UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE"

Transcriptie

1 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar MOGELIJKHEDEN TOT VERBETEREN VAN UIERGEZONHEID OP EEN ROBOTBEDRIJF IN DE PRAKTIJK door Ron SWINNEN Promotor: Dr. Sofie Piepers Copromotor: Prof. Dr. Sarne De Vliegher 2014 Ron Swinnen

2 Universiteit Gent, haar werknemers of studenten bieden geen enkele garantie met betrekking tot de juistheid of volledigheid van de gegevens vervat in deze masterproef, noch dat de inhoud van deze masterproef geen inbreuk uitmaakt op of aanleiding kan geven tot inbreuken op de rechten van derden. Universiteit Gent, haar werknemers of studenten aanvaarden geen aansprakelijkheid of verantwoordelijkheid voor enig gebruik dat door iemand anders wordt gemaakt van de inhoud van de masterproef, noch voor enig vertrouwen dat wordt gesteld in een advies of informatie vervat in de masterproef.

3 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar MOGELIJKHEDEN TOT VERBETEREN VAN UIERGEZONHEID OP EEN ROBOTBEDRIJF IN DE PRAKTIJK door Ron SWINNEN Promotor: Dr. Sofie Piepers Copromotor: Prof. Dr. Sarne De Vliegher 2014 Ron Swinnen

4 VOORWOORD Bij de keuze van het onderwerp voor mijn masterproef heb ik rekening gehouden met de praktische bruikbaarheid later in de praktijk. Bij het maken van deze masterproef heb ik me dan ook gezien mijn interesse in het onderwerp altijd goed kunnen motiveren om er aan te werken. In dit woord vooraf zou ik graag enkele mensen bedanken zonder wie het maken van deze masterproef niet mogelijk zou zijn. Allereerst zou ik mijn hoofdpromotor dr. Sofie Piepers hartelijk willen bedanken voor de begeleiding bij het maken van dit werk. Haar enthousiasme en motivatie hebben me erg geholpen en hebben de interesse in uiergezondheid bij mezelf voor in de toekomst nog extra aangewakkerd. Ook mijn medepromotor Prof. dr. Sarne DeVliegher zou ik graag willen bedanken voor het opvolgen en doornemen van mijn werk. Laborant Lars Hulpio heeft mij bijgestaan bij het aanleren en uitvoeren van verschillende zaken zoals een bacteriologisch onderzoek en me geholpen met het informeren naar de mogelijkheden van laboanalyse waarvoor mijn oprechte dank. Graag zou ik ook de veehouders van het bedrijf dat ik opgevolgd heb willen bedanken voor hun tijd, het beschikbaar stellen van de gegevens en hun medewerking. Mijn speciale dank gaat uit naar mijn ouders voor de onvoorwaardelijke steun en het mogelijk maken van mijn studie op zich.

5 INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING... 1 INLEIDING... 2 LITERATUURSTUDIE MASTITIS Wat is mastitis? Afweermechanismen van de uier Fysische afweer Cellulaire afweer Antistoffen Cytokines Lactoferrine en andere antimicrobiële proteïnes MASTITISVERWEKKERS Indeling op basis van het leefmilieu Omgevingsgebonden bacteriën Koegebonden bacteriën Indeling op basis van het belang ROBOTMELKEN EN UIERGEZONDHEID Inleiding De overschakeling van traditioneel melken naar robotmelken Implicaties van het robotmelken Aantal melkingen per dag en melken op kwartierniveau Het tijdsinterval tussen twee melkbeurten Tepelreiniging en algemene hygiëne Uierpathogenen en robotmelken Detectie van mastitis STAFYLOKOKKEN MASTITIS Staphylococcus aureus Coagulase-negatieve stafylokokken (CNS) MASTITIS BIJ VAARZEN Risicofactoren Praktische aanpak CASUS ANAMNESE BEDRIJFSRESULTATEN BEDRIJFSBEZOEK Melkmachine en melktechniek Droogzetmanagement... 29

6 3.3. Behandeling klinische/subklinische mastitis Chronisch geïnfecteerde koeien opruimen Huisvesting Gezondheidsstatus Fokkerij Vaarzenmastitis Opvolging AANDACHTSPUNTEN EN ADVIES BESPREKING REFERENTIELIJST... 41

7 SAMENVATTING Uiergezondheid is een belangrijk gegeven in de moderne melkveehouderij dat vaak meer aandacht verdient dan dat het in de praktijk krijgt. Gezien het multifactoriële karakter van de aandoening is het niet mogelijk om op één specifiek punt te concentreren maar is een globale aanpak noodzakelijk. De uitdaging is niet alleen om de uiergezondheid te verbeteren maar ook om ze goed te houden. De afweer van het dier of de uier specifiek is de basis van uiergezondheid. Sommige dieren slagen erin om infecties te overwinnen terwijl andere dieren chronisch geïnfecteerd blijven of zo hevig reageren dat ze sterven. De algemene afweermechanismen worden beknopt besproken. Mastitis wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door een intramammaire infectie met bacteriën. Op basis van verschillende eigenschappen worden deze opgedeeld in groepen die elk op zich een min of meer specifieke aanpak vereisen. In het kader van deze masterproef werd een bedrijf opgevolgd waar de koeien sinds enkele jaren gemolken worden door middel van melkrobots. Automatische melksystemen vragen een iets andere en specifieke kijk op uiergezondheid en vooral bij de introductie van dergelijke systemen is het onder controle houden van de uiergezondheid niet vanzelfsprekend. Belangrijke zaken op het vlak van uiergezondheid en de invloed van automatische melksystemen hierop worden besproken. De voornaamste pathogenen die geïsoleerd werden uit melkmonsters zijn Staphylococcus aureus en bacteriën uit de groep van de coagulase-negatieve stafylokokken. Het aantal vaarzen dat kort na afkalven een gestegen celgetal vertoond is verhoogd en is een aandachtspunt. De risicofactoren en de praktische aanpak van vaarzenmastitis worden aangehaald. Tot slot wordt als casuïstiek de uiergezondheid op het bedrijf doorgelicht en worden eventuele opmerkingen en adviezen gegeven. 1

8 INLEIDING Mastitis of uierontsteking is de ziekte met de hoogste prevalentie en de hoogste kost bij melkvee (Seegers et al., 2003). De ziekte heeft een grote economische impact onder andere door verlies in productie, verandering van de melksamenstelling, verminderde langleefbaarheid, bijkomende arbeid, (Hortet et al., 1998). Daarnaast is de preventie van mastitis ook belangrijk voor het imago van de zuivelindustrie naar de buitenwereld in het kader van dierenwelzijn. Mastitis is pijnlijk en veroorzaakt onder andere een verhoogde hart- en ademhalingsfrequentie (Kemp et al., 2008). Een koe die een verhoogd celgetal of klinische mastitis heeft doorgemaakt heeft 1,5 tot 5 keer meer kans om afgevoerd te worden, wat de langleefbaarheid niet ten goede komt (Seegers et al., 2003). Ondanks de uitgebreide kennis kan men stellen dat er veel bedrijven zijn die moeilijkheden hebben met het onder controle krijgen en houden van de uiergezondheid. Uit onderzoek naar de prevalentie van intramammaire infecties (IMI) bij melkvee in Vlaanderen is gebleken dat ongeveer 40% van alle koeien een positief bacteriologisch onderzoek hadden op minstens 1 kwartier (Piepers et al., 2007). De kosten van mastitis zijn niet altijd eenvoudig te berekenen of in te schatten. Ze zijn voor elk bedrijf in meer of mindere mate verschillend. Volgens een studie met 179 bedrijven in Frankrijk kost mastitis 78 euro per koe per jaar ofwel 11 euro per duizend liter melk (Fourichon et al., 2001). Een recentere Nederlandse studie raamt de kosten tussen de 65 en 180 euro per koe per jaar (Huijps et al., 2008). In beide gevallen wordt zowel rekening gehouden met de kosten van klinische als subklinische mastitis. Het verlies bij klinische mastitis is ongeveer 375 kg melk. Bij subklinische mastitis is er een verlies van 0,5 kg melk per verdubbeling van het celgetal van een koe (Seegers et al., 2003). Het gebruik van antibiotica ter behandeling van mastitis of het systematisch gebruik van antibiotica bij het droogzetten komt maatschappelijk onder druk te staan. In Nederland is het wettelijk niet meer toegestaan om alle koeien bij het droogzetten te behandelen met antibiotica. Het is van belang om vanuit de sector zelf een oplossing te bieden. Correct en consequent behandelen van mastitis en zaken zoals selectief droogzetten kunnen hierbij helpen (Lam, 2013). Communicatie naar de veehouder en het werkelijk toepassen van maatregelen voor uiergezondheid zijn vaak niet eenvoudig (Jansen, 2010). Het is en blijft een belangrijke uitdaging voor de melkveesector om steeds aan het management van uiergezondheid te blijven werken. Het mission statement van het M-team (UGent) is duidelijk; Advies, dienstverlening en opleiding over uiergezondheid en melkkwaliteit, op maat van de veehouder en gebaseerd op wetenschappelijke inzichten voor gezondere koeien en een rendabele en duurzame melkveehouderij. Samen met dergelijke organisaties liggen de taak en de uitdaging ook voor een belangrijk deel bij de (bedrijfsbegeleidende) dierenarts. In het kader van deze masterproef werd een melkveebedrijf opgevolgd dat uitgerust is met automatische melksystemen. Staphylococcus aureus en de groep van de coagulase-negatieve stafylokokken zijn de belangrijkste oorzaken van mastitis. In het gedeelte literatuurstudie komen de afweer van het rund tegen mastitis en de belangrijkste etiologische agentia van mastitis aan bod. 2

9 Verder wordt het aspect van robotmelken, stafylokokken mastitis en vaarzenmastitis besproken. In het casusgedeelte worden de bevindingen op het bedrijf besproken en worden enkele bedrijfsspecifieke adviezen op basis van de literatuur geformuleerd. 3

10 LITERATUURSTUDIE 1. MASTITIS 1.1. Wat is mastitis? Mastitis is per definitie een ontsteking van het uierweefsel. Oorzaken van mastitis kunnen zowel nietinfectieus als infectieus zijn. In het overgrote deel van de gevallen is mastitis het gevolg van een bacteriële infectie (Schroeder, 2012) Meestal gaat het om een infectie met Escherichia coli, Streptococcus dysgalactiae, Staphylococcus aureus, Streptococcus uberis of Streptococcus agalactiae. Dit zijn de meest voorkomende bacteriën die mastitis veroorzaken (Bradley, 2002). Etiologische agentia van mastitis worden opgedeeld in omgevingsgebonden en koegebonden bacteriën. Hier wordt verder dieper op ingegaan. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen klinische en subklinische mastitis door het al of niet optreden van klinisch zichtbare veranderingen van de uier, de melk en eventueel algemene symptomen (Gruet et al., 2001). Zowel klinische als subklinische mastitis brengt in meer of mindere mate een verminderde melkproductie met zich mee. Symptomen bij klinische mastitis zijn onder andere abnormale melk met vlokken, warm en gezwollen kwartier(en), verminderde eetlust en al dan niet koorts. Voor elk klinisch geval van mastitis zijn er 15 tot 40 subklinische gevallen. Subklinische mastitis wordt vastgesteld door bepaling van het celgetal van de melk of door de California Mastitis Test (Schroeder, 2012). Koeien met een celgetal minder dan cellen per milliliter melk worden beschouwd als niet geïnfecteerd. Subklinische mastitis kan ook aangetoond worden door de bepaling van lactaatdehydrogenase (LDH) en alkaline fosfatase (ALP). Alkaline fosfatase zal eerder stijgen en is dus gevoeliger en beter geschikt om subklinische mastitis in een vroeg stadium te onderkennen (Babaei, 2007). De bepaling van LDH in de melk is commercieel beschikbaar maar er zijn nog weinig gegevens over de bruikbaarheid van dit systeem (Hogeveen et al., 2010). Elektrische geleidbaarheid is ook een methode om subklinische mastitis te detecteren en het wordt het meest gebruikt bij melkrobots. Dit wordt verder onder punt besproken Afweermechanismen van de uier De uier beschikt over verschillende afweermechanismen die het toelaten om weerstand te bieden tegen eventuele infecties. Men kan de afweermechanismen opdelen in enerzijds de niet-specifieke en anderzijds de specifieke immuniteit Fysische afweer Het tepelkanaal vormt in combinatie met een keratineplug een fysische bescherming tegen IMI (Sordillo en Streicher, 2002). De keratineplug heeft een bacteriostatisch tot bacteriocied effect (Paulrud, 2005). Wanneer de keratineplug niet meer aanwezig is neemt de kans op IMI toe. Tot ongeveer 2 uren na het melken is er geen keratineplug gevormd. Vandaar het belang om koeien na het melken te laten rechtstaan (Cullor et al., 1996). 4

11 Bij het droogzetten is de vorming van een keratineplug een belangrijke factor in de bescherming tegen een IMI. De snelheid van vorming is verschillend van koe tot koe. Vijftig percent van de tepelkanalen zijn nog steeds geopend 10 dagen na het droogzetten (Rabiee et al., 2013). De kans op een nieuwe infectie hangt sterk af van de aanwezigheid van de keratineplug (Pieper et al., 2013). Commerciële producten die de functie van de keratineplug overnemen op basis van bismuth-subnitraat zijn beschikbaar (Rabiee et al., 2013). Studies hebben een significante reductie van IMI aangetoond bij het gebruik van inwendige speenafsluiters in combinatie met droogzetpreparaten op basis van antibiotica (Woolford et al., 1998) Cellulaire afweer De tweedelijns afweer van de uier zijn de leukocyten van de cellulaire afweer. Wanneer bacteriën binnendringen in de uier stellen de macrofagen en de epitheelcellen cytokines vrij. Deze cytokines zorgen voor de (massale) influx van neutrofielen wat het celgetal van de melk doet stijgen. Neutrofielen zijn dus de voornaamste cellen in mastitismelk (Sordillo en Streicher, 2002). Macrofagen, epitheelcellen en lymfocyten dragen in veel mindere mate bij tot het celgetal (Bradford et al., 2009). Neutrofielen zorgen voor het aantrekken van andere neutrofielen door chemotaxis. Fagocytose is ook een belangrijke functie van de neutrofielen. Door expressie van CD14 receptoren kunnen neutrofielen binden met LPS in de celwand van Gram-negatieve bacteriën. Om overdreven weefselbeschadiging te voorkomen worden de neutrofielen die hun activiteit uitgeoefend hebben verwijderd door apoptose gevolgd door fagocytose door macrofagen (Bradford et al., 2009). In melk afkomstig van een gezonde uier zijn macrofagen het voornaamste celtype. Bij een IMI zou het bacteriocied effect van de macrofagen minder belangrijk zijn in vergelijking met de neutrofielen. Macrofagen zijn voornamelijk van belang in de initiatie van de ontstekingsreactie (Sordillo en Streicher, 2002). Dit doen ze door secretie van prostaglandines, leukotriënen en cytokines (Persson et al. 1993). Macrofagen kunnen via expressie van MHC II molecules antigenen presenteren en IL-1 produceren met als doel een specifieke immuunrespons uit te lokken (Politis et al., 1992). In de periode rond de partus en dus het begin van de lactatie heeft men gezien dat de fagocyterende capaciteit van de macrofagen daalt (Sordillo, 2005). Ook de mogelijkheid tot MHC II expressie neemt af rond het kalven (Mallard et al., 1998). De minder uitgesproken antigenpresentatie zou de zwakkere immuunrespons van de uierlymfocyten tijdens deze periode verklaren (Fitzpatrick et al., 1992). Lymfocyten zorgen voor de specifieke immuniteit. Lymfocyten worden onderverdeeld in twee groepen namelijk B-lymfocyten en T-lymfocyten. De T-lymfocyten worden nog eens opgedeeld in de CD4 positieve en de CD8 positieve T-cellen (Goddeeris, 2009). In gezonde uiers komen voornamelijk CD8 positieve T-cellen voor terwijl in het bloed voornamelijk CD4 positieve T-cellen circuleren. De verhouding tussen beide kan sterk variëren afhankelijk van het lactatiestadium (Asai et al., 1998). In geval van mastitis worden de CD4 positieve T-cellen geactiveerd door antigeenpresenterende cellen zoals B-lymfocyten of macrofagen. De helper T cellen kunnen 5

12 afhankelijk van het type cytokines humorale of celgemedieerde immuniteit opwekken (Brown et al., 1998). De voornaamste taak van B-lymfocyten is de productie van antistoffen. Ze kunnen antigenen presenteren die ze op basis van receptoren erkennen (Goddeeris, 2009). In vergelijking met T- lymfocyten blijft het percentage B-lymfocyten vrij constant tijdens de lactatie (Shafer-Weaver et al., 1996). Natural Killer cellen kunnen naast cellen ook bacteriën afdoden en zouden op die manier een rol kunnen spelen in het voorkomen van een IMI (Shafer-Weaver et al., 1996) Antistoffen De concentratie antilichamen in de melk is het hoogst tijdens de colostrumproductie en bij IMI. In melk wordt zowel IgG 1, IgG 2, IgA en IgM teruggevonden. IgG 1 wordt specifiek uitgescheiden in uiersecreties. IgG 2 wordt uitgescheiden tijdens diapedese van neutrofielen. Beide types antistoffen kunnen bacteriën opsoniseren en fagocytose initiëren. IgA bindt niet aan complement en kan niet opsoniseren. Het kan toxines neutraliseren en agglutineren om op die manier kolonisatie van bacteriën te voorkomen. IgM kan hetzelfde als IgA maar kan daarenboven ook nog opsoniseren en complement activeren (Sordillo et al., 2002) Cytokines Cytokines reguleren de activiteit van immuuncellen. De belangrijkste cytokines zijn de interleukines (IL), de interferonen (IFN), tumor necrosis factors (TNF) en kolonie stimulerende factoren (CSF). Deze worden voornamelijk geproduceerd door macrofagen, T-lymfocyten en epitheliale cellen. In onderstaande tabel worden de voornaamste effecten van verschillende cytokines aangehaald (Sordillo et al, 2002). Tabel 1: verschillende cytokines en hun voornaamste effecten (naar Sordillo et al., 2002) 6

13 Lactoferrine en andere antimicrobiële proteïnes Lactoferrine is een glycoproteïne dat in staat is om ijzer te binden zodat minder ijzer beschikbaar is voor de bacteriën waardoor de bacteriële groei onderdrukt wordt. Het wordt geproduceerd door alveolaire epitheelcellen en door neutrofielen. Uierpathogenen zoals Escherichia coli en Klebsiella pneumoniae worden geïnhibeerd door de combinatie van IgG 1 en lactoferrine terwijl andere zoals Streptococcus agalactiae lactoferrine kan gebruiken als ijzerbron (Bishop et al., 1976). Lysozyme is een proteïne in de melk met bacteriociede effecten. Het tast de celwand aan van Grampositieve en de buitenste membraan van Gram-negatieve bacteriën. Deze molecule kan ook de binding tussen lactoferrine en de bacteriële celwand versterken. De concentratie lysozyme is echter laag in melk waardoor de bescherming door deze molecule vrij beperkt is (Sordillo et al., 2002). Lactoperoxidase is een enzyme dat in combinatie met waterstofperoxidase en thiocyanaat bacteriostatisch kan werken door de vorming van hypothiocyanaat (Sordillo et al., 1997). Net zoals lysozyme is de concentratie in de melk te laag om een groot beschermend effect te hebben (Sordillo et al., 2002). 7

14 2. MASTITISVERWEKKERS De belangrijkste etiologische agentia van mastitis zijn bacteriën (Watts, 1988; El lechero, 2011). Er zijn meer dan 100 bacteriën beschreven die mastitis kunnen veroorzaken (Sampimon, 2009). Ook algen, schimmels en gisten zoals Candida kunnen mastitis veroorzaken, zij het in mindere mate. Ook virussen zoals het bovine herpesvirus kunnen mastitis teweeg brengen (Wellenberg et al., 2002). Het overgrote deel van de infecties gebeurt door het binnendringen van de micro-organismen van buitenaf via het slotgat (El lechero, 2011). Figuur 1: Bacteriële kweken op bloed agarplaten ( Bron: httpwww.archief.veeteelt.nltrefwoordmastitispage11) De etiologische kiemen die mastitis veroorzaken kunnen ingedeeld worden op basis van verschillende parameters Indeling op basis van het leefmilieu Om een onderscheid te maken tussen bacteriën die zich in de omgeving bevinden en bacteriën die zo goed als enkel kunnen overleven in of op de koe zijn deze opgedeeld in twee groepen namelijk de omgevingsgebonden en de koegebonden bacteriën (El lechero, 2011). Deze opdeling is niet strikt en moet dus niet als zwart-wit worden beschouwd (Sampimon, 2009) Omgevingsgebonden bacteriën Zoals de naam aangeeft zijn de omgevingsgebonden kiemen een groep van pathogenen die aanwezig zijn in het milieu van de koe. Deze kiemen kunnen koeien infecteren door direct contact of indirect door contaminatie van materiaal dat in contact komt met de uier, bijvoorbeeld contaminatie van uierpreparaten bij het inbrengen of gecontamineerde dipbekers (Smith en Hogan, 2008). Intramammaire infecties door omgevingsgebonden bacteriën gaan in de meerderheid van de gevallen gepaard met klinische mastitis (Smith et al., 1985). De duur van deze infecties is korter in vergelijking met koegebonden bacteriën. Ze veroorzaken in veel mindere mate problemen met subklinische mastitis en een verhoging van het tankmelk celgetal (Smith en Hogan, 1995). Intramammaire infecties met omgevingspathogenen komen meer voor naargelang het lactatienummer, in de zomer en tijdens de droogstand (Smith et al., 1985). Vandaar het positieve effect van inwendige speenafsluiters op de bescherming tegen het binnendringen van pathogenen tijdens de droogstand (Rabiee et al., 2013). De meeste infecties doen zich voor tijdens de eerste 30 dagen van de lactatie. De klinische gevallen komen het meest voor in de eerste 76 dagen van de lactatie en voornamelijk tijdens de zomer (Smith et al., 1985). 8

15 Een zeer belangrijke groep in de omgevingsgebonden mastitisverwekkers zijn de coliformen. Voorbeelden zijn Escherichia coli, Enterobacter, Citrobacter of Kliebsiella spp (Sampimon, 2009). Streptococcus uberis, Streptococcus bovis en Streptococcus dysgalactiae zijn voorbeelden van omgevingsgebonden streptokokken (Crist et al., 1997). Infecties veroorzaakt door deze groep duren in meer dan 50% van de gevallen minder dan 10 dagen (Smith et al., 1985). E. coli is de meest voorkomende oorzaak van omgevingsgebonden mastitis (Hogan en Smith, 2008). Klebsiella spp worden vaak geassocieerd met het gebruik van zagemeel of schavelingen als bedding (Hogan et al., 1989) alhoewel uit een recente studie blijkt dat in Vlaanderen ongeveer 22% van de koeien Klebsiella spp. in de mest uitscheiden (Verbist et al., 2011). Infecties met Serratia spp., Pseudomonas spp., Proteus spp of Citrobacter spp zijn vaak langer van duur dan infecties met E. coli maar ze zijn minder frequent (Hogan en Smith, 2008). Trueperella pyogenes is een kiem die zomerwrang of zomer mastitis veroorzaakt en komt voornamelijk voor in de zomer en op de weide (Thomas et al., 1987) bij droogstaande koeien of drachtige vaarzen. De kiem wordt verspreid door de vlieg Hydrotea irritans (Nickerson et al., 1995). Een behandeling is niet mogelijk en preventie door vliegenbestrijding is de belangrijkste maatregel die genomen kan worden (Piepers et al., 2008) Koegebonden bacteriën Koegebonden bacteriën zijn bacteriën die zich handhaven in de uier van de koe (Bradley, 2002). De geïnfecteerde uier is dan ook de belangrijkste bron van infectie voor andere kwartieren of koeien. De verspreiding van deze kiemen gebeurt voornamelijk tijdens het melkproces. De besmetting van het ene kwartier naar het andere kan bijvoorbeeld gebeuren via doeken die gebruikt worden, gecontamineerde handen van de melker en via de melkmachine zelf (El lechero, 2011). Koegebonden mastitis blijft enkel endemisch aanwezig indien het reproductiegetal R groter is dan 1. Hiermee bedoelt men het gemiddeld aantal secundaire besmettingen dat veroorzaakt wordt door een primair geval van mastitis (Smith en Hogan, 1995). Staphylococcus aureus en Streptococcus agalactiae zijn voorbeelden van typische koegebonden bacteriën. Infecties met deze kiemen zijn vaak chronisch en subklinisch waarbij er nu en dan zich een klinische uitbraak voordoet. Bedrijven met een hoog tankmelkcelgetal hebben vaak veel last van dergelijke koegebonden kiemen (Harmon, 1996). Corynebacterium bovis wordt beschouwd als een minor pathogeen (zie verder). Als er niet correct of voldoende gedipt wordt kan Corynebacterium bovis snel spreiden van koe tot koe. Ze veroorzaken slechts een milde inflammatie van het uierweefsel en het celgetal stijgt niet extreem (Harmon, 1996). Mycoplasma spp zijn eveneens koegebonden micro-organismen. De soort die het meest voor problemen zorgt is Mycoplasma bovis (Harmon, 1996). Ze worden frequent vastgesteld wanneer antimicrobiële therapie van klinische mastitis niet slaagt (National Mastitis Council, 2006). Aangezien Mycoplasma ook verantwoordelijk is voor ademhalingsstoornissen of opgezette gewrichten kan veroorzaken gaan deze symptomen vaak vooraf aan problemen met deze kiem op het vlak van 9

16 uiergezondheid. De dieren die in het begin van de lactatie geïnfecteerd raken vertonen meer symptomen en hebben meer uieroedeem (National Mastitis Council, 2006). De melk heeft een zanderig aspect bij mastitis door Mycoplasma spp (Voorplanting en verloskunde van de grote huisdieren, 2012). Streptococcus dysgalactiae wordt beschouwd als een omgevingskiem maar deze kan ook overgedragen worden van koe tot koe zoals een koegebonden bacterie. Deze kiem reageert goed op dippen en behandeling met antibiotica preparaten bij droogzetten (El lechero, 2011; Harmon, 1996) Indeling op basis van het belang De mastitisverwekkers kunnen ook opgedeeld worden op basis van de ernst van de letsels die ze veroorzaken en hun impact op de productie en uiergezondheid van de koeien. Major pathogenen zijn Staphylococcus aureus, Streptococcus uberis, Streptococcus dysgalactiae en coliformen zoals Escherichia Coli. Corynebacterium spp en coagulase-negatieve stafylokokken (CNS) worden beschouwd als minor pathogenen (Bradley, 2002; Reyher et al., 2012). Minor pathogenen veroorzaken voornamelijk subklinische mastitis en minder klinische mastitis (White et al., 2006). Er zijn studies die aangetoond hebben dat een infectie met minor pathogenen een bescherming vormt tegen infecties met major pathogenen (Schukken et al., 1990). Ook de cellulaire afweer zou gestimuleerd worden. Niet de neutrofielen maar voornamelijk macrofagen en lymfocyten worden gestimuleerd waardoor het celgetal niet noodzakelijk hoeft te stijgen (Sordillo et al., 1989). Andere studies konden geen beschermend effect aantonen door minor pathogenen (Bradley, 2002; Reyher et al., 2012). Schukken et al. (1990) hebben aangetoond dat het risico op intramammaire infectie vergroot door het dippen bij kuddes met een heel laag celgetal (Schukken et al., 1990). Dit zou te wijten zijn aan het feit dat de minor pathogenen afgedood worden waardoor het beschermend effect ervan verdwijnt en er ook geen competitieve exclusie meer kan plaatsvinden (Schukken et al., 1990; Bradley, 2002). Een infectie van een kwartier met Corynebacterium spp. kan het kwartier beschermen tegen een infectie met een major pathogeen (Bradley, 2002). Wanneer daarentegen het kwartier geïnfecteerd is met Corynebacterium spp op het moment van droogzetten, neemt de kans op infectie toe (Bradley, 2002). Er zijn studies die het tegendeel bewijzen. Er is nog veel onduidelijkheid over de effecten van de minor op de major pathogenen. Reyher et al. (2013) konden in een recente studie geen significant verschil aantonen (Reyher et al., 2013). 10

17 2.3. Indeling op basis van het spectrum De Deense wetenschapper Hans Christian Gram ontwikkelde een manier om bacteriën te kleuren. Gram-positieve kiemen kleuren paars en Gram-negatieve kiemen kleuren rood (Haesebrouck, 2010). Op basis van dit verschil worden bacteriën en dus ook mastitisverwekkers onderverdeeld in deze twee groepen. Het verschil tussen beide groepen zit hem in de celwand. Gram-positieve bacteriën hebben een celwand die opgebouwd is uit peptidoglycaan lagen. De meeste Gram-positieve bacteriën hebben ook teichoïnezuren als component van hun celwand. Lipoteichoïnezuren zijn een belangrijke component van de Gram-positieve celwand. De Gram-negatieve celwand bestaat uit een binnenste laag peptidoglycaan, een periplasmatische ruimte en een buitenste laag bestaande uit fosfolipiden, lipoproteïnen, proteïnen en lipopolysacchariden (LPS). LPS is de belangrijkste toxische component van de celwand van de Gram-negatieve bacteriën (Haesebrouck, 2010). 11

18 3. ROBOTMELKEN EN UIERGEZONDHEID 3.1. Inleiding Meer en meer kiezen veehouders bij hun keuze van een nieuwe melkinstallatie voor melkrobots. Zowel bij nieuwbouw als bij renovatie. Het grote voordeel van robotmelken is de mogelijkheid om arbeid beter te plannen en het positieve effect op het sociaal leven van de veehouder. Ook de koeien hebben een grotere keuzevrijheid en kunnen onder andere zelf kiezen wanneer ze gemolken worden. Verder kunnen de koeien meerdere keren per dag gemolken worden en stijgt de melkproductie (Kruip et al., 2002). Robotmelken heeft ook zijn impact op uiergezondheid en studies tonen aan dat dit niet altijd positief is (Kruip et al., 2002). Uiteraard betekent automatisch melken niet dat alles automatisch gebeurt en dat men de robot aan zijn lot kan overlaten. Robotmelken vraagt een andere manier van management en een gemotiveerde en bekwame veehouder is, misschien zelfs meer dan in traditioneel melken, van groot belang om de koeien en de boerderij in zijn geheel te managen. In combinatie met een correct en competent management is het perfect mogelijk om een goede uiergezondheid te behouden met automatische melksystemen (Hovinen et al., 2011). Vaak gaat de omschakeling naar een nieuw melksysteem en/of een nieuwe stal gepaard met een uitbreiding van de veestapel. Een toename in grootte op zich werd reeds geassocieerd met een hoger celgetal op koeniveau (Neijenhuis et al., 2010) en met een hoger aantal gevallen van klinische mastitis (Hill et al., 2009). Verder is het zo dat vaak omwille van de uitbreidingsplannen ook de minder goede dieren worden aangehouden en dat koeien minder snel worden opgeruimd, onder andere omwille van uiergezondheid, om de groei met eigen dieren te kunnen realiseren (Hovinen et al., 2011). Aankoop van dieren brengt ook risico s met zich mee. Sommige van de bedrijven die opgenomen zijn in de studies hadden voor de introductie van een melkrobot al problemen met uiergezondheid (Klungel et al., 2000; Rasmussen et al., 2001) De overschakeling van traditioneel melken naar robotmelken Anders dan men zou verwachten (Klungel et al., 2000), hebben verschillende studies aangetoond dat gemiddeld gezien de uiergezondheid verslechtert na introductie van een melkrobot (Rasmussen et al., 2001; Kruip et al., 2002; Hovinen et al., 2011). Rasmussen et al. (2001) hebben het individuele celgetal van koeien op 69 Deense bedrijven opgevolgd gedurende een jaar voor tot een jaar na de ingebruikname van een automatisch melksysteem. Bij de introductie werd een plotse significante toename gezien van het aantal nieuw verhoogde celgetallen. Het aantal chronisch geïnfecteerde koeien en koeien die opgeruimd werden omwille van uiergezondheid bleef nagenoeg gelijk gedurende de periode van twee jaar. Na drie maanden nam het aantal koeien met een verhoogd celgetal geleidelijkaan af (Rasmussen et al., 2001). Kruip et al. (2002) verzamelden gegevens van 4 jaar robotmelken en 6 jaar traditioneel melken. Uit onderstaande tabel blijkt dat het celgetal bij robotmelken steeds hoger lag dan wanneer dezelfde dieren voorheen traditioneel gemolken werden, hetzij 2 of 3 keer per dag (Kruip et al., 2002). 12

19 Tabel 3: Celgetal bij vier groepen gebaseerd op de verandering van melkfrequentie: 2x of 3x of robotmelken. (naar: Kruip et al., 2002). 2x naar 3x 2x naar robotmelken Aantal melkbeurten per dag 2x 3x 2x RM Aantal bedrijven Aantal registraties Gemiddeld Celgetal (*10³) +/- σ 152 +/- 7, /- 6, /- 6, /- 7,8 3x naar robotmelken 3x naar 2x Aantal melkbeurten per dag 3x RM 3x 2x Aantal bedrijven Aantal registraties Gemiddeld Celgetal (*10³) +/- σ 153 +/- 7, /- 8, /- 6, /- 6,1 De negatieve invloed op de uiergezondheid kan gedeeltelijk toegeschreven worden aan de overgang en de gewenning aan een nieuwe stal en een nieuw systeem en dit zowel voor de koeien als voor de veehouder. Maar wanneer men traditionele en robotbedrijven vergelijkt gedurende het eerste jaar na een verandering van huisvesting en/of melksysteem ziet men ook een toename van het aantal nieuwe infecties op bedrijven met een melkrobot (Hovinen et al., 2011). Wirtz et al. (2004) vergeleken robotmelken met traditioneel melken op eenzelfde bedrijf. Alle dieren werden hetzelfde gehuisvest en werden hetzelfde gevoederd. Ondanks het 3 keer per dag melken werd er geen verschil gevonden in melkproductie en het vetgehalte lag 0,23 % lager dan bij de groep die traditioneel gemolken werd. Volgens de auteur zouden de variabele tijdsintervallen tussen twee melkingen de oorzaak hiervan zijn. Verder werden er geen verschillen gevonden qua melk kwaliteit en uiergezondheid. Er werd wel opgemerkt dat klinische mastitis in de robotgroep later opgemerkt werd (Wirtz et al. 2004). In een studie waar de tepels zowel automatisch als handmatig werden gereinigd was het celgetal op kwartierniveau significant lager (Berglund et al., 2002). Svennersten-Sjaunja et al. (2000) vonden eveneens een lager celgetal op kwartierniveau en bovendien was er een verbetering van de speenconditie en een verhoogde melkproductie bij gebruik van automatische melksystemen (Svennersten-Sjaunja et al., 2000) Implicaties van het robotmelken Aantal melkingen per dag en melken op kwartierniveau Een van de voordelen van robotmelken is dat de koeien meer dan 2 keer per dag kunnen gemolken worden. Verse koeien worden 3 keer en koeien in de top van de lactatie tot 4 keer gemolken per dag en de koeien op het einde van de lactatie ongeveer 2 keer. Een bijkomend voordeel is dat elk kwartier afzonderlijk wordt gemolken. Op die manier wordt blindmelken voorkomen (Hovinen et al., 2011) en gaat de speenconditie erop vooruit (Rasmussen et al., 2001). Dit komt ook de uiergezondheid ten 13

20 goede omdat vereelte speentoppen moeilijker sluiten en dus langer open blijven staan na melken en door het ruwe oppervlak kunnen bacteriën zich gemakkelijker handhaven op de tepel (Hovinen et al., 2011). Robotmelken heeft geen effect op de speenhuidconditie vergeleken met traditioneel melken. Dit is echter wel het geval voor de speentopconditie. De invloed is afhankelijk van de pariteit van de dieren. Bij vaarzen verslechterde de speentopconditie terwijl bij de multipare dieren deze score erop achteruit ging in vergelijking met traditioneel melken (De Vliegher et al., 2003). Figuur 2: Illustratie van het melken op kwartierniveau: Het rechter voorkwartier is leeggemolken en is niet meer aangesloten. Volgens Kruip et al. (2002) heeft het 3 keer per dag melken geen effect op het celgetal (Kruip et al., 2002). Hillerton en Winter stelden dat de uiergezondheid erop vooruit gaat naarmate er meer gemolken wordt (Hillerton en Winter, 1992). Het frequent melken zorgt ervoor dat het tepelkanaal vaker wordt geflusht en dat bacteriën minder de tijd hebben om zich tussen twee melkbeurten vast te hechten en te groeien (Rasmussen et al., 2001). Het celgetal van melk genomen tijdens het melken is lager bij koeien gemolken door een melkrobot dan door een traditionele melkinstallatie. Volgens de onderzoekers is dit te wijten aan het verhoogd aantal melkingen (Svennersten-Sjauna et al., 2000). Anderzijds staan de tepelsfincters langer en meer open bij frequenter melken en krijgen bacteriën zo meer de kans om de uier binnen te dringen (Rasmussen et al., 2001) Het tijdsinterval tussen twee melkbeurten Een punt van aandacht bij robotmelken zijn de intervallen tussen de opeenvolgende melkbeurten. Afhankelijk van de instellingen is het minimum tijdsinterval 4 tot 8 uur. Bij sommige dieren is dit langer dan 12 uur. Dit probleem stelt zich niet, of toch in veel mindere mate, bij traditioneel melken. Melkintervallen stegen ongeveer twee uur per dag vanaf 1 maand voordat een klinische mastitis behandeld werd. De ziekte op zich verstoort het dagritme van de koe en de verlengde melkintervallen werken de verdere ontwikkeling van een klinische mastitis in de hand (Rasmussen et al., 2007). 14

21 Het tijdsinterval heeft ook zijn invloed op het gemeten celgetal. Wanneer het tijdsinterval korter is dan 3 uur kan van gezonde kwartieren een celgetal tot cellen per milliliter gemeten worden (Olde Riekerink et al., 2007). De reden hiervoor is dat er kort na het melken een snelle toestroming is van cellen en dat deze cellen geleidelijkaan verdund worden door de melk die geproduceerd wordt gedurende de volgende uren. Mislukkingen om een koe te melken door de robot of door de koe zelf kunnen ook een oorzaak zijn van te lange effectieve melkintervallen. Afhankelijk van het type melkrobot kunnen 94 tot 98 % van de melkingen correct en vlot verlopen. Bij jonge dieren is een te nauwe stand van de achterspenen het voornaamste probleem terwijl bij oudere koeien een te wijde afstand tussen de voorspenen de meeste problemen veroorzaakt (Miller et al., 1995). Hiermee moet rekening gehouden worden bij de selectie van dieren en het inzetten van stieren. Er zijn KI-organisaties die specifieke robotstieren in hun gamma hebben. Hoe dan ook is het van belang dat de melkintervallen zo constant mogelijk zijn of toch zo geleidelijk mogelijk veranderen (Hovinen et al., 2011) Tepelreiniging en algemene hygiëne Goede tepelhygiëne en algemene hygiëne zijn heel belangrijk in het melkproces. Slechte uierhygiëne heeft een nadelig effect op de uiergezondheid. Het veroorzaakt meer IMI s, meer klinische mastitis en een hoger celgetal op koeniveau (Breen et al., 2009; Dohmen et al., 2010; Schreiner en Ruegg, 2003). Bij robotmelken gebeurt de tepelreiniging volledig automatisch en is er geen visuele controle door een melker mogelijk. Menselijke fouten zoals tepels of uiers vergeten te reinigen komen dan weer niet voor bij robotmelken op voorwaarde dat alle tepels door de laser worden gedetecteerd. Automatische reiniging is toch minder goed dan correct uitgevoerde handmatige reiniging (Hovinen et al., 2011). Volgens een onderzoek van Kaihilahti et al. (2007) was de tepelreiniging in 12% van de gevallen niet goed of onvoldoende. Acht percent is te wijten aan de machine en 4% aan de koe bijvoorbeeld door sterk afwijkende speenstand of afweerbewegingen (Kaihilahti et al., 2007). De hygiëne van de uier en de tepels voor het reinigen heeft een sterke invloed op het eindresultaat. Zorgen voor propere, zuivere koeien is zeker op robotbedrijven essentieel (Hovinen et al., 2011). Figuur 3: Tepelreiniging door middel van borstels (Bron: 15

22 In melkrobots wordt meestal gebruik gemaakt van een spray om de tepels na het melken te desinfecteren maar er is veel verschil in de effectiviteit hiervan. Dohmen et al. (2010) bekwamen een percentage van 18% van de melkingen waarbij de tepels niet besprayd waren (Dohmen et al., 2010). Het is interessant om de effectiviteit van sprayen regelmatig visueel te controleren Uierpathogenen en robotmelken Zoals eerder aangehaald, is een voordeel van robotmelken dat er op kwartierniveau gemolken wordt. Hierdoor wordt kruiscontaminatie tussen kwartieren vermeden aangezien elk kwartier aparte vacuümen melkslangen heeft. Koeien met een hoog celgetal of klinische mastitis laatst melken is in theorie mogelijk maar het is praktisch vaak moeilijk en er moeten afzonderlijke stalruimtes voorzien zijn om deze dieren gescheiden te houden van de rest van de kudde. Om dit te compenseren zijn er op melkrobots spoel- of stoomsystemen om de transmissie zoveel mogelijk te beperken. Streptococcus agalactiae wordt voor 98 procent gereduceerd bij een spoeling (Hovinen et al., 2011). Wanneer met Staphylococcus aureus geïnfecteerde koeien gemolken worden blijven er ook na een spoeling nog bacteriën aanwezig in de tepelbekers. Dit in dezelfde mate als wanneer er niet gespoeld wordt bij traditioneel melken (Hovinen et al., 2010). Natuurlijk is het wel zo dat hier 1 melkstel wordt gebruikt voor +/- 60 koeien en dat dit bij traditioneel melken wordt verdeeld over verschillende melkstellen. Op een melkveebedrijf met een traditioneel melksysteem met 12 melkstellen is de kans dat een koe besmet geraakt via een gecontamineerd melkstel bijv. 12 keer lager dan op een robotbedrijf met 1 robot. In een Deens onderzoek steeg de prevalentie van coagulase-negatieve stafylokokken (CNS) bij oudere koeien tot 23% terwijl dit voor de introductie van een robot slechts 14% bedroeg. Subklinische mastitis veroorzaakt door CNS kwam duidelijk meer voor tijdens de vroege en late lactatie (Pedersen en Bennedsgaard, 2006). Op een robotbedrijf waar de prevalentie van Staphylococcus aureus 3% was bij afkalven steeg dit percentage tot maarliefst 67% op een jaar tijd (Zecconi et al., 2004) Detectie van mastitis Aangezien bij robotmelken een visuele controle van de melk bij het voorstralen niet mogelijk is moet de detectie van afwijkende melk op een andere manier gebeuren. Er zijn verschillende manieren technisch ontwikkeld om de melkeigenschappen te meten en op te volgen. Bij evaluatie van verschillende systemen zijn 3 factoren belangrijk: De prestaties van de sensor (specificiteit en sensitiviteit), de tijd die nodig is om de gegevens te analyseren en de uiteindelijke bruikbaarheid van de gegevens die in praktijk op een bedrijf verzameld worden (Hogeveen et al., 2010). Elektrische geleidbaarheid is de meest gebruikte detectiemethode om zowel klinische als subklinische mastitis op te sporen. Door de ontsteking in de uier stijgt de permeabiliteit van de bloedvaten in de uier en stijgen Na + en Cl -. Dit geeft een hogere elektrische geleidbaarheid en dit kan dus gemeten worden. De elektrische geleidbaarheid kan ook door de temperatuur en het vetgehalte in de melk veranderen en niet enkel door mastitis (Hogeveen et al., 2010). Melk uit de uiercysterne, dus de eerste melk, is het meest geschikt om de geleidbaarheid te bepalen (Bruckmaier et al., 2004). Over de 16

23 betrouwbaarheid van de geleidbaarheid wordt getwijfeld. Uit een studie is gebleken dat kwartieren met een aangetoonde IMI in veel gevallen niet gedetecteerd worden via geleidbaarheid (Hovinen et al., 2011). Geleidbaarheid is afhankelijk van het melkinterval en is het laagst tussen 9 en 12 uur tijdsinterval. Hiermee moet rekening gehouden worden bij de interpretatie van de waarden (Barth en Worstorff, 2000). De vergelijking van de geleidbaarheid per kwartier is beter dan het gemiddelde van de vier kwartieren (Hovinen et al., 2011). Gezien de waarde van een celgetalbepaling zijn er systemen ontwikkeld om het celgetal onmiddellijk door de robot te laten bepalen. Er bestaat een directe methode waarbij celkernen automatisch geteld worden. Dit gebeurt op basis van mengmelk van de vier kwartieren. Daarnaast is er ook een indirecte manier om het celgetal te bepalen volgens het principe van de California Mastitis Test (CMT-test). Het DNA wordt opgelost en de viscositeit wordt gemeten op kwartierniveau (Hogeveen et al., 2010; Hovinen et al., 2011). Detectie van subklinische mastitis op deze manier geeft minder vals positieven ten opzichte van het meten van de elektrische geleidbaarheid. De combinatie van beide zorgt voor een verdere daling van de vals positieve resultaten (Hogeveen et al., 2010; Hovinen et al., 2011). On-line meten van het celgetal is zeker een goed bruikbare techniek maar technisch staan de systemen nog niet 100% op punt (Hovinen et al., 2011). In geval van mastitis verandert de kleur van de melk onder meer door de bijmenging van bloed in de melk. Door middel van sensoren kan de kleur van de melk bepaald worden en kan abnormale melk opgemerkt worden. De sensor is zeer gevoelig en bijmenging van bloed kan tot op een concentratie van 0,1% gemeten worden (Hovinen et al., 2011). Ondanks de hoge gevoeligheid kunnen kleursensoren best gebruikt worden in combinatie met andere types sensoren (Hogeveen et al., 2010). In geval van klinische mastitis zijn de veranderingen in de melk klinisch zichtbaar. Sensoren om de homogeniteit van melk te meten kunnen interessant zijn voor de detectie van klinische mastitis. Er zijn nog geen gegevens over de eventuele ontwikkeling van dergelijke sensoren (Hogeveen et al., 2010). Het gebruik van wiskundige methodes om op basis van verschillende parameters mastitis te detecteren is veelbelovend (Hogeveen et al., 2010; Hovinen et al., 2011). Mogelijke parameters zijn elektrische geleidbaarheid, melkproductie, de temperatuur van de melk en melkintervallen. De positief voorspellende waarde van de manier van detectie is erg belangrijk. Dit is de kans dat een alarm (positieve test) ook degelijk een kwartier met mastitis aanwijst. Omwille van de relatief lage prevalentie van mastitis is het moeilijk om deze waarde omhoog te krijgen. Zolang deze waarde niet omhoog gaat is de bruikbaarheid beperkt omdat veel vals positieve resultaten vaak leiden tot frustratie van de gebruikers. Er wordt aan gewerkt en mogelijk moeten meerdere parameters in de modellen opgenomen worden om nog betrouwbaardere modellen te ontwikkelen (Cavero et al., 2006; Hovinen et al., 2011). 17

24 4. STAFYLOKOKKEN MASTITIS 4.1. Staphylococcus aureus Binnen de groep van de pathogene stafylokokken is Staphylococcus aureus de belangrijkste en de meest pathogene (de Kruif et al., 2012). Staphylococcus aureus is een koegebonden kiem en geïnfecteerde uiers zijn de voornaamste bron van infectie. De kiem bevindt zich in de uier, op de tepelhuid en in het tepelkanaal maar het kan ook andere plaatsen koloniseren zoals de huid of de neus van de koe (de Kruif et al., 2012; National Mastitis Council, 2006). De kiem verspreidt zich voornamelijk tijdens het melkproces via gecontamineerde melkstellen, andere materialen of via vliegen (Harmon, 1996; Petersson-Wolfe et al., 2010). Uit onderstaande tabel blijkt dat in 2012 uit 23,5 procent van de melkstalen van klinische mastitis stafylokokken werden geïsoleerd waarvan meer dan de helft (13,2 % van het totaal) Staphylococcus aureus (Jaarverslag MCC Vlaanderen, 2012). Uit een Duitse studie is gebleken dat Staphylococcus aureus de kiem is met de hoogste prevalentie bij klinisch gezonde dieren, vooral op het einde van de lactatie (Tenhagen et al., 2006). Tabel 4: Procentuele verdeling van de voornaamste uierpathogenen geïsoleerd uit staalnames van klinische mastitis (naar: Jaarverslag MCC Vlaanderen 2012). Infecties met Staphylococcus aureus hebben meestal een chronisch en subklinisch verloop met opflakkeringen van klinische mastitis (Harmon, 1996). Klinische gevallen vertonen vaak gezwollen kwartieren en vlokken in de melk, voornamelijk bij het voorstralen (Petersson-Wolfe et al., 2010). Op het einde van de lactatie was de prevalentie van Staphylococcus aureus in multipare koeien hoger dan in vaarzen (Tenhagen et al., 2006). Dit is te verklaren doordat koeien die voorheen geïnfecteerd 18

25 waren met Staphylococcus aureus een duidelijk hogere kans hebben op een nieuwe infectie met deze kiem ofwel omdat ze chronisch geïnfecteerd blijven. Een voorgaande infectie is meer waarschijnlijk bij multipare koeien dan bij jonge dieren (Zadoks et al., 2001). Staphylococcus aureus produceert toxines die het uierweefsel beschadigen. In de initiële fase van de infectie beschadigen ze eerst het tepelkanaal en de uiercysterne van het geïnfecteerde kwartier. Daarna spreidt de infectie naar hogerop tot in de melkalveolen. De bacteriën gaan er pockets vormen waar nadien kleine abcesjes gevormd worden in een poging om de bacteriën in te kapselen. Op deze manier kunnen de kiemen het immuunsysteem ontwijken en kunnen antimicrobiële producten moeilijk de bacteriën bereiken waardoor behandeling niet altijd effectief is (Petersson-Wolfe et al., 2010). Staphylococcus aureus kan het immuunsysteem en behandelingen met antibiotica ook ontwijken door zich te nestelen in afweercellen zoals de neutrofielen. Wanneer de neutrofielen afsterven en opgeruimd worden komen de bacteriën terug vrij en wordt de infectie hervat (Petersson-Wolfe et al., 2010). Zoals eerder aangehaald is de behandeling van een geïnfecteerde uier moeilijk omdat antibiotica niet overal tot diep in de weefsels tot aan de bacteriën geraken en omwille van het verschuilen van de kiemen in de neutrofielen. Daarenboven zijn verschillende stammen van Staphylococcus aureus resistent tegen bepaalde antimicrobiële middelen (Gentilini et al., 2000). Tabel 5: Resistentie in Staphylococcus aureus stammen geïsoleerd uit melkstalen van klinische en subklinische mastitis (naar: Gentilini et al., 2000). Penicilline 40,3% Erythromycine 11,6% Pirlimycine 7,7% Gentamicine 3,4% Staphylococcus aureus is ook een belangrijk pathogeen in vaarzenmastitis (Piepers et al., 2008). Dit wordt besproken in hoofdstuk 5. Met behulp van behandelingen met antibiotica alleen krijgt men de kiem niet onder controle maar het kan de duur van infectie wel verkorten waardoor de kans op nieuwe infecties kleiner wordt. In een studie door Sol et al. (2000) genazen 52 procent van de behandelde dieren met een klinische mastitis door Staphylococcus aureus (Sol et al., 2000). Naarmate de ouderdom van de koe neemt de kans op genezing af. Vroege behandeling van nieuwe infecties kan succesvol zijn. Chronisch geïnfecteerde koeien reageren slecht op een behandeling tijdens de lactatie. Betere resultaten kunnen verwacht worden bij droogzetten. Echter, chronisch geïnfecteerde dieren kunnen vaak beter opgeruimd worden (Petersson-Wolfe et al., 2010). De beste behandeling voor Staphylococcus aureus is preventie. Belangrijke factoren hierin zijn een goede melktechniek, het opruimen van chronisch geïnfecteerde koeien en vliegenbestrijding. 19

26 Geïnfecteerde dieren worden best apart gemolken of in geval van robotmelken wordt het melkstel best gereinigd en gestoomd na de melkbeurt. Melk van geïnfecteerde dieren wordt best niet gebruikt als voeding voor de kalveren omwille van een hogere kans op vaarzen die afkalven met een hoog celgetal (Petersson-Wolfe et al., 2010). Er zijn commerciële vaccins beschikbaar met een bescherming tegen Staphylococcus aureus maar deze zijn nog niet ingeburgerd in België, mogelijk omwille van de kostprijs Coagulase-negatieve stafylokokken (CNS) Coagulase-negatieve stafylokokken worden meer en meer geïsoleerd uit melkstalen (Tenhagen et al., 2006; Pyörälä en Taponen, 2009). Ze worden beschouwd als minor pathogenen maar volgens sommige bronnen lijkt hun belang toe te nemen. Pyörälä en Taponen (2009) noemen CNS de meest geïsoleerde pathogenen en zelfs emerging pathogenen (Pyörälä en Taponen, 2009). In een onderzoek van Schukken et al. (2009) met een groot aantal gegevens waren gemiddeld ongeveer 15% van de koeien in een kudde geïnfecteerd met CNS. Dit percentage had een variatie van 0 tot 100% tussen de bedrijven. Nul tot 50% van de dieren had een intramammaire infectie met CNS en een celgetal boven de cellen per milliliter. Gemiddeld over al de bedrijven was dit percentage 2%. Negen procent van al de koeien die bemonsterd werden waren besmet met CNS (Schukken et al., 2009). Bij vaarzen werd 72% van de positieve bacteriologische culturen veroorzaakt door CNS (Piepers et al., 2010). Er zijn meer dan vijftig Staphylococcus species en subspecies beschreven en ze worden onderverdeeld in coagulase-positieve en coagulasenegatieve stafylokokken (Pyörälä en Taponen, 2009). De meest geïsoleerde CNS species zijn Staphylococcus chromogenes en Staphylococcus simulans (Matthews et al., 1992). Andere zijn Staphylococcus hyicus en Staphylococcus epidermidis en worden ook frequent geïsoleerd (Pyörälä en Taponen, 2009). Meestal wordt van CNS bij bacteriologisch onderzoek van melkstalen het species niet verder bepaald. Figuur 4: CNS op bloedagar (bron: Coagulase-negatieve stafylokokken mastitis verloopt meestal subklinisch en is in vergelijking met major pathogenen relatief mild. In een Finse studie resulteerde ongeveer 50% van de IMI s met CNS in een klinische mastitis. De klinische symptomen waren echter zeer beperkt (Taponen et al., 2006). Zoals eerder aangehaald wordt er gesuggereerd dat CNS mogelijks zelfs een beschermend effect hebben tegen infecties met major pathogenen (Matthews et al., 1990; Schukken et al., 1990). Andere auteurs toonden echter aan dat IMI s voor het kalven met CNS bij vaarzen een verhoogd risico geeft op infecties met CNS, Streptococcus uberis of Staphylococcus aureus na het afkalven (Parker et al., 20

27 2007). Andere vinden noch een beschermend noch een risicoverhogend effect voor mastitis (Zadoks et al., 2001). In een in vitro studie met Staphylococcus chromogenes geïsoleerd van op een speentop van vaarzen werd een remmend effect aangetoond van deze kiem op de groei van Staphylococcus aureus, Streptococcus uberis en Streptococcus dysgalactiae (De Vliegher et al., 2004). Een IMI met CNS geeft een stijging van het celgetal en een negatief effect op de melkproductie (Timms en Schultz, 1987; Jarp, 1991). De stijging van het celgetal is relatief klein in vergelijking met de stijging bij major pathogenen. Het verschil in celgetal tussen dieren die geïnfecteerd zijn met CNS en dieren met een negatief bacteriologisch onderzoek (BO) is groter bij vaarzen dan bij multipare dieren (Schukken et al., 2009). Bij vaarzen werd voornamelijk Staphylococcus chromogenes geïsoleerd terwijl bij oudere dieren Staphylococcus simulans het belangrijkst was (Taponen et al., 2006). Op bedrijven met een laag tankmelk celgetal kunnen CNS in belangrijke mate bijdragen tot het tankmelkcelgetal. Naarmate het tankmelkcelgetal stijgt, neemt het belang van CNS hierin af en treden IMI met major pathogenen op de voorgrond (Schukken et al., 2009). Toch kan gesteld worden dat het effect van CNS als een groep op de melkproductie erg beperkt is. In tegenstelling tot wat men zou verwachten werd in de studie van Schukken et al. (2009) zelfs een significant hogere melkproductie vastgesteld bij CNS-geïnfecteerde dieren in vergelijking met nietgeïnfecteerde dieren (Schukken et al., 2009). Ook bij vaarzen werd een positief effect op de melkproductie waargenomen (Piepers et al., 2010). Figuur 5: De gemiddelde melkproductie van in totaal 85 vaarzen gedurende de eerste 285 dagen na afkalven van niet-geïnfecteerd vaarzen (bolletje), vaarzen geïnfecteerd met CNS (driehoekje) en vaarzen geïnfecteerd met major pathogenen (vierkantje). (Bron: Piepers et al., 2010). 21

28 Coagulase-negatieve stafylokokken reageren over het algemeen goed op behandeling met antimicrobiële middelen (Pyörälä en Taponen, 2009). Ongeveer 80 tot 90 procent van de dieren bekomt bacteriologische genezing na behandeling (Waage et al., 2000; Taponen et al., 2006; Pyörälä en Taponen, 2009). Deluyker et al. (2005) bekwamen zelfs een hogere kans op bacteriologische genezing zonder behandeling en de kans op genezing nam af naargelang er respectievelijk twee keer of acht keer behandeld werd met Pirlimycine. Hoe hoger de pariteit hoe lager de kans op genezing (Deluyker et al., 2005). Behandeling van dieren met een IMI met CNS tijdens de lactatie is meestal economisch niet rendabel (Pyörälä en Taponen, 2009). Vaak genezen infecties met CNS spontaan en indien niet, dan is het genezingspercentage na droogzetten hoog (Newton et al., 2008). Over de preventie en controle van CNS zijn nog maar weinig gegevens beschikbaar. Hoe dan ook moeten alle algemene maatregels voor een betere uiergezondheid in acht genomen worden (Sampimon, 2009). Een goede desinfectie van de tepels door middel van een spray of dipmiddel is een goede preventieve maatregel tegen infecties met CNS. De maatregels die Sampimon (2009) naar voor brengt zijn maatregels die eerder voor omgevingsgebonden kiemen gelden. Het gebruik van leidingwater als drinkwater is beter om IMI s met CNS te vermijden. Droge koeien zouden ook beter in meerdere groepen gehuisvest worden en de ligboxen moeten zo zuiver mogelijk zijn. Vooral uitgelegen melk in de ligboxen is een risicofactor (Sampimon, 2009). Preventie van CNS is vooral belangrijk bij vaarzen en er moet daarbij aandacht geschonken worden aan de huisvesting, de voeding en het management in het algemeen voor het afkalven (Pyörälä en Taponen, 2009). Intramammaire behandeling van vaarzen voor het kalven doet de kans op infecties met CNS tijdens de eerste lactatie dalen (Oliver et al., 2003; Middleton et al., 2005). In de studie van Oliver et al. (2003) isoleerde men bij vaarzen duidelijk minder CNS in de behandelde groep dan in de controlegroep gedurende de hele lactatie. Ook het gebruik van inwendige speenafsluiters helpt om het aantal IMI s door CNS te reduceren (Parker et al., 2007). In een Noorse studie door Whist et al. (2006) werd er echter geen beschermend effect van een inwendige speenafsluiter ondervonden (Whist et al., 2006). Er wordt aangeraden om enkel te behandelen met antimicrobiële middelen voor de partus bij vaarzen indien de oorzakelijke kiemen bij vaarzenmastitis voornamelijk major pathogenen zijn. En dus niet wanneer voornamelijk CNS de oorzaak zijn, gezien hun positief effect op de melkproductie (Piepers et al., 2010). Behandeling van vaarzen voor het kalven is volgens Sampimon (2009) doeltreffend maar het mag niet de enige maatregel zijn zonder dat er andere management factoren worden aangepakt. Het is een maatregel die slechts tijdelijk toegepast mag worden op een melkveebedrijf. Bovendien is het intramammair toedienen van producten bij vaarzen niet gemakkelijk en moet het hygiënisch en correct gebeuren om schade te voorkomen en het kan gevaarlijk zijn (Sampimon, 2009). 22

29 5. MASTITIS BIJ VAARZEN Intramammaire infecties bij vaarzen komen meer en meer voor. Vroeger werden uiers van jongvee verondersteld steriel te zijn maar doorheen de jaren is men meer en meer tot inzicht gekomen dat ook de uiergezondheid bij jongvee een belangrijk onderdeel is van uiergezondheid op een melkveebedrijf. Vaarzen met vaarzenmastitis zijn per definitie dieren die afkalven met een of meerdere kwartieren die klinisch of subklinisch geïnfecteerd zijn met CNS, Streptococcus uberis, Staphylococcus aureus, Streptococcus dysgalactiae of coliformen (Piepers et al., 2008). Klinische mastitis bij vaarzen wordt voornamelijk in het begin tijdens de eerste dagen van de lactatie gezien (Barkema et al., 1998; Svensson et al., 2006). In een studie waarbij Vlaamse vaarzen in de eerste dagen na de partus bemonsterd werden om het celgetal te meten bleek bij een derde van de dieren tussen 5 en 14 DIM het celgetal boven de cellen per milliliter te liggen (De Vliegher et al., 2001). Later werd aangetoond dat bij 82,5% van de primipare dieren tussen 1 en 4 DIM een bacterie geïsoleerd kon worden uit minstens een kwartier. Bij vaarzen tussen 5 en 8 DIM lag dit percentage op 74,6% (Piepers et al., 2008). Op kwartierniveau kwam dit neer op 48% niet geïnfecteerde kwartieren. Het aantal kwartieren geïnfecteerd met CNS lag op 42% en de overige 10% van de geïnfecteerde kwartieren was besmet met een major pathogeen. Hier lag in ongeveer de helft van de gevallen de oorzaak bij esculine-positieve streptokokken of Streptococcus dysgalactiae en de andere helft werd veroorzaakt door Staphylococcus aureus of Streptococcus agalactiae (Piepers et al., 2011). De meest geïsoleerde bacteriën uit vaarzen met een IMI zijn dus CNS (Piepers et al., 2011; Petzer et al., 2013). Volgens Fox (2009) worden de meeste klinische mastitiden veroorzaakt door CNS (Fox, 2009) Risicofactoren Zowel klinische als subklinische mastitis waarbij major pathogenen aan de oorzaak liggen leiden tot uiergezondheidsproblemen, vervroegd opruimen van dieren en een verminderde melkproductie (Piepers et al., 2010; Piepers et al., 2011). Zoals eerder aangehaald lijken infecties met CNS eerder onschadelijk te zijn en leidden ze zelfs tot een licht verhoogde melkproductie in vergelijking met bacteriologisch negatieve dieren (Piepers et al., 2010). Hierdoor is het belang van het vermijden van IMI s met major pathogenen zoals Staphylococcus aureus veel groter dan een preventieve aanpak tegen IMI s met CNS (Piepers et al., 2011). Wat IMI s betreft met omgevingsgebonden kiemen zijn slechte hygiëne en tekorten aan mineralen en vitaminen een risicofactor terwijl de aanwezigheid van CNS op de speentoppen een beschermend effect bieden zowel tegen omgevings- als koegebonden mastitisverwekkers (Piepers et al., 2011). Het voederen van melk van koeien die apart gemolken worden aan de kalveren is mogelijk een risicofactor voor het in de hand werken van mastitis bij vaarzen wanneer de kalveren in groep worden gehuisvest. Kalveren hebben de neiging om na het drinken van melk te zuigen aan elkaars muil, oren of tepels. Wanneer de kalveren melk drinken die besmet is met bacteriën zoals Staphylococcus 23

30 aureus dan kan de kiem binnendringen in het tepelkanaal en daar aanwezig blijven tot aan de partus (McDougall et al., 2009; Petzer et al., 2013). Piepers et al. (2011) hebben in een recente publicatie de risicofactoren voor mastitis bij vaarzen beschreven. Kwartieren van vaarzen waar het bedrijfscelgetal boven de cellen per milliliter ligt hebben een verhoogde kans op IMI met een koegebonden bacterie. Ook contact met lacterende dieren voor het kalven en uieroedeem geeft een verhoging van deze kans (Svensson et al., 2006; Piepers et al., 2011). Uieroedeem heeft een minder vlotte evacuatie van de melk tot gevolg waardoor de fysische barrière van het uitspoelen van bacteriën minder effectief is (Compton et al., 2007). Wanneer adequate vliegenbestrijding wordt toegepast bij het jongvee daalt het aantal vaarzen dat afkalft met geïnfecteerde kwartieren met koegebonden pathogenen (Piepers et al., 2011). Een Zweedse studie beschreef een verhoogde krachtvoergift op een leeftijd van 11 tot 16 maanden als een risicofactor voor een verhoogd celgetal gedurende de eerste lactatie (Svensson et al., 2006). Alle zaken die stress veroorzaken zoals het verplaatsen van de vaarzen tijdens het kalven heeft een negatief effect op de uiergezondheid tijdens de eerste lactatie (Svensson et al., 2006). Dystocie of andere reproductieve stoornissen zoals het opblijven van de nageboorte, tweelingen en endometritis verhogen de prevalentie van mastitis net zoals bij multipare koeien ook bij vaarzen (Fox, 2009). Het onderzoek van Compton et al. (2007) heeft uitgewezen dat een hoger gehalte aan NEFA s in het bloed na het kalven een beschermend effect heeft voor mastitis (Compton et al., 2007). Factoren zoals slechte uierhygiëne en hygiëne in het algemeen hebben een negatieve invloed op de uiergezondheid (Compton et al., 2007; McDougall et al., 2009). Ook factoren zoals de leeftijd en het ras hebben een invloed op het voorkomen van mastitis bij vaarzen. Oudere vaarzen hebben een hoger risico op zowel klinische als subklinische mastitis dan jongere vaarzen (McDougall et al., 2009) Praktische aanpak Het vermijden en zoveel mogelijk proberen te reduceren van risicofactoren zijn de voornaamste zaken waar aan gewerkt moet worden. Vliegen kunnen fungeren als vectoren en vliegenbestrijding kan de kans op IMI verminderen (McDougall et al., 2009). Wanneer op een bedrijf meer dan 15% van de vaarzen kort na het afkalven een klinische mastitis doormaakt of meer dan 15% van de vaarzen een celgetal boven de cellen per milliliter hebben bij de eerste melkcontrole dan spreken we van een bedrijfsprobleem (Piepers et al., 2008). In het geval er een vaars afkalft met mastitis wordt best van elk aangetast kwartier een melkstaal genomen voor BO. Indien hieruit voornamelijk major pathogenen geïsoleerd worden kan men op basis van een antibiogram alle vaarzen behandelen met antibiotica voor het kalven. De beste keuze voor behandeling zijn droogzetpreparaten omwille van de langere werkingsduur in vergelijking met uiertubes of parenterale behandeling. Bij vaarzen met mastitis worden in de overgrote meerderheid van de gevallen Gram-positieve bacteriën geïsoleerd dus er kan eventueel gebruik gemaakt worden van droogzetpreparaten met een hoofdzakelijk Gram-positief spectrum (Piepers et al., 2008). 24

31 Wat betreft de afweer wordt er best van een vijftal vaarzen de Vitamine E en selenium status bepaald. De bloedstalen worden best ongeveer twee weken voor de verwachtte kalfdatum genomen. Wanneer er zich deficiënties voordoen is het van belang om niet enkel eenmalig te supplementeren maar moet er ook gekeken worden naar de aanvoer van selenium via het rantsoen om de tekorten op lange termijn aan te pakken (Piepers et al., 2008). Wanneer uit de resultaten van het bacteriologisch onderzoek blijkt dat de infecties voornamelijk door omgevingsgebonden kiemen veroorzaakt worden moet men de hygiëne in de huisvesting van de vaarzen optimaliseren. Het reinigen, drooghouden en bijstrooien van de ligboxen bij vaarzen is even belangrijk als bij de melkgevende dieren. Eventueel kan geopteerd worden voor een inwendige speenafsluiter om de problemen onder controle te krijgen (Parker et al., 2007; Piepers et al., 2008). In geval van problemen met koegebonden kiemen moet men de risicofactoren uitsluiten of op zijn minst proberen te beperken. Efficiënte vliegenbestrijding, geen volle melk voederen aan de kalveren en het contact met de melkgevende groep vermijden zijn de voornaamste maatregelen die genomen kunnen worden. Het verlagen van de infectiedruk bij de lacterende koeien in het algemeen is van belang om problemen te vermijden (Piepers et al., 2008). Vaccinatie van vaarzen tegen mastitis geeft nog geen eenduidige resultaten en moet nog verder op punt gezet worden (McDougall et al., 2009). 25

32 28-apr jun aug dec feb-14 9-apr apr jun aug aug feb-14 9-apr-14 jan/12 feb/12 mrt/12 apr/12 mei/12 jun/12 jul/12 aug/12 sep/12 okt/12 nov/12 dec/12 jan/13 feb/13 mrt/13 apr/13 mei/13 jun/13 jul/13 aug/13 sep/13 okt/13 nov/13 dec/13 jan/14 feb/14 mrt/14 apr/14 CASUS 1. ANAMNESE Het bedrijf dat ik heb opgevolgd heeft ongeveer 240 zwart- en enkele roodbont Holstein-Friesian koeien in lactatie met bijhorend jongvee en droogstaande koeien. Einde 2011 is er overgeschakeld naar een nieuwe stal met 4 melkrobots en zijn er bij ingebruikname van de nieuwe stal 2 bedrijven samengevoegd. De twee bedrijven zijn in zekere mate gescheiden gebleven in 2 groepen van 2 melkrobots. Begin 2012 lag het tankmelkcelgetal te hoog (+/ cellen/ml) en werd het advies van het M- team (UGent) ingewonnen. Er zijn in de periode na het bedrijfsbezoek verschillende chronisch geïnfecteerde koeien opgeruimd en de aankoop van dieren wordt vermeden. In deze casuïstiek wordt de huidige stand van zaken op het vlak van uiergezondheid besproken. 2. BEDRIJFSRESULTATEN Onderstaande grafiek geeft het verloop van het celgetal weer vanaf kort na de opstart met de robots tot heden Celgetal (x 1000) % Verhoogd Celgetal % Nieuw Verhoogd 26

33 28-apr jun aug dec feb-14 9-apr % Verhoogd na afkalven n=14 n=14 n=4 n=5 n=20 n=4 3. BEDRIJFSBEZOEK 3.1. Melkmachine en melktechniek De melkinstallatie bestaat uit 4 Lely melkrobots astronaut A4 en zijn in november 2011 in gebruik genomen. De robots zijn uiteraard voorzien van automatische afname. De melkrobots worden op regelmatige tijdstippen doorgemeten in het kader van IKM. De tepelvoeringen zijn siliconen uitvoeringen van Lely en ze worden zoals de fabrikant adviseert elke melkingen vervangen. Figuur 6: Overzicht van de 4 melkrobots De voorbehandeling gebeurt door middel van 2 borstels die de spenen automatisch borstelt en proper maakt. Dit gebeurt in dezelfde volgorde als het aansluiten van de melkbekers en op die manier kan de 60 seconden regel gerespecteerd worden. Elk kwartier wordt individueel gemolken en afgenomen 27

34 om blindmelken te voorkomen. Na elke koe worden de borstels gereinigd met een product op basis van waterstofperoxide en perazijnzuur met een reinigingscomponent om een snelle en goede desinfectie te bekomen om overdracht van pathogenen en vuil tussen 2 koeien te vermijden. De kwartieren worden uiteraard niet manueel voorgestraald maar de eerste milliliters melk worden afgevoerd en komen niet in de tankmelk terecht. Maatregelen zoals melken met handschoenen zijn hier niet van toepassing. Wanneer alle vier de kwartieren leeggemolken zijn worden de tepels gesprayd met een oplossing op basis van jodium. Verder bevat het spraymiddel ook nog lanoline, sorbitol en glycerine wat de soepelheid van de huid ten goede komt. Nagenoeg alle tepels zijn voor 2/3 de bedekt met spray wanneer ze de robot verlaten. In sommige gevallen wordt een tepel niet goed gesprayd omwille van een plotse bruuske beweging van de koe of trappen. De melkrobots zijn alle 4 voorzien van een stoominstallatie om de tepelbekers te desinfecteren. Er zijn vaak technische problemen met deze installatie waardoor de bekers in veel gevallen niet gestoomd worden. Er wordt gewerkt met vrij koeverkeer en de koeien kunnen niet verplicht worden om te blijven rechtstaan na het melken. Door in de zomer 2x per dag een vers en smakelijk rantsoen te voederen en meerdere keren per dag het voeder aan te schuiven wordt er getracht om op die manier de koeien naar het voerhek te lokken na het melken. De koeien en de uiers zijn proper en worden regelmatig gebrand om haren te verwijderen. Bij het scoren van de speentophygiëne behaalde slechts 10 % score 3 (matig bedekt met vuil en mest). De koeien die dergelijke score behaalden waren meestal koeien die over het algemeen minder proper waren waardoor het resultaat na reiniging ook minder proper is. Score 4 (overmatig bedekt met vuil en mest) werd niet waargenomen. Zevenenvijftig procent waren vrij van vuil en mest (score 1) en 33% was licht bevuild (score 2). De bevuiling of verkleuring van de gaasjes is meestal te wijten aan de spray die nog in bepaalde mate aan de tepels hangt. Figuur 7: Illustratie van de properheid van de spenen na voorbehandeling 28

35 3.2. Droogzetmanagement Droogzetpreparaat: als droogzetpreparaat met langwerkende antibiotica wordt Virbactan DC gebruikt. Het actief bestanddeel van dit product is cefquinome(sulfaat) en behoort dus tot de groep van de cefalosporines en hebben een breedspectrumactitviteit. Elke injector bevat 150 mg cefquinome(sulfaat). De wachttijd voor vlees is 2 dagen. Voor melk bedraagt de wachttijd 36 dagen na behandeling in geval van een korte droogstand en 1 dag na een droogstand van normale duur (>5 weken). Duur droogstand: Er wordt getracht om de koeien 6 weken voor het kalven droog te zetten. Plaats van afkalven: De koeien kalven af in één van de twee stroboxen. De stroboxen worden zowel gebruikt voor ziekenboeg als voor afkalfstal. Hygiëne huisvesting droogstaande koeien: De droge koeien worden gehuisvest in een ligboxenstal met roostervloer zoals bij de melkgevende runderen. Op het moment van het bezoek was de bezetting normaal. Tijdens het vorige bezoek was er sprake van overbezetting. Ondertussen wordt er geprobeerd om de dagen in melk zo constant mogelijk te houden om op die manier het afkalfpatroon over het hele jaar zo gelijk mogelijk te hebben. De mest moet handmatig door de roosters geschoven worden en dit gebeurt normaalgezien minstens om de 2 dagen. De ligboxen worden wekelijks bijgevuld met een mengeling van kalk en zaagsel en dagelijks wordt de eventuele mest van de ligbedden afgeschoven en proper strooisels bijgetrokken. De koeien zijn over het algemeen proper. Figuur 8: Illustraties huisvesting van de droogstaande koeien Hygiëne afkalfstal: De afkalfstal wordt wekelijks afhankelijk van de bezetting 3 tot 4 keer bijgestrooid en uitgemest. 29

36 Figuur 9: Illustraties afkalfstal Figuur 10: Illustraties afkalfstal met op de achtergrond de droogstaande koeien Supplementatie vitaminen/mineralen: De droogstaande koeien krijgen likemmers ter beschikking met een specifieke samenstelling voor tijdens de droogstand. De likemmer is samengesteld uit 31,4% melasse, 26,1% zout, 18,2 magnesiumoxide, 11,3 % dicalcium-fosfaat, 4,0% mononatiumfosfaat, 2,4% calciumcarbonaat, 2,2% magnesiumfosfaat en 1% raapolie. Verder is er Vitamine A, Vitamine D3, Vitamine E, zink, mangaan, koper, jodium, selenium en kobalt toegevoegd aan de likemmer. Ventilatie en verlichting: Het is een recente, luchtige stal met een correcte ventilatie. Dankzij de lichtplaten in het dak en de open zijwanden komt er ruim voldoende licht binnen in de stal Behandeling klinische/subklinische mastitis Klinische mastitis: De detectie van klinische mastitis gebeurt door de robot op basis van elektrische geleidbaarheid en kleur. De behandeling gebeurt met Cobactan LC in het aangetaste kwartier. Gecompliceerde gevallen worden behandeld door de bedrijfsdierenarts. 30

37 Subklinische mastitis: Koeien met subklinische mastitis worden zelden behandeld tijdens de lactatie. Uit bacteriologisch onderzoek komt voornamelijk Staphylococcus aureus en CNS naar voor Chronisch geïnfecteerde koeien opruimen Er worden chronisch geïnfecteerde koeien opgeruimd en bij het nemen van een beslissing tot opruimen of niet van koeien met andere problemen kan een slechte uiergezondheid de doorslag geven. Koeien met een hoge pariteit, een chronisch verhoogd celgetal, meerdere aangetaste kwartieren en een major pathogeen zoals Staphylococcus aureus kunnen best opgeruimd worden aangezien de prognose voor herstel klein is Huisvesting De koeien zijn gehuisvest in een ligboxenstal voorzien van 240 ligboxen die bestaat uit 3 dubbele rijen van ligboxen met aan elke zijde een voedergang. Er is praktisch geen overbezetting omdat het robotmelken veel meer dan 60 koeien per melkrobot niet toelaat. Figuur 11: Illustratie van de huisvesting in de ligboxenstal Hygiëne in de ligboxenstal: In de ligboxen ligt een rubberen mat (koematras) die bedekt wordt met een laag zaagsel van goede kwaliteit. De ligbedden worden 3 keer per dag schoongemaakt en voorzien van een nieuw laagje strooisel. Figuur 12: Illustratie ligboxen 31

38 De roosters worden elke 4 uur schoongemaakt door een mestrobot. De hygiënescore van de uiers is goed. Tachtig procent van de uiers was vrij van vuil en mest. Zestien procent was licht bedekt met vuil en mest (<10% van het oppervlak) en slechts 4% van de koeien hadden matig bevuilde uiers (10-30% van het oppervlak). Figuur 13: Illustratie hygiëne van de uiers en de koeien 3.6. Gezondheidsstatus Aankoop van vee: Bij de opstart in de nieuwe stal werd een bedrijf overgenomen en werden alle koeien van dat bedrijf bij in de veestapel opgenomen. Verder zijn er sindsdien een vijftal vaarzen aangekocht die gecontroleerd werden door middel van aankooponderzoek. Over het algemeen worden er weinig dieren aangekocht. BVD-status: Het afgelopen jaar is er via een jongveevenster een BVD-drager gedetecteerd en opgeruimd. Sinds enkele maanden worden alle kalveren getest op BVD-antigen via oormerken. Jaarlijks wordt er gecontroleerd op de circulatie van het BVD-virus door middel van een jongveevenster. Andere: Occasioneel wordt er van een aantal dieren in verschillende leeftijdsgroepen of stadia van de lactatie (inclusief de droogstand) een bloedstaal genomen om eventuele deficiënties zoals selenium te detecteren Fokkerij In de fokkerij wordt er vooral rekening gehouden met duurzaamheid van de koeien en de geschiktheid voor robotmelken. Vlotte melkejectie en correcte speenstanden zijn daarbij van belang. Ook met de fokkerijwaarden voor uiergezondheid wordt er rekening gehouden aangezien dit onrechtstreeks ook een positieve invloed heeft op de duurzaamheid van de koe. De vaarzen worden geïnsemineerd met gesekst sperma. Op die manier is er meer dan voldoende vrouwelijk fokvee en kan er in zekere mate geselecteerd worden in de vaarzen. 32

39 3.8. Vaarzenmastitis Het gemiddelde celgetal van de laatste MPR uitslag (9 april 2014) is cellen/ml. Bij de vorige MPR controle (17 februari 2014) was het celgetal cellen/m. Bij vaarzen wordt het best gestreefd naar een gemiddeld celgetal lager dan cellen/ml. Klinische uierontsteking komt vrij beperkt voor bij vaarzen maar nogal wat vaarzen tonen bij de eerste melkcontrole een verhoogd celgetal na het afkalven. In de periode van 29 december 2013 tot 9 april 2014 zijn er negen dieren afgekalfd met een verhoogd celgetal waarvan 5 vaarzen. Vaars 2649, 2660, 2663, 2674 en 2678 zijn bijvoorbeeld dieren die onmiddellijk bij de eerste melkcontrole na kalven een verhoogd celgetal hadden. Van vaars 2649 is een bacteriologisch onderzoek gebeurd maar er kon geen kiem geïsoleerd worden. Bij de volgende melkcontrole lag het celgetal terug op cellen/ml terwijl het dier bij de vorige MPR uitslag een celgetal van cellen/ml toonde. Het is van belang om de overige vaarzen op te volgen en eventueel ook bacteriologisch onderzoek uit te voeren. Verder zijn ook vaarzen bemonsterd die in de loop van het begin van de lactatie een verhoogd celgetal hadden. Vaars 2602 is met een hoog celgetal drooggezet. In het LA kwartier werd Streptococcus uberis en RA CNS geïsoleerd. Bij de eerstvolgende melkcontrole na het kalven van dit dier kan best geëvalueerd worden of het dier met het droogzetpreparaat genezen is. Bij vaars 2601 werd LV en RV C. bovis geïsoleerd maar het celgetal was bij de volgende melkcontrole laag. Uit het linker achterkwartier van vaars 2643 werd Staphylococcus aureus geïsoleerd en een celgetal van cellen/ml aangetoond. Bij de volgende MPR controle was het celgetal echter laag met cellen/ml. De drachtige vaarzen zijn gehuisvest in de ligboxenstal waar voorheen de lacterende dieren gehuisvest waren. De ligboxen zijn voorzien van rubberen matten en een laagje strooisel. De dieren zijn proper en zien er goed uit. De lichtvoorziening en de ventilatie zijn minder in vergelijking met de nieuwe stal maar nog voldoende. Vooral het mooi droog houden van de ligbedden is belangrijk. Er worden geen speciale maatregelen genomen voor vliegenbestrijding. Het jongvee gaat niet op de weide. Sinds een klein half jaar zijn er 2 melkdrinkautomaten in gebruik genomen op het bedrijf. De kalveren worden nu uitsluitend gevoederd met kunstmelk op basis van melkpoeder en er wordt geen mastitismelk of melk met residuen meer gevoederd zoals dat voorheen wel het geval was. Voor de ingebruikname van deze automaten kregen de kalveren 2 maal per dag melk in een emmer. Vaak werd er gezien dat de kalveren blijven zuigen na de melkgift aan hun hokgenoten. Op deze manier kunnen tepelkanalen van jonge vaarzen, zoals aangehaald in de literatuurstudie, al geïnfecteerd worden met bacteriën zoals Staphylococcus aureus. Deze kiem kan aanwezig zijn op de mond/huidflora of in de gevoederde mastitismelk (McDougall et al., 2009; Petzer et al., 2013). Door de continue beschikbaarheid van melk wordt er geen zuiggedrag meer waargenomen bij de kalveren. Dit samen met het feit dat er enkel nog melkpoeder gebruikt wordt kan een positief effect hebben op de uiergezondheid van de vaarzen die vanaf begin 2016 gaan afkalven. 33

40 3.9. Opvolging Dé basisprincipes van de aanpak van mastitis zijn: Bestaande infecties genezen en nieuwe infecties voorkomen (De Vliegher, 2012). Wanneer koeien geïnfecteerd zijn moet een keuze overwogen worden voor behandelen of opruimen. Dit kan gebeuren met behulp van een bacteriologisch onderzoek om te weten met welke kiem men te maken heeft. Verder wordt er bij deze beslissing ook nog rekening gehouden met factoren zoals de pariteit van de koe, het lactatiestadium, het aantal kwartieren, de voorgeschiedenis en eventuele andere aandoeningen. Het voorkomen van nieuwe infecties gebeurt door maatregelen te nemen die de kans op nieuwe infecties doet afnemen. Deze maatregelen kunnen afgestemd worden naargelang de belangrijkste pathogenen waarmee het bedrijf te maken heeft op het gebied van uiergezondheid. Gezien het multifactoriële karakter van mastitis zal één specifieke maatregel zelden voldoende zijn om aan uiergezondheid te werken maar moet de preventie in een groter geheel van verschillende factoren gezien worden. Organisaties zoals de National Mastitis Council (NMC) hebben sinds lang een 10 puntenplan om uiergezondheid onder controle te houden. Het M-team van de UGent heeft op basis van het 10-punten plan van de NMC een vergelijkbaar plan voor de aanpak van de uiergezondheid op Vlaamse melkveebedrijven opgesteld: De Kapstok (M-team, UGent). Figuur 14: De Kapstok (naar M-team, UGent) 34

Grote proportie van de vaarzen kalven af met geïnfecteerde kwartieren (Fox, 2009)

Grote proportie van de vaarzen kalven af met geïnfecteerde kwartieren (Fox, 2009) Studiedag 28 juni 2011 NIEUWE INZICHTEN IN VAARZENASTITIS: TO TREAT OR NOT TO TREAT? Faculteit Diergeneeskunde -UGent D RS. P I E T E R PASSC H Y N D R. S O F I E P I E PE R S P RO F. D R. S AR N E D E

Nadere informatie

PRAKTISCHE KIJK OP HOE VAARZENMASTITIS TE VOORKOMEN EN TE CONTROLEREN. Sofie Piepers Sarne De Vliegher. M - team. Roadshows uiergezondheid

PRAKTISCHE KIJK OP HOE VAARZENMASTITIS TE VOORKOMEN EN TE CONTROLEREN. Sofie Piepers Sarne De Vliegher. M - team. Roadshows uiergezondheid PRAKTISCHE KIJK OP HOE VAARZENASTITIS TE VOORKOEN EN TE CONTROLEREN Sofie Piepers Sarne De Vliegher - team Roadshows uiergezondheid Wat verwachten we van vaarzen? Op leeftijdvan twee jaar: Kalven Start

Nadere informatie

Coagulase-negatieve stafylokokken: opduikende mastitispathogenen

Coagulase-negatieve stafylokokken: opduikende mastitispathogenen Coagulase-negatieve stafylokokken: opduikende mastitispathogenen Els Van Coillie ILVO T&V Mastitis (uierontsteking) Wordt veroorzaakt door binnendringen van bacteriën in het uierweefsel via het slotgat

Nadere informatie

VISIE OP UIERGEZONDHEID Met andere ogen kijken naar mastitis

VISIE OP UIERGEZONDHEID Met andere ogen kijken naar mastitis VISIE OP UIERGEZONDHEID Met andere ogen kijken naar mastitis Otlis Sampimon Geuko Elderman EVEN VOORSTELLEN INHOUD Inleiding Aanpak mastitis Visie Melkmachine / techniek Behandeling Droogstand Afvoer Samenvatting

Nadere informatie

Vaarzenmastitis verbeter de rentabiliteit van de next generation. Sofie Piepers, DVM, PhD. M-team UGent

Vaarzenmastitis verbeter de rentabiliteit van de next generation. Sofie Piepers, DVM, PhD. M-team UGent Vaarzenmastitis verbeter de rentabiliteit van de next generation Sofie Piepers, DVM, PhD Vaarzenmastitis Intramammaire infecties vóór kalven Gevolgen na kalven: Klinische mastitis Subklinische mastitis

Nadere informatie

EVALUATIE VAN EEN GEAUTOMATISEERDE SELECTIE VAN MELKKOEIEN VOOR BACTERIOLOGISCH ONDERZOEK OP BASIS VAN CELGETAL- EN ANDERE KOEGEGEVENS

EVALUATIE VAN EEN GEAUTOMATISEERDE SELECTIE VAN MELKKOEIEN VOOR BACTERIOLOGISCH ONDERZOEK OP BASIS VAN CELGETAL- EN ANDERE KOEGEGEVENS UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2014 2015 EVALUATIE VAN EEN GEAUTOMATISEERDE SELECTIE VAN MELKKOEIEN VOOR BACTERIOLOGISCH ONDERZOEK OP BASIS VAN CELGETAL- EN ANDERE KOEGEGEVENS

Nadere informatie

Celgetal na klinische mastitis

Celgetal na klinische mastitis UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2013-2014 Celgetal na klinische mastitis door Marijke VAN LANDEGHEM Promotoren: Dierenarts Joren Verbeke Prof. Dr. Sarne De Vliegher Literatuurstudie

Nadere informatie

Een labuitslag en dan?

Een labuitslag en dan? Een labuitslag en dan? Interpretatie en nieuwe ontwikkelingen Hans Miltenburg GD oktober 2013 Programma Waarom GD Tankmelk Uiergezondheid? Interpretatie GD Tankmelk Uiergezondheid Nieuwe ontwikkelingen

Nadere informatie

De mogelijkheden van smalspectrumaanpak mastitis

De mogelijkheden van smalspectrumaanpak mastitis De mogelijkheden van smalspectrumaanpak mastitis Met andere ogen kijken naar klinische mastitis Diewertje van den Dungen INHOUD Inleiding Achtergrond mastitis Detectie van mastitis Actie op mastitis Nieuwe

Nadere informatie

Een verhoogd coligetal: Klebsiella-mastitis als mogelijke oorzaak?

Een verhoogd coligetal: Klebsiella-mastitis als mogelijke oorzaak? Een verhoogd coligetal: Klebsiella-mastitis als mogelijke oorzaak? Volgens de laatste schattingen van MCC-Vlaanderen kan een gemiddeld melkveebedrijf in Vlaanderen tussen 400 en 1000 euro per maand meer

Nadere informatie

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE AANPAK VAN EEN MELKVEEBEDRIJF MET EEN TE HOOG TANKMELKCELGETAL

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE AANPAK VAN EEN MELKVEEBEDRIJF MET EEN TE HOOG TANKMELKCELGETAL UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2015 2016 AANPAK VAN EEN MELKVEEBEDRIJF MET EEN TE HOOG TANKMELKCELGETAL door Jana VAN DEN STEEN Promotoren: Dr. Sofie Piepers Prof. Dr. Sarne De

Nadere informatie

Droogzetten met beperkt gebruik van antimicrobiële middelen: Toepassing in de Vlaamse melkveehouderij

Droogzetten met beperkt gebruik van antimicrobiële middelen: Toepassing in de Vlaamse melkveehouderij FACULTEIT INDUSTRIËLE INGENIEURSWETENSCHAPPEN TECHNOLOGIECAMPUS GEEL Droogzetten met beperkt gebruik van antimicrobiële middelen: Toepassing in de Vlaamse melkveehouderij Hans De Schutter Promotor: Bert

Nadere informatie

De dag van droogstand is de eerste dag van de lactatie

De dag van droogstand is de eerste dag van de lactatie De dag van droogstand is de eerste dag van de lactatie Melkveecongres 2016 Dr Monique Van Goubergen Enter number(s) then press 'Send'. Wat is het doel van de droogstand? Vote for up to 3 choices 1. Voor

Nadere informatie

ADLO- project. Verantwoord gebruik van antibiotica in de Vlaamse melkveehouderij door communicatie, opleiding en begeleiding.

ADLO- project. Verantwoord gebruik van antibiotica in de Vlaamse melkveehouderij door communicatie, opleiding en begeleiding. ADLO- project Verantwoord gebruik van antibiotica in de Vlaamse melkveehouderij door communicatie, opleiding en begeleiding MCC- Vlaanderen Hagenbroeksesteenweg 167 2500 LIER Tel. 078/15 47 10 info@mcc-

Nadere informatie

Uierontsteking. Herkauwersgezondheidszorg, Faculteit Diergeneeskunde, Yalelaan 7, 3584 CL Utrecht

Uierontsteking. Herkauwersgezondheidszorg, Faculteit Diergeneeskunde, Yalelaan 7, 3584 CL Utrecht R. N. Zadoks a en O. C. Sampimon b a Hoofdafdeling Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren, Afdeling Herkauwersgezondheidszorg, Faculteit Diergeneeskunde, Yalelaan 7, 3584 CL Utrecht R.N.Zadoks@vet.uu.nl b

Nadere informatie

Praktische kijk op droogstandsmanagement bij Vlaamse melkveebedrijven. Samenvattend rapport

Praktische kijk op droogstandsmanagement bij Vlaamse melkveebedrijven. Samenvattend rapport Praktische kijk op droogstandsmanagement bij Vlaamse melkveebedrijven Samenvattend rapport 1 ENQUÊTE 1.1 Opstellen van de enquête In kader van het demo-project verantwoord gebruik van antibiotica in de

Nadere informatie

Mastitisonderzoek naar de praktijk

Mastitisonderzoek naar de praktijk Mastitisonderzoek naar de praktijk Tekst: Sofie Piepers en Sarne De Vliegher Tussen 21 en 24 maart werd in Christchurch, Nieuw-Zeeland, het 5-jaarlijkse mastitis congres van de International Dairy Federation

Nadere informatie

ANTIBIOTICA IN DE MELKVEEHOUDERIJ UIERGEZONDHEID

ANTIBIOTICA IN DE MELKVEEHOUDERIJ UIERGEZONDHEID Melkveehouderij en antibiotica ANTIBIOTICA IN DE MELKVEEHOUDERIJ UIERGEZONDHEID Melkveesector geen grootverbruiker Diersoortspecifieke data ontbreken Redenen van toediening RESISTENTIE REDUCTIE RESIDUEN

Nadere informatie

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar 2012-2013

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar 2012-2013 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2012-2013 SYSTEMATISCH GEBRUIK ANTIBIOTICA ALS DROOGZETTHERAPIE: NOG LANGER HOUDBAAR IN DEZE CONTEXT? door Kimberly VERSTRAETEN Promotoren: Prof.

Nadere informatie

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2012-2013 Aanpakken van een uiergezondheidsprobleem in de praktijk - focus op robotmelken door Mieke HUYCK Promotor: Dr. S. Piepers Copromotor:

Nadere informatie

Automatisch melken en uiergezondheid

Automatisch melken en uiergezondheid PRAKTISCH INZICHT Automatisch melken en uiergezondheid Deel 2 J.D.H.M. MILTENBURG 1, H. HOGEVEEN 2,3, T.J.G.M. LAM 1,2 DETECTIE MASTITISKOEIEN Bij het opsporen van mastitiskoeien bij automatisch melken

Nadere informatie

UIERGEZONDHEID Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipisicing elit, sed do eiusmod tempor incididunt ut labore et dolore magna aliqua

UIERGEZONDHEID Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipisicing elit, sed do eiusmod tempor incididunt ut labore et dolore magna aliqua UIERGEZONDHEID Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipisicing elit, sed do eiusmod tempor incididunt ut labore et dolore magna aliqua DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ WWW.VLAANDEREN.BE/LANDBOUW UIERGEZONDHEID

Nadere informatie

N o t i t i e. Lactosebepalingen MPR Datum: Arnhem, 29 augustus 2006 Onze referentie: R&D/06.0108/MH/HWA Bijlage(n): -

N o t i t i e. Lactosebepalingen MPR Datum: Arnhem, 29 augustus 2006 Onze referentie: R&D/06.0108/MH/HWA Bijlage(n): - Auteur: Horneman Betreft: Lactosebepalingen MPR Datum: Arnhem, 29 augustus 2006 Onze referentie: R&D/06.0108/MH/HWA Bijlage(n): - N o t i t i e Sinds begin 2006 worden resultaten van lactosebepalingen

Nadere informatie

Staphycoloccus aureus, van kwaad naar beter. Uiergezondheidspanel november 2018

Staphycoloccus aureus, van kwaad naar beter. Uiergezondheidspanel november 2018 Staphycoloccus aureus, van kwaad naar beter Uiergezondheidspanel november 2018 Kees Uil Introductie Vooropleiding HAS Dronten richting Veehouderij en Diergezondheid Afgestudeerd Diergeneeskunde 2013 naar

Nadere informatie

Nieuwe droogzetrichtlijnen voor 2014. Bart Geurts Dierenarts

Nieuwe droogzetrichtlijnen voor 2014. Bart Geurts Dierenarts Nieuwe droogzetrichtlijnen voor 2014 Bart Geurts Dierenarts Indeling presentatie Antibioticabeleid Waarom zijn de richtlijnen ontwikkeld? Waar zijn de richtlijnen op gebaseerd? Wat zijn de nieuwe richtlijnen?

Nadere informatie

Voorspellende waarde van het bacteriologisch onderzoek van tankmelk, Richard Olde Riekerink

Voorspellende waarde van het bacteriologisch onderzoek van tankmelk, Richard Olde Riekerink Verslag van de bijeenkomst van het uiergezondheidspanel najaar 2011 Het Uiergezondheidspanel (UGP) is een deskundig, onafhankelijk en divers discussieplatform op het gebied van uiergezondheid bij melkvee.

Nadere informatie

Praktische kijk op droogstandsmanagement bij Vlaamse melkveebedrijven. Enquêteresultaten

Praktische kijk op droogstandsmanagement bij Vlaamse melkveebedrijven. Enquêteresultaten Praktische kijk op droogstandsmanagement bij Vlaamse melkveebedrijven Enquêteresultaten 1 ENQUÊTE RESULTATEN Gemiddeld aantal dieren >150 6,9% Aantal dieren 100-150 50-100 14,0% 50,2% 0-50 28,9% 0 50 100

Nadere informatie

UIERGEZONDHEID HOE BETER BEHANDELEN

UIERGEZONDHEID HOE BETER BEHANDELEN UIERGEZONDHEID HOE BETER BEHANDELEN MET MINDER KOSTEN? KARLIEN SUPRÉ HOOFD BEDRIJFSADVISERING MCC-VLAANDEREN Uiergezondheid in Vlaanderen Klinische mastitis Celgetalproblemen => subklinische mastitis Aantal

Nadere informatie

18-2-2013. Bacterie schematisch. Een bacterie is resistent. Oorzaak resistentie wereldwijd. Resistentie verkrijgen. Antibiogram. Matig & juist gebruik

18-2-2013. Bacterie schematisch. Een bacterie is resistent. Oorzaak resistentie wereldwijd. Resistentie verkrijgen. Antibiogram. Matig & juist gebruik % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % % Broilers Slaughter pigs Veal calves Dairy cattle -- Themabijeenkomst Antibioticumbeleid en de (on-)mogelijkheden

Nadere informatie

Verantwoord antibioticumgebruik en selectief niet-droogzetten

Verantwoord antibioticumgebruik en selectief niet-droogzetten Verantwoord antibioticumgebruik en selectief nietdroogzetten Een studie in opdracht van Lami uitgevoerd door de Universitaire Landbouwhuisdieren Praktijk (ULP) Juli 2012 1 Inhoud Introduktie... 3 Opzet

Nadere informatie

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar 2013 2014

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar 2013 2014 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2013 2014 GESTRUCTUREERDE AANPAK VAN UIERGEZONDHEIDSPROBLEMEN OP EEN MELKVEEBEDRIJF FOCUS OP STAPHYLOCOCCUS AUREUS door Mathias VANDEN BOSCH Promotor:

Nadere informatie

Netwerk Melkveehouderij antibioticavrij

Netwerk Melkveehouderij antibioticavrij Netwerk Melkveehouderij antibioticavrij Hoe worden veehouders antibioticavrij ABvrij: chaos of andere ordening Hoe worden veehouders antibioticavrij Willen is kunnen 1. Ze moeten het echt willen: redenen

Nadere informatie

Samenvatting F. M. Kivaria

Samenvatting F. M. Kivaria F. M. Kivaria Population Studies, Animal Diseases Research Institute P. O. Box, 9254, Dar es Salaam, Tanzania fredkiv@yahoo.com 149 Mastitis is de meest voorkomende en kostbare productie-aandoening van

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Het immuunsysteem Ons immuunsysteem beschermt ons tegen allerlei ziekteverwekkers, zoals bacteriën, parasieten en virussen, die ons lichaam binnen dringen.

Nadere informatie

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar CASUS UIERGEZONDHEID. Door. Brecht WAERENBURGH

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar CASUS UIERGEZONDHEID. Door. Brecht WAERENBURGH UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2013-2014 CASUS UIERGEZONDHEID Door Brecht WAERENBURGH Promotor: Drs. Anneleen De Visscher Medepromotor: Prof. Dr. Sarne De Vliegher Klinische casus

Nadere informatie

Het belang van een degelijk biestmanagement op moderne. rundveebedrijven

Het belang van een degelijk biestmanagement op moderne. rundveebedrijven Auteur: Vanessa Meganck Het belang van een degelijk biestmanagement op moderne rundveebedrijven Een kalf wordt zonder antistoffen geboren door de specifieke bouw van de placenta (moederkoek) van het rund.

Nadere informatie

Speenontsmetting: een belangrijke hoeksteen van mastitis preventie

Speenontsmetting: een belangrijke hoeksteen van mastitis preventie Speenontsmetting: een belangrijke hoeksteen van mastitis preventie Anouk Lanckriet, PhD DeLaval PP MQAH Technical service and clinical trial leader EU Overzicht van de presentatie De melkveehouderij vandaag

Nadere informatie

LITERATUURSTUDIE OVER DE BEHANDELING VAN KLINISCHE UIERONTSTEKING BIJ MELKVEE

LITERATUURSTUDIE OVER DE BEHANDELING VAN KLINISCHE UIERONTSTEKING BIJ MELKVEE UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2013 2014 LITERATUURSTUDIE OVER DE BEHANDELING VAN KLINISCHE UIERONTSTEKING BIJ MELKVEE Door Yves PEETERS Promotoren: Dr. Sofie Piepers Prof. dr.

Nadere informatie

Samenvatting. Nederlandse samenvatting

Samenvatting. Nederlandse samenvatting Page 143 Samenvatting Onder normale omstandigheden inhaleert een volwassen menselijke long zo n 11.000 liter lucht per dag. Naast deze normale lucht worden er ook potentieel toxische stoffen en micro-organismen,

Nadere informatie

Biestmanagement, zo kan het ook. Inge Nijhoving MSD Animal Health - NL

Biestmanagement, zo kan het ook. Inge Nijhoving MSD Animal Health - NL Biestmanagement, zo kan het ook Inge Nijhoving MSD Animal Health - NL Biest Zorgt voor specifieke (IgG) en aspecifieke afweer (witte bloedcellen) Eigen veestapel bedrijfsspecifieke ziektekiemen Bevat op

Nadere informatie

Casus: Bespreking van een modern melkveebedrijf met uiergezondheidsproblemen

Casus: Bespreking van een modern melkveebedrijf met uiergezondheidsproblemen UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2014 2015 Casus: Bespreking van een modern melkveebedrijf met uiergezondheidsproblemen door Hannes VERMEULEN Promotor: Dierenarts Anneleen De Visscher

Nadere informatie

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2013-2014 De immuunrespons van verschillende boviene coagulase-negatieve stafylokokken species in een muis mastitis door Bram KAPTEIN Promotoren:

Nadere informatie

BIJSLUITER ORBESEAL, Suspensie voor intramammaire toediening bij droogzetten

BIJSLUITER ORBESEAL, Suspensie voor intramammaire toediening bij droogzetten BIJSLUITER, Suspensie voor intramammaire toediening bij droogzetten 1. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN EN DE FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE, INDIEN

Nadere informatie

BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE KENMERKEN VAN HET PRODUCT

BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE KENMERKEN VAN HET PRODUCT BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE KENMERKEN VAN HET PRODUCT Pagina 1 van 6 1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL, suspensie voor intramammair gebruik. 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Iedere injector

Nadere informatie

Nieuwe ontwikkelingen van een oude aandoening: mastitis onder de loep. Deel 1 - literatuuroverzicht

Nieuwe ontwikkelingen van een oude aandoening: mastitis onder de loep. Deel 1 - literatuuroverzicht Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift, 2013, 82 Thema: Mastitis onder de loep 243 Nieuwe ontwikkelingen van een oude aandoening: mastitis onder de loep Deel 1 - literatuuroverzicht New insights into an old

Nadere informatie

BVD, het aanpakken waard! Monique Driesse en Ruben Tolboom Januari 2015

BVD, het aanpakken waard! Monique Driesse en Ruben Tolboom Januari 2015 BVD, het aanpakken waard! Monique Driesse en Ruben Tolboom Januari 2015 Voorstellen Monique Driesse Rundveedierenarts 7 jaar praktijk, 5 jaar in Canada Sinds 2007 bij Boehringer Ingelheim Ruben Tolboom

Nadere informatie

4.4 Speciale waarschuwingen voor elke diersoort waarvoor het diergeneesmiddel bestemd is

4.4 Speciale waarschuwingen voor elke diersoort waarvoor het diergeneesmiddel bestemd is SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL 150 mg Zalf voor intramammair gebruik 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Bevat per voorgevulde injector van 3 gram: Werkzaam

Nadere informatie

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar INVLOED VAN VACCINATIE TEGEN MASTITIS OP DE ASPECIFIEKE IMMUNITEIT VAN DE UIER

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar INVLOED VAN VACCINATIE TEGEN MASTITIS OP DE ASPECIFIEKE IMMUNITEIT VAN DE UIER UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2010 2011 INVLOED VAN VACCINATIE TEGEN MASTITIS OP DE ASPECIFIEKE IMMUNITEIT VAN DE UIER Door Nicholas VRANKEN Promotor: Dr. Sofie Piepers Copromotor:

Nadere informatie

Nieuwsbrief. > 04 winter voor ondernemende melkveehouders. Uw eerste keuze in uiergezondheid

Nieuwsbrief. > 04 winter voor ondernemende melkveehouders. Uw eerste keuze in uiergezondheid Nieuwsbrief voor ondernemende melkveehouders > 04 winter 2011 Uw eerste keuze in uiergezondheid Editoriaal Editoriaal Geachte lezer, Uiergezondheid Waarop letten bij het behandelen van een uierontsteking?

Nadere informatie

Notice Version NL UBROSTAR DRY COW B. BIJSLUITER

Notice Version NL UBROSTAR DRY COW B. BIJSLUITER B. BIJSLUITER BIJSLUITER Ubrostar Dry Cow 100 mg / 280 mg / 100 mg, intramammaire suspensie voor runderen 1. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN EN DE FABRIKANT

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting Introductie Wat zijn T cellen? T cellen zijn witte bloedcellen die een cruciale rol spelen bij het beschermen tegen ziekteverwekkers zoals virussen en bacteriën. Dit doen zij door middel van

Nadere informatie

Chapter 9. Nederlandse samenvatting

Chapter 9. Nederlandse samenvatting Chapter 9 Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Geschat wordt dat ongeveer 20-30% van de bevolking drager is van Staphylococcus aureus (S. aureus), een Gram-positief

Nadere informatie

Diergeneeskundige bedrijfsadvisering bij melkvee

Diergeneeskundige bedrijfsadvisering bij melkvee Diergeneeskundige bedrijfsadvisering bij melkvee Pieter Passchyn AMCRA seminarie: Vaccinatie, bioveiligheid en management als tools voor een verminderd antibacterieel gebruik, Brussel, 10-11 oktober 2013

Nadere informatie

AANPAK EN BEGELEIDING VAN DE UIERGEZONDHEID OP EEN PROBLEEMBEDRIJF

AANPAK EN BEGELEIDING VAN DE UIERGEZONDHEID OP EEN PROBLEEMBEDRIJF UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2010-2011 AANPAK EN BEGELEIDING VAN DE UIERGEZONDHEID OP EEN PROBLEEMBEDRIJF THEORIE IN DE PRAKTIJK door Marina STEVENS Promotor: Dr. S. Piepers

Nadere informatie

Workshops. Themadag Doelgericht (be)handelen bij uiergezondheidsproblemen. Mariska van Asselt Jorien Druijf Karien Griffioen

Workshops. Themadag Doelgericht (be)handelen bij uiergezondheidsproblemen. Mariska van Asselt Jorien Druijf Karien Griffioen Workshops Themadag Doelgericht (be)handelen bij uiergezondheidsproblemen Mariska van Asselt Jorien Druijf Karien Griffioen Dronten, 18 oktober 2018 Definitief Workshops Themadag Doelgericht (be)handelen

Nadere informatie

Samenvatting R. N. Zadoks

Samenvatting R. N. Zadoks R. N. Zadoks Department of Farm Animal Health, Ruminant Health Unit Faculty of Veterinary Medicine, Utrecht University Yalelaan 7, 3584 CL Utrecht, The Netherlands R.N.Zadoks@vet.uu.nl Mastitis is de meest

Nadere informatie

Meer info? Contacteer: Frederik De Vos, DVM 03 / 877 44 34 of frederik.devos@vetoquinol-benelux.be. O ptimilq 1

Meer info? Contacteer: Frederik De Vos, DVM 03 / 877 44 34 of frederik.devos@vetoquinol-benelux.be. O ptimilq 1 Meer info? Contacteer: Frederik De Vos, DVM 03 / 877 44 34 of frederik.devos@vetoquinol-benelux.be 8 O ptimilq O ptimilq 1 efficiënt samenwerken Verantwoord antibioticagebruik wint steeds meer aan belang.

Nadere informatie

Immuunreactie tegen virussen

Immuunreactie tegen virussen Samenvatting Gedurende de laatste eeuwen hebben wereldwijde uitbraken van virussen zoals pokken, influenza en HIV vele levens gekost. Echter, vooral in de westerse wereld zijn de hoge sterftecijfers en

Nadere informatie

META-ANALYSE VACCINS TEGEN MASTITIS MET LINK NAAR DE IMMUNITEIT VAN DE UIER

META-ANALYSE VACCINS TEGEN MASTITIS MET LINK NAAR DE IMMUNITEIT VAN DE UIER UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2015 2016 META-ANALYSE VACCINS TEGEN MASTITIS MET LINK NAAR DE IMMUNITEIT VAN DE UIER Door Filip GOEDHUYS Promotor: Prof. Dr. Catherine Delesalle

Nadere informatie

Appendix. Nederlandse Samenvatting

Appendix. Nederlandse Samenvatting Appendix Nederlandse Samenvatting Nederlandse samenvatting INLEIDING Cooperia oncophora is de voornaamste dunne darm nematode bij runderen in streken met een gematigd klimaat, zoals West Europa. Dieren

Nadere informatie

Evaluatie Selectief Droogzetten

Evaluatie Selectief Droogzetten Evaluatie Selectief Droogzetten Risico s en Kansen 23 februari 2015 1 Emma Strous Sophie Noyen-Wolfert Inhoud Theorie droogzetten Richtlijn selectief droogzetten Meningen en Feiten Onderzoek Verkoopcijfers

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting Schistosomen en het immuunsysteem van de gastheer De parasieten van de schistosoma familie zoals Schistosoma mansoni en Schistosoma haematobium veroorzaken de ziekte schistosomiasis, ook wel

Nadere informatie

Chapter 10. Klauwgezondheid bij melkkoeien in Nederland

Chapter 10. Klauwgezondheid bij melkkoeien in Nederland Claw Health in Dairy Cows in the Netherlands Chapter 10 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 - Chapter 10 - Klauwgezondheid bij melkkoeien in Nederland Subtitel: Epidemiologische aspecten van verschillende klauwaandoeningen

Nadere informatie

Immunologie. Afweer. Wij leven als levende organismen in evenwicht met onze omgeving

Immunologie. Afweer. Wij leven als levende organismen in evenwicht met onze omgeving Immunologie Afweer 1 Wij leven als levende organismen in evenwicht met onze omgeving Verstoring van het evenwicht tussen organisme en omgeving kan ertoe leiden dat ons lichaam door indringers uit de omgeving

Nadere informatie

MASTITIS: PREVENTIE EN DIAGNOSTIEK

MASTITIS: PREVENTIE EN DIAGNOSTIEK Internationale BABKOK Instituut van Onderzoek en Ontwikkeling van Dierhouderij Basisaspecten van melkproductie Universiteit Wisconsin, Madison MASTITIS: PREVENTIE EN DIAGNOSTIEK INLEIDING Om problemen,

Nadere informatie

Samenvatting. Figuur 1. Een T cel gemedieerde immuun response. APC: antigen presenterende cel; Ag: antigen; TCR: T cel receptor.

Samenvatting. Figuur 1. Een T cel gemedieerde immuun response. APC: antigen presenterende cel; Ag: antigen; TCR: T cel receptor. Samenvatting Het immuunsysteem Het menselijke lichaam bevat een uniek systeem, het immuunsysteem, wat ons beschermt tegen ongewenste en schadelijk indringers (ook wel lichaamsvreemde substanties of pathogenen

Nadere informatie

2. De Uier. Taak. Taak 2. De Uier: plan, do, check & act. plan

2. De Uier. Taak. Taak 2. De Uier: plan, do, check & act. plan Taak 2. De Uier Taak 2. De Uier: plan, do, check & act plan Je kan uitleggen hoe melk in het lichaam gemaakt wordt. Je kan uitleggen welke hormonen actief zijn bij de vorming van melk. resultaat Je weet

Nadere informatie

Amyloïd-bindende eiwitten bij de ziekte van Alzheimer

Amyloïd-bindende eiwitten bij de ziekte van Alzheimer Amyloïd-bindende eiwitten bij de ziekte van Alzheimer Introductie onderzoeksproject De ziekte van Alzheimer De ziekte van Alzheimer is een neurologische aandoening en is de meest voorkomende vorm van dementie.

Nadere informatie

Snelle en gevoelige analyse van mastitis pathogenen met qpcr; ervaringen uit de praktijk

Snelle en gevoelige analyse van mastitis pathogenen met qpcr; ervaringen uit de praktijk Snelle en gevoelige analyse van mastitis pathogenen met qpcr; ervaringen uit de praktijk Auteurs: Marielle Melchior, Marco Verhoef 2, Mathijs Bakker 3, Tineke Henselmans 4, Jan Vernooij 2, Ruud Graat 2

Nadere informatie

Het belang van monitoring en vaccinatie in de BVD-aanpak

Het belang van monitoring en vaccinatie in de BVD-aanpak Auteur: Steven Sarrazin Het belang van monitoring en vaccinatie in de BVD-aanpak Veelal wordt de bestrijding van het Boviene Virale Diarree-virus (BVD) enkel geassocieerd met vaccinatie. Echter, met vaccinatie

Nadere informatie

Extra bij artikel: De faalkosten van mastitis en de vrije markt

Extra bij artikel: De faalkosten van mastitis en de vrije markt Extra bij artikel: De faalkosten van mastitis en de vrije markt Mastitis en de vrije markt Het wegvallen van het melkquotum betekent een ander kosten- en opbrengstenplaatje. Wat betekent dit voor de benadering

Nadere informatie

Nieuwsbrief. > 05 winter voor ondernemende melkveehouders. Uw eerste keuze in uiergezondheid

Nieuwsbrief. > 05 winter voor ondernemende melkveehouders. Uw eerste keuze in uiergezondheid Nieuwsbrief voor ondernemende melkveehouders > 05 winter 2011 Uw eerste keuze in uiergezondheid Editoriaal Editoriaal Beste lezer, Dit jaar viel de zomer zo kort en vroeg, dat we ons kunnen afvragen of

Nadere informatie

Richtlijn Antimicrobiële middelen bij het droogzetten van melkkoeien

Richtlijn Antimicrobiële middelen bij het droogzetten van melkkoeien Richtlijn Antimicrobiële middelen bij het droogzetten van melkkoeien Versie 1.0 Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde Houten, Pre-ambule Preambule KNMvD-richtlijnen Voor u ligt een

Nadere informatie

Appendices. Nederlandse samenvatting 148. Dit proefschrift op één pagina 152. Dankwoord 153. About the author 155. List of publications 156

Appendices. Nederlandse samenvatting 148. Dit proefschrift op één pagina 152. Dankwoord 153. About the author 155. List of publications 156 Appendices Nederlandse samenvatting 148 Dit proefschrift op één pagina 152 Dankwoord 153 About the author 155 List of publications 156 148 Nederlandse samenvatting Dendritische cellen en macrofagen in

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/37233 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Tummers, Bart Title: Human papillomavirus targets crossroads in immune signaling

Nadere informatie

Melkveebedrijf. Huisvesting. Melkveebedrijf. MPR oktober Melkmachine en melktechniek. 260 koeien 166 jongvee

Melkveebedrijf. Huisvesting. Melkveebedrijf. MPR oktober Melkmachine en melktechniek. 260 koeien 166 jongvee 260 koeien 166 jongvee BVD Vrij IBR Vrij Salmonella onverdacht Paratbc Status A Huisvesting Volledig TMR Aparte vaarzen groep Opstartgroep Gezakt zaagsel (Allspan) met Boxclean 2dd boxen schoongemaakt

Nadere informatie

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN. Noroseal 2,6 g suspensie voor intramammair gebruik bij runderen 2. KWALTITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN. Noroseal 2,6 g suspensie voor intramammair gebruik bij runderen 2. KWALTITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL Noroseal 2,6 g suspensie voor intramammair gebruik bij runderen 2. KWALTITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Per intramammaire injector

Nadere informatie

Mastitis is gewoon irritant

Mastitis is gewoon irritant Mastitis is gewoon irritant Yvette de Geus Introductie Dierenartsenpraktijk Krommerijnstreek in Schalkwijk Boerinnenclub Zoönose kennisnetwerk Antibiotica 1 Programma workshop uiergezondheid Introductie

Nadere informatie

in de route kunnen activeren. Een groep van enzymen die ook deel uitmaken van deze cascade zijn de mitogen-activated protein kinases (MAP kinases).

in de route kunnen activeren. Een groep van enzymen die ook deel uitmaken van deze cascade zijn de mitogen-activated protein kinases (MAP kinases). Samenvatting Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 1 geeft een algemene introductie tot de immuunresponsen die worden opgewekt door helminthen; wormen, waarvan de meeste soorten parasitair zijn. Twee typen zijn te onderscheiden:

Nadere informatie

Uiergezondheid na verschillende droogstandslengtes: II. Zonder gebruik van droogzetantibiotica

Uiergezondheid na verschillende droogstandslengtes: II. Zonder gebruik van droogzetantibiotica Uiergezondheid na verschillende droogstandslengtes: II. Zonder gebruik van droogzetantibiotica R.J. van Hoeij, T.J.G.M. Lam, B. Kemp, J. Dijkstra, G.J. Remmelink, en A.T.M. van Knegsel Inleiding Het is

Nadere informatie

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN. MULTISHIELD DC suspensie voor intramammair gebruik voor koeien

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN. MULTISHIELD DC suspensie voor intramammair gebruik voor koeien SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. BENAMING VAN HET DIERGENEESMIDDEL suspensie voor intramammair gebruik voor koeien 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Per 4,5 g injector voor intramammair

Nadere informatie

Wat zijn de kosten van mastitis in de vrije markt. Henk Hogeveen

Wat zijn de kosten van mastitis in de vrije markt. Henk Hogeveen Wat zijn de kosten van mastitis in de vrije markt Henk Hogeveen Wat kunt u van mij verwachten Het probleem: Preventieve kosten vs faalkosten Faalkosten van mastitis U weet de kosten van mastitis toch?

Nadere informatie

Melk Daar zit meer in! 8: Meer melk met behulp van techniek

Melk Daar zit meer in! 8: Meer melk met behulp van techniek Melk Daar zit meer in! 8: Meer melk met behulp van techniek Simon de Haan Dairy Herd Management Automation Specialist 20/10/2017 Security Level 1 2 Meer melk met behulp van techniek Techniek staat niet

Nadere informatie

Klik om stijl te bewerken

Klik om stijl te bewerken Klik om stijl te bewerken Coxevac vaccinatie bij geiten 20-2-2019 1 Inhoud Voorstelling Ceva + mezelf Q-koorts: Wat is het? Q-koorts: Symptomen (mens + dier) Q-koorts: Diagnostiek Q-koorts: Preventie Q-Koorts:

Nadere informatie

CONSENSUS STATEMENT DROOGZETBEHANDELING

CONSENSUS STATEMENT DROOGZETBEHANDELING CONSENSUS STATEMENT DROOGZETBEHANDELING Bradley 1 A., De Vliegher 2 S., Farre 3 M., Jimenez 4 L.M., Peters 5 T., Schmitt-van de Leemput 6 E., van Werven 7 T. 1 QMMS en Universiteit van Nottingham, VK;

Nadere informatie

CONSENSUS STATEMENT DROOGZETBEHANDELING

CONSENSUS STATEMENT DROOGZETBEHANDELING CONSENSUS STATEMENT DROOGZETBEHANDELING Bradley 1 A., De Vliegher 2 S., Farre 3 M., Jimenez 4 L.M., Peters 5 T., Schmitt-van de Leemput 6 E., van Werven 7 T. 1 QMMS en Universiteit van Nottingham, VK;

Nadere informatie

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL ORBENIN LONG ACTING 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Natr. cloxacillin. monohydrat. (= cloxacillin. 200 mg) Ricini oleum

Nadere informatie

Chapter 8. Samenvatting

Chapter 8. Samenvatting Chapter 8 Samenvatting SAMENVATTING Actinobacillus pleuropneumoniae is een Gram-negatieve bacterie die longontsteking veroorzaakt bij varkens. Deze besmettelijke ziekte komt over de gehele wereld voor

Nadere informatie

PRRS in vraag? en antwoord!

PRRS in vraag? en antwoord! KENNISDOCUMENT Met kennis vooruit: PRRS in vraag? en antwoord! Veel varkenshouders en dierenartsen hebben vragen over PRRS. Daarom geven we in dit kennisdocument antwoord op de vier meestgestelde vragen

Nadere informatie

Ziekteverwekkende micro-organismen dringen via lichaamsopeningen het lichaam binnen:

Ziekteverwekkende micro-organismen dringen via lichaamsopeningen het lichaam binnen: IMMUNITEIT 1 Immuniteit Het lichaam van mens en dier wordt constant belaagd door organismen die het lichaam ziek kunnen maken. Veel van deze ziekteverwekkers zijn erg klein, zoals virussen en bacteriën.

Nadere informatie

Beheersing celgetal: wijsheid of geluk

Beheersing celgetal: wijsheid of geluk Praktijkonderzoek Rundvee, Schapen en Paarden (PR) Publicatie 120 December 1996 Aver Heino P U B L I C A T I E Beheersing celgetal: wijsheid of geluk Bosma Zathe Cranendonck Zegveld De Marke Waiboerhoeve

Nadere informatie

Er valt veel te winnen met een langere levensduur. Henk Hogeveen

Er valt veel te winnen met een langere levensduur. Henk Hogeveen Er valt veel te winnen met een langere levensduur Henk Hogeveen Lange levensduur is goed...... gevolg van betere gezondheid... gevolg van betere vruchtbaarheid... minder jongvee nodig minder kosten minder

Nadere informatie

Chapter 9. Nederlandse samenvatting

Chapter 9. Nederlandse samenvatting Chapter 9 Nederlandse samenvatting 150 Samenvatting NEDERLANDSE SAMENVATTING De natuurlijke afweer van het lichaam wordt verzorgd door het immuunsysteem. Zonder immuunsysteem zouden pathogenen zoals virussen

Nadere informatie

Mastitis en de vrije markt. Henk Hogeveen

Mastitis en de vrije markt. Henk Hogeveen Mastitis en de vrije markt Henk Hogeveen Wat kunt u van mij verwachten Denken in een tijd zonder quotum Het probleem: Preventieve kosten vs faalkosten En nu zonder quotum Oude denken Productiecapaciteit

Nadere informatie

Redenen genoeg om de BVDV-situatie op uw bedrijf na te gaan

Redenen genoeg om de BVDV-situatie op uw bedrijf na te gaan Auteur: Steven Sarrazin Redenen genoeg om de BVDV-situatie op uw bedrijf na te gaan Boviene Virale Diarree (BVD) is een aandoening met een veel ruimer ziektebeeld dan de naam laat vermoeden. Daarom is

Nadere informatie

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2012-2013 Lokale afweer van de uier: wordt het celgetal van een gezond kwartier beïnvloed door een infectie in naburige kwartieren? door Jolien

Nadere informatie

Deze brochure wordt u aangeboden door:

Deze brochure wordt u aangeboden door: UIERGEZONDHEID Deze brochure wordt u aangeboden door: Vlaamse overheid Departement Landbouw en Visserij Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling Melkvee Baron Ruzettelaan1 8310 BRUGGE (ASSEBROEK) Tel. 050/20

Nadere informatie

Serologische testen en interpretatie van testresultaten

Serologische testen en interpretatie van testresultaten Serologische testen en interpretatie van testresultaten Serologische testen Serologie is de leer van de stoffen die zich bevinden in het bloedserum. Bloedserum is het vocht dat verkregen is nadat bloed

Nadere informatie

De strijd tegen nosocomiale infecties, een multidisciplinaire aanpak

De strijd tegen nosocomiale infecties, een multidisciplinaire aanpak De strijd tegen nosocomiale infecties, een multidisciplinaire aanpak Els Van Mechelen 19 december 2013 Micro organismen Overzicht Inleiding Biomoleculen Virussen : Bouw en vermenigvuldiging Bacteriën :

Nadere informatie

Dierenartsenpraktijk Tweestromenland Rundveedierenartsen. Maarten Adamse Jos Giesen David Speksnijder

Dierenartsenpraktijk Tweestromenland Rundveedierenartsen. Maarten Adamse Jos Giesen David Speksnijder Dierenartsenpraktijk Tweestromenland Rundveedierenartsen Maarten Adamse Jos Giesen David Speksnijder Achtergrond richtlijn Maarten Adamse Achtergrond AB reductie Prof. Jaap Wagenaar Praktische tips rondom

Nadere informatie