Toegepast onderzoek. inkijkexemplaar

Vergelijkbare documenten
Praktijkgericht onderzoek INKIJKEXEMPLAAR

Methodologie voor sociaalwetenschappelijk onderzoek. Foeke van der Zee

Methodologie voor onderzoek in marketing en management. Foeke van der Zee

Methodologie voor onderzoek in zorg, welzijn en hulpverlening. Foeke van der Zee

Voorwoord van Hester van Herk... iii Voorwoord van Foeke van der Zee... iv Verantwoording... vi

Voorwoord... iii Verantwoording... v

Auteurs: Baarda e.a. isbn:

gegevens analyseren Welk onderzoekmodel gebruik je? Quasiexperiment ( 5.5) zonder controle achtergronden

Methodologie voor onderzoek in de verpleegkunde. Foeke van der Zee

Hoorcollege 1: Onderzoeksmethoden !!

ONDERZOEK VOOR JE PROFIELWERKSTUK HOE DOE JE DAT?

Onderzoek Module 10.3 Het empirisch onderzoek ontwerpen. Master Innovation & Leadership in Education

INHOUDS- OPGAVE. Voorwoord 19. Voorwoord bij de nieuwe druk 20. Inleiding 23

Methodologie. NWO promotiebeurs leraren. dr Frits van Engeldorp Gastelaars docent Hora est! Promoveren kun je leren (Erasmus Academie)

WORKSHOP ONDERZOEKSMETHODEN

Methodologie voor de sociale wetenschappen. Voorwoord. Deel 1 Algemeen: basisbegrippen 1. H1 Waarom sociaalwetenschappelijk onderzoek?

Bijlagen ( ) Eisen aan het onderzoeksvoorstel

Overzicht van tabellen 13. Overzicht van figuren 15. Voorwoord 17. Inleiding 19

Palliatieve Zorg. Onderdeel: Kwalitatief onderzoek. Naam: Sanne Terpstra Studentennummer: Klas: 2B2

onderdeel van

Workshop. Dataverzameling. Van onderzoeksvraag naar data

Petra de Bil. Observeren, registreren, rapporteren en interpreteren

- Geplaatst in VISUS EBM IN DE OPTOMETRIE: HOE PAS JE HET TOE?

tudievragen voor het vak TCO-2B

Studiehadleiding. Opleiding: hbo-masteropleiding Islamitische Geestelijke Verzorging

Hoofdstuk 1 Het soort onderzoek waar dit boek op gericht is 15

MASTERCLASS De datateam methode Examenresultaten Nederlands

Onderzoek uitvoeren. van vraag naar antwoord logica en observaties

Hoofdstuk 2: Kritisch reflecteren 2.1. Kritisch reflecteren: definitie Definitie: Kritisch reflecteren verwijst naar een geheel van activiteiten die

Onderzoeksmethodologie van praktijkgericht en toegepast onderzoek. Jac Christis, 14 februari 2013

Bij deze danken we collega-docenten in het hoger onderwijs voor het delen van hun ervaringen en expertise.

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Faculteit Educatie Instituut voor Leraar en School

Een onderzoekende houding

AOS docentonderzoek. Rapporteren en presenteren

Studiehandleiding Onderzoeksmethoden

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 83 97

Eerste effectmeting van de training ouderverstoting voor professionals in opdracht van De FamilieAcademie

Leergang AOS - Bijeenkomst 2 26 november 2015 Ari de Heer Hans Poorthuis Larike Bronkhorst

Pre-Academisch Onderwijs. Ontwikkelingslijnen en leerdoelen

Onderzoeksvraag Uitkomst

Sociale psychologie en praktijkproblemen

Onderzoeksleerlijn Commerciële Economie. Naar een integrale leerlijn onderzoek Tom Fischer

Prof. dr. M.W. van Tulder Prof. dr. B.W. Koes. Evidence-based handelen bij lage rugpijn

1. Woorden-Boek.nl, geraadpleegd op 3 juni 2015.

Professionaliseringstraject onderzoeksvaardigheden voor docenten. prof. dr. Saskia Brand-Gruwel

Maaike Smit en Suzanne Verdonschot. Praktijkonderzoek. Motor voor verandering in organisaties

Introductie stage-scriptie combi. Orthopedagogiek G&G, 25 augustus 2011

Handleiding Onderzoek J2.1 (boks 4)

DATA-ANALYSEPLAN (20/6/2005)

Workshop. Dataverzameling. Van onderzoeksvraag naar data

Ontwerpgericht onderzoek in het HBO: onderzoeken door te adviseren

onderdeel van

Aan de slag met vakdidactisch onderzoek: methodologische aspecten

DE BACHELORPROEF: 40 VRAGEN EN ANTWOORDEN

Basisbeginselen bedrijfseconomie INKIJKEXEMPLAAR

Beoordelingsmodel bij een PWS binnen het natuurprofiel

Doelen Praktijkonderzoek Hogeschool de Kempel

Take-home toets: Kwalitatief onderzoek

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM

Onderzoeksmethodologie van praktijkgericht en toegepast onderzoek. Jac Christis, 29 januari 2014

Inleiding 15 Waarom deze methode? 15 Voor de student 16 Legenda gebruikte icoontjes 18 Personages: wie is wie? 18. In de startblokken 19

Living Lab van de energietransitie.

Hoofdstuk 7 Marktonderzoek

Praktijkonderzoek voor bachelors. Aanvullende theorie II: Aspecten van onderzoek

Inleiding nleiding Transferprobleem

Helder rapporteren. BRING ME NO MORE REPORTS (Macbeth, Act V)

Thuiswerktoets Filosofie, Wetenschap en Ethiek Opdracht 1: DenkTank De betekenis van Evidence Based Practice voor de verpleegkunde

Structuur van wetenschappelijke verslagen

Pre-Academisch Onderwijs. Overzicht modules leerjaar 2 en planning modules leerjaar 1 t/m 3

Het onderzoeksverslag

Methoden Week 1, 2, 4. College 2. Eerst: stukje wetenschapsfilosofie. Empirisch-analytisch onderzoek. Onderzoeksbenaderingen (wetenschapsparadigma s)

Rekenen. D. Brouwer-van Hulst. A. Driessens

Deel ; Conclusie. Handleiding scripties

Outreachend werken. Handboek voor werkers in de eerste lijn. Opdrachten bij methodiek. Lia van Doorn Yvonne van Etten Mirjam Gademan

Onderzoekend leren EEN STAPPENPLAN VOOR ONDERZOEKSOPDRACHTEN. Onderzoekend leren EEN EEN STAPPENPLAN VOOR ONDERZOEKSOPDRACHTEN

Culture, Organization and Management Vrije Universiteit Amsterdam - Faculteit der Sociale Wetenschappen - P Culture Organization and Management -

Marike van der Schaaf Juultje Sommers. Evidence statement voor fysiotherapie op de intensive care

Inleiding tot het wetenschappelijk werk

Voortgezette regressie- en variantieanalyse

Belevingsonderzoek hoorcollege. BOZ HOND Week 1.1

Je kunt deze presentatie na afloop van de les downloaden.

Bestuurskunde Vrije Universiteit Amsterdam - Faculteit der Sociale Wetenschappen - P Bestuurskunde

11/20/2017. AOS docentonderzoek bijeenkomst 5 Methode van onderzoek Rian Aarts & Kitty Leuverink.

Inhoudsopgave. Inleiding 13. Leeswijzer en website 23. Deel 1. Het diagnostisch proces. Inleiding deel I 33

20/04/2013: Kwalitatief vs. Kwantitatief

Voorwoord bij de tiende druk 8. 1 Inleiding 1 0. deel i voorbereiding 15

Deelopdracht 1: Onderzoek naar het onderwijsconcept van jouw leerwerkplek

KWALON Conferentie 13 december Methodenleer aan de universiteit: ontwerpen, uitvoeren en reflecteren. Inge Bleijenbergh

Bijlage 1: Methode. Respondenten en instrumenten

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM

Media en creativiteit. Winter jaar vier Werkcollege 5

Onderzoeksontwerp. Module 1 (29 sept 2015) Jac Christis en Annet Jantien Smit

Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een systematische review. Behorend bij: Evidence-based logopedie, hoofdstuk 2

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Vincie van Gils. Klantencommunicatie. Zo krijg je en houd je u tevreden klanten. Spectrum. Uitgeverij Unieboek Het Spectrum bv, Houten Antwerpen

Methodologie & Profielwerkstukken

Nicolien van Halem Inge Müller. Handboek studievaardigheden voor het hbo

Begeleide interne stage

Klinisch wetenschappelijk onderzoek: een studentengids

Hoofdstuk 5. Het onderzoeksontwerp

Transcriptie:

Toegepast onderzoek

Toegepast onderzoek Mandy van der Velde Paul Jansen Josje Dikkers Concept uitgeefgroep

INHOUDSOPGAVE Meer informatie over deze en andere uitgaven kunt u verkrijgen bij: Inhoudsopgave Voorwoord 9 1. Onderzoeksperspectieven en -methoden 1.1 Wat is onderzoek eigenlijk? 13 1.2 Verschillende onderzoeksperspectieven, -methoden en 15 -technieken Referenties 22 2. De empirische, professionele en toegepastonderzoekcyclus Concept uitgeefgroep Postbus 447 1200 AK Hilversum Tel.: 035 7506 117 E-mail: info@conceptuitgeefgroep.nl Website: www.conceptuitgeefgroep.nl Twitter: @conceptpub LinkedIn: http://www.linkedin.com/company/concept-uitgeefgroep Opmaak: Paul Egberts, Scriptura Westbroek Ontwerp omslag: Logocompany, Almere Redactie: Ko Lammers Educatieve Uitgeverij Nederland (EUN) bv, 2013 Concept uitgeefgroep is een handelsnaam van Educatieve Uitgeverij Nederland (EUN) bv. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enigerlei wijze zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet, dient men de daarvoor verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht. Bij het afbeelden van foto s en andere werken hebben wij al het mogelijke gedaan om de eventuele rechthebbenden te achterhalen en om overal de juiste naam en bron te vermelden. Indien u van mening bent dat uw naam ten onrechte niet (juist) vermeld is of dat sprake is van een onjuiste bronvermelding, neem dan contact met ons op. Wij zullen dit dan in een volgende druk herstellen. NUR: 800 ISBN: 978-94-917430-4-7 2.1 De empirische cyclus 25 2.2 De professionele cyclus 28 2.3 De cyclus voor toegepast onderzoek 30 2.4 Opdrachtgevers bij toegepast onderzoek 34 2.5 De drie cycli op een rij 35 Referenties 36 Fase 1 Probleemdefinitie opstellen (probleemanalyse) 3. Probleemdefinitie en onderzoeksvragen 3.1 Wat is een probleemdefinitie? 39 3.2 Doelstelling, centrale onderzoeksvraag en deelvragen 41 3.3 Typen onderzoek(svragen) 44 3.4 Tips voor het opstellen van doel- en vraagstelling 46 Fase 2 Bronnen bestuderen en conceptueel model bouwen 4. Literatuur zoeken 4.1 Naar welke literatuur moet worden gezocht? 51 4.2 Zoeken naar literatuur 53 4.3 Verwijzen naar literatuur 55 5

TOEGEPAST ONDERZOEK INHOUDSOPGAVE 4.4 Stappenplan literatuuronderzoek 58 Referenties 60 5. Conceptueel model 5.1 Het conceptueel model 63 5.2 Typen variabelen 65 5.3 Hypothesen 67 Referenties 69 Fase 3 Plan van aanpak ontwerpen 6. Onderzoeksontwerp 6.1 Van conceptueel model naar dataverzameling: 73 het onderzoeksontwerp 6.2 Populatie en steekproeftrekking 73 6.3 Procedure 80 6.4 Meetinstrumenten: operationaliseren van variabelen 81 en meetniveau 6.5 Analyses 86 6.6 Betrouwbaarheid en validiteit 86 6.7 Onderzoeksvoorstel en gedragsregels 92 Fase 4 Onderzoek uitvoeren/interveniëren Fase 5 Conclusies trekken en evalueren 9. Rapporteren en evalueren in een onderzoeksverslag of adviesnota 9.1 Aanpak en opzet van een onderzoeksverslag en adviesnota 165 9.2 Voorblad, inhoudsopgave, samenvatting en inleiding 168 9.3 Theoretisch kader 173 9.4 Methodologie 175 9.5 Resultaten 177 9.6 Conclusies 181 9.7 Discussie 182 9.8 Literatuurlijst en bijlagen 184 9.9 Schrijfstijl en lay-out 186 Referenties 189 10. Rapporteren en evalueren in een presentatie 10.1 Voorbereiding op een presentatie van het toegepaste 191 onderzoek 10.2 Structuur van de presentatie 193 10.3 Het geven van de presentatie 194 Index 199 7. Kwalitatief onderzoek 7.1 Interviews opstellen (Fase 4a) 97 7.2 Interviews afnemen en analyseren (Fase 4b) 104 Referenties 116 8. Kwantitatief onderzoek 8.1 Vragenlijsten opstellen (Fase 4a) 119 8.2 Vragenlijsten afnemen en analyseren (Fase 4b) 129 Referenties 158 Bijlage 8.1 159 6 7

VOORWOORD Voorwoord Dit boek is bedoeld voor studenten en professionals op minimaal hboniveau. Het dient ter ondersteuning bij werkcolleges, stages, scripties, afstudeeropdrachten en toegepastonderzoekprojecten met een empirische onderzoekscomponent. Empirisch onderzoek is onderzoek op basis van waarneembare gegevens (data) in de werkelijkheid/praktijk. De onderzoeker gaat dus de praktijk in om gegevens te verzamelen. Het is dus niet alleen theoretisch of conceptueel van aard, hoewel een studie van uiteenlopende informatiebronnen vrijwel altijd deel uitmaakt van het onderzoek. Tijdens de studie zal bijvoorbeeld voor een stage of scriptie empirisch onderzoek in een of meer organisaties uitgevoerd moeten worden. Er wordt verwacht dat men na de studie over elementaire onderzoekskennis en -vaardigheden beschikt, zoals het formuleren van een probleemstelling, het op objectieve wijze verzamelen van gegevens en het beoordelen van onderzoeksvoorstellen en -rapportages en -presentaties. Dit kan zijn als onderzoeker binnen een wetenschappelijk onderzoeksinstituut, als adviseur binnen de zakelijke dienstverlening, een staffunctie het bedrijfsleven of een non-profitinstelling. Deze (toekomstige) werksituaties stellen eisen aan de student of professional ten aanzien van kennis en vaardigheden op het gebied van onderzoeksmethoden en -technieken. Het doel van dit boek is hun de mogelijkheid te bieden algemene en specifieke kennis te vergaren over en concrete ondersteuning te bieden bij het opzetten en uitvoeren van alsmede het rapporteren over en presenteren van eigen onderzoek, en bij het beoordelen van onderzoek van anderen. In dit boek wordt een overzicht gegeven van het opzetten, uitvoeren en rapporteren plus evalueren van toegepast onderzoek aan de hand van vijf fasen. Ieder hoofdstuk correspondeert met een onderzoeksfase, met uitzondering van de eerste twee hoofdstukken die ter introductie zijn bedoeld. Het boek begint met het opstellen van een probleemstelling aan de hand van een probleemanalyse (fase 1) en loopt via het bestuderen van bronnen uitmondend in een conceptueel model (fase 2), het ontwerpen van een plan van aanpak (fase 3), en het opzetten en uitvoeren van een empirisch (kwalitatief en kwantitatief) onderzoek (fase 4) naar het schriftelijk rapporteren en mondeling presenteren van het onderzoek (fase 5). Steeds wordt de samenhang tussen de stappen expliciet aangegeven. Er worden vele voorbeelden en praktische aanwijzingen en tips gegeven. Er is relatief weinig aandacht voor (wiskundige) formules van data-analysemethoden, maar wel voor analysetechnieken uit het softwareprogramma SPSS die bij de verwerking van kwantitatieve vragenlijstdata regelmatig worden gebruikt. 9

VOORWOORD Onze dank gaat uit naar onze studenten alsmede naar onze collega s die ons hebben geïnspireerd om dit boek te schrijven. We willen vooral Ivy Goedegebure bedanken voor het geven van haar constructieve feedback op eerdere versies van dit boek. Uiteraard blijven alle suggesties voor verbetering van dit boek, zowel van de zijde van studenten als van collega s, te allen tijde van harte welkom. Utrecht, juni 2013 Mandy van der Velde, Paul Jansen en Josje Dikkers 10

1 ONDERZOEKSPERSPECTIEVEN EN -METHODEN 1 Onderzoeksperspectieven en -methoden 1 Onderzoeksperspectieven en -methoden Voordat een toegepast onderzoek wordt opgezet (Hoofdstuk 3 t/m 5), wordt bepaald of dit echt nodig is. Wat is onderzoek eigenlijk en wat is de toegevoegde waarde van (goed) onderzoek? En als inderdaad wordt besloten om onderzoek te gaan uitvoeren wat zijn dan de verschillende perspectieven of lenzen van waaruit het onderzoek gedaan wordt? Uit welke methoden en technieken kan een keuze gemaakt worden? Dat zijn de onderwerpen van dit eerste hoofdstuk. In het volgende hoofdstuk (Hoofdstuk 2) gaan we in op het proces en de fasen van toegepast onderzoek. Als we een parallel trekken met ontdekkingsreizigers, om het wat concreter te maken, zouden we dit kunnen vergelijken met de eerste gedachte aan een ontdekkingsreis. De Italiaans-Engelse ontdekkingsreiziger Sabastian Cabot (c. 14761557) zou volgens eigen zeggen (zie onder andere Harrisse, 1896), naar Noord- en Zuid-Amerika zijn gevaren op zoek naar respectievelijk een zeestraat en een berg van zilver. Volgens de overlevering had Sebastian Cabot van opvarenden van andere ontdekkingstochten gehoord van dit rijke land met de zilveren berg; hierdoor werd zijn nieuwsgierigheid gewekt en zette hij koers richting Zuid-Amerika. 1.1 Wat is onderzoek eigenlijk? Voordat een onderzoek wordt opgezet, wordt eerst bepaald of dit echt nodig is. Dat hangt grotendeels af van de achtergrond of het probleem dat de basis vormt voor een onderzoeksdoel en -vraag. Als het probleem en de hieruit voortkomende vraag puur (bedrijfs)economisch van aard zijn, (bijvoorbeeld: hoeveel grondstoffen heb ik nodig om op de meest efficiënte manier autoonderdelen te produceren?), kan worden volstaan met het invullen van de benodigde waarden in een gespecialiseerd, bestaand computerprogramma. Maar zelfs dan is er in een eerder stadium sprake geweest van onderzoek. Immers, het computerprogramma bestaat uit onderliggende logaritmes en formules die ooit door iemand zijn opgesteld en getoetst. Hetzelfde geldt voor een dokter die een patiënt onderzoekt. Dit is niet echt onderzoeken maar eerder uitzoeken van een probleem; daarbij zijn de vragen die de arts stelt en de interventies die deze voorstelt wel gebaseerd op eerder wetenschappelijk onderzoek. Perspectieven Wat kenmerkt (goed) onderzoek? Men spreekt van wetenschappelijk of academisch onderzoek als er sprake is van de volgende vijf voorwaarden of kenmerken: 1. Betrouwbaarheid. Dit is de mate waarin een onderzoek precies en nauwkeurig is, wat wordt gekenmerkt door meetfouten. Hoe preciezer er in een studie gemeten wordt en hoe minder meetfouten er zijn, des te betrouwbaarder de studie is. 13

TOEGEPAST ONDERZOEK 1 ONDERZOEKSPERSPECTIEVEN EN -METHODEN 2. Validiteit. Dit is de mate waarin de resultaten van een studie geldig zijn en er daadwerkelijk gemeten wordt wat men wilde meten. Meet men met de gebruikte vragenlijst bijvoorbeeld echt de tevredenheid van medewerkers met hun werk of toch iets anders (bijvoorbeeld hun commitment of betrokkenheid bij de organisatie)? 3. Repliceerbaarheid. In welke mate is een studie herhaalbaar? Is alles zo helder geschreven en bijgehouden dat andere onderzoekers de studie opnieuw kunnen uitvoeren? 4. Objectief. Dit houdt in dat de studie onafhankelijk van de opvattingen van de onderzoeker is uitgevoerd. 5. Ethisch verantwoord. Dit betekent dat de uitvoering van het onderzoek zelf en de resultaten daarvan noch direct noch indirect schadelijk mogen zijn voor de betrokkenen bij het onderzoek. Verschil tussen wetenschappelijk en toegepast onderzoek Hiernaast is het van belang dat het verschil tussen wetenschappelijk en toegepast onderzoek wordt aangegeven. Wetenschappelijk onderzoek is in eerste instantie gericht op het verkrijgen van (meer) theoretisch inzicht, met behulp van de criteria die hiervoor genoemd zijn, om op die manier meer kennis te verkrijgen en/of theorievorming te verbeteren rond een bepaald gebied (bijvoorbeeld de motivatie van medewerkers). Voor toegepast onderzoek gelden genoemde voorwaarden ook, maar hiernaast heeft toegepast onderzoek tot doel om de praktijk te verbeteren. De achterliggende reden voor dit soort onderzoek is dus niet per definitie theoriegestuurd, maar altijd praktijkgestuurd. Dit in tegenstelling tot wetenschappelijk onderzoek, dat praktisch van aard kan zijn maar vaak eerder gericht is op het opstellen of uitbreiden (of tegenspreken) van theorie of kennis. De verschillen (en overeenkomsten) tussen wetenschappelijk en toegepast onderzoek worden in Hoofdstuk 2 verder toegelicht. Toegevoegde waarde van onderzoek Wat is de toegevoegde waarde van (wetenschappelijk of toegepast) onderzoek? Die ligt feitelijk in de vijf hiervoor genoemde kenmerken besloten. Want als we een betrouwbare, valide, repliceerbare, objectieve, ethisch verantwoorde en ofwel (in het geval van wetenschappelijk onderzoek) kennisgerichte, ofwel (in het geval van toegepast onderzoek) praktisch georiënteerde studie hebben uitgevoerd, zijn onze resultaten preciezer, meer geldig, controleerbaar, objectiever, ethischer en theoretisch of praktisch meer relevant dan wanneer we geen studie of een studie zonder deze kenmerken hadden uitgevoerd. Met andere woorden, aan de hand van goed onderzoek kan men met meer zekerheid iets concluderen en (in het geval van toegepast onderzoek) adviseren over de fenomenen of het gedrag dat men bestudeert dan aan de hand van een studie die niet aan deze criteria voldoet. 14 1.2 Verschillende onderzoeksperspectieven, -methoden en -technieken 1.2.1 Verschillende perspectieven en stromingen Een perspectief is een manier van kijken, de lens waardoor je kijkt. Een econoom, psycholoog en technicus kijken ieder vanuit hun eigen perspectief naar een vraagstuk rond het aantal benodigde apparaten voor een efficiënte productie van auto-onderdelen; hun perspectief is economisch, psychologisch of technisch van aard. De econoom zal dit vraagstuk mogelijk met de eerder beschreven optimalisatiemethode (zie 1.1) met behulp van een (computergestuurde) berekening op basis van enkele parameters (kosten apparatuur en elektriciteit, opbrengsten auto-onderdelen) benaderen. De psycholoog kijkt mogelijk eerder naar de arbeidskosten van de medewerkers die de apparaten moeten bedienen en de opbrengsten die het werk hun oplevert (zoals tevredenheid met hun werk, salaris). De techneut zal waarschijnlijk eerder naar de apparaten zelf kijken en deze binnenstebuiten keren om te bepalen of deze niet efficiënter kunnen werken door mechanische aanpassingen. Dit wil niet zeggen dat de econoom of de psycholoog of juist de techneut per definitie met de beste oplossing op de proppen komt. Het is niet zo dat het ene perspectief superieur is aan de andere. Wel is het ene perspectief voor een bepaald vraagstuk (of onderzoeksvraag) meer geëigend of beter passend dan het andere. Dit betekent dat de onderzoeksvraag zo specifiek mogelijk geformuleerd moet worden opdat het best passende perspectief gekozen kan worden voor de studie. Dan wordt de vraag: is dit een economisch, een psychologisch of een technisch probleem? Hier ligt al een eerste belangrijke keuze voor de onderzoeker. Inductie en deductie Historisch gezien zijn er twee brede wetenschapsfilosofische perspectieven op onderzoek te onderscheiden (Van den Bersselaar, 2003): 1. Inductie. Op grond van specifieke waarnemingen komt men tot een algemene theorie. Ik ga bijvoorbeeld een maand meelopen in organisatie X om alle medewerkers te observeren. Alle medewerkers die ik in die periode zie zijn gemotiveerd, daarom is mijn theorie dat alle medewerkers van organisatie X gemotiveerd zijn. Die theorie zou daarna weer toegepast kunnen worden in deductief onderzoek. 2. Deductie. Haast omgekeerd komt men hier op grond van een algemene theorie tot een specifieke verwachting of veronderstelling (hypothese). De redenering neemt een als... dan... vorm aan. Bijvoorbeeld: Theorie: Alle medewerkers bij organisatie X zijn gemotiveerd. Observatie: Peter werkt bij organisatie X. Verwachting/hypothese: Peter is gemotiveerd. 15

TOEGEPAST ONDERZOEK 1 ONDERZOEKSPERSPECTIEVEN EN -METHODEN In deductief onderzoek wordt de theorie getoetst door deze hypothese te toetsen; als deze niet ondersteund wordt, moet de theorie worden verworpen. Empirisch-analytische en interpretatieve stroming Ook kunnen er twee wetenschapsfilosofische stromingen onderscheiden worden die wat specifieker zijn dan de twee hoofdperspectieven (inductie, deductie) die hiervoor zijn gepresenteerd (Van den Bersselaar, 2003): a. Empirisch-analytische (positivistische) stroming: Deze methode, die haar oorsprong heeft in de natuurwetenschappen, wil feiten verzamelen op basis van de zintuiglijke waarnemingen van de onderzoeker(s). Deze methode wordt vaak toegepast in deductief onderzoek. b. Interpretatieve (fenomenologische en hermeneutische) stroming: Deze stroming wil niet afgaan op de feiten zoals de vorige stroming, maar bestudeert eerder de ervaringen van mensen; de beleefde waarheid en het duiden hiervan door de onderzoeker staan hier centraal. Deze methode komt vooral voor in inductieve studies. Deze twee stromingen worden vaak tegen elkaar afgezet als het gaat om hun effect op de visie op en de opzet van onderzoek (Blumberg, Cooper & Schindler, 2011; Van den Bersselaar, 2003); zie Tabel 1.1. Het hoeven echter geen elkaar uitsluitende visies op onderzoek te zijn; ze kunnen elkaar ook aanvullen, zoals blijkt paragraaf 1.2.2. En, zoals we Hoofdstuk 2 zullen zien, worden de principes van inductie en deductie beide (op verschillende momenten) toegepast in de empirische cyclus (De Groot, 1961). Tabel 1.1 Visie op de wereld Wat wordt er geobserveerd? Onderzoeksvoorbeeld Wereldvisie en data binnen de empirisch-analytische en fenomenologische/hermeneutische stromingen Empirisch-analytische stroming (positivisme) Wereld is extern en objectief Objectieve, kwantitatieve feiten Een vragenlijststudie naar de tevredenheid en motivatie van de medewerkers van organisatie X; de onderzoeker analyseert de verkregen vragenlijstdata om zijn hypothesen rond tevredenheid en motivatie te toetsen Interpretatieve stroming (fenomenologische en hermeneutische) Wereld is sociaal geconstrueerd en subjectief Subjectieve (interpretatie van) meningen Twintig interviews met sleutelfiguren binnen organisatie Y over hun motivatie om bij deze organisatie te blijven werken; de onderzoeker analyseert de interviews en zoekt naar verschillen en patronen om tot conclusies (of proposities) rond motivatie te komen 1.2.2 Verschillende methoden en technieken Kwantitatief en kwalitatief onderzoek In de onderzoeksliteratuur wordt deels vanuit de hiervoor genoemde brede filosofische perspectieven en stromingen vaak een onderscheid gemaakt tussen twee centrale onderzoeksmethoden (Blumberg et al., 2011): 1. Kwantitatieve onderzoeksmethode. Dit is kwantificeerbaar onderzoek gericht op beschrijven of toetsen, dat in meetbare eenheden of getallen is uit te drukken. Het onderzoeksmateriaal bestaat bijvoorbeeld uit vragenlijstscores of gegevens vanuit technische meetinstrumenten. Werktevredenheid kan worden gemeten als de score op een vijfpuntsschaal. De gemiddelde tevredenheid is bijvoorbeeld M = 4.0 op een schaal van 1 (zeer ontevreden) t/m 5 (zeer tevreden). 2. Kwalitatieve onderzoeksmethode. Dit is vaker exploratief onderzoek, dat niet in meetbare eenheden uitgedrukt wordt, maar waarin rijke, diepgaande informatie verzameld wordt. Het onderzoeksmateriaal bestaat bijvoorbeeld uit taal: op papier of reallife in de zin van gesprekken. Werktevredenheid kan hier gemeten worden in een lang interview waarin een medewerker uitgebreid vertelt over zijn werk. Vaak kiezen empirisch-analytisch (positivistisch) opgeleide onderzoekers voor een kwantitatieve onderzoeksaanpak, terwijl interpretatief opgeleide onderzoekers vaker voor een kwalitatieve onderzoeksaanpak kiezen. De keuze voor een bepaald(e) ontwerp/methode moet echter afhangen van de onderzoeksvraag en (hiermee samenhangend) welke data men wil gaan verzamelen. Survey en interviews Een onderzoekstechniek die dikwijls in kwantitatief onderzoek wordt gebruikt, is de surveymethode, ook wel enquête- of vragenlijstonderzoek genoemd. In kwalitatief onderzoek wordt vaak van interviews gebruikgemaakt. Het is meteen duidelijk dat met behulp van vragenlijsten meer kwantitatieve (numerieke) data kunnen worden verzameld dan in interviews. In interviews bestaat echter (in tegenstelling tot in schriftelijke vragenlijsten) de mogelijkheid tot doorvragen, wat de kans op kwalitatief rijke data aanzienlijk vergroot. Studies die van zowel kwantitatieve als kwalitatieve methoden of technieken gebruikmaken, worden mixedmethodstudies genoemd. Studies die verschillende kwantitatieve of verschillende kwalitatieve technieken gebruiken, worden multimethodstudies genoemd. In Figuur 1.1 staan de meestgebruikte onderzoekstechnieken weergegeven (Van der Velde, Jansen & Telting, 2000). 16 17

TOEGEPAST ONDERZOEK 1 ONDERZOEKSPERSPECTIEVEN EN -METHODEN Laboratoriumexperiment Interventie Experiment/simulatie schokken toe, zonder dat zij wisten dat de persoon in de andere kamer deze schokken niet daadwerkelijk ontving. Het is helder dat een dergelijke studie sterk ingrijpend is voor de (integriteit en de beleving van de) proefpersonen en veel van hen vergt. Beoordelingstaken (vignetstudies) Algemeen Vragenlijststudies (surveys) Veldexperiment Casestudies en interviews Specifiek Verder verschillen onderzoekstechnieken in de mate waarin ze algemeen of specifiek zijn (de horizontale as of dimensie). Gemiddeld genomen zijn interviews specifiek van aard (of ze nu open of gestructureerd van opzet zijn, zie Hoofdstuk 7), want ze zijn gericht op de geïnterviewde persoon. Een theoretisch onderzoek probeert eerder generieke verbanden te leggen of voorspellingen te doen voor grote groepen mensen en is daarom algemener. Geen interventie Figuur 1.1 Overzicht van veelgebruikte onderzoekstechnieken Uit Figuur 1.1 valt op te maken dat sommige technieken ingrijpender (meer interveniërend) zijn dan andere (de verticale as of dimensie). Zo zijn deelnemers aan sociaalpsychologische experimenten in het verleden blootgesteld aan heftige en ethisch twijfelachtige situaties (zie Box 1.1). Een studie die gebruikmaakt van een vragenlijst zal over het algemeen wat minder ingrijpend of interveniërend van aard zijn, hoewel er uiteraard ook vragen zijn die door sommige mensen als ingrijpend worden ervaren (bijvoorbeeld rond alcoholmisbruik of de hoogte van het salaris). Box 1.1 Theoretisch onderzoek/ secundaire data De Milgram-experimenten Computersimulaties In de bekende experimenten van Milgram (1963) werden de zogeheten proefpersonen (zie Hoofdstuk 6) door de onderzoeker geïnstrueerd om een andere persoon, die in een nabije maar voor de proefpersoon onzichtbare kamer zat, te overhoren. Zodra deze persoon een fout maakte, moest de proefpersoon deze persoon straffen door het toedienen van elektrische schokken, in toenemende sterkte. Bij elke extra fout nam de kracht van de schokken toe, tot een mogelijk dodelijk voltage. Veel proefpersonen volgden de onderzoeker en dienden de Keuze van een perspectief Maar welk perspectief en welke methode of techniek moeten we nu kiezen voor onze studie? Dit zal verschillen per situatie. Edmondson en McManus (2007) zijn enkele van de vele auteurs die ervoor pleiten dat de gekozen methode consistent moet zijn met de onderzoeksvraag. In Hoofdstuk 3 gaan we verder op de koppeling tussen onderzoeksvraag en -methode. In Tabel 1.2 staat een overzicht waarin de besproken filosofische perspectieven, onderzoeksmethoden en onderzoekstechnieken aan elkaar worden gekoppeld. Tabel 1.2 Filosofische perspectieven, onderzoeksmethoden en -technieken Wetenschapsfilosofisch perspectief Veelgebruikte onderzoeksmethode Passende onderzoekstechnieken Positivisme (empirisch-analytisch) Kwantitatief Deskresearch Vragenlijstonderzoek (surveys) Secundaire data Casestudies (Laboratorium)experiment (Computer)simulatie Interpretivisme (fenomenologisch/ hermeneutisch) Kwalitatief Deskresearch Interviewstudies Focusgroepen Casestudies (Veld)experiment Een andere veelvoorkomende onderzoekstechniek binnen toegepast onderzoek is deskresearch. Hierbij verzamelt men informatie over de te onderzoeken organisatie(s). Deze techniek komt in Hoofdstuk 4 aan bod (Literatuur 18 19

TOEGEPAST ONDERZOEK 1 ONDERZOEKSPERSPECTIEVEN EN -METHODEN zoeken). In Hoofdstuk 7 gaan we in op interviewstudies en in Hoofdstuk 8 op vragenlijstonderzoek, omdat dit in toegepast onderzoek de meestgebruikte technieken zijn voor respectievelijk kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Voor het opzetten en uitvoeren van de overige technieken (experimenten) verwijzen we graag naar andere, algemenere boeken over onderzoeksmethodologie (Baarda, De Goede, Van der Hulst & Fisher, 2012; Verhoeven, 2011). Experimenten In het kort kan over experimenten gezegd worden dat deze worden uitgevoerd om te achterhalen of een bepaalde variabele invloed uitoefent op een andere variabele en hoe groot die invloed is (bijvoorbeeld: de invloed van de temperatuur van de werkruimte op ziekteverzuim). Bij een experiment wordt systematisch variatie aangebracht in de onafhankelijke variabele (manipulatie) (bijvoorbeeld: de temperatuur van de airconditioning). Hierbij worden zo veel mogelijk aspecten van de omgeving gecontroleerd. Er worden bewust verschillende situaties voor groepen onderzoekseenheden gecreëerd om de uitwerking van een manipulatie (ook wel een interventie genoemd) te onderzoeken. Er zijn minimaal twee groepen onderzoekseenheden nodig, waarbij men de ene groep manipuleert (de experimentele groep) en de andere niet (de controlegroep). Beide groepen moeten bij voorkeur een voor- en een nameting ondergaan om te onderzoeken of er door de manipulatie daadwerkelijk een verandering de variabele optreedt. Ook moeten de groepen voor alle andere omstandigheden gelijk zijn. Dit tot stand brengen wordt wel matching genoemd. De groepen mogen dus uitsluitend verschillen op de onderzochte variabele om na te gaan of de verandering werkelijk en uitsluitend te danken is aan die specifieke variabele. Onderzoekseenheden moeten zo veel mogelijk op basis van toeval (random) aan de manipulatie toegewezen worden. Randomiseren is het aselect toewijzen van onderzoekseenheden aan groepen en het toeval laten bepalen welke groep de experimentele en welke de controlegroep wordt. Dit is vaak niet mogelijk wanneer het experiment niet in een klinische laboratoriumsetting wordt uitgevoerd (het zogeheten laboratoriumexperiment) maar in een echte organisatie. Vanwege de beperkingen of randvoorwaarden van de organisatie waarbinnen men het experiment uitvoert, is er bijvoorbeeld geen controlegroep of voormeting mogelijk. Deze reallife-experimenten worden ook wel veldexperimenten of quasi-experimenten genoemd. Zie Box 1.2 voor een voorbeeld. Box 1.2 Een voorbeeld van een veldexperiment Organisatie X (een bank) is erg benieuwd naar het effect van het onlangs ingevoerde Het Nieuwe Werken op de productiviteit (het aantal afgesloten hypotheken) van haar medewerkers. De organisatie haalt er een adviesbureau bij, dat aan de hand van een vergelijking van afdeling 1 (hier is Het Nieuwe Werken al ingevoerd) en afdeling 2 (hier is Het Nieuwe Werken nog niet ingevoerd) wil nagaan of dit project effect heeft gehad. Uit de vergelijking (op basis van enkele gesprekken en de productiviteitsgegevens) blijkt dat afdeling 1 de afgelopen drie maanden een hogere productiviteit had dan afdeling 2. Nadeel van deze (quasi-experimentele) studie is uiteraard dat er geen voormeting heeft plaatsgevonden, waardoor niet onomstotelijk kan worden aangetoond dat het productiviteitsverschil tussen deze twee afdelingen door Het Nieuwe Werken is ontstaan. Mogelijk heeft de eerste afdeling baat gehad bij de extra aandacht die er vanuit het management voor hen was tijdens de invoering van Het Nieuwe Werken (zie de Hawthornestudies, hoofdstuk 7). Verschillen Het verschil tussen een casestudy en een experiment is dat het onderzoek bij de eerste zo veel mogelijk in de natuurlijke omgeving en bij de tweede zo veel mogelijk geïsoleerd plaatsvindt. Een ander verschil is dat in het experiment het aantal variabelen dat men onderzoekt zeer beperkt is, terwijl in een casestudy het aantal variabelen uitgebreid is, soms zelfs meer dan het aantal onderzoekseenheden. Nu we het waarom en wat (perspectieven, methoden en technieken) van onderzoek kort hebben belicht, gaan we in het volgende hoofdstuk verder in op het hoe (proces, fasen) van onderzoek. 20 21

TOEGEPAST ONDERZOEK Referenties Baarda, B.D., Goede, M.P.M. de., Hulst, M. van de & Fisher, T., (2012). Basisboek Methoden en Technieken. Groningen: Noordhoff Uitgevers. Bersselaar, V. van den (2003). Wetenschapsfilosofie in veelvoud. Fundamenten voor onderzoek en professioneel handelen. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Blumberg, B., Cooper, D.R. & Schindler, P.S. (2011). Business Research Methods. Maidenhead (UK): McGraw-Hill Education. Edmondson, A.C. & McManus, S.E. (2007). Methodological fit in Management field research. Academy of Management Review, 32 (4), 1155 1179. Groot, A. de (1961). Methodologie: grondslagen van onderzoek en denken in de gedragswetenschappen. Den Haag: Mouton. Harrisse, H. (1896). John Cabot, The Discoverer of North-America, and Sebastian his Son. A Chapter of The Maritime History of England Under the Tudors. London: Benjamin Franklin Stevens. Milgram, S. (1963). Behavioral Study of Obedience. Journal of Abnormal and Social Psychology, 67 (4), 371 8. doi:10.1037/h0040525. Velde, E.G., van der, Jansen, P.G.W. & Telting, I. (2000). Bedrijfswetenschappelijk onderzoek. Van probleemstelling tot presentatie. Baarn: Uitgeverij Nelissen. Verhoeven, N. (2011). Wat is onderzoek? Praktijkboek methoden en technieken voor het hoger onderwijs. Den Haag: Boom Lemma Uitgevers. 22