FCE Bank gecréditeerd?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "FCE Bank gecréditeerd?"

Transcriptie

1 FCE Bank gecréditeerd? Is de manier waarop het recht op aftrek plaatsvindt bij concerns in lijn met het neutraliteitsbeginsel? Masterscriptie Fiscaal recht, accent indirecte belastingen Naam: Dave de Roij ANR: s Begeleider: Mw. E.G. Bakker LL.M Examencommissie: E.G. Bakker LL.M, Prof. dr. H.W.M. van Kesteren Instelling: Tilburg University Datum: 26 maart 2014

2 Voor mijn opa, Henk Dings 1

3 Contents Voorwoord... 5 Lijst met gebruikte afkortingen... 6 Hoofdstuk 1 Inleiding Aanleiding voor het onderzoek Probleemstelling en opbouw Kader van onderzoek... 9 Hoofdstuk 2: Ontwikkeling van het Europese stelsel van de Omzetbelasting Inleiding Ontwikkeling in EU-verband Rechtskarakter Neutraliteit Conclusie Hoofdstuk 3: Begrippen belastingplichtige, vaste inrichting en zetel van bedrijfsuitoefening Inleiding De belastingplichtige Algemeen Een ieder Zelfstandig Economische activiteiten Niet-economische activiteiten Belang hoedanigheid afnemer en presterende partij bij plaatsbepaling Zetel van bedrijfsuitoefening Inleiding Jurisprudentie van het HvJ EU De btw-verordening Vaste inrichting Inleiding Jurisprudentie van het HvJ EU btw-verordening Het recht op aftrek van voorbelasting Conclusie Hoofdstuk 4 Het recht op aftrek van voorbelasting Inleiding Aftrek van voorbelasting en directe kosten Aftrek van voorbelasting bij algemene kosten Aftrek van voorbelasting bij kosten toerekenbaar aan de algehele bedrijfsactiviteit Aftrek van voorbelasting bij kosten toerekenbaar aan een afgebakend gedeelte Pro rata aftrek

4 4.5 Aftrek van voorbelasting bij niet-economische activiteiten Aftrek bij onbelastbare prestaties Aftrek en pre pro rata Het recht op aftrek in relatie bij een concern met een hoofdhuis en vaste inrichting Het arrest in de zaak FCE Bank Het arrest in de zaak Crédit Lyonnais De zaak Skandia Conclusie Hoofdstuk 5 Neutraliteit Inleiding Juridische neutraliteit en de neutraliteit ten aanzien van de mededinging Economische neutraliteit en cumulatie van belasting Externe neutraliteit Neutraliteit en de invulling door het HvJ EU (Voorkoming van) cumulatie van belasting Neutraliteit tussen belastingplichtigen Neutraliteit ten aanzien van transacties Neutraliteit tussen eindverbruikers Conclusie Hoofdstuk 6 Analyse van de effectuering van het recht op aftrek van voorbelasting en de toets aan het neutraliteitsbeginsel Inleiding Directe kosten Inleiding Hoofdhuis en de directe kosten Inkoop- en verkoop vi en directe kosten De normale vaste inrichting en directe kosten Directe kosten en prestaties tussen vaste inrichting en hoofdhuis Algemene kosten en het recht op aftrek Inleiding Algemene kosten van een hoofdhuis Aftrek en niet-economische activiteiten Toets aan het neutraliteitsbeginsel Inleiding Directe kosten en de neutraliteit op het eerste gezicht Toets aan de hand van een voorbeeld Algemene kosten en de neutraliteit Aanbevelingen Inleiding Fictieve belastingplicht Aanpassen pro rata bepaling in de btw-richtlijn Conclusie

5 Hoofdstuk 7 Conclusie Literatuurlijst

6 VOORWOORD Na meer dan 8 jaar is het dan zo ver. Twee verschillende studies, twee jaren als actief bestuurslid bij ELSA, een werkstudentschap bij Deloitte, stage bij Baker & McKenzie, een jaar bij BDO, maar bovenal acht jaar aan levenservaring rijker. Het einde van mijn studententijd. Ik heb er reikhalzend naar uitgekeken. Het lijden werd een last. Naarmate de tijd vorderde werd de last steeds zwaarder. Ik heb de studententijd als een fantastische tijd ervaren. Nu ben ik blij dat het erop zit. Klaar om mijn carriere verder te vervolgen bij het geweldige ivat team van PwC Amsterdam. Aan mijn voorwoord hecht ik weinig waarde op het dankwoord aan al mijn geliefden na. Dit voorwoord is dan ook opgedragen aan jullie. Allereerst wil ik Esther Bakker, mijn begeleidster bedanken. De duidelijke kritiekpunten, maar bovenal de zeer snelle feedback die ik heb gekregen hebben ervoor gezorgd dat ik nu al kan afstuderen. Dank daarvoor! Nu is de tijd aangebroken om de loftrompet af te steken. Ik begin bij de jongens van vakkie J. Hand in hand kameraden is niet voor niks ons credo! We zijn er in goede en slechte tijden voor elkaar, dat is vaak gebleken. Dat zal niet snel veranderen. Uiteraard ook een woord van dank aan mijn vrienden die niet het voorrecht hebben bij de jongens van vakkie J te horen. Natuurlijk ook een woord van dank aan mijn familie. Een speciale vermelding voor mijn opa en oma. Helaas heeft mijn opa niet meer kunnen meemaken dat een van zijn kleinkinderen afstudeert. Ik hoop dat hij er iets van meekrijgt. 90% van alle lof gaat naar mijn vriendin Yvonne, mijn lieve ouders en lieve broertje. Zonder de steun die ze mij gaven weet ik niet of ik hier had gestaan. Diepe dalen, hoge pieken, altijd zijn we er voor elkaar. Woorden hoef ik hier verder niet aan te wijden. We weten hoe het zit Ik draag deze scriptie op aan mijn opa Henk Dings! 5

7 LIJST MET GEBRUIKTE AFKORTINGEN A-G Advocaat Generaal Achtste Richtlijn Richtlijn 79/1072/EEG van 6 december 1979, PbEG 1979, L 331, blz. 11 e.v. art. Artikel BNB Beslissingen in Belastingzaken Btw Belasting over de toegevoegde waarde Btw-richtlijn Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, nr. 2006/112/EG, PbEG 1977 L 145/1 Btw-verordening Verordening (EG) nr. 1777/2005 van 17 oktober 2005, PbEG 2005, L 288, blz. 1 e.v. Dertiende Richtlijn Richtlijn 86/560/EEG van 17 november 1986, PbEG 1986, L 326, blz. 40 e.v. Eerste Richtlijn Richtlijn 67/227/EEG van 11 april 1967, PbEG 1967, nr. 71, blz e.v. EG Europese Gemeenschap EU Europese Unie HvJ EU Hof van Justitie van de Europese Unie, voor 1 december 2009 Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen nr. Nummer NTFR Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht p. Pagina PbEG Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen PbEU Publicatieblad van de Europese Unie r.o. Rechtsoverweging Tweede Richtlijn Richtlijn 67/228/EEG van 11 april 1967, PbEG 1967, nr. 71, blz e.v. V-N Vakstudienieuws WFR Weekblad voor Fiscaal Recht 6

8 HOOFDSTUK 1 INLEIDING 1.1 AANLEIDING VOOR HET ONDERZOEK Het aftrekrecht speelt in de wereld van de omzetbelasting een niet mis te verstane rol. Het aftrekrecht draagt in grote mate bij aan het realiseren van het neutraliteitsbeginsel. Een beginsel waarop het Europese- en daarmee ook het Nederlandse, omzetbelastingsysteem mede is gestoeld. Nadat ik mij ben gaan oriënteren op onderwerpen voor de masterthesis en de ervaringen die ik in de praktijk heb opgedaan werd voor mij al snel duidelijk dat het aftrekrecht hierin een belangrijke rol zou gaan spelen. Gezien het feit dat grensoverschrijdende transacties binnen de omzetbelasting mij altijd hebben geïnteresseerd heb ik getracht dit grensoverschrijdende aspect te combineren met het aftrekrecht. Een betere combinatie dan het aftrekrecht en de relatie tussen hoofdhuis en vaste inrichtingen was in mijn ogen dan ook niet mogelijk. Toen op 28 februari A-G Cruz Villalón conclusie nam in een aan het HvJ EU voorgelegde zaak, heb ik de knoop doorgehakt en ben ik begonnen met het vaststellen van mijn voorwerp van onderzoek en het afbakenen van de kaders van waaruit het onderzoek wordt verricht. In de voornoemde zaak beoogde de verwijzende Franse rechter van het HvJ EU antwoord te krijgen op de vraag of, kort gezegd, de omzet van buitenlandse vaste inrichtingen meegerekend moet worden in de zogenaamde pro-rata berekening van het hoofdhuis. Nadat de praktijk lang reikhalzend heeft moeten uitkijken naar de uitkomst van de aan het HvJ EU voorgelegde zaak heeft deze inmiddels uitspraak gedaan. 2 Het doel dat met deze thesis getracht wordt bereikt te worden is de lezer informeren over de manier waarop het recht op aftrek van voorbelasting wordt geeffectueerd bij zowel het hoofdhuis en de vaste inrichting(en), als zowel de onderlinge prestaties, als de prestaties aan derden in ogenschouw worden genomen. De uitkomst van dat deel van het onderzoek zal vervolgens getoetst worden aan het neutraliteitsbeginsel. De Crédit Lyonnais zaak zal hierin uiteraard een rol spelen. Naar aanleiding van de uitkomst op de vraag of de huidige effectuering van het recht op aftrek van voorbelasting in overeenstemming is met het neutraliteitsbeginsel zal er een aanbeveling worden gedaan om meer recht te doen aan het neutraliteitsbeginsel daar waar het gaat om het recht op aftrek van voorbelasting. 1 HvJ EU, A-G Cruz Villalón, 28 februari 2013, nr. C-388/11 (Crédit Lyonnais) 2 HvJ EU, 12 september 2013, nr. C-388/11 (Crédit Lyonnais) 7

9 1.2 PROBLEEMSTELLING EN OPBOUW Op basis van wat in de inleiding kort is besproken zal deze thesis proberen een antwoord te geven op de volgende onderzoeksvraag: Hoe vindt het recht op aftrek van voorbelasting plaats bij een concern met een hoofdhuis en minimaal één vaste inrichting als zowel naar de onderlinge prestaties als naar de prestaties aan en van derden wordt gekeken en is dit in overeenstemming met het neutraliteitsbeginsel en zo niet, hoe dient het recht op aftrek van voorbelasting wel plaats te vinden om in overeenstemming te zijn met het neutraliteitsbeginsel? Om tot een beantwoording van deze onderzoeksvraag te komen zal allereerst een theoretisch kader geschetst worden. In hoofdstuk 2 zal de ontwikkeling in EU-verband van het Europese omzetbelastingsysteem worden geschetst. Daarna komt het rechtskarakter aan bod. Het rechtskarakter van de omzetbelasting bepaalt, kort gezegd, wie en wat er idealiter moet worden belast. Vervolgens zal, voordat hoofdstuk 2 wordt afgesloten met een conclusie, kort het neutraliteitsbeginsel aangestipt worden. In hoofdstuk 3 komende de belangrijkste begrippen in de Omzetbelasting aan de orde. Zo wordt het begrip belastingplichtige en de vestigingsplaatsvormen zetel van bedrijfsuitoefening en vaste inrichting besproken. Hierbij wordt aandacht besteedt aan het wettelijk kader en de jurisprudentie van het HvJ EU. Vervolgens zal kort het recht op aftrek van voorbelasting besproken worden. Het hoofdstuk zal worden afgesloten met een conclusie. Omdat het recht op aftrek van voorbelasting ingewikkelde materie behelst zal heel hoofdstuk 4 hieraan worden gewijd. Het hoofdstuk zal de wettelijke kaders bespreken evenals de belangrijkste arresten van het HvJ EU op het gebied van het recht op aftrek. Het Credit Lyonnais arrest zal hierin een prominente rol spelen. Het neutraliteitsbeginsel neemt een prominente plek in bij het aan u voorgelegde onderzoek. Omdat het recht op aftrek van voorbelasting bij (onderlinge) prestaties door- en aan de zetel van bedrijfsuitoefening en de vaste inrichting getoetst wordt aan dit beginsel zal daarom in hoofdstuk 5 een diepere analyse van de betekenis van- en de visies in de literatuur op het neutraliteitsbeginsel aan bod komen. De analyse van de manier waarop het recht op aftrek wordt geeffectueerd bij (onderlinge) prestaties door de zetel van bedrijfsuitoefening en de vaste inrichting zal besproken worden in hoofdstuk 6. Hierin wordt ook de toets aan het neutraliteitsbeginsel gemaakt. Ook worden aanbevelingen gedaan om te kijken hoe het recht op aftrek meer in lijn met neutraliteitsbeginsel kan worden gebracht. Er wordt besproken of- en hoe de wettelijke kaders aangepast moeten worden en welke rol het HvJ EU hierbij speelt om de neutraliteit geen geweld aan te doen. 8

10 Het laatste hoofdstuk zal in het teken staan van de conclusie Er zal een samenvatting worden gegeven van de analyse zoals die tot dan toe is gedaan en welke gevolgen de manier waarop het recht op aftrek plaatsvind heeft in relatie tot het neutraliteitsbeginsel. 1.3 KADER VAN ONDERZOEK In het aan u voorgelegde onderzoek wordt, zoals gezegd, de wijze waarop het recht op aftrek bij (onderlinge) prestaties door de vestigingsplaatsvormen zetel van bedrijfsuitoefening en vaste inrichting plaatsvindt, getoetst aan het neutraliteitsbeginsel. Het kader van waaruit dit onderzoek zal worden gedaan is Europeesrechtelijk ingestoken. Zo zal het wettelijk kader de huidige btw-richtlijn en de btw-verordening zijn. Daarnaast zullen uiteraard de jurisprudentie van het HvJ EU en daar waar nodig de conclusies door de verschillende A-G s worden gebruikt als kader om tot een beantwoording van de onderzoeksvraag te komen. Uiteraard speelt ook de literatuur een belangrijke rol zal spelen in dit onderzoek. Jurisprudentie en wettelijke bepalingen van de EU-lidstaten zelf zullen in beginsel niet aan de orde komen, tenzij expliciet anders gesteld. De vestigingsplaatsvorm vaste inrichting kan zowel in- als buiten de EU gelegen zijn. In hoofdstuk 6 zullen verschillende situaties worden besproken waarin de plaats van vestiging telkens duidelijk aan de lezer kenbaar wordt gemaakt. De alternatieve wijzen van de pro rata berekening die door de btw-richtlijn aan de EU-lidstaten worden geboden komen, tenzij expliciet vermeld, niet verder aan de orde in deze thesis. De toets van de wijze van aftrek bij een concern met een hoofdhuis en vaste inrichting(en) aan het neutraliteitsbeginsel zal alleen gedaan worden bij de directe kosten zoals besproken in paragraaf 4.2, bij niet-economische activiteiten en de standaard pro-rata berekening. 9

11 HOOFDSTUK 2: ONTWIKKELING VAN HET EUROPESE STELSEL VAN DE OMZETBELASTING 2.1 INLEIDING Voordat inhoudelijk naar een belasting gekeken kan worden zal de totstandkoming van een belasting onderzocht moeten worden. Onder welke omstandigheden heeft een belasting zich ontwikkeld tot de belasting hoe die nu is? Hoe dient de belasting te worden geduid en wat is het karakter van de belasting? Tevens zal de vraag moeten worden beantwoordt welk doel een belasting dient en hoe dit doel gestalte krijgt in haar gekozen vorm. Allereerst wordt in paragraaf 2.2 de ontwikkeling van de omzetbelasting in EU-verband kort beschreven. Daar deze ontwikkeling uiteindelijk heeft geleid tot de huidige btw-richtlijn, zullen de doelstellingen van deze richtlijn besproken worden voordat het rechtskarakter van de omzetbelasting te beschrijven. Het hoofdstuk zal, voordat afgesloten wordt met een conclusie, eveneens een korte beschrijving geven de neutraliteit. 2.2 ONTWIKKELING IN EU-VERBAND Al ten tijde van het ontstaan van de Europese Unie zoals wij deze nu kennen was één van de doelstellingen het realiseren van een interne markt waarin de mededinging vrij en onvervalst is, doch met passende maatregelen met betrekking tot controles op asiel en migratie, en criminaliteit. 3 Een van de middelen om het doel van het realiseren van een dergelijke markt te bewerkstelligen is het harmoniseren van indirecte belastingen. 4 De huidige btw-richtlijn is het resultaat van een ontwikkeling welke zijn oorsprong vindt kort na afloop van de tweede wereldoorlog. Kort nadat de rook van de oorlog met Nazi-Duitsland was opgetrokken werd door Luxemburg, Nederland, Frankrijk, Italië en de Bondsrepubliek Duitsland in 1952 het Verdrag van Parijs ondertekend. Hierdoor was de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal (EGKS) een feit. Deze stap zou er een van velen blijken die zou bijdragen aan meer samenwerking op zowel economisch- als sociaal gebied binnen de Communautaire Gemeenschap. In 1957 werd in Rome het verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (EEG) 5 gesloten. De belangrijkste taak van de EEG stond, zoals blijkt uit artikel 2 van het EEG-verdrag, omschreven als: Het bevorderen van een harmonische en evenwichtige ontwikkeling van de economische activiteit binnen de gehele Gemeenschap, een gestadige en evenwichtige expansie, een grotere stabiliteit, 3 Deze opsomming is te vinden op het volgende webadres: 4 Daarnaast wordt beoogd harmonisatie op het gebied van de directe belastingen te bewerkstelligen> de verdragsvrijheden als de vrijheid van vestiging en vrijheid van kapitaal spelen hierbij een prominente rol. 5 Verdrag van 25 maart 1957, Tractatenblad 1957,

12 een toenemende verbetering van de levensstandaard en nauwere betrekkingen tussen in de Gemeenschap verenigde staten Ondanks en nadat de Eerste- en Tweede Richtlijn hadden gezorgd voor meer structuur en uniformiteit binnen de omzetbelastingsystemen van de lidstaten, bestond noodzaak tot verdere harmonisatie van de systemen waarop de omzetbelasting was gestoeld. Deze noodzaak vloeide voort uit een besluit 6 waarop de financiële bijdragen van de lidstaten waren gestoeld. Om deze financiële bijdragen te stoelen op een meer uniforme belastinggrondslag ten aanzien van de btw, werd in het jaar 1977 de Zesde Richtlijn uitgebracht. Daar waar de Eerste- en Tweede Richtlijn voorzagen in de grotere lijnen met betrekking tot harmonisatie binnen de lidstaten, voorzag de Zesde Richtlijn in specifieke regels ten aanzien van de belastbare feiten, evenals de plaats van dienst en andere zeer kenmerkende elementen van de omzetbelasting. 7 Ondanks dat de lidstaten de tijd werd geboden om de Zesde Richtlijn te implementeren in de nationale wet- en regelgeving werd de vrijheid op dit gebied verder beperkt. Door de jaren heen werden de bepalingen van de Zesde Richtlijn steeds vaker aangepast. Dit kwam door de economische veranderingen welke onder meer werden ingegeven door de wereldwijde doorbraak van het internet, stijging van elektronische dienstverlening en het verkleinen van de wereld. Dat de opbouw en overzichtelijkheid van de Zesde Richtlijn hierdoor minder overzichtelijk werd is evident. Om deze onoverzichtelijkheid weg te nemen en meer duidelijkheid te creëren werden de bepalingen in een andere structuur gegoten en kwamen de lidstaten overeen deze in de vorm van de huidige btw-richtlijn verder te structureren en te herschikken. 8 De huidige btw-richtlijn is het resultaat van nog een drietal veranderingen die de oorspronkelijke btw-richtlijn heeft ondergaan. Zo werd in Richtlijn 2008/8/EG een grootschalige verandering doorgevoerd ten aanzien van de plaats van dienst regels en is in Richtlijn 2008/9/EG structuur aangebracht in het terugvorderen van een in een andere lidstaat betaalde btw. Daarnaast zijn er veranderingen doorgevoerd ter voorkoming van belastingfraude en de daartoe strekkende maatregelen welke door de lidstaten moeten worden genomen. Een aparte vermelding verdient de btw-verordening. Het Europese omzetbelastingsysteem is niet alleen ingericht op basis van richtlijnen. In 2005 is Verordening 1777/2005 door de Europese Raad vastgesteld. Deze strekte tot uitvoerende maatregelen omtrent de uitvoering van de eerdergenoemde Zesde Richtlijn. Deze verordening was nodig om de gewenste uniformiteit te bereiken. 9 6 Besluit 70/243 van 21 april 1970, Pb Nr. L Er werd namelijk eveneens verder geharmoniseerd op het gebied van de maatstaf van heffing en bijvoorbeeld de vrijstellingen. 8 Zie overweging 1 van de considerans bij de btw-richtlijn (Pb L ) 9 Considerans verordening 1777/2005, Pb L

13 2.3 RECHTSKARAKTER De wenselijkheid van wet- en regelgeving hangt in hoge mate samen met het rechtskarakter van bepaalde belasting. Bij de wettelijke opbouw en bij de interpretatie van wettelijke bepalingen speelt het rechtskarakter van de belasting doorgaans een niet ondergeschikte rol. 10 Het vaststellenen onderkennen van het rechtskarakter van het Europese omzetbelastingsysteem is dan ook van groot belang. Van Kesteren omschrijft twee uitersten waarbinnen de figuur van de rechtskarakter van de omzetbelasting zich begeeft: 1. het rechtskarakter is een algemeen al bij ontwerp van wet geformuleerd ideaal dat in principe in ieder facet van de wet is (of: zou moeten zijn) vertaald. Het is een leidraad die aangeeft wie en wat belast zou moeten worden. De wet zoals die uiteindelijk verschijnt, is dan een meer of minder geslaagde uitwerking van die norm. Het is zowel bij de opbouw van de wettelijke bepalingen als bij de uitleg ervan normatief. 2. Het rechtskarakter is een totaalbeeld van alle bijzondere kernmerken van een al bestaande wet. Bezien wordt wie belastingplichtige is en wat er wordt belast. Het verkregen totaalbeeld is normstellend bij de uitleg en bij de opbouw van de wet. 11 Met het rechtskarakter wordt gezocht naar het doel van een bepaalde belasting. 12 Bij het bepalen van een rechtskarakter van een belasting wordt in de literatuur 13 gesteld dat de tekst en de objectieve kenmerken van een belasting een rol spelen. Met het begrip rechtskarakter beoogt men een bepaalde kwalificatie te geven aan een belasting. Met het rechtskarakter wordt gezocht naar een antwoord op de vraag wie en wat er belast moet worden. Merkx stelt 14 dat de heffingssystematiek, een indirecte belasting, geen rol speelt bij het rechtskarakter van de omzetbelasting, omdat de systematiek hierin geen onderdeel uitmaakt van het voor ogen staand ideaal over wat belast zou moeten worden. Het is slechts een onderdeel van de uitvoering. In de Eerste Richtlijn en de btw-richtlijn wordt de omzetbelasting getypeerd als een algemene verbruiksbelasting. Ondanks deze typering wordt in de literatuur ook verdedigd dat de omzetbelasting een bestedingsbelasting 15 en een consumptiebelasting 16 is. De term verbruiksbelasting is gekozen, omdat de betekenis van het woord verbruik ruim is en in economische in eveneens situaties omvat waarin (na verloop van tijd) iets teniet gaat of waardeloos wordt M.E. van Hilten & H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting (Fed serie), Deventer: Kluwer 2012, p5. 11 H.W.M. van Kesteren, Fiscale rechtswil (diss.), Deventer: Gouda Quint 1994, p Merkx, M.M.W.D, De woon- en vestigingsplaats in de btw, Kluwer-Deventer 2011, p J.J.P. Swinkels, De belastingplichtige in de Europese BTW (proefschrift Amsterdam UvA), 2000, p Merkx, M.M.W.D, De woon- en vestigingsplaats in de btw, Kluwer-Deventer 2011, p Zie in dit verband J. Reugebrink, Omzetbelasting, Deventer, Uitgeverij FED, 1973, p.7 en S.T.M. Beelen e.a. Cursus belastingrecht. Omzetbelasting, Deventer, Kluwer, paragraaf M.E. van Hilten, Bancaire en financiële prestaties in de Europese BTW, Deventer, Kluwer, 1992, p Merkx, M.M.W.D, De woon- en vestigingsplaats in de btw, Kluwer-Deventer 2011, p

14 Ondanks dat de doelstelling van de omzetbelasting een heffing over het consumptieve verbruik is, is de vorm van de belasting een bestedingsbelasting. De omzetbelasting veronderstelt dat sprake is van verbruik wanneer een besteding is gedaan. 18 Hiermee is het beoogde object van heffing van de omzetbelasting vastgesteld. Nu is vastgesteld dat de omzetbelasting een verbruiksbelasting is, kan op basis van arresten van het HvJ EU eveneens de conclusie worden getrokken dat de verbruiksbelasting een algemeen karakter heeft. 19 Met de term algemeen wordt voorondersteld dat in beginsel alle consumptie in de heffing wordt betrokken. De tegenhanger van een algemene verbruiksbelasting is de bijzondere verbruiksbelasting. In dit verband kan gedacht worden aan de heffing van accijns op verschillende accijnsgoederen. Het systeem van de omzetbelasting beoogt de consumptie door particulieren en met particulieren gelijkgestelden in de heffing te betrekken. 20 Hieruit kan geconcludeerd worden dat het beoogde heffingssubject, de consument is. Deze opvatting wordt in de literatuur breeduit gedragen. 21 Voor de heffing van btw wordt echter niet bij de consument geheven, maar wordt de belastingplichtige als daadwerkelijk subject van heffing aangesproken. Eenieder die zelfstandig een economische activiteit uitoefent kwalificeert voor de omzetbelasting als belastingplichtige. Aan het begrip de belastingplichtige zal in hoofdstuk 3 uitgebreid aandacht worden besteed. Dit zijn in de praktijk vaak de leveranciers en producenten waar een consument zijn goederen en/of diensten afneemt, ondanks dat deze laatste het beoogde subject van heffing zijn. Op basis hiervan kan eveneens het indirecte karakter van de omzetbelasting worden verklaard. 2.4 NEUTRALITEIT De neutraliteit is vandaag de dag nog zeer actueel en lijkt ook niet aan belang te hebben ingeboet als gekeken wordt naar de zee aan rechtspraak gewezen door het HvJ EU sinds de jaren 80 van de vorige eeuw. Het HvJ EU beschouwt de belastingneutraliteit als een van de basisbeginselen van het stelsel voor de Europese omzetbelasting. 22 Het beginsel bedoelt recht te doen aan de doelstelling van het gemeenschappelijke systeem van de omzetbelasting en is met dat systeem verweven. Er is dus niet één specifieke alles dekkende invulling van het neutraliteitsbeginsel. 23 Ook de verschijningsvormen van de neutraliteit zijn legio. Zo stelt Van Hilten 24 dat de neutraliteit zich voordoet in de verhouding ten opzichte van de mededinging, als verbod op dubbele heffing, en als 18 Merkx, M.M.W.D, De woon- en vestigingsplaats in de btw, Kluwer-Deventer 2011, p HvJ EU 15 juni 1989, nr C-148/87 (Sufa), HvJ EU 4 december 1990 nr-c186/89 (Van tiem) en HvJ EU 20 juni 1996, C-155/94 (Wellcome Trust). 20 ABC-rapport, januari 1962, p Zie in dit verband onder meer Merkx, M.M.W.D, De woon- en vestigingsplaats in de btw, Kluwer-Deventer 2011 en J.J.P. Swinkels, De belastingplichtige in de Europese BTW (proefschrift Amsterdam UvA), 2000, blz Zie onder andere HvJ EU 17 oktober 1989, nr. C-231/87 en 129/88 (Carpaneto Piacentino), r.o. 22 en HvJ EU 24 oktober 1996, nr. C-317/94 (Elida Gibbs), r.o. 20, 23 Mr. J Zutt, strikte uitleg van de neutrale vrijstelling, BtwBrief 2013/40,. 24 M.E. van Hilten, Over de neutraliteit van de omzetbelasting en het hellend vlak van de uitzonderingen, Deventer: Kluwer 2010.p.4 13

15 neutraliteit ten opzichte van de belastingplichtige zelf. Swinkels 25 onderkent als meest belangrijke verschijningsvormen van neutraliteit tussen belastingplichtigen, eindverbruikers en transacties. Daarnaast draagt neutraliteit bij aan de voorkoming van cumulatie van belasting. Ook volgens van Doesum heeft belastingneutraliteit meerdere verschijningsvormen. Volgens hem kan de belastingneutraliteit onderscheiden worden in de juridische-, economische- en externe neutraliteit. 26 Omdat de neutraliteit als een van de basisbeginselen geldt binnen het systeem van de omzetbelasting heb ik deze nu kort de revue laten passeren. Gezien het feit dat de neutraliteit in het (Europese-) omzetbelastingsysteem en in deze thesis een belangrijke rol speelt zullen de verschillende verschijningsvormen van de neutraliteit uitvoerig aan bod komen in hoofdstuk CONCLUSIE In dit hoofdstuk is aandacht besteed aan de ontwikkeling van het systeem van de omzetbelasting in Europees verband. Deze ontwikkeling, welke is gestart in 1952 met de oprichting van de EGKS heeft uiteindelijk geleid tot onder meer de btw-richtlijn zoals wij deze nu kennen. Tevens is besproken wat het rechtskarakter is van de omzetbelasting. Onderzocht is wat het object en subject van heffing is. Op basis van de literatuur en de door de richtlijngever gegeven opmerkingen bij het opstellen van de verschillende richtlijnen kom ik tot de conclusie dat de Europese omzetbelasting een algemene indirecte verbruiksbelasting is. Het verbruik wordt gekoppeld aan de consumptie als maatstaf van heffing. Consumptie, als object van heffing is in dit verband het geheel van goederen en diensten dat door een eindverbruiker wordt verbruikt. Hiermee is het algemene karakter eveneens verklaard. Het gaat daarnaast om een indirecte verbruiksbelasting, omdat niet het beoogde subject, dus de uiteindelijke consument of eindverbruiker, niet het daadwerkelijke subject van heffing is. Immers, het daadwerkelijke subject van heffing is de Belastingplichtige, welke kwalificeert als een ieder die zelfstandig een economische activiteit uitoefent. Daarnaast is de belastingneutraliteit kort besproken. De neutraliteit kent verschillende verschijningsvormen en geldt als een van de basisbeginselen van de omzetbelasting. Zo worden in de literatuur de verschijningsvormen interne en externe neutraliteit onderscheiden. Daarnaast onderscheid Swinkels eveneens neutraliteit in de relatie tussen belastingplichtigen, tussen eindverbruikers en tussen transacties. Daarnaast bestaan de vormen van de juridische- en de economische neutraliteit. In hoofdstuk 5 zullen de voor deze thesis van belang zijnde vormen van neutraliteit nader worden uitgediept en besproken. 25 J.J.P. Swinkels, De belastingplichtige in de Europese BTW (proefschrift Amsterdam UvA), 2000, p A.J. van Doesum, Contractuele samenwerkingsverbanden in de btw (diss), Kluwer, Deventer, 2009, p

16 HOOFDSTUK 3: BEGRIPPEN BELASTINGPLICHTIGE, VASTE INRICHTING EN ZETEL VAN BEDRIJFSUITOEFENING 3.1 INLEIDING In hoofdstuk 2 zijn de ontwikkeling, de neutraliteit en het rechtskarakter van de omzetbelasting aan bod gekomen. In dat kader wordt in dit hoofdstuk allereerst besproken wie als belastingplichtigen 27 voor de omzetbelasting kwalificeren. Omdat in de btw-richtlijn de begrippen zetel van bedrijfsuitoefening en vaste inrichting worden gebruikt en belangrijk zijn in deze masterthesis zullen deze na het begrip belastingplichtige aan de orde komen. Voordat aan een diepere analyse van deze twee vestigingsplaatsvormen, wordt toegekomen zal het belang van deze kwalificaties besproken worden. Daarna wordt, voordat het hoofdstuk wordt afgesloten met een conclusie, kort het recht op aftrek van voorbelasting besproken. 3.2 DE BELASTINGPLICHTIGE Algemeen In alinea 1 van lid 1 van artikel 9 van de btw-richtlijn is het begrip belastingplichtige gedefinieerd. 28 Uit deze begripsomschrijving zijn een aantal elementen te destilleren. De belangrijkste elementen welke de aandacht verdienen zijn een ieder, zelfstandig en economische activiteit. In de volgende sub-paragrafen zal ingegaan worden op elk van deze elementen. De incidentele belastingplicht welke is neergelegd in artikel 9 lid 2 van de btw-richtlijn blijft tijdens het verdere verloop van deze thesis buiten beschouwing Een ieder Het begrip een ieder impliceert dat niet alleen natuurlijke personen en rechtspersonen onder de bepaling vallen, maar ook allerlei samenwerkingsverbanden, al dan niet rechtspersoonlijkheid bezittend, zoals maatschappen, vennootschappen onder firma, verenigingen etc Zelfstandig Artikel 10 van de btw-richtlijn geeft aan wat zelfstandig kwalificeert. In de bepaling is vastgelegd dat personen welke, kort gezegd, in loondienst zijn en onder verantwoordelijkheid van een werkgever optreden, niet binnen de reikwijdte van de begripsbepaling vallen. 27 De btw-richtlijn geeft lidstaten de mogelijkheid voor belastingplichtigen die aan drie vereisten voldoen aan te merken als één belastingplichtige, de zogenaamde fiscale eenheid. Deze figuur van de belastingplichtige zal in deze thesis niet besproken worden. 28 In alinea 2 wordt het begrip economische activiteit omschreven. Dit begrip komt later in deze paragraaf aan de orde. 29 M.E. van Hilten & H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting (Fed serie), Deventer: Kluwer 2012, p

17 Die personen treden slechts op in het economisch verkeer namens hun werkgever en treden als zodanig niet zelfstandig op in de handels- en productieketen. De term werkgever moet overigens niet in civielrechtelijke zin, maar in feitelijke zin worden opgevat. 30 Van Kesteren en van Hilten zijn van mening dat er sprake is van een werkgever in de zin van de omzetbelasting wanneer ondergeschiktheid bestaat ten aanzien van zowel de arbeids- en bezoldigingsvoorwaarden en de verantwoordelijkheid van de werkgever Economische activiteiten Als economische activiteiten worden in paragraaf 2 van artikel 9 lid 1 van de btw-richtlijn beschouwd, kort gezegd, alle werkzaamheden van een fabrikant, handelaar of dienstverrichter. Ook de winning van delfstoffen, de landbouw en de uitoefening van vrije of daarmede gelijkgestelde beroepen worden aangemerkt als economische activiteiten. 31 Als economische activiteit wordt daarnaast in het bijzonder beschouwd de exploitatie van een lichamelijke of onlichamelijke zaak om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen. In beginsel wordt een economische activiteit verricht wanneer tegen vergoeding een prestatie plaatsvindt in het economisch verkeer. In de jurisprudentie van het HvJ EU is een ruime betekenis toegekend aan het begrip economische activiteit. Zo is in het Rompelman-arrest 32 door het HvJ EU bepaald dat er al sprake kan zijn van het ontplooien van economische activiteiten wanneer voorbereidingshandelingen worden getroffen ter voorbereiding van in de toekomst te verrichten belastbare prestaties. In een dergelijk geval is alsdan al sprake van ondernemerschap. De ruime uitleg van het begrip economische activiteit is echter wel begrensd. Om te spreken van een economische activiteit zal tegen een vergoeding een prestatie moeten worden verricht om te kunnen spreken van een economische activiteit. Dit vloeit voort uit jurisprudentie van het HvJ EU. Zo is in het Hong Kong Trade arrest 33 door het HvJ EU bepaald dat een onderneming welke uitsluitend prestaties om niet verricht geen economische activiteit verricht. Dit is overigens in overeenstemming met het eerder in hoofdstuk 2 aan de orde gekomen rechtskarakter van de btw. Indien een ondernemer namelijk alleen prestaties om niet verricht stelt deze een eindverbruiker of consument niet in staat een besteding te doen. Zij kwalificeert dan zelf als de eindverbruiker. 34 Uit artikel 2 lid 1 onderdeel a van de btw-richtlijn vloeit voort dat er sprake moet zijn van het verrichten van prestaties onder bezwarende titel, wil een transactie aan de btw onderworpen zijn. 30 M.E. van Hilten & H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting (Fed serie), Deventer: Kluwer 2012, p Een analyse van deze vormen van economische activiteiten zal, gezien de aard van deze thesis niet gemaakt worden. 32 HvJ EU 14 februari 1985, nr. C- 268/83 (Rompelman), BNB 1985/ HvJ EU 1 april 1982, nr. 89/81 (Hong Kong Trade), BNB 1982/ HvJ EU 1 april 1982, nr. 89/81 (Hong Kong Trade), BNB 1982/311 r.o

18 Er moet dus naar opbrengst worden gestreefd, hetgeen overigens iets anders is dan het beogen van winst. 35 Het streven naar opbrengst moet tevens duurzaam gebeuren. 36 Een prestatie tegen vergoeding is daarnaast pas een prestatie onder bezwarende titel indien er een rechtstreeks verband bestaat tussen de prestatie en de vergoeding. 37 Van Doesum stelt 38 dat voor de beoordeling van de kwalificatie of er al dan niet een rechtstreeks verband bestaat tussen de vergoeding en de prestatie bekeken moet worden of de prestatie ook zou zijn verricht indien de vergoeding niet zal worden betaald. Deze redenatie wordt kracht bijgezet door het jurisprudentie van het HvJ EU. 39 Indien er rechtstreeks verband bestaat tussen de prestatie en de vergoeding kan als aanvullende eis uit jurisprudentie 40 worden opgemaakt dat er niet alleen gestreefd moet worden naar opbrengst, maar dat de opbrengst (of vergoeding) tevens bedongen moet zijn Niet-economische activiteiten Aangezien het bestaan van economische activiteiten hiervoor is besproken is daaruit af te leiden dat er ook niet-economische activiteiten bestaan. Niet-economische activiteiten vallen niet binnen de werkingssfeer van de btw. Uit eerder aangehaalde jurisprudentie blijkt dat het begrip economische activiteit ruim moet worden uitgelegd. Uit het eveneens eerder aangehaalde Hong Kong arrest volgt dat diensten welke uitsluitend om niet worden verricht niet kwalificeren als economische activiteiten. Daardoor is geen sprake is van een belastingplichtige. Wanneer in het geheel geen vergoeding wordt betaalt is volgens het HvJ EU 41 sprake van het presteren om niet. Op basis van het Hong Kong arrest en het Kuwait arrest kan dus geconcludeerd worden dat het uitsluitend om niet presteren een nieteconomische activiteit is. Indien een symbolische vergoeding wordt ontvangen, of een vergoeding welke lager is dan de kostprijs, is vaak toch sprake van een economische activiteit. 42 In de jurisprudentie is in veel specifieke gevallen bepaald of sprake is van niet-economische activiteiten. Zeker in verband met activiteiten ten aanzien van aandelen is er een veelvoud aan jurisprudentie. Het HvJ EU heeft in arresten geoordeeld 43 dat in het geval van het enkele 35 M.E. van Hilten & H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting (Fed serie), Deventer: Kluwer 2012, p HvJ EU 6 oktober 2009, nr. C-267/08 (SPÖ Landesorganisation Kärnten), r.o A.J. van Doesum, Contractuele samenwerkingsverbanden in de btw (diss), Kluwer, Deventer, 2009, p A.J. van Doesum, Contractuele samenwerkingsverbanden in de btw (diss), Kluwer, Deventer, 2009, p HvJ EU 16 oktober 1997, nr. C-258/95 (Julius Filibeck), V-N 1998/2.35. Hierin bepaalde het HvJ EU dat geen sprake is van een rechtstreeks verband tussen prestatie en vergoeding als de prestatie ook wordt verricht als de vergoeding niet wordt betaalt. 40 HvJ EU 3 maart 1994, nr. C-16/93, (Tolsma),r.o HvJ EU 27 april 1999, nr C-48/97 (Kuwait Petroleum Ltd), r.o HvJ EU 20 januari 2005, nr. C-412/03 (Hotel Scandic Gåsabäck), r.o HvJ EU 20 juni 1991, nr. C-60/90 (Polysar Investments Netherlands B.V.), r.o. 17; HvJ EU 22 juni 1993, nr C-333/91 (Sofitam SA) ro. 12; HvJ EU 27 november 2001, nr C-16/00 (Cibo Participations SA) r.o. 18; HvJ EU 20 juni 1996, nr. C-155/94 (Wellcome Trust Ltd.) r.o. 33; HvJ EU 14 november 2000, nr. C-142/99 (Floridienne SA en Berginvest SA), ro. 17; 17

19 verwerven, houden en verkopen van aandelen of andere waardepapieren geen sprake is van een economische activiteit als dit niet gepaard gaat met (in)direct moeien in het management van de onderneming. Tevens is in het Polysar arrest bepaald dat het enkele houden van aandelen met het oogmerk deze als bezittingen te houden, geen economische activiteit is. Dit kwalificeert namelijk niet als het exploiteren van een vermogensbestanddeel om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen. Uit het Kretztechnik arrest vloeit voort dat ook de uitgifte van aandelen niet kwalificeert als een economische activiteit. 44 Daarnaast is in de jurisprudentie in zeer specifieke gevallen vastgesteld of al dan niet sprake is van een economische activiteit. Zo kwalificeren activiteiten die bestaan uit de handel in strikt verboden goederen niet als economische activiteiten. Ze vallen daarmee buiten de werkingssfeer van de omzetbelasting. 45 Daarnaast is in de jurisprudentie door het HvJ EU vastgesteld dat de overdracht van een geheel of gedeelte van een algemeenheid van goederen door lidstaten als een niet economische activiteit kan worden aangemerkt BELANG HOEDANIGHEID AFNEMER EN PRESTERENDE PARTIJ BIJ PLAATSBEPALING Nu de algemene begripsbepaling van de belastingplichtige is besproken zal voorafgaande aan de bespreking van de vestigingsplaatsvormen zetel van bedrijfsuitoefening en vaste inrichting het belang van deze kwalificatie worden besproken. Het belang van de kwalificatie vloeit onder andere 47 voort uit de plaats van dienst regels uit de btw-richtlijn. Artikel 44 btw-richtlijn stelt dat de plaats van dienst, in B2B transacties, de plaats is waar de afnemer van de prestatie de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd. Een uitzondering geldt wanneer de dienst wordt verricht aan een vaste inrichting. In dat geval zal de plaats van dienst zijn daar waar de vaste inrichting zich bevindt. 48 Sinds 2010, toen de plaats van dienst regels ingrijpend zijn gewijzigd, wordt bij B2B-diensten aangesloten bij de vestigingsplaats van de afnemer van een dienst. Zoals blijkt uit artikel 44 van de btw-richtlijn kan deze plaats van dienst verschillen. Hiervan is sprake als een dienst is verricht aan de vaste inrichting. Aangezien deze in een ander land gevestigd kan zijn dan de zetel van bedrijfsuitoefening zal in dat geval een ander land het heffingsrecht ter zake van de geleverde dienst hebben. In een dergelijk geval zijn tevens de nationale wettelijke omzetbelastingbepalingen van toepassing. 44 HvJ EU , C-465/03 (Kretztechnik). 45 Zie bijvoorbeeld HvJ EU , C-269/86 (Mol); HvJ EU , 289/86 (Happy Family) 46 Zie bijvoorbeeld HvJ EU , C-98/98 (Midland Bank), r.o. 30 en HvJ EU , C-465/03 (Kretztechnik) r.o Ook in de btw-verordening worden de beide vestigingsplaatsvormen zetel van bedrijfsuitoefening en vaste inrichting gebezigd. Deze worden later besproken. 48 Bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, geldt als plaats van de diensten de woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats van de belastingplichtige die deze diensten afneemt. Deze passage van de bepaling zal in deze thesis niet aan de orde komen. 18

20 Een soortgelijke redenatie gaat op voor de B2C diensten welke worden beheerst door artikel 45 van de btw-richtlijn. Deze bepaling stelt dat de plaats van een dienst, verricht voor een nietbelastingplichtige, de plaats is waar de dienstverrichter de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd. Als de diensten worden verricht vanuit een vaste inrichting van de dienstverrichter, op een andere plaats dan die waar hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd, dan geldt als plaats van dienst de plaats waar deze vaste inrichting zich bevindt. 49 In het geval er wordt gepresteerd aan een niet-belastingplichtige wordt aangesloten bij de vestigingsplaats van de dienstverrichter om de plaats van dienst te bepalen. Hierbij is het dus eveneens van belang om te bezien of er mogelijk sprake kan zijn van een vaste inrichting en of een dienst daadwerkelijk vanuit die vaste inrichting wordt verricht. De gevolgen van deze kwalificatie(s) hebben weer invloed op de bepaling welke lidstaat heffingsbevoegd is en welke wettelijke bepalingen van toepassing zijn. 3.4 ZETEL VAN BEDRIJFSUITOEFENING Inleiding De primaire vestigingsplaats van een belastingplichtige wordt in de btw-richtlijn omschreven met het begrip zetel van bedrijfsuitoefening. In de literatuur en in de praktijk wordt meestal de term hoofdhuis gebezigd. In het vervolg zal ik aansluiten bij de in de praktijk en literatuur veelvuldig gebezigde term hoofdhuis. In deze paragraaf zal ik allereerst uiteenzetten hoe op basis van de jurisprudentie van het HvJ EU wordt bepaalt wanneer er sprake is van de vestigingsplaatsvorm zetel van bedrijfsuitoefening of anders gezegd hoofdhuis. Als laatste onderdeel van deze paragraaf zal ik uiteenzetten hoe het hoofdhuis zijn invulling krijgt in de btw-verordening Jurisprudentie van het HvJ EU Centraal arrest van het HvJ EU voor de beantwoording van de vraag hoe de vestigingsplaatsvorm zetel van bedrijfsoefening (of hoofdhuis) moet worden uitgelegd is het arrest Planzer Luxemburg (Hierna: Planzer). 50 De zaak komt kort gezegd op het volgende neer. Planzer, een transportbedrijf, heeft in april 1997 en mei 1998 teruggaafverzoeken bij de Duitse Belastingdienst ingediend over betaalde btw bij de aankoop van brandstof. Ondanks dat Planzer een zogeheten hoedanigheidsverklaring ondertekend door de Luxemburgse fiscus kon overleggen wees de Duitse Belastingdienst het teruggaafverzoek af. De hoedanigheidsverklaring toonde aan dat Planzer een Luxemburgs btw-nummer had en aldaar werd 49 Bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, geldt als plaats van de diensten de woonplaats of de gebruikelijke verblijfplaats van de dienstverrichter. Deze plaats van dienst regeling zal in deze thesis ook niet aan de orde komen. 50 HvJ 28 juni 2007, nr. C-73/06 (Planzer Luxembourg) 19

21 aangemerkt als belastingplichtige. Planzer deed tevens btw-aangiften in Luxemburg. Op het briefhoofd van Planzer stond wel een telefoonnummer vermeld, maar deze stond op naam van een (oud) vertegenwoordiger van Planzer. De reden voor de afwijzing door de Duitse fiscus was gelegen in het feit dat uit de eerdergenoemde hoedanigheidsverklaring bleek dat op het vestigingsadres van Planzer geen telefoonaansluiting aanwezig was. Hierop heeft Planzer de bezwaar- en beroepsprocedure doorlopen waarna de verwijzende rechter aan het HvJ EU de vraag voorlegt hoe de vestigingsplaatsvorm zetel van bedrijfsuitoefening moet worden uitgelegd. Meer specifiek vraagt de verwijzende rechter zich af of hiermee de statutaire zetel wordt bedoeld, of de plaats waar de dagelijkse beslissingen worden genomen of de plaats waar de beslissingen worden genomen die van belang zijn voor de operationele gang van zaken bij Planzer. In rechtsoverweging 60 overweegt het HvJ EU dat voor het bepalen van de plaats van de zetel van bedrijfsuitoefening bekeken moet worden naar de plek waar de voornaamste beslissingen betreffende de algemene leiding van deze vennootschap worden genomen en waar de centrale bestuurstaken ervan worden uitgeoefend. Ondanks dat het in het Planzer arrest gaat om het begrip zetel van bedrijfsuitoefening in de Achtste- en Dertiende Richtlijn wordt in de literatuur gesteld 51 dat er van mag worden uitgegaan dat het begrip bij de toepassing van de huidige regels voor de plaats van dienst hetzelfde moet worden uitgelegd. Om de plaats, waar de voornaamste beslissingen betreffende de algemene leiding van een vennootschap worden genomen en waar de centrale bestuurstaken ervan worden uitgeoefend, te bepalen, worden door het HvJ EU in rechtsoverweging 61 factoren genoemd welke deze plaats voornamelijk bepalen. De vier belangrijkste factoren zijn: De statutaire vestiging; De plaats van het centrale bestuur; De plaats waar de bestuurders vergaderen, en; De plaats waar het algemene beleid van de vennootschap wordt bepaald. Verder worden er door het HvJ EU in dezelfde rechtsoverweging andere elementen genoemd die in aanmerking genomen kunnen worden om de plaats van de zetel van bedrijfsuitoefening te bepalen: De woonplaats van de hoofdbestuurders; De plaats waar de aandeelhoudersvergaderingen worden gehouden; De plaats waar de administratie wordt gevoerd, en; 51 Merkx, M.M.W.D, De woon- en vestigingsplaats in de btw, Kluwer-Deventer 2011, p

22 De Plaats waar financiële en dan met name bankzaken worden geregeld. Uit het woord kunnen volgt mijn inziens dat deze elementen van ondergeschikt belang zijn aan de vier eerdergenoemde factoren. Het HvJ EU oordeelt vervolgens dat een fictieve vestiging, zoals kenmerkend is voor een brievenbusmaatschappij of schijnvennootschap niet kan worden aangemerkt als de zetel van bedrijfsuitoefening De btw-verordening Zoals in paragraaf 3.3 is gesteld is de kwalificatie als hoofdhuis of vaste inrichting bij zowel de afnemer als de leverancier van belang. Waar voorheen de invulling- en uitwerking van de begrippen hoofdhuis en vaste inrichting vooral zijn oorsprong vond in de (Europese) jurisprudentie, is daar sinds de invoering van de btw-verordening verandering in gekomen. Artikel 10 van de btw-verordening is de meeste voorname bepaling omtrent de kwalificatie van de vestigingsplaatsvorm zetel van bedrijfsuitoefening. In lid 1 van de bepaling is de koppeling gemaakt met de artikelen 44 en 45 van de btw-richtlijn welke de plaats van dienst bepalen bij B2Brespectievelijk B2C-diensten. Op basis van artikel 10 lid 1 van de btw-verordening kwalificeert als zetel van bedrijfsuitoefening de plaats waar de centrale bestuurstaken van het bedrijf worden uitgeoefend. In lid 2 van artikel 10 van de btw-verordening stelt dat om te bepalen waar de plaats zoals bedoeld in lid 1 is gelegen, rekening gehouden wordt met: de plaats waar de voornaamste beslissing betreffende de algemene leiding worden genomen; de plaats van de statutaire zetel van het bedrijf, en; de plaats waar de bestuurders van het bedrijf bijeen komen. In de laatste volzin van artikel 10 lid 2 is bepaald dat indien op basis van bovenstaande criteria niet met zekerheid kan worden bepaald waar de zetel van een bedrijfsuitoefening is gelegen, de plaats waar de voornaamste beslissingen betreffende de algemene leiding worden genomen, doorslaggevend is. Uit artikel 10 lid 3 van de btw-verordening volgt dat het enkele aanhouden van een postadres ontoereikend is om dat adres aan te merken als de plaats van de zetel van de bedrijfsuitoefening van de belastingplichtige. 52 HvJ 28 juni 2007, nr. C-73/06 (Planzer Luxembourg), V-N 2007/ R.o

23 Wat direct opvalt, is dat criteria in de bepalingen uit de btw-verordening ten aanzien van de bepaling van de plaats van de zetel van bedrijfsuitoefening grote gelijkenissen vertoond met de door het HvJ EU genoemde factoren in eerder besproken Planzer arrest. Groot verschil is echter dat waar het HvJ EU spreekt over belangrijke factoren en elementen, de btw-verordening rept over rekening houden met enkele factoren. In de laatste volzin van artikel 10 lid 2 is echter neergelegd dat, indien geen zekerheid bestaat over de bepaalbaarheid van de plaats van de zetel van bedrijfsuitoefening, er wel een doorslaggevend criterium is, te weten de plaats waar de voornaamste beslissingen betreffende de algemene leiding van het bedrijf worden genomen. Doordat eerdergenoemde arrest Planzer een andere duiding geeft aan de invulling van het begrip zetel van bedrijfsuitoefening door de woorden elementen en factoren te bezigen, ben ik van mening dat de aldaar door het HvJ EU gegeven factoren kunnen worden gebruikt om het doorslaggevende criterium dat wordt omschreven in de btw-verordening, in te kleuren. Hierdoor is het Planzer arrest in mijn optiek complementair aan de bepaling in de btw-verordening en kan het daarom niet ter zijde worden geschoven. 3.5 VASTE INRICHTING Inleiding Grotere ondernemingen opereren in het huidige economische klimaat veelal met nevenvestigingen of filialen. Binnen het stelsel van de (Europese) omzetbelasting kunnen dergelijke filialen of vestigingen worden aangemerkt als vaste inrichtingen. De vestigingsplaatsvorm vaste inrichting is voornamelijk in de jurisprudentie van het HvJ EU aan de orde gekomen. De vaste inrichting was namelijk niet opgenomen in het oorspronkelijke voorstel voor de Zesde Richtlijn Jurisprudentie van het HvJ EU Algemeen Zoals gesteld in de inleiding van deze paragraaf was in het oorspronkelijke voorstel van de Zesde Richtlijn de vaste inrichting als vestigingsplaatsvorm niet opgenomen. De uitleg van de vestigingsplaatsvorm is voornamelijk ontwikkeld in de jurisprudentie van het HvJ EU. 54 De belangrijkste zaken die zijn voorgelegd aan het HvJ EU zullen in deze sub-paragraaf worden besproken. 53 Merkx, M.M.W.D, De woon- en vestigingsplaats in de btw, Kluwer-Deventer 2011, p Merkx, M.M.W.D, De woon- en vestigingsplaats in de btw, Kluwer-Deventer 2011, p

Erasmus School of Economics

Erasmus School of Economics ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM NADRUK VERBODEN Erasmus School of Economics Het recht op aftrek van voorbelasting van een (juridische) entiteit bestaande uit een zetel van bedrijfsuitoefening en één of

Nadere informatie

Het pro rata aftrekrecht van een gemengd presterende ondernemer met buitenlandse vaste inrichtingen

Het pro rata aftrekrecht van een gemengd presterende ondernemer met buitenlandse vaste inrichtingen Tilburg University Het pro rata aftrekrecht van een gemengd presterende ondernemer met buitenlandse vaste inrichtingen Een pro rata berekening op basis van de wereldomzet wenselijk? Masterscriptie Fiscale

Nadere informatie

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * WELTHGROVE BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * In zaak C-102/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangige

Nadere informatie

Hoofdhuis & vaste inrichting

Hoofdhuis & vaste inrichting Tilburg University Masterscriptie Fiscale Economie Hoofdhuis & vaste inrichting Schizofrenie in de btw Naam: T.S. (Tim) Winkelhuis BSc Studentnummer: 206001 Opleiding: Master Fiscale Economie Tilburg University

Nadere informatie

Aftrek van voorbelasting:

Aftrek van voorbelasting: 2013 Master Thesis A.W.E.M. Vriends Aftrek van voorbelasting: Houdstermaatschappijen en verkoop van aandelen Naam: Anja Vriends Instelling: Faculteit der Rechtsgeleerdheid, Universiteit van Tilburg ANR:

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 20 juni 1991 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 20 juni 1991 * ARREST VAN 20. 6. 1991 ZAAK C-60/90 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 20 juni 1991 * In zaak C-60/90, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Gerechtshof te Arnhem,

Nadere informatie

Een onderzoek naar de reikwijdte van de vrijstelling voor het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen

Een onderzoek naar de reikwijdte van de vrijstelling voor het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen Een onderzoek naar de reikwijdte van de vrijstelling voor het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen Masterthesis Fiscale Economie Naam: Ruby- Jane de Jong Administratienummer: s505882 Universiteit:

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 * VAN DER STEEN ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 * In zaak 0355/06, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Gerechtshof te Amsterdam

Nadere informatie

Masterscriptie Fiscale Economie

Masterscriptie Fiscale Economie Masterscriptie Fiscale Economie De behandeling van de aftrek van voorbelasting bij de verkoop van een deelneming getoetst aan het fiscale neutraliteitsbeginsel Naam: H.J.L. van der Sanden Opleiding: Master

Nadere informatie

(Niet-)economische activiteiten betreffende aandelen en het recht op aftrek van btw op kosten

(Niet-)economische activiteiten betreffende aandelen en het recht op aftrek van btw op kosten Masterthesis (Niet-)economische activiteiten betreffende aandelen en het recht op aftrek van btw op kosten Naam: Studentnummer: Studierichting: Adres: Thomas Kicken s257722 Fiscale Economie De Vriesstraat

Nadere informatie

Universiteit van Tilburg Faculteit Rechtswetenschappen

Universiteit van Tilburg Faculteit Rechtswetenschappen Universiteit van Tilburg Faculteit Rechtswetenschappen Aftrek van voorbelasting in de BTW Een onderzoek naar het recht op aftrek van voorbelasting op kosten wanneer een ondernemer nieteconomische activiteiten

Nadere informatie

Het aftrekrecht voor handelingen die buiten de werkingssfeer van de btw vallen

Het aftrekrecht voor handelingen die buiten de werkingssfeer van de btw vallen Het aftrekrecht voor handelingen die buiten de werkingssfeer van de btw vallen Een onsamenhangend geheel!? Naam: Jelle Schijvenaars Anr.: 13 57 83 Vak: Masterscriptie 2013-2014 Opleiding: Accent: Instelling:

Nadere informatie

Hoofdhuis, vaste inrichting en fiscale eenheid: een driehoeksverhouding?

Hoofdhuis, vaste inrichting en fiscale eenheid: een driehoeksverhouding? Hoofdhuis, vaste inrichting en fiscale eenheid: een driehoeksverhouding? Een btw-onderzoek naar de relatie tussen een hoofdhuis, vaste inrichting en fiscale eenheid. Naam: L.A.M. van Zwienen Studie: Master

Nadere informatie

De toekomst van de omzetbelasting: Bestemmingslandbeginsel?!

De toekomst van de omzetbelasting: Bestemmingslandbeginsel?! Masterthesis Fiscale Economie Accent indirecte belastingen De toekomst van de omzetbelasting: Bestemmingslandbeginsel?! Auteur: H.J.R.M. Vesseur BSc ANR: S342096 Afstudeerrichting: Master Fiscale Economie,

Nadere informatie

MASTERSCRIPTIE FISCAAL RECHT. Het leveringsbegrip in de btw. Atla Simou

MASTERSCRIPTIE FISCAAL RECHT. Het leveringsbegrip in de btw. Atla Simou MASTERSCRIPTIE FISCAAL RECHT Het leveringsbegrip in de btw Atla Simou 1 MASTERSCRIPTIE FISCAAL RECHT Het leveringsbegrip in de btw Naam: Atla Simou LLB Studentennummer: 221361 Universiteit van Tilburg

Nadere informatie

Axel Spiessens BTW BIJ INVOER RESULTATEN UIT ACADEMISCH ONDERZOEK

Axel Spiessens BTW BIJ INVOER RESULTATEN UIT ACADEMISCH ONDERZOEK Axel Spiessens BTW BIJ INVOER RESULTATEN UIT ACADEMISCH ONDERZOEK 1 STELLING Er moet het een en ander veranderen of beter worden geregeld in de regelgeving 2 PROGRAMMA o Onderzoeksvragen o Rechtskarakter

Nadere informatie

Omzetbelasting -- Deel 1

Omzetbelasting -- Deel 1 Omzetbelasting week 2 programma Inleiding omzetbelasting Kenmerken OB Belasting toegevoegde waarde Van wie en waarover? Leveringen en diensten Ondernemer Maatstaf van heffing Tarief 1 Omzetbelasting Kenmerken

Nadere informatie

Verkoop van deelnemingen in de economische en niet-economische sfeer

Verkoop van deelnemingen in de economische en niet-economische sfeer Verkoop van deelnemingen in de economische en niet-economische sfeer Door: N. Tanouti M. Sc. 2010/ 2011 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding... 4 Hoofdstuk 2 Belastingplicht van houdstermaatschappijen bij

Nadere informatie

VERMOGENSETIKETTERING VOOR RECHTSPERSONEN?

VERMOGENSETIKETTERING VOOR RECHTSPERSONEN? VERMOGENSETIKETTERING VOOR RECHTSPERSONEN? Naam Petra de Waal Adres Albert Schweitzerstraat 15 Postcode en woonplaats 6836 LA Arnhem Telefoonnummer 06 4251 6878 e-mail adres p.dewaal@uvt.nl Universiteit

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * ARREST VAN 25. 5.1993 ZAAK C-193/91 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * In zaak C-193/91, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Bundesfinanzhof, in het

Nadere informatie

Definitie(s) van de term vaste inrichting

Definitie(s) van de term vaste inrichting Definitie(s) van de term vaste inrichting EEN VERRUIMING IN DE HERSCHIKTE UITVOERINGSVERORDENING? IS DIT WENSELIJK? Masterthesis Fiscale Economie Naam Adres Marjolein van den Berg LLM Picushof 192, 5613

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989*

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* STICHTING UITVOERING FINANCIËLE ACTIES / STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* In zaak 348/87, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag

Nadere informatie

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL C. STIX-HACKL van 6 maart

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL C. STIX-HACKL van 6 maart CONCLUSIE VAN ADV.-GEN. STIX-HACKL ZAAK C-16/00 CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL C. STIX-HACKL van 6 maart 2001 1 I Inleiding 1. In de onderhavige zaak vraagt het Tribunal administratif te Rijsel het Hof

Nadere informatie

Het pro rata recht op aftrek van voorbelasting met betrekking tot vaste inrichtingen in de btw

Het pro rata recht op aftrek van voorbelasting met betrekking tot vaste inrichtingen in de btw Het pro rata recht op aftrek van voorbelasting met betrekking tot vaste inrichtingen in de btw Naam: Sjoerd Lensink ANR: 993380 Universiteit: Tilburg University Opleiding: Master Fiscale Economie (Accent

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 26 mei 2005 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 26 mei 2005 * KRETZTECHNIK ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 26 mei 2005 * In zaak C-465/03, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Unabhängige Finanzsenat,

Nadere informatie

Subsidies en de aftrek van voorbelasting binnen de BTW

Subsidies en de aftrek van voorbelasting binnen de BTW Subsidies en de aftrek van voorbelasting binnen de BTW Wat is de invloed van de subsidie voor het recht op aftrek van voorbelasting? Bachelorscriptie Door: Jelle Middelweerd Studentnummer: 400475 Begeleider:

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1 Een systematiek voor het oplossen van btw-problemen

HOOFDSTUK 1 Een systematiek voor het oplossen van btw-problemen HOOFDSTUK 1 Een systematiek voor het oplossen van btw-problemen De wijze waarop internationale transacties in de heffing van btw worden betrokken, wordt bepaald door de systematiek van de btw-wetgeving.

Nadere informatie

Bachelorthesis. Invulling van het begrip gebruikt voor belaste handelingen binnen het recht op aftrek van voorbelasting.

Bachelorthesis. Invulling van het begrip gebruikt voor belaste handelingen binnen het recht op aftrek van voorbelasting. Bachelorthesis Invulling van het begrip gebruikt voor belaste handelingen binnen het recht op aftrek van voorbelasting Naam : Thomas Heuten Studierichting : Fiscale Economie Administratienummer : 961322

Nadere informatie

De guldenssteekproef en het neutraliteitsbeginsel in de btw

De guldenssteekproef en het neutraliteitsbeginsel in de btw De guldenssteekproef en het neutraliteitsbeginsel in de btw Een onderzoek naar de verenigbaarheid van de guldenssteekproef als controlemiddel van belastingautoriteiten met het neutraliteitsbeginsel in

Nadere informatie

De heer R.J.A.M. Sadée wil ik bedanken voor zijn kritische blik en zijn bijdrage aan het redigeren van mijn scriptie.

De heer R.J.A.M. Sadée wil ik bedanken voor zijn kritische blik en zijn bijdrage aan het redigeren van mijn scriptie. Voorwoord Beste lezer, Voor u ligt mijn masterscriptie, waarin ik de herzieningsregels in de btw onder de loep neem. Met deze scriptie komt een einde aan mijn zeven jaar durende studententijd waarvan ik

Nadere informatie

Bachelor thesis. Welke invloed hebben onbelastbare subsidies op het recht op aftrek van voorbelasting? Michelle Stok Administratienummer:

Bachelor thesis. Welke invloed hebben onbelastbare subsidies op het recht op aftrek van voorbelasting? Michelle Stok Administratienummer: Bachelor thesis Welke invloed hebben onbelastbare subsidies op het recht op aftrek van voorbelasting? Naam: Michelle Stok Administratienummer: 885855 Studierichting: Fiscale Economie Datum: november 2012

Nadere informatie

Bachelor Thesis Fiscale Economie 2012/2013. De onbelastbare subsidie en het recht op aftrek van voorbelasting.

Bachelor Thesis Fiscale Economie 2012/2013. De onbelastbare subsidie en het recht op aftrek van voorbelasting. Bachelor Thesis Fiscale Economie 2012/2013 De onbelastbare subsidie en het recht op aftrek van voorbelasting. Naam: Guusje Mulders ANR: S. 930486 Faculteit: Economie en bedrijfswetenschappen Studierichting:

Nadere informatie

De toekomst van belastingheffing?

De toekomst van belastingheffing? Master thesis De toekomst van belastingheffing? De nieuwe plaats van dienstregels voor elektronisch, omroep en telecommunicatie diensten vanaf 2015 Naam: J.H.L. Verhiel Bsc ANR: 458280 Opleiding: Master

Nadere informatie

Bob Appels. 1b. Prestaties om niet en prestaties tegen vergoeding

Bob Appels. 1b. Prestaties om niet en prestaties tegen vergoeding Bob Appels ANR: 238248 Recht op aftrek van voorbelasting Is aftrek van voorbelasting, drukkende op aangeschafte investeringsgoederen toegestaan indien deze goederen direct bedoeld zijn voor gratis gebruik

Nadere informatie

In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd:

In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd: Drie musketiersverliezenstrijd koepelvrijstelling In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd: Moet artikel 13 A lid 1 letter f van de Zesde Richtlijn

Nadere informatie

Collegeaantekeningen Fiscale aspecten Registergoederen. Week 1

Collegeaantekeningen Fiscale aspecten Registergoederen. Week 1 Collegeaantekeningen Fiscale aspecten Registergoederen Week 1 2016-2017 HC week 1 Fiscale aspecten van Registergoederen 9 februari 2017 Inleiding Waarom is het vak voor notariëlen van belang? Wat heeft

Nadere informatie

Aandelen, obligaties en kredietverstrekking in de btw

Aandelen, obligaties en kredietverstrekking in de btw Aandelen, obligaties en kredietverstrekking in de btw De beperkte aftrek van voorbelasting in de jurisprudentie van het Hof van Justitie EG Auteur: T.C.I. Beems Studierichting: Fiscale economie Administratienummer:

Nadere informatie

De btw-positie van holdingvennootschappen

De btw-positie van holdingvennootschappen ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM NADRUK VERBODEN Erasmus School of Economics Masterscriptie Fiscale Economie De btw-positie van holdingvennootschappen Naam: A.H.J. (Arnout) Plattel Studentnummer: 436013

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 26 maart 1987 *

ARREST VAN HET HOF 26 maart 1987 * ARREST VAN HET HOF 26 maart 1987 * In zaak 235/85, Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur J. F. Buhl als gemachtigde, bijgestaan door M. Mees, advocaat

Nadere informatie

Master Fiscale Economie

Master Fiscale Economie Masterscriptie Fiscale Economie De verkoop van aandelen en art. 19 Btw-richtlijn Naam: B.M.M. Lamers ANR: 935720 Opleiding: Master Fiscale Economie Accent: Indirecte Belastingen Faculteit: School of Economics

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 6 februari 1997*

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 6 februari 1997* ARREST VAN 6. 2. 1997 ZAAK C-80/95 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 6 februari 1997* In zaak C-80/95, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden,

Nadere informatie

Hoe kan er in de omzetbelasting een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen economische activiteiten en niet-economische activiteiten?

Hoe kan er in de omzetbelasting een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen economische activiteiten en niet-economische activiteiten? BACHELOR THESIS Hoe kan er in de omzetbelasting een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen economische activiteiten en niet-economische activiteiten? Naam: Anr: Studierichting: Datum: Begeleider:

Nadere informatie

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL A. SAGGIO van 13 april 2000 *

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL A. SAGGIO van 13 april 2000 * MONTE DEI PASCHI DI SIENA CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL A. SAGGIO van 13 april 2000 * 1. Het onderhavige prejudiciële verzoek betreft het recht op teruggaaf van BTW krachtens artikel 17 van de Zesde

Nadere informatie

Bachelor Thesis. De btw-fiscale eenheid in Nederland te ruim? De btw-fiscale eenheid in Nederland te ruim? Naam student: Rick Meijer ANR:

Bachelor Thesis. De btw-fiscale eenheid in Nederland te ruim? De btw-fiscale eenheid in Nederland te ruim? Naam student: Rick Meijer ANR: Bachelor Thesis De btw-fiscale eenheid in Nederland te ruim? Naam student: Rick Meijer ANR: 450182 Begeleider: W. J. C. de Bakker Examencommissie: A.J. van Doesum ~ 1 ~ Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding...

Nadere informatie

De Nederlandse BV als een vaste inrichting van een buitenlandse vennootschap

De Nederlandse BV als een vaste inrichting van een buitenlandse vennootschap De Nederlandse BV als een vaste inrichting van een buitenlandse vennootschap Rashmi Gangaram Panday 5606306 Semester 2, studiejaar 2008/2009 Juli 2009 Bachelorscriptie Begeleider : dhr. mr. drs. W.A.P.

Nadere informatie

2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs, is een samenwerkingsverband van besloten vennootschappen en maakt deel uit van KPMG International

2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs, is een samenwerkingsverband van besloten vennootschappen en maakt deel uit van KPMG International 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs, is een samenwerkingsverband van besloten vennootschappen en maakt deel uit van KPMG International Cooperative ("KPMG International"), een Zwitserse entiteit.

Nadere informatie

De behandeling van elektronische diensten in de btw. Yentl Delahaije ANR: Masterthesis Fiscale Economie Begeleider: Mr. S.B.

De behandeling van elektronische diensten in de btw. Yentl Delahaije ANR: Masterthesis Fiscale Economie Begeleider: Mr. S.B. De behandeling van elektronische diensten in de btw Yentl Delahaije ANR: 674951 Masterthesis Fiscale Economie Begeleider: Mr. S.B. Cornielje Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Probleemstelling

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 14 november 2000 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 14 november 2000 * ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 14 november 2000 * In zaak C-142/99, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) van de rechtbank van eerste aanleg te

Nadere informatie

DE REIKWIJDTE VAN DE TERM ECONOMISCHE ACITIVEITEN

DE REIKWIJDTE VAN DE TERM ECONOMISCHE ACITIVEITEN 2012 DE REIKWIJDTE VAN DE TERM ECONOMISCHE ACITIVEITEN De scheidslijn tussen economische en nieteconomische activiteiten Tilburg University Naam: Tim Winkelhuis Studierichting: Fiscale Economie ANR: S206001

Nadere informatie

PUBLIC 10927/03 Interinstitutioneeldosier: 2002/0286(CNS)

PUBLIC 10927/03 Interinstitutioneeldosier: 2002/0286(CNS) ConseilUE RAADVAN DEEUROPESEUNIE Brusel,26juni2003(02.07) PUBLIC 10927/03 Interinstitutioneeldosier: 2002/0286(CNS) LIMITE FISC108 ENER207 NOTA van: aan: d.d.: Betreft: hetitaliaansevoorziterschap degroepbelastingvraagstukken

Nadere informatie

Hoe objectief is objectief?

Hoe objectief is objectief? Een onderzoek naar de rol van subjectieve elementen binnen de btw en de OVB en de specifieke bepaling van samenloopvrijstelling Masterthesis Fiscaal Recht Tilburg University Naam: Sheyda Zaker Studierichting:

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 7 september 2006 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 7 september 2006 * HEGER ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 7 september 2006 * In zaak C-166/05, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Verwaltungsgerichtshof (Oostenrijk)

Nadere informatie

Hoe moet het pro rata aftrekrecht in een concern met een hoofdhuis en één of meerdere vaste inrichtingen worden vastgesteld?

Hoe moet het pro rata aftrekrecht in een concern met een hoofdhuis en één of meerdere vaste inrichtingen worden vastgesteld? Hoe moet het pro rata aftrekrecht in een concern met een hoofdhuis en één of meerdere vaste inrichtingen worden vastgesteld? Door: Sam Williams 2011/ 2012 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding Blz. 2 Hoofdstuk

Nadere informatie

ECONOMISCHE ACTIVITEIT:

ECONOMISCHE ACTIVITEIT: ECONOMISCHE ACTIVITEIT: DE EXPLOITATIE VAN EEN (ON)LICHAMELIJKE ZAAK OM ER DUURZAAM OPBRENGST UIT TE VERKRIJGEN Door: Mr. drs. J.R. Vollering 2013/2014 1 INHOUDSOPGAVE LIJST MET GEBRUIKTE AFKORTINGEN...

Nadere informatie

De Skandia-zaak: Hoofdhuis en vaste inrichting samen in de fiscale eenheid btw?

De Skandia-zaak: Hoofdhuis en vaste inrichting samen in de fiscale eenheid btw? De Skandia-zaak: Hoofdhuis en vaste inrichting samen in de fiscale eenheid btw? Een onderzoek naar de mogelijkheden om een grensoverschrijdend hoofdhuis of vaste inrichting op te nemen in de fiscale eenheid

Nadere informatie

Het recht op aftrek van voorbelasting bij het verrichten van niet-economische activiteiten

Het recht op aftrek van voorbelasting bij het verrichten van niet-economische activiteiten Het recht op aftrek van voorbelasting bij het verrichten van niet-economische activiteiten Zitten het Hof van Justitie EU en de Hoge Raad op dezelfde lijn? Naam: Anne Bommeljé Plaats: Rotterdam Opleiding:

Nadere informatie

Wanneer bestaat de mogelijkheid tot aftrek van voorbelasting voor een ondernemer die prestaties om niet verricht?

Wanneer bestaat de mogelijkheid tot aftrek van voorbelasting voor een ondernemer die prestaties om niet verricht? Fiscale Economie Wanneer bestaat de mogelijkheid tot aftrek van voorbelasting voor een ondernemer die prestaties om niet verricht? Naam Y.E.J. Tillmanns SNR 1264789 Datum Mei 2017 Begeleider Tweede beoordelaar

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 27 september 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 27 september 2001 * CIBO PARTICIPATIONS ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 27 september 2001 * In zaak C-16/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het tribunal administratif te Rijsel (Frankrijk),

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 8 februari 2007 *

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 8 februari 2007 * INVESTRAND ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 8 februari 2007 * In zaak 0435/05, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden

Nadere informatie

De vaste inrichting en de plaats van dienst in de btw

De vaste inrichting en de plaats van dienst in de btw De vaste inrichting en de plaats van dienst in de btw Biedt de Uitvoeringsverordening een oplossing tegen dubbele (non) heffing? Masterthesis Fiscale Economie Naam: E.J.M. Rood Studie: Fiscale Economie

Nadere informatie

De btw gevolgen van een verkoop van aandelen en de overgang van een algemeenheid van goederen.

De btw gevolgen van een verkoop van aandelen en de overgang van een algemeenheid van goederen. Master Thesis Fiscale Economie De btw gevolgen van een verkoop van aandelen en de overgang van een algemeenheid van goederen. Naam: Jessica van de Velde ANR: 581066 Datum: 23-08-2017 Opleiding: Instituut:

Nadere informatie

Reikwijdte van het AB SKF-arrest: Aftrekrecht voor vrijgestelde prestaties?

Reikwijdte van het AB SKF-arrest: Aftrekrecht voor vrijgestelde prestaties? Reikwijdte van het AB SKF-arrest: Aftrekrecht voor vrijgestelde prestaties? Naam : S.P.E. Blom Studierichting : Master Fiscale Economie Administratienummer : 932454 Datum : 28 september 2011 Examencommissie

Nadere informatie

Bachelorthesis. De afnemer van de prestatie voor de btw

Bachelorthesis. De afnemer van de prestatie voor de btw Bachelorthesis De afnemer van de prestatie voor de btw Naam: Luuk Wagenaars Studierichting: Fiscale Economie Administratienummer: 989677 Datum: Juni 2013 Examencommissie: Mr. dr. M.M.W.D. Merkx, Mr. E.G.

Nadere informatie

De niet-economisch handelende belastingplichtige. Wat is zijn aftrekrecht?

De niet-economisch handelende belastingplichtige. Wat is zijn aftrekrecht? De niet-economisch handelende belastingplichtige Wat is zijn aftrekrecht? Door: Myrthe (M.M.) Hinskens LL.M 2010/2011 Inhoudsopgave Lijst met gebruikte afkortingen 3 Hoofdstuk 1 Inleiding 4 1.1 Probleemstelling

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 23/05/2017

Datum van inontvangstneming : 23/05/2017 Datum van inontvangstneming : 23/05/2017 Vertaling C-165/17-1 Zaak C-165/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 3 april 2017 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 02.05.2001 COM(2001) 238 definitief Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD houdende machtiging van het Koninkrijk Spanje tot het toepassen van een maatregel

Nadere informatie

Vouchers en de btw. Een interpretatie van de btw-behandeling van vouchers in het licht van het neutraliteitsbeginsel

Vouchers en de btw. Een interpretatie van de btw-behandeling van vouchers in het licht van het neutraliteitsbeginsel Vouchers en de btw Een interpretatie van de btw-behandeling van vouchers in het licht van het neutraliteitsbeginsel Naam: Cleo Frencken Studierichting: Fiscaal Recht met accent indirecte belastingen Administratienummer:

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 * ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 * In zaak 165/86, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangig geding tussen

Nadere informatie

PUBLIC. Brussel, 2 juni 2003 (11.06) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. 9919/03 Interinstitutioneel dossier: 2002/0286 (CNS) LIMITE FISC 87 ENER 164

PUBLIC. Brussel, 2 juni 2003 (11.06) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. 9919/03 Interinstitutioneel dossier: 2002/0286 (CNS) LIMITE FISC 87 ENER 164 Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 2 juni 2003 (11.06) (OR. en) 9919/03 Interinstitutioneel dossier: 2002/0286 (CNS) LIMITE PUBLIC FISC 87 ENER 164 NOTA van: het voorzitterschap aan: de Groep

Nadere informatie

De btw-gevolgen van een samenwerking in de (semi)publieke sector

De btw-gevolgen van een samenwerking in de (semi)publieke sector De btw-gevolgen van een samenwerking in de (semi)publieke sector In hoeverre dient, gelet op het fiscale neutraliteitsbeginsel, het aangaan van een samenwerking binnen de (semi)publieke sector te leiden

Nadere informatie

De toepasbaarheid van subjectiviteit

De toepasbaarheid van subjectiviteit De toepasbaarheid van subjectiviteit - Een onderzoek naar de rol van subjectieve elementen binnen de btw - Masterthesis Fiscale Economie - Universiteit van Tilburg Naam: Studierichting: R.J. (Ronald) van

Nadere informatie

Hoe kan worden aangetoond dat uitgaven zijn opgenomen in de prijs van uitgaande goederen en diensten?

Hoe kan worden aangetoond dat uitgaven zijn opgenomen in de prijs van uitgaande goederen en diensten? Hoe kan worden aangetoond dat uitgaven zijn opgenomen in de prijs van uitgaande goederen en diensten? - Op zoek naar heldere criteria voor de aftrek van voorbelasting. Door: Sjoerd Harbers 2010 / 2011

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/02/2013

Datum van inontvangstneming : 07/02/2013 Datum van inontvangstneming : 07/02/2013 Vertaling C-7/13-1 Zaak C-7/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 7 januari 2013 Verwijzende rechter: Förvaltningsrätten te Stockholm (Zweden)

Nadere informatie

Bachelor Thesis. De niet-ondernemer in de fiscale eenheid. : Jurgen van de Meerendonk. Administratienummer : Datum : december 2013

Bachelor Thesis. De niet-ondernemer in de fiscale eenheid. : Jurgen van de Meerendonk. Administratienummer : Datum : december 2013 Bachelor Thesis De niet-ondernemer in de fiscale eenheid Naam : Jurgen van de Meerendonk Studierichting : Fiscale Economie Administratienummer : 183273 Datum : december 2013 Examencommissie : W.J.C. de

Nadere informatie

Kostendoorberekeningen; een vergoeding voor een btw-belastbare prestatie?

Kostendoorberekeningen; een vergoeding voor een btw-belastbare prestatie? Kostendoorberekeningen; een vergoeding voor een btw-belastbare prestatie? Door: W.J.Y. Oudman, MSc 2012 Inhoud Hoofdstuk 1. Inleiding... 2 Hoofdstuk 2. Toetsingskader... 3 2.1 Het rechtskarakter van de

Nadere informatie

Masterscriptie. Fiscaal recht, accent indirecte belastingen

Masterscriptie. Fiscaal recht, accent indirecte belastingen Masterscriptie Fiscaal recht Accent indirecte belastingen De btw-behandeling van niet marktconforme vergoedingen bij transacties tussen gelieerde partijen Naam: Vera van den Munckhof Studierichting: Administratienummer:

Nadere informatie

Bachelor thesis fiscale economie. Het met mist omhulde begrip economische activiteit in de omzetbelasting

Bachelor thesis fiscale economie. Het met mist omhulde begrip economische activiteit in de omzetbelasting Bachelor thesis fiscale economie Het met mist omhulde begrip economische activiteit in de omzetbelasting J.J.P. Hukkelhoven 370804 onder begeleiding van: D. Euser MSc tweede corrector: mr. dr. G.J. van

Nadere informatie

Verhuurd pand algemeenheid van goederen?!

Verhuurd pand algemeenheid van goederen?! Verhuurd pand algemeenheid van goederen?! Een onderzoek naar de reikwijdte van artikel 31 na het arrest van 6 juni 2008 Naam: T.G.J. van Burgel Adres: Molenstraat 11 Postcode/plaats: 4286 AP Almkerk Telefoonnummer:

Nadere informatie

De juridische nieuwslijn Lexalert informeert u gratis en per over de juridische actualiteit. Schrijf gratis in via

De juridische nieuwslijn Lexalert informeert u gratis en per  over de juridische actualiteit. Schrijf gratis in via ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 17 september 2014 (*) Prejudiciële verwijzing Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde Richtlijn 2006/112/EG Btw-groep Interne facturering voor

Nadere informatie

Wie is de afnemer voor de btw?

Wie is de afnemer voor de btw? Wie is de afnemer voor de btw? By: mr. N.M. Brueker, Post-Master indirecte belastingen, 2016-2017 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 1 Lijst met gebruikte afkortingen... 2 1. Inleiding... 3 2. De systematiek

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 november 2012 (*)

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 november 2012 (*) ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 november 2012 (*) Zesde btw-richtlijn Artikel 17, lid 5, derde alinea Recht op aftrek van voorbelasting Goederen en diensten die zowel voor belastbare als voor vrijgestelde

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 * SPI ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 * In zaak C-108/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG-Verdrag van de Conseil d'état (Frankrijk), in het aldaar aanhangig geding

Nadere informatie

De huidige en toekomstige behandeling van de plaats van elektronische dienst in B2Cverhoudingen

De huidige en toekomstige behandeling van de plaats van elektronische dienst in B2Cverhoudingen 01011100110 De huidige en toekomstige behandeling van de plaats van elektronische dienst in B2Cverhoudingen G.W.M. Dekkers Studentnummer: 316419 Master Fiscaal recht accent indirecte belastingen Afstudeerdatum:

Nadere informatie

Het gevecht tussen twee vestigingsplaatsen van één belastingplichtige

Het gevecht tussen twee vestigingsplaatsen van één belastingplichtige Het gevecht tussen twee vestigingsplaatsen van één belastingplichtige De vaste inrichting met betrekking tot de plaats van dienst regelgeving in de btw Door: Eva Florence Jeanette Dreijer MSc 2011/ 2012

Nadere informatie

Bachelor Thesis. De waardering van een vergoeding in natura. : Walter Govers. Administratienummer : Datum : mei G.J.

Bachelor Thesis. De waardering van een vergoeding in natura. : Walter Govers. Administratienummer : Datum : mei G.J. Bachelor Thesis De waardering van een vergoeding in natura Naam Studierichting : Walter Govers : Fiscale Economie Administratienummer : 147390 Datum : mei 2014 Examencommissie : M.M.W.D. Merkx G.J. van

Nadere informatie

I. ALGEMEEN. Memorie van toelichting. 1. Inleiding

I. ALGEMEEN. Memorie van toelichting. 1. Inleiding Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een tussenregeling voor valutaresultaten op deelnemingen (Tussenregeling valutaresultaten op deelnemingen) Memorie

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tiende kamer) 22 juni 2016 (*) Prejudiciële verwijzing Belasting over de toegevoegde waarde Voorbelasting Aftrek

ARREST VAN HET HOF (Tiende kamer) 22 juni 2016 (*) Prejudiciële verwijzing Belasting over de toegevoegde waarde Voorbelasting Aftrek ARREST VAN HET HOF (Tiende kamer) 22 juni 2016 (*) Prejudiciële verwijzing Belasting over de toegevoegde waarde Voorbelasting Aftrek In zaak C-267/15, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing

Nadere informatie

Faculteit der Economische Wetenschappen Masterscriptie. E-commerce in de btw: Werk aan de webshop?

Faculteit der Economische Wetenschappen Masterscriptie. E-commerce in de btw: Werk aan de webshop? ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM Faculteit der Economische Wetenschappen Masterscriptie Nadruk verboden E-commerce in de btw: Werk aan de webshop? Naam Remon Abadier Nummer 315371 Begeleider P. Oerlemans

Nadere informatie

Bachelor Thesis Fiscale Economie

Bachelor Thesis Fiscale Economie Bachelor Thesis Fiscale Economie Heeft een belastingplichtige recht op aftrek van de voorbelasting die hij heeft voldaan over de verwerving van investeringsgoederen die bestemd zijn voor gratis gebruik

Nadere informatie

een fiscale eenheid btw.

een fiscale eenheid btw. De nietbelastingplichtige in een fiscale eenheid btw. Naam: Studierichting: T.E.C. Rütze Master Fiscaal Recht Accent indirecte belastingen S178571 ANR: Afstudeerdatum: 24 augustus 2016 Scriptiebegeleider:

Nadere informatie

Het recht op aftrek van btw bij evenementen die gratis toegankelijk zijn

Het recht op aftrek van btw bij evenementen die gratis toegankelijk zijn Het recht op aftrek van btw bij evenementen die gratis toegankelijk zijn Door: Petra Pleunis MSc 2011/ 2012 Inhoudsopgave Lijst met gebruikte afkortingen Blz 3 Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Algemeen Blz 4

Nadere informatie

Het begrip normale waarde in de omzetbelasting

Het begrip normale waarde in de omzetbelasting Het begrip normale waarde in de omzetbelasting Naam: Mark van Giersbergen ANR: 747703 Studierichting: Fiscaal Recht, accent Indirecte Belastingen Examinatoren: Prof. dr. H.W.M. van Kesteren Mr. dr. A.J.

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 14 februari 1985 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 14 februari 1985 * ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 14 februari 1985 * In zaak 268/83, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangig geding

Nadere informatie

Ondernemerschap door voorbereiding

Ondernemerschap door voorbereiding Ondernemerschap door voorbereiding Een onderzoek naar de invloed van duurzame voorbereidende handelingen op het btw-ondernemerschap ingeval van incidentele prestaties Door: Jeroen de Jong 2011/ 2012 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Meten met twee maten

Meten met twee maten Meten met twee maten De btw-gevolgen van transfer pricing M.M.F.A. de Hond LLB Studentnummer: S764497 Master fiscaalrecht accent indirecte belastingen Afstudeerdatum: 18 januari 2012 Examencommissie: Prof.

Nadere informatie

De pro rata: De omzet werkelijk gebruikt?

De pro rata: De omzet werkelijk gebruikt? De pro rata: De omzet werkelijk gebruikt? Door: Mw. drs. S. van de Snepscheut 2007/ 2008 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding Blz. 2 Hoofdstuk 2 De aftrek van voorbelasting Blz. 3 2.1 Nederlandse wetgeving

Nadere informatie

Tijdige aftrek van voorbelasting een hele opgaaf!

Tijdige aftrek van voorbelasting een hele opgaaf! Tijdige aftrek van voorbelasting een hele opgaaf! Naam: P.W.G.M. Zwartkruis Studierichting: Fiscale economie Administratienummer: 364154 Afstudeerdatum: 28 augustus 2012 Examencommissie: Prof. Dr. H.W.M.

Nadere informatie

MASTERSCRIPTIE FISCALE ECONOMIE

MASTERSCRIPTIE FISCALE ECONOMIE MASTERSCRIPTIE FISCALE ECONOMIE Het begrip verhuur+ in de btw Naam: Mike van der Maden Studentennummer: 497529 Universiteit van Tilburg School of Economics and Management Master Fiscale Economie accent

Nadere informatie

De relatie tussen het hoofdhuis en de vaste inrichting in de btw.

De relatie tussen het hoofdhuis en de vaste inrichting in de btw. In hoeverre verrichten een vaste inrichting en een hoofdhuis belastbare prestaties voor de omzetbelasting en hoe wordt het recht op aftrek van voorbelasting voor de vaste inrichting bepaald? De relatie

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 8 maart 2001»

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 8 maart 2001» BAKCSI ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 8 maart 2001» In zaak C-415/98, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) van het Bundesfinanzhof (Duitsland),

Nadere informatie