De relatie tussen vestibulaire functie, ruimtelijk inzicht en motorische competenties bij jonge kinderen met en zonder gehoorstoornissen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De relatie tussen vestibulaire functie, ruimtelijk inzicht en motorische competenties bij jonge kinderen met en zonder gehoorstoornissen"

Transcriptie

1 Universiteit Gent Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar De relatie tussen vestibulaire functie, ruimtelijk inzicht en motorische competenties bij jonge kinderen met en zonder gehoorstoornissen Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Door: Felien Laureys en Evy Stroef Promotor: Prof. Dr. Frederik Deconinck Co-promotor: Prof. Dr. Leen Maes

2

3 VOORWOORD Deze masterproef was een samenwerking tussen de twee departementen Bewegings- en Sportwetenschappen en de Logopedische en Audiologische Wetenschappen. Deze combinatie maakte deze masterproef super interessant, aangezien we zo kennis maakten met iets totaal nieuws. Een belangrijk deel van deze masterproef was dan ook kennis van verschillende vakgroepen samenbrengen om zo tot meer en betere inzichten te komen. Deze masterproef was hard werken en we kunnen niet tot dit eindresultaat gekomen zijn, zonder de hulp van enkele mensen. We willen dan ook allereerst onze promotor prof. Deconinck bedanken. Hij stond altijd klaar om naar ons te luisteren en gaf ons de voorbije twee jaar steeds hulp en feedback wanneer we dit nodig hadden. Zonder hem zouden we nooit zover geraakt zijn. Daarnaast willen we ook graag prof. Maes en Cleo Dhondt bedanken. Zij regelden alle contacten en afspraken en namen bovendien de vestibulaire en motorische testen af. Bedankt voor de leerervaringen binnen jullie specialisatie en de passie waarmee jullie dit wouden delen met ons. Een masterproef zou natuurlijk niet mogelijk zijn zonder de proefpersonen. Omdat wij in deze studie werkten met kleine kinderen, bedanken we niet alleen de kinderen zelf, maar ook de ouders om tijd vrij te maken voor ons. In het bijzonder willen we de patiënten en hun ouders bedanken. Ook al worden jullie overladen met onderzoeken, toch wouden jullie ook met onze studie meehelpen. Naast al deze mensen, willen we natuurlijk ook onze partners, familie en vrienden bedanken. Zij hebben gedurende twee jaar veel geduld met ons gehad, ons altijd gesteund en geholpen waar ze konden. Als laatste willen we natuurlijk ook elkaar bedanken voor de steun, begrip en het geduld. We gaven elkaar tips en tricks en hebben voor de rest van ons leven mooie ervaringen opgedaan tijdens dit werk. We zijn fier op elkaar na twee jaar hard werken dit eindresultaat te bereiken en hopen dat de lezer hier ook van kan genieten. I

4 ABSTRACT Doelstelling De motorische competentie van kinderen met gehoorstoornissen, bij wie ook vaak een verminderde vestibulaire functie wordt vastgesteld, is lager dan normaal. De vestibulaire functie blijkt ook belangrijk in de ontwikkeling van visuo-spatiële vaardigheden, die op hun beurt de motorische ontwikkeling kunnen beïnvloeden. In dit onderzoek willen we het onderling verband nagaan van deze drie componenten in vier- tot zesjarige kinderen. Daarnaast worden ook verschillen in leeftijd en geslacht onderzocht en wordt bekeken of er een verschil zit in de drie componenten tussen kinderen met en zonder gehoorstoornissen en/of vestibulaire problemen. Methode Proefpersonen: 13 controlekinderen tussen 4 en 6 jaar werden gerekruteerd door het UZ Gent. Deze kinderen ondergingen vestibulaire testen (vhit, VEMP), motorische testen (mabc, GET) en visuo-spatiële testen (CMTT, MRT, PPT-C). Daarnaast ondergingen 2 kinderen met gehoorstoornissen, waarvan één zonder en één met vestibulaire stoornis, dezelfde testen als de controlegroep. Statistiek: Er werd gebruik gemaakt van non-parametrische testen om de kleine controlegroep te analyseren. De verbanden werden bekeken met de Spearman correlatietest, terwijl de evolutie in leeftijden en verschil in geslacht bekeken werden a.d.h.v. de Kruskall Wallis test en Mann-Whitney U test. De patiënten werden zonder statistische analyses vergeleken met de controlegroep op de verschillende testen. Resultaten Er zijn positieve verbanden gevonden tussen de cognitieve en motorische testen (R=0.554; MRT mabc2), tussen de vestibulaire en cognitieve testen (R=0.481; MRT - vhit) en tussen de cognitieve testen onderling (R=0.501; PTTC-CMTT en MRT-CMTT; R= 0.599). Daarnaast werden verschillen gevonden in leeftijden, waarbij de 6-jarigen steeds significant beter scoorden in vergelijking met de 4-jarigen op de mabc2, MRT en op de CMTT. In geslacht werd gevonden dat jongens beter scoorden op de PTT-C in vergelijking met de meisjes. De patiënten scoorden op alle taken gelijkaardig met de controlegroep, behalve op de evenwichtstaken waarop de patiënt met een vestibulaire stoornis zwakker scoorde (GET, SBD van de mabc2). II

5 Conclusie De gevonden verbanden tussen het vestibulair systeem, de visuo-spatiële vaardigheden en de motorische competentie komen overeen met wat eerder in de literatuur is beschreven. De verschillen in leeftijd zijn steeds het grootste tussen vier en zes jaar, waarbij zes jaar steeds beter scoorde. Voor deze leeftijd gaan de kinderen waarschijnlijk gokken omdat ze nog niet over genoeg cognitieve vaardigheden beschikken en zijn de resultaten daardoor minder accuraat. Het ruimtelijk inzicht ontwikkelt zich dus eerder snel vanaf een leeftijd van zes jaar. De geslachtsverschillen vertonen echter minder verschillen, terwijl de verwachtingen anders lagen. De oorzaak is waarschijnlijk de kleine controlegroep die een grote beperking vormt voor het onderzoek. De patiënt met een vestibulaire stoornis had achterstand op de evenwichtstaken, zoals ook in eerdere onderzoeken is bevestigd. Ze vertoont echter weinig verschil in de visuo-spatiële taken, mogelijks door de compensatietheorie. III

6 INHOUDSTAFEL VOORWOORD... I ABSTRACT INHOUDSTAFEL LITERATUURSTUDIE 1 1. Inleiding Anatomie en fysiologie van het evenwichtsorgaan Pathologie Cytomegalovirus Connexine Andere Detectie Behandeling Motorische competentie van kinderen met gehoorstoornissen met en zonder vestibulaire problemen Evenwicht Andere motorische vaardigheden Ruimtelijk inzicht Verschillen in geslacht Visuo-spatiële vaardigheden Visuo-spatieel werkgeheugen Probleemoplossend vermogen Hypothesen en onderzoeksvragen METHODE Proefpersonen Procedure Meetinstrumenten Klinisch onderzoek van het vestibulair systeem Motorische testen Visuo-spatiële testen Statistische analyses RESULTATEN Verband tussen de testen Vestibulaire testen Cognitieve testen II IV IV

7 1.3 Motorische testen Evolutie in functie van leeftijd Vestibulaire testen Cognitieve testen Motorische testen Verschil in geslacht Vestibulaire testen Cognitieve testen Motorische testen Verschil tussen de controlegroep en de patiënten Vestibulaire testen Cognitieve testen Motorische testen DISCUSSIE Het verband tussen vestibulaire functie, ruimtelijk inzicht en motorische competentie Evolutie in functie van leeftijd Verschillen tussen jongens en meisjes Prestatie van kinderen met een gehoorstoornis Beperkingen en implicaties CONCLUSIE 42 BIBLIOGRAFIE 43 BIJLAGEN 47 V

8 LITERATUURSTUDIE 1. Inleiding Volgens cijfers van kind en gezin België (2012) wordt er bij 2,2 pasgeborenen op 1000 permanent gehoorverlies vastgesteld ( Cijfers en rapporten, n.d.). Het oor heeft echter niet enkel een auditief systeem voor het verwerken en onderscheiden van geluiden, maar bezit ook een vestibulair systeem voor het verwerken van vestibulaire sensorische informatie. In dit vestibulair systeem bevindt zich het evenwichtsorgaan, verantwoordelijk voor de detectie van de hoofdstand ten opzichte van de zwaartekracht en de hoofdversnellingen. Het evenwichtsorgaan draagt bij tot ons ruimtelijk oriëntatievermogen, beeldstabilisatie op het netvlies bij hoofdbewegingen en het bewaren van evenwicht in rust en beweging. Vestibulaire stoornissen, vaak gerelateerd aan gehoorverlies ten gevolge van verschillende pathologieën zoals het Cytomegalovirus (CMV) of een Connexine-26 mutatie, gaan gepaard met algemene ontwikkelingsproblemen. Meer specifiek zullen er evenwichtsproblemen ontstaan en kan de algemene motorische ontwikkeling bemoeilijkt worden. Naast motorische ontwikkelingsstoornissen komt er steeds meer bewijs dat executieve functies, meer bepaald visuo spatiële cognitie, aangetast zijn bij kinderen met een vestibulaire stoornis. Executieve functies zijn de hogere controlefuncties in de hersenen die ons gedrag sturen, zoals bijvoorbeeld inhibitie- en aandachtsvermogen. Naast hun rol in cognitieve ontwikkeling wordt recent vaker een belangrijk verband gevonden met motoriek, meer specifiek tussen ruimtelijk inzicht en motorische vaardigheden. Het ruimtelijk inzicht bestaat uit zaken zoals visualisatie, oriëntatie en mentale rotatie en vormt de basis bij het uitvoeren van vaardigheden, zoals het inschatten van een balbaan. Wanneer kinderen beschikken over goede motorische vaardigheden hebben zij mogelijks ook een betere visuo-spatiële cognitie. Deze masterproef zal een meer gedetailleerde link zoeken tussen de etiologie van het vestibulair probleem, de motorische competentie en de visuo-spatiële cognitie van een kind. Daarnaast wordt er gekeken of er verschillen zijn tussen leeftijden (vier t.e.m. zes jaar) in de drie componenten. Om dit te onderzoeken, worden kinderen zonder gehoorstoornis vergeleken met twee patiënten met een gehoorstoornis. 1

9 2. Anatomie en fysiologie van het evenwichtsorgaan Het oor bestaat uit drie delen: het uitwendig oor, middenoor en binnenoor. Het uitwendig oor en het middenoor zijn verantwoordelijk voor het doorsturen van het geluid naar de hersenen. Het binnenoor is niet enkel verantwoordelijk voor de verwerking van het geluid, maar ook voor het evenwicht. Het deel dat zorgt voor het evenwicht, de cochlea, wordt het evenwichts- of vestibulair orgaan genoemd. Dit evenwichtsorgaan bestaat op zichzelf nog eens uit twee delen, namelijk drie halfcirkelvormige kanalen en de otolietorganen (Figuur 1). Figuur 1: Anatomie van het vestibulair orgaan. (uit Parnes et al. 2003) Het eerste deel zijn de drie halfcirkelvormige of semicirculaire kanalen. Er staat één kanaal in horizontale positie en twee kanalen in verticale positie (één posterieur en één anterieur gericht). De kanalen, gevoelig voor angulaire versnellingen, identificeren de draaiingen of rotaties van het hoofd. Doordat elk kanaal op een andere manier is georiënteerd, zijn ze elk gevoelig voor rotatie rond een andere as van het lichaam. De rotaties worden waargenomen door de haarcellen. Elk kanaal heeft een verdikt gedeelte, dit heet het ampulla, daar bevinden zich de zintuigcellen die de rotaties waarnemen. In het ampulla bevinden zich de cupulae een soort bekervormige structuur die worden omgeven door endolymph vocht. De cupulae bewegen als het vocht van en naar een bepaalde richting stroomt. Afhankelijk van de rotatie van het hoofd, wordt één van de halfcirkelvormige kanalen aangesproken. Onderaan de cupulae bevinden zich de haarcellen met aan het uiteinde trilharen. De trilharen of stereociliae detecteren bewegingen van de cupulae en sturen deze naar de haarcellen door. De haarcellen zetten deze trillende bewegingen om in zenuwprikkels. De trilharen staan naast elkaar van klein naar groot, waarvan de grootste het kinocilium wordt genoemd. Afhankelijk van de beweging van de trilharen weg van of naar het kinocilium toe zullen de haarcellen hyper- of depolariseren (de snelheid van zenuwimpulsen naar de zenuwcellen wordt respectievelijk verkleind of vergroot) (Figuur 2). 2

10 Figuur 2: Representatie van de ampulla in de halfcirkel-vormige kanalen. (uit Maes, 2010) Het tweede element van het evenwichtsorgaan is het otolietorgaan of ook vestibulum genoemd. Dit orgaan bestaat uit twee delen, de sacculus en utriculus. Ook hier zijn haarcellen en trilharen verantwoordelijk voor de omzetting van trillingen naar zenuwimpulsen. Door de oriëntatie van het otolietorgaan, zorgt deze voor detectie van lineaire versnellingen en zwaartekracht. Haarcellen zijn ingebed in de ampullae, maar bovenop de ampullae bevinden zich ook otoconia. Deze otoconia zijn zware calciumcarbonaat-kristallen die een perceptie aan de beweging van het hoofd geven ten opzichte van de zwaartekracht. Wanneer het hoofd zich in een verticale positie bevindt, duwen deze kristallen de haarcellen naar beneden. Wordt het hoofd echter naar voor of achter gebogen (lineaire bewegingen), dan zullen de kristallen naar omlaag respectievelijk langs links of rechts vallen. De beweging van de kristallen zorgt ervoor dat de trilhaartjes afbuigen. Dit signaal, de vervorming van de trilhaartjes, wordt in de haarcellen opgevangen en doorgestuurd naar het centraal zenuwstelsel. Naast de lineaire versnellingen van het hoofd, detecteren de sacculus en utriculus houdingsveranderingen van het hoofd of het lichaam ten opzichte van de zwaartekracht (tilt- en liftbewegingen). Hierbij verwerkt de sacculus verticale bewegingen en de utriculus horizontale bewegingen. (De Kegel et al., 2012; Maes, 2010; Martini and Bartholomew, 2012) Samengevat registreert het evenwichtsorgaan de lineaire en angulaire versnellingen die gebeuren met het lichaam en vooral het hoofd. Alle signalen die in het evenwichtsorgaan binnenkomen, worden via superieure en anterieure zenuwbanen naar het centraal zenuwstelsel gestuurd en daar geïnterpreteerd. Vervolgens worden deze signalen doorgestuurd naar het lichaam, met als doel beweging en houding te plannen en bij te sturen. Als er bepaalde sensorische signalen niet binnenkomen, zoals bij kinderen met een vestibulair probleem, zullen er problemen zijn met het in kaart brengen van de houding en beweging van het lichaam. 3

11 3. Pathologie Zowel de werking van het uitwendig, het midden- als het binnenoor kunnen verstoord zijn. Beschadigingen ter hoogte van het uitwendig en middenoor zullen gehoorverlies tot gevolg hebben. Beschadigingen ter hoogte van het binnenoor kunnen naast gehoorverlies ook vestibulaire stoornissen teweeg brengen. Stoornissen kunnen enerzijds aanwezig zijn ten gevolge van een interne oorzaak, bijvoorbeeld door vervormingen van het binnenoor. Anderzijds kan een externe oorzaak, zoals een virus of mutatie aan de oorzaak liggen van vestibulaire schade. De vestibulaire schade kan zo leiden tot problemen in de ruimtelijke en motorische ontwikkeling. De twee meest voorkomende externe oorzaken zijn het Cytomegalovirus (CMV) en Connexine-26 (Cx26) mutatie. Deze zullen hieronder toegelicht worden. Het is echter belangrijk om te duiden dat er naast deze oorzaken, nog een heleboel andere zaken ook kunnen zorgen voor vestibulaire problemen. (Bilo et al., 2006; Goderis et al., 2014; Sajjadi and Paparella, 2008; Todt et al., 2005) 3.1 Cytomegalovirus CMV behoort tot de groep van de herpesvirussen, namelijk het HHV-5 type. Eenmaal geïnfecteerd, zal de persoon het virus zijn gehele leven meedragen. Vaak komen mensen in aanraking met het virus zonder dat het zich tot cytomegalie ontwikkelt. Wereldwijd worden 0.2 tot 2.5% kinderen geïnfecteerd met CMV, waarvan 10 tot 15% symptomen vertonen (Goderis et al., 2014). De symptomen die het meeste voorkomen bij pasgeboren baby s zijn: intrauteriene groeivertraging, purpura, geelzucht, hepatosplenomegalie, microencephaly en trombocytopenie. De ziekte wordt overgedragen tijdens de zwangerschap via besmet vruchtwater of bloed (seropositieve moeders) afkomstig van de moeder. Na de bevalling kan het virus worden overgedragen via de borstvoeding, bloed, speeksel of andere lichaamsvochten. ( hoofd, hals en zenuwstelsel: info voor patiënten: cytomegalovirus., 2016) Het cytomegalovirus is één van de grootste oorzaken van sensoneuraal gehoorverlies (SNHL), waarbij er zowel sensorieel verlies is ter hoogte van het binnenoor als neuraal verlies in de gehoorzenuw. Eenmaal geïnfecteerd wordt het gehoorverlies progressief slechter met ouder worden, waarbij de kinderen een matige tot zware vorm van SNHL ontwikkelen (Dahle et al., 2000). Dit symptoom wordt waarschijnlijk veroorzaakt door ontstekingen ter hoogte van de cochlea. Daarnaast veroorzaakt het virus ook vestibulaire stoornissen. Hierbij vertonen kinderen functionele problemen ter hoogte van de semicirculaire kanalen of van de otolietorganen. Er is 4

12 echter geen significant verband gevonden tussen het niveau van de CMV-infectie en het niveau van vestibulaire stoornis. De gehoor- en vestibulaire stoornissen kunnen zowel in symptomatische als asymptomatische kinderen voorkomen (Bernard et al., 2015). Uit dezelfde studie van Bernard et al. (2015) komt dat symptomatische kinderen een vertraagde posturomotorische ontwikkeling vertonen ten gevolge van hun vestibulaire stoornis. Deze vertraagde ontwikkeling gaat gepaard met een tragere cognitieve ontwikkeling, zowel op het vlak van gesproken taalontwikkeling als ruimtelijk inzicht ontwikkeling Connexine-26 Connexine-26 (Cx26) of gap-junction beta-2 proteïne (GJB2) is een eiwit die voorkomt in het celmembraan en dient als gap-junction. Door een verbinding te maken tussen nabijgelegen cellen, kunnen cellen interageren met elkaar. Op die manier kunnen ionen en kleine moleculen tussen cellen worden doorgegeven. Een groep van zes connexines samen, die zo zorgen voor een doorgang, wordt een connexon genoemd. Het doorgeven van ionen en moleculen kan pas gebeuren als het connexon van de ene cel in interactie is met het connexon van de andere cel. De manier waarop het eiwit is opgebouwd, bepaalt wat er door de doorgang kan. Bij Cx26, dat vooral in de celmembranen van de cochlea zit, zal vooral de doorgang van kalium-ionen verstoord zijn. In normale omstandigheden zorgt Cx26 ervoor dat er altijd een hoge K + concentratie in het endolymph van de cochlea is, door de deze ionen van cel naar cel te sturen. (Kemperman et al., 2002) Bij een verstoring van de gap-junction functie, zal de concentratie K + -ionen echter te laag zijn, waardoor niet alle geluidstrillingen naar zenuwprikkels kunnen worden omgezet en er gehoorschade kan optreden. Een verstoring in deze functie, is vaak het gevolg van een genetische fout, namelijk een mutatie in de genen van het Cx26 eiwit. Een mutatie in Cx26 is de meest voorkomende oorzaak van autosomaal, recessieve erfelijke bilaterale doofheid en is in bijna de helft van de erfelijke doofheid (in het algemeen) de oorzaak. Wereldwijd wil dit zeggen dat ongeveer 4% een Cx26 mutatie heeft. In twee derde van de gevallen is deze aandoening niet-syndromaal, wat betekent dat er enkel een gehoorstoornis is en er geen bijkomende afwijkingen volgen (bijvoorbeeld in het vestibulair apparaat of in het labyrint). De niet-syndromale vorm heeft als voordeel dat een hoortoestel of een cochleair implantaat, afhankelijk van de graad van gehoorschade, vaak tot positieve resultaten kan leiden. Hoe vroeger er een oplossing komt, hoe beter de resultaten achteraf zijn (Kemperman et al., 2002). Naast gehoorstoornis kan Cx26 geassocieerd worden met vestibulaire stoornissen, vaak ter hoogte van de sacculus. Dit zijn syndromale aandoeningen, waar met het ouder worden, naast 5

13 het gehoor ook het vestibulair systeem achteruitgaat. Hierdoor kunnen er op latere leeftijd wel vestibulaire dysfuncties ontstaan, die er eerst niet waren, afhankelijk van de soort mutatie (Sabag et al., 2005). Vaak echter zullen er geen vestibulaire problemen te vinden zijn in de utriculus en de halfcirkelvormige kanalen (Todt et al., 2005). 3.3 Andere Naast CMV en Cx26 zijn er nog tal van andere pathologieën in het binnenoor die aanleiding geven tot gehoorverlies en/of vestibulaire problemen. Een voorbeeld hiervan is de ziekte van Ménière, waar vochtophoping in het binnenoor leidt tot gehoorverlies en draaiduizeligheid (Sajjadi and Paparella, 2008). Problemen aan de vestibulaire zenuw, bijvoorbeeld door een ontsteking (vestibulaire neuritis), geven vooral draaiduizeligheid en enkel bij bijkomende ontstekingen aan de cochlea kan dit ook voor gehoorverlies zorgen. Verschillende malformaties van het binnenoor (bijvoorbeeld van de semicirculaire kanalen) kunnen ook gepaard gaan met vestibulaire problemen. Voor een uitgebreide bespreking verwijzen we naar gespecialiseerde literatuur (Bilo et al., 2006). 4. Detectie Gehoor- en vestibulaire stoornissen worden idealiter zo vroeg mogelijk (binnen het eerste levensjaar) gedetecteerd via klinische testen. Welke klinische testen er worden uitgevoerd, is leeftijdsafhankelijk. Enerzijds wordt er gebruik gemaakt van gehoortesten. Het kind krijgd dan verschillende geluidsstimuli aangeboden. Daarbij wordt de hersenactiviteit gemeten via elektroden of wordt het kind gevraagd te reageren wanneer en waar het de stimulus waarneemt. Anderzijds, wat de focus binnen deze masterproef is, worden ook vestibulaire testen gebruikt. Deze worden afgenomen om de functionaliteit van de verschillende onderdelen van het evenwichtsorgaan te testen. Maes en collega s (2010) hebben recent een nieuwe, uitgebreide vestibulaire testbatterij ontwikkeld waarbij zeer nauwkeurig bepaald kan worden waar het vestibulair probleem is gesitueerd. De testen richten zich elk op een ander deel van het binnenoor, waardoor bepaald kan worden wat de exacte etiologie van het vestibulair probleem is. Hoewel deze testen bij volwassenen zijn afgenomen, stellen Maes et al. (2010) dat deze testen ook mogelijk zijn bij kinderen. De testen bestaan uit rotatietesten, Vestibular Evoked Myogenic Potentials of vestibulair uitgelokte spierpotentialen (VEMP) testen, een calorisch onderzoek en video Head Impulse Test (vhit). 6

14 Bij rotatietesten worden de proefpersonen aan een lage snelheid rondgedraaid op een stoel. Men kijkt dan of de nystagmus (een onwillekeurige oogbeweging of reflex in het horizontaal of verticaal vlak) naar de juiste kant plaatsvindt. Deze test onderzoekt de staat van de horizontale semicirculaire kanalen en de superieure vestibulaire zenuw. De VEMP testen zijn testen met elektroden waarbij wordt gekeken naar de spierspanning van de nek- en oogspieren. Deze test wordt opgedeeld in de o-vemp en c-vemp, waarmee respectievelijk schade aan utriculus en sacculus opgespoord wordt. De o-vemp zal de spierspanning aan de extra-oculaire oogspieren meten, de c-vemp meet de spanning van de M. Sternocleidomastoideus spier. Zowel de rotatie- als VEMP testen zijn niet-invasieve methodes en dus gemakkelijk uit te voeren bij kinderen. Het calorisch onderzoek daarentegen is wel een invasieve test. De gehoorgang wordt gespoeld met warm of koud water en de oogbewegingen, ten gevolge van de prikkeling van het evenwichtsorgaan, worden geregistreerd. Met deze test wordt de functie van de horizontale semicirculaire kanalen gemeten. Ook bij kinderen kan deze test afgenomen worden, maar omwille van het invasieve karakter is deze test minder gemakkelijk af te nemen. Een laatste test die wordt uitgevoerd is een recent ingevoerde klinische test waarbij de functie van de semiciruculaire kanalen worden geanalyseerd, namelijk de vhit. Het is een objectieve meting van de vestibulaire oculaire reflex (VOR) die de ogen op één punt houden tijdens een hoofdbeweging. De VOR wordt bekeken door de registratie van de oogsnelheid en de catch up saccades. Bij deze test wordt het horizontale kanaal onderzocht door snelle bewegingen uit te voeren met het hoofd van links naar rechts en omgekeerd. De verticale kanalen worden onderzocht door het hoofd te bewegen van boven naar onder. De hoofdbewegingen worden uitgevoerd door een expert en moeten een bepaalde snelheid hebben om interferentie met andere systemen, zoals het visueel systeem, uit te sluiten. Samen met nog een aantal standaardonderzoeken, verder besproken in Methode sectie 3.2, kan zo nauwkeurig de etiologie van het vestibulaire probleem bij kinderen worden vastgelegd. 7

15 5. Behandeling Bij gehoorstoornissen situeren de problemen zich in het inwendige, uitwendige- of middenoor, terwijl een vestibulaire stoornis zich enkel bevindt ter hoogte van het inwendig oor. Gehoorstoornissen kunnen in de eerste plaats aangepakt worden door een chirurgische ingreep of met behulp van een apparaat. Een chirurgische ingreep of medicatie zorgen er in heel wat gevallen voor dat de schade aan het uitwendige of middenoor wordt opgelost en de persoon geluiden weer als normaal opvangt. Sensorineuraal gehoorverlies, dit is gehoorverlies ten gevolge van beschadiging van het binnenoor en/of de gehoorzenuwen, is daarentegen moeilijker te behandelen. Doordat hier vaak de trilhaartjes of haarcellen zelf aangetast zijn, kan een medische ingreep minder oplossingen bieden. Bij een milde graad van doofheid, worden hoortoestellen gebruikt. Deze toestellen versterken het geluid, waardoor geluidsgolven toch kunnen worden waargenomen. Als blijkt dat kinderen een zware gehoorstoornis hebben, zullen dokters overwegen om zo vroeg mogelijk minstens zeven maand na de geboorte - een cochleair implantaat (CI) te plaatsen. Het uitwendig deel van het CI zal gedeeltelijk de rol overnemen van de cochlea en zijn trilhaartjes, door het geluid te versterken en om te zetten in digitale informatie. Het inwendig deel van het CI zal de rol van de haarcellen in de cochlea overnemen en alles omzetten in elektrische informatie. De elektrische signalen bereiken zo direct de auditieve zenuwbaan en vervolgens de hersenen (Lamoré, 2000). Een implantatie van een CI bij dove kinderen zorgt voor een verbetering van de gesproken taalontwikkeling (Nikolopoulos et al., 2004). Het blijkt echter weinig impact te hebben op het uitvoeren van motorische vaardigheden en evenwichtstaken (Gheysen et al., 2008); zie verder in deel 6.). Hoewel vaak aangetoond is dat een CI de communicatieve en luistervaardigheden verbetert (Kühn-Inacker et al., 2004; Steffens et al., 2008), zijn er toch enkele risico s verbonden aan het implanteren van het CI. Deze risico s bedreigen niet enkel het gehoor of vestibulair orgaan, maar zijn ook meer algemeen (vb. hersenvliesontsteking). Vooral postoperatief bestaat de kans op problemen door de implantatie. Er bestaat immers 2% kans dat het CI afgestoten wordt, als gevolg van een huid- of middenoorinfectie. Daarnaast bestaat de kans dat de patiënt zijn resterend natuurlijk gehoor gedeeltelijk of volledig verliest en dat hij volledig afhankelijk is van het CI. Dit komt doordat de cochlea na een bepaalde periode vergroeit met de elektroden (40% kans) (UMCG, n.d.). 8

16 6. Motorische competentie van kinderen met gehoorstoornissen met en zonder vestibulaire problemen. Omdat gehoorstoornissen vaak gepaard gaan met vestibulaire problemen, vertonen kinderen met een gehoorstoornis een achterstand in motoriek en evenwicht vergeleken met kinderen met een normaal gehoor (Schlumberger et al., 2004). De doelgroep van deze masterproef zijn kinderen van vier tot zes jaar. De grove motoriek loopt bij kinderen uit deze leeftijdsgroep voor ten opzichte van de fijne motoriek, doordat het buitenspelen -zoals lopen, springen en hinken- een grote rol speelt. Naarmate de kinderen de leeftijd van zes jaar benaderen, krijgt de fijne motoriek een grotere rol. De handcoördinatie verbetert en de voorkeurshand is duidelijk te zien (Poole et al., 2005). Kinderen met een gehoorstoornis vertonen echter een duidelijke achterstand in de ontwikkeling van evenwicht en grove motoriek, als gevolg van de pathologie (Maes et al., 2014). 6.1 Evenwicht Voor alle motorische taken is evenwicht nodig als basis om de taak tot een goed einde te brengen. Doorgaans wordt gesteld dat kinderen met een gehoorstoornis slechter zijn in evenwichtstaken, dan kinderen met een normaal gehoor. Onderzoek van Walicka-Cupryś et al. (2014) toont echter dat hier enige voorzichtigheid geldt. Zij onderzochten kinderen met een gehoorstoornis en zagen dat zij compenseren door het opnemen van andere sensorische informatie. Zij zijn beter in staat proprioceptieve informatie te verwerken in vergelijking met normaal horende kinderen, waardoor de statische balans beter wordt behouden. Bij kinderen met een bijkomende vestibulaire stoornis heeft onderzoek aangetoond dat de postural sway groter is op een onstabiele ondergrond vergeleken met een stabiele ondergrond. De bijkomende beschadiging aan het vestibulair systeem zorgt voor grotere problemen in statische evenwichtstaken in vergelijking met kinderen die enkel gehoorverlies hebben. Een CI zal deze achterstand niet vergroten, maar zal ook niet noodzakelijk zorgen voor een verbetering in statisch evenwicht (Suarez et al., 2007). Men kan hieruit concluderen dat zowel de proprioceptieve als de visuele informatie belangrijk zijn voor het statisch evenwicht bij kinderen met gehoor- en vestibulaire stoornissen. Op dynamische evenwichtstaken -zoals over een evenwichtsbalk lopen, springen op één been of staan op één been met de ogen open en toe- presteren kinderen met enkel een gehoorstoornis wel zwakker dan normaal horende kinderen. Wel scoren kinderen met een vestibulaire stoornis en gehoorstoornis nog lager dan kinderen met enkel een gehoorstoornis 9

17 (De Kegel et al. (2012). Bij dynamische taken is het minder evident vestibulaire disfuncties op te vangen door compensatie op basis van visuele en/of proprioceptieve informatie (Livingstone and Mcphillips, 2011). De negatieve impact van de vestibulaire stoornis op de dynamische evenwichtstaken zal groter zijn in vergelijking met statische evenwichtstaken. In een onderzoek van Schlumberger et al. (2004) werd verder vergeleken tussen kinderen met een gehoorstoornis met en zonder CI en een controlegroep. Op balanstesten bleek dat de controlegroep significant beter scoorde dan de kinderen met een gehoorstoornis zonder CI, maar er was geen significant verschil tussen de controlegroep en de groep kinderen met een CI. Op basis van deze resultaten kan gesuggereerd worden dat een CI de evenwichtsproblemen lijkt op te vangen. Een oorzaak van deze compensatie kan de vroege implantatie van het CI bij de kinderen zijn. Daarnaast kregen de kinderen in dit onderzoek van jongs af aan extra lessen om hun motoriek bij te schaven. Door de vroege implantatie is er mogelijks een betere opname van vaardigheden. Ook in deze studie zijn de resultaten van kinderen met een vestibulaire stoornis slechter dan die van de andere groepen. 6.2 Andere motorische vaardigheden In verschillende onderzoeken is de link gelegd tussen het evenwicht en andere motorische vaardigheden. Bij het uitvoeren van een coördinatietaak zal een gebrek aan evenwicht de taak beïnvloeden en zorgen voor een slechter resultaat. Bij simpele taken gebruiken kinderen eventueel nog visuele en proprioceptieve informatie ter compensatie van een vestibulaire stoornis. Bij complexe motorische taken wordt dit echter moeilijker en scoren kinderen met een gehoorstoornis slechter dan normaal horende kinderen. Zo onderzochten Schlumberger et al. (2004) zowel complexe als simpele motorische vaardigheden bij kinderen met een normaal gehoor, kinderen met een gehoorstoornis zonder een CI en kinderen met een CI. Voor de eenvoudige motorische vaardigheden, zoals voorwaarts wandelen, werd geen verschil gevonden tussen de drie groepen, behalve bij de groep ouder dan zeven jaar waar de twee groepen met gehoorstoornis het slechter deden dan de kinderen met een normaal gehoor. Dit toont aan dat een stoornis in de sensorische informatieverwerking, bijvoorbeeld bij een vestibulair systeem probleem, een rem zet op de motorische ontwikkeling op latere leeftijd. Net zoals bij simpelere evenwichtstaken, zullen kinderen met een CI geen extra achterstand of inhaalbeweging vertonen in vergelijking met kinderen met een gehoorstoornis en zonder CI en een achterstand in motorische ontwikkeling vertonen in vergelijking met normaal horende kinderen. 10

18 Er zijn al een aantal studies die gekeken hebben naar het verband tussen de etiologie van het vestibulair probleem en resultaten op motorische taken. Een voorbeeld van zo n studie is van Inoue et al. (2013), waarbij er werd nagegaan of het vestibulair probleem in de superieure of inferieure vestibulaire zenuwbaan lag bij twee motorische taken. Ze vroegen aan de ouders op welke leeftijd het kind zelfstandig controle over het hoofd hadden en zelfstandig konden wandelen. Daarna deden ze enkele vestibulaire testen met de kinderen. Zo konden ze de kinderen opdelen in vier groepen: slechtere reactie op de test van de inferieure zenuwbaan, slechtere reactie op de test van de superieure zenuwbaan, slechtere reactie op beide testen en normale reactie op beide testen. Bij de leeftijd waarop kinderen zelfstandig het hoofd kunnen opheffen en controleren was er enkel een significant verschil tussen kinderen met een normale reactie en kinderen met een slechtere reactie op beide testen. Bij het zelfstandig wandelen was er een significant verschil tussen kinderen met een normale reactie en een inferieur probleem of een gecombineerd probleem (Figuur 5). De onderzoekers besloten dat de twee zenuwbanen een effect hebben op de grote motorische bewegingen en dat de inferieure zenuwbaan, die de nek- en beenspieren innerveert, een nog belangrijkere rol speelt bij het wandelen. Ondertussen zijn de klinische testen al uitgebreid en kan er een nauwkeuriger beeld gevormd worden van waar precies het vestibulair probleem gelokaliseerd is (Maes, 2010). Voorlopig is er nog geen onderzoek gedaan waarbij de uitgebreide testbatterij gebruikt wordt om het effect na te gaan van het specifieke vestibulaire probleem en de motoriek. Figuur 3: Vergelijking van de leeftijden waarop controle over het hoofd en zelfstandig wandelen bij kinderen met een gehoorstoornis worden verkregen, met inbreng van het superieure en inferieure vestibulaire zenuwsysteem. *P<0.05, **P< a) Leeftijd waarop het kind zijn hoofd kan controleren bij kinderen met een normale vestibulaire functie en kinderen met superieur, inferieur of gecombineerd vestibulair zenuwprobleem. B) Leeftijd waarop het kind zelfstandig wandelt in de normale, superieure, inferieure en gecombineerde disfunctionele groepen. (Inoue et al., 2013) 11

19 7. Ruimtelijk inzicht Motorische vaardigheden staan niet op zichzelf, maar worden beïnvloed door cognitieve vaardigheden. Al enige tijd wordt een link gelegd tussen de cognitieve en motorische vaardigheden (Frick and Möhring, 2015). Zo was het al Piaget (1952) die stelde dat de cognitieve ontwikkeling zich tijdens de eerste twee levensjaren voornamelijk voordoet op het vlak van sensomotoriek. Tijdens deze fase leren kinderen (0-2 jaar) actief hun omgeving beter kennen en begrijpen. Door hun sensomotorische ervaring groeien ook hun cognitieve vaardigheden. Uit een review van Van der Fels et al. (2015) blijkt ook dat de relatie tussen complexe motorische bewegingen en cognitie vrij sterk is. Piek et al. (2008) vonden zelfs dat grove motorische vaardigheden bij kinderen tussen 4 en 48 maanden een voorspellende factor waren voor cognitie op lagere schoolleeftijd. Recent wordt vooral de link tussen motorische vaardigheden en visuo-spatiële cognitie onderzocht; visuo-spatiële cognitie is een deel van de algemene cognitie en bestaat uit zaken zoals visualisatie, oriëntatie en mentale rotatie (Casey et al., 2008). Bij de visuo-spatiële cognitie of het ruimtelijk inzicht wordt gebruik gemaakt van visuele taken, waarbij het gehoor geen rol speelt. Het ruimtelijk inzicht en de motorische vaardigheden zijn in het alledaagse leven continu met elkaar verbonden. Om een motorische actie uit te voeren, zoals het trappen van een bal in doel, is het eerst nodig de bal te kunnen lokaliseren en de balbaan te kunnen inschatten. Hiervoor is ruimtelijk inzicht nodig. Om dieper in te gaan op cognitie nodig bij het uitvoeren van taken en bewegingen, worden vaak onderzoeken rond executieve functies (EF) uitgevoerd. Deze functies worden beschreven als regelfuncties of de hogere controlefuncties van de hersenen. Executief functioneren gaat ervoor zorgen dat men doelgericht en efficiënt kan functioneren zodat men beheerst, sociaal aanvaardbaar en planmatig gedrag kan vertonen (Séguin and Zelazo, 2005). Er zijn een aantal situaties waarbij het executief functioneren wordt aangesproken, vooral wanneer men nieuwe handelingen aanleert of men een moeilijke (en eventueel gevaarlijke) taak uitvoert die veel aandacht en concentratie vereist (Huizinga, 2007). Andere situaties zijn volgens psychologen Norman en Shallice (2000) situaties waarbij planning en besluitvorming nodig zijn, waarbij gewoontes moeten doorbroken worden of waarbij bijsturing en foutencorrectie van gedrag nodig zijn. Het executief functioneren bestaat uit drie voorname processen: inhibitie, updating en shifting of cognitieve flexibiliteit (Miyake et al., 2000). Inhibitie betekent dat men een dominante, automatische respons kan onderdrukken. Ruimer genomen slaat inhibitie ook op interferentie-controle, gericht vergeten 12

20 en emotionele en motorische controle (Best et al., 2009). Updating slaat dan op het monitoren en updaten van de mentale representaties (Miyake et al., 2000). De laatste EF, cognitieve flexibiliteit of shifting, refereert naar het flexibel wisselen tussen het uitvoeren van verschillende taken (Huizinga, 2007). Uit onderzoek blijkt dat de EF allemaal op een andere leeftijd worden ontwikkeld. Zo ontwikkelt inhibitie zich eerst, al voor het kind één jaar is. Het werkgeheugen daarentegen ontwikkelt zich veel later, tussen vier en vijftien jaar oud (Huizinga, 2007). Nog een andere EF, de visuo-spatiële vaardigheden, ontwikkelen zeer snel tussen zes en acht jaar (Frick et al., 2014; Funk et al., 2005). Voor deze masterproef is het vooral nuttig de relatie tussen EF en motoriek te bekijken. Daar is duidelijk dat kinderen met gedragsproblemen gepaard gaande met verminderde EF, ook slechtere motorische vaardigheden hebben (Hintermair, 2013; Pitcher et al., 2003). Zo hebben bijvoorbeeld 52% van kinderen met ADHD ook motorische problemen (Barkley et al., 1990). Onderzoek in non-klinische groepen heeft deze relatie eveneens duidelijk gemaakt. Livesey en collega s (2006) onderzochten of er bij vijf- en zesjarigen, omdat dan zowel EF als motorische vaardigheden in sneltempo ontwikkelen, al linken konden gevonden worden tussen motoriek en EF met bepaalde testen. De gevonden relatie zou te wijten zijn aan de aandacht, afleiding en responsinhibitie factoren. Ook hier was duidelijk dat de motorische vaardigheden slechter waren als de kinderen zwakkere EF-scores hadden. 7.1 Verschillen in geslacht Geary et al. (2000) bekeken de geslachtsverschillen tussen volwassenen in onder andere de visuo-spatiële cognitie. Dit deed men aan de hand van de Mental Rotation Task (MRT) voor volwassenen. Hierbij werd het verband met cognitie duidelijk weergegeven en werd een duidelijk verschil gevonden tussen het geslacht. De jongens scoorden namelijk beter dan meisjes. Belangrijk hierbij is dat er geen verschillen werden gevonden in IQ tussen de geslachten. Daarnaast kunnen computerspelen de visuo-spatiële cognitie verbeteren bij zowel mannen als vrouwen. Uit onderzoek blijkt dat het spelen van action videogames een positief effect heeft op de MRT en de uniform field of view taak (UVOF) bij volwassenen. De verschillen in geslacht blijken lager te zijn bij studenten die veel videogames spelen in vergelijking met non-spelers. Dit resultaat wijst eveneens op een geslachtsverschil in visuospatiële selectieve aandacht (Cherney and London, 2006). Feng et al. (2007) beschrijven de vrijetijdsactiviteiten van kinderen, waaruit blijkt dat jongens meer activiteiten doen die de visuo-spatiële ontwikkeling zal stimuleren, o.a. meer sportactiviteiten, spelen van 13

21 videogames, spelen met manipulatief speelgoed zoals lego, enz. Dit zorgt voor een beter ontwikkeling van de visuo-spatiële vaardigheden (Robert and Héroux, 2004). Deze activiteiten en speelgoedkeuze blijft bij jongens doorheen de leeftijd consistent, terwijl dit bij meisjes verandert. Al deze onderzoeken wijzen uit dat zowel kinderen als volwassenen een geslachtsverschil tonen in visuo-spatiële cognitie, waarbij jongens steeds beter scoren dan meisjes. De oorzaak ligt hier vooral aan de frequentie van het type activiteiten dat ze als kind en in de latere jaren uitvoeren. 7.2 Visuo-spatiële vaardigheden Bij een studie waar de visuo-spatiële vaardigheden werden getest bij kinderen met een gehoorstoornis en controlekinderen, was er geen verschil in prestatie op de verschillende testen gezien (Parasnis et al., 1996). De onderzoekers besluiten hieruit dat de perceptuele motorische integratie bij kinderen met een CI gelijkaardig is als bij normaal horende kinderen. De hypothese dat kinderen met een gehoorstoornis beter zouden scoren op de visuo-spatiële vaardigheden, werd dus verworpen door deze onderzoekers. Waarschijnlijk is er meer nodig (bijvoorbeeld het aanleren van een gebarentaal) om deze vaardigheden te trainen om zo beter te scoren dan normaal horende kinderen. Bovendien werd in deze studie geen rekening gehouden met eventuele vestibulaire stoornissen en de aard van deze problemen. In andere studies wordt gevonden dat kinderen met een vestibulair probleem minder sterk scoren op visuo-spatiële vaardigheden dan kinderen met een normaal gehoor. Volgens Frick en Möhring (2015) komt dit doordat er een sterke relatie is met balans. Indien de balans verstoord is, zullen ook de spatiële vaardigheden verstoord zijn. Frick en Möhring geven hiervoor twee verklaringen. Enerzijds zorgt een goede balans ervoor dat kinderen zelfstandig hun ruimtelijke omgeving gaan verkennen. Hierdoor zullen ze betere spatiële representaties in de hersenen maken en de spatiële relaties tussen objecten beter begrijpen. Dit zorgt er dan weer voor dat hun ruimtelijke cognitie vaardigheden verbeteren. Anderzijds zorgt een sensorische integratie (sensorisch visuele, proprioceptieve en vestibulaire informatie) ervoor dat een goede representatie van de ruimtelijke omgeving kan gemaakt worden en zo balans kan behouden worden. Indien er sensorische informatie ontbreekt, zoals vestibulaire informatie, kan er geen goed beeld meer gevormd worden en zullen dus ook de ruimtelijke vaardigheden aangetast worden. 14

22 7.3 Visuo-spatieel werkgeheugen Bij dove en slechthorenden zijn er recent wat zaken duidelijk geworden rond het werkgeheugen. Werkgeheugen kan opgesplitst worden in het verbale en visuo-spatiële werkgeheugen. Bij kinderen met een gehoorstoornis is het verbale werkgeheugen beperkter, terwijl het visuo-spatiële werkgeheugen gelijkaardig is aan dat van kinderen met een normaal gehoor (Poulisse and Goossens). Dit eerste zou vooral komen door de gesproken taalachterstand die kinderen met een gehoorstoornis hebben. Er zijn echter ook onderzoeken waarbij kinderen met een gehoorstoornis een slechter resultaat hebben op taken voor het visuo-spatiële werkgeheugen dan kinderen met een normaal gehoor (Cleary et al., 2001). In het onderzoek van Cleary et al. (2001) werd het werkgeheugen bij controlekinderen en kinderen met een CI getest. Over het algemeen was de spanwijdte van het werkgeheugen bij kinderen met een CI korter dan bij de controlekinderen. Ze scoorden ook slechter als er enkel visuo-spatiële informatie getoond werd, wat toch onverwachts was. Recent onderzoek van Brandt et al. (2005) toonde aan dat mensen met vestibulaire stoornissen een verlies aan massa van de hippocampus hebben. De hippocampus speelt een belangrijke rol in cognitieve taken en zo werd vastgesteld dat vooral het spatiële werkgeheugen was verminderd. De resultaten van het non-verbale (of visuo-spatiële) werkgeheugen zijn dus nog inconsistent. Het visuo-spatiële werkgeheugen heeft, net zoals de EF, een relatie met het motorisch leren. Hoe groter de capaciteit van dit werkgeheugen, hoe sneller er motorisch kan geleerd worden (Bo and Seidler, 2009). Ook in ander onderzoek, waar het werkgeheugen werd onderverdeeld in een visuo-spatieel, kinesthetisch en verbaal deel, werd de sterkste positieve correlatie gevonden tussen het visuo-spatiële werkgeheugen en de motorische vooruitgang. Indien er hogere scores werden gehaald op visuo-spatieel werkgeheugen, werd er ook meer motorische vooruitgang gezien (Malouin et al., 2004). Hoewel dit laatste onderzoek in een andere klinische groep werd uitgevoerd (mensen met een beroerte), toont het toch aan dat een sterk visuo-spatieel werkgeheugen kan zorgen voor goede motorische vaardigheden. 15

23 7.4 Probleemoplossend vermogen Luckner en McNeill (1994) hebben het visuo-spatiële probleemoplossend vermogen getest in een groep studenten met en zonder gehoorstoornissen. Het onderzoek werd gedaan met de Tower of Hanoi. De resultaten tonen dat de kinderen met een gehoorstoornis gelijkaardige scores halen als de kinderen zonder gehoorstoornis. Er werd wel een verschil gevonden in leeftijd, waarbij de oudere participanten beter presteerden in vergelijking met de jongere. De onderzoekers concludeerden dat de achterstand te wijten was aan de achterstallige gesproken taalcapaciteiten van de kinderen met gehoorstoornissen. Zij suggereren dat er een sterke link is tussen gehoorstoornissen en het visuo-spatiële probleemoplossend vermogen. 16

24 8. Hypothesen en onderzoeksvragen Hoewel er al een duidelijk verband is gevonden tussen de vestibulaire functie en de motorische vaardigheden, is er nog niet veel gekeken naar de rol van visuo-spatiële vaardigheden hierin. Het hoofddoel van deze masterproef is dus ook het nagaan van mogelijke verbanden tussen de drie componenten: de vestibulaire functie, de motorische competentie en de visuo-spatiële vaardigheden of het ruimtelijk inzicht. Hierbinnen is het ook belangrijk om na te gaan of er een verschil is in leeftijd (vier tot zes jaar) en geslacht (jongens-meisjes) tussen deze drie componenten. Vooreerst zal worden nagegaan of er verbanden kunnen teruggevonden worden tussen de vestibulaire functie, de motorische vaardigheden en het ruimtelijk inzicht bij kinderen zonder gehoorstoornis en/of een vestibulaire stoornis. Uit het voorgaande blijkt dat er een verband kan bestaan tussen verschillende vestibulaire en executieve functies (zie sectie 7). Op basis hiervan is het nuttig om te onderzoeken wat de relaties zijn tussen vestibulaire functie, de motorische vaardigheden en het ruimtelijk inzicht. Recent is er eveneens een verband gevonden tussen visuo-spatiële vaardigheden en motorische vaardigheden, waarin de visuo-spatiële vaardigheden een belangrijke rol spelen (Frick and Möhring, 2015). Men maakt onder andere gebruik van het ruimtelijk inzicht om een balbaan in te schatten of om de bal te plaatsen ten opzichte van een andere speler. Een tweede onderzoeksvraag is het nagaan van eventuele evoluties in leeftijd van vier tot zes jaar op de vestibulaire functie, de motorische vaardigheden en het ruimtelijk inzicht. In de literatuur kan worden teruggevonden dat er een snelle verbetering te zien is in cognitieve vaardigheden vanaf zes jaar (Livesey et al., 2006). We gaan er dus van uit dat tussen vier en zes jaar deze vaardigheden systematisch zullen verbeteren. Hetzelfde geldt voor de motorische vaardigheden. Bij de vestibulaire functie is dit echter minder duidelijk, aangezien deze stoornis al van jongs af aan aanwezig is en er tussen vier en zes jaar weinig veranderingen zijn (zie sectie 3). Voor de derde onderzoeksvraag kijken we naar een verschil in geslacht op de drie componenten. Bij de motorische vaardigheden is het al langer gekend dat jongens beter zijn in ruwe motorische vaardigheden dan meisjes (Livesey et al., 2007). Er blijkt bovendien een verschil te zijn tussen het geslacht op de taken rond ruimtelijk inzicht, waarbij jongens beter scoren dan meisjes op de cognitieve testen (zie sectie 7.1). Hierbij zijn er resultaten gevonden voor onder andere de MRT voor volwassenen (Geary et al., 2000). In deze masterproef is het dus 17

25 interessant om te bekijken of dezelfde resultaten voor de MRT en andere testen terug te vinden zijn bij kinderen tussen vier en zes jaar. Het laatste deel van deze thesis zoomt in op de vergelijking tussen de gevonden resultaten op de drie componenten bij de controlekinderen en bij kinderen met een gehoorstoornis en/of een vestibulaire stoornis. Er is nog geen eenduidig verband gevonden tussen de visuo-spatiële vaardigheden en vestibulaire disfuncties, waarbij meermaals werd gevonden dat kinderen met en zonder vestibulaire stoornissen gelijk scoren. Andere onderzoeken geven aan dat er wel een verschil is tussen kinderen met en zonder vestibulaire stoornissen, waarbij de kinderen met een stoornis lager scoren dan deze zonder stoornis (Zie sectie 7). Deze laatste resultaten zouden het gevolg zijn van een verminderde balans, waardoor de kinderen de ruimtelijke omgeving minder goed kunnen verkennen en een minder goede representatie kunnen maken in de hersenen (Frick and Möhring, 2015). Daarnaast zou de hippocampus een belangrijke rol spelen in de cognitie. Deze is minder ontwikkeld bij kinderen met een vestibulaire disfunctie, wat de resultaten kan bepalen (Brandt et al., 2005). 18

26 METHODE 1. Proefpersonen In de controlegroep bevonden zich dertien proefpersonen, allemaal kinderen tussen vier en zes jaar met een normaal gehoor. Deze kinderen zijn gecontacteerd via het departement audiologie van het UZ Gent. Zij hadden reeds vestibulaire en motorische testen afgenomen en werden voor deze studie opnieuw gecontacteerd om cognitieve testen af te nemen. De controlekinderen hadden geen mentale, cognitieve of motorische stoornissen. Uit het databestand van het departement audiologie van het UZ Gent werden ook de participanten in de experimentele groep gerekruteerd. Volgens de inclusienormen kwamen er twintig patiënten in aanmerking voor het onderzoek, uiteindelijk werden twee patiënten opgenomen in deze masterproef. De eerste patiënte was vijf jaar en had op het moment van testen een bilateraal gehoorverlies. Meer specifiek had ze een profound congenitaal neurosensorieel gehoorverlies aan het rechteroor, waarbij in 2015 een evolutie werd vastgesteld naar een bilateraal asymmetrisch gehoorverlies. Rechts had de patiënte geen normaal gehoor, links werd het gehoor progressief minder goed. Hierdoor heeft de patiënte pas op ietwat latere leeftijd een CI gekregen aan het rechteroor, op 4 december De etiologie van de gehoorstoornis is onbekend. Uit de vestibulaire testen bleek dat de vestibulaire functie volledig in orde was. Meer bepaald was er bilateraal een respons aanwezig bij de cvemp en ovemp, was het calorisch onderzoek in orde en werd een normale gain gevonden voor de vhit. Dit kan dus geen oorzaak van de gehoorstoornis zijn. Naast een goede ontwikkeling van de vestibulaire functie had zij eveneens een normale algemene ontwikkeling en gesproken taalontwikkeling. De tweede patiënte was eveneens vijf jaar en had een bilaterale vestibulaire stoornis, als gevolg van het lange-qt- syndroom. De patiënte is geboren op 2 december 2011 en had een bilaterale uitval ter hoogte van het gehoor en van het vestibulair systeem. De patiënte kreeg hierdoor aan beide zijden een CI. Het linker CI werd geplaatst op 29 augustus 2012, het rechter CI op 26 april Het CI langs rechts werd door complicaties opnieuw geïmplanteerd op 4 november Het gehoorverlies aan het beste oor vertoonde een gemiddelde luchtgeleidingsdrempel (frequentie 500, 1000 en 2000 Hz) van minsterns 85 decibel Hearing Level (HL). 19

27 Alle ouders van de kinderen hadden een informed consent ondertekend. Dit onderzoek heeft ook de goedkeuring van het Ethisch Comité van het universitair ziekenhuis te Gent (EC UZG 2015/1441 en EC UZG 2015/1442). 2. Procedure Alle kinderen hadden de klinische testen eerder afgelegd in het kader van een ander onderzoek. Bij de controlegroep was dit wel beperkter en werd er enkel vastgesteld of het gehoor buiten de klinische marges viel en als normaal kon worden beschouwd (met de cvemp, ovemp en vhit). Bij de twee patiënten werd de precieze etiologie van het vestibulair probleem onderzocht. Deze testen duurden in het totaal zo n twee uur per persoon (cvemp, ovemp, vhit, rotatietest en calorisch onderzoek). De motorische testen bij de controlegroep waren eerder al afgenomen in het UZ, samen met de vestibulaire testen. Voor deze studie werden de kinderen opnieuw gecontacteerd en werden de testen van het ruimtelijk inzicht op afspraak bij hen thuis afgenomen. De drie testen binnen het ruimtelijk inzicht duurden ongeveer een uur om af te nemen. De patiënten werden uitgenodigd in het UZ om de motorische en vestibulaire testen af te nemen. Daarnaast kregen zij de keuze om de testen van het ruimtelijk inzicht ofwel op dezelfde dag in te plannen, of ook een afspraak te maken om bij hen thuis langs te gaan. De motorische testen duurden ongeveer 40 minuten, de vestibulaire testen namen tot anderhalf uur in beslag. Omdat we werkten met vrij jonge kinderen (vier tot zes jaar), hebben we tussen de testen door voldoende pauze genomen, zodat de kinderen niet te vermoeid raakten. 3. Meetinstrumenten 3.1 Klinisch onderzoek van het vestibulair systeem Voor er begonnen werd aan de klinische testen werd er eerst een algemeen onderzoek bij de patiënt afgenomen. Hier werd de voorgeschiedenis van de patiënt in kaart gebracht en een algemeen fysisch onderzoek uitgevoerd (bloedonderzoek, inspectie oor, oog, neus, keel, ). Daarnaast werd gekeken of het trommelvlies intact was met een tympanometrie meting. De testbatterij is gebaseerd op onderzoek van Maes et al. (2010). Vestibulaire laboratoria testen De vestibulaire laboratoria testen bestonden uit twee delen, die een uitgebreider evenwichtsonderzoek toelaten, te beginnen met de vhit. Door snelle bewegingen te maken van 20

28 links naar rechts met het hoofd, werden de horizontale semi-circulaire kanalen onderzocht. Bij deze test werd gekeken naar de visuo-oculaire reflex (VOR). Door deze reflex kon de visus op één punt gehouden worden wanneer het hoofd werd bewogen. Wanneer de VOR niet of later optrad, was er een vestibulaire stoornis aanwezig en nam het visueel systeem over van het vestibulair systeem. Het visueel systeem is echter trager dan het vestibulair systeem, waardoor de ogen trager reageren. De tweede test was de VEMP test. Deze test werd gebruikt om de werking van zowel de utriculus als de sacculus te testen. De o-vemp testte de utriculus door elektroden te plaatsen op drie plaatsen: onder het oog, op de neus en op het voorhoofd. De patiënt kreeg vervolgens een toon te horen aan de tegenovergestelde zijde (oog links, oor rechts). Bij de kinderen werd er een scherm boven en achter het hoofd gehangen, waardoor zij naar een filmpje keken tijdens de test. Hierdoor spanden de nek- en oogspieren zich op. De o-vemp registreerde dan de spierspanning van het oog. De c-vemp mat de sacculuswerking door elektroden op het voorhoofd, sternum en M. Sterncleidomastoideus te plaatsen. Daarna werd een trillingstimulus langs dezelfde kant aangeboden. Hier werd de spiertonus van de M. Sternocleidomastoideus gemeten Motorische testen Om de motorische vaardigheden van de kinderen te testen werd de Movement-ABC2 (mabc2) en de Gentse Evenwichtstest (GET) gehanteerd. De mabc2 De mabc2 is een gestandaardiseerde test waarbij het kind gevraagd werd een serie van acht motorische taken op een vooraf bepaalde wijze uit te voeren. De acht items zijn onderverdeeld in drie componenten: handvaardigheid, balvaardigheid en statisch en dynamisch evenwicht. De test nam, afhankelijk van de leeftijd en motorische problemen, 20 tot 40 minuten in beslag. Voor ieder item van de mabc2 zijn er halfjaarnormen beschikbaar voor de leeftijd van drie tot zes jaar. Er werd een kwantitatieve score toegekend afhankelijk van snelheid of nauwkeurigheid van uitvoering, maar er werden ook kwalitatieve gegevens genoteerd op basis van uitvoering. Daardoor was het mogelijk om de totaalscore, percentielscores en standaardscores te berekenen. Deze standaardscores zijn leeftijd gecorrigeerde scores en zijn in functie van de drie componenten bepaald. Door de normwaarden is het mogelijk om een motorische achterstand te detecteren (Henderson et al., 2007). 21

29 Tabel 1: de verschillende testen van de mabc2 (Henderson et al., 2007) Componenten Testitems Handvaardigheid (MD) Munten plaatsen in een box 3-4 jaar = 6 munten 5-6 jaar = 12 munten Kralen rijgen 3-4 jaar = 6 kralen 5-6 jaar = 12 kralen Fietspadspoor 3 6 jaar: 2 pogingen om volledig af te leggen Balvaardigheid (BS) Vangen van een pittenzak 10 pogingen 3-4 jaar: klemmen tegen lichaam 5-6 jaar: niet tegen lichaam klemmen. Gooien van een pittenzak op de mat 3 6 jaar: 10 pogingen Statisch en dynamisch evenwicht (SDB) Staan op één been 3 6 jaar: max 30 Op de tenen lopen op één lijn 3 6 jaar: volledige lijn lopen met zoveel mogelijk stappen op de tenen. De GET De Gentse Evenwichtstest is een test ontwikkeld aan de Universiteit Gent door De Kegel en van Waelvelde (2010). De test bestond uit 35 testitems, waarbij telkens een score van 0-2 werd gegeven. De testen bestaan uit evenwichtstaken, zoals staan op één been of wandelen over een lijn. Een gedetailleerde beschrijving van elke test kan in bijlage worden teruggevonden. De testen stegen in moeilijkheid, waardoor het kind niet elke test moest afleggen, maar ongeveer op zijn/haar niveau kon beginnen. De onderzoeker startte de test op het niveau waarvan hij of zij dacht dat het kind drie testen na elkaar kon uitvoeren met een score 2. Indien dit niet lukte, dan wordt afgezakt naar een makkelijkere test totdat het kind wel drie keer na elkaar een score 2 haalde. Indien dit wel lukte, gingen de testen door, totdat het kind drie keer na elkaar een 0-score kreeg. Deze test duurde ongeveer 20 minuten om af te nemen. 22

30 3.3 Visuo-spatiële testen Childrens s Mental Transformation task (CMTT) De CMTT is een test waarbij wordt gewerkt met abstracte figuren op papier die symmetrisch in twee worden gesplitst. De figuren werden op papier aan de kinderen getoond. De gesplitste figuren werden eerst voorgesteld aan het kind en lagen ook het dichtst bij het kind. De kinderen moesten altijd tussen vier figuren kiezen, waarbij de vraag is welke figuur wordt verkregen als de twee halve figuren aan elkaar worden gezet?. De kinderen wezen de juiste figuur aan wanneer zij dachten het antwoord te weten. In het totaal werden hier 32 figuren getoond waarop het kind gescoord wordt met 1 of 0. 1 als het kind de juiste oplossing gekozen had en 0 bij een foute oplossing. (Ehrlich et al. (2006)) Figuur 4: een voorbeeld van de CMTT (uit: Mental Rotation Task (MRT) In deze masterproef werd gewerkt met mentale rotatie van handstimuli. De taak werd geprogrammeerd in OpenSesame (Mathot et al., 2012). De proefpersoon nam plaats voor een computerscherm waarop achtereenvolgens beelden van een linkse of een rechtse hand (ofwel handrug of handpalm) werden getoond. De oriëntatie van de hand varieerde van 0 tot 300, met een interval van 60. De proefpersoon werd gevraagd om zo snel mogelijk aan te geven of het ging om een linkse of een rechts hand, door een druk op respectievelijk de D-toets en de K- toets van het AZERTY toetsenbord. De nauwkeurigheid en de snelheid werden automatisch geregistreerd door de computer. In totaal werden 146 handstimuli getoond [49 pogingen per hand (2) per oriëntatie (6) per handpositie(2)]. Perspective Taking Test for Children (PTT-C) Met deze test wordt er gekeken naar de ruimtelijke perceptie van het kind. De PTT-C is opgemaakt aan de hand van de studie van Frick et al. (2014). Bij deze test werden aan de kinderen enkele foto s voorgesteld waarop verschillende voorwerpen en personen staan (gemaakt met Lego ). Er werd telkens een persoon afgebeeld met een camera in de hand die 23

31 een foto neemt uit een bepaalde hoek (0, 90 of 180 ). Daarna werden er vier foto s getoond met de positie van de voorwerpen wanneer iemand een foto zou nemen vanuit de positie 0, 90 en 180. Het kind werd gevraagd om de correcte foto aan te duiden, namelijk deze vanuit het perspectief van de fotograaf. De taak werd moeilijker gemaakt door gebruik te maken van gradueel meer voorwerpen. De test startte met een foto van één voorwerp, daarna van twee voorwerpen en als laatste worden er foto s waarop 4 voorwerpen waren afgebeeld getoond. Er waren eerst twee oefentrials en daarna begon de test echt. In totaal zijn er zo 18 foto s waarop het kind gescoord werd (1=juiste foto gekozen, 0= foute foto). Figuur 5: een voorbeeld van de PTT-C 4. Statistische analyses De statistische analyse werd gedaan op basis van non-parametrische testen op de controlegroep omdat deze uit een klein aantal kinderen bestond. De analyses gebeurden met behulp van het software programma SPSS, versie 24. Per test werden de gemiddelden en standaarddeviaties van iedere test uiteengezet. Bij de verschillende testen van ruimtelijk inzicht (CMTT, PTT-C en de MRT) werd gekeken naar het aantal juiste antwoorden dat de kinderen gaven. Voor de twee motorische testen, de GET en de mabc2 werd gekeken naar respectievelijk de Z-score en de standaardscore. Het laatste luik zijn de vestibulaire testen, dit waren de vhit, de ovemp en de cvemp. Voor de vhit werd gekeken naar de gain en het aantal sacculaire afwijkingen. Bij de ovemp en cvemp werd 24

32 enkel data gebruikt waarin men kan afleiden of de respons aanwezig was. Op deze twee laatste testen werd geen statistiek uitgevoerd. Om een verband tussen de motorische competentie en de cognitieve testen te onderzoeken, werd gebruik gemaakt van een Spearman-correlatie test. Daarnaast werd er gekeken naar de verschillen in gemiddelde prestaties op alle testen tussen de leeftijdsgroepen (vier, vijf en zes jaar) en tussen geslacht (jongens en meisjes). Hiervoor werd een algemene analyse uitgevoerd met de Kruskall-Wallis test. Als post-hoc test werd de non-parametrische Mann Whitney U gebruikt. Deze test werd ook gebruikt om de verschillen te bekijken tussen geslacht. De twee patiënten werden niet opgenomen in de statistiek, maar werden kwalitatief bekeken en vergeleken met de controlegroep. Er werd een individuele beschrijving gemaakt voor deze patiënten voor de motorische, cognitieve en vestibulaire testen. 25

33 RESULTATEN 1. Verband tussen de testen Een gedetailleerd overzicht van de verschillende coëfficiënten binnen en tussen de testen voor vestibulaire functie, cognitieve functie en motorische competentie wordt weergegeven in tabel 2. Tabel 2: Correlaties (R) tussen de verschillende testen uitgevoerd met de Spearman Correlatietest PTT-C 0.501** CMTT PPT-C MRT mabc2 GET MRT 0.789* 0.599* mabc * GET 0.597* vhit 0.588* ** *p < 0,05; ** 0,05 < p < 0,1 1.1 Vestibulaire testen De vestibulaire testen bestaan uit de vhit, ovemp en cvemp. Door een recent ontdekte fout bij de ovemp en cvemp (er werd een verkeerd algoritme toegepast op de ruwe data) zijn we enkel in staat om te bepalen of de respons aan- of afwezig was en kunnen deze resultaten niet opgenomen worden bij het bekijken van mogelijke verbanden. De vhit heeft een positief significant verband met de CMTT (P=0.034). Eveneens is er een trend tot significantie tussen de vhit en de MRT (P=0.096). Er werd geen significant verband gevonden met de PTT-C (P=0.651). Er werden geen significante verbanden gevonden met de mabc2 (P=0.556) of de GET (P= 0.356). 1.2 Cognitieve testen Binnen de vestibulaire testen was er een significant verband tussen de MRT en de CMTT (P=0.001) en tussen de MRT en de PPT-C (P=0.031). Beide verbanden waren positief. Bovendien is er een mogelijks positief verband gevonden tussen de CMTT en de PTT-C (P=0.081). 26

34 gain 1.3 Motorische testen Binnen de motorische testen was er geen significant verband tussen de twee motorische testen, de mabc2 en de GET (P=0.512). Er werd wel een significant positief verband tussen de mabc2 en de MRT (P=0.049). De andere testen van het ruimtelijk inzicht hadden geen significant verband met de mabc2 (CMTT: P=0.136; PTT-C: P=0.600). Bij de GET werd er enkel een significant positief verband gevonden met de CMTT (P=0.031). Met de MRT (P=0.382) en de PTT-C (P=0.718) was er geen significant verband. 2. Evolutie in functie van leeftijd 2.1 Vestibulaire testen Zowel bij ovemp als cvemp was de respons links en rechts duidelijk aanwezig bij alle controlekinderen. Aangezien dit het enige is dat we kunnen bekijken en er geen verschillen zijn tussen de controlekinderen, is er ook geen significant verschil in leeftijden. Bij de vhit wordt er gekeken naar de gain, waarbij de VOR van de ogen worden weergegeven bij het horizontaal draaien van het hoofd. Hierbij is er een grenswaarde van 0.80, waarbij een hogere waarde een goede compensatoire oogbeweging betekent. Een lagere waarde geeft aan dat er onvoldoende oogbewegingen zijn. De controlekinderen scoorden steeds boven de 0.80 grenswaarde (0.912±0.07). Bij het uitvoeren van de Kruskall-Wallis test werd op de vhit geen verschil gevonden tussen de leeftijden (4jaar=0.89±0.08; 5jaar=0.88±0.01; 6jaar=0.94±0.07) (Figuur 6). vhit jaar 5 jaar 6 jaar Figuur 6: de gain score op de vhit bij controlekinderen en patiënten Controlekinderen Patiënten 27

35 Aantal correct gescoord Aantal correct gescoord 2.2 Cognitieve testen Voor de PTT-C zijn er geen significante verschillen gevonden in leeftijd (Figuur 7), de controlekinderen scoorden hier allemaal dicht bij elkaar (4jaar=10.33±1.53; 5jaar=10.33±1.15; 6jaar=12.14±1.68). 12 PTT-C Controlekinderen Patiënten jaar 5 jaar 6 jaar Figuur 7: de verschillende scores op de PTT-C op 4, 5 en 6 jaar. Hier werd er wel een significant verschil gevonden binnen de MRT (X²=9.011, P<0.011). Posthoc testen met de Mann Whitney U test toonden een significant verschil in het aantal correcte antwoorden tussen 4 en 6 jaar (respectievelijk 68.67±5.69 en ±21.08) en tussen 5 (69.00±10.15) en 6 jaar. In beide gevallen scoorden de kinderen van 6 jaar beter. (Figuur 8) MRT * * 4 jaar 5 jaar 6 jaar Controlekinderen Patiënten Figuur 8: de verschillen tussen 4, 5 en 6 jaar op het aantal correct gescoorde waarden op de MRT, waarbij *p<0.05 Bij de laatste test van het ruimtelijk inzicht, de CMTT, werd een trend tot significantie gevonden (X²=5.937, P<0.051). Via de Mann Whitney U werd een trend tot significantie 28

36 Standaardscore Aantal correct gescoord gevonden tussen de leeftijden 4 en 6 jaar (16.00±4.58 en 24.57±3.74, respectievelijk) en 5 (19.33±3.51) en 6 jaar. Ook hier scoorden de 6-jarigen het hoogst. (Figuur 9) ** CMTT 4 jaar 5 jaar 6 jaar Figuur 9: verschillen tussen de 4, 5 en 6 jaar op het aantal correct gescoorde waarden bij de CMTT, waarbij ** 0.05<p<0.1 is ** Controlekinderen Patiënten 2.3 Motorische testen Op de standaardscore van de mabc2 was er een trend tot significantie tussen de leeftijd van 4 en 6 jaar, waarbij men uit figuur 10 kan concluderen dat de 6-jarigen (12.86±2.41) beter hebben gescoord dan de 4-jarigen (9.33±1.53) mabc2 ** 4 jaar 5 jaar 6 jaar Controlekinderen Patiënt 2 Figuur 10: de verschillen tussen 4, 5 en 6 jaar op de standaardscore op de mabc2, waarbij **0.05<P<0.1 is Figuur 11 geeft de verschillen in leeftijd weer op de mabc2, opgesplitst voor de verschillende motorische gebieden. 29

37 Z-score Figuur 11: de verschillen in standaardscore op de totaalscore van de mabc2 (totaal), de handvaardigheid (MD), balvaardigheid (BS) en balanstaken (SDB) Ook op de GET zijn geen significante leeftijdsverschillen gevonden. De controlegroep scoorde altijd vrij gelijkaardig (4jaar= -0.14±0.66, 5jaar= -0.43±1.45, 6jaar= 0.35±0.56) (Figuur 12) GET 4 jaar 5 jaar 6 jaar Controlekinderen Patiënt 2 Figuur 12: Z-score op de GET 30

38 Gemiddeld aantal correct gescoord Gemiddeld aantal correct gescoord Gemiddelde gain 3. Verschil in geslacht 3.1 Vestibulaire testen Verder werden ook de geslachtsverschillen bestudeerd. Hiervoor werden de twee patiënten niet gebruikt, waardoor er 7 meisjes en 6 jongens waren. Bij de vhit werd geen significant verschil gevonden tussen jongens of meisjes. De meisjes hadden een gemiddelde gain van 0.92±0.07 en de jongens van 0.91±0.84. (Figuur 13) Meisjes vhit Jongens Figuur 13: de gain van jongens en meisjes op de vestibulaire test vhit 3.2 Cognitieve testen Een significant verschil werd gevonden bij de PPT-C. De jongens scoren hoger (8.50±1.64) in vergelijking met de meisjes (7.29±1.80). Bij de andere testen van ruimtelijk inzicht werd er geen effect van geslacht gevonden (Figuur 14) * CMTT Meisjes PTT-C Jongens 0 Meisjes MRT Jongens Figuur 14: de geslachtsverschillen op de testen van het ruimtelijk inzicht (CMTT, PTT-C en MRT), waarbij *P<0.05 is. 3.3 Motorische testen Bij de motorische testen werden geen significante verschillen in geslacht teruggevonden. De jongens en meisjes scoorden zowel op de mabc2 als de GET gelijkaardig. (Figuur 15). 31

39 Gemiddelde standaardscore Gemiddelde z-score 15 mabc2 1 GET Totaal MD BS SDB Meisjes Jongens Meisjes Jongens Figuur 15: de geslachtsverschillen op de motorische testen (mabc2 en GET), waarbij MD= handvaardigheidstesten, BS= balvaardigheidstesten en SDB= balanstesten zijn. 4. Verschil tussen de controlegroep en de patiënten 4.1 Vestibulaire testen Patiënt 1 heeft een normale respons op de ovemp en cvemp en scoorde gelijkaardig aan de controlegroep (0.9) op de vhit, deze patiënt heeft geen vestibulaire problemen. Patiënt 2, met vestibulaire problemen vertoonde bilateraal geen respons bij de ovemp en cvemp en scoorde op de vhit onder de grenswaarde (-0.05). (Zie figuur 6) 4.2 Cognitieve testen Bij de vergelijking tussen de controlegroep en de patiënten, was er bij deze testen weinig verschil. Op de PTT-C (patiënt 1=7, patiënt 2=6), de MRT (patiënt 1=72, patiënt 2=72) en de CMTT (patiënt 1=25, patiënt 2=20) scoorden beide patiënten gelijkaardig aan hun leeftijdsgenoten van vijf jaar. (Zie figuren 7, 8 en 9) 4.3 Motorische testen Patiënt 1 heeft geen motorische testen afgenomen, waardoor we ook geen resultaten hebben van deze patiënt. Er is wel een duidelijk verschil te zien op figuur 10 tussen de 5-jarigen (10.33±3.06) en patiënt 2 (standaardscore 6, op percentiel 9) op de mabc2. Als men dieper inkijkt op waar de verschillen precies liggen op figuur 9, blijkt dat patiënt 2 lager scoort op de totale score van de mabc2 in vergelijking met de volledige controlegroep (11.47±2.73). Daarnaast scoorde de patiënt gemiddeld op de handvaardigheidstest (MD) in vergelijking met de controlegroep (11 en 11.85±1.82, respectievelijk), hetzelfde geldt voor de balvaardigheidstaken (BS; 10 en 10.38±3.28, respectievelijk). Op de balanstaken scoorde patiënt 2 lager dan de controlegroep (3 en 9.70±2.21). Ook op de GET, wat allemaal balanstaken zijn, scoorde patiënt 2 (-8.57) beduidend lager dan de controlegroep (0.06±0.83), zoals te zien is op figuur

40 DISCUSSIE In deze masterproef wordt de relatie tussen vestibulaire functies, motorische vaardigheden en het ruimtelijk inzicht besproken, door voor elk van deze drie componenten de evolutie in functie van leeftijd en eventuele geslachtsverschillen te bestuderen. Eveneens werd gekeken of er een verschil op de drie componenten te vinden is bij kinderen met een normaal gehoor en kinderen met een gehoorstoornis. Er werd een duidelijk verband gevonden tussen de vestibulaire disfunctie en de motorische vaardigheden. Ook werd een verband gevonden tussen enkele cognitieve testen met de vestibulaire functie enerzijds en met de motorische testen anderzijds. Uit de resultaten blijkt dat er op de meeste testen een verschil is tussen leeftijden, waarbij zesjarigen significant beter scoorden. Er werden echter weinig verschil gevonden op de verschillende testen tussen jongens en meisjes. Als men de resultaten van de controlegroep verder vergelijkt met de patiënten met een gehoorstoornis werd duidelijk dat bij de vestibulaire testen patiënt 1 geen vestibulaire problemen had en patiënt 2 wel, door respectievelijk een gelijke of veel lagere score op de vhit. Er waren geen verschillen tussen de patiënten en hun leeftijdsgenoten op de visuo-spatiële testen.. Op de motorische testen werden bij patiënt 2 (de enige patiënt die de motorische testen heeft afgelegd) lagere scores gevonden. 1. Het verband tussen vestibulaire functie, ruimtelijk inzicht en motorische competentie In figuur 16 worden de verschillende verbanden weergegeven, die onderzocht werden in deze masterproef. Eerst zullen de verbanden tussen de vestibulaire functie met het ruimtelijk inzicht enerzijds en motorische competentie anderzijds worden besproken, daarna de verbanden tussen het ruimtelijk inzicht en de motorische competentie. Figuur 16: schematisch overzicht van de verbanden onderzocht in deze studie, met de testen waartussen een significant verband gevonden is erbij beschreven. 33

1. Anatomie en fysiologie van het oor

1. Anatomie en fysiologie van het oor 1. Anatomie en fysiologie van het oor Oor: - Buitenoor: vangt geluiden op - Middenoor: luchttrillingen worden doorgegeven aan de vloeistof in het oor, versterkt en doorgegeven - Binnenoor: met het slakkenhuis

Nadere informatie

SAMENVATTING VOOR DE NIET MEDISCH ONDERLEGDE LEZER

SAMENVATTING VOOR DE NIET MEDISCH ONDERLEGDE LEZER 9 SAMENVATTING VOOR DE NIET MEDISCH ONDERLEGDE LEZER In dit proefschrift zijn de eerste resultaten van de DECIBEL-study besproken. DECIBEL is het acroniem voor DEVELOPMENTAL EVALUATION OF CHILDREN: IMPACT

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting HET BEGRIJPEN VAN COGNITIEVE ACHTERUITGANG BIJ MULTIPLE SCLEROSE Met focus op de thalamus, de hippocampus en de dorsolaterale prefrontale cortex Wereldwijd lijden ongeveer 2.3

Nadere informatie

BPPV benigne paroxysmale positioneringsvertigo

BPPV benigne paroxysmale positioneringsvertigo BPPV benigne paroxysmale positioneringsvertigo INFORMATIE VOOR PATIËNTEN 2 INHOUDSTAFEL 1. Het evenwichtsorgaan 4 2. Wat is BPPV? 5 3. Oorzaken BPPV 5 4. Hoe wordt de diagnose gesteld? 6 5. Soorten en

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) * 132 Baby s die te vroeg geboren worden (bij een zwangerschapsduur korter dan 37 weken) hebben een verhoogd risico op zowel ernstige ontwikkelingproblemen (zoals mentale

Nadere informatie

Het gehoor van mijn kind. Informatiebrochure

Het gehoor van mijn kind. Informatiebrochure Het gehoor van mijn kind Informatiebrochure Inhoud 1 Werking van het oor 4 2 Soorten gehoorverlies en behandeling 5 3 Hoe onderzoekt de arts het gehoor? 7 3.1 Oto-akoestische emissies (OAE) 7 3.2 BERA

Nadere informatie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Wouter Pinxten (contact: Wouter.Pinxten@UGent.be) Prof. Dr. John Lievens Achtergrond

Nadere informatie

Cover Page. Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning in childhood Issue Date:

Cover Page. Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning in childhood Issue Date: Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/47848 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning

Nadere informatie

Growing into a different brain

Growing into a different brain 221 Nederlandse samenvatting 221 Nederlandse samenvatting Groeiend in een ander brein: de uitkomsten van vroeggeboorte op schoolleeftijd De doelen van dit proefschrift waren om 1) het inzicht te vergroten

Nadere informatie

Gehoorrevalidatie bij jonge kinderen. Alex Hoetink klinisch fysicus - audioloog

Gehoorrevalidatie bij jonge kinderen. Alex Hoetink klinisch fysicus - audioloog Gehoorrevalidatie bij jonge kinderen Alex Hoetink klinisch fysicus - audioloog Onderwerpen Werking van het gehoor Gehoorverlies Gehoordiagnostiek op het Audiologisch Centrum (AC) Gehoorrevalidatie op het

Nadere informatie

Appendix. Nederlandstalige samenvatting (Dutch summary)

Appendix. Nederlandstalige samenvatting (Dutch summary) Appendix Nederlandstalige samenvatting (Dutch summary) 93 87 Inleiding Diabetes mellitus, kortweg diabetes, is een ziekte waar wereldwijd ongeveer 400 miljoen mensen aan lijden. Ook in Nederland komt de

Nadere informatie

Kinderen en horen. Algemene informatie over het gehoor van kinderen en gehoorverlies

Kinderen en horen. Algemene informatie over het gehoor van kinderen en gehoorverlies Kinderen en horen 7 Algemene informatie over het gehoor van kinderen en gehoorverlies Deze brochure is de zevende in een reeks Widex-publicaties over het gehoor en aanverwante onderwerpen. Het belang van

Nadere informatie

De ziekte van Parkinson is een neurologische ziekte waarbij zenuwcellen in een specifiek deel van de

De ziekte van Parkinson is een neurologische ziekte waarbij zenuwcellen in een specifiek deel van de Rick Helmich Cerebral Reorganization in Parkinson s disease (proefschrift) Nederlandse Samenvatting De ziekte van Parkinson is een neurologische ziekte waarbij zenuwcellen in een specifiek deel van de

Nadere informatie

Samenvatting. Exploratieve bewegingen in haptische waarneming. Deel I: de precisie van haptische waarneming

Samenvatting. Exploratieve bewegingen in haptische waarneming. Deel I: de precisie van haptische waarneming Exploratieve bewegingen in haptische waarneming Haptische waarneming is de vorm van actieve tastwaarneming waarbij de waarnemer de eigenschappen van een object waarneemt door het object met zijn of haar

Nadere informatie

Erfelijke slechthorenheid. Gids voor patiënten en families

Erfelijke slechthorenheid. Gids voor patiënten en families Erfelijke slechthorenheid Gids voor patiënten en families In deze folder vindt u informatie over erfelijke slechthorendheid. Hierbij komen de volgende onderwerpen aan bod: Inleiding Wat is erfelijke slechthorendheid?

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

Het begrijpen van heterogeniteit binnen de ziekte van Alzheimer: een neurofysiologisch

Het begrijpen van heterogeniteit binnen de ziekte van Alzheimer: een neurofysiologisch Het begrijpen van heterogeniteit binnen de ziekte van Alzheimer: een neurofysiologisch perspectief Inleiding De ziekte van Alzheimer wordt gezien als een typische ziekte van de oudere leeftijd, echter

Nadere informatie

Chapter. Samenvatting

Chapter. Samenvatting 133 Chapter Samenvatting 134 Samenvatting 135 Samenvatting Een cochleair implantaat is een elektronische binnenoorprothese die is ontwikkeld om geluid om te zetten in elektrische pulsen om zodoende de

Nadere informatie

hoofd, hals en zenuwstelsel info voor patiënten Cochleair implantaat Vooronderzoeken

hoofd, hals en zenuwstelsel info voor patiënten Cochleair implantaat Vooronderzoeken hoofd, hals en zenuwstelsel info voor patiënten Cochleair implantaat Vooronderzoeken Inhoud 01 Vooronderzoeken... 04 02 Operatie... 08 03 Kosten... 08 04 Contactgegevens... 10 05 Schema... 11 01. Vooronderzoeken

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING

NEDERLANDSE SAMENVATTING NEDERLANDSE SAMENVATTING 188 Type 1 Diabetes and the Brain Het is bekend dat diabetes mellitus type 1 als gevolg van hyperglykemie (hoge bloedsuikers) kan leiden tot microangiopathie (schade aan de kleine

Nadere informatie

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen SAMENVATTING Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen klinische populaties, waaronder ook de Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD). Ook al wordt

Nadere informatie

info voor patiënten Ziekte van Ménière

info voor patiënten Ziekte van Ménière info voor patiënten Ziekte van Ménière Inhoud 01 Inleiding 03 02 Het evenwichtsorgaan 03 03 Wat is de ziekte van Ménière? 04 04 Ontstaansmechanisme 04 05 Symptomen 05 06 Behandeling algemeen 06 07 Behandeling

Nadere informatie

Dia 1. Dia 2. Dia 3. Aspecten van cognitief functioneren in Autisme Spectrum Stoornissen. Executieve functies en autisme (Hill, 2004)

Dia 1. Dia 2. Dia 3. Aspecten van cognitief functioneren in Autisme Spectrum Stoornissen. Executieve functies en autisme (Hill, 2004) Dia 1 Aspecten van cognitief functioneren in Autisme Spectrum Stoornissen Een reactie van Bibi Huskens Dia 2 Executieve functies en autisme (Hill, 2004) Problemen in: Planning Inhibitie Schakelvaardigheid

Nadere informatie

kno specialisten in keel-, neus- & oorheelkunde Plotselinge doofheid

kno specialisten in keel-, neus- & oorheelkunde Plotselinge doofheid kno haarlemmermeer specialisten in keel-, neus- & oorheelkunde Plotselinge doofheid Eigenlijk is het beter te spreken van plotseling gehoorsverlies, omdat met doofheid strikt genomen volledig verlies van

Nadere informatie

Figuur Fout! Geen tekst met opgegeven opmaakprofiel in document.-1 Cochleair implantaat

Figuur Fout! Geen tekst met opgegeven opmaakprofiel in document.-1 Cochleair implantaat Cochleair implantaat Inleiding Als iemand doof of zeer ernstig slechthorend is en hoortoestellen brengen (nog langer) onvoldoende resultaat met zich mee, dan wordt tegenwoordig een cochleair implantaat

Nadere informatie

Plotselinge doofheid. Wat is plotselinge doofheid?

Plotselinge doofheid. Wat is plotselinge doofheid? Deze brochure heeft tot doel u informatie te geven over plotselinge doofheid. Als u recent voor deze aandoening bij een Keel, Neus- en Oorarts (KNO- arts) bent geweest, dan kunt u in deze brochure daar

Nadere informatie

Behandeling en revalidatie van blijvende gehoorschade: hoortoestellen en cochleaire implantatie in een multidisciplinaire benadering

Behandeling en revalidatie van blijvende gehoorschade: hoortoestellen en cochleaire implantatie in een multidisciplinaire benadering Behandeling en revalidatie van blijvende gehoorschade: hoortoestellen en cochleaire implantatie in een multidisciplinaire benadering een presentatie aan de hand van casussen dr.ir. Cas Smits klinisch fysicus-audioloog

Nadere informatie

Samenvatting. Audiovisuele aandacht in de ruimte

Samenvatting. Audiovisuele aandacht in de ruimte Samenvatting Audiovisuele aandacht in de ruimte Theoretisch kader Tijdens het uitvoeren van een visuele taak, zoals het lezen van een boek, kan onze aandacht getrokken worden naar de locatie van een onverwacht

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/18641 holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/18641 holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/18641 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Vries, Jutte Jacoba Catharina de Title: Congenital cytomegalovirus infection :

Nadere informatie

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Hechtingsrelatie Zelfregulatie en interactie tijdens de nacht Onderdeel van de discussie rond sensitief en responsief ouderschap richt zich

Nadere informatie

Samenvatting (Dutch summary)

Samenvatting (Dutch summary) Samenvatting 179 Samenvatting (Dutch summary) Aanpassing van het evenwichtssysteem aan een ander zwaartekrachtsniveau: Consequenties voor ruimtelijke oriëntatie D e alomtegenwoordige zwaartekracht vormt

Nadere informatie

Wat na de evenwichtsscreening? Brochure ter ondersteuning van ouders

Wat na de evenwichtsscreening? Brochure ter ondersteuning van ouders Wat na de evenwichtsscreening? Brochure ter ondersteuning van ouders Inhoud 1. Het evenwichtssysteem... 5 2. Screening van het evenwichtsorgaan... 6 3. Impact van een evenwichtsprobleem... 8 4. Therapie...

Nadere informatie

` Into Bounce Leren in beweging ` Onderstaand onderzoek laat de effecten zien

` Into Bounce Leren in beweging ` Onderstaand onderzoek laat de effecten zien Erik Scherder, hoogleraar bewegingswetenschappen aan de Rijksuniversiteit van Groningen, zegt: `Bewegen is niet alleen goed voor conditie, maar ook voor cognitie!` `In de hersenen vertonen neuronale systemen

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Proefschrift_LVerburgh211214.indd 171 21-12-2014 16:46:37 172 Samenvatting ACHTERGROND DEEL A: DE RELATIE TUSSEN BEWEGING EN NEUROCOGNITIEF FUNCTIONEREN Ondanks bewezen gezondheidseffecten

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting proefschrift Renée Walhout. Veranderingen in de hersenen bij Amyotrofische Laterale Sclerose

Nederlandse samenvatting proefschrift Renée Walhout. Veranderingen in de hersenen bij Amyotrofische Laterale Sclerose Nederlandse samenvatting proefschrift Veranderingen in de hersenen bij Amyotrofische Laterale Sclerose Cerebral changes in Amyotrophic Lateral Sclerosis, 5 september 2017, UMC Utrecht Inleiding Amyotrofische

Nadere informatie

1.2 Het oor, opvangen van geluiden HB p.32-35

1.2 Het oor, opvangen van geluiden HB p.32-35 1.2 Het oor, opvangen van geluiden HB p.32-35 1.2.1 Wat is geluid? Geluid: trillingen veroorzaakt door een geluidsbron Middenstof: stof die de trillingen geleidt. Resonantie: het overdragen van een trilling

Nadere informatie

Neonatale gehoordiagnostiek

Neonatale gehoordiagnostiek Neonatale gehoordiagnostiek Hoe je met klikken verder komt Terugkomdag ALGO-screeners 17 januari 2018 Samuel Hoekman klinisch fysicus - audioloog Wat ga ik vertellen Outline Gehoor Gehooronderzoek Screening

Nadere informatie

Plotsdoofheid (Sudden deafness)

Plotsdoofheid (Sudden deafness) Keel-, Neus- en Oorheelkunde Plotsdoofheid (Sudden deafness) www.catharinaziekenhuis.nl Patiëntenvoorlichting: patienten.voorlichting@catharinaziekenhuis.nl KNO037 / Plotsdoofheid 2 Plotsdoofheid (Sudden

Nadere informatie

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Nederlandse Samenvatting De adolescentie is levensfase waarin de neiging om nieuwe ervaringen op te

Nadere informatie

Helpen ondersteunende gebaren bij woordleren?

Helpen ondersteunende gebaren bij woordleren? Helpen ondersteunende gebaren bij woordleren? Het effect van ondersteunende gebaren op woordleren bij dove/slechthorende kinderen en kinderen met een taalontwikkelingsstoornis Lian van Berkel-van Hoof

Nadere informatie

Keel- Neus- Oorheelkunde Plotselinge doofheid

Keel- Neus- Oorheelkunde Plotselinge doofheid Keel- Neus- Oorheelkunde Plotselinge doofheid Inleiding Er is bij u plotselinge doofheid geconstateerd. Iedereen, van jong tot oud, kan door plotselinge doofheid worden getroffen. In Nederland komt plotselinge

Nadere informatie

Actualiteit Gezondheidszorg. Cochleaire implantaten

Actualiteit Gezondheidszorg. Cochleaire implantaten Actualiteit Gezondheidszorg Cochleaire implantaten Cochleair implantaat Vergoedbaar: 28-11-1991 Progressief indicaties uitgebreid Regelgeving procedures achterhaald Actualisatie: fase 1 = administratieve

Nadere informatie

Cochleaire implantatie bij volwassenen

Cochleaire implantatie bij volwassenen Cochleaire implantatie bij volwassenen Sommige zeer ernstig slechthorende of dove mensen kunnen zelfs met krachtige hoortoestellen niet of nauwelijks spraakverstaan. Een cochleair implantaat (CI) kan ervoor

Nadere informatie

Kinderneurologie.eu. Neuritis vestibularis.

Kinderneurologie.eu. Neuritis vestibularis. Neuritis vestibularis Wat is neuritis vestibularis? Neuritis vestibularis is een aandoening waarbij de evenwichtszenuw ontstoken raakt en kinderen of volwassen last krijgen van duizeligheidsklachten, misselijkheid

Nadere informatie

Hoofdstuk 2 GEHOORSTOORNISSEN. Inleiding. Gehoorstoornissen. Soorten gehoorverlies

Hoofdstuk 2 GEHOORSTOORNISSEN. Inleiding. Gehoorstoornissen. Soorten gehoorverlies Hoofdstuk 2 GEHOORSTOORNISSEN Inleiding Een kan verschillende oorzaken hebben. De gevolgen en de behandeling van de stoornis hangen af van de oorzaak. Dit hoofdstuk beschrijft kort de soorten, de graden

Nadere informatie

6.1. Het buitenoor. In figuur zien we een schets van het buitenoor

6.1. Het buitenoor. In figuur zien we een schets van het buitenoor Na het vrij technische hoofdstuk over decibels en aanverwante berekeningen zullen we het deze maand hebben over het orgaan waarmee we allemaal geluid herkennen en onderscheiden, namelijk het oor. 6. Het

Nadere informatie

Dubbelzijdige cochleaire implantatie bij kinderen: de primaire voordelen

Dubbelzijdige cochleaire implantatie bij kinderen: de primaire voordelen Dubbelzijdige cochleaire implantatie bij kinderen: de primaire voordelen M. Sparreboom (onderzoeker), A.F.M. Snik (audioloog) & E.A.M. Mylanus (KNO - arts) Het eenzijdig implanteren van een cochleair implantaat

Nadere informatie

Even voorstellen; Cor Reusen; - fysiotherapeut s Heerenloo - consulent SI voor CCE - docent SI bij estasi-training

Even voorstellen; Cor Reusen; - fysiotherapeut s Heerenloo - consulent SI voor CCE - docent SI bij estasi-training Even voorstellen; Cor Reusen; - fysiotherapeut s Heerenloo - consulent SI voor CCE - docent SI bij estasi-training Even voorstellen; Marlèn Lemmens; - Logopedist - Consulent Expertisecentrum Doofblindheid

Nadere informatie

Executive functioning bij kinderen met een ontwikkelings- of gedragsstoornis

Executive functioning bij kinderen met een ontwikkelings- of gedragsstoornis Executive functioning bij kinderen met een ontwikkelings- of gedragsstoornis Sylvie Verté INLEIDING Reeds geruime tijd worden pogingen ondernomen om te bepalen welke aspecten van diverse ontwikkelings-

Nadere informatie

INFO VOOR OUDERS WAT NA HET EVENWICHTS ONDERZOEK?

INFO VOOR OUDERS WAT NA HET EVENWICHTS ONDERZOEK? INFO VOOR OUDERS WAT NA HET EVENWICHTS ONDERZOEK? INHOUD 01 Inleiding 4 02 Het evenwichtssysteem 4 03 Onderzoek van het evenwichtsorgaan 6 04 Impact van een evenwichtsprobleem 8 05 Therapie 9 06 Tips

Nadere informatie

Problemen met executieve functies bij kinderen met DCD: een literatuuroverzicht

Problemen met executieve functies bij kinderen met DCD: een literatuuroverzicht 1 Problemen met executieve functies bij kinderen met DCD: een literatuuroverzicht Marina Schoemaker, Merel Timmer, Marleen van der Wees, Heleen Reinders Messelink, Chiel Volman, Jolien van den Houten Wat

Nadere informatie

Ontwikkeling versus degeneratie

Ontwikkeling versus degeneratie Wetenschappelijk nieuws over de Ziekte van Huntington. In eenvoudige taal. Geschreven door wetenschappers. Voor de hele ZvH gemeenschap. Wordt de groei van kinderen beïnvloed door de ZvH mutatie? Kleine

Nadere informatie

Maatschap Keel-, Neus- en Oorheelkunde. Duizeligheid

Maatschap Keel-, Neus- en Oorheelkunde. Duizeligheid Maatschap Keel-, Neus- en Oorheelkunde Algemeen Deze folder geeft u informatie over duizeligheid en de daarbij behorende klachten en behandeling. Iedereen is wel eens duizelig geweest. Toch is het moeilijk

Nadere informatie

Allochtone doven Zij hebben naast hun doofheid ook nog te maken met een andere cultuur dit maakt hen tot een aparte

Allochtone doven Zij hebben naast hun doofheid ook nog te maken met een andere cultuur dit maakt hen tot een aparte Werkstuk door een scholier 1537 woorden 15 januari 2004 6,7 94 keer beoordeeld Vak ANW Doofheid Soorten doofheid Bij het vaststellen van de soorten doofheid wordt er gekeken naar de volgende afwijkingen:

Nadere informatie

Networks of Action Control S. Jahfari

Networks of Action Control S. Jahfari Networks of Action Control S. Jahfari . Networks of Action Control Sara Jahfari NEDERLANDSE SAMENVATTING Dagelijks stappen velen van ons op de fiets of in de auto, om in de drukke ochtendspits op weg te

Nadere informatie

Afdeling KNF. Evoked Potential-onderzoeken (EP)

Afdeling KNF. Evoked Potential-onderzoeken (EP) Afdeling KNF Evoked Potential-onderzoeken (EP) Evoked Potentials zijn kleine elektrische spanningen - signalen - van de hersenen, die door bepaalde prikkels van buitenaf kunnen worden opgewekt. Om de

Nadere informatie

Wat is BPPD? BPPD is een aandoening waarbij kinderen of volwassen kortdurend last hebben van duizeligheidsklachten bij bewegen van het hoofd.

Wat is BPPD? BPPD is een aandoening waarbij kinderen of volwassen kortdurend last hebben van duizeligheidsklachten bij bewegen van het hoofd. BPPD Wat is BPPD? BPPD is een aandoening waarbij kinderen of volwassen kortdurend last hebben van duizeligheidsklachten bij bewegen van het hoofd. Hoe wordt BPPD ook wel genoemd? BPPD is een afkorting

Nadere informatie

Deze folder geeft u informatie over duizeligheid en daarbij behorende klachten. Deze folder is opgesteld door de KNO arts.

Deze folder geeft u informatie over duizeligheid en daarbij behorende klachten. Deze folder is opgesteld door de KNO arts. Duizeligheid Deze folder geeft u informatie over duizeligheid en daarbij behorende klachten. Deze folder is opgesteld door de KNO arts. Wat is duizeligheid Iedereen is wel eens duizelig geweest. Toch is

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting. De invloed van illusies op visueelmotorische

Nederlandse samenvatting. De invloed van illusies op visueelmotorische De invloed van illusies op visueelmotorische informatieverwerking 115 Terwijl je deze tekst leest, maken je ogen snelle sprongen van woord naar woord. Deze snelle oogbewegingen, saccades genoemd, gebruik

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting. Nederlandse samenvatting Lateralisatie en schizofrenie

Nederlandse Samenvatting. Nederlandse samenvatting Lateralisatie en schizofrenie Nederlandse samenvatting Lateralisatie en schizofrenie 255 256 De twee hersenhelften, de hemisferen, van het menselijke brein verschillen zowel in vorm als in functie. In sommige hersenfuncties, zoals

Nadere informatie

Hoofdstuk 8. Nederlandse samenvatting

Hoofdstuk 8. Nederlandse samenvatting Hoofdstuk 8 Nederlandse samenvatting Inleiding Schizofrenie is een ernstige psychiatrische ziekte, met afwijkingen in denken, taal, waarneming, gedrag, emotie, motivatie en cognitie (verwerking van informatie).

Nadere informatie

het neuropsychologisch denkkader binnen een schoolsetting Claudia König Klinisch psycholoog, RCKJP

het neuropsychologisch denkkader binnen een schoolsetting Claudia König Klinisch psycholoog, RCKJP het neuropsychologisch denkkader binnen een schoolsetting Claudia König Klinisch psycholoog, RCKJP 15-03-2013 Inhoud Het neuropsychologisch denkkader De schoolsetting Ter ondersteuning bij het kind met

Nadere informatie

Dutch summary. Nederlandse samenvatting

Dutch summary. Nederlandse samenvatting Dutch summary Nederlandse samenvatting 127 Kinderen die te vroeg geboren worden, dat wil zeggen bij een zwangerschapsduur korter dan 37 weken, worden prematuren genoemd. Na de bevalling worden ernstig

Nadere informatie

Kajak Congres Psychiatrie en LVB

Kajak Congres Psychiatrie en LVB WERKEN AAN SAMENSPEL Kajak Congres Psychiatrie en LVB Sammy Roording, Klinisch neuropsycholoog Karakter, Zorglijn LVB Ede/Apeldoorn s.roording@karakter.com Muntgebouw Utrecht, 17 mei 2018 pagina 1 INVENTARISATIE

Nadere informatie

Hoe verloopt de muzikale ontwikkeling bij dove en slechthorende kinderen En de invloed die de ontwikkeling van het Cochleair Implant daar op heeft

Hoe verloopt de muzikale ontwikkeling bij dove en slechthorende kinderen En de invloed die de ontwikkeling van het Cochleair Implant daar op heeft Hoe verloopt de muzikale ontwikkeling bij dove en slechthorende kinderen En de invloed die de ontwikkeling van het Cochleair Implant daar op heeft Marianne Bloemendaal Inleiding Zingen en musiceren, ondersteunt

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting. Verschillende vormen van het visuele korte termijn geheugen en de interactie met aandacht

Nederlandse samenvatting. Verschillende vormen van het visuele korte termijn geheugen en de interactie met aandacht Nederlandse samenvatting Verschillende vormen van het visuele korte termijn geheugen en de interactie met aandacht 222 Elke keer dat je naar iets of iemand op zoek bent, bijvoorbeeld wanneer je op een

Nadere informatie

biologie bezem vwo 2016-I

biologie bezem vwo 2016-I Slechter horen door kapotte ionkanalen Gehoorverlies kan veroorzaakt worden door omgevingsfactoren, maar vaak is het een erfelijke kwestie. Bij een erfelijke vorm van doofheid ligt de oorzaak veelal in

Nadere informatie

Helpen ondersteunende gebaren bij woordleren?

Helpen ondersteunende gebaren bij woordleren? Helpen ondersteunende gebaren bij woordleren? Het effect van ondersteunende gebaren op woordleren bij dove/slechthorende kinderen en kinderen met een taalontwikkelingsstoornis Lian van Berkel-van Hoof

Nadere informatie

Amyloïd-bindende eiwitten bij de ziekte van Alzheimer

Amyloïd-bindende eiwitten bij de ziekte van Alzheimer Amyloïd-bindende eiwitten bij de ziekte van Alzheimer Introductie onderzoeksproject De ziekte van Alzheimer De ziekte van Alzheimer is een neurologische aandoening en is de meest voorkomende vorm van dementie.

Nadere informatie

Sniffing out Parkinson s disease. Samenvatting

Sniffing out Parkinson s disease. Samenvatting Samenvatting 139 Samenvatting De eerste beschrijving van een reukstoornis bij de ziekte van Parkinson (ZvP) dateert uit 1975. Sindsdien is het duidelijk geworden dat Parkinson-patiënten reukstoornissen

Nadere informatie

Cognitief functioneren en de bipolaire stoornis

Cognitief functioneren en de bipolaire stoornis Cognitief functioneren en de bipolaire stoornis Dr. Nienke Jabben Amsterdam 5 november 2011 Academische werkplaats Bipolaire Stoornissen GGZ ingeest n.jabben@ggzingeest.nl Overzicht Wat is cognitief functioneren?

Nadere informatie

Duizeligheid. Afdeling KNO

Duizeligheid. Afdeling KNO Duizeligheid Afdeling KNO . Duizeligheid Deze folder informeert u over evenwicht, oorzaken van duizeligheid en klachten die daarbij voor kunnen komen. Wat is duizeligheid? Iedereen krijgt voortdurend informatie

Nadere informatie

EF en gedragsproblemen. Walter Matthys

EF en gedragsproblemen. Walter Matthys EF en gedragsproblemen Walter Matthys Verminderde EF bij gedragsproblemen afhankelijk van ADHD (symptomen)? Meta-analyse bij jonge kinderen met externaliserend gedrag (Schoemaker, Mulder, Dekovic & Matthys,

Nadere informatie

Objectieve Diagnostiek. Tympanometrie Oto-Akoestische Emissies BERA Rechts 70 db, Links 90 db

Objectieve Diagnostiek. Tympanometrie Oto-Akoestische Emissies BERA Rechts 70 db, Links 90 db Objectieve Diagnostiek - casuïstiek - Arjan J Bosman en Henriëtte Koch Audiologisch Centrum UMC St Radboud Nijmegen Objectieve Diagnostiek Tympanometrie, stapedius reflexen functionaliteit middenoor Oto-Akoestische

Nadere informatie

Werkgeheugen bij kinderen met SLI. Indeling presentatie. 1. Inleiding. Brigitte Vugs, 19 maart 2009. 1. Inleiding 2. Theoretische achtergrond

Werkgeheugen bij kinderen met SLI. Indeling presentatie. 1. Inleiding. Brigitte Vugs, 19 maart 2009. 1. Inleiding 2. Theoretische achtergrond Werkgeheugen bij kinderen met SLI Brigitte Vugs, 19 maart 2009 Indeling presentatie 1. Inleiding 2. Theoretische achtergrond SLI, Geheugen, Werkgeheugen 3. Ontwikkeling werkgeheugen 4. Relatie werkgeheugen

Nadere informatie

Wat zijn de neuropsychologische gevolgen van een hersentumor bij kinderen. Dr Femke Aarsen, klinisch neuropsycholoog

Wat zijn de neuropsychologische gevolgen van een hersentumor bij kinderen. Dr Femke Aarsen, klinisch neuropsycholoog Wat zijn de neuropsychologische gevolgen van een hersentumor bij kinderen. Dr Femke Aarsen, klinisch neuropsycholoog Wat is neuropsychologie? Neuropsychologie is de psychologie die zich bezighoudt met

Nadere informatie

info voor patiënten Cytomegalovirus

info voor patiënten Cytomegalovirus info voor patiënten Cytomegalovirus Inhoud 01 Cytomegalovirus 05 02 Opvolging in het UZ Gent 09 03 Vlaams CMV-register 11 04 Contact 11 01. Cytomegalovirus Wat is het cytomegalovirus? Het cytomegalovirus

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting nelleke tolboom binnenwerk aangepast.indd 161 28-12-2009 09:42:54 nelleke tolboom binnenwerk aangepast.indd 162 28-12-2009 09:42:54 Beeldvorming van Alzheimerpathologie in vivo:

Nadere informatie

BERA, Tymp en OAE bij de pasgeborene. Bert van Zanten UMC-Utrecht

BERA, Tymp en OAE bij de pasgeborene. Bert van Zanten UMC-Utrecht BERA, Tymp en OAE bij de pasgeborene Bert van Zanten UMC-Utrecht Overzicht Wat meet je bij BERA/Tymp/cEOAE/DPOAE? Normaal en afwijkend? Resultaat neonataal en later? BERA: Wat meet je? Het tijdsverloop

Nadere informatie

Theorie! Cognitive Bias Modification! Resultaten onderzoek!

Theorie! Cognitive Bias Modification! Resultaten onderzoek! Cognitive Bias Modification Resultaten onderzoek December 2013 Jules Reijnen Ron Jacobs Theorie Cognitive Bias Modification (CBM) is een recent onderzoeksgebied dat zich richt op de vertekening (bias)

Nadere informatie

DFNA9, wat is het en wat kunnen we er wel (en niet) aan doen?

DFNA9, wat is het en wat kunnen we er wel (en niet) aan doen? DFNA9, wat is het en wat kunnen we er wel (en niet) aan doen? drs. Jeroen Smits dr. Ronald Pennings arts-onderzoeker/promovendus KNO-arts, otoloog Erfelijke slechthorendheid, wat is dat? Slechthorendheid

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting. (summary in Dutch)

Nederlandse samenvatting. (summary in Dutch) (summary in Dutch) Type 2 diabetes is een chronische ziekte, waarvan het voorkomen wereldwijd fors toeneemt. De ziekte wordt gekarakteriseerd door chronisch verhoogde glucose spiegels, wat op den duur

Nadere informatie

Auditieve verwerkingsproblemen na niet aangeboren hersenletsel (NAH)

Auditieve verwerkingsproblemen na niet aangeboren hersenletsel (NAH) Auditieve verwerkingsproblemen na niet aangeboren hersenletsel (NAH) Voordracht 1 (theorie) Nederlandse Vereniging voor Audiologie 28 sept. 2007 K.H. Woldendorp revalidatiearts Overzicht voordracht Inleiding

Nadere informatie

Eye tracking analyse van de visuele impact van windturbines in het landschap

Eye tracking analyse van de visuele impact van windturbines in het landschap Eye tracking analyse van de visuele impact van windturbines in het landschap Fanny Van den Haute Veerle Van Eetvelde Lien Dupont 27 februari 2014 Project Windkracht 13 Faculteit Wetenschappen Vakgroep

Nadere informatie

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Auteur: Ruben Brondeel i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Tijdens het proces van een echtscheiding

Nadere informatie

Carol Dweck en andere knappe koppen

Carol Dweck en andere knappe koppen Carol Dweck en andere knappe koppen in de (plus)klas 2011 www.lesmateriaalvoorhoogbegaafden.com 2 http://hoogbegaafdheid.slo.nl/hoogbegaafdheid/ theorie/heller/ 3 http://www.youtube.com/watch?v=dg5lamqotok

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (Dutch Summary)

Nederlandse samenvatting (Dutch Summary) (Dutch Summary) 9 (Dutch Summary) Slechtziendheid en blindheid (visuele beperking) vormt in onze vergrijzende samenleving een steeds groter probleem in het leven van veel ouderen. Dit uit zich niet alleen

Nadere informatie

Diagnostiek bij Auditieve Neuropathie. Bert van Zanten Klinisch-fysicus/Audioloog UMCU

Diagnostiek bij Auditieve Neuropathie. Bert van Zanten Klinisch-fysicus/Audioloog UMCU Diagnostiek bij Auditieve Neuropathie Bert van Zanten Klinisch-fysicus/Audioloog UMCU Overzicht Een casus avant la lettre Auditory Neuropathy Spectrum Disorder Geheugenopfrissing anatomie en fysiologie

Nadere informatie

18-4-2013. Werkgeheugen en executieve functies. Opzet presentatie. 1. Executieve functies. 1. Executieve functies. 1. Werkgeheugen. 1.

18-4-2013. Werkgeheugen en executieve functies. Opzet presentatie. 1. Executieve functies. 1. Executieve functies. 1. Werkgeheugen. 1. Opzet presentatie Werkgeheugen en executieve functies Wat moeten we ermee in de klinische praktijk? 1. Werkgeheugen en executieve functies werkgeheugen en executieve functies 12 april 2013 Brigitte Vugs

Nadere informatie

Informatie bij operaties aan het oor

Informatie bij operaties aan het oor Informatie bij operaties aan het oor Dr. G. Claes Prof. Dr. J. Claes Dr. M. De Cock Dr. J. Van Haesendonck Inleiding Deze informatie heeft tot doel U in te lichten over het verloop van deze ingreep, wij

Nadere informatie

Samenvatting. 11 Samenvatting

Samenvatting. 11 Samenvatting Samenvatting Cochleaire implantatie (CI) is een ingreep die tot doel heeft de gehoorstoornis van mensen met aangeboren of verworven doofheid te verminderen. Het implantaat stimuleert via elektroden die

Nadere informatie

Samenvatting Zoeken naar en leren begrijpen van speciale woorden Herkenning en de interpretatie van metaforen door schoolkinderen

Samenvatting Zoeken naar en leren begrijpen van speciale woorden Herkenning en de interpretatie van metaforen door schoolkinderen Samenvatting Zoeken naar en leren begrijpen van speciale woorden Herkenning en de interpretatie van metaforen door schoolkinderen Onderzoek naar het gebruik van metaforen door kinderen werd populair in

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 137 138 Het ontrafelen van de klinische fenotypen van dementie op jonge leeftijd In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, komt dementie ook op jonge leeftijd voor. De diagnose

Nadere informatie

Libra R&A locatie Leijpark. Gehoor en gehooronderzoek bij VIN-revalidanten. Informatie voor familie en naasten

Libra R&A locatie Leijpark. Gehoor en gehooronderzoek bij VIN-revalidanten. Informatie voor familie en naasten Libra R&A locatie Leijpark Gehoor en gehooronderzoek bij VIN-revalidanten Informatie voor familie en naasten Uw kind/partner/naaste volgt het programma Vroege Intensieve Neurorevalidatie (VIN) van Libra

Nadere informatie

Ontwikkelingsrisico s bij het opgroeien met triple X

Ontwikkelingsrisico s bij het opgroeien met triple X Ontwikkelingsrisico s bij het opgroeien met triple X Hanna Swaab Sophie van Rijn Suus van Rijn Hanna, Sophie en Suus werken op de afdeling orthopedagogiek van de universiteit Leiden en op het Ambulatorium.

Nadere informatie

Doel. Programma. NAH symposium workshop balans. Plaats van balans binnen de ICF. Meetinstrument: CTSIB 10-11-2015

Doel. Programma. NAH symposium workshop balans. Plaats van balans binnen de ICF. Meetinstrument: CTSIB 10-11-2015 NAH symposium workshop balans Doel Ilse Oosterom & Myrthe Schwartz 13 oktober 2015 Bewustwording van complexiteit van balansproblemen bij jongeren met NAH en de gevolgen middels ervaren en casuïstiek Programma

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD

De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD Samenvatting 10 tot 40% van de kinderen en adolescenten met ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder) ontwikkelen symptomen van

Nadere informatie

Kind en gehoor. Universitair Revalidatiecentrum voor Communicatiestoornissen. Informatiebrochure patiënten

Kind en gehoor. Universitair Revalidatiecentrum voor Communicatiestoornissen. Informatiebrochure patiënten Kind en gehoor Universitair Revalidatiecentrum voor Communicatiestoornissen Informatiebrochure patiënten 2 Kind en gehoor 3 Beste ouders, U bent naar onze dienst verwezen omdat er op basis van de neonatale

Nadere informatie

How to present online information to older cancer patients N. Bol

How to present online information to older cancer patients N. Bol How to present online information to older cancer patients N. Bol Dutch summary (Nederlandse samenvatting) Dutch summary (Nederlandse samenvatting) Goede informatievoorziening is essentieel voor effectieve

Nadere informatie