h4m&o2p 2010-11 oefentoets M&O in balans H.9 t/m 13, bladzijde 1 van 4



Vergelijkbare documenten
Hoofdstuk 12. Vreemd vermogen op lange termijn. Een lening (schuld) met een looptijd van langer dan een jaar. We bespreken 3 verschillende leningen:

13 Het vreemd vermogen

Het eigen vermogen is permanent dat wil zeggen voor onbepaalde tijd (blijvend)aanwezig in de onderneming.

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 4

Om je goed voor te bereiden ontvang je bijgaand op de volgende bladzijden:

Eindexamen m&o vwo 2008-I

Boekverslag door C. 946 woorden 11 december keer beoordeeld

Een onderhandse lening is een lang lopende lening waarbij geld uitgeleend word door 1 geldgever.

Nadelen: Groot risico vanwege privéaansprakelijkheid. Lange werktijden. a Een vennootschap waarvan het eigen vermogen is verdeeld in aandelen.

Vormen van lang vreemd vermogen: Kenmerken onderhandse lening: Obligatie = op lange termijn: Gezond financieren / Broers regels

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6 deel 1

Wanneer de ondernemer niet meer in staat is alle schulden te betalen, wordt door een rechtbank een faillissement uitgesproken.

Eigen vermogen Geplaats aandelenkapitaal Agioreserve Herwaarderingsreserve Wettelijke en statutaire reserves Ingehouden winst uit de voorgaande jaren

Begrippenlijst Management & Organisatie Hoofdstuk 5, 6 en 7

Toets 3 HAVO 5 g Diagnostische toets 2012

15 Financiële reorganisatie

Management en Organisatie VWO 6 Hst 31, 37 t/m 43

Samenvatting M&O H12: Vreemd vermogen op lange termijn

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 5

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 5 OPGAVE 3

Management en Organisatie VWO 4 Hoofdstuk 11. Oefenopgaven: aandelen, intrinsieke waarde en dividend

Hoofdstuk 12. Vreemd vermogen op lange termijn.

Oefenopgaven Hoofdstuk 5

6,6. Inkomsten belasting progressief: Eigenwoningforfait. Samenvatting door een scholier 1910 woorden 6 februari keer beoordeeld

Ondernemingen: om hun nieuwe gebouwen te kunnen kopen. Zij geven leningen uit aan aandeelhouders, zodat ze geld ontvangen.

8 Belastinglastverantwoording bij fiscale eenheid

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel FINANCE & RISKMANAGEMENT DINSDAG 8 MAART UUR. SPD Bedrijfsadministratie B / 8

M&O VWO 2011/

Management & Organisatie VWO 4 Hoofdstuk 3,9,12,14,16

Oefenopgaven Hoofdstuk 4

PROEFEXAMEN 2 Praktijkdiploma Boekhouden

Vraag Antwoord Scores

Kennis Bedrijfseconomie. Werkboek

Samenvatting Management & Organisatie Samenvatting 10 t/m 15

Vermogensbehoefte en financiering

Dit voorbeeldexamen bestaat uit 27 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen.

2015 Nederlandse Associatie voor Examinering Financiering niveau 4 1 / 10

Samenvatting Management & Organisatie Berekeningen

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel FINANCE & RISKMANAGEMENT 6 OKTOBER UUR. SPD Bedrijfsadministratie B / 7

Financieel Management

1 Het kasstroomoverzicht

UNIFORM EINDEXAMEN HAVO 2015

Q1 Q2 Q3 Q4. Liquide middelen begin kwartaal Verkopen

Examen HAVO. management & organisatie. tijdvak 1 woensdag 18 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 4

Financiële analyse van de jaarrekening

Voeg altijd berekeningen toe. Vergeet niet te verklaren, motiveren als daar om wordt gevraagd.

Opgave I (25¾p) De boekhouding van een NV A. Bereken I. II.

Hoofdstuk 8. Vreemd vermogen

Bij een keten van elektronicawinkels kunnen consumenten hun aankopen in termijnen betalen. enkelvoudige interest per jaar

Taak 1 en 2 De Balans deel 1

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 8

Samenvatting M&O hoofdstuk

Rijksuniversiteit Groningen Faculteit Economie en Bedrijfskunde Vakgroep Accounting ANTWOORDEN TENTAMEN FINANCIAL ACCOUNTING BDK

Crowdfunding: publiek laten betalen, d.m.v. vermogen aan te trekken.

Alleen deze bladen inleveren! Let op je naam, studentnummer en klas

Algemene informatie hypotheken (starter)

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 11: Eigen vermogen

Examen HAVO. management & organisatie. tijdvak 1 maandag 12 mei uur. Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage.

Eindexamen m&o vwo I

7,8. Samenvatting door een scholier 868 woorden 3 maart keer beoordeeld. Economie in context. Samenvatting economie. 2.

Financiële aspecten van de planning

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel FINANCE & RISKMANAGEMENT DONDERDAG 15 DECEMBER UUR UUR

Hieronder de vergelijking tussen de annuïteitenhypotheek en de lineaire hypotheek.

Bijlage VWO. management & organisatie. tijdvak 2. Informatieboekje. VW-0251-a-17-2-b

Examen HAVO. management & organisatie. tijdvak 2 donderdag 23 juni 13:30-16:30 uur. Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage.

Opgaven 4.4a en 4.4b horen bij paragraaf 4.2, Liquiditeitsbegroting en resultatenbegroting.

Prospectus Internet Voordeel Krediet

Als we geld lenen noemen we dat vreemd vermogen.

Vraag Antwoord Scores

2015 Nederlandse Associatie voor Examinering Financiering niveau 5 1 / 12

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 11, Eigen vermogen

Financieel Management

De Knab Participatie in het kort

PROEFEXAMEN Praktijkdiploma Boekhouden

Oefenopgave 1. Oefenopgave 1. Crediteuren 600 EV 600. Debiteuren 400. Gebouwen 300 EV. Voorraden 200 Crediteuren. Kas 300

Bij deze opgave horen de informatiebronnen 1 tot en met 6. In deze opgave blijven de belastingen buiten beschouwing.

Eindtermen en Toetstermen STIBEX Bedrijfseconomie en Periodeafsluiting

PROEFEXAMEN Praktijkdiploma Boekhouden

Eindexamen m&o vwo 2008-I

Hoofdstuk 10 - Lineair programmeren Meer dan twee variabelen

Algemene informatie. Hypotheken - starter VERZEKERING BEDRIJFSRISICO HYPOTHEEK PENSIOEN

Financiële analyse. Les 2 Vermogensbehoefte en financiering. Auteur: Witek ten Hove, MBA

Bijlage HAVO. management & organisatie. tijdvak 2. Informatieboekje. HA-0251-a-12-2-b

AANVULLING NAAMLOZE VENNOOTSCHAP HAVO

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel FINANCE & RISKMANAGEMENT MAANDAG 3 OKTOBER :45 UUR 11:15 UUR

Vermogen: geld Kapitaal (aandelen, obligaties, leningen (lange termijn))

Bij deze opgave horen de informatiebronnen 1 tot en met 3.

EENMANSZAAK DEEL 1. Periode 3 en 4

PDB. Antwoordenboek. berekeningen. Periodeafsluiting & Bedrijfseconomie

Boekverslag door M woorden 21 februari keer beoordeeld

PRAKTIJKDIPLOMA BOEKHOUDEN FINANCIAL & COST ACCOUNTING UITWERKINGEN 16 EN 17 JUNI 2009

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 5

Deze examenopgave bestaat uit 9 pagina s, inclusief het voorblad. Dit examen bestaat uit 3 opgaven en omvat 18 vragen.

Beginner. Beginner. Beginner

Appendix Bedrijfseconomie Uitwerkingen

Aurington. Administratie en Advies

Eindtermen en Toetstermen STIBEX Bedrijfseconomie en Periodeafsluiting

11 Bedrijfscombinaties en administratie

Klantprofiel. Naam relatie Naam partner Adres Postcode en plaats Geboortedatum relatie Geboortedatum partner

Transcriptie:

4m&o2p 2010-11 oefentoets M&O in alans H.9 t/m 13, ladzijde 1 van 4 Opgave 1 aandelen en oligaties De alans van eind 2008 van andelsonderneming M&O-H4 N.V. voor de winstverdeling en (diret) na etaling van de jaarlijkse annuïteit op de ypoteaire lening is: ativa 1000 eind 2008 passiva 1000 Vaste ativa 9400 Aandelenkapitaal* 6000 Voorraad goederen 2000 Agioreserve 1500 Deiteuren 4000 Algemene reserve 1700 Bank 0 5,8% Hypoteaire lening 4000 Crediteuren 1000 Saldo winst 1200 15400 15400 * de nominale waarde per aandeel is 20,- M&O-H4 eeft 3,6 miljoen euro nieuw vermogen nodig om investeringsplannen te kunnen uitvoeren en om een extra aflossing van 1 miljoen op de ypoteaire lening te kunnen doen. Ze wil een lineaire 4,2% oligatielening van nominaal 1 miljoen euro uitgeven, met een looptijd van 10 jaar (om met dat geld de extra aflossing op de yp. lening te kunnen doen). De uitgifte van deze oligaties gaat via et toonanksysteem, waardoor de uitgiftekoers kan afwijken van de nominale waarde. De nominale waarde per oligatie is 100. Per oligatie wordt dus jaarlijks 4,20 rente etaald en de aflossing is 100 na 10 jaar. De rest van et enodigde vermogen zal via et uitgeven van aandelen worden aangetrokken. De uitgiftekoers wordt vastgesteld op 8 de winst per aandeel van 2008. Hieronder de startalans van 2009, na de winstverdeling maar voor de dividenduitkering: ativa 1000 egin 2009 passiva 1000 Vaste ativa 9400 Aandelenkapitaal 6000 Voorraad goederen 2000 Agioreserve 1500 Deiteuren 4000 Algemene reserve 2500 Bank 0 5,8% Hypoteaire lening 4000 Crediteuren 1000 Te etalen (ruto) dividend 400 Saldo winst lopend jaar 0 a Verklaar de versillen tussen de eindalans van 2008 en de startalans van 2009. Bereken de intrinsieke waarde per aandeel volgens de startalans van 2009 Als op et moment van insrijving de kapitaalmarktrente voor soortgelijke eleggingen (qua risioprofiel en eleggingsduur) gelijk is aan 4,0%, wat verwat je dan voor de uiteindelijke uitgiftekoers van de oligatie? Leg uit of de uitgiftekoers oger of lager dan 100 euro zal worden. De oligaties zullen tegen nominale waarde worden uitgegeven. Dat geldt niet voor de aandelen. d Bereken de uitgiftekoers per aandeel en et aantal uit te geven aandelen. e Zal de intrinsieke waarde per aandeel na emissie oger of lager zijn dan voor emissie? Motiveer je keuze zonder erekeningen. f Stel de nieuwe alans op nadat de winst van vorig jaar is uitgekeerd, de oligatielening is geplaatst en de aandelenuitgifte is geregeld. Als er geen vervroegde aflossingen op de ypoteaire lening zullen plaatsvinden is de annuïteit op de ypoteaire lening 500.000 euro. Dit is een op ele euro's afgerond edrag dat nog 11 keer moet worden etaald per eind 2009 t/m eind 2019. Eind 2019 lijft een restsuld over, die dan tevens zal worden afgelost. g Geef aan oe je deze restsuld per eind 2019 met de grafise rekenmaine oplost. Omdat te allen tijde 25% van de ypoteaire lening oetevrij mag worden afgelost wordt op 8 januari de maximale vervroegde aflossing etaald plus 8 dagen rente.

4m&o2p 2010-11 oefentoets M&O in alans H.9 t/m 13, ladzijde 2 van 4 Geef aan welke alansposten ierdoor veranderen en met welke edragen; veranderingen van et eigen vermogen worden diret op de alans verwerkt in Saldo winst lopend jaar dat ook negatief mag worden. Opgave 2, teorie a Noem 3 versillen tussen aandelen en oligaties. Jan elegt op 2 feruari 2005 in staatsoligaties die 1 feruari 2000 zijn uitgegeven. In et overzit van voorwaarden voor deze lening (de prospetus) stond: nominale waarde per oligatie 1.000.-; aflossing ineens op 1 feruari 2010; jaarlijkse interest 5% van de nominale waarde. de uitgiftekoers wordt na afloop van de insrijving vastgesteld In 2005 is de kapitaalmarktrente voor nieuw uitgegeven oligaties van dit type gelijk aan 3,75%. d Oligatie etekent letterlijk verpliting. Welke verplitingen eeft de staat aan de ouder van één staatsoligatie uit de serie van 1 feruari 2000? Geef ook de edragen van deze verplitingen. Van wie koopt Jan deze staatsoligatie? Van de staat of van een ander? Motiveer je keuze. Is de koers waarvoor Jan deze oligaties koopt oger of lager dan 1.000 euro? Motiveer. De eigenaar-ewoner van een uis eeft, als ij et uis (gedeeltelijk) met een lening eeft gefinanierd, op drie manieren met de fisus te maken in verand met zijn uis. De onroerende zaakelasting, et eigenwoningforfait in de inkomstenelasting en de renteaftrek in de inkomstenelasting. e Lit de etekenis van deze drie punten toe. Bij de eursandel in aandelen spelen anken een elangrijke rol. f Besrijf deze rol. Een NV die aandelen wil uitgeven maakt ook vaak geruik van de dienstverlening van zijn uisankier. (Internetedrijf Google, dat was ijzonder, eeft dat onlangs niet gedaan.) g Geef en esrijving van de rol die de uisankier in zo n geval kan vervullen. Rood staan ij de ank is voor een edrijf een vorm van doorlopend krediet. i j Wat is in dit verand de etekenis van et egrip dispositieruimte? Als de ank op een afsrift vermeldt dat et oude saldo gelijk was aan 5000 euro deet, en et nieuwe saldo gelijk aan 7000 redit, welke edrag is dan per saldo etaald of ontvangen? Waarom wordt eigen vermogen risio dragend genoemd? De kosten van et leveranierskrediet edragen 4% ij een korting van 0,5% voor etaling van de rekening innen een alve maand en een uiterste krediettermijn van 2 maanden. k Leg uit oe dit in elkaar zit.

4m&o2p 2010-11 oefentoets M&O in alans H.9 t/m 13, ladzijde 3 van 4 Opgave 3 annuïteitenypoteek/grafise rekenmaine Roderik de Beer sluit aan et egin van jaar 1 een 5,5% annuïteitenlening van 400.000 euro met maandelijkse annuïteiten en een totale duur van 30 jaar. Roderik komt met zijn inkomen ver in de oogste elastingsijf van 52%. Als elastingvoordeel rekent ij met 50% omdat et eigenwoningforfait weer een eetje nadelig is. a Wat is et versil tussen een ypoteek en een ypoteaire lening? Waarom is de rente (interest) op een ypoteaire lening ijna altijd lager dan op een nietypoteaire lening? Geef ij de antwoorden op t/m g de wijze van oplossen met de GR aan. Bereken de annuïteit. d Bereken et aflossingsestanddeel van de eerste annuïteit uit jaar 20. e Bereken et interestestanddeel van de eerste annuïteit in jaar 20. f g Bereken de totaal etaalde interest (zonder rekening te ouden met et elastingvoordeel) over de geele duur van de lening. Neemt et elastingvoordeel in de loop van de tijd toe of af? Verklaar je keuze. Opgave 4 spaarypoteek & grafise rekenmaine Een 6% aflossingsvrije lening van 300.000 euro wordt eind jaar 20 ineens afgelost. Maandelijks aan et eind van elke maand wordt de rente etaald. Maandelijks aan et egin van elke maand wordt een vaste spaarpremie ij de ank ingelegd, waarmee een spaarsaldo wordt opgeouwd dat juist genoeg is om aan et eind van jaar 20 de geele lening af te lossen. De rente over dit spaarsaldo is nominaal 6% per jaar maar effetief 0,5% per maand. De aan de ank etaalde rente levert een aftrekpost op voor de inkomstenelasting; de genoten rente over et spaarsaldo is elastingvrij. Het marginaal tarief inkomstenelasting is 42%. a Bereken de spaarpremie per maand met eulp van de GR; geef aan welke instellingen je op de GR et ingevoerd; let op de instellingen voor N en P/Y. Hoe zou et komen dat de erekende spaarpremie oger uitkomt als C/Y=1 wordt ingesteld in plaats van C/Y=12? Bereken de totale elastingsusidie over 20 jaar vanwege de aftrekaareid van de rentekosten.

4m&o2p 2010-11 oefentoets M&O in alans H.9 t/m 13, ladzijde 4 van 4 Opgave 5 eleggen in oligaties &grafise rekenmaine Gijs Ginkel eeft als elegger ingesreven op 10 oligaties Nogeo waarover in de prospetus, die op 1 mei 2008 op internet is gezet, onder andere staat: Te plaatsen 100.000 oligaties van 1.000,- nominaal, rentegevend vanaf 1 juni 2008. Renteperentage: 5,75% nominale rente, zijnde de rente over de nominale waarde. Rentedatum: jaarlijks op 31 mei in de jaren 2009 t/m 2018. Aflossingsdatum: ineens op 31 mei 2018. Bij toewijzing van 10 oligaties of meer worden geen transatiekosten in rekening gerat. Koers van uitgifte: één koers voor alle oligaties vastgesteld op asis van de door de eleggers aangegeven intekenkoersen en aantallen oligaties. De toewijzingsvolgorde angt, volgens geruikelijke regels van een toonankuitgifte, af van de insrijfkoers en et gewenste aantal oligaties. Voor ijzondereden verwijzen wij u naar toewijzing emissie 01-05-2008. Toewijzing oligaties, ekendmaking uitgiftekoers en plaatsing: - de uitgiftekoers wordt op 24 mei 2008 op deze wesite ekendgemaakt - gelijktijdig krijgen de insrijvers aan wie oligaties zijn toegewezen per e-mail erit over de verdere plaatsing van de oligaties (etaalwijze, edrag en dergelijke). Op 24 mei wordt de uitgiftekoers vastgesteld op 1.012 per oligatie. Gijs ad ingetekend voor 1.014 per oligatie dus ij krijgt de 10 oligaties waarvoor ij intekende. Neem 1 juni 2008 als startdatum voor de tijdlijn van deze elegging. a Bepaal met de GR et perentage dat Gijs als rendement wenste. Bepaal et rendement dat Gijs op deze elegging krijgt. Op 1 juni 2014 eeft Gijs deze oligaties nog steeds in zijn effetenportefeuille. Op de kapitaalmarkt eersen intussen andere veroudingen. In et algemeen zijn renteperentages omoog gegaan. Bovendien is et kredietrisio op leningen aan Nogeo toegenomen: als de oligatie als waar Gijs in eeft elegd nu zou worden uitgegeven (voor 4 jaar) dan zouden eleggers daarop een rendement van 8% willen een. Bereken met de GR de (teoretise) prijs waarvoor Gijs zijn oligaties op 1 juni 2014 op de eurs kan verkopen ##

Antwoorden 4_mo-2p oefentoets H. 9 t/m 13 Opgave 1 aandelen en oligaties a De winst van 1 200 000 is voor 800 000 aan et eigen vermogen toegevoegd (Algemene reserve). De rest, 400 000, zal aan de aandeelouders (netto dividend) en aan de elastingdienst (dividendelasting) worden uitetaald. 6 000 000 + 1 500 000 + 2 500 000 euro EV per aandeel: = 33,33 300 000 aandelen d e De vaste rente van 4,2% over 100 die jaarlijks op de oligatie wordt etaald, is nu aantrekkelijker dan et alternatieve rendement van 4%. Hierdoor zullen de intekenaars op de oligatielening een wat ogere insrijfkoers dan 100 euro voor de oligatie aangeven. Op de GR: N = 10; I% = 4; PV = ; PMT = 4,20; FV=100; PMT:END. 2,6 mln euro moet innenkomen via aandelenuitgifte. 1 200 000 Winst per aandeel 2008 = = 4,- Dus emissiekoers = 8 4 = 32,- 300 000 Aantal uit te geven aandelen: 2.600.000 / 32 per aandeel = 81.250 aandelen Balansveranderingen: Bank + 2.600.000; Aandelenkapitaal + 1.625.000 (=81.250 20); Agioreserve + 975.000 (81250 12) Iets lager. Het eigen vermogen per aandeel dat er door uitgifte ij komt is iets lager dan et eigen vermogen per aandeel van de oude aandelen uitgegeven. De intrinsieke waarde per aandeel komt ergens tussen 33,33 en 32,- in te liggen. f Vaste ativa 9400 Aandelenkapitaal 7625 Voorraad goederen 2000 Agioreserve 2475 Deiteuren 4000 Algemene reserve 2500 Bank 3200 5,8% Hypot. lening 4000 4% Oligatielening 1000 Crediteuren 1000 Saldo winst lopend jaar 0 g N = 11; I% = 5,8; PV = 4 000 000; PMT = -500 000; FV = (op te lossen) =.. ; PMT:END rente 8/360 5,8% 1 000 000 = 1 289 (afgerond) Dus alansveranderingen: Bank 1 001 289; Hyp. lening 1 000 000; Saldo winst lopend jaar 1 289 Opgave 2 teorie a De aandeelouder is ook eigenaar (de oligatieouder is suldeiser); de aandeelouder krijgt een winstuitkering (dividend), de oligatieouder krijgt interest; et aandeel wordt niet afgelost, de oligatie wel; de koers van et aandeel kan veel sterker veranderen dan de koers van een oligatie; Aflossen van 1000 euro per 01-02-2010. Jaarlijks 60 rente etalen per 1 fe. (t/m 2010) Nee, van een andere elegger. Alleen ij uitgifte van deze lening gingen de oligaties vanuit staatsanden naar de elegger over. d Hoger. De rente van 50 euro is meer dan de 37,50 die de elegger nu, ij een elegging van 1000 euro in een nieuw uitgegeven oligatie, kan krijgen. Hij etaalt dus meer dan 1000 voor de reeds estaande oude 5% oligatie. e OZB: gemeentelijke elasting die afankelijk is van de waarde van et onroerend goed (et uis); Eigenwoningforfait: inkomensijtelling ij et elastaar inkomen van uiseigenaren; Renteaftrek: rente over leningen waarmee et uis is gefinanierd. Renteaftrek etekent een vermindering van et elastaar inkomen. f Aan en verkoopopdraten van eleggers lopen via anken, die deze opdraten doorgeven aan de eurs. Banken verzorgen ook de administratieve informatie voor de eleggers, zoals een nieuw overzit van un eleggingen en de af- of ijsrijving van un anktegoed.

Antwoorden 4_mo-2p oefentoets H. 9 t/m 13 2g i j k De ank kan: et prospetus uitrengen, eleggers laten intekenen op de aandelen, de aandelen uitgeven en et geld innen (dit alles ten eoeve van de NV die aandelen uitgeeft). De ank kan ook eerst zelf de aandelen kopen (dus zelf et risio lopen van een lagere verkoopkoers waartegen zij et aandeel ij eleggers weet onder te rengen). Het edrag dat je nog kunt uitgeven voor et kredietplafond is ereikt. 12000 euro ontvangen. De winstuitkering is afankelijk van de wisselende winst. Bij faillissement worden de eigenaren et laatst terugetaald. Voor 1,5 maand etalingsuitstel lever je een korting van een 0,5% in. Dus rentekosten zijn 1,5% per 1,5 maand. Dat is (12/1,5) 0,5% = 4% op jaarasis. Opgave 3 annuïteitenypoteek/gr a Hypoteek is onderpand. Hyp. lening is de lening op onderpand. Er is minder risio op te weinig terugetaling, wegens de waarde van et onderpand. N=360 I%=5,5 PV=400000 PMT = (-)2.271,16 FV=0 P/Y=12 C/Y=12 END d Het gaat om de 241 ste maand. Dus we zoeken a 241. Eerst a 1 epalen. r 1 = (de rente in de eerste maand)= 1/12 5,5% 400.000 = 1833,33 Dus a 1 = 2271,16 1833,33 = 473,83 {Elke volgende aflossing is (5,5/12)% dan de voorgaande, dus de groeifator per maand voor de aflossingen is (1 + 0,055/12) } Dus a 241 = 473,83 * (1 + 0,055/12)^240 = 1312,01 ΣPrn(241,241) levert dit snel op de GR {Je moet wel de komma geruiken op de GR, niet de deimaalpunt.} e r 241 = 2271,16 1312,01 = 959,15. ΣInt(241,241) levert dit snel op de GR f 360 keer de annuïteit minus de totale aflossing = 360 * 2.271,16 400.000 417.617 ΣInt(1,360) levert dit snel op de GR g Af. De jaarlijkse interestetaling wordt lager omdat de lening steeds verder wordt afgelost. Lagere rente etekent ook een lagere renteaftrek dus een geringer elastingvoordeel. Opgave 4 spaarypoteek/gr a N = 240; I% =6; PV = 0; PMT= op te lossen =. ; FV = 300 000; P/Y=12; C/Y = 12; END I%=6 en C/Y=12 etekent in feite 0,5% per maand 0,5% per maand komt overeen met de groeifator 1,005^12 = 1,062 op jaarasis, dat is 6,2% op jaarasis. Als I%=6 en C/Y=1 dan is et perentage et 6% per jaar. 20 jaar 6% 300 000 = 360 000 Totale elastingsusidie 42% 360 000 Opgave 5 eleggen in oligaties & GR a Voor één oligatie: N=10; I%=(?) ; PV=-1014; PMT=57,50; FV=1000; P/Y=1;C/Y=1; PMT:END I% = 5,563697229 N=10; I%=(?) ; PV=-1012; PMT=57,50; FV=1000; P/Y=1; C/Y=1; PMT:END I% = 5,590109857 N=4; I%=8 ; PV=(?); PMT=57,50; FV=1000; P/Y=1; C/Y=1; PMT:END PMT =-925,4771461 Dus de elegger zou op 1 juni 2014 925,48 over een voor deze oligatie. #