonplaats (2016, in %) 30 25 20 15 10 5 0 < 25 jaar 25-34 jaar 35-44 jaar 45-54 jaar 55-64 jaar > 65 jaar Brussels Gewest Vlaams Gewest Waals Gewest Bron: RSVZ, berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding In Brussel vormen de vrije beroepen (dokters, chirurgen, advocaten, paramedische functies enz.) met meer dan één zelfstandige op drie (36 %) de meest vertegenwoordigde sector, vóór de handel en de nijverheid. De stijging van het aantal zelfstandigen die tussen 2011 en 2016 in het Brussels Gewest werd geregistreerd, is vooral goed zichtbaar bij de vrije beroepen (+5.300 eenheden) en in de nijverheid en de bouwsector (+4.900 eenheden). Figuur 13: Verdeling van de zelfstandigen in het Brussels Gewest volgens activiteitensector (2016) 5,5% 2,8% 28,6% Nijverheid Handel 36,0% Vrije beroepen Diensten 27,2% Diversen Bron: RSVZ, berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding 18

4. DE TEWERKSTELLINGSMOGELIJKHEDEN IN HET BRUSSELS GROOTSTEDELIJK GEBIED De arbeidsmarkten van de drie gewesten van België vertonen grote onderlinge verschillen en hebben elk hun eigen kenmerken. Zo onderscheidt de Brusselse arbeidsmarkt zich wegens zijn stedelijk en meerlaags karakter en de hoge graad van segmentatie, maar ook vooral wegens de gevolgen van de demografische en economische evolutie, die de werkelijke prestaties van het gewest minimaliseren ten voordele van de rand. De administratieve grenzen van het Brussels Gewest zijn immers geen grenzen op economisch vlak. De Brusselse metropool spreidt zich uit over de 19 Brusselse gemeentes, de gemeentes uit Vlaams-Brabant en de gemeentes van het arrondissement Nijvel (provincie Waals- Brabant). Zo'n 29 % van alle loontrekkenden in België worden tewerkgesteld in het Brussels grootstedelijk gebied (BGG). Tussen 2005 en 2015 is de loontrekkende tewerkstelling er met 5,9 % gestegen. De loontrekkende tewerkstelling is fors gegroeid in Waals-Brabant (+22,8 %) en iets trager in Vlaams- Brabant (+8,2 %). In het Brussels Gewest is de stijging met 1,7 % eerder beperkt gebleven. Ten opzichte van Brussel tellen Vlaanderen en Wallonië proportioneel gezien meer werknemers met een arbeidersstatuut (ongeveer 29 % in de twee Brabantse provincies tegenover 20 % in Brussel). Dit statuut is over het algemeen toegankelijker voor laaggeschoolden en middelmatig geschoolden. Voorts kent het Brussels Gewest een positieve groei van het aantal arbeiders (+5,0 %). In 2015 is bijna één derde van de Brusselse arbeiders tewerkgesteld in een administratieve en ondersteunende dienstactiviteit (voornamelijk schoonmaakactiviteiten), gevolgd door de horecasector en de transporten logistieke sector. Wanneer we naar de loontrekkende tewerkstelling volgens bedrijfsgrootte kijken, zien we dat 48,1 % van de arbeidsplaatsen in Brussel zich in ondernemingen met meer dan 200 werknemers bevinden. Dit kan onder meer worden verklaard door de aanwezigheid van de vele hoofdzetels op het Brussels grondgebied. In Vlaams- en Waals-Brabant concentreert de loontrekkende tewerkstelling zich vooral bij de kleine ondernemingen (hoogstens 50 werknemer): respectievelijk 38,7 % en 46,6 % in Vlaams- en Waals-Brabant (tegenover 31,6 % in Brussel). 19

Tabel 8: Structuur en evolutie van de loontrekkende tewerkstelling in het Brussels Gewest en in de twee provincies van Brabant (2005-2015) Totaal 2015 Var. 05-15 in % Tewerkstelling in de privésector Tewerkstelling van arbeiders Tewerkstelling volgens bedrijfsgrootte in % van het totaal in % van het totaal Var. 05-15 in % in % van het totaal Var. 05-15 in % < 50 werkne mers 50-199 werkne mers > 200 werkne mers Brussels Gewest 620.429 +1,7 62,8 +4,8 20,1 +5,0 31,6 20,2 48,1 Vlaanderen 2.222.548 +9,0 77,5 +11,5 38,7 +2,1 42,5 28,3 29,1 Vlaams-Brabant 367.343 +8,2 79,7 +10,0 29,1-0,6 38,7 27,0 34,3 Wallonië 1.020.617 +8,6 66,8 +14,4 35,1 +4,8 46,6 28,1 25,3 Waals-Brabant 125.968 +22,8 76,1 +29,2 29,5 +22,1 46,6 26,5 26,9 Totaal BGG 1.113.740 +5,9 69,9 +9,3 24,2 +4,7 35,7 23,2 41,2 Totaal België 3.863.594 +7,7 72,3 +11,2 34,7 +3,1 41,9 27,0 31,2 Bron: RSZ (gedecentraliseerde statistieken), berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding De voornaamste activiteitensector in het Brussels Gewest is de sector van de overheidsadministratie, die meer dan 17 % van de werknemers tewerkstelt. Deze sector wordt gevolgd door de gezondheidssector (10,7 %), het onderwijs (10,3 %) en de administratieve en ondersteunende diensten (10,3 %). We zien overigens een hoge specialisatiecoëfficiënt in de dienstverleningssector en in het openbaar bestuur, twee sectoren die in Brussel sterk vertegenwoordigd zijn ten opzichte van België in zijn geheel, dat hier als referentiegebied fungeert (de specialisatie is groter naarmate de waarde van de coëfficiënt hoger is dan 1). We benadrukken dat de tewerkstelling in de internationale instellingen (Europese Commissie, NAVO enz.) hier niet in beschouwing werd genomen, aangezien de arbeidsplaatsen in deze instellingen niet zijn opgenomen in de gegevens van de RSZ (betreffende de aan de Belgische sociale zekerheid onderworpen werknemers). Het spreekt voor zich dat de concentratie van zulke jobs op het Brussels grondgebied niet te verwaarlozen is. Eind 2015 telt de provincie Vlaams-Brabant zo'n 367.000 arbeidsplaatsen voor loontrekkenden, of 16,5 % van de loontrekkende tewerkstelling in Vlaanderen. De handelssector biedt met 19,2 % een belangrijk aandeel in de werkgelegenheid. Daarna volgen de gezondheidssector (13,2 %), het onderwijs (10,4 %), de administratieve en ondersteunende diensten (10,0 %), de industrie (8,2 %) en de transporten opslagsector (8,0 %). Verder is de werkgelegenheid in deze provincie gespecialiseerd in transporten opslagactiviteiten en de handel, en nog iets meer in de informatie- en communicatiesector en de gespecialiseerde, wetenschappelijke en technische activiteiten. De provincie Waals-Brabant telt in 2015 bijna 126.000 arbeidsplaatsen, wat overeenkomt met 12,3 % van het totale aantal loontrekkende arbeidsplaatsen in het Waals Gewest. De activiteiten in de industrie zijn goed voor 16,0 % van de loontrekkende tewerkstelling (met de farmaceutische industrie op kop), op de voet gevolgd door de handel met 15,5%. Voorts volgen het onderwijs (11,8 %), de gezondheidszorg (11,3 %) en de administratieve en ondersteunende diensten (10,0 %). In vergelijking met de sectorale samenstelling van het land in zijn geheel, is de Waalse economie uitermate gespecialiseerd in de industriële bedrijfstakken. 20

Tabel 9: Sectorale verdeling van de loontrekkende tewerkstelling in het Brussels Gewest en in de twee provincies van Brabant (2015) Activiteitensectoren Brussels Gewest Vlaams-Brabant Waals-Brabant Aantal % SC Aantal % SC Aantal % SC Industrie en winning van delfstoffen 16.365 2,6 0,22 30.049 8,2 0,67 20.184 16,0 1,32 Bouw 13.959 2,2 0,43 11.840 3,2 0,62 5.431 4,3 0,83 Handel 58.369 9,4 0,73 70.570 19,2 1,50 19.488 15,5 1,21 Transport en opslag 28.328 4,6 0,83 29.505 8,0 1,47 4.561 3,6 0,66 Hotels en restaurants 26.654 4,3 1,33 11.111 3,0 0,94 4.166 3,3 1,02 Informatie en communicatie 31.022 5,0 1,98 16.656 4,5 1,80 3.479 2,8 1,10 Financiële activiteiten en verzekeringen 56.059 9,0 2,77 8.713 2,4 0,73 3.908 3,1 0,95 Exploitatie van en handel in onroerend goed 5.844 0,9 1,71 1.275 0,3 0,63 733 0,6 1,06 Vrije beroepen en wetenschappelijke en 37.437 6,0 1,53 27.565 7,5 1,90 6.016 4,8 1,21 technische activiteiten Administratieve en ondersteunende diensten 64.119 10,3 1,03 36.693 10,0 1,00 12.640 10,0 1,00 Openbaar bestuur en defensie 108.428 17,5 1,77 23.427 6,4 0,64 11.167 8,9 0,90 Onderwijs 63.670 10,3 0,95 38.187 10,4 0,97 14.857 11,8 1,10 Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke 66.373 10,7 0,71 48.498 13,2 0,88 14.279 11,3 0,75 dienstverlening Kunst, amusement en recreatie 9.528 1,5 1,19 3.845 1,0 0,81 1.693 1,3 1,04 Overige diensten 23.669 3,8 1,87 5.139 1,4 0,69 1.930 1,5 0,75 Andere 10.605 1,7 0,95 4.270 1,2 0,64 1.436 1,1 0,63 Totaal 620.429 100,0 1,00 367.343 100,0 1,00 125.968 100,0 1,00 SC = specialisatiecoëfficiënt Bron: RSZ (gedecentraliseerde statistieken), berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding 5. DE DEMOGRAFIE VAN ONDERNEMINGEN De gegevens over de demografie van ondernemingen maken het mogelijk om de economische vitaliteit van het Brussels Gewest te begrijpen. Ze geven aan dat de crisis de ondernemersdynamiek niet heeft aangetast aangezien het aantal btw-plichtige ondernemingen sinds 2011 in Brussel sterker is toegenomen dan in de andere twee gewesten. We merken op dat deze gegevens niet vergelijkbaar zijn met de gegevens van de zelfstandigen aangezien een aantal zelfstandige werknemers (in het bijzonder de vrije beroepen) niet in het btwregister zijn opgenomen. 21

Tabel 10: Evolutie van het aantal btw-plichtige ondernemingen per gewest (2011-2016) Brussels Gewest Vlaams Gewest Waals Gewest Totaal 2016 101.131 547.503 241.000 Variatie 2011-2016 in aantal +16.255 +63.541 +23.617 Variatie 2011-2016 in % +19,2 +13,1 +10,9 Bron: FOD Economie - ADSEI, berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding De afgelopen vijf jaar is de oprichtingsgraad van ondernemingen in de drie gewesten van het land gestegen, al ligt dit cijfer in Brussel het hoogst. Het saldo van het percentage van oprichtingen en stopzettingen van ondernemingen is eveneens beter in Brussel dan in de rest van het land. Tabel 11: Evolutie van de oprichtings- en stopzettingsgraad van ondernemingen per gewest (2011-2016, in %) Saldo oprichtingstopzetting Oprichtingsgraad Stopzettingsgraad 2011 2016 2011 2016 2011 2016 Brussels Gewest 11,2 11,8 8,0 7,3 3,2 4,5 Vlaams Gewest 8,5 9,8 6,2 5,7 2,3 4,2 Waals Gewest 9,1 9,7 7,4 6,5 1,7 3,2 Bron: FOD Economie - ADSEI, berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding In de loop van 2016 werden in het Brussels Gewest bijna 2.000 faillissementen opgetekend. Dat is één vijfde van het totale aantal faillissementen in België. Als we kijken naar de waargenomen tendensen van de voorbije jaren, zijn de meest getroffen sectoren de handel (27,2 % van het totale aantal faillissementen in Brussel), de horeca (21,4 %) en de bouw (14,8 %). Tot slot was voor 63,8% van de Brusselse ondernemingen die in 2016 failliet zijn verklaard, het aantal loontrekkenden lager dan 5. In 2010 bedroeg het aandeel faillissementen in zeer kleine ondernemingen 52,5%. 22

Tabel 12: Evolutie van het aantal faillissementen volgens sector, in het Brussels Gewest (2011-2016) 2016 Variatie 2011-2016 in aantal in % Verwerkende industrie 60-30 -33,3 Bouw 290-46 -13,7 Handel 531-139 -20,7 Vervoer en opslag 120-3 -2,4 Horeca 418 52 14,2 Informatie en communicatie 86-78 -47,6 Financiële activiteiten en verzekeringen 12-21 -63,6 Exploitatie van en handel in onroerend goed 56-21 -27,3 Vrije beroepen en wetenschappelijke en technische activiteiten 127-33 -20,6 Administratieve en ondersteunende diensten 148-54 -26,7 Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening 16-2 -11,1 Kunst, amusement en recreatie 15-7 -31,8 Overige 75-12 -13,8 Totaal 1.954-394 -16,8 Bron: FOD Economie - ADSEI, berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding Het arbeidsaanbod: de Brusselse beroepsbevolking 1. DEMOGRAFISCHE ELEMENTEN In de loop van 2016 kreeg het Brussels Gewest er zo'n 3.700 inwoners 6 bij. Dit is een stijging van 0,3 %. De bevolking in Brussel bedroeg op 1 januari 2017 bijgevolg 1.191.604 inwoners. De demografische groei in het gewest is sinds de jaren 2000 bijzonder sterk. Sinds 2011 bedraagt de groei zelfs systematisch meer dan 16% op tienjarige basis, m.a.w. aanzienlijk hoger dan in de andere twee gewesten. 6 De bevolking opgenomen in de demografische statistieken is de bevolking van rechtswege, wettelijk gedomicilieerd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met uitzondering van de personen die kandidaat zijn voor het vluchtelingenstatuut. Ze sluit dus een deel van de bevolking uit: kotstudenten of niet-gedomicilieerde vreemdelingen, diplomaten, daklozen, illegalen en asielzoekers. Cf. BISA, HERMIA J.-P., (2015), Demografische barometer 2015 van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Focus van BISA nr. 11, december 2015. 23

Figuur 14: Tienjarige evolutie van de bevolking volgens het gewest (2002-2017, in %) 20 15 10 Interpretatie : de tienjarige bevolkingsgroei was bijna nul in het Brussels Gewest van 1992 tot 2002; van 2002 tot 2012, bedroeg ze 16 %. 5 0 2002 2007 2012 2017 Brussels Gewest Vlaams Gewest Waals Gewest Vlaams Brabant Waals Brabant Bron: FOD Economie - ADSEI, berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding Figuur 15: Jaarlijkse evolutie van de bevolking van het Brussels Gewest (1989-2017, in aantal) 1.250.000 1.200.000 1.191.604 1.150.000 1.100.000 1.050.000 1.000.000 950.000 900.000 850.000 1989 1992 1995 1998 2001 2004 2007 2010 2013 2016 Bron: FOD Economie - ADSEI, berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding De bevolkingsevolutie is het resultaat van het gezamenlijke effect van de natuurlijke bewegingen (geboortes en overlijdens) en de migratiebewegingen (nieuwe en vertrekkende inwoners). De groei van de Brusselse bevolking wordt verklaard door de zeer hoge natuurlijke en internationale migratiesaldo's die het aanzienlijk negatief intern migratiesaldo duidelijk compenseren. Dit laatste getuigt van de sterke behoefte van de Brusselaars om hun gewest te verlaten en zich in de twee Brabantse provincies te vestigen. 24

Figuur 16: Componenten van de loop van de bevolking volgens gewest, tussen 2012 en 2017 (in % van de bevolking op 1 januari 2012) 8 6 4 2 0-2 -4-6 -8 +6,6 +4,6 +4,0 +3,2 +3,4 +1,8 +2,5 +2,6 +1,5 +1,9 +0,8 +0,6 +1,1 +0,4 +0,5 +0,6 +0,5 +0,7 +0,1-6,0 Brussels Gewest Vlaams Brabant Waals Brabant Vlaams Gewest Waals Gewest Internationaal migratiesaldo Intern migratiesaldo Natuurlijk saldo Totaal saldo Bron: FOD Economie - ADSEI, berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding Hoewel de stijging van de Brusselse bevolking voornamelijk de jongste leeftijdscategorieën betreft, heeft ze ook een belangrijke impact op de bevolking op beroepsactieve leeftijd. De voorbije 10 jaar stellen we bijgevolg een stijging van 23,1 % vast van het aantal jongeren onder de 15 jaar en een stijging van 16,4 % bij de 15- tot 64-jarigen, terwijl het aantal personen van 65 jaar of ouder ongeveer stabiel is gebleven. De volgende grafiek toont op basis van de demografische evoluties en de vooruitzichten tegen 2030, de verhouding tussen het aantal jongeren van 15 à 24 jaar die de arbeidsmarkt zouden kunnen betreden en het aantal personen van 55 à 64 jaar die de arbeidsmarkt gaan verlaten. Indien deze ratio hoger ligt dan 100 betekent dit dat meer jongeren toegang zullen hebben tot de arbeidsmarkt dan dat er mensen ouder dan 55 jaar zullen stoppen. Hoewel begin de jaren '90 de situatie in de drie gewesten vergelijkbaar was, is dit nu niet meer het geval. Terwijl de vervangingsgraad van de beroepsactieven in Brussel 120 bedraagt, is dit cijfer in Vlaanderen gezakt tot 83 en in Wallonië tot 93. Volgens de demografische vooruitzichten op 5 jaar zal dit cijfer zich in Brussel stabiliseren op zijn huidige niveau, terwijl het in de andere twee gewesten zal blijven dalen. 25

Figuur 17: Vervangingsgraad van de beroepsactieven (15-24 jaar/ 55-64 jaar, in %) 140 130 Bevolkingsprojectie 120 110 100 90 80 70 1991 1994 1997 2000 2003 2006 2009 2012 2015 2018 2021 2024 2027 2030 Brussels Gewest Vlaams Gewest Waals Gewest Vlaams Brabant Waals Brabant Bronnen: 1991-2017: waarnemingen FOD Economie -ADSEI; 2018-2061: perspectieven Federaal Planbureau en FOD Economie - ADSEI, berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding Behalve een verjongingstendens zien we ook dat de Brusselse bevolking gekenmerkt wordt door de sterke aanwezigheid van vreemdelingen. Binnen de bevolking op beroepsactieve leeftijd (hier gedefinieerd als de personen van 18 tot 64 jaar) is zo'n drie vierde van buitenlandse afkomst. 7 Dit aandeel daalt tot één derde in het Waals Gewest en één vijfde in het Vlaams Gewest. 7 Onder buitenlandse afkomst wordt verstaan alle personen van buitenlandse nationaliteit en/of personen geboren met een buitenlandse nationaliteit en/of personen van wie één ouder geboren is met een buitenlandse nationaliteit. 26

Figuur 18: Bevolking op beroepsactieve leeftijd (18 tot 64 jaar) volgens afkomst en per gewest (2015) 100% 80% 60% 4,0 42,2 7,6 7,5 7,2 11,1 11,2 14,5 9,8 21,7 15,9 40% 31,1 71,5 59,6 62,4 20% 22,7 0% Brussels Gewest Vlaams Gewest Waals Gewest België Belgische origine Europese origine Niet-europese origine Origine onbepaald Bron: KSZ - Datawarehouse arbeidsmarkt en sociale bescherming, berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding 2. DE WERKENDE BEROEPSBEVOLKING In 2016 telde het Brussels Gewest op zijn territorium zo'n 796.000 mensen tussen 15 en 64 jaar. Deze bevolking, die als de bevolking op beroepsactieve leeftijd wordt beschouwd, kende een belangrijke groei. De voorbije vijf jaren is deze bevolking met 5,1 % gestegen. Dit is een sterkere stijging dan de stijging waargenomen in de andere twee gewesten (+0,6 % in Vlaanderen en +0,3 % in Wallonië). Figuur 19: Voornaamste indicatoren van de Brusselse bevolking op beroepsactieve leeftijd (2016) Bevolking op beroepsactieve leeftijd 795.544 Activiteitsgraad 66,5% Werkzaamheidsgraad 55,3% Beroepsbevolking 529.080 Actieve beroepsbevolking (werkenden) 439.705 Niet-werkende beroepsbevolking (werklozen) 89.375 Bron: FOD Economie - ADSEI (EAK), berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding Werkloosheidsgraad 16,9% Niet alle personen op beroepsactieve leeftijd zijn actief op de arbeidsmarkt (student, huisman/-vrouw, arbeidsongeschikt enz.). 529.080 onder hen worden werkelijk beschouwd als zijnde actief, namelijk aan 27

het werk of op zoek naar werk (werkloos). De beroepsbevolking bestaat dus uit 439.705 tewerkgestelde mensen, zowel loontrekkenden als zelfstandigen en zo'n 89.400 werkloze mensen. In 2016 bedraagt de activiteitsgraad 8 in het Brussels Gewest 66,5 % (+1,6 % op vijf jaar), 69,9 % in het Vlaams Gewest en 63,9 % in het Waals Gewest. Op landelijk niveau is dit cijfer met 0,9 % gedaald ten opzichte van 2011 (67,6 % in 2016). De activiteitsgraad kan verschillen naargelang van een reeks individuele kenmerken. Volgens geslacht De activiteitsgraad ligt aanzienlijk hoger bij de mannen (73,1 %) dan bij de vrouwen (59,9 %), aangezien de vrouwen zich vaker in situaties bevinden die hen van de arbeidsmarkt weghouden. Dit is zeker zo in Brussel waar het verschil tussen de geslachten het grootst is in vergelijking met Vlaanderen en Wallonië. Volgens leeftijd De min-25-jarigen kennen een vrij lage activiteitsgraad (23,4%) omwille van het hoge aantal studenten dat het aandeel van actieven in deze leeftijdscategorie doet dalen. Het aandeel van de beroepsactieve jongeren is bovendien minder groot in Brussel dan in de twee andere gewesten. Ongeacht het gewest kent de activiteitsgraad van de jongeren de voorbije jaren een dalende tendens. In Brussel bedroeg deze in 2011 27,4 %. De activiteitsgraad van de 50-plussers gaat daarentegen sinds enkele jaren in stijgende lijn, van 52,3 % in 2011 tot 63,7 % in 2016. Deze stijging weerspiegelt de tendens van oudere werknemers die langer actief blijven, die voornamelijk voortvloeit uit wettelijke wijzigingen die de leeftijd voor vervroegd pensioen hebben opgetrokken alsook uit het activeringsbeleid gericht op deze doelgroep. Volgens kwalificatieniveau Er is een groot verschil tussen de activiteitsgraad van de hooggeschoolden (85,1 % in 2016) en die van de laaggeschoolden (46,7 % voor datzelfde jaar). Dit verschil is nog groter in Vlaanderen en Wallonië. De werkzaamheidsgraad geeft bijkomende duidelijkheid wat betreft de activiteitsgraad, aangezien hij de verhouding uitdrukt tussen de personen die werkelijk tewerkgesteld zijn en de bevolking op beroepsactieve leeftijd. In 2016 bedroeg dit percentage 55,3 % in het Brussels Gewest, 66,5 % in het Vlaams Gewest en 57,1 % in het Waals Gewest. Op nationaal niveau kan de werkzaamheidsgraad beschouwd worden als een economische performantie-indicator aangezien hij een indicatie geeft van de capaciteit van een economie om jobs te creëren. Op regionaal niveau weerspiegelt dit percentage echter in de eerste plaats het niveau van participatie aan de werkgelegenheid. Als we de werkzaamheidsgraad willen gebruiken als maat voor de 8 Aandeel van de bevolking op beroepsactieve leeftijd dat actief is op de arbeidsmarkt. 28

capaciteit van de Brusselse economie om werk te creëren, moet er rekening worden gehouden met de invloeden die bestaan tussen het stedelijke centrum en zijn hinterland. Wanneer we, in dit opzicht, de performanties van Vlaams- en Waals-Brabant meetellen, stijgt de werkzaamheidsgraad van het Brussels grootstedelijk gebied (61,4 %). Net zoals de activiteitsgraad kan ook de werkzaamheidsgraad volgens verschillende kenmerken worden benaderd. Volgens geslacht De werkzaamheidsgraad is hoger bij mannen dan bij vrouwen (60,3 % tegenover 50,3 %). Dit is echter geen typisch Brussels kenmerk aangezien we in beide andere gewesten ook een kloof zien, zij het minder groot. Volgens leeftijd De werkzaamheidsgraad bij jongeren van 15 tot 24 jaar (studenten uitgezonderd) bedroeg in 2016 61,7 %. Dit blijft duidelijk onder de cijfers de we in Vlaanderen (81,9 %) en in Wallonië (67,1 %) optekenen. Volgens kwalificatieniveau Zoals de activiteitsgraad doet vermoeden, is ook de werkzaamheidsgraad het hoogst bij de hooggeschoolden (77,9 %) en het laagst bij de laaggeschoolden (32,4 %). De werkzaamheidsgraad van de middelmatig geschoolden, m.a.w. personen die het hoger secundair onderwijs hebben afgerond maar geen diploma van het hoger onderwijs hebben, is in Brussel zeer laag (51,5 %), vergeleken met Vlaanderen (68,6 %) en Wallonië (59,8 %). In 2016 is de tewerkgestelde beroepsbevolking in het Brussels Gewest met 7,9 % toegenomen in vergelijking met 2011. Dat is een snellere groei dan in Vlaanderen en Wallonië (respectievelijk +1,1 % en -0,6 %). Ook de werkzaamheidsgraad is gestegen (+1,5 %) terwijl de werkloosheidsgraad op hetzelfde peil terugkwam. Sinds de oprichting van het gewest is de tewerkgestelde beroepsbevolking, of het aantal Brusselaars dat aan het werk is, ongeacht hun plaats van tewerkstelling, met bijna 124.000 personen aangegroeid. Dat is een stijging van meer dan 40 %. Toch blijft ook het aantal werkzoekenden enkel in stijgende lijn gaan. Dit heeft voor een groot stuk te maken met het dynamisme van de beroepsactieve bevolking, in combinatie met een hoge mate van migratie, een stijgende activiteitsgraad en de demografische invloeden. 29

Figuur 20: Evolutie van de tewerkgestelde beroepsbevolking in het Brussels Gewest (1989-2016, in aantal) 500.000 450.000 439.705 400.000 350.000 300.000 250.000 200.000 1989 1992 1995 1998 2001 2004 2007 2010 2013 2016 Bron: FOD Economie - ADSEI (EAK), berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding Figuur 21: Evolutie van de tewerkstellingsgraad in het Brussels Gewest (1989-2016, in %) 58 56 55,3 54 52 50 48 46 44 1989 1992 1995 1998 2001 2004 2007 2010 2013 2016 Bron: FOD Economie - ADSEI (EAK), berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding 3. DE PENDELBEWEGINGEN In 2016 heeft het Brussels Gewest zo'n 717.000 betrekkingen waarvan 48,5% door Vlaamse of Waalse pendelaars wordt ingenomen (respectievelijk 31,0 % en 17,5 %), meestal afkomstig uit de twee Brabantse provincies en in mindere mate uit Oost-Vlaanderen en Henegouwen. 30

De tewerkstellingsevolutie wijst op vele opportuniteiten voor de Brusselse arbeidskrachten zowel in het centrum als in de rand. In 2016 wordt in de hoofdstad meer dan 1 arbeidsplaats op 2 door een Brusselaar ingenomen. Ondanks de aantrekkelijkheid van het grondgebied is het inkomend pendelverkeer van werknemers de voorbije 10 jaar met 2,4 % gedaald en ligt nu lager dan 50 %. Deze tendens zal zich waarschijnlijk voortzetten gelet op de relatieve vergrijzing van de Vlaamse en Waalse pendelaars. De vergrijzing van de bevolking woonachtig in de rand kan ook als gevolg hebben dat er jobs voor Brusselaars beschikbaar worden (de beschikbare arbeidsreserve is nog voldoende groot), aangezien in beide Brabantse provincies de instroom op de arbeidsmarkt onvoldoende zal zijn om het tekort door de uitstroom op te vangen. In 2016 zijn minder dan één vijfde van de werkende Brusselaars tewerkgesteld buiten de grenzen van het gewest (16,0 %). Datzelfde jaar werkten 11,1 % van de pendelaars woonachtig in de 19 gemeenten van Brussel in Vlaanderen en 4,9 % in Wallonië. Het uitgaand pendelverkeer naar Vlaanderen ligt dus hoger dan 5 % en weerspiegelt de omvang van de migratiebewegingen naar dit gewest, in het bijzonder richting Vlaams-Brabant, dat de Brusselaars meer tewerkstellingsmogelijkheden biedt. Hoe evolueert het pendelverkeer naar en vanuit Brussel? Hoewel de pendelstroom naar Brussel afkomstig van de andere twee gewesten aanzienlijk is, toont het onderzoek van de pendelbewegingen over een lange periode aan dat het inkomend pendelpercentage in de loop der jaren geleidelijk is afgenomen. Terwijl het inkomend pendelverkeer tot het einde van de jaren 1990 in stijgende lijn ging, merken we sindsdien een continue relatieve daling op van het aantal inkomende pendelaars in Brussel, van 361.700 in 2000 naar 355.990 in 2006 en 347.550 in 2016. De reden hiervoor is de stijging van het aantal Brusselaars tewerkgesteld in Brussel (+18,5 % de voorbije 10 jaar). De stijging van de Brusselse interne werkgelegenheid is dus vooral voor de bewoners van het gewest positief geweest (+7,4 % in dezelfde periode). Figuur 22: Evolutie van de verdeling van de interne werkgelegenheid in het Brussels Gewest (2006-2016, in aantal) 380.000 370.000 360.000 350.000 340.000 330.000 320.000 310.000 300.000 369.004 347.550 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 Brusselaars die in Brussel werken Vlamingen en Walen die in Brussel werken (binnenkomende pendelverkeer) Bron: FOD Economie - ADSEI (EAK), berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding 31

Tegelijkertijd heeft het uitgaand pendelverkeer een sterke stijging gekend, onder meer door het effect van maatregelen zoals de interregionale samenwerkingsakkoorden van 2005 met het oog op de versterking van de mobiliteit van de werknemers. Een toenemend aantal actieven woonachtig in Brussel werkt in één van de twee andere gewesten van het land, m.a.w. 32.000 meer dan in 1996 en 18.000 meer dan in 2006. Sinds 2011 bedraagt het uitgaand pendelpercentage ongeveer 16 %. Dit komt overeen met zo'n 71.000 mensen in 2016, waarvan 49.000 naar Vlaanderen. Welk profiel hebben de pendelaars naar Brussel? De Vlaamse en Waalse pendelaars die in Brussel werken zijn gemiddeld ouder dan de Vlamingen en Walen die in hun eigen gewest werken. Voor de Brusselaars die in Brussel werken geldt het omgekeerde. Dit feit wordt verduidelijkt door de vergelijking van de leeftijdspiramides voor deze bevolkingsgroepen: de jongeren zijn ondervertegenwoordigd en de personen ouder dan 40 jaar zijn oververtegenwoordigd wat betreft het inkomend pendelverkeer in Brussel: 29,4% voor de klasse van 40 tot 49 jaar, 31,3 % is ouder dan 50 jaar (tegenover respectievelijk 25,3 % en 25,7 % van de Brusselse werknemers). Figuur 23: Leeftijdsstructuur van de werknemers in Brussel volgens woonplaats (2016, in %) 35 30 25 20 15 10 5 0 4,5 3,4 3,8 13,6 9,4 12,6 30,8 25,1 25,2 29,2 29,9 25,3 25,7 15-24 jaar 25-29 jaar 30-39 jaar 40-49 jaar 50 jaar en + Brussels Gewest Vlaams Gewest Waals Gewest 32,9 28,5 Bron: FOD Economie - ADSEI (EAK), berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding Het aandeel werknemers afkomstig van de twee andere gewesten varieert naargelang het studieniveau. 9,3 % van de werknemers die hoogstens in het bezit zijn van een diploma van het lager secundair onderwijs (of zonder diploma) zijn niet in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gedomicilieerd. Dit is 29,5 % voor de werknemers in het bezit van een diploma van het hoger secundair onderwijs of uit het leerlingwezen, en 61,2 % voor het hoger onderwijs. Wat het hoger onderwijs betreft, behalen de Brusselse werknemers een lager percentage dan de pendelaars (slechts 54,7 % van de Brusselaars tewerkgesteld in Brussel hebben een diploma van het hoger onderwijs). Omgekeerd is het aandeel werknemers woonachtig en tewerkgesteld in Brussel groter voor het laagste kwalificatieniveau. 32

Figuur 24: Opleidingsniveau van de werknemers in Brussel volgens woonplaats (2016, in %) 70 60 54,7 61,3 61,0 50 40 30 20 10 18,7 8,7 10,4 26,6 30,1 28,6 0 Laag Midden Hoog Brussels Gewest Vlaams Gewest Waals Gewest Bron: FOD Economie - ADSEI (EAK), berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding De Brusselse arbeidskrachten zijn geconcentreerd in een aantal activiteitensectoren. Hun sterke of geringere aanwezigheid wordt bepaald door de arbeidsvoorwaarden (aangepaste of onderbroken werktijden, flexibiliteit enz.) in de sector en de aard van de uitgeoefende activiteit. Sectoren met een grote concentratie lokale arbeidskrachten zijn onder meer de Horeca waar meer dan drie vierde van het personeel Brusselaars zijn (73,3 %), de extraterritoriale organisaties (71,6 %), de bouw (70,3 %), de administratieve en ondersteunende diensten (64,9 %) of de gespecialiseerde, wetenschappelijke en technische activiteiten (60,0 %). Omgekeerd werven andere sectoren meer mensen aan van buiten Brussel. Dit is bijvoorbeeld het geval voor de sector van financiën en verzekeringen (27,7 %), het openbaar bestuur (31,4 %), de informatie- en communicatiesector (40,2 %) of vervoer- en opslagactiviteiten (41,6 %). 33

Figuur 25: Tewerkstellingssector van de werknemers in Brussel volgens woonplaats (2016, in %) Winning van delfstoffen en verwerkende nijverheid Energie 42,7 42,3 Bouw 70,3 Handel 56,4 Vervoer en opslag 41,6 Horeca 73,3 Informatie en communicatie Financiën en verzekeringen 27,7 40,2 Vastgoed Wetenschappelijke en technische activiteiten Administratieve en ondersteunende diensten 59,6 60,0 64,9 Openbaar bestuur 31,4 Onderwijs Gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening Kunst, amusement en recreatie Extraterritoriale organisaties 53,8 58,7 59,2 71,6 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90%100% Brussels Gewest Vlaams Gewest Waals Gewest Bron: FOD Economie - ADSEI (EAK), berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding 4. DE NIET-WERKENDE BEROEPSBEVOLKING Hoe evolueert de werkloosheidsgraad? Net zoals in andere grote Europese steden is de werkloosheidsgraad in Brussel de afgelopen jaren fel gestegen. Sinds de oprichting van het gewest in 1989 is de werkloosheidsgraad gegroeid van 12,4 % naar 17,6 % in 2016, terwijl deze in Vlaanderen relatief stabiel is gebleven en in Wallonië is gestegen. In het Brussels Gewest is de werkloosheid in drie fases toegenomen: eerst tussen 1991 en 1997, vervolgens tussen 2002 en 2007 en ten slotte naar aanleiding van de crisis van 2008. In 2016 is de werkloosheidsgraad in Brussel na de piek van 2013 (20,6 %) opnieuw onder de cijfers van 2011 (20,2 %) gedaald. In Wallonië lag de werkloosheid in 2016 op 14,2 %, een daling ten opzichte van de cijfers van 2011 (15,2 %), terwijl deze in Vlaanderen met 0,8 % is aangegroeid. 34

Figuur 26: Evolutie van de administratieve werkloosheidsgraad per gewest (1989-2016, in %) 25,0 20,0 15,0 10,0 5,0 17,6 14,2 10,4 7,2 0,0 1989 1991 1993 1995 1997 1999 2001 2003 2005 2007 2009 2011 2013 2015 Brussels Gewest Vlaams Gewest Waals Gewest België Bronnen: NBB, FOD Economie - ADSEI (EAK), Actiris, VDAB, Forem RVA - Directie Statistiek, berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding Figuur 27: Evolutie van de administratieve werkloosheidsgraad per gewest (2011-2016, in %) 25,0 20,0 15,0 10,0 5,0 0,0 2011 2012 2013 2014 2015 2016 17,6 14,2 10,4 7,2 Brussels Gewest Vlaams Gewest Waals Gewest België Bronnen: NBB, FOD Economie - ADSEI (EAK), Actiris, VDAB, Forem RVA - Directie Statistiek, berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding Hoewel de werkloosheidsgraad bij de vrouwen historisch hoger ligt dan bij de mannen, lijkt deze kloof gaandeweg te verkleinen. In 2016 stond de werkloosheidsgraad bij de vrouwen op 18,1 %, wat slechts 1 % hoger is dan de werkloosheidsgraad bij de mannen. Eén van de mogelijke verklaringen hiervoor is dat de tewerkstelling van de vrouwen de voorbije jaren een sterkere groei heeft gekend dan die van de mannen, meer bepaald sinds de crisis van 2008 die een sterkere weerslag op de mannen heeft gehad. De vrouwen hebben bovendien meer profijt getrokken van de nieuw gecreëerde arbeidsplaatsen in de dienstensector, de distributiesector, het onderwijs en de gezondheidssector. 25,0 Figuur 28: Evolutie van de administratieve werkloosheidsgraad volgens geslacht in het Brussels Gewest (1989-2016, in %) 20,0 15,0 18,1 17,1 10,0 5,0 0,0 1989 1991 1993 1995 1997 1999 2001 2003 2005 2007 2009 2011 2013 2015 Mannen Vrouwen 35

Bronnen: NBB, FOD Economie - ADSEI (EAK), Actiris, berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding De administratieve werkloosheidsgraad van de min-25-jarigen in het Brussels Gewest blijft structureel hoog liggen (26,9 %). Toch heeft dit percentage sinds 2011 een aanzienlijke daling gekend (-4,5 %). De leeftijdscategorie van 25 tot 49 jaar heeft de voorbije vijf jaar ook een daling van de werkloosheidsgraad gekend (-3,0 %), terwijl dit cijfer in Wallonië rond de 17,5 % blijft schommelen. Hoewel de werkloosheid bij de jongeren een verontrustende kwestie in Brussel blijft, mag dit de werkloosheidsevolutie die in de andere leeftijdscategorieën minder gunstig is, niet verhullen. Figuur 29: Evolutie van de administratieve werkloosheidsgraad volgens leeftijdscategorie in het Brussels Gewest (2011-2016, in %) 35 30 31,4 26,9 25 20 19,6 16,6 17,4 20,2 17,5 17,6 15 10 5 0 Minder dan 25 jaar 25 tot 49 jaar 50 jaar en meer Totaal 2011 2016 Bronnen: NBB, FOD Economie - ADSEI (EAK), Actiris, berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding De werkloosheidsgraad volgens origine vertoont daarentegen de afgelopen jaren geen grote schommelingen. We blijven in het Brussels Gewest de hoogste werkloosheidsgraad registreren voor personen met een niet-europese nationaliteit (25,8 %), terwijl deze aanzienlijk lager is voor personen van Belgische afkomst (10,4 %). Dit bewijst dat de toegang tot werk bijzonder moeilijk blijft voor personen met een niet-europese afkomst. De zeer lage werkzaamheidsgraad bij vrouwen van niet-europese afkomst (34,4 % tegenover 70,9 % voor vrouwen van Belgische nationaliteit) doet trouwens vermoeden dat velen onder hen zich niet meer in het actieve leven bevinden. 36

Figuur 30: Werkloosheidsgraad en werkzaamheidsgraad volgens afkomst en geslacht in het Brussels Gewest (2014, in %) 80 70 60 50 40 30 20 10 0 71,9 70,9 71,4 48,2 41,4 34,4 24,9 27,0 25,8 10,8 10,0 10,4 Belgische origine Niet-europese origine Belgische origine Niet-europese origine Werkloosheidsgraad Werkzaamheidsgraad Mannen Vrouwen Totaal Bron: KSZ - Datawarehouse arbeidsmarkt en sociale bescherming, berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding De gunstige evolutie van de jongerenwerkloosheid in het Brussels Gewest sinds 2011 kan in perspectief geplaatst worden met de evolutie van de jongerenwerkloosheid in de andere gewesten alsook in de voornaamste andere Belgische steden. We merken dan op dat de jongerenwerkloosheidsgraad meer is gedaald in Brussel dan in Charleroi of in het Waals Gewest, terwijl het percentage gestegen is in Antwerpen en in Gent alsook in het Vlaams Gewest. 37

Figuur 31: Evolutie van de administratieve werkloosheidsgraad van de jongeren in de voornaamste Belgische steden (2011-2016, in %) 50 40 30 20 31,4 26,9 16,6 14,2 27,5 24,0 25,5 20,9 32,5 32,3 44,7 43,2 40,9 42,5 10 0 Brussels Gewest Vlaams Gewest Antwerpen (Stad) Gent Waals Gewest Charleroi Liège 2011 2016* Bronnen: VDAB, Forem (uitgez. Duitstalige Gemeenschap), Actiris NBB, FOD Economie - ADSEI (EAK), Steunpunt Werk, berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding *Totale beroepsactieve bevolking 2016 (provisoire cijfers) Figuur 32 : Evolutie van de administratieve jongerenwerkloosheidsgraad in het Brussels Gewest en Antwerpen (2011-2016, in %) 40 35 30 25 20 15 10 5 0 33,5 31,4 31,8 32,0 27,9 26,5 24,0 29,4 26,0 25,8 26,9 27,5 2011 2012 2013 2014 2015 2016* Brussels Gewest Antwerpen (Stad) Bronnen: VDAB, Forem (uitgez. Duitstalige Gemeenschap), Actiris NBB, FOD Economie - ADSEI (EAK), Steunpunt Werk, berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding *Totale beroepsactieve bevolking 2016 (provisoire cijfers) 38

Figuur 33 : Evolutie van de administratieve jongerenwerkloosheidsgraad in het Brussels Gewest en Gent (2011-2016, in %) 40 35 30 25 20 15 10 5 0 33,5 31,4 31,8 32,0 29,4 26,9 25,5 25,0 24,4 25,5 23,2 20,9 2011 2012 2013 2014 2015 2016* Brussels Gewest Gent Bronnen: VDAB, Forem (uitgez. Duitstalige Gemeenschap), Actiris NBB, FOD Economie - ADSEI (EAK), Steunpunt Werk, berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding * Totale beroepsactieve bevolking 2016 (provisoire cijfers) Figuur 34 : Evolutie van de administratieve jongerenwerkloosheidsgraad in het Brussels Gewest en Charleroi (2011-2016, in %) 55 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 48,0 47,6 44,7 45,8 46,3 43,2 33,5 31,4 31,8 32,0 29,4 26,9 2011 2012 2013 2014 2015 2016* Brussels Gewest Charleroi Bronnen: VDAB, Forem (uitgez. Duitstalige Gemeenschap), Actiris NBB, FOD Economie - ADSEI (EAK), Steunpunt Werk, berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding * Totale beroepsactieve bevolking 2016 (provisoire cijfers) 39

Figuur 35 : Evolutie van de administratieve jongerenwerkloosheidsgraad in het Brussels Gewest en Luik (2011-2016, in %) 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 45,5 45,5 43,5 44,1 42,5 40,9 33,5 31,4 31,8 32,0 29,4 26,9 2011 2012 2013 2014 2015 2016* Brussels Gewest Liège Bronnen: VDAB, Forem (uitgez. Duitstalige Gemeenschap), Actiris NBB, FOD Economie - ADSEI (EAK), Steunpunt Werk, berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding * Totale beroepsactieve bevolking 2016 (provisoire cijfers) De daling van de jongerenwerkloosheid in het Brussels Gewest is deels te verklaren door de ontwikkeling van oplossingen voor de problematiek van deze werkloosheid toegepast in het kader van de Jongerengarantie ( Youth Guarantee ): - de invoering van een individueel actieplan (IAP) draagt bij tot een verbetering van de tools bij de zoektocht naar werk en een betere oriëntering van de jongeren naar de verschillende uitkomsten (werk, opleiding, stage enz.) op basis van hun profiel; - de hervorming van het beheer van de werkaanbiedingen heeft tot een toename van de plaatsingen van jongeren geleid; - de invoering van beroepsstages (IS, internationale stages enz.) die de jongeren toelaten een eerste werkervaring op te doen; - de versterking van de synergie tussen de polen opleiding en tewerkstelling laat toe de opleidingen voor jongeren te ontwikkelen; - de opkomst van de taaltesten en van de uitreiking van taalcheques heeft vooral betrekking op de jongeren; - dankzij de uitbreiding van de maatregel startbaanovereenkomst (SBO-ION en SBO-YG) kunnen meer jongeren aan een gesubsidieerde betrekking geholpen worden; - de recente invoering van het inschakelingscontract biedt een tewerkstellingsoplossing aan jongeren die zich na hun studies hebben ingeschreven, als zij binnen de 18 maanden na hun inschrijving niet langer dan 90 dagen gewerkt hebben. Zoals uit de onderstaande grafiek blijkt, staat het percentage NEET's (Neither in employment nor in education and training, ofwel de jongeren zonder werk, die geen school lopen of opleiding volgen) in het Brussels Gewest op het laagste niveau in vijf jaar (15,2 % in 2016). 40

Figuur 36: Evolutie van het percentage NEET's (Neither in employment nor in education and training) onder de jongeren van 15 tot 24 jaar volgens gewest (2011-2016, in %) 25,0 20,0 15,0 10,0 5,0 15,2 12,2 9,9 7,5 0,0 2011 2012 2013 2014 2015 2016 Brussels Gewest Vlaams Gewest Waals Gewest België Bron: Eurostat, berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding Tussen 2010 en 2016 hebben alle Brusselse gemeenten een daling van de werkloosheidsgraad opgetekend. De grootste dalingen werden vastgesteld in de gemeenten Sint-Joost-ten-Node, Sint-Jans- Molenbeek, Sint-Gillis en Schaarbeek. Algemeen zien we sinds meerdere jaren een gunstigere evolutie van de werkloosheid in de gemeenten van de tweede gordel. Figuur 37: Evolutie van de administratieve werkloosheidsgraad in het Brussels Gewest per gemeente (2010-2016, in %) 35 30 25 20 15 10 5 0 23,9 22,8 19,6 19,1 18,9 18,6 17,4 17,1 16,8 16,2 15,2 14,9 14,8 14,8 14,0 2010 2017 10,5 10,6 11,4 11,5 8,8 Bronnen: NBB, FOD Economie - ADSEI (EAK), Actiris, berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding Hoe evolueren de werkzoekenden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest? In 2016 bedroeg het jaargemiddelde in het Brussels Gewest 97.800 niet-werkende werkzoekenden (NWWZ), ofwel 5.400 minder dan in 2015. Dit is de tweede daling van de werkloosheid op jaarbasis op rij sinds 2008. 41

Tussen 2010 en 2016 is het aantal NWWZ in het Brussels Gewest met meer dan 8.600 eenheden (- 8,1 %) gedaald. De periode van 1996 tot 2001 toonde immers de laatste daling van het aantal NWWZ (-5.500 eenheden), die zelf volgde op een zeer sterke stijging tussen 1990 en 1995 (+30.000 eenheden). Van 2001 tot 2006 steeg het aantal NWWZ opnieuw (+12.500 eenheden) vooraleer het tussen 2006 en 2008 daalde (-5.000 eenheden). De economische en financiële crisis van 2008, die vooral het Brussels Gewest trof, bracht een einde aan deze daling. Tussen 2008 en 2013 steeg het aantal NWWZ met meer dan 17.000 eenheden. Sinds 2010 zien we een belangrijke daling van het aantal werkzoekenden die werkloosheidsuitkeringen ontvangen (WZUA: werkzoekenden die een uitkeringsaanvraag hebben ingediend). Parallel hiermee zien we een toename van de categorie andere NWWZ (niet-vergoede werklozen of werklozen die op een beslissing van de RVA wachten), vrij of verplicht ingeschreven 9 bij Actiris (+29,3 % tussen 2010 en 2016). Verschillende factoren kunnen deze grote stijging verklaren, voornamelijk de proportionele toename van de werkzoekenden van buitenlandse nationaliteit die nog niet aan de voorwaarden voldoen om werkloosheidsuitkeringen te ontvangen (onder meer de personen afkomstig uit de nieuwe landen die tot de Europese Unie zijn toegetreden, zoals Bulgarije en Roemenië, alsook de personen met een vluchtelingenstatuut) en de stijging van de begunstigden van het OCMW die gedeeltelijk voortvloeit uit de activering van het tewerkstellingsbeleid. 9 Om recht te hebben op een financiële tussenkomst van de OCMW's, moeten de personen die de aanvraag indienen onder andere willen werken en bijgevolg voorafgaand bij Actiris zijn ingeschreven. 42

Tabel 13: Evolutie van het aantal niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) in het Brussels Gewest volgens verschillende kenmerken (2010-2016) 2016 Variatie 10-16 Variatie 15-16 Aantal % Aantal % Aantal % WZUA 65.479 66,9-13.292-16,9-4.744,2-6,8 Categorie Jongeren na studies 5.379 5,5-1.381-20,4-343,8-6,0 Andere NWWZ 26.962 27,6 6.103 29,3-304,6-1,1 Geslacht Mannen 51.454 52,6-4.863-8,6-3.141,2-5,8 Vrouwen 46.366 47,4-3.707-7,4-2.251,5-4,6-25 jaar 10.629 10,9-5.450-33,9-1.081,5-9,2 25 tot 29 jaar 13.776 14,1-3.868-21,9-1.241,0-8,3 30 tot 34 jaar 14.049 14,4-2.604-15,6-1.142,4-7,5 Leeftijdscategorie 35 tot 39 jaar 13.549 13,9-791 -5,5-746,4-5,2 40 tot 44 jaar 12.067 12,3-538 -4,3-652,3-5,1 45 tot 49 jaar 10963 11,2 503 4,8-164,3-1,5 50 jaar + 22.787 23,3 4.178 22,5-364,8-1,6 Belg 62.781 64,2-9.893-13,6-4.299,2-6,4 Buitenlanders EU- Nationaliteit 28 15.302 15,6 2.194 16,7-893,1-5,5 Buitenlanders niet- EU-28 19.736 20,2-871 -4,2-200,4-1,0 Laag 22.783 23,3-9.663-29,8-2.003,3-8,1 Midden 19.441 19,9-3.044-13,5-1.018,7-5,0 Hoog 13.500 13,8-670 -4,7-812,5-5,7 Studies in het buitenland zonder 42.096 43,0 4.807 12,9-1.558,2-3,6 gelijkwaardigheid Studieniveau Basis en lager sec. 21.701 22,2 4.396 25,4-837,3-3,7 Hoger secundair Hoger onderwijs 12.105 12,4 5.749 90,5-236,9-1,9 7.437 7,6 4.055 119,9-165,7-2,2 Onbepaald 853 0,9-9.393-91,7-318,4-27,2-6 maanden 23.395 23,9-2.935-11,1-67,7-0,3 6 tot 11 maanden 12.647 12,9-3.169-20,0-745,6-5,6 Inactiviteitsduur 12 tot 23 maanden 15.152 15,5-4.497-22,9-2.044,8-11,9 24 maanden + 46626,5 47,7 2.030 4,6-2.534,6-5,2 Totaal NWWZ 97.820 100,0-8.570-8,1-5.392,7-5,2 Bron: Actiris, berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding Het aantal werkzoekenden van 50 jaar en ouder blijft maar toenemen en is sinds 2010 met bijna 23 % gestegen. Eén van de verklarende factoren voor deze spectaculaire groei is de wetswijziging van 1 januari 2013, die de leeftijd waarop een vrijstelling van inschrijving als werkzoekende mogelijk is, van 58 naar 60 jaar optrok. Wat de nationaliteit betreft, is het volume NWWZ van Europese origine tussen 2010 en 2016 aanzienlijk gestegen (+16,7 %), terwijl het aantal niet-europese buitenlanders (-4,2 %) en vooral het aantal Belgen (-13,6 %) is gedaald. De toename was naar verhouding het sterkst voor de Bulgaarse en Roemeense werkzoekenden, als een rechtstreeks gevolg van de toetreding van beide landen tot de Europese Unie. Ook bij de Poolse, Spaanse en Portugese werkzoekenden zien we een relatief hoge toename. Wat de niet-europese werkzoekenden betreft, is de toename vooral zichtbaar bij de vluchtelingen en staatlozen. 43

Over het algemeen vertoont het aantal NWWZ een daling van variabele omvang ongeacht het studieniveau, al is de daling meer uitgesproken bij laag- of middelmatig geschoolden. De hogere leeftijdscategorieën (50 jaar en ouder) worden globaal gezien harder getroffen door de stijgende werkloosheid. De categorie "andere studies", die de werkzoekenden groepeert die een diploma behaald hebben in het buitenland die niet in België erkend wordt, blijft toenemen. De problematiek van de gelijkwaardigheidserkenning van diploma s blijft derhalve cruciaal wetende dat een zesde van deze andere studies met een hoog kwalificatieniveau overeenstemt. De kwestie van de langdurige werkloosheid blijft fundamenteel in Brussel met ongeveer twee NWWZ op drie die sinds minstens één jaar bij Actiris zijn ingeschreven. De groep niet-werkende werkzoekenden die sinds twee jaar is ingeschreven, is tussen 2010 en 2016 met 4,6 % gestegen, hoewel ook deze groep op jaarbasis is gedaald (-5,2 % tussen 2015 en 2016). In zekere zin hebben de verschillende kenmerken van de werkloosheid de neiging om zich op te stapelen. Bij de langdurig werklozen vinden we meer laaggeschoolde NWWZ of personen die in het buitenland hebben gestudeerd en van wie het diploma in België niet wordt erkend, alsook meer oudere NWWZ. Welke overgangen zijn kenmerkend voor werklozen op de arbeidsmarkt? De stock van Brusselse NWWZ bedroeg in 2016 gemiddeld ongeveer 93.000 personen, maar uit de analyse van de gegevensstromen blijkt dat in werkelijkheid meer dan 170.000 verschillende personen op een bepaald moment in de loop van het jaar bij Actiris waren ingeschreven. Voor 2016 alleen telden we iets meer dan 72.000 instromen in de werkloosheid en bijna 76.000 uitstromen uit de werkloosheid. Deze gegevens brengen een belangrijke dynamiek onder de werklozen aan het licht. Ze onthullen namelijk het bestaan van regelmatige bewegingen tussen werkloosheid, tewerkstelling en inactiviteit. Figuur 38: Instroom in en uitstroom uit de werkloosheid in de loop van 2016 (in aantal) Stock op 1 januari 100.718 Instroom in 2016 72.002 Arbeidsreserve in 2016 172.720 Stock op 31 december 96.736 Uitstroom in 2016 75.984 Bron: Actiris, berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding De arbeidsreserve (AR) omvat het aantal ingeschreven NWWZ op 1 januari van een bepaald jaar waarbij de volledige nieuwe instroom in de werkloosheid wordt geteld die tijdens het lopende jaar werd geregistreerd, of het nu gaat om herinschrijvingen van NWWZ die op 1 januari niet meer waren 44

Tabel 14: Arbeidsreserve (AR) in het Brussels Gewest volgens verschillende kenmerken (2016) Stock Stock % % Uitstro 01/01/20 Instroom AR 2016 31/12/2 instro uitstroo om 16 016 om m Geslacht Mannen 53.384 36.762 90.146 39.121 51.025 40,8 43,4 Vrouwen 47.334 35.240 82.574 36.863 45.711 42,7 44,6 Leeftijds categorie ingeschreven of om nieuwe inschrijvingen. De uitstroom betreft de NWWZ die op 31 december niet meer zijn ingeschreven, terwijl ze dit in het begin van het jaar wel nog waren. De volgende tabel analyseert de stroombewegingen, namelijk de instroom in en uitstroom uit de werkloosheid, volgens verschillende individuele kenmerken. Uit deze tabel blijkt dat deze bewegingen het meest intens zijn bij de min-25-jarigen en dat deze geleidelijk met de leeftijd afnemen. In 2016 stonden er gemiddeld zo n 11.600 NWWZ jonger dan 25 jaar ingeschreven, terwijl er dat jaar in totaal 30.000 verschillende jongeren ingeschreven zijn geweest. Deze jongeren worden vaker geconfronteerd met opeenvolgende periodes van werkloosheid afgewisseld met korte periodes van werk (uitzendwerk, ABD enz.). Bovendien worden ze zwaarder getroffen door het gevoerde activeringsbeleid. 48 % van de jongeren bevindt zich in de categorie minder dan 6 maanden ingeschreven (voor alle leeftijden samen in die categorie is dit maar 24 %). Omgekeerd zijn de plus-50- jarigen het meest getroffen door de langdurige werkloosheid. Studieniveau -25 jaar 11.605 16.315 27.920 15.519 12.401 58,4 55,6 25 tot 29 jaar 14.322 15.377 29.699 15.931 13.768 51,8 53,6 30 tot 39 jaar 28.475 21.357 49.832 22.888 26.944 42,9 45,9 40 tot 49 jaar 23.443 12.482 35.925 13.586 22.339 34,7 37,8 50 jaar + 22.873 6.471 29.344 8.060 21.284 22,1 27,5 Laag 29.319 19.516 48.835 20.801 28.034 40,0 42,6 Midden 19.620 15.546 35.166 16.263 18.903 44,2 46,2 Hoog 8.969 7.119 16.088 8.116 7.972 44,3 50,4 Studies in het 42.810 29.821 72.631 30.804 41.827 41,1 42,4 buitenland zonder gelijkwaardigheid Basisonderwijs 22.135 12.646 34.781 13.466 21.315 36,4 38,7 Secundair 12.151 9.471 21.622 9.603 12.019 43,8 44,4 onderwijs Hoger onderwijs 7.522 7.510 15.032 7.493 7.539 50,0 49,8 Totaal 100.718 72.002 172.720 75.984 96.736 41,7 44,0 Bron: Actiris, berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en Opleiding De verschillen zijn minder groot als men vergelijkt naar studieniveaus, maar toch merken we op dat de bewegingen van instroom en uitstroom uit de AR vooral de hooggeschoolde werkzoekenden betreffen, terwijl de laaggeschoolden langer werkloos blijven. 45

Deze verschillen tussen studieniveaus worden versterkt voor de werkzoekenden die hun studies in het buitenland hebben gevolgd en van wie het diploma in België niet erkend is. Hun instroompercentage in de werkloosheid is hoger dan het percentage van hun tegenhangers die wel over erkende diploma's beschikken 10, terwijl de verschillen tussen hun uitstroom- en instroompercentage beperkt zijn. Dit toont aan dat ze weinig geprofiteerd hebben van de werkloosheidsdaling in 2016. 10 Dit kan worden verklaard door het feit dat een groot aantal nieuwkomers zich misschien in deze categorie zal bevinden. Laatstgenoemden zijn vaak vrij ingeschreven in afwachting van hun toelating tot de werkloosheid of omdat ze financiële steun van een OCMW genieten. Deze inschrijving moet om de drie maanden worden vernieuwd en deze personen stromen bijgevolg herhaaldelijk in en uit de werkloosheid. 46

Conclusie De evolutie van het economisch weefsel, alsook het nieuwe tewerkstellingsbeleid van het gewest, dragen bij tot een daling van de werkloosheid in de hoofdstad. Deze daling is vooral bij de jongeren bijzonder groot. Tegelijk zien we dat het aantal niet-werkende werkzoekenden op jaarbasis in dalende lijn evolueert. Het aantal werklozen in het Brussels Gewest ligt op het laagste niveau sinds 2009. De toenemende desïndustrialisering die Brussel sinds meerdere decennia kent, heeft bovendien geleid tot een belangrijke daling van de loontrekkende tewerkstelling van arbeiders en laaggeschoolden, hoewel een groot deel van de regionale arbeidskrachten dit profiel blijft hebben. Daarnaast heeft de economische uitbreiding van de tertiaire sector geleid tot een algemene stijging van de kwalificatie-eisen voor Brusselse jobs en de concurrentie van werknemers uit verschillende gewesten van het land, aangezien de hoofdstad vele hooggeschoolde werknemers uit Vlaanderen en Wallonië aantrekt. Zowel in het centrum als in de rand ontstaan er echter tewerkstellingsmogelijkheden voor de Brusselse arbeidskrachten. Als enerzijds de dalende trend van het inkomende pendelverkeer zich verderzet, zal dit de Brusselse werknemers ten goede kunnen komen, onder meer door de relatieve vergrijzing van de Vlaamse en Waalse pendelaars. De vergrijzing van de bevolking in de rand anderzijds, kan ook Voornaamste cijfers voor Brussel In 2016 telden we in totaal zo'n 720.000 arbeidsplaatsen in Brussel Meer dan één arbeidsplaats op twee wordt door een Brusselaar ingenomen (52 %) 58 % hooggeschoolden Bijna 620.000 bezoldigde arbeidsplaatsen in 2015 Eén arbeidsovereenkomst op vijf is voor deeltijdse arbeid 13 % heeft betrekking op tijdelijke arbeid -0,2 % tussen 2010 en 2015 (-8.300 arbeidsplaatsen) Over de hele periode +15 % loontrekkenden tussen 55 en 64 jaar (+10.400 arbeidsplaatsen) Ongeveer 104.000 zelfstandigen +17 % tussen 2011 en 2016, of zo'n 15.100 arbeidsplaatsen 101.000 ondernemingen actief in Brussel in 2016 +10,9 % op vijf jaar leiden tot jobs voor de Brusselaars, aangezien in Vlaams- en Waals-Brabant het aantal nieuwkomers op de arbeidsmarkt niet voldoende zal zijn om op termijn het tekort van de personen die de arbeidsmarkt verlaten, op te vangen. Op economisch vlak vormt een sterke ondernemersdynamiek, gemeten op basis van het percentage van oprichtingen en stopzettingen van ondernemingen, de ruggengraat van een vraag naar arbeid die bestand is tegen conjunctuurveranderingen. Enerzijds worden weinig rendabele en verouderde bedrijven weggeconcurreerd, anderzijds komen er nieuwe innoverende ondernemingen bij die de basis van de toekomstige economische groei leggen. Brussel onderscheidt zich van het Vlaams en Waals Gewest door een vrij hoge oprichtings- en stopzettingsgraad, wat een typisch gevolg is van de diensteneconomie in dit gewest. Het Brussels Gewest heeft bovendien een zeer hoog aantal startende en stopgezette zelfstandige activiteiten, alsook een grotere toename van de zelfstandige arbeid. Bovendien kan de zelfstandige arbeid, waar de gemiddelde leeftijd in het 47

Brussels Gewest over het algemeen minder hoog is dan elders op het grondgebied, vandaag voor een deel van de jonge arbeidskrachten een degelijk alternatief zijn voor de klassieke loontrekkende tewerkstelling. Dit gezegd zijnde, blijft de bevolkingsgroei een belangrijke uitdaging voor Brussel aangezien het aantal gecreëerde jobs voldoende moet zijn om de stroom van nieuwkomers op de regionale arbeidsmarkt te absorberen. In dat opzicht is de tewerkgestelde beroepsbevolking in het Brussels Gewest geleidelijk gestegen, een stijging die gepaard ging met een toename van de werkzaamheidsgraad. De verklaring hiervoor is dat de bevolking op beroepsactieve leeftijd een grotere stijging heeft gekend dan het aantal Brusselse werknemers. De specifieke kenmerken van de stedelijke werkloosheid, vooral in Brussel, zijn welbekend: laaggeschooldheid, langdurige werkloosheid, leeftijd, nationaliteit of herkomst en, algemeen, de sociale kwetsbaarheid (die hand in hand gaat met de stijging van het aantal eenoudergezinnen). Deze kenmerken Voornaamste cijfers voor Brussel Tussen 2011 en 2016: De tewerkgestelde beroepsbevolking stijgt met 8 % (+32.100 werknemers) Stijging van 2 % van de tewerkstellingsgraad De werkloosheidsgraad kent een daling van 3 p.p. (-4,5 p.p. voor de werkloosheid bij min-25-jarigen) In 2016 zijn 97.800 werkzoekenden bij Actiris ingeschreven, 8 % minder dan in 2010 kunnen samen voorkomen en de kansen op een snelle en duurzame toegang tot werk beperken. Als we ze apart beschouwen, kunnen ze echter niet de evolutie van de werkloosheid in Brussel verklaren aangezien het fenomeen resulteert uit een onevenwicht tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt en het een veelheid aan variabelen doet ontstaan waaraan de werkloosheidsfluctuaties tijdelijk onderhevig zijn. De kwaliteit van de tewerkstelling, met als logisch gevolg de werkloosheidsvallen (financieel en andere), is eveneens cruciaal op de steeds flexibeler wordende arbeidsmarkt, en heeft tevens gevolgen voor de bezoldigingen en de mogelijkheden om het beroeps- en privéleven met elkaar te verzoenen. De oplossing voor het werkloosheidsprobleem is in deze context dan ook niet eenduidig. Daar het Brussels Gewest al hoge economische prestaties kent, lijkt het onvoldoende om zich uitsluitend te focussen op het economisch en sociaal ontwikkelingsbeleid van bovenuit. Het beleid inzake doelgroepen (jonge schoolverlaters, nieuwkomers, laaggeschoolden), groepen die oververtegenwoordigd zijn in de werkloosheidscijfers van Brussel, moet gezamenlijke doelstellingen formuleren met aanbevelingen en specifieke maatregelen bedoeld voor de werkgevers (onder meer de strijd tegen de etnische discriminatie bij aanwerving, de verbetering van de kwaliteit van jobs en de promotie en ondersteuning van de lokale tewerkstelling) om efficiënt en coherent te reageren op de twee aspecten van de arbeidsmarkt. 48

De arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 2017 D/2018/57.47/2 Verantwoordelijke uitgever: Grégor Chapelle, Sterrenkundelaan 14, 1210 Brussel