VGF. Experimentele gebruikershandleiding van de Vragenlijst gezinsfunctioneren

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "VGF. Experimentele gebruikershandleiding van de Vragenlijst gezinsfunctioneren"

Transcriptie

1

2 VGF

3 VGF Experimentele gebruikershandleiding van de Vragenlijst gezinsfunctioneren NIZW/ PI Research Tjeerd ten Brink Mariska van der Steege Annelies van der Haar Hans Jagers Jan Willem Veerman Herman Baartman

4 2000 Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn / NIZW en PI Research Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op enige andere wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming. Auteur(s) L.T. ten Brink M. van der Steege A.N. van der Haar J.D. Jagers J.W. Veerman H.E.M. Baartman ISBN NIZW-bestelnummer E Deze publicatie is te bestellen bij NIZW Uitgeverij Postbus DD Utrecht Telefoon (030) Fax (030) Bestel@nizw.nl

5 Inhoud Inleiding 7 Deel 1: Handleiding voor gebruikers 11 1 De VGF invullen en scoren Wie vult de lijst in? Op welke momenten vult u de lijst in? Hoe vult u de lijst in? Hoe berekent u de verschillende scores? 14 Overzicht: Stappen bij het invullen en scoren van de VGF 17 2 De structuur van de VGF Van vragen naar schalen naar totaalscore 18 3 Het gebruik van de VGF Een omschrijving van de schalen De VGF als hulpmiddel bij het verzamelen en analyseren van informatie De VGF als hulpmiddel bij het evalueren van behandelingen De VGF in gebruik; een praktijkvoorbeeld 24 4 Vijf kritische opmerkingen over de VGF 28 Bijlage 1.1: Toelichting op een aantal vragen uit de VGF 29 Deel 2: Verantwoording 33 1 Theoretische achtergrond Kenmerken van multi-problemgezinnen De hulpverlener als informant in het diagnostisch proces Wat meten de bestaande Nederlandstalige gezinsvragenlijsten voor hulpverleners? De geschiedenis van de VGF 42 2 Opzet van het onderzoek De onderzoeksgroep Werkwijze 45 3 Onderzoek naar de beste schaalstructuur van de VGF De resultaten van de principale-componentenanalyses Tweede-orde-analyse op de gevonden schalen Betrouwbaarheid van de totale lijst Conclusie 50 4 Validiteit van de clusters en schalen: een verkenning Begripsvaliditeit Criteriumgeoriënteerde validiteit Conclusie 55 NIZW / PI Research, augustus

6 5 Samenvatting, conclusies en discussie Samenvatting Conclusies Discussie 59 Bijlage 2.1: Matrices met componentladingen 61 Bijlage 2.2: Correlaties tussen de VGF en de CBCL, NOSI en VMG 64 Bijlage 2.3: Gemiddelden op de clusters en schalen 65 Bijlage 2.4: De vragen die uit de VGF (uit 1994) zijn verwijderd 67 Literatuur 69 Deel 3: Vragenlijst en Scoringssleutel 73 NIZW / PI Research, augustus

7 Inleiding Met de Vragenlijst gezinsfunctioneren (VGF) wordt informatie verzameld over het functioneren van gezinnen met (ernstige) opvoedingsproblemen. Een professionele hulpverlener die het gezin goed kent, vult de lijst in die uit 95 vragen bestaat. Daarmee is het een lijst die informatie oplevert vanuit het zogenaamde outsidersperspectief. De lijst bestaat uit vier delen. Het algemene deel (A), bestaande uit 25 vragen, wordt altijd ingevuld. Het moederdeel (M) kent 29 vragen die worden ingevuld als er een moederfiguur van betekenis aanwezig is. Het vaderdeel (V), met eveneens 29 vragen, wordt ingevuld als er een vaderfiguur van betekenis aanwezig is. Zijn er in het gezin zowel een moeder- als een vaderfiguur aanwezig, dan vult de hulpverlener ook het vierde deel (B) in. Deel B bestaat uit 12 vragen over de relatie tussen de beide opvoeders. De moeder- en vaderfiguur hoeven niet per se de biologische ouders te zijn. In de VGF worden hiermee de personen bedoeld die op het moment van invullen de verzorgende vader- of moederrol vervullen in het gezin. De invuller geeft bij de vragen op een vijf-puntschaal aan in hoeverre deze op het gezin van toepassing zijn. Aan de hand van een scoringsformulier worden vervolgens zes schaalscores berekend als er alleen een moeder of een vader in het gezin aanwezig is, en elf schaalscores als beide ouders aanwezig zijn in het gezin. De scores op deze schalen kunnen vervolgens gebundeld worden tot twee clusterscores: Zorg en Opvoeding en Persoonlijk Functioneren. Deze worden apart bepaald voor de vader en de moeder. Voorlopig worden deze clusters alleen gebruikt voor onderzoeksdoeleinden. Tot slot geeft de VGF een totaalscore voor dit gezin op de vragenlijst. Deze laatste score geeft een globale indruk van het functioneren van het gezin. In figuur 1 vindt u de opbouw van de VGF in schalen, clusters en totaalscore terug. NIZW / PI Research, augustus

8 Zorg en opvoeding - moeder Opvoedingsvaardigheden - moeder Veiligheid in het gezin - moeder Basiszorg Sociale contacten Totaalscore Zorg en opvoeding - vader Opvoedingsvaardigheden - vader Veiligheid in het gezin - vader Persoonlijk functioneren - moeder Jeugdbeleving - moeder Individueel functioneren - moeder Persoonlijk functioneren - vader Jeugdbeleving - vader Individueel functioneren - vader Partnerrelatie Figuur 1 Schaalstructuur van de VGF De VGF is ontwikkeld vanuit de wens om het functioneren van multi-problemgezinnen gedegen in kaart te brengen. Dit zijn gezinnen waarin, in de woorden van Baartman (1989) ( ) door complexiteit en chroniciteit van de problematiek, veranderingen zowel van binnen uit als van buitenaf zeer moeizaam tot stand komen. Deze gezinnen zijn niet alleen moeilijk te behandelen, maar ook lastig te diagnosticeren. De voorloper van de VGF, de Probleeminventarisatielijst (PIL), was een eerste aanzet om kenmerken van multi-problemgezinnen in kaart te brengen (Baartman, De Caluwe e.a., 1987). In 1994 vond een herformulering van een aantal vragen plaats (Baartman, Vogelvang en Veerman, 1994). De VGF is toen ingezet in het evaluatieonderzoek van Families First, een vorm van zeer intensieve ambulante gezinsbehandeling gericht op het voorkomen van een dreigende uithuisplaatsing van één of meerdere kinderen. In 1995 is in een eerste onderzoek de psychometrische kwaliteit, dat wil zeggen de validiteit en de betrouwbaarheid, van de VGF onderzocht (Schimmel, 1995). De VGF is vervolgens gebruikt in een aantal onderzoeken bij gezinnen die verschillende vormen van intensieve ambulante gezinsbehandeling ontvingen en bij gezinnen waarvan een kind naar een Boddaertcentrum ging. Bij elkaar zijn in deze onderzoeken gegevens verzameld van ruim 1000 gezinnen. Met deze gegevens is een tweede onderzoek naar de psychometrische kwaliteit van de VGF gestart. De resultaten uit dit laatste onderzoek vormen de basis voor deze gebruikershandleiding. De VGF geeft een beeld van het functioneren van een gezin op een aantal relevante aspecten. Daartoe systematiseert, standaardiseert en objectiveert de VGF de informatie die de hulpverlener NIZW / PI Research, augustus

9 over het gezin bezit. De vragenlijst zet systematisch alle informatie over het gezin op een rijtje. De hulpverlener kan vervolgens zien welke vragen ontbreken, dus op welke gebieden nog informatie in het gezin verzameld moet worden. Ook standaardiseert de VGF de informatieverzameling, elke hulpverlener brengt de informatie in ieder gezin op dezelfde manier in kaart. Ten derde objectiveert de VGF de informatie; het geeft de hulpverlener de mogelijkheid de informatie met meer afstand te bekijken en te delen met collega s en het gezin. De VGF biedt daarmee de mogelijkheid om te checken of het beeld dat de scores geven overeenkomt met het beeld dat de hulpverlener van het gezin heeft. Ook kan de VGF, naast andere instrumenten, ingezet worden om een hypothese te toetsen en krachten en aandachtspunten van het gezin in beeld te brengen. Zo kan de VGF ingevuld worden om bijvoorbeeld te zien of de sociale contacten van het gezin inderdaad als kracht ofwel als protectieve factor in de behandeling kan worden ingezet. De VGF is in eerste instantie gebruikt en verder ontwikkeld voor hulpverleners binnen de intensieve ambulante gezinsbehandeling. De vragenlijst is mogelijk ook binnen andere hulpverleningsvormen te gebruiken. Wel is het dan van belang dat de hulpverlener het gezin goed kent en de mogelijkheid heeft ín het gezin te observeren om voldoende informatie over alle gezinstaken te verkrijgen. Deze Experimentele gebruikershandleiding bestaat uit drie delen. Met het woord experimenteel benadrukken we dat de VGF een vragenlijst in ontwikkeling is. In deel 1 staat het gebruik van de VGF centraal. In hoofdstuk 1 lichten we het invullen en scoren van de vragenlijst toe. In hoofdstuk 2 komt de structuur van de VGF aan de orde en in hoofdstuk 3 het gebruik van de schaalscores bij het stellen van doelen en het evalueren van de hulpverlening. Deel 2 beslaat de theoretische, historische en statistische verantwoording van de huidige VGF. In hoofdstuk 1 gaan we in op de theoretische achtergronden van de vragenlijst. Daarna volgt een technische verantwoording; de psychometrische eigenschappen van de vragenlijst komen aan bod in de hoofdstukken 2, 3 en 4. Hoofdstuk 5 bevat een samenvatting, conclusies en een discussie. Ten slotte zijn in deel 3 de volledige Vragenlijst gezinsfunctioneren en de Scoringssleutel opgenomen. Deze gebruikershandleiding is geschreven voor de daadwerkelijke gebruikers van de VGF, uitvoerende hulpverleners en hun leidinggevenden. Naast deze gebruikershandleiding is er voor technisch geïnteresseerden een uitgave met uitgebreide statistische informatie: Technische verantwoording van de Vragenlijst Gezinsfunctioneren (Van der Haar, Ten Brink en Veerman, 2000). NIZW / PI Research, augustus

10 Deel 1: Handleiding voor gebruikers NIZW / PI Research, augustus

11 1 De VGF invullen en scoren In dit deel van de handleiding staat de gebruiker van de vragenlijst centraal. Deze zal in de tekst dan ook direct met u worden aangesproken. 1.1 Wie vult de lijst in? Een professionele hulpverlener die het gezin goed kent, vult de VGF in. De in het gezin verzamelde informatie vormt de basis om de vragenlijst te kunnen invullen. De score op de VGF geeft uw visie op het functioneren van het betreffende gezin weer, op het moment van invullen. Dit beeld biedt aanknopingspunten bij het opstellen van doelen en het evalueren van een behandeling (zie hoofdstuk 3). 1.2 Op welke momenten vult u de lijst in? De vragenlijst kan in principe op elk moment in de behandeling worden ingevuld. Een voorwaarde hierbij is dat u over voldoende informatie over alle gezinstaken van het gezin beschikt, onder andere door observatie ín het gezin. Een aantal momenten leent zich in het bijzonder voor het invullen van de VGF. Een eerste mogelijkheid om de VGF in te vullen is het moment dat u een beeld van het gezin hebt en doelen voor de behandeling met de gezinsleden opstelt. Vervolgens kan de vragenlijst worden ingevuld op de momenten dat de hulpverlening wordt geëvalueerd; in de jeugdzorg is dit minimaal eens per zes maanden. Bij het tweede en volgende invulmoment neemt u de meest recente situatie in het gezin als uitgangspunt (zie 1.3). Dit biedt de mogelijkheid deze te vergelijken met het eerste invulmoment. Op deze manier worden veranderingen die u in het functioneren van het gezin ziet, systematisch in kaart gebracht. Zowel vooruitgang, stagnaties als achteruitgang worden zichtbaar. Daarnaast kan de vragenlijst ook enige tijd na afsluiting van de hulpverlening worden ingevuld en bij een follow-up worden gebruikt. Een belangrijk aandachtspunt bij het gebruik van de VGF bij de follow-up is dat u over voldoende actuele informatie over het gezin beschikt om de lijst te kunnen invullen. De hulpverlening is dan immers al beëindigd en u zal minimaal het gezin uitgebreid moeten bezoeken om over voldoende actuele informatie te kunnen beschikken. Een voorbeeld Binnen een module Intensief Ambulante Gezinsbehandeling met een duur van zes maanden wordt de VGF op de volgende momenten ingevuld: Eerste invulmoment: 6 weken na aanvang Eerste evaluatie: Na 4 maanden behandeling Eindevaluatie: Afsluiting behandeling na 6 maanden Follow-up meting: 6 maanden na afsluiting 1.3 Hoe vult u de lijst in? De VGF bestaat uit 95 vragen, deze zijn verdeeld over vier delen: Deel A: Algemeen deel Deel B: Deel voor beide ouders Deel M: Deel voor de moeder Deel V: Deel voor de vader Welke delen worden ingevuld is afhankelijk van de samenstelling van het gezin. Wanneer in of buiten het gezin een vader- én een moederfiguur aanwezig zijn, dan vult u alle delen in. Indien alleen een moederfiguur aanwezig is, dan vult u delen A en M in. Indien alleen een vaderfiguur aanwezig is, vult u de delen A en V in. In de vragenlijst wordt gesproken van moeders en vaders, NIZW / PI Research, augustus

12 dit hoeven niet per se de biologische ouders te zijn. In de VGF worden hiermee de personen bedoeld die op dit moment de verzorgende vader- of moederrol vervullen in het gezin. In sommige gevallen kan het voorkomen dat een van beiden (grotendeels) buiten het gezin woont. Welke delen u invult bij welke gezinssamenstelling, is te zien in figuur 2. Figuur 2 Welke delen van de VGF u invult bij verschillende gezinsamenstellingen Vader en moeder nee nee i? Alleen vader i? ja ja Vul de hele lijst in: vraag 1 tot en met 95. Vul alleen de delen A en V in: vraag 1 tot en met 25 en vraag 67 tot en met 95. Alleen moeder aanwezig? ja Vul alleen de delen A en M in: vraag 1 tot en met 25 en vraag 38 tot en met 66. De vragen zijn geformuleerd in de vorm van een stelling, bijvoorbeeld: - De ouders weten doorgaans waar de kinderen zich buiten de school- of crèchetijden bevinden. - De moeder is bereid daadwerkelijk verantwoordelijk te zijn voor het welzijn van de kinderen. U geeft op een vijfpuntsschaal aan in welke mate de stellingen op het gezin van toepassing zijn. Dit doet u door bij elke stelling één van de cijfers van 1 tot en met 5 te omcirkelen. Deze cijfers hebben de volgende betekenis: 1. De uitspraak geldt geheel niet voor dit gezin /deze ouder 2. De uitspraak geldt een beetje voor dit gezin /deze ouder 3. De uitspraak geldt voor dit gezin /deze ouder 4. De uitspraak geldt sterk voor dit gezin /deze ouder 5. De uitspraak geldt zeer sterk voor dit gezin /deze ouder [O Nog nagaan] Sommige vragen lichten we toe in bijlage 1. U kent per vraag een score toe op basis van de situatie in het gezin in het afgelopen half jaar. Hebben er in die voorliggende periode belangrijke veranderingen plaatsgevonden, dan neemt u de meest recente stand van zaken als basis voor de beoordeling. Bij een volgende meting beslaat de beoordelingsperiode de tijd vanaf de vorige meting; deze periode is echter nooit langer dan een half jaar. Twee voorbeelden van scoren De ouders weten doorgaans waar de kinderen zich buiten de school- of crêchetijden bevinden. In gezin X is de afspraak gemaakt dat de kinderen na school eerst naar huis komen om te vertellen wat ze gaan doen of waar ze naar toe gaan. Tijdens een aantal middagbezoeken van de gezinshulpverlener komen de kinderen uit school eerst thee drinken en vertellen wat ze die middag van plan zijn. Score op deze vraag: 5 (geldt zeer sterk) De moeder is bereid daadwerkelijk verantwoordelijk te zijn voor het welzijn van de kinderen. De gezinshulpverlener heeft de indruk dat de moeder in gezin Y nogal in beslag genomen wordt door de problemen in haar familie. Zo kan ze bij het opstellen van een gedragskaart voor haar kind NIZW / PI Research, augustus

13 geen enkele beloning bedenken en een briefje van de school met een oproep voor een ouderavond verdwijnt in de prullenbak. Wel is er sprake van een vast dagritme in het gezin en wordt er elke avond warm gegeten. Score op deze vraag: 2 (geldt een beetje) Belangrijk bij het invullen van de vragenlijst is dat u beschikt over voldoende informatie over het gezin. Indien u bij het invullen (nog) niet over voldoende informatie beschikt om een vraag te kunnen beantwoorden, gebruikt u de optie O Nog nagaan. Wilt u het gebruik van deze score zo veel mogelijk beperken? Deze wordt in het berekenen van de schaalscores namelijk beschouwd als een ontbrekend antwoord. Teveel ontbrekende antwoorden betekenen dat een of meerdere schaalscores niet berekend kunnen worden. Dit vermindert de informatie die u uit de vragenlijst haalt. Een werkwijze die u kunt hanteren om het aantal ontbrekende antwoorden zo laag mogelijk te houden is, de volgende: - U vult de vragenlijst zo volledig mogelijk in. Alleen als u over onvoldoende informatie beschikt, scoort u de optie O Nog nagaan. - In de twee weken daarna verzamelt u de aanvullende informatie, die u nodig hebt om deze vragen een score van 1 tot en met 5 te kunnen geven, in het gezin door middel van observatie of een gesprek. - Binnen twee weken geeft u deze vragen alsnog een score van 1 tot en met 5. - Daarna berekent u de schaalscores. De meeste vragen in de VGF zijn positief geformuleerd. Voor deze vragen geldt de regel: hoe beter de situatie in het gezin, hoe hoger de scores op de verschillende vragen. In de VGF is een aantal gespiegelde vragen opgenomen; deze zijn negatief gesteld (zie bijlage 1). De scoring van deze vragen gaat precies op dezelfde manier. Als deze uitspraak geheel niet geldt voor dit gezin, scoort u een 1; als deze uitspraak zeer sterk geldt voor dit gezin, scoort u een 5. De inhoudelijke betekenis is echter precies omgedraaid. Hoe hoger de score op deze vraag, hoe slechter de situatie in het gezin. Het is dus belangrijk om de vragen in de VGF goed te lezen en niet automatisch hoog te scoren als het goed gaat in het gezin. Gespiegelde vragen scoort u juist laag als het goed gaat! De berekening van de schaalscores houdt rekening met gespiegelde vragen. Een voorbeeld van een gespiegelde vraag - De moeder vindt zichzelf een incompetente, slechte opvoeder. 1.4 Hoe berekent u de verschillende scores? Het berekenen van de verschillende scores kan zowel handmatig gebeuren met behulp van een scoringsformulier als geautomatiseerd met behulp van een computerprogramma. Als eerste worden met de scores op de vragen schaalscores berekend. De vragen uit een schaal zeggen iets over, of meten, eenzelfde begrip. Deze schaalscores berekent u met behulp van de scoringssleutel. Vervolgens zet u deze schaalscores uit op het VGF-profiel; er ontstaat dan een profiel van uw gezin dat te vergelijken is met het gemiddelde IAG-gezin (zie hoofdstuk 3). Tot slot zet u de schaalscores om in een totaalscore; deze geeft een indicatie van het totale gezinsfunctioneren. In het navolgende wordt het handmatig berekenen van de scores uitgelegd. Bij het handmatig berekenen van de scores, controleert u de vragenlijst eerst op ontbrekende antwoorden. Als u binnen twee weken aanvullende informatie hebt verzameld, scoort u de betreffende vragen alsnog van 1 tot en met 5. Het handmatig scoren van de VGF gaat in vier stappen: 1. neem de scores op de vragen over op de scoringssleutel; 2. bereken de schaalscores; NIZW / PI Research, augustus

14 3. zet de schaalscores uit op het profielblad; 4. bereken de totaalscore. Ad. 1 Neem de scores op de vragen over op de scoringssleutel Om de scores op de verschillende schalen van de VGF te berekenen, worden allereerst de scores die u bij elke vraag omcirkeld hebt op de scoringssleutel gezet. - De meeste vragen kunt u rechtstreeks bij de betreffende vraag op de scoringssleutel overnemen. - De gespiegelde vragen moet u omscoren; deze worden cursief aangegeven. Achter het nummer van de vraag staat 6. Dit betekent dat de score op de vraag moet worden omgescoord door de score van het getal zes af te trekken (immers 6 1 = 5, 6 2 = 4, et cetera). Deze omgescoorde score vult u vervolgens op de scoringssleutel in. Figuur 3 De scoringssleutel van de VGF Ad. 2 Bereken de schaalscores Dit gaat als volgt: - Tel per schaal de scores op de vragen bij elkaar op. Zet het totaal in het hokje TOT. - Tel de ontbrekende antwoorden: ontbreken er meer antwoorden dan is aangegeven bij max.mis dan mag geen schaalscore worden berekend. (Ga dan niet verder met het berekenen van de schaalscores van de betreffende schaal.) Trek vervolgens het aantal ontbrekende antwoorden af van het totaal aantal vragen. Zet dit in het hokje aantal vragen. - Deel TOT door aantal vragen en schrijf het resultaat, afgerond op één cijfer achter de komma, in het betreffende hokje (zie het onderste deel van scoringssleutel VGF nr. 1). NIZW / PI Research, augustus

15 Ad. 3 Zet de schaalscores uit op het profielblad Een overzicht van de schaalscores in een plaatje noemen we een profiel. In een profiel ziet u in een oogopslag waar de pieken en de dalen in het functioneren van het gezin liggen. Het uitzetten van de schaalscores op het profielblad gaat als volgt: - Zet de bij de vorige stap berekende schaalscores in de hokjes onderaan het profielblad. - Zet deze schaalscore met een kruisje af in het profiel. - Verbind de kruisjes door middel van een lijn met elkaar. Figuur 4 Het VGF-profiel Ad. 4 Bereken de totaalscore U berekent de totaalscore door alle schaalscores bij elkaar op te tellen en te delen door het aantal schalen. Bij het berekenen van een totaalscore mogen er van de elf schalen maximaal twee schaalscores ontbreken als er een vader én een moeder in het gezin aanwezig zijn. Bij een gezin waarin één ouder aanwezig is, mag er maximaal één van de zes schalen ontbreken om een totaalscore te kunnen berekenen. NIZW / PI Research, augustus

16 Overzicht: Stappen bij het invullen en scoren van de VGF Wie Een professionele hulpverlener die het gezin goed kent en de mogelijkheid heeft ín het gezin te observeren om voldoende informatie over alle gezinstaken van het gezin te verzamelen. Wanneer - In het begin van de hulp bij het stellen van de doelen = eerste invulmoment - Vervolgens bij elke evaluatie Hoe 1. Bepaal welke delen ingevuld moeten worden voor dit gezin. 2. De vragen zijn uitspraken waarvan de invuller met een score van 1 tot en met 5 aangeeft in hoeverre deze van toepassing zijn op het betreffende gezin: 1. De uitspraak geldt geheel niet voor dit gezin 2. De uitspraak geldt een beetje voor dit gezin 3. De uitspraak geldt voor dit gezin 4. De uitspraak geldt sterk voor dit gezin 5. De uitspraak geldt zeer sterk voor dit gezin [O Nog nagaan] 3. Bij (nog) onvoldoende informatie scoort u de optie O Nog nagaan. Procedure bij het scoren van deze optie: - Als u over onvoldoende informatie beschikt O Nog nagaan scoren - In de volgende twee weken aanvullende informatie verzamelen in het gezin door middel van observatie of gesprek - Binnen twee weken deze vragen scoren van 1 tot en met 5 - Daarna schaalscores berekenen Opletten bij gespiegelde vragen: slechtere situatie betekent een hogere score! Uitrekenen verschillende scores: 1. Het overzetten van de scores op de vragen op de scoringssleutel De meeste vragen rechtstreeks op de scoringssleutel overnemen, cursief gedrukte vragen omscoren door de score van het getal zes af te trekken scores invullen op de scoringssleutel. 2. Het berekenen van de schaalscores Dit gaat als volgt: - Per schaal de scores op de vragen bij elkaar optellen hokje TOT - Tel de ontbrekende antwoorden: ontbreken er meer antwoorden dan is aangegeven bij max.mis dan mag geen score worden berekend. (Ga dan niet verder met het berekenen van de schaalscores van de betreffende schaal.) Het aantal ontbrekende antwoorden aftrekken van het totaal aantal vragen hokje aantal vragen. - Deel TOT door aantal vragen en schrijf het resultaat, afgerond op één cijfer achter de komma, in het betreffende hokje. 3. De schaalscores uitzetten op het profielblad. De bij de vorige stap berekende schaalscores in de hokjes onderaan het profielblad zetten en de scores met een kruisje afzetten in het profiel kruisjes door middel van een lijn met elkaar verbinden. 4. Het berekenen van de totaalscore - De totaalscore: alle schaalscores bij elkaar optellen en delen door het aantal schalen. Maximaal twee schaalscores mogen ontbreken bij een gezin met een vader én een moeder, maximaal één schaalscore mag ontbreken bij een gezin met een ouder. NIZW / PI Research, augustus

17 2 De structuur van de VGF 2.1 Van vragen naar schalen naar totaalscore De vragen van de VGF kunnen in elf schalen worden ondergebracht. Iedere schaal bevat vragen waarvan uit statistische analyses is gebleken dat ze iets zeggen over eenzelfde begrip; eenzelfde begrip meten (zie deel 2 voor de verantwoording). De structuur van de VGF ziet er als volgt uit. Figuur 5 De schalen van de VGF gekoppeld aan de delen Deel A Basiszorg Sociale contacten Opvoedingsvaardigheden - moeder Deel M Veiligheid in het gezin - moeder Jeugdbeleving - moeder Totaalscore Individueel funtioneren - moeder Opvoedingsvaardigheden - vader Deel V Veiligheid in het gezin - vader Jeugdbeleving - vader Individueel functioneren - vader Deel B Partnerrelatie In de tabellen 1 tot en met 7 staan per schaal de bijbehorende vragen. Een sterretje (*) bij een vraag betekent dat de vraag negatief geformuleerd is. Het cijfer dat u toekent, wordt dan omgescoord. Na het omscoren duidt een hoge score op adequaat functioneren, net als bij de positief geformuleerde vragen. NIZW / PI Research, augustus

18 Tabel 1 De vragen bij de schaal Basiszorg (Deel A) Nummer 1. Basiszorg vraag Het gezin als geheel leeft in een betrekkelijk vast dagritme. Als de ouders van huis zijn, in de avond bijvoorbeeld, zorgen ze dat er toezicht is op de kinderen, bijvoorbeeld via de buren of een oppas (indien dat nodig te achten is gezien hun leeftijd). Het gezin als geheel onderneemt regelmatig gezamenlijke activiteiten. De kleren van de kinderen zien er redelijk verzorgd uit. De woning is van behoorlijke kwaliteit. De ouders besteden voldoende aandacht aan de lichamelijke verzorging van de kinderen. De woning ziet er verzorgd uit. De ouders weten doorgaans waar de kinderen zich buiten de school- of crêchetijden bevinden. De ouders onderhouden die contacten met de school, crèche of peuterspeelzaal, die in het belang van het kind nodig zijn. De ouders kunnen goed met geld omgaan. Maaltijden worden op redelijk vaste tijden gebruikt. De kinderen dragen kleren die passen bij het weer. De woning biedt voldoende woonruimte gegeven het aantal gezinsleden. De ouders hechten waarde aan de tandverzorging van de kinderen. De kwaliteit van de huishoudelijke voorzieningen in de woning is goed. Het gezin gebruikt regelmatig warme maaltijden. Er is sprake van een gepaste regelmaat in de tijd van slapengaan van de kinderen. (Gepast wil zeggen: passend bij wat de kinderen gezien hun leeftijd aan regelmatige slaap nodig hebben.) Tabel 2 De vragen bij de schaal Sociale contacten (Deel A) Nummer 2. Sociale contacten vraag Het is herrieachtig en rumoerig in het gezin (bijvoorbeeld een tv of radio die steeds aanstaat).* De ouders zijn tevreden over de hulp die ze tot nog toe hebben gehad van hulpverleningsinstellingen. De ouders weten op een goede manier vorm te geven aan hun contacten met officiële instanties. (Ambtelijke instanties zoals Sociale Dienst of Gemeentelijke Dienst Herhuisvesting.) Het gezin heeft voldoende contacten in de buurt. Er zijn financiële schulden die - naar het beleven van het gezin - ernstig drukken.* Gezinsleden hebben vaak conflicten in de buurt.* Er zijn in voldoende mate contacten met familieleden of kennissen. Er zijn vaak conflicten met familieleden of kennissen.* NIZW / PI Research, augustus

19 Tabel 3 De vragen bij de schaal Opvoedingsvaardigheden (Deel M en Deel V) Nummer 3. Opvoedingsvaardigheden - moeder/vader vraag M V De moeder/vader heeft oog voor wat de kinderen aan aandacht en steun nodig hebben. De moeder/vader beleeft plezier aan haar omgang met één of meer van de kinderen. De moeder/vader onderneemt regelmatig activiteiten met de kinderen. De moeder/vader creëert voor de kinderen een positieve sfeer. De moeder/vader beloont de kinderen en moedigt hen voldoende aan. De moeder/vader biedt de kinderen die ordening en structuur die zij nodig hebben. De moeder/vader activeert de kinderen op adequate wijze (bijvoorbeeld door het geven van geschikte taken of door dingen voor te doen). De moeder/vader biedt de kinderen adequaat leiding (in de zin van ingrijpen, corrigeren, aanspreken op gemaakte afspraken). De moeder/vader overschat haar/zijn kwaliteiten als opvoeder.* De moeder/vader heeft buitenshuis bezigheden waar zij/hij plezier aan beleeft. (Werk, club of andere activiteiten.) De moeder/vader is bereid om daadwerkelijk verantwoordelijk te zijn voor het welzijn van de kinderen. De moeder/vader lijkt haar/zijn situatie goed aan te kunnen. De moeder/vader legt op aardige wijze contact met de kinderen. De moeder/vader stelt plannen of regels ten aanzien van de kinderen op flexibele wijze bij wanneer de situatie dit vereist. Tabel 4 De vragen bij de schaal Veiligheid in het gezin (Deel M en Deel V) Nummer 4. Veiligheid in het gezin - moeder/vader vraag M V De kinderen krijgen van de moeder/vader voldoende ruimte om zichzelf te zijn. De moeder/vader is hardhandig in de omgang met één of meerdere kinderen.* De moeder/vader heeft binnenshuis bezigheden voor zichzelf waar zij/hij plezier aan beleeft. Er is sprake van een vermoeden van seksuele contacten van de moeder/vader met één of meer kinderen.* Er is sprake van een vermoeden dat de moeder/vader (één van) de kinderen fysiek mishandelt en/of verwaarloost.* De moeder/vader geeft te kennen dat zij/hij uithuisplaatsing van (één van) de kinderen gewenst vindt.* Tabel 5 De vragen bij de schaal Jeugdbeleving (Deel M en Deel V) Nummer 5. Jeugdbeleving moeder/vader vraag M V De moeder/vader is als kind door haar/zijn ouders tekort gedaan (bijvoorbeeld: verwaarlozing, mishandeling, sterk inperkende opvoeding).* De moeder/vader is positief gestemd over haar/zijn eigen jeugd. De moeder/vader is positief gestemd over de relatie die haar/zijn eigen ouders met elkaar hadden, toen zij/hij nog een kind was. De moeder/vader vindt dat haar/zijn eigen ouders goed voor haar/hem zijn geweest. NIZW / PI Research, augustus

20 Tabel 6 De vragen bij de schaal Individueel functioneren (Deel M en Deel V) Nummer 6. Individueel functioneren - moeder/vader 1 vraag M V De moeder/vader laat zich teveel gaan in de manier waarop zij/hij haar/zijn gevoelens uit ten opzichte van de kinderen.* De moeder/vader vindt zichzelf een incompetente, slechte opvoeder.* De moeder/vader heeft moeite om de kinderen te begrijpen.* Er zijn problemen met de lichamelijke gezondheid van de moeder/vader (inclusief handicaps).* De moeder/vader heeft psychische/psychosociale problemen (inclusief: verslaving aan alcohol of drugs).* Tabel 7 De vragen bij de schaal Partnerrelatie (Deel B) Nummer 7. Partnerrelatie vraag Beide ouders weten een evenwicht te vinden tussen enerzijds dat wat ze samen doen en delen (bijvoorbeeld tijd die ze samen doorbrengen, gedeelde interesses en opvattingen) en anderzijds dat wat elk van hen beiden individueel doet. De ouders voelen zich door elkaar gesteund in hun zorg voor de kinderen. De partners zijn tevreden over de wijze waarop de huishoudelijke taken zijn verdeeld. De ouders overleggen in voldoende mate over de opvoeding van de kinderen. Beide partners zijn tevreden over hun relatie. Het overleg tussen de ouders over de opvoeding van de kinderen verloopt in een harmonieuze sfeer. Er is bij één of beide ouders sprake van twijfel over het wel of niet met elkaar verder willen leven.* In de manier waarop de ouders omgaan met de kinderen trekken ze samen op een goede manier één lijn. De vader is ontevreden over de seksuele relatie met zijn partner.* De vader voelt zich door zijn partner gewaardeerd. De moeder is ontevreden over de seksuele relatie met haar partner.* De moeder voelt zich door haar partner gewaardeerd. Tot slot kunt u de totaalscore op de VGF bepalen door het gemiddelde van de zes of elf schalen te berekenen. 1 De betrouwbaarheid van de schaal Individueel functioneren is bij de vader te laag ( =0.26, zie deel 2). Wees daarom zeer terughoudend met het trekken van conclusies op basis van een score op deze schaal! NIZW / PI Research, augustus

21 3 Het gebruik van de VGF 3.1 Een omschrijving van de schalen De scores van de VGF kunnen op verschillende manieren worden gebruikt. In de volgende paragrafen wordt ingegaan op het gebruik van de scores bij individuele gezinnen. De scores op de VGF kunnen daarnaast ook van dienst zijn bij het analyseren van gegevens over groepen gezinnen door onderzoekers of managers op instellingsniveau of op landelijk niveau. Deze kunnen bijvoorbeeld gebruikt worden in evaluatieonderzoek (zie voor een nadere uitwerking hiervan bijvoorbeeld De Kemp, Veerman en Ten Brink, 1998a). Een globale omschrijving van de inhoud van de verschillende schalen vindt u in tabel 8. Tabel 8 Een globale omschrijving van de inhoud van de elf schalen Basiszorg - De mate waarin er regelmaat in de dagstructuur van het gezin aanwezig is. - De mate waarin de kwaliteit van de leefomgeving van het gezin (woning, kleren, eten) en de verzorging voldoende is. - De mate waarin de ouders zorgen voor toezicht op hun kinderen. Sociale contacten - De mate waarin het gezin contacten heeft met officiële instanties, in de buurt en met familie en kennissen. - De mate van ondersteuning die het gezin van deze partijen ervaart. Opvoedingsvaardigheden - moeder/vader - De mate waarin de moeder/vader oog heeft voor en biedt wat de kinderen nodig hebben. - De mate waarin de moeder/vader de kinderen activeert en beloont. - De mate waarin de moeder/vader een positieve sfeer weet te creëren en plezier beleeft aan de kinderen. - De mate waarin de moeder/vader de kinderen leiding, ordening en structuur geeft en zich verantwoordelijk voelt voor de kinderen. Veiligheid in het gezin moeder/vader - De mate waarin er geen sprake is (van vermoedens) van mishandeling en/of seksueel misbruik. - De mate waarin de moeder/vader de hiërarchische grenzen in het gezin kan hanteren. - De mate waarin de moeder/vader geen wens uiten/hebben tot uithuisplaatsing van het (de) kind(eren). Jeugdbeleving - moeder/vader - De mate waarin de moeder/vader positief gestemd is over haar/zijn jeugd. - De mate waarin de moeder/vader vindt dat haar/zijn ouders het goed hebben gedaan. Individueel functioneren - moeder/vader - De mate waarin de moeder/vader zich lichamelijk en psychisch gezond voelt. - De mate waarin de moeder/vader de situatie in het gezin lijkt aan te kunnen. - De mate waarin de moeder/vader zichzelf competent vindt de situatie aan te kunnen. Partnerrelatie - De mate waarin de ouders zich door elkaar gesteund en gewaardeerd voelen. - De mate waarin er overleg is tussen de ouders en zij op één lijn zitten. - De mate waarin de ouders tevreden zijn over hun relatie. NIZW / PI Research, augustus

22 3.2 De VGF als hulpmiddel bij het verzamelen en analyseren van informatie De VGF kan in de eerste plaats behulpzaam zijn in de fase van het verzamelen en analyseren van informatie. Op een aantal manieren kunnen de scores helpen een beeld van de problematiek in het gezin te vormen en om samen met het gezin tot doelen te komen. 1. De totaalscore: is thuisbehandeling wel mogelijk en/of nodig? De totaalscore geeft een indicatie van de ernst van de situatie in het gezin. Een hoge score duidt op relatief weinig problemen en een lage score op relatief veel problemen. Bij relatief veel problemen is het zaak dat u expliciet met de teamleider of werkbegeleider nagaat of intensieve thuisbehandeling een afdoende aanbod is of dat aanvullende hulpverlening nodig is. Wellicht kan het kind beter elders behandeld worden. Uit het onderzoek blijkt dat bij een totaalscore onder 2.69 deze vraag relevant is. Bij relatief weinig problemen, ofwel een totaalscore boven de 3.55 is het goed om na te gaan of intensieve thuisbehandeling in het betreffende gezin niet te veel van het goede is. Misschien is het gezin ook geholpen met een minder intensieve vorm van hulpverlening. Kortom: - Als de totaalscore van uw gezin onder de 2.69 ligt: is gezinsbehandeling wel mogelijk, is er aanvullende hulpverlening nodig voor bijvoorbeeld het individueel functioneren van de ouder(s)? - Als de totaalscore van uw gezin boven de 3.55 ligt: is deze intensieve hulp wel nodig in dit gezin of is een lichtere vorm mogelijk? 2. Op schaalniveau toont het profiel van de VGF uw visie op het (huidige) functioneren van het gezin. Dit kan een hulpmiddel zijn bij het stellen van doelen in het gezin. Het profiel van de VGF is een manier om uw beeld van het gezin te systematiseren en te bespreken met collega s, teamleider of met het gezin. Op het profielformulier ziet u twee profielen voorgedrukt. Dit geeft het gebied aan (een standaarddeviatie boven en onder de gemiddelde scores) waarbinnen de gezinnen van intensieve ambulante gezinsbehandeling (IAG) op de betreffende schalen scoren. U kunt zien of de schaalscores van uw gezin liggen binnen de groep van IAGgezinnen, of eronder en dus minder problematisch of erboven en daarmee meer problematisch zijn. Bedenk daarbij dat u uw gezin vergelijkt met een groep IAG-gezinnen en niet met zogenoemde normale gezinnen! De VGF is bij het stellen van de doelen als een checkmiddel te gebruiken. Hierbij kunt u de volgende twee vragen stellen. - Zijn de doelen gesteld op de aandachtspunten in het gezin; op de schalen die binnen of onder de IAG-gezinnen scoren ofwel extreem laag scoren? - Zijn de schalen die boven de IAG-gezinnen scoren, ofwel extreem hoog, te gebruiken als krachten in het gezin? Indien op deze gebieden doelen zijn gesteld, vraag uzelf dan af of die wel nodig zijn. 3. Tot slot kan het zinvol zijn op het niveau van de vragen de VGF te bekijken. U kunt vragen afzonderlijk analyseren door alle vragen die laag of juist hoog scoren eruit te lichten. Met name als u de VGF geautomatiseerd invult, is dit een optie. U kunt alle vragen met een bepaalde score apart uitdraaien en zo de aandachtspunten en krachten in het gezin in kaart brengen. Het is denkbaar dat in toekomstig onderzoek uit de klinische praktijk een aantal veel voorkomende profielen van gezinnen kunnen worden onderscheiden. Deze kunnen dan richting geven aan de beeldvorming rond het gezin en behulpzaam zijn bij het bepalen van de doelstellingen van de behandeling. Mogelijk kunnen dan op grond van het type gezin aanwijzingen worden gegeven welke middelen en technieken wel en niet werkzaam zijn. NIZW / PI Research, augustus

23 3.3 De VGF als hulpmiddel bij het evalueren van behandelingen Bij elke evaluatie kan het zinvol zijn de VGF opnieuw in te vullen. U kunt dan de verschillende meetmomenten met elkaar vergelijken en bezien of er vooruitgang, stagnatie of achteruitgang te zien is. Een aantal vragen is daarbij te stellen: - Op welke schalen zijn de scores hoger en heeft het gezin dus vooruitgang geboekt? Zijn er schalen waarop het gezin het eerste invulmoment onder de IAG-gezinnen scoorde, ofwel extreem laag, en nu binnen de grijze band van IAG gezinnen? Zijn er schalen waarbij de score hoger is geworden en misschien zelfs boven de band van IAG-gezinnen scoren? - Zijn de scores op de schalen die krachten vormden, hoog gebleven? - Welke schaalscores blijven laag of scoren lager dan de vorige meting? Wordt daar in het vervolg van de hulpverlening aandacht aan besteed? In de evaluatie staat centraal of de behandeling zich op de goede gebieden richt, met andere woorden; zit u op de goede weg? Vaak is in een behandeling vooruitgang op een aantal gebieden te zien en weinig of geen vooruitgang op andere gebieden. Een overweging kan dan zijn in het vervolg van de behandeling juist op deze laatste gebieden extra impulsen en middelen in te zetten. 3.4 De VGF in gebruik; een praktijkvoorbeeld In deze paragraaf wordt het gebruik van de VGF met een voorbeeld toegelicht. Het gezin Vriends woont in een buitenwijk van een middelgrote stad. Het gezin bestaat uit vader, moeder en drie zoontjes; Kelvin van 7 jaar, Patrick van 4 jaar en Dinand van bijna 2 jaar. Het gezin is aangemeld vanwege een dreigende uithuisplaatsing van Kelvin en Patrick. De casemanager van het Bureau Jeugdzorg stelt bij de aanvang van intensieve orthopedagogische gezinsbehandeling de volgende twee doelen: - De ouders zijn in staat duidelijke grenzen te stellen aan de kinderen en er zijn geen coalities meer in het gezin. - De ouders hebben overeenstemming over de taakverdeling in de opvoeding van de kinderen en trekken daarin één lijn. Situatie bij aanvang Het gezin woont in een eengezinswoning. Moeder zorgt ervoor dat het huis er opgeruimd en gezellig uitziet. Er is een regelmatig dagritme in het gezin en de ouders zijn goed in staat de financiën te beheren. De ouders leiden een tamelijk geïsoleerd leven in de buurt. Ze voelen zich er niet helemaal thuis. Zo laten ze de kinderen niet in de buurt spelen omdat ze dat niet verantwoord vinden. Andere kinderen spelen wel in de buurt. Moeder zegt af en toe dat ze wel zou willen verhuizen, maar echt concrete plannen zijn er niet. Moeder heeft vriendinnen waarmee ze koffie drinkt en soms gaan de ouders samen uit. Ook zijn er contacten met een aantal familieleden. Moeder gaat bijvoorbeeld bijna dagelijks op bezoek bij haar moeder, met haar heeft ze een zeer sterke band. Vader heeft minder sociale contacten. Vader werkt als steigerbouwer en hij doet dit werk graag. Moeder heeft gewerkt als schoonmaakster tot ze kinderen kreeg. Nu werkt ze nog af en toe buitenshuis. Ze heeft altijd met plezier gewerkt maar vindt dat ze het nu niet kan combineren met de opvoeding van de kinderen. Moeder is in haar jeugd vaak geconfronteerd met lichamelijke mishandeling van haar moeder door haar vader. Ze heeft altijd geprobeerd haar moeder daar tegen te beschermen, hetgeen haar als kind niet lukte. Ze neemt dat haar vader nog steeds kwalijk. Dit is volgens haar een van de redenen dat ze zo n sterke band heeft met haar moeder. Ze voelt zich ook nu nog vaak niet begrepen door familieleden, haar partner en directe omgeving. Haar relatie met vader werd in eerste instantie ook NIZW / PI Research, augustus

24 niet geaccepteerd door zijn ouders. Sinds een jaar is er geen contact meer met de ouders van vader. De ouders hebben een traditionele taakverdeling. Vader werkt buitenshuis en moeder is verantwoordelijk voor de gang van zaken ín huis. Er zijn veel spanningen geweest tussen de ouders. Zo vond moeder dat vader zich onvoldoende inzette op zijn werk. Op een gegeven moment dreigde zijn dienstverband te worden beëindigd. Moeder heeft toen gezegd hem te zullen verlaten als dit gebeurde. Verder zijn er in hun relatie al langere tijd seksuele problemen. Moeder wil daar graag aan werken omdat ze nu het gevoel heeft dat vader niet meer van haar houdt. Vader zegt nog wel van haar te houden, maar hij vindt het moeilijk initiatief te nemen en vaak is hij moe als gevolg van zijn fysiek zware werk. Daarnaast zou moeder graag zien dat vader zich actiever opstelt in de opvoeding van de kinderen en haar daar meer in ondersteunt. Vader zegt daarop dat moeder hem vaak te snel af is. Moeder heeft een erg sterke band met Kelvin en Dinand opgebouwd. Ze heeft hard gevochten om een uithuisplaatsing van Kelvin te voorkomen. Vader vond een uithuisplaatsing wel een oplossing voor hun problemen maar hij sloot aan bij wat moeder wilde. Kelvin heeft 2,5 jaar een Medisch Kleuter Dagverblijf bezocht vanwege gezondheids- en gedragsproblemen. Hij vertoonde veel kenmerken van een geparentificeerd kind. Zo helpt hij de ouders nogal eens bij het uitvechten van een conflict en bemoeit hij zich veel met zijn beide broertjes. Kelvin kan erg agressief zijn tegen Patrick. Als hij zijn zin niet krijgt, kan hij moeder flink uitschelden of trappen en slaan naar zijn broertjes of een voorwerp. De ouders begrenzen de kinderen door ze voortdurend straf op straf te geven als ze niet snel genoeg doen wat hen gevraagd is. Patrick plast nog in zijn broek en draagt s nachts een luier. Dinand is erg op moeder gericht en kruipt vaak bij haar op schoot. De hulpverlener vult een VGF in voor het gezin Vriends, berekent de verschillende scores en zet de schaalscores uit op het profielblad. Figuur 6 De ingevulde scoringssleutel bij aanvang van het gezin Vriends NIZW / PI Research, augustus

25 Figuur 7 Het VGF-profiel bij aanvang van het gezin Vriends De totaalscore van het gezin is 2.7, dit ligt aan de bovengrens van de IAG-gezinnen. Hieruit kan geconcludeerd worden dat het gezin geïndiceerd lijkt voor intensieve thuisbehandeling. Als eerste laat het profiel zien dat de schalen Basiszorg en Sociale contacten aandachtspunten zijn in dit gezin; deze liggen binnen de IAG-marge. De ouders vinden het moeilijk regels in huis te stellen en de kinderen te begrenzen. Het gezin leidt in hun buurt een geïsoleerd leven. De Opvoedingsvaardigheden van moeder en vader scoren iets boven het gemiddeld IAG-gezin. Dit is te beschouwen als krachten van beide ouders waarvan gebruik kan worden gemaakt in de hulpverlening. Verder is te zien dat beide ouders met name laag scoren op de schalen Individueel functioneren en Jeugdbeleving. Beide hebben negatieve jeugdervaringen die nu nog doorwerken in de relatie die ze met hun ouders hebben. Met de ouders van vader is zelfs helemaal geen contact meer. Met name moeder geeft aan veel moeite te hebben hiermee om te gaan. Beide ouders voelen zich niet in staat om hun situatie het hoofd te bieden. Daarnaast vinden ze het moeilijk zich in te leven in hun kinderen (Individueel functioneren). Uit de schaal Veiligheid in het gezin blijkt dat beide ouders moeite hebben de hiërarchische grenzen in het gezin te hanteren. Moeder is echter heel stellig in het feit dat ze Kelvin koste wat het kost thuis wil houden. De score op de schaal Partnerrelatie ligt tussen de IAG-grenzen. De problemen die de ouders ervaren in hun relatie en in het afstemmen van de opvoeding van de kinderen zijn in deze score terug te zien. Na zes weken stelden de ouders samen met de hulpverlener de volgende doelen op: 1. De ouders willen leren duidelijk en consequent naar de kinderen te zijn. 2. De ouders willen leren de kinderen aan te spreken op gewenst gedrag. 3. De ouders willen een onderlinge afstemming ten aanzien van de taakverdeling in de opvoeding. 4. De ouders willen de kinderen leren op een goede manier te reageren als ze iets niet mogen. 5. De ouders helpen de kinderen zich te houden aan de regels in huis. NIZW / PI Research, augustus

26 Uit de doelen blijkt dat er met name gewerkt gaat worden aan de opvoedingsvaardigheden en het afstemmen hiervan tussen de ouders. Dit om de hiërarchie in het gezin te herstellen en de ouders vaardigheden in handen te geven hun kinderen op hun niveau aan te spreken en te begrenzen. Voortgang van de behandeling bij de eerste tussenevaluatie na 4 maanden Na vier maanden vindt er een tussentijdse evaluatie van de hulpverlening plaats. De hulpverlener vult dan opnieuw een VGF in. Wanneer dit tweede profiel vergeleken wordt met de eerste, is op een aantal schalen vooruitgang te zien. Figuur 8 Het VGF-profiel bij de tussentijdse evaluatie van het gezin Vriends Het meest opvallende is dat de score op de schaal Basiszorg bijna een punt hoger is en daarmee boven het gemiddelde IAG-gezin scoort. De hulpverlener ziet duidelijk een vooruitgang in het hanteren van de dagelijkse routine en huisregels door de ouders. Ook op Sociale contacten scoort het gezin iets hoger, de hulpverlener neemt ook op dit punt een lichte vooruitgang waar. Zo durfden de ouders de kinderen een aantal keren in de buurt te laten spelen. Daarnaast is de vooruitgang die de hulpverlener ziet in de vaardigheden van beide ouders om hun kinderen te instrueren en te begrenzen ook in het profiel terug te zien. Beide scoren op de schaal Opvoedingsvaardigheden een aantal tienden hoger. De schaal Veiligheid in het gezin blijft bij beide ouders onder het gemiddelde IAG-gezin. De hulpverlener concludeert samen met de ouders dat de behandeling op de goede weg is. De scores van beide ouders op de schalen Jeugdbeleving en Individueel functioneren blijven zorgelijk laag. Tijdens de tussenevaluatie besluiten de ouders samen met de hulpverlener hier in een aantal gesprekken aandacht aan te besteden. Misschien willen de ouders hiermee aan de slag door bijvoorbeeld een aanvullende vorm van hulpverlening voor zichzelf in te schakelen. Er is een vooruitgang te zien op de schaal Partnerrelatie. Ook dit herkent de hulpverlener; de ouders zijn in de afgelopen maanden meer gaan overleggen over de opvoeding van de kinderen. NIZW / PI Research, augustus

27 4 Vijf kritische opmerkingen over de VGF 1) Ik kan in het profiel van de VGF niet zien of er sprake is van gedragsproblemen of een handicap bij het kind. De VGF geeft niet aan of de opvoedingsstijl van de ouders past bij de problematiek van het kind. Inderdaad, niet op alle vragen die over een gezin te stellen zijn, geeft het profiel van de VGF een antwoord. Het profiel van de VGF geeft een beeld van het functioneren van het gezin op een aantal taken en van een aantal gezinskenmerken. De VGF zal vaak onderdeel zijn van een breder diagnostisch instrumentarium. Al deze instrumenten leveren informatie over het gezin en de gezinsleden vanuit verschillende invalshoeken op. Gezamenlijk geeft dit alles een beeld van het gezin. Een enkel instrument zal nooit kunnen wat al deze instrumenten gezamenlijk wel kunnen: een zo volledig mogelijk beeld geven van de problematiek van het gezin en aanknopingspunten voor de behandeling. 2) Na de eerste periode van de behandeling heb ik niet genoeg informatie over het gezin om de VGF te kunnen invullen. De optie O Nog nagaan kan hierbij houvast bieden. Voor het stellen van de doelen in het gezin vult u de VGF in. Vervolgens markeert u de vragen waar u de optie O Nog nagaan hebt gebruikt. Over deze onderwerpen moet u nog informatie inwinnen in het gezin door middel van observaties of een gesprek. Op deze manier fungeert de VGF als checklist van onderwerpen die aan de orde kunnen komen bij het verzamelen van informatie in het gezin. 3) Wat voegt de VGF nu toe aan wat ik toch al weet van het gezin? De VGF biedt een manier om alle informatie waarover u beschikt op een gestandaardiseerde manier op een rijtje te zetten. Deze systematische informatie is vervolgens bespreekbaar met collega s en de teamleider. Zij kunnen aangeven of het beeld dat de VGF over het gezin geeft volgens hen overeenkomt met het beeld dat gedurende verschillende overleggen is ontstaan. Tevens kan dit beeld teruggekoppeld worden aan de gezinsleden om te checken of zij zichzelf hierin herkennen. Ook kunt u deze informatie leggen naast informatie die u met behulp van andere instrumenten over het gezin hebt verkregen. Dit om te checken of er een coherent en consistent beeld over het gezin ontstaat, dat de basis vormt voor de behandeling. 4) Er is veel verschil in beoordeling van situaties tussen hulpverleners: sommige beoordelen een bepaalde situatie met een 3, terwijl andere dezelfde situatie scoren met een 4 of zelfs een 5. Dit kan inderdaad gebeuren. Denk niet te lang na over het antwoord en scoor zo veel mogelijk uw eerste gedachte. Probeer daarnaast uw scores zo veel mogelijk te differentiëren. Dit geeft ook op de schaalscores een genuanceerder beeld en voorkomt dat alle gezinnen telkens rond het gemiddelde scoren. Het is goed om eenduidigheid in het gebruik van de scores bij hulpverleners na te streven. Zo kunnen meerdere hulpverleners, die bijvoorbeeld samen een gezin behandeld hebben, afzonderlijk de VGF voor dit gezin invullen en de scores met elkaar vergelijken. 5) Sommige vragen zijn onduidelijk en moeilijk te scoren. Dat klopt. Toch kunnen deze vragen een waardevolle bijdrage leveren aan het beeld van het functioneren van een gezin. Daarom zijn deze vragen niet verwijderd uit de vragenlijst. In bijlage 1 is bij een aantal vragen uit de VGF een toelichting in andere woorden gegeven. NIZW / PI Research, augustus

28 Bijlage 1.1: Toelichting op een aantal vragen uit de VGF Deel A 4. Het is herrieachtig en rumoerig in het gezin (bijvoorbeeld een tv of radio die steeds aanstaat). 7. De woning is van behoorlijke kwaliteit. Deze vraag betreft de technische staat van het huis; dus ziet het huis er goed uit, is het niet vervallen en dergelijke. 10. De woning ziet er verzorgd uit. Het huis is (erg) schoon en netjes en is ingericht met verzorgd en heel meubilair. Als het huis dwangmatig schoon en netjes is, zodat de kinderen nergens meer aan mogen zitten, scoort u op deze vraag een 5. Bij andere vragen komen de mogelijke negatieve gevolgen van deze dwangmatigheid tot uitdrukking (bijvoorbeeld in vraag 40 De kinderen krijgen van de moeder/vader voldoende ruimte zichzelf te zijn). 16. Er zijn financiële schulden die naar het beleven van het gezin erg belastend zijn. 21. De kwaliteit van de huishoudelijke voorzieningen in de woning is goed. Het gezin beschikt over de noodzakelijke huishoudelijke voorzieningen zoals een koelkast en een wasmachine en deze zijn te gebruiken. Deel B 29. De ouders overleggen in voldoende mate over de opvoeding van de kinderen. De ouders nemen de tijd om met elkaar zaken rond de opvoeding te bespreken, hierover te overleggen en afspraken te maken. 31. Het overleg tussen de ouders over de opvoeding van de kinderen verloopt in een harmonieuze sfeer. Als de ouders overleggen, gebeurt dit zonder veel ruzie en/of schelden, maar in een harmonieuze sfeer. 33. In de manier waarop de ouders omgaan met de kinderen trekken ze samen op een goede manier één lijn. De ouders hanteren dezelfde afspraken naar de kinderen toe en stellen bijvoorbeeld geen tegengestelde eisen aan hetzelfde kind. 35. De vader voelt zich door zijn partner gewaardeerd. Waardering voor elkaar kan blijken uit het feit dat de ouders elkaar complimenten maken, vertellen wat de ander goed kan, aardig zijn voor elkaar of lichamelijke genegenheid tonen. 37. De moeder voelt zich door haar partner gewaardeerd. Waardering voor elkaar kan blijken uit het feit dat de ouders complimenten naar elkaar maken, vertellen wat de ander goed kan, aardig zijn voor elkaar of lichamelijke genegenheid tonen. Deel M 39. De moeder heeft oog voor wat de kinderen aan aandacht en steun nodig hebben. Dit kan bijvoorbeeld blijken uit het feit dat de moeder de kinderen aandacht geeft als ze verdrietig of boos zijn. NIZW / PI Research, augustus

29 40. De kinderen krijgen van de moeder voldoende ruimte om zichzelf te zijn. De moeder heeft niet bij voorbaat allerlei hoge verwachtingen van de kinderen of een beeld waaraan zij moeten voldoen. Als ze deze wel heeft, scoor dan 1 of De moeder is hardhandig in de omgang van één of meerdere kinderen. Als de moeder de kinderen regelmatig stevig vastpakt of een tik geeft, scoor dan een De moeder beleeft plezier aan haar omgang met één of meer van de kinderen. De moeder vindt het leuk om met de kinderen om te gaan, ze geniet er zelf ook van. 43. De moeder laat zich teveel gaan in de manier waarop zij haar gevoelens uit ten opzichte van de kinderen. De moeder is nogal eens te emotioneel tegen de kinderen of bespreekt zaken met de kinderen waarvoor zij nog te jong zijn. 45. De moeder creëert voor de kinderen een positieve sfeer. De moeder zorgt ervoor dat de omgeving thuis is ingericht op de kinderen, bijvoorbeeld door een eigen slaapkamer voor het kind of een speelhoek in de kamer. De moeder geeft de kinderen knuffels en positieve aandacht. 46. De moeder beloont de kinderen en moedigt hen voldoende aan. De moeder geeft de kinderen complimenten bij gewenst gedrag en moedigt ze aan iets te ondernemen of te doen. 48. De moeder biedt de kinderen de ordening en structuur die zij nodig hebben. De moeder zorgt voor een dagritme en voor duidelijke regels en afspraken in huis. 51. De moeder is positief gestemd over haar eigen jeugd. De moeder spreekt in positieve termen over haar jeugd, waaruit blijkt dat het voor haar een plezierige tijd was. 52. De moeder overschat haar kwaliteiten als opvoeder. De moeder dénkt dat ze beter opvoedt dan u observeert in het gezin. 54. De moeder is bereid daadwerkelijk verantwoordelijk te zijn voor het welzijn van de kinderen. De moeder is bereid dingen voor haar kinderen te regelen en zich in te zetten voor hun welzijn. 55. De moeder vindt zichzelf een incompetente, slechte opvoeder. De moeder vindt van zichzelf dat ze niet kan opvoeden, het gaat hier om wat de moeder zelf vindt en niet om uw mening (in tegenstelling tot bijvoorbeeld vraag 52). 56. De moeder heeft moeite om de kinderen te begrijpen. De moeder heeft moeite zich in te leven op het niveau van haar kinderen. 58. Er is sprake van een vermoeden van seksuele contacten van de moeder met één of meer kinderen. Scoor hier 1 tot 4 voor een minder sterk of sterker vermoeden en 5 indien het vermoeden reeds bevestigd is. NIZW / PI Research, augustus

30 59. Er is sprake van een vermoeden dat de moeder (één van) de kinderen fysiek mishandelt en/of verwaarloost. Scoor hier 1 tot 4 voor een minder sterk of sterker vermoeden en 5 indien het vermoeden reeds bevestigd is. 62. De moeder lijkt haar situatie goed aan te kunnen. De moeder is daadwerkelijk in staat de situatie aan te kunnen en wordt niet overspoeld door allerlei problemen. Het gaat hier om uw visie. 64. De moeder legt op aardige wijze contact met de kinderen. De moeder spreekt de kinderen vriendelijk en liefdevol aan. 66. De moeder vindt dat haar eigen ouders goed voor haar zijn geweest. Het gaat hier om wat de moeder ervan vindt en niet wat u observeert uit bijvoorbeeld de voorbeelden die ze geeft. Deel V 68. De vader heeft oog voor wat de kinderen aan aandacht en steun nodig hebben. Dit kan bijvoorbeeld blijken uit het feit dat de vader de kinderen aandacht geeft als ze verdrietig of boos zijn. 69. De kinderen krijgen van vader voldoende ruimte om zichzelf te zijn. De vader heeft niet bij voorbaat allerlei hoge verwachtingen van de kinderen of een beeld waaraan zij moeten voldoen. Als hij dit wel heeft, scoor dan 1 of De vader is hardhandig in de omgang van één of meerdere kinderen. Als de vader de kinderen regelmatig stevig vastpakt of een tik geeft, scoor dan een De vader beleeft plezier aan zijn omgang met één of meer van de kinderen. De vader vindt het leuk om met de kinderen om te gaan, hij geniet er zelf ook van. 72. De vader laat zich teveel gaan in de manier waarop hij zijn gevoelens uit ten opzichte van de kinderen. De vader is nogal eens te emotioneel tegen de kinderen of bespreekt zaken met de kinderen waarvoor zij nog te jong zijn. 74. De vader creëert voor de kinderen een positieve sfeer. De vader zorgt ervoor dat de omgeving thuis is ingericht op de kinderen, bijvoorbeeld door een eigen slaapkamer voor het kind of een speelhoek in de kamer. De vader geeft de kinderen knuffels en positieve aandacht. 75. De vader beloont de kinderen en moedigt hen voldoende aan. De vader geeft de kinderen complimenten bij gewenst gedrag en moedigt ze aan iets te ondernemen of te doen. 77. De vader biedt de kinderen de ordening en structuur die zij nodig hebben. De vader zorgt voor een dagritme en voor duidelijke regels en afspraken in huis. 80. De vader is positief gestemd over zijn eigen jeugd. NIZW / PI Research, augustus

31 De vader spreekt in positieve termen over zijn jeugd, waaruit blijkt dat het voor hem een plezierige tijd was. 81. De vader overschat zijn kwaliteiten als opvoeder. De vader dénkt dat hij beter opvoedt dan u observeert in het gezin. 83. De vader is bereid daadwerkelijk verantwoordelijk te zijn voor het welzijn van de kinderen. De vader is bereid dingen voor zijn kinderen te regelen en zich in te zetten voor hun welzijn. 84. De vader vindt zichzelf een incompetente, slechte opvoeder. De vader vindt van zichzelf dat hij niet kan opvoeden, het gaat hier om wat de vader zelf vindt en niet om uw mening (in tegenstelling tot bijvoorbeeld vraag 81). 85. De vader heeft moeite om de kinderen te begrijpen. De vader heeft moeite zich in te leven op het niveau van zijn kinderen. 87. Er is sprake van een vermoeden van seksuele contacten van de vader met één of meer kinderen. Scoor hier 1 tot 4 voor een minder sterk of sterker vermoeden en 5 indien het vermoeden reeds bevestigd is. 88. Er is sprake van een vermoeden dat de vader (één van) de kinderen fysiek mishandelt en/of verwaarloost. Scoor hier 1 tot 4 voor een minder sterk of sterker vermoeden en 5 indien het vermoeden reeds bevestigd is. 91. De vader lijkt zijn situatie goed aan te kunnen. De vader is daadwerkelijk in staat de situatie aan te kunnen en wordt niet overspoeld door allerlei problemen. Het gaat hier om uw visie. 93. De vader legt op aardige wijze contact met de kinderen. De vader spreekt de kinderen vriendelijk en liefdevol aan. 95. De vader vindt dat zijn eigen ouders goed voor hem zijn geweest. Het gaat hier om wat de vader ervan vindt en niet wat u observeert uit bijvoorbeeld de voorbeelden die hij geeft. NIZW / PI Research, augustus

32 Deel 2: Verantwoording NIZW / PI Research, augustus

33 1 Theoretische achtergrond De VGF is een vragenlijst die als doel heeft de problemen van multi-problemgezinnen, gezien vanuit de hulpverlener, in kaart te brengen. Om een goed oordeel over een dergelijke vragenlijst te kunnen geven, proberen we in paragraaf 1.1 eerst een beeld vanuit de literatuur te krijgen van de problemen die multi-problemgezinnen kenmerken. In paragraaf 1.2 komt de rol van de hulpverleners in het diagnostisch proces aan de orde. In paragraaf 1.3 staat een overzicht van het huidige aanbod aan Nederlandse gezinsvragenlijsten die de visie van de hulpverlener in kaart brengen. 1.4 geeft een overzicht van de geschiedenis van de VGF en leidt het voorliggende onderzoek naar een nieuwe schaalstructuur in. 1.1 Kenmerken van multi-problemgezinnen We beschikken niet over een eenduidige definitie van het multi-problemgezin. Baartman en Dijkstra (1987) vragen zich zelfs af of een definitie op basis van onderscheidende kenmerken wel haalbaar is. De term multi-problemgezinnen krijgt namelijk met de geschiedenis een andere inhoud: met het veranderen van waarden en opvattingen in de maatschappij verandert de definitie van multi-problemgezinnen. Bovendien gaat het waarschijnlijk niet om een homogene groep gezinnen, maar om een heterogene groep met veel verschillen en overeenkomsten. Niet alle multiproblemgezinnen kampen met dezelfde problemen. Er kan beter gesproken worden van een set van problemen die bij veel multi-problemgezinnen voorkomen, maar niet bij alle in gelijke mate. Toch formuleren we een soort werkdefinitie: Multi-problemgezinnen zijn gezinnen waarin de problemen zich hebben opgestapeld. Niet alleen de veelheid, maar ook de verwevenheid van de problemen is kenmerkend voor deze gezinnen (Baartman en Dijkstra, 1987). Bovendien zijn de problemen vaak langdurig, transgenerationeel en weerbarstig voor hulp (Baartman e.a., 1987). Een breed scala aan problemen doet zich dus voor in multi-problemgezinnen. Al vaak is geprobeerd de problematiek van multi-problemgezinnen te beschrijven. In deze paragraaf zetten we de problemen van deze gezinnen op een rijtje. Na literatuuronderzoek hebben we besloten de beschrijvingen van drie auteurs te bespreken: van Belsky, Baartman en Ghesquière. Belsky heeft internationaal veel bekendheid verworven met zijn model omtrent opvoeden. Zowel Belsky als Baartman hebben met hun theorieën een bijdrage geleverd aan het inzicht in het functioneren en de problematiek van probleemgezinnen. Ghesquière heeft in 1993 een overzicht gegeven van alle aspecten van het functioneren van multi-problemgezinnen die in de literatuur worden genoemd. Het overzicht van Ghesquière zet alle kennis die is verzameld over het functioneren van multiproblemgezinnen op een rijtje. Belsky Belsky (1984) heeft een model ontwikkeld dat de relatie tussen de verschillende aspecten van het functioneren van multi-problemgezinnen inzichtelijk maakt. Dit model is geconstrueerd op basis van resultaten van empirisch onderzoek naar kindermishandeling. Centraal staat in dit model de opvoeding. Het model van Belsky is een procesmodel. Dat betekent dat de nadruk ligt op de invloed van verschillende factoren op de opvoeding. In deze paragraaf zullen we dit aspect van het model links laten liggen. We bespreken enkel de kenmerken van probleemgezinnen die in het model van Belsky zijn opgenomen. Belsky onderscheidt vijf algemene factoren die invloed hebben op de kwaliteit van de opvoeding: kenmerken van de ouder: de ontwikkelingsgeschiedenis, de persoonlijkheid en het geestelijk welbevinden van de ouder; NIZW / PI Research, augustus

34 kenmerken van het kind: het temperament van het kind, in het bijzonder gedragingen die het opvoeden moeilijk maken. Van belang is vooral de mate waarin het temperament van ouder en kind op elkaar aansluiten ( goodness-of-fit ); het sociaal netwerk van het gezin: sociale ondersteuning van familie, vrienden of buren; de relatie tussen de ouders; de werksituatie van de ouder. Belsky wijst erop dat werkloosheid een grote invloed kan hebben op de kwaliteit van de opvoeding. Ook kunnen werkdruk en ontevredenheid over de werksituatie een negatieve invloed hebben op de opvoeding. Baartman Baartman (1989) definieert multi-problemgezinnen als gezinnen waarin, door de complexiteit en de chroniciteit van de problematiek, veranderingen van zowel binnenuit als van buitenaf zeer moeizaam tot stand komen. Op grond van beschrijvingen in de literatuur van de problematiek van multi-problemgezinnen onderscheiden Baartman en Dijkstra (1986, 1987) vijf dimensies waarop de problemen van deze gezinnen zijn te ordenen. het voeren van een huishouding; het handhaven van een positie ten opzichte van de maatschappelijke context van het gezin; de individuele ontwikkeling van de afzonderlijke gezinsleden; de relatie tussen de (ex-)partners; het opvoeden. Om de complexe problematiek van multi-problemgezinnen te ontwarren, hebben Baartman e.a. (1986, 1987) een model ontwikkeld. In dit model staat het begrip verbintenis centraal. Verbintenis heeft in het model twee betekenissen: een verbintenis aan regels en een verbintenis aan personen. De eerste betekenis duiden Baartman e.a. (1987) aan met positionele betrekkingen, de tweede met persoonlijke betrekkingen. Positionele betrekkingen zijn gericht op het oplossen van problemen tussen gezinsleden. Voorbeelden van dit type betrekkingen zijn machtshiërarchieën, rol- en werkverdelingen en pedagogische verantwoordelijkheid. Twee begrippen die in de literatuur over multiproblemgezinnen nogal eens worden gebruikt, staan in verband met deze positionele betrekkingen: locus of control en futility. Baartman e.a. (1987) wijzen erop dat opvoeders uit multiproblemgezinnen vaker een externe locus of control zullen hebben. Dit betekent dat ze het gevoel hebben weinig invloed te kunnen uitoefenen op hun situatie en op de ontwikkeling van hun kinderen. In verband hiermee staat de term futility. Dit houdt een veelheid aan persoonskenmerken in, typerend voor met name moeders in multi-problemgezinnen: depressie en fatalisme, vervreemding en machteloosheid, apathie en aangeleerde hulpeloosheid. Baartman e.a. noemen in deze context ook het apathy-futility syndrome. Dit syndroom is in 1972 door Polansky beschreven en zou kenmerkend zijn voor een groot deel van de moeders van gezinnen waarin sprake is van verwaarlozing van kinderen. Het syndroom kenmerkt zich door gevoelens van futiliteit ( Niets is de moeite waard ), hardnekkig negativisme, emotionele vervlakking, verstoorde interpersoonlijke relaties, incompetentie in veel levensdomeinen, boosheid die wordt uitgedrukt in vijandige gehoorzaamheid. Externe locus of control en futility zijn te zien als vormen van verbintenisproblematiek. Er is geen of onvoldoende binding aan de regels van de samenleving, aan het eigen handelen en aan de toekomst. Persoonlijke betrekkingen zijn gericht op de behoeften en het welzijn van de ander. Drie begrippen die in de literatuur over multi-problemgezinnen nogal eens worden gebruikt, staan in verband met de persoonlijke betrekkingen: binding, parentificatie en destructieve gerechtigdheid. De binding tussen gezinsleden van multi-problemgezinnen is vaak ontaard in een onvrije verhouding, waarin beide partners elkaar noch zichzelf als individuen in voldoende mate recht doen. Van de kinderen wordt vaak verwacht dat ze hun ouders ter beschikking staan. Het kind wordt daardoor NIZW / PI Research, augustus

35 buitengewoon verantwoordelijk gemaakt. Dit verschijnsel wordt parentificatie genoemd. Verbonden hiermee is het begrip destructieve gerechtigdheid. Destructieve gerechtigdheid kan ontstaan als een ouder geen oog heeft voor de fundamentele behoeften van zijn/haar kind aan bevestiging. Het kan daardoor later als volwassene het niet aflatende gevoel hebben, dat anderen diep bij hem in het krijt staan en dat hij gerechtigd is hoe dan ook bevestiging te vergen. In het model zijn ook de begrippen kwetsbaarheid voor stress en de veerkracht van een gezin opgenomen. Deze begrippen staan niet los van elkaar. De kwetsbaarheid voor stress wordt groter naarmate de veerkracht van het gezin kleiner is. Bij de verhouding tussen de kwetsbaarheid en veerkracht van een gezin spelen de zojuist genoemde positionele en persoonlijke betrekkingen een rol. Hoe symmetrischer en omvattender deze betrekkingen zijn, des te effectiever en bevredigender zullen de gezinsinteractiepatronen zijn. Het gezin is dan weerbaarder voor stress. Naast de genoemde betrekkingen spelen twee andere factoren een rol: gezinsintegratie (ook wel gezinscohesie genoemd) en het aanpassingsvermogen van het gezin. Ghesquière In het boek Multi-problem gezinnen geeft Ghesquière (1993) een overzicht van de aspecten van het functioneren van multi-problemgezinnen zoals die in de literatuur worden genoemd. Het literatuuroverzicht bevat zowel resultaten uit onderzoek als theoretische beschouwingen en opvattingen uit de praktijk. We geven hiervan een samenvatting. Hierbij noemen we alleen die kenmerken van multi-problemgezinnen waarvoor enige empirische evidentie beschikbaar is. Ghesquière (1993) brengt de kenmerken van multi-problemgezinnen onder in vier aspecten: de persoon van de ouders, de socio-economische omstandigheden, het gezinssysteem en de opvoeding. Persoon van de ouders De fysieke gezondheid van de ouders lijkt in multi-problemgezinnen beduidend slechter dan in andere gezinnen. Vaak wordt in de literatuur een relatie gelegd tussen de fysieke gezondheid van de ouders en hun geestelijke gezondheid. Ghesquière veronderstelt daarnaast een verband tussen de fysieke gezondheid en de socio-economische omstandigheden (zoals verkrotte woningen) van het gezin. Een aantal persoonlijkheidsstoornissen lijken typerend te zijn voor ouders in multiproblemgezinnen: - De afhankelijke persoonlijkheid: het individu laat passief toe dat anderen beslissingen nemen over zijn of haar leven. - De antisociale persoonlijkheid: een stoornis die getypeerd wordt door een lange geschiedenis van gedragingen die de rechten van anderen schenden. Deze stoornis gaat heel vaak gepaard met delinquentie, analfabetisme en met vormen van verslaving. - Het apathy-futility syndrome. Door een aantal auteurs wordt gewezen op sociaalafwijkend, normoverschrijdend gedrag van ouders uit multi-problemgezinnen. Hiermee wordt in de eerste plaats gedoeld op kindermishandeling en verwaarlozing. Daarnaast blijkt dat ouders uit multi-problemgezinnen vaker verkeersovertredingen begaan, ongelukken veroorzaken en gevangenisstraffen oplopen. Ook komt verslaving, vooral alcoholisme, vaker voor. Socio-economisch omstandigheden Het opleidings- en beroepsniveau van ouders uit multi-problemgezinnen blijkt vaak lager dan dat van ouders uit andere gezinnen in de hulpverlening. Ook is het werkloosheidspercentage hoger. Het inkomen van deze gezinnen is over het algemeen dan ook lager. Uit een onderzoek in Canada bleek bovendien dat het multi-problemgezinnen vaak niet lukt financieel onafhankelijk te blijven. NIZW / PI Research, augustus

36 Ook de huisvesting blijkt vaak problematisch. Dit blijkt onder andere uit een onderzoek dat is uitgevoerd met de Probleem Inventarisatielijst (PIL), de voorloper van de VGF. Verder onderzoek op dit gebied is echter schaars. De meningen verschillen over de vraag of multi-problemgezinnen in een armoedecultuur, een zogenaamde culture of poverty leven. Deze term is afkomstig van de Amerikaanse socioloog Lewis (1965, zie Ghesquière, 1993). Gezinnen die in een culture of poverty wonen, zouden een aantal gemeenschappelijke kenmerken hebben. De leefwijze heeft een eigen structuur en eigen wetmatigheden. De contacten beperken zich tot het gezin en de familie. Er is een gebrekkige participatie en integratie met de rest van de samenleving. Men staat met een zekere vijandigheid tegenover vertegenwoordigers van de maatschappij. De individuen voelen zich minderwaardig, afhankelijk en hopeloos. Ze doen weinig om hun situatie te veranderen. Het gezinsleven kenmerkt zich door het ontbreken van een kindertijd en de centrale plaats van de moeder in het gezin. Opvallend is dat deze beschrijving in grote mate overeenkomt met het apathy-futility syndrome. De vraag is of multi-problemgezinnen aan de hand van de armoedecultuur getypeerd mogen worden. Enerzijds kan het het begrip van multiproblemgezinnen vergroten en kan het een kader geven waarin ervaringen met multiproblemgezinnen geplaatst kunnen worden. Anderzijds dreigt het gevaar van stigmatisering van deze gezinnen. Het gezinssysteem De samenstelling van multi-problemgezinnen lijkt te verschillen van andere gezinnen. Multiproblemgezinnen zijn vaak kinderrijk. Ook zijn multi-problemgezinnen vaker éénoudergezinnen. Als er een vader in het gezin aanwezig is, houdt deze zich veelal afzijdig van het gezinsleven. Vaak neemt een of meer kinderen een deel van de opvoedingsverantwoordelijkheid op zich (parentificatie). Het interactiepatroon lijkt zich te kenmerken door het voorbijgaand en onvoorspelbare karakter ervan. Er zijn geen vaste structuren of regels. De communicatie in deze gezinnen is gebrekkig; ze wordt vooral gebruikt om de machtsstructuur in het gezin op te bouwen en te handhaven. Praten over gevoelens gebeurt zelden. De ouders spreken heel weinig met elkaar. De mate van emotionele gebondenheid en van individuele autonomie van de gezinsleden, de gezinscohesie, is meestal extreem. Of de gezinsleden functioneren volledig autonoom óf de autonomie is tot een minimum beperkt. In multi-problemgezinnen is sprake van een chaotisch veranderingspatroon. Veranderingen in het gezin komen vaak voor en lijken onafhankelijk van externe omstandigheden. Er lijkt dan ook niet zozeer sprake van aanpassing aan veranderende omstandigheden, maar van een opeenvolging van crises. De opvoeding Naar het verloop van de opvoeding in multi-problemgezinnen is nog weinig onderzoek gedaan. Kindermishandeling lijkt vaak voor te komen; in zo n veertig tot tachtig procent van de gezinnen. Ook lijkt seksueel misbruik vaker voor te komen, maar dit is nog nooit systematisch onderzocht. De opvoedingshouding van moeders uit multi-problemgezinnen lijkt afwijkend. Verschillende opvoedingsattitudes worden als kenmerken voor moeders uit multi-problemgezinnen genoemd: een meer teruggetrokken, een afwijzende, een overbeschermende en agressievere opvoedingshouding. Deze moeders lijken minder positieve gevoelens te laten zien dan andere moeders. NIZW / PI Research, augustus

37 Samenvatting Belsky, Baartman en Ghesquière noemen een verscheidenheid aan aspecten die kenmerkend zijn voor gezinnen waarin de problemen zich hebben opgestapeld. Om een overzicht te krijgen, kunnen we de verschillende aspecten groeperen in acht categorieën, te weten: 1. demografische kenmerken; 2. zorg en opvoeding; 3. gezinsfunctioneren; 4. sociaal netwerk; 5. kenmerken van de ouder; 6. werksituatie ouder; 7. relatie tussen de ouders; 8. kenmerken van het kind. Alleen Ghesquière noemt Demografische kenmerken. Hij geeft aan dat de gezinssamenstelling (vaak kinderrijk en éénoudergezinnen) kenmerkend is voor multi-problemgezinnen. Aspecten van de zorg en opvoeding komen bij elk van de drie auteurs aan de orde. De opvoeding staat in het model van Belsky centraal. Hij noemt geen specifieke kenmerken van de opvoeding in probleemgezinnen. Zowel Baartman als Ghesquière noemen parentificatie als kenmerkend voor multiproblemgezinnen. Ghesquière zegt daarnaast dat de opvoedingshouding van moeders uit multiproblemgezinnen lijkt af te wijken van andere moeders. Verder zou, volgens Ghesquière, kindermishandeling, verwaarlozing en seksueel misbruik vaker in deze gezinnen voorkomen. Baartman ten slotte geeft aan dat het voeren van een huishouding en de huisvesting bij deze gezinnen aandacht behoeft. De gezinsstructuur lijkt bij multi-problemgezinnen gekenmerkt te worden door instabiliteit en gebrek aan binding tussen de gezinsleden. Dit laatste aspect wordt door Baartman gezinsintegratie en door Ghesquière gezinscohesie genoemd. Baartman geeft verder aan dat het aanpassingsvermogen een rol speelt in de problemen van deze gezinnen. Ghesquière zegt over dit aspect dat multi-problemgezinnen zich niet lijken aan te passen aan veranderende omstandigheden, maar dat onafhankelijk van externe veranderingen crisis op crisis lijkt te volgen. Het veranderingspatroon verloopt dan ook chaotisch. De veranderingen van de interactiepatronen binnen het gezin lijken eveneens onvoorspelbaar. In multi-problemgezinnen lijken geen vaste structuren of regels te gelden (Ghesquière). Ook lijkt de communicatie binnen multiproblemgezinnen gebrekkig (Ghesquière). Het sociaal netwerk van multi-problemgezinnen laat vaak te wensen over. Belsky benadrukt de sociale ondersteuning van familie, vrienden of buren. Baartman en Ghesquière wijzen op de slechte integratie in en deelname aan de samenleving. De auteurs onderscheiden alledrie persoonlijkheidskenmerken van de ouders. Belsky noemt de ontwikkelingsgeschiedenis van de ouders, de persoonlijkheid en het geestelijk welbevinden. Een aantal persoonlijkheidsstoornissen lijkt typerend voor ouders in multi-problemgezinnen (Baartman en Ghesquière). Ghesquière noemt verder de fysieke gezondheid, de opleiding van de ouders en het normoverschrijdende gedrag als aspecten die ouders uit multi-problemgezinnen lijken te onderscheiden van andere ouders. Baartman wijst erop dat de ouders uit multi-problemgezinnen vaak een externe locus of control hebben: ze hebben het gevoel weinig invloed te kunnen uitoefenen op de situatie. De werksituatie van de ouders wordt door Belsky en Ghesquière als aandachtspunt genoemd. Belsky wijst erop dat werkloosheid, werkdruk en ontevredenheid over de werksituatie een grote invloed kunnen hebben op de kwaliteit van de opvoeding. Het werkloosheidspercentage lijkt in multi-problemgezinnen hoger dan in andere gezinnen en het gezinsinkomen lijkt over het algemeen lager dan gemiddeld (Ghesquière). NIZW / PI Research, augustus

38 De relatie tussen beide ouders komt bij Belsky en Baartman expliciet aan de orde. Ghesquière noemt deze factor impliciet als hij het heeft over de emotionele gebondenheid tussen gezinsleden en de communicatie in het gezin. Kenmerken van het kind komen opvallend weinig aan bod. Alleen bij Belsky krijgen kindkenmerken een belangrijke plaats. De aansluiting (goodness-of-fit) van het temperament van het kind bij dat van zijn of haar ouders speelt volgens Belsky een belangrijke rol bij de opvoeding. Baartman en Ghesquière noemen geen kindkenmerken die typerend zijn voor multiproblemgezinnen. In tabel 9 is deze groepering weergegeven. Ook staat aangegeven welke aspecten door welke auteur worden genoemd. De acht categorieën zijn vet gedrukt. Voor elke auteur staat eerst aangegeven of deze ingaat op problemen in de betreffende categorie. Daarna is te zien welke aspecten van die categorie de auteur noemt. NIZW / PI Research, augustus

39 Tabel 9 Overzicht van aspecten van het functioneren van multi-problemgezinnen genoemd door Belsky, Baartman en Ghesquière Aspect gezinsfunctioneren Belsky Baartman Ghesquière Demografische kenmerken X Gezinssamenstelling X Zorg en opvoeding X X X Parentificatie X X Opvoedingshouding ouder X Verwaarlozing X Kindermishandeling X Onveiligheid (mishandeling, seksueel misbruik) X Huishouding en huisvesting X Gezinsstructuur X X Gezinscohesie / gezinsintegratie X X Communicatie binnen het gezin X Stabiliteit interactiepatronen in het gezin X Veranderingspatroon van het gezin / Aanpassingsvermogen X X Sociaal netwerk X X X Sociale ondersteuning X Integratie in en deelname aan de samenleving X X Kenmerken van de ouder X X X Ontwikkelingsgeschiedenis, jeugdbeleving X Eigen problematiek ouders X X X Normoverschrijdend gedrag (delinquentie, verslaving) X Opleiding X Locus of control X Werksituatie ouder X X Werkloosheid X X Werkdruk X Tevredenheid over werksituatie Gezinsinkomen Relatie tussen de ouders X X X Kenmerken van het kind Temperament / goodness-of-fit X X X X Bij de definitie van multi-problemgezinnen moeten we steeds in gedachten houden dat het gezinnen zijn die weliswaar veel overeenkomsten vertonen, maar die ook op veel punten kunnen verschillen. De kenmerken die in deze paragraaf zijn genoemd, moeten worden beschouwd als een set van problemen die bij veel multi-problemgezinnen voorkomen. Bij het ene gezin zullen andere problemen overheersen als bij het andere. De belangrijkste kenmerken die multi-problemgezinnen met elkaar gemeen hebben zijn, dat er een veelheid aan problemen speelt, dat de problemen langdurig zijn en dat ze met elkaar verweven zijn. Bovendien worden problemen vaak van generatie op generatie doorgegeven. Hierdoor zijn de problemen heel hardnekkig en vaak weerbarstig voor hulp van buiten. Al met al bestaat er nog veel onduidelijkheid over de definitie van multi-problemgezinnen. Dit heeft enerzijds te maken met de afhankelijkheid van de definitie van waarden en opvattingen in de maatschappij. Anderzijds is er nog weinig gedegen onderzoek gedaan naar de gemeenschappelijke kenmerken van multi-problemgezinnen. NIZW / PI Research, augustus

40 Concluderend kunnen we stellen dat als we een volledig beeld willen krijgen van het functioneren van een multi-problemgezin, we aan zo veel mogelijk aspecten uit tabel 9 aandacht moeten schenken. Een vragenlijst over het functioneren van multi-problemgezinnen zal in het ideale geval al deze aspecten in kaart brengen. De VGF is een vragenlijst die tot doel heeft een beeld te geven van het functioneren van deze gezinnen. Voordat we gaan kijken naar de inhoud van de VGF en of deze aan zijn doel beantwoordt, gaan we in op de rol van de hulpverlener in het diagnostisch proces en het huidige aanbod aan Nederlandse gezinsvragenlijsten voor hulpverleners. 1.2 De hulpverlener als informant in het diagnostisch proces Vanaf het eerste ogenblik waarop een hulpverlener in contact komt met een gezin of een van de gezinsleden, zal hij of zij bezig zijn met diagnostiek. De hulpverlener zoekt naar de aard en ernst van de problemen waarmee het gezin kampt, probeert de sterke en zwakke kanten van het gezin en van afzonderlijke gezinsleden in te schatten en vormt zich een mening over de benodigde interventies/behandelingen. Gedurende de contacten evalueert de hulpverlener de behandeling en past zijn/haar beoordeling van het gezin eventueel aan. Bij deze beoordelingen en evaluaties zet de hulpverlener zijn kennis en klinische intuïtie in. Deze professionele diagnostische intuïtie is in het dynamische diagnostische proces onmisbaar. Het gevaar van deze werkwijze is dat het oordeel van de hulpverlener sterk persoonsgebonden is. Vaak ontbreekt een uitgewerkt protocol dat als handleiding bij het diagnostisch proces dient (Stockmann, De Boer e.a., 1994). In een instelling met meer gezinshulpverleners kan dit een goede communicatie in de weg staan doordat verschillende hulpverleners verschillende begrippenkaders hanteren. In het ergste geval leidt dat tot onduidelijke of afwezige behandelingindicaties voor het gezin. Een gestandaardiseerd gezinsdiagnostisch instrument zou voor hulpverleners dus geen overbodige luxe zijn. Bovendien komt er steeds meer vraag naar gestandaardiseerde gezinsdiagnostische instrumenten. Langemeijer, Pijnenburg en Veerman (1997) geven hiervoor uiteenlopende redenen. Ten eerste neemt de druk op de jeugdzorg toe om haar werk te verantwoorden en zorg op maat te leveren. Ook zal steeds vaker een beroep op de jeugdzorg worden gedaan om informatie aan te leveren voor wetenschappelijk onderzoek en voor beleidsvorming. Verder maken de veranderingen in de organisatie van de jeugdzorg, zoals de komst van de Bureaus Jeugdzorg, standaardisering en een meer uniforme registratie noodzakelijk. Ten slotte groeit het inzicht dat het combineren van informatie van verschillende informanten een verrijking is van de diagnostiek. Standaardisatie via diagnostische instrumenten vergroot de mogelijkheid om informatie van verschillende informanten te vergelijken. 1.3 Wat meten de bestaande Nederlandstalige gezinsvragenlijsten voor hulpverleners? Voor het meten van gezinskenmerken zijn een aantal Nederlandstalige vragenlijsten voorhanden. Het gros van deze vragenlijsten zijn zogenaamde self-reportlijsten. Langemeijer e.a. (1997) bespreken elf van dit soort vragenlijsten. Deze lijsten worden ingevuld door (één van) de gezinsleden zelf. Gestandaardiseerde instrumenten die de visie van de hulpverlener op het gezin in kaart brengen, zijn zeer dun gezaaid. Zelf konden we vijf instrumenten traceren. We zullen kort ingaan op de inhoud van deze vragenlijsten. De COM-procedure (Van den Boogaart, Mesman Schultz e.a., 1989) is ontwikkeld ter ondersteuning van de beslissing jongeren al dan niet uit huis te plaatsen. COM staat voor een combinatie van variabelen. Deze vragenlijst gaat in op een veelheid aan gezins- en kindkenmerken. Problemen van de jeugdigen op school, op het werk en in het gezin worden in kaart gebracht. Het Pedagogisch Signalerings Instrumentarium (PSI) (Weterings, Pruijs e.a., 1991) bevat schalen die de visie van ouders weergeven, schalen die de visie van de hulpverlener weerspiegelen én een schaal die de visie van de leerkracht weergeeft. Het PSI geeft een beeld van het kind, opvoedingsbelemmerende factoren en factoren die hulp bij de opvoeding kunnen belemmeren. NIZW / PI Research, augustus

41 De Vragenlijst Sociale en Pedagogische Situatie (VSPS) (Scholte, 1993) brengt gegevens over de jeugdige en zijn psychosociale situatie in kaart. Er wordt gevraagd naar gedrag, gezondheid en persoonlijkheid van de jeugdige. De sociale situatie wordt in vieren opgesplitst: gezinssituatie, schoolsituatie, vrienden en vrije tijd. Het Gezinsdiagnostisch Screeningsinstrument (GSI) (Stockmann, De Boer e.a., 1994) kan worden ingevuld na één (uitvoerig) diagnostisch gezinsinterview waarin het gezin in actie wordt geobserveerd. De gezinskenmerken die aan bod komen zijn: structurele en communicatieve kenmerken (subsystemen, coalitievorming, triangulatie, omleiding, parentificatie), emotionele kenmerken (horizontale en verticale loyaliteiten, gezinscohesie) en ontwikkelingskenmerken (adaptatie). De Vragenlijst Voor Ouderfunctioneren (VVO) (Bijlsma, 1996) ten slotte brengt functies van het ouderschap in beeld in relatie tot ontwikkelingsdomeinen van het kind. De drie functies van het ouderschap zijn: interpreteren, respecteren en regisseren. Deze drie functies worden in de VVO gerelateerd aan drie ontwikkelingsdomeinen van het kind: de lichamelijke ontwikkeling, de psychologische ontwikkeling en de sociale ontwikkeling (Van der Maas en Van Leeuwen, 1996). Bij bestudering van de inhoud van de vragenlijsten blijkt dat geen van de vijf besproken vragenlijsten een breed beeld geeft van het functioneren van multi-problemgezinnen. De COM en de VSPS zijn vooral gericht op kenmerken van het kind en van de ouders als opvoeders. Het GSI is een vragenlijst met vooral aandacht voor de gezinsstructuur. De VVO richt zich met name op het functioneren van de ouder als opvoeder. De visie van de hulpverlener die door het PSI in kaart wordt gebracht betreft vooral kenmerken van het kind en het functioneren van de ouder als opvoeder. Opvallend is dat geen van de gezinsvragenlijsten veel aandacht besteedt aan de kenmerken van de ouder los van zijn rol als opvoeder. In paragraaf 5.2, de conclusies, geven we een overzicht van de aspecten van multi-problemgezinnen die aan bod komen in de besproken vragenlijsten. Daarmee vergelijken we de aspecten van multi-problemgezinnen die de VGF in kaart brengt. 1.4 De geschiedenis van de VGF Baartman, De Caluwe e.a. (1987) hebben onderzoek gedaan naar multi-problemgezinnen. Het onderzoek richtte zich onder andere op de vragen: Wat achten hulpverleners karakteristiek voor multi-problemgezinnen? en Waarin onderscheiden deze gezinnen zich van andere gezinnen aan wie ook hulp wordt verleend? Aan het onderzoek namen acht Amsterdamse hulpverleningsinstellingen deel die met multi-problemgezinnen werken. Vanwege het gebrek aan een vragenlijst waarmee kenmerken van multi-problemgezinnen in kaart konden worden gebracht, is door de onderzoekers een vragenlijst geconstrueerd: de Probleem Inventarisatielijst (PIL). De PIL is ontwikkeld in samenspraak met de deelnemende hulpverleningsinstellingen. Allereerst zijn zes dimensies vastgesteld die volgens de onderzoekers en hulpverleners relevant waren om multiproblemgezinnen te onderscheiden van andere gezinnen. De zes dimensies zijn: - het voeren van een huishouding; - de maatschappelijke positie van het gezin; - de partnerrelatie; - het persoonlijk welbevinden van de volwassene(n) in het gezin; - het opvoeden; - de relatie met de hulpverlener. Binnen elk van deze dimensies zijn vragen geformuleerd. Het resultaat is een lijst met 103 vragen. Aan de acht hulpverleningsinstellingen is vervolgens gevraagd tien gezinnen te selecteren: vijf gezinnen die multi-problemgezinnen worden genoemd en vijf gezinnen die niet als zodanig worden aangeduid. Zo is een onderzoeksgroep ontstaan van 40 multi-problemgezinnen en 40 niet-multiproblemgezinnen. Hulpverleners hebben voor deze gezinnen de PIL ingevuld. Uit de analyse van deze gegevens is gebleken dat de zes dimensies een hoge betrouwbaarheid hebben: alle hoger dan NIZW / PI Research, augustus

42 0.85. Bovendien is gebleken dat de dimensies goed onderscheid maken tussen multiproblemgezinnen en andere hulpbehoevende gezinnen. Een kanttekening hierbij is dat de hulpverleners die de PIL hebben ingevuld, bekend waren met de categorie waarin het gezin is geplaatst (multi-problemgezin of niet-multi-problemgezin). Dit kan een antwoordtendentie in de hand hebben gewerkt (Baartman e.a., 1987). In 1994 is de PIL op een aantal punten gewijzigd door Baartman, Vogelvang en Veerman. De vragenlijst is toen uitgegeven als de Vragenlijst gezinsfunctioneren (VGF). Deze versie bestond uit 105 vragen die waren ondergebracht in vier clusters: Basiszorg, Sociaal Netwerk, Opvoeding en Ouderfunctioneren. Deze clusters omvatten in totaal achttien subschalen. Deze versie is gebruikt in het in 1994 uitgevoerde Evaluatie-onderzoek Families First Nederland. De VGF-gegevens uit dit onderzoek (met 213 gezinnen) zijn gebruikt voor enkele eerste psychometrische analyses. Uit deze analyses (Schimmel, 1995) bleek dat een aantal van de subschalen onvoldoende homogeniteitbetrouwbaarheid bezat. Naar aanleiding van deze resultaten is besloten om een aantal schalen te verwijderen en enkele nieuwe schalen te introduceren. De vernieuwde indeling van Schimmel (1995) bestaat uit drie clusters met elk twee schalen. De clusters en schalen, die in totaal 65 vragen omvatten, zijn als volgt benoemd: - het cluster Basiszorg met de schalen Huishouding en Verzorging; - het cluster Opvoeding met de schalen Structuur bieden en Grenzen respecteren; - het cluster Functioneren van de volwassene met de schalen Jeugdbeleving moeder en Partnerrelatie. Daarnaast zijn vijftien losse vragen uit de oorspronkelijke lijst overgenomen. Deze vragen zijn niet in schalen ondergebracht. De schaalindeling van Schimmel (1995) was psychometrisch meer verantwoord dan de oorspronkelijke indeling van Baartman e.a. (1994). In de praktijk bleek deze echter onbevredigend. De schalen werden in de praktijk te weinig aansprekend gevonden. Om deze reden is besloten de schaalstructuur van de VGF nog eens te onderzoeken. Inmiddels waren van ruim 1000 gezinnen VGF-gegevens beschikbaar. Deze onderzoeksgroep was niet alleen veel groter, maar ook heterogener dan die van Schimmel. Dit komt de generaliseerbaarheid van de onderzoeksresultaten ten goede. In hoofdstuk 2 tot met 5 doen we verslag van het onderzoek naar de nieuwe schaalstructuur van de VGF. NIZW / PI Research, augustus

43 2 Opzet van het onderzoek In dit hoofdstuk gaan we in op de opzet van het onderzoek naar een nieuwe schaalstructuur van de VGF. Allereerst zullen we de samenstelling van de onderzoeksgroep bespreken. Vervolgens komt aan bod hoe te werk is gegaan bij het onderzoek naar de beste schaalstructuur van de VGF. 2.1 De onderzoeksgroep Van 1001 gezinnen waren VGF-gegevens beschikbaar. Uit deze gezinnen is een selectie gemaakt. In deze paragraaf zullen we eerst de totale groep van 1001 gezinnen beschrijven. Vervolgens komt de selectie van gezinnen en een overzicht van de geselecteerde onderzoeksgroep aan bod. De gegevens van de gezinnen zijn afkomstig uit vijf onderzoeken. Het betreft onderzoeken naar verschillende vormen van jeugdzorg. In tabel 10 staat om welke onderzoeken het gaat. Tabel 10 Onderzoeken waaruit de onderzoeksgegevens afkomstig waren Onderzoek Families First 1994 (De Kemp, Veerman & Ten Brink, 1998) Families First 1995 (De Kemp, Veerman & Ten Brink, 1998) Families First 1996 (De Kemp, Veerman & Ten Brink, 1998) Intensieve Ambulante Gezinsbehandeling (Flipse, Ten Brink & Veerman, 1998) Interventie-evaluatie Boddaert (Kloosterman & Veerman, 1999) Totaal 1001 Aantal gezinnen De gezinnen die betrokken zijn bij het onderzoek van Flipse, Ten Brink en Veerman (1998), zijn aangemeld voor verschillende vormen van intensieve ambulante gezinsbehandeling: Families First, Intensieve Gezinsbehandeling, Zeer Intensieve Gezinsbehandeling en Videogezinstraining. Tabel 11 geeft een overzicht van de vormen van jeugdzorg waarvoor de gezinnen uit de onderzoeksgroep waren aangemeld. Tabel 11 Behandelingen waarvoor gezinnen waren aangemeld Behandeling Aantal gezinnen Families First Intensieve Gezinsbehandeling Zeer Intensieve Gezinsbehandeling Videogezinstraining Boddaert Totaal 1001 We hadden graag inzicht willen geven in de samenstelling van de gezinnen. De onderzoeksgegevens geven hierover echter geen informatie. Enige informatie over de gezinssamenstelling kan wel worden verkregen door de ingevulde delen M, V en B te bestuderen. Als deel B volledig is ingevuld, kan aangenomen worden dat beide ouders in het gezin aanwezig zijn. Als deel V niet is ingevuld, is het waarschijnlijk dat er geen vader in het gezin aanwezig is. Is deel M niet ingevuld, dan zou kunnen worden aangenomen dat er geen moeder in het gezin aanwezig is. Veel vragenlijsten zijn echter onvolledig ingevuld. Het is daardoor niet mogelijk een nauwkeurig beeld te geven van de samenstelling van de gezinnen. We geven daarom in tabel 12 een overzicht van het aantal gezinnen met het aantal oningevulde vragen per deel. NIZW / PI Research, augustus

44 Tabel 12 Per deel het aantal gezinnen met het aantal oningevulde vragen Deel A (algemeen deel) Deel M (deel voor moeders) Deel V (deel voor vaders) Deel B (deel voor beide ouders samen) Geen oningevulde vragen oningevulde vraag oningevulde vragen of meer oningevulde vragen Totaal In tabel 12 is te zien dat de VGF van een groot aantal gezinnen onvolledig is ingevuld. Bij statistische analyses worden doorgaans slechts volledig ingevulde lijsten betrokken. Maar dat zou in dit geval betekenen dat veel informatie verloren zou gaan. Om dat te voorkomen, hebben we gekozen voor het volgende. Als voor een gezin een of twee vragen per deel niet zijn ingevuld, hebben we bij de oningevulde vraag/vragen het gemiddelde van de betreffende vraag ingevuld. Dit gemiddelde is berekend over alle vragenlijsten waarbij deze vraag wel is ingevuld. Deel B bestaat uit slechts 14 vragen. Bij dit deel mochten vragenlijsten daarom maar één vraag missen. Kortom: bij deel A, M en V mochten gezinnen 1 of 2 vragen missen, bij deel B slechts 1. In tabel 13 is weergegeven hoeveel gezinnen bij de analyses betrokken zijn. Tabel 13 Per deel het aantal gezinnen dat wel/niet bij analyses betrokken was. Deel A (algemeen deel) Deel M (deel voor moeders) Deel V (deel voor vaders) Deel B (deel voor beide ouders samen) Bij de analyses betrokken Niet bij de analyses betrokken Totaal De gezinnen in de eerste kolom van tabel 13 vormen de eigenlijke onderzoeksgroep. De aantallen per deel die hierin voorkomen, keren steeds terug in de volgende hoofdstukken, waarin de analyses van de VGF worden besproken. De totale onderzoeksgroep bestaat uit 677 gezinnen. Dit aantal komt als volgt tot stand. De delen A, M, V en B zijn los van elkaar geanalyseerd. Per deel is bezien van hoeveel gezinnen gegevens beschikbaar zijn. Van deel A zijn dat 527 van de 677 gezinnen. Bij de analyse van deel M zijn 515 gezinnen betrokken. Voor een deel zijn dat dezelfde gezinnen als die van deel A, voor een deel andere. Hetzelfde geldt voor de gezinnen die bij de analyse van de delen V en B betrokken zijn. Een deel van de 240 gezinnen van deel V is ook bij de analyse van andere delen betrokken, een ander deel alleen bij de analyse van deel V. Ook van de 175 gezinnen van deel B zijn enkele gezinnen alleen bij de analyse van deel B betrokken, de andere gezinnen zijn ook bij de analyse van andere delen betrokken. Per deel is dus steeds een andere groep uit de totale onderzoeksgroep van 677 gezinnen bij de analyses betrokken. 2.2 Werkwijze Bij het zoeken naar de beste schaalstructuur van de VGF zijn we als volgt te werk gegaan. Principale-componentenanalyses Om een beeld te krijgen van de precieze schaalstructuur van de VGF zijn principalecomponentenanalyses (PCA s) uitgevoerd. Een PCA wordt gebruikt om inzicht te krijgen in de structuur van een vragenlijst. Om betrouwbare, betekenisvolle clusters van vragen te krijgen, zijn de vier delen van de VGF, die in de inleiding zijn genoemd, als uitgangspunt genomen. NIZW / PI Research, augustus

45 We hebben drie PCA s uitgevoerd: op het algemene deel (deel A), het deel voor beide ouders samen (deel B) en het deel voor de ouders afzonderlijk (deel M en deel V). Bij de PCA op het deel over de ouders afzonderlijk zijn we uitgegaan van deel M. Dat we deel M, en niet deel V, als uitgangspunt hebben genomen, heeft drie redenen: Deel M is veel vaker volledig ingevuld dan deel V (voor 274 respectievelijk 118 gezinnen). Gezinsmedewerkers, die de VGF invullen, komen vaker in contact met de moeder uit het gezin. De gegevens over moeders zijn in de schaalindeling van Baartman e.a. (1994) betrouwbaarder. Eerst hebben we de schaalstructuur van deel M bepaald, daarna hebben we onderzocht of deze ook past bij de vragen over vaders (deel V). Aan de hand van de schalen die uit de PCA s op deel M naar voren zijn gekomen, hebben we identieke schalen gemaakt van de vragen uit deel V. Deel M en deel V zijn immers inhoudelijk identiek. Met behulp van betrouwbaarheidsanalyses is de mate van samenhang onderzocht van deze schalen. Hoe hoger de samenhang, hoe beter de schaalstructuur van deel M ook toepasbaar is op deel V. In paragraaf 3.1 komen de resultaten van de PCA s van de VGF aan de orde (drie PCA s, want deel V is niet apart geanalyseerd). In paragraaf 3.2 geven we de resultaten van een PCA uitgevoerd op de gevonden schalen. Met deze zogeheten tweede-orde-analyse wordt gekeken of de VGF een hiërarchische structuur bevat. Om de mate van samenhang van de vragen binnen de gevonden schalen te bepalen, hebben we gekeken naar de interne consistentie van de schalen. Dit is een vorm van betrouwbaarheidsanalyse. Als criterium is steeds aangehouden dat een alfacoëfficiënt groter dan 0.80 wijst op een hoge betrouwbaarheid. Een alfacoëfficiënt tussen 0.70 en 0.80 is nog aanvaardbaar. Als de betrouwbaarheid lager is dan 0.70, is de interne consistentie te mager. Validiteitonderzoek Met de schalen van de VGF willen we bepaalde aspecten van het gezinsfunctioneren in kaart kunnen brengen. Bovendien willen we onderscheid kunnen maken tussen verschillende soorten hulpbehoevende gezinnen. Om te bepalen of de gevonden schalen aan deze twee doelen beantwoorden, hebben we respectievelijk de begripsvaliditeit en de criteriumgeoriënteerde validiteit onderzocht. Begripsvaliditeit Om te bepalen of de gevonden schalen werkelijk bepaalde aspecten van het gezinsfunctioneren meten, hebben we de correlatiecoëfficiënten berekend tussen scores op de gevonden schalen van de VGF en scores op schalen van andere vragenlijsten met betrekking tot het gezinsfunctioneren. Een correlatiecoëfficiënt geeft de mate van samenhang aan. We hebben de samenhang berekend van de VGF met de Child Behavior Checklist (Achenbach, 1991; Verhulst e.a., 1996), de Nijmeegse Ouderlijke Stress Index (De Brock e.a., 1992) en de Vragenlijst Meegemaakte Gebeurtenissen (Veerman e.a., 1997). Criteriumgeoriënteerde validiteit De VGF is onder meer ontwikkeld om onderscheid te kunnen maken tussen verschillende hulpbehoevende gezinnen. Onze onderzoeksgroep bestaat uit gezinnen die voor verschillende vormen van jeugdzorg zijn aangemeld (zie tabel 11). Met variantieanalyse hebben we getoetst of de gevonden schalen van de VGF onderscheid maken tussen de verschillende groepen. NIZW / PI Research, augustus

46 3 Onderzoek naar de beste schaalstructuur van de VGF In dit hoofdstuk komen de resultaten van de principale-componentenanalyses (PCA s) aan bod. Met deze PCA s hebben we gezocht naar de beste schaalstructuur van de VGF. We hebben drie PCA s uitgevoerd: op het algemene deel (deel A), het deel voor beide ouders samen (deel B) en het deel voor de ouders afzonderlijk (deel M en deel V). Op de gevonden schalen hebben we betrouwbaarheidsanalyses uitgevoerd. In paragraaf 3.1 komen de resultaten van de PCA s en de betrouwbaarheidsanalyses aan bod. Paragraaf 3.2 geeft de resultaten van een tweede-orde-analyse, uitgevoerd op de gevonden schalen. In paragraaf 3.3 komt de betrouwbaarheid van de totale vragenlijst aan de orde. Het hoofdstuk eindigt met enkele conclusies (paragraaf 3.4). 3.1 De resultaten van de principale-componentenanalyses Het algemene deel, deel A, bestaat uit 29 vragen. Van 527 gezinnen waren gegevens van dit deel beschikbaar. Deel A bevat vragen over de verzorging, het huishouden, formele contacten en informele contacten. In de schaalindeling van Baartman e.a. (1994) zijn deze vragen ondergebracht in twee clusters: Basiszorg en Sociaal Netwerk. Het cluster Basiszorg is opgedeeld in de schalen Huishouding en Zorg. Ook het cluster Sociaal Netwerk heeft twee subschalen: Formele contacten en Informele contacten. In de indeling van Schimmel (1995) vormen de vragen van deel A één cluster (Basiszorg), bestaande uit twee schalen: Huishouding en Verzorging. Bij het zoeken naar een nieuwe schaalstructuur van deel A zouden dus, op grond van deze indelingen en de inhoud van de vragen, twee tot vier schalen te verwachten zijn. De resultaten van de PCA geven het volgende beeld. De vragen over verzorging en het huishouden vormen één schaal. De vragen met betrekking tot het sociaal netwerk vormen een tweede schaal. Deze twee schalen verklaren samen 42.0% van de variantie in deel A. De twee schalen bevatten 27 van de 29 vragen uit deel A. De inhoud van de schalen is weergegeven in hoofdstuk 3 van deel 1 van deze handleiding. In tabel 14 staan de psychometrische gegevens van de schalen weergegeven. Voor de componentmatrix verwijzen we naar tabel 21 van Bijlage 2.1. Tabel 14 Psychometrische gegevens van de schalen van deel A Schaal Percentage verklaarde variantie Betrouwbaarheid Basiszorg 29.6 % Sociale contacten 12.4 % N De delen voor beide ouders afzonderlijk (deel M en deel V) bevatten elk 31 vragen. De vragen van de delen M en V zijn inhoudelijk identiek. Zoals in hoofdstuk 2 is gezegd, zijn we bij de analyses uitgegaan van deel M. Aan de hand van de schalen die uit de PCA s op deel M naar voren kwamen, hebben we identieke schalen gemaakt van de vragen uit deel V. Van 515 gezinnen waren gegevens van deel M beschikbaar. In de oorspronkelijke schaalindeling (Baartman e.a., 1994) zijn de vragen van deel M ondergebracht in zes subschalen: Verantwoordelijkheid, Gezindheid, Competentie, Zelfbeeld, Individueel functioneren en Jeugdbeleving. Deze schalen bleken echter over het algemeen weinig betrouwbaar. De indeling van Schimmel (1995) bevatte slechts drie schalen over moeders: Jeugdbeleving, Structuur bieden en Grenzen respecteren. De inhoud van deze schalen bleek in de praktijk onbruikbaar. Zowel de indeling van Baartman e.a. (1994) als die van Schimmel (1995) geven dus geen betrouwbare aanwijzingen over het te verwachten aantal schalen. We zijn daarom bij het zoeken naar de beste schaalstructuur van deel M exploratief te werk gegaan. NIZW / PI Research, augustus

47 Uit de resultaten blijkt dat de vragen van deel M het best zijn in te delen in vier schalen. Deze oplossing leverde twee schalen op met betrekking tot de opvoeding: Opvoedingsvaardigheden en Veiligheid in het gezin. De andere twee schalen hebben betrekking op het persoonlijk functioneren van de moeder: de schalen Jeugdbeleving en Individueel functioneren. De vier schalen verklaren samen 50.7 % van de variantie in deel M. De vier schalen bevatten 29 van de 31 vragen uit deel M. De inhoud van de schalen is weergegeven in hoofdstuk 3 van deel 1 van deze handleiding. In tabel 15 staan de psychometrische gegevens van de schalen weergegeven. Voor de componentmatrix verwijzen we naar tabel 22 van Bijlage 2.1. Tabel 15 Psychometrische gegevens van de schalen van deel M Schaal Percentage verklaarde variantie Betrouwbaarheid (alfacoëfficiënt) Opvoedingsvaardigheden -moeder 22.8 % Jeugdbeleving - moeder 9.9 % Veiligheid in het gezin - moeder 9.5 % Individueel functioneren - moeder 8.5 % N Op deel V hebben we geen aparte PCA uitgevoerd. Aan de hand van de schaalstructuur die uit de analyse van deel M naar voren kwam, hebben we inhoudelijk identieke schalen geconstrueerd voor deel V. Deel M en V zijn immers inhoudelijk identiek. Om de mate van samenhang van de vragen binnen de schalen voor vaders te bepalen, hebben we de betrouwbaarheid berekend (zie tabel 16). Van 240 gezinnen zijn gegevens van deel V beschikbaar. Tabel 16 Betrouwbaarheid van de schalen van deel V Schaal Betrouwbaarheid (alfacoëfficiënt) Opvoedingsvaardigheden - vader Jeugdbeleving vader Veiligheid in het gezin - vader Individueel functioneren - vader N Het deel voor beide ouders samen (deel B) bevat 14 vragen. Van 175 gezinnen zijn gegevens van dit deel beschikbaar. In de oorspronkelijke schaalindeling van Baartman e.a. (1994) én in die van Schimmel (1995) vormen deze vragen één sub-schaal. Ook uit onze analyses kwam één betekenisvolle schaal naar voren: Partnerrelatie. Deze schaal bevat 12 van de 14 vragen uit deel B. In tabel 17 staan de psychometrische gegevens van deze schaal. Voor de componentmatrix verwijzen we naar tabel 23 van Bijlage 2.1. Tabel 17 Psychometrische gegevens van de schalen van deel B Schaal Percentage verklaarde variantie Betrouwbaarheid (alfacoëfficiënt) Partnerrelatie 46.7 % N 3.2 Tweede-orde-analyse op de gevonden schalen We hebben in dit hoofdstuk de resultaten laten zien van het onderzoek naar de schaalstructuur van de VGF. De resultaten laten zien dat deel A het best is in te delen in twee schalen: Basiszorg en Sociale contacten. Deel M (en parallel daaraan deel V) is het best in te delen in vier schalen: NIZW / PI Research, augustus

48 Opvoedingsvaardigheden, Veiligheid in het gezin, Jeugdbeleving en Individueel functioneren. Deel B vormt één schaal: Partnerrelatie. Met PCA hebben we vervolgens bekeken of bepaalde schalen zich groeperen in clusters, een zogeheten tweede-orde-analyse. Dit zou de VGF een hiërarchische structuur geven. We hebben op de schalen uit deel A en M een PCA uitgevoerd. Deel B hebben we hierbij buiten beschouwing gelaten, omdat deze alleen van toepassing is op twee-oudergezinnen. Deel V hebben we, net zoals we dat bij de schaalstructuur hebben gedaan, dezelfde clusterstructuur gegeven. Om een tweede-orde-analyse te kunnen uitvoeren, moeten eerst schaalscores berekend worden. Alleen voor gezinnen met twee of minder oningevulde vragen per deel zijn schaalscores berekend. Bij de tweede-orde-analyse zijn alleen gezinnen betrokken waarvan op alle schalen scores zijn berekend. Dit zijn dus gezinnen die bij zowel deel A als deel M twee of minder oningevulde vragen hadden; 395 gezinnen. Een PCA op de twee schalen van deel A met de vier schalen van deel M leverde twee clusters op. Het eerste cluster omvat schalen met betrekking tot de Zorg en opvoeding: de schalen Opvoedingsvaardigheden, Sociale contacten, Basiszorg en Veiligheid in het gezin. Het tweede cluster heeft betrekking op het Persoonlijk functioneren van de ouder: Jeugdbeleving en Individueel functioneren. Samen verklaren de clusters 60.1% van de variantie over de schalen. De componentmatrix is weergegeven in tabel 24 van Bijlage 2.1. Om te bepalen hoe groot de samenhang tussen de schalen binnen de clusters is, hebben we de betrouwbaarheid van de clusters berekend. Tabel 18 geeft de inhoud en de psychometrische gegevens van de clusters van schalen uit de delen A en M. Tabel 18 Overzicht van de clusters van deel A en M: inhoud en psychometrische gegevens Cluster Schalen Percentage verklaarde variantie Zorg en opvoeding - moeder 36.9 % Basiszorg Sociale contacten Opvoedingsvaardigheden - moeder Veiligheid in het gezin moeder Persoonlijk functioneren - moeder 23.2 % Jeugdbeleving moeder Individueel functioneren moeder Betrouwbaarheid (alfacoëfficiënt) N De tweede-orde-analyse van de schalen van deel A en M heeft twee clusters opgeleverd. Op de schalen voor vaders hebben we geen aparte tweede-orde-analyse uitgevoerd. Voor vaders hebben we dezelfde clusters geconstrueerd als voor moeders. Net als bij de clusters voor moeders hebben we de betrouwbaarheid berekend van de clusters om een beeld te krijgen van de samenhang tussen de schalen. In tabel 19 staat de inhoud en betrouwbaarheid van de clusters voor vaders. NIZW / PI Research, augustus

49 Tabel 19 Overzicht van de clusters van deel A en V: inhoud en psychometrische gegevens Cluster Schalen Betrouwbaarheid (alfacoëfficiënt) N Zorg en opvoeding vader Basiszorg Sociale contacten Opvoedingsvaardigheden - vader Veiligheid in het gezin vader Persoonlijk functioneren - vader Jeugdbeleving vader Individueel functioneren - vader Een nadeel van deze clustering is dat het cluster Zorg en opvoeding van vader en moeder gedeeltelijk overlappen. De schalen Basiszorg en Sociale contacten zijn schalen uit deel A (het algemene deel). Deze worden niet voor beide ouders apart ingevuld. Bij de interpretatie van de scores moet hiermee rekening worden gehouden. Om twee redenen is besloten de clusters voorlopig alleen voor onderzoeksdoeleinden te gebruiken en niet in de praktijk te introduceren. Ten eerste leidt de overlap van het cluster Zorg en opvoeding voor vaders en moeders tot moeilijkheden bij de interpretatie van de scores. Ten tweede is nog onduidelijk of deze clusters relevante informatie opleveren voor de praktijk. Toekomstig onderzoek zal hierover opheldering moeten bieden. 3.3 Betrouwbaarheid van de totale lijst Door middel van PCA hebben we de schaalstructuur van de VGF onderzocht. Dit leverde elf schalen op. Deze schalen bevatten samen 95 vragen 2. Over deze 95 vragen kan een totaalscore berekend worden. De totaalscore geeft een algemene indruk van het gezinsfunctioneren. Om te bepalen hoe groot de samenhang tussen de 95 vragen is, hebben we de alfacoëfficiënt van de totale lijst berekend. Alleen vragenlijsten waarbij voldoende vragen zijn ingevuld, hebben we bij de analyse betrokken. Voldoende betekent: twee of minder oningevulde vragen bij de delen A, M en V, één of geen oningevulde vraag bij deel B. Aan dit criterium voldeden 111 vragenlijsten. De betrouwbaarheid van de totale lijst, berekend over de 111 vragenlijsten, is hoog: Conclusie Uit de PCA s komt een hiërarchische schaalstructuur naar voren. De totale lijst bestaat uit 95 vragen. Hierover kan een totaalscore berekend worden. Deze score geeft een algemene indruk van het gezinsfunctioneren. Vervolgens worden scores op de twee clusters berekend. Zo wordt een beeld verkregen van twee specifiekere domeinen: Zorg en opvoeding (cluster 1) en Persoonlijk functioneren van de ouder (cluster 2). Binnen elk domein kan daarna specifieker gekeken worden door scores te berekenen op de schalen: binnen het cluster Zorg en opvoeding op de schalen Basiszorg, Sociale contacten, Opvoedingsvaardigheden en Veiligheid in het gezin, binnen het cluster Persoonlijk functioneren op de schalen Jeugdbeleving en Individueel functioneren. Daarnaast kan bij twee-oudergezinnen worden gekeken naar de relatie tussen beiden ouders met de schaal Partnerrelatie. De schaalstructuur van de VGF is weergegeven in figuur 9. 2 De vragen die niet in de nieuwe schaalindeling zijn opgenomen, zijn weergegeven in Bijlage 2.4 NIZW / PI Research, augustus

50 Figuur 9 Schaalstructuur van de VGF Zorg en opvoeding - moeder Opvoedingsvaardigheden - moeder Veiligheid in het gezin - moeder Basiszorg Sociale contacten Totaalscore Zorg en opvoeding - vader Opvoedingsvaardigheden - vader Veiligheid in het gezin - vader Persoonlijk functioneren - moeder Jeugdbeleving - moeder Individueel functioneren - moeder Persoonlijk functioneren - vader Jeugdbeleving - vader Individueel functioneren - vader Partnerrelatie In figuur 9 is te zien dat de clusters Zorg en opvoeding van vader en moeder gedeeltelijk overlappen. Als zowel vader als moeder in het gezin aanwezig zijn, moet hiermee rekening worden gehouden bij de interpretatie van de clusterscores. De betrouwbaarheid van de totale lijst is hoog. Voor de clusters geldt dat Zorg en opvoeding voor zowel vader als moeder een hoge betrouwbaarheid hebben, de betrouwbaarheid van Persoonlijk functioneren - moeder is aanvaardbaar, maar die van Persoonlijk functioneren vader is laag. De alfacoëfficiënt van de meeste schalen heeft een waarde tussen 0.70 en 0.90 en kunnen we dus redelijk tot hoog noemen. Drie schalen hebben een betrouwbaarheid groter dan 0.90 (Basiszorg, Opvoedingsvaardigheden moeder, Partnerrelatie), van drie schalen is de alfacoëfficiënt lager dan 0.70 (Individueel functioneren moeder, Veiligheid in het gezin vader, Individueel functioneren vader). Met name de betrouwbaarheid van de schaal Individueel functioneren - vader laat te wensen over. De hoeveelheid variantie van de VGF die door de schalen wordt verklaard, is aan de lage kant: 42% van deel A, 51% van deel M en 47% van deel B. Dit betekent dat een groot deel van de informatie die met de VGF wordt ingewonnen, niet wordt gebruikt. Oplossingen die meer variantie verklaren, bleken echter schalen op te leveren met een te lage betrouwbaarheid (zie Van der Haar e.a., 2000). NIZW / PI Research, augustus

51 4 Validiteit van de clusters en schalen: een verkenning De VGF is een vragenlijst over het functioneren van gezinnen. Met behulp van principale componenten-analyses zijn elf schalen gevonden die verschillende aspecten van het functioneren van gezinnen in kaart brengen: Basiszorg, Sociale contacten, Opvoedingsvaardigheden - vader/moeder, Veiligheid in het gezin vader/moeder, Individueel functioneren - vader/moeder, Jeugdbeleving - vader/moeder en Partnerrelatie. Tien schalen zijn ondergebracht in twee clusters: Zorg en opvoeding vader/moeder en Persoonlijk functioneren - vader/moeder. Partnerrelatie beschouwen we als een losse schaal naast de clusters (zie figuur 9). In dit hoofdstuk doen we verslag van onderzoek naar de validiteit van deze schalen. We hebben onderzocht of de scores van de clusters en schalen inderdaad een beeld geven van die aspecten van het gezinsfunctioneren die de clusters en schalen bedoeld zijn te meten. Twee soorten validiteit zijn onderzocht: de begripsvaliditeit (paragraaf 4.1) en de criteriumgeoriënteerde validiteit (paragraaf 4.2). Aan het eind van dit hoofdstuk trekken we enkele conclusies ten aanzien van de validiteit van de VGF (paragraaf 4.3). 4.1 Begripsvaliditeit De begripsvaliditeit van een vragenlijst geeft aan in hoeverre de begrippen die een vragenlijst bedoelt te meten, daadwerkelijk gemeten worden. Om te bepalen of de gevonden clusters en schalen werkelijk bepaalde aspecten van het gezinsfunctioneren meten, hebben we de samenhang (Pearsons correlatiecoëfficiënt) berekend tussen scores op de gevonden clusters en schalen van de VGF met scores op schalen van andere vragenlijsten over het gezinsfunctioneren. We hebben de samenhang van de VGF berekend met de Nijmeegse Ouderlijke Stress Index (NOSI) (De Brock e.a., 1992) en de Vragenlijst Meegemaakte Gebeurtenissen (VMG) (Veerman e.a., 1997). Daarnaast hebben we correlaties berekend tussen scores op de VGF en de Child Behavior Checklist (CBCL) (Achenbach, 1991; Verhulst e.a., 1996). Bij de berekening van de correlaties zijn we uitgegaan van de clusters en schalen voor moeders. Als significantiegrens hebben we een overschrijdingskans gehanteerd kleiner dan Hiervoor is gekozen, omdat zo veel correlaties zijn berekend. Daardoor zou bij een grotere overschrijdingskans het gevaar te groot worden dat ten onrechte correlaties als significant worden aangeduid. Voordat de resultaten aan bod komen, zullen we per vragenlijst bespreken waarom samenhang met de VGF aannemelijk is. Relatie tussen de VGF en de CBCL Met de CBCL worden gedragsproblemen van kinderen in kaart gebracht. De gedragsproblemen worden opgedeeld in twee clusters: internaliserende problematiek en externaliserende problematiek. Daarnaast wordt een totaalscore berekend. Een disfunctionerend gezin is een risicofactor voor het ontstaan van gedragsproblemen (Veerman, 1988). Het is daarom aannemelijk dat clusters en schalen van de VGF en van de CBCL in belangrijke mate zullen samenhangen: hoe slechter een gezin functioneert, hoe meer gedragsproblemen er in een gezin zullen voorkomen. Voor de volgende onderzoeken zijn gegevens van de VGF én de CBCL verzameld: Families First, 1994 (De Kemp, Ten Brink en Veerman, 1998a) Families First, 1995 (De Kemp, Ten Brink en Veerman, 1998b) Families First, 1996 (De Kemp, Ten Brink en Veerman, 1998c) Interventie-evaluatie Boddaert (Kloosterman en Veerman, 1999). Van 343 gezinnen zijn gegevens van zowel de VGF als van de CBCL beschikbaar. Relatie tussen de VGF en de NOSI Met de NOSI wordt de stressbeleving van ouders in de opvoeding bepaald. De NOSI bestrijkt een ouderdomein en een kinddomein. Het ouderdomein bepaalt in welke mate de ouder zich al dan niet NIZW / PI Research, augustus

52 berekend voelt op de opvoedingstaak. Het kinddomein bestrijkt de bijdrage van bepaalde eigenschappen van het kind aan de mogelijke stress in de ouder-kindrelatie. Daarnaast wordt een totaalscore berekend: de totale hoeveelheid stress die door ouders in de opvoeding wordt ervaren. Het is aannemelijk dat de mate van stress die ouders ervaren, in belangrijke mate samenhangt met het functioneren van het gezin en van de ouders; hoe meer stress ouders zullen ervaren, hoe meer het functioneren van de ouders hieronder zal lijden. Voor het onderzoek Intensieve Ambulante Gezinsbehandeling (Flipse, Ten Brink en Veerman, 1998) zijn zowel gegevens van de VGF als van de NOSI verzameld. Van 169 gezinnen zijn gegevens van de VGF én de NOSI beschikbaar. Relatie tussen de VGF en de VMG Met de VMG wordt het aantal gebeurtenissen vastgesteld dat een gezin in een bepaalde periode heeft meegemaakt. We hebben correlaties berekend tussen de verschillende clusters en schalen van de VGF en het aantal negatieve gebeurtenissen dat gezinnen de afgelopen twee jaar heeft meegemaakt. Het is aannemelijk dat negatieve gebeurtenissen het uitvoeren van gezinstaken zoals gemeten door de VGF, in belangrijke mate beïnvloeden. Voor de volgende onderzoeken zijn gegevens van de VGF én de VMG verzameld: Families First, 1994 (De Kemp, Ten Brink en Veerman, 1998a) Intensieve Ambulante Gezinsbehandeling (Flipse, Ten Brink en Veerman, 1998) Interventie-evaluatie Boddaert (Kloosterman en Veerman, 1999). In totaal zijn van 279 gezinnen gegevens van beide vragenlijsten beschikbaar. Resultaten De correlaties tussen de clusters en schalen van de VGF enerzijds en de CBCL, NOSI en VMG anderzijds zijn erg laag (gemiddeld 0.01, variërend van 0.23 tot 0.13). In tabel 25 van Bijlage 2.2 zijn de correlatiecoëfficiënten weergegeven. Geen van de correlaties is significant. We kunnen dus concluderen dat de aspecten van het gezinsfunctioneren die met de VGF worden gemeten, niet lijken samen te hangen met de problematiek die door de CBCL, de NOSI en de VMG in kaart wordt gebracht. Een verklaring voor het gebrek aan samenhang kan worden gezocht in het verschil in informanten: de VGF wordt door hulpverleners ingevuld, de CBCL, NOSI en VMG door ouders. Onderzoek laat doorgaans grote verschillen tussen informanten zien, zowel wat betreft de beoordeling van problemen bij jeugdigen (Kroes, Veerman en De Bruijn, 2000) als wat betreft de beoordeling van het gezinsfunctioneren (Heloma Lught, 1998). In 1998 is door Heloma Lught een kleinschalig onderzoek uitgevoerd om na te gaan of het informantverschil een verklaring is voor de lage correlaties tussen de VGF enerzijds en de CBCL, NOSI en VMG anderzijds. In dit onderzoek hebben ouders een aangepaste versie van de VGF ingevuld én een CBCL, NOSI en VMG. Uit dit onderzoek kwamen geen significante verbanden naar voren. Deze resultaten maken het informantverschil als verklaring voor de lage correlaties minder aannemelijk. Vanwege de kleinschaligheid van het onderzoek van Heloma kunnen we deze verklaring echter niet uitsluiten. Een andere verklaring kan gevonden worden in de aard van de onderzoeksgroep. Alle gezinnen uit de onderzoeksgroep zijn aangemeld voor een vorm van jeugdzorg. De problemen in deze gezinnen zullen over het algemeen ernstig zijn. De scores op zowel de VGF als de CBCL, NOSI en VMG liggen daardoor over het algemeen boven een bepaalde grens. De variatie in de scores is daardoor klein. Het kan zijn dat in onze onderzoeksgroep de variatie in scores te klein is om correlaties te vinden tussen de scores op de verschillende vragenlijsten. Bij een meer heterogene onderzoeksgroep zouden deze correlaties wel aan het licht kunnen komen. 4.2 Criteriumgeoriënteerde validiteit De criteriumgeoriënteerde validiteit van een vragenlijst geeft aan hoe goed een vragenlijst de verscheidenheid in een bepaald criterium weergeeft. Zoals in hoofdstuk 1 van dit deel van de NIZW / PI Research, augustus

53 handleiding al is gezegd, is de VGF onder meer ontwikkeld om onderscheid te kunnen maken tussen verschillende soorten hulpbehoevende gezinnen. Onze onderzoeksgroep bestaat uit gezinnen die voor verschillende vormen van jeugdzorg zijn aangemeld: Families First, Intensieve Gezinsbehandeling, Zeer Intensieve Gezinsbehandeling, Videogezinstraining en Boddaert. In deze paragraaf komt aan de orde in hoeverre de clusters en schalen van de VGF onderscheid maken tussen de verschillende soorten hulpbehoevende gezinnen. Allereerst hebben we de gemiddelden en standaarddeviaties van de groepen berekend op de verschillende schalen. Deze zijn weergegeven in tabel 27 van Bijlage 2.3. Daarna hebben we met variantieanalyse getoetst of de gemiddelden statistisch significant van elkaar verschillen. Per schaal is eerst getoetst of deze onderscheid maakt tussen de groepen. Als dat het geval is, dan is getoetst welke groepen significant van elkaar verschillen. Omdat we veel toetsen hebben gedaan, hebben we steeds een kleine overschrijdingskans gehanteerd: van Bij een kleine overschrijdingskans is de kans dat ten onrechte verschillen tussen groepen worden gevonden geringer. Een kleine overschrijdingskans brengt echter ook met zich mee dat ten onrechte kan worden aangenomen dat er geen verschillen tussen groepen zijn. Uit de resultaten blijkt dat enkele schalen statistisch significante verschillen tussen deze groepen laten zien (Let op: een hogere score duidt op adequater functioneren): - Sociale contacten: Families First scoort hoger dan Zeer Intensieve Gezinsbehandeling. Videogezinstraining scoort hoger dan Zeer Intensieve Gezinsbehandeling. - Opvoedingsvaardigheden - moeder: Intensieve Gezinsbehandeling scoort hoger dan Families First. Zeer Intensieve Gezinsbehandeling scoort hoger dan Families First. Zeer Intensieve Gezinsbehandeling scoort hoger dan Intensieve Gezinsbehandeling. Zeer Intensieve Gezinsbehandeling scoort hoger dan Boddaert. - Veiligheid in het gezin - moeder: Boddaert scoort hoger dan Families First. Boddaert scoort hoger dan Zeer Intensieve Gezinsbehandeling. - Individueel functioneren - vader: Families First scoort hoger dan Intensieve Gezinsbehandeling. Families First scoort hoger dan Zeer Intensieve Gezinsbehandeling. Boddaert scoort hoger dan Intensieve Gezinsbehandeling. Boddaert scoort hoger dan Zeer Intensieve Gezinsbehandeling. De andere schalen en de twee clusters laten geen significante verschillen tussen de groepen zien. Opvallend is de lage score op de schaal Sociale contacten van gezinnen die zijn aangemeld voor Zeer Intensieve Gezinsbehandeling. Deze vorm van behandeling is toegesneden op gezinnen die moeilijk toegankelijk en afwerend zijn en bij buitenstaanders gevoelens en gedragingen van afkeer en afwijzing teweegbrengen. Een lage score op Sociale contacten past goed in dit beeld. Ook de hogere score op Veiligheid in het gezin voor gezinnen waarvan een van de kinderen bij een Boddaertinstelling is aangemeld, strookt met de aard van de behandelvormen. Wanneer een gezin wordt aangemeld voor Families First of (Zeer) Intensieve Gezinsbehandeling is er een indicatie voor uithuisplaatsing. Voor de gezinnen die bij een Boddaertcentrum worden aangemeld is dit niet het geval. In overeenstemming hiermee is de hogere score van Boddaert-gezinnen op de schaal Individueel functioneren vader. In gezinnen waarvan een van de kinderen bij een Boddaertinstelling is aangemeld, zal de problematiek minder vaak binnen het gezin liggen en vaker bij de jeugdige. Minder makkelijk verklaarbaar zijn de verschillen op de schaal Opvoedingsvaardigheden moeder en de hogere score op Individueel functioneren vader van gezinnen die voor Families First zijn aangemeld. In tabel 27 van Bijlage 2.3 is te zien dat met name de groep gezinnen die is aangemeld voor Videogezinstraining erg klein is. Bij een kleine groep is het gevaar groot dat de groep niet representatief is voor de totale groep. De resultaten zijn daarmee NIZW / PI Research, augustus

54 minder betrouwbaar. In toekomstig onderzoek zou daarom gestreefd moeten worden naar grotere onderzoeksgroepen. 4.3 Conclusie De resultaten van de begripsvaliditeit geven geen ondersteuning voor de validiteit van de VGF. De aspecten van het gezinsfunctioneren die met de VGF worden gemeten, lijken niet samen te hangen met de problematiek die door de CBCL, de NOSI en de VMG in kaart worden gebracht. Een mogelijke oorzaak hiervan is de aard van de onderzoeksgroep: doordat alle gezinnen zijn aangemeld voor een vorm van jeugdzorg is er weinig differentiatie binnen de onderzoeksgroep. Een andere mogelijke verklaring is dat de VGF wordt ingevuld door hulpverleners en de drie andere vragenlijsten door de ouders zelf. Het onderzoek naar de criteriumgeoriënteerde validiteit daarentegen levert betekenisvolle resultaten op. Een aantal schalen laat relevante verschillen tussen groepen zien. Duidelijk zal zijn dat verder onderzoek naar de validiteit van de VGF nodig is. Wat betreft de begripsvaliditeit valt hierbij te denken aan de samenhang tussen de VGF en andere vragenlijsten die de visie van de hulpverlener weergeven. Hierbij dienen deze relaties in een theoretisch kader te zijn ingebed. De criteriumgeoriënteerde validiteit zou nader onderzocht moeten worden met grotere groepen. NIZW / PI Research, augustus

55 5 Samenvatting, conclusies en discussie In dit deel van de handleiding hebben we verslag gedaan van het onderzoek naar de beste schaalstructuur van de Vragenlijst gezinsfunctioneren (VGF). Deze vragenlijst is gebaseerd op de Probleem Inventarisatielijst (PIL) van Baartman, De Caluwe e.a. (1987). In 1994 is de PIL op een aantal punten gewijzigd door Baartman, Vogelvang e.a.. Deze gewijzigde versie is toen uitgegeven als de VGF. In 1995 is de VGF statistisch geanalyseerd door Schimmel. Naar aanleiding van deze analyses is de vragenlijst op een aantal punten gewijzigd. De schalen van deze versie van Schimmel werden in de praktijk echter onbevredigend gevonden. Daarom werd besloten de schaalstructuur van de VGF opnieuw te onderzoeken, nu met een grotere en meer diverse onderzoeksgroep. In dit hoofdstuk geven we een samenvatting en conclusies van dit onderzoek. Tot slot plaatsen we in de discussie (paragraaf 5.3) enkele kritische kanttekeningen met het oog op de toekomst van de VGF. 5.1 Samenvatting De oorspronkelijke versie van de VGF (Baartman e.a., 1994) bestaat uit 105 vragen in de vorm van stellingen. Op een vijfpuntsschaal (van: geldt geheel niet voor dit gezin (1) tot: geldt zeer sterk voor dit gezin (5)) moet worden aangegeven in hoeverre een stelling van toepassing is op het gezin. De 105 vragen zijn ondergebracht in vier delen: deel A (algemeen), deel M (moeder), deel V (vader) en deel B (beide ouders samen). De VGF wordt ingevuld door een hulpverlener die het gezin goed kent. Van 1001 gezinnen zijn vragenlijsten, ingevuld door professionele hulpverleners, beschikbaar. De gezinnen zijn aangemeld voor verschillende vormen van jeugdzorg: Families First, Intensieve Gezinsbehandeling, Zeer Intensieve Gezinsbehandeling, Videogezinstraining en Boddaert. Een groot deel van de beschikbare vragenlijsten is onvolledig ingevuld. We hebben daarom een selectie gemaakt. Alleen gezinnen die per deel van de VGF (de delen A, M, V en B) twee of minder oningevulde vragen hadden, zijn bij de analyses betrokken. Dit zijn 677 gezinnen. Deze 677 gezinnen vormen de eigenlijke onderzoeksgroep. Om een beeld te krijgen van de precieze schaalstructuur van de VGF hebben we principalecomponentenanalyses (PCA s) uitgevoerd. We hebben drie PCA s uitgevoerd: op het algemene deel (deel A), op het deel voor de ouders afzonderlijk (deel M voor moeder en deel V voor vaders) en op het deel voor beide ouders samen (deel B). Bij de analyse van het deel voor de ouders afzonderlijk hebben we deel M als uitgangspunt genomen. Deel M en V zijn inhoudelijk identiek. Nadat we de schaalstructuur van deel M hebben bepaald, hebben we inhoudelijk identieke schalen geconstrueerd van de vragen uit deel V. Op de gevonden schalen hebben we steeds betrouwbaarheidsanalyses uitgevoerd om de mate van homogeniteit van de schalen te bepalen. Als maat daarvoor diende de -coëfficiënt. De resultaten van de PCA s en de betrouwheidsanalyses geven het volgende beeld. De vragen van deel A kunnen het best worden ingedeeld in twee schalen (42.0% verklaarde variantie): Basiszorg ( =0.93) Sociale contacten ( =0.72). Uit de PCA op deel M blijkt dat de vragen uit dit deel het best in vier schalen kunnen worden ondergebracht (50.7% verklaarde variantie): Opvoedingsvaardigheden (moeders: =0.91, vaders: =0.85) Jeugdbeleving (moeders: =0.87, vaders: =0.80) NIZW / PI Research, augustus

56 Veiligheid in het gezin (moeders: =0.74, vaders: =0.64) Individueel functioneren (moeders: =0.66, vaders: =0.26). De vragen uit deel B vormen één schaal (46.7% verklaarde variantie): Partnerrelatie ( =0.91). Om te bepalen of de gevonden schalen van deel A en M onderling samenhangen en bepaalde clusters vormen, hebben we op de schalen PCA s uitgevoerd. Daaruit is gebleken dat de schalen van deel A samen met de schalen van deel M, twee goed interpreteerbare clusters vormen (60.1% verklaarde variantie): Zorg en opvoeding (moeders: =0.94, vaders: =0.93): Basiszorg Sociale contacten Opvoedingsvaardigheden Veiligheid in het gezin Persoonlijk functioneren ouder (moeders: =0.76, vaders: =0.57): Jeugdbeleving Individueel functioneren De schaal Partnerrelatie valt buiten de clusters en moet apart worden beschouwd. Om twee redenen is besloten de clusters voorlopig alleen voor onderzoeksdoeleinden te gebruiken en niet in de praktijk te introduceren. Ten eerste overlappen de cluster Zorg en opvoeding voor vaders en moeders elkaar gedeeltelijk: de schalen Basiszorg en Sociale contacten zijn voor vaders en moeders gelijk. Dit leidt tot moeilijkheden bij de interpretatie van de scores. Ten tweede is nog onduidelijk of deze clusters relevante informatie opleveren voor de praktijk. Toekomstig onderzoek zal hierover opheldering moeten bieden. Om te onderzoeken of de gevonden clusters en schalen werkelijk aspecten van het gezinsfunctioneren meten, hebben we de samenhang berekend met andere vragenlijsten over het gezinsfunctioneren: de Nijmeegse Ouderlijke Stress Index en de Vragenlijst Meegemaakte Gebeurtenissen. Bovendien zijn relaties onderzocht met een vragenlijst die gedragsproblemen bij jeugdigen meet: de Child Behavior Checklist. Uit de resultaten bleek dat de samenhang tussen de schalen van de VGF en deze vragenlijsten laag was. We hebben twee verklaringen geopperd: het informantenverschil (de VGF wordt door hulpverleners ingevuld; de andere lijsten door ouders) en de aard van de onderzoeksgroep (alle gezinnen zijn aangemeld voor een vorm van jeugdzorg, waardoor er weinig differentiatie is binnen de onderzoeksgroep). Verder hebben we onderzocht in hoeverre de gevonden schalen en clusters onderscheid maken tussen verschillende soorten hulpbehoevende gezinnen. De gezinnen uit de onderzoeksgroep zijn aangemeld voor verschillende vormen van jeugdzorg: Families First, Intensieve Gezinsbehandeling, Zeer Intensieve Gezinsbehandeling, Videogezinstraining en Boddaert. Uit de resultaten blijkt dat enkele schalen verschillen tussen deze groepen laten zien. Gezinnen die zijn aangemeld voor een behandeling bij Boddaert scoren beter op de schaal Veiligheid in het gezin dan gezinnen die zijn aangemeld voor Families First of Zeer Intensieve Gezinsbehandeling. Dit verschil strookt met de aard van de behandelvormen: Families First en Zeer Intensieve Gezinsbehandeling is bedoeld voor gezinnen waar (een van) de kinderen uit huis geplaatst dreigt te worden. Bij een behandeling bij een Boddaertinstelling is dit niet het geval. Een ander betekenisvol verschil komt aan het licht op de schaal Sociale contacten. Gezinnen die zijn aangemeld voor Zeer Intensieve Gezinsbehandeling scoren slechter op deze schaal dan de andere gezinnen uit de onderzoeksgroep. Zeer Intensieve Gezinsbehandeling is toegesneden op gezinnen die moeilijk toegankelijk zijn en bij NIZW / PI Research, augustus

57 buitenstaanders gevoelens en gedragingen van afkeer en afwijzing opwekken. De slechte score op Sociale contacten past goed in dit beeld. Uitgebreider onderzoek naar de validiteit van de VGF is noodzakelijk. Wat betreft de begripsvaliditeit valt hierbij te denken aan de samenhang tussen de VGF en andere vragenlijsten die de visie van de hulpverlener weergeven. De criteriumgeoriënteerde validiteit zou nader onderzocht moeten worden met grotere groepen gezinnen per behandelvorm. Daarbij zou ook de diversiteit van de behandelvormen uitgebreid kunnen worden. 5.2 Conclusies De hiërarchische structuur van de VGF ziet er als volgt uit. De totale lijst bestaat uit 95 vragen. Hierover kan een totaalscore berekend worden. Deze score geeft een algemene indruk van het gezinsfunctioneren. Vervolgens worden scores op de twee clusters berekend. Zo wordt een beeld verkregen van twee specifiekere domeinen: Zorg en opvoeding (cluster 1) en Persoonlijk functioneren van de ouder(s) (cluster 2). Binnen elk domein kan daarna nog specifieker gekeken worden door scores te berekenen op de schalen: binnen het cluster Zorg en opvoeding op de schalen Basiszorg, Sociale contacten, Opvoedingsvaardigheden en Veiligheid in het gezin, binnen het cluster Persoonlijk functioneren op de schalen Jeugdbeleving en Individueel functioneren. Indien beide ouders in het gezin aanwezig zijn, kan tevens een score worden verkregen op de schaal Partnerrelatie. De indeling in clusters lijkt vooralsnog alleen voor onderzoeksdoelen bruikbaar. In de praktijk zullen daarom vooral de schaalscores worden gehanteerd. De VGF is een vragenlijst die als doel heeft de problemen van multi-problemgezinnen in kaart te brengen. Nu we de schaalstructuur van de VGF hebben onderzocht, is natuurlijk de vraag of de VGF een volledig beeld geeft van het functioneren van multi-problemgezinnen. In hoofdstuk 1 van dit deel van de handleiding hebben we een overzicht gegeven van de aspecten van het functioneren van multi-problemgezinnen die genoemd worden door Belsky (1984), Baartman e.a. (1986, 1987) en Ghesquière (1993). Ook hebben we vijf Nederlandse gezinsvragenlijsten voor hulpverleners besproken. We zetten nu de aspecten van het functioneren van multi-problemgezinnen die genoemd worden door de drie auteurs nog eens in een tabel (tabel 20). In deze tabel geven we aan welke aspecten door de vijf besproken vragenlijsten én door de VGF in kaart worden gebracht. De volgende vijf vragenlijsten zijn in hoofdstuk 1 besproken: - de COM-procedure (COM) (Van den Boogaart, Mesman Schultz e.a., 1989); - het Pedagogisch Signalerings Instrumentarium (PSI) (Weterings, Pruijs e.a., 1991); - de Vragenlijst Sociale en Pedagogische Situatie (VSPS) (Scholte, 1993); - het Gezinsdiagnostisch Screeningsinstrument (GSI) (Stockmann, De Boer e.a., 1994); - de Vragenlijst Voor Ouderfunctioneren (VVO) (Van der Maas en Van Leeuwen, 1996). NIZW / PI Research, augustus

58 Tabel 20 Overzicht van het voorkomen van de aspecten van het functioneren van multi-problemgezinnen in de COM, het PSI, de VSPS, het GSI, de VVO en de VGF. Aspect gezinsfunctioneren COM PSI* VSPS GSI VVO VGF Demografische kenmerken Gezinssamenstelling ja ja ja ja ja ja Zorg en opvoeding Opvoedingsverantwoordelijkheid ouder Opvoedingshouding ouder ja ja ja ja Verwaarlozing ja ja ja ja Onveiligheid (mishandeling, seksueel misbruik) ja ja ja Huishouding en huisvesting ja Gezinsfunctioneren Gezinscohesie ja ja ja ja Stabiliteit interactiepatronen in het gezin ja Communicatie binnen het gezin ja ja Veranderingspatroon van het gezin / adaptatie ja ja Sociaal netwerk Sociale ondersteuning ja ja ja Participatie en integratie in de samenleving Kenmerken van de ouder ja Ontwikkelingsgeschiedenis / jeugdbeleving ja ja Eigen problematiek ouders Normoverschrijdend gedrag (delinquentie, verslaving) Opleiding Locus of control Werksituatie ouder Werkloosheid Werkdruk Tevredenheid over werksituatie Gezinsinkomen Relatie tussen de ouders ja ja ja ja Kenmerken van het kind ja ja ja Temperament / goodness-of-fit *Alleen de inhoud van de schalen die de visie van de hulpverlener weergeven zijn opgenomen in de tabel. ja ja ja ja ja ja In hoofdstuk 1 is al geconcludeerd dat de COM, het PSI, de VSPS, het GSI en de VVO geen volledig beeld geven van het functioneren van multi-problemgezinnen. In bovenstaande tabel is te zien dat ook de VGF niet alle aspecten van het functioneren van deze gezinnen in kaart brengt. In vergelijking met de andere Nederlandse vragenlijsten geeft de VGF wel een breder beeld van multi-problemgezinnen. Opvallend is dat met name aspecten van het ouderfunctioneren door de VGF in kaart worden gebracht. Kenmerken van het kind en van de gezinsstructuur blijven in de VGF buiten beschouwing. De VGF kan dan ook beter worden gezien als een vragenlijst die het ouderfunctioneren in multi-problemgezinnen in kaart brengt. 5.3 Discussie De VGF is een vragenlijst in ontwikkeling. De lijst is in 1987 ontwikkeld om kenmerken van multi-problemgezinnen in kaart te brengen. Inmiddels wordt de VGF veel gebruikt, zowel voor onderzoek als in de praktijk. De schaalstructuur van de VGF heeft niet altijd tot tevredenheid NIZW / PI Research, augustus

59 gestemd. De schalen van Baartman e.a. (1994) hadden een te lage homogeniteitbetrouwbaarheid, de schalen van Schimmel (1995) werden in de praktijk te weinig aansprekend gevonden. In dit deel van de handleiding is verslag gedaan van het onderzoek naar een nieuwe schaalstructuur van de VGF. De resultaten laten een schaalstructuur zien die als een duidelijke verbetering kan worden beschouwd ten opzichte van de schaalstructuur van Baartman e.a. (1994) en Schimmel (1995). Op een aantal punten blijft de VGF echter voor verbetering vatbaar. Een zwak punt van de VGF is dat een gedegen theoretische onderbouwing ontbreekt. De lijst is in 1987 samengesteld door onderzoekers in samenspraak met hulpverleners die veel met multiproblemgezinnen werken. Een sterk punt hiervan is dat de VGF die aspecten van multiproblemgezinnen in kaart brengt die door hulpverleners van belang worden geacht. De VGF is immers een vragenlijst die de visie van de hulpverlener in kaart brengt. Dat een theoretische onderbouwing ontbreekt, zal bij het gebruik van de VGF echter in gedachten moeten worden gehouden. De homogeniteitbetrouwbaarheid van de schalen van de VGF is over het algemeen redelijk. Sommige schalen hebben een lage betrouwbaarheid. Dit geldt met name voor de schalen Individueel functioneren moeder, Individueel functioneren vader en Veiligheid in het gezin vader. Toekomstig onderzoek zal zich moeten richten op het verbeteren van de homogeniteit van deze schalen. Daarnaast zal gekeken moeten worden naar de test-hertestbetrouwbaarheid van de VGF. Bij test-hertestbetrouwbaarheid gaat het om de vraag hoe stabiel de scores van een test of vragenlijst zijn over de tijd. Ofwel: geeft het invullen van de VGF een zelfde beeld van een gezin als de lijst twee keer wordt ingevuld met een interval van bijvoorbeeld twee weken? Uit een tweede-orde-analyse kwamen twee clusters naar voren: Zorg en opvoeding en Persoonlijk functioneren ouder. De bruikbaarheid van deze clusters voor de praktijk is nog onduidelijk. Voorlopig zullen deze clusters daarom alleen voor onderzoeksdoelen worden gebruikt. De validiteit van de VGF blijft onduidelijk. De resultaten van het in deze handleiding beschreven onderzoek, geven aanwijzingen dat de begripsvaliditeit onvoldoende is. Dit zou echter nog beter moeten worden onderzocht. Het onderzoek naar de criteriumgeoriënteerde validiteit van de VGF geeft hoopvolle resultaten. Een aantal schalen laat verschillen zien tussen verschillende soorten hulpbehoevende gezinnen. Wanneer meer VGF-gegevens van meer verschillende hulpbehoevende gezinnen beschikbaar zijn, zal duidelijker worden in welke mate en op welke manier de VGF onderscheid maakt tussen hulpbehoevende gezinnen. Duidelijk zal zijn dat de VGF een vragenlijst in ontwikkeling is. Met dit onderzoek is een stap gezet naar een beter inzicht in de psychometrische eigenschappen van dit instrument. NIZW / PI Research, augustus

60 Bijlage 2.1: Matrices met componentladingen In deze bijlage worden de matrices met componentladingen weergegeven van de principalecomponentenanalyses die beschreven zijn in hoofdstuk 3. Alleen componentladingen groter dan 0.20 zijn afgedrukt. De vragen zijn genummerd als in de nieuwe versie van de VGF. Vragen die wel in de oorspronkelijke VGF van Baartman e.a. (1994) waren opgenomen en niet in de nieuwe versie van de VGF, zijn aangegeven met een letter. Tabel 21 Componentmatrix deel A (geroteerd) Componentlading Vraag* Component 1: Basiszorg Component 2: Sociale contacten C A B D *De vragen die niet in een schaal worden opgenomen (dat zijn vragen met een componentlading lager dan 0.30 op alle componenten) zijn aangegeven met een letter. De inhoud van deze vragen is weergegeven in bijlage 2.4. NIZW / PI Research, augustus

61 Tabel 22 Componentmatrix deel M (geroteerd) Componentlading Vraag* Component 1: Opvoedingsvaardigheden Component 2: Jeugdbeleving Component 3: Veiligheid in het gezin Component 4: Individueel functioneren F E *De vragen die niet in een schaal worden opgenomen (dat zijn vragen met een componentlading lager dan 0.30 op alle componenten) zijn aangegeven met een letter. De inhoud van deze vragen is weergegeven in bijlage 2.4. NIZW / PI Research, augustus

62 Tabel 23 Componentmatrix deel B Vraag* Componentlading Partnerrelatie I J *De vragen die niet in een schaal worden opgenomen (dat zijn vragen met een componentlading lager dan 0.30 op alle componenten) zijn aangegeven met een letter. De inhoud van deze vragen is weergegeven in bijlage 2.4. Tabel 24 Componentmatrix tweede-orde-analyse (geroteerd) Schaal Cluster 1 Cluster 2 Basiszorg Sociale contacten Opvoedingsvaardigheden - moeder Veiligheid in het gezin moeder Individueel functioneren - moeder Jeugdbeleving moeder NIZW / PI Research, augustus

63 Bijlage 2.2: Correlaties tussen de VGF en de CBCL, NOSI en VMG In onderstaande tabel zijn de correlatiecoëfficiënten tussen de clusters en schalen van de VGF enerzijds en de CBCL, NOSI en VMG anderzijds weergegeven. De correlaties van de clusters (Zorg en opvoeding en Persoonlijk functioneren) en de schalen van de VGF voor de ouders afzonderlijk (Opvoedingsvaardigheden, Veiligheid in het gezin, Jeugdbeleving en Individueel functioneren) is berekend over de scores voor moeders. Tabel 25 Correlaties tussen de clusters en schalen van de VGF enerzijds en schalen van de CBCL, NOSI en VMG anderzijds, overschrijdingskansen en aantal gezinnen dat bij berekeningen is betrokken Totaal CBCL NOSI VMG Externa liseren Totaal Ouder- Domein Internaliseren Kind- Negatieve Domein gebeurtenissen Pearsons correlatiecoëfficiënt Cluster 1: Zorg en opvoeding Basiszorg Sociale contacten Opvoedings-vaardigheden Veiligheid in het gezin Cluster 2: Persoonlijk functioneren Jeugdbeleving Individueel functioneren Partnerrelatie Overschrijdingskans Cluster 1: Zorg en opvoeding Basiszorg Sociale contacten Opvoedings-vaardigheden Veiligheid in het gezin Cluster 2: Persoonlijk functioneren Jeugdbeleving Individueel functioneren Partnerrelatie Aantal gezinnen Cluster 1: Zorg en opvoeding Basiszorg Sociale contacten Opvoedings Vaardigheden Veiligheid in het gezin Cluster 2: Persoonlijk functioneren Jeugdbeleving Individueel functioneren Partnerrelatie NIZW / PI Research, augustus

64 Bijlage 2.3: Gemiddelden op de clusters en schalen In de tabellen 1 en 2 zijn de gemiddelden en standaarddeviaties op de schalen en clusters weergegeven van gezinnen die voor verschillende vormen van jeugdzorg zijn aangemeld: Families First (FF), Intensieve Gezinsbehandeling (IG), Zeer Intensieve Gezinsbehandeling (ZIG), Videogezinstraining (VG) en Boddaert. Bij elk gemiddelde plus standaarddeviatie staat aangegeven over hoe veel gezinnen (N) deze zijn berekend. Tabel 26 Gemiddelden en standaarddeviaties van de verschillende behandelvormen op de clusters FF IG ZIG VG Boddaert Totaal Zorg en opvoeding-moeder Gemiddelde Standaarddeviatie N Persoonlijk functioneren moeder Gemiddelde Standaarddeviatie N Zorg en opvoeding-vader Gemiddelde Standaarddeviatie N Persoonlijk functioneren vader Gemiddelde Standaarddeviatie N NIZW / PI Research, augustus

65 Tabel 27 Gemiddelden en standaarddeviaties van de verschillende behandelvormen op de schalen FF IG ZIG VG Boddaert Totaal Basiszorg Gemiddelde Standaarddeviatie N Sociale contacten Gemiddelde Standaarddeviatie N Opvoedingsvaardigheden -moeder Gemiddelde Standaarddeviatie N Veiligheid in het gezin-moeder Gemiddelde Standaarddeviatie N Jeugdbeleving moeder Gemiddelde Standaarddeviatie N Individueel functioneren moeder Gemiddelde Standaarddeviatie N Opvoedingsvaardigheden vader Gemiddelde Standaarddeviatie N Veiligheid in het gezin-vader Gemiddelde Standaarddeviatie N Jeugdbeleving vader Gemiddelde Standaarddeviatie N Individueel functioneren - vader Gemiddelde Standaarddeviatie N Partnerrelatie Gemiddelde * Standaarddeviatie * N *Voor de groep Videogezinstraining is voor de schaal Partnerrelatie geen gemiddelde en standaarddeviatie berekend, omdat in die groep van slechts één gezin gegevens van deze schaal beschikbaar zijn. NIZW / PI Research, augustus

66 Bijlage 2.4: De tien vragen die uit de VGF (uit 1994) zijn verwijderd Deel A A B C D Deel M E F Deel V G H De ouders zijn tevreden over de manier waarop zij door ambtelijke instanties behandeld worden. (Bedoeld worden instanties als Sociale Dienst of Gemeentelijke Dienst Herhuisvesting.) De contacten die de ouders met hun eigen ouder(s) hebben tasten hun eigen zelfstandigheid en verantwoordelijkheid niet aan. Eén of beide ouders heeft (hebben) voldoende werk om voor het gezin een inkomen te verdienen (scoor hier 1 of 2 indien het gezin grotendeels van een uitkering leeft). Het werk van één of beide ouders vormt vaak een bron van spanning (op het werk zelf of in het gezin). De moeder geeft te kennen dat zij wil dat de kinderen het beter hebben dan zij het vroeger had. De moeder verontschuldigt haar ouders voor datgene waarin deze jegens haar tekort zijn geschoten en/of geeft blijk van begrip voor de toenmalige omstandigheden van haar ouders. De vader geeft te kennen dat hij wil dat de kinderen het beter hebben dan hij het vroeger had. De vader verontschuldigt zijn ouders voor datgene waarin deze jegens hem tekort zijn geschoten en/of geeft blijk van begrip voor de toenmalige omstandigheden van zijn ouders. Deel B I De vader is fysiek gewelddadig tegenover de moeder. J De moeder is fysiek gewelddadig tegenover de vader. NIZW / PI Research, augustus

67 Literatuur Achenbach, T.M. Manual for the Child Behavior Checklist/ 4-18 and 1991 Profiles. Burlington VT: University of Vermont Department of Psychiatry, 1991 Baartman, H.E.M., S. de Caluwe e.a. Multi-problemgezinnen: Sores en scores. Amsterdam: Vrije Universiteit, 1987 Baartman, H.E.M. en J.S. Dijkstra Multi-problem gezinnen, I; interpretatiekaders. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 25, p , 1986 Baartman, H.E.M. en J.S. Dijkstra Multi-problem gezinnen, II; de opvoedingsproblematiek. Tijdschriftvoor Orthopedagogiek, 26, p. 2-20, 1987 Baartman, H.E.M. Kindermishandeling in multi-problemgezinnen. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, Kinderpsychiatrie en klinische Kinderpsychologie, 4, p Baartman, H.E.M., B.O. Vogelvang en J.W. Veerman De Vragenlijst Gezinsfunctioneren. Amsterdam/Duivendrecht: Vrije Universiteit, Vakgroep Pedagogiek / Paedologisch Instituut, 1994 Belsky, J. The determinants op parenting, a process model. Child development, 55, p Bijlsma, B. De Vragenlijst Ouderfunctioneren. Doctoraalscriptie. Vrije Universiteit Amsterdam, vakgroep Klinische kinder- en jeugdpsychologie, 1996 Bogaart, P.H.M. van den, K. Mesman Schultz e.a. Instrumentarium voor programma-evaluatie in de residentiele jeugdhulpverlening. De COM-UV. Betrouwbaarheid en validiteit. Leiden: Centrum Onderzoek en Jeugd Brock, A.J.J.L. de, A.A. Vermulst e.a. NOSI, Nijmeegse Ouderlijke Stress Index: handleiding experimentele versie. Lisse: Swets & Zeitlinger, 1992 Flipse, M.L., L.T. ten Brink en J.W. Veerman Tweede tussenrapport, Intensieve ambulante gezinsbehandeling. Duivendrecht: PI Research, 1998 Ghesquière, P. Multi-problemgezinnen. Leuven: Garant, 1993 Haar, A.N. van der, L.T. ten Brink en J.W. Veerman Technische verantwoording van de Vragenlijst Gezinsfunctioneren. Duivendrecht: PI Research, 2000 NIZW / PI Research, augustus

68 Heloma Lugt, J.Q. van Informantvariantie tussen ouders en hulpverleners van multi-problemgezinnen en de relatie tussen ervaren belasting ten aanzien van het kind, gezinsfunctioneren en copingstijl: Een vervolgonderzoek naar de validiteit van de Vragenlijst Gezinsfunctioneren. Doctoraalscriptie. Amsterdam: Vrije Universiteit, 1998 Kemp, R.A.T. de, J.W. Veerman en L.T. ten Brink Evaluatie-onderzoek Families First Nederland: Een bundeling van deel een tot en met deel vijf. Utrecht: NIZW, 1998a Kemp, R.A.T. de, J.W. Veerman en L.T. ten Brink Kwaliteitstoets Families First Utrecht: NIZW, 1998b Kemp, R.A.T de, J.W. Veerman en L.T. ten Brink Kwaliteitstoets Families First Utrecht: NIZW, 1998c Kroes, G., J.W. Veerman, en E.E.J. de Bruyn Realiteit en vertekening bij het beoordelen van probleemgedrag van kinderen. J.D. Bosch, H.A. Bosma, R. J. van der Gaag, A.J.J.M. Ruijssenaars & A. Vyt (red.) Jaarboek Ontwikkelingspsychologie, Orthopedagogiek en Kinderpsychiatrie 4 (p ). Houten: Bohn, Stafleu, Van Loghum, 2000 Kloosterman, M.V. en J.W. Veerman Boddaert Belicht: Eindrapport Interventie-evaluatie Onderzoek Boddaert. Utrecht: VOG, 1999 Langemeijer, K., H.M. Pijnenburg en J.W. Veerman Het gebruik van vragenlijsten in de gezinsdiagnostiek: Begeleiding van het keuzeproces. H.M. Pijnenburg, C.M. Rijswijk, A.J.J.M. Ruijssenaars & J.W. Veerman (red.) Pedologisch Jaarboek 1997 (pp ). Delft: Eburon, 1997 Maas, J.J. van der, en H.M.P. van Leeuwen Diagnostiek van functioneel en dysfunctioneel ouderschap. Th. Kieviet, J. de Wit, J.H.A. Groenendaal, & J.A. Tak (red.) Handboek psychodiagnostiek voor de hulpverlening aan kinderen (Vijfde druk) (p ). Utrecht: De Tijdstroom, 1996 Schimmel, J.J. Het functioneren van de Vragenlijst Gezinsfunctioneren: Theorie, betrouwbaarheid en de mening van de gebruikers. Duivendrecht: Paedologisch Instituut, 1995 Scholte, E.M. Basisdiagnostiek in de psychosociale jeugdhulpverlening II. De Vragenlijst Sociale en Pedagogische Situatie. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 32, p , 1993 Stockmann, A.P.A.M, N.H. de Boer e.a. Gezinsdiagnostische screening in de praktijk: De ontwikkeling van een vragenlijst voor hulpverleners. H.M. Pijnenburg, C.M. Rijswijk & J.W. Veerman (red.) Pedologisch Jaarboek 1994 (p. 9-22). Delft: Eburon, 1994 NIZW / PI Research, augustus

69 Veerman, J.W. Bedreigende en beschermende factoren in de gezinsomgeving: gegevens uit onderzoek. P.P. Goudena, H.J. Groenendaal & F.A. Swets-Gronert (red.) Kind in geding: Bedreigende en beschermende factoren in de psychosociale ontwikkeling van kinderen (p ). Amersfoort: Acco, 1988 Veerman, J.W., L.T. ten Brink e.a. De Vragenlijst Meegemaakte Gebeurtenissen (VMG). 2 e herziening. Duivendrecht: Paedologisch Instituut, 1997 Verhulst, F.C., J. van der Ende en H.M. Koot Handleiding voor de CBCL/ Rotterdam: Sophia Kinderziekenhuis, Afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie / Academisch Ziekenhuis Rotterdam / Erasmus Universiteit Rotterdam, 1996 Weterings, A.M., H. Pruijs e.a. Signalering binnen de jeugdhulpverlening. De ontwikkeling van het PSI, Pedagogisch Signalerings-Instrumentarium. Leiden: RU Leiden, Centrum Onderzoek Jeugdhulpverlening (COJ), 1991 Yperen, T.A. van en J.M. Koot Registratie van problematiek bij jeugdigen II: COM, VSPS en PSI. Kind en Adolescent, 17, p , 1996 Yperen, T.A. van, S.N.Verheggen en A.W. Roza Elf instrumenten onder de loep. Registratie in de jeugdzorg. Utrecht: NIZW, 1995 NIZW / PI Research, augustus

70 Deel 3: Vragenlijst en Scoringssleutel NIZW / PI Research, augustus

71 VGF VRAGENLIJST GEZINSFUNCTIONEREN De vragenlijst bestaat uit een reeks stellingen. Geef per stelling aan in hoeverre deze geldt voor het gezin. Doe dit door een van de cijfers van 1 tot en met 5 te omcirkelen. Deze hebben de volgende betekenis: 1 de uitspraak geldt geheel niet voor dit gezin, 2 de uitspraak geldt een beetje voor dit gezin, 3 de uitspraak geldt voor dit gezin, 4 de uitspraak geldt sterk voor dit gezin, 5 de uitspraak geldt zeer sterk voor dit gezin. Het kan zijn dat u een vraag niet kunt invullen, omdat u nog niet genoeg informatie over het gezin hebt. In dat geval kruist u het vakje [O nog nagaan] in. U kunt deze vraag invullen nadat u meer informatie over het gezin hebt ingewonnen. In de lijst wordt gesproken van moeder en vader. Hiermee wordt in deze vragenlijst degene bedoeld die op dit moment de verzorgende moeder- of vaderrol vervult. Dit hoeft dus niet noodzakelijk de biologische moeder of vader te betreffen. Met de Vragenlijst gezinsfunctioneren wordt het functioneren van een gezin in kaart gebracht. De lijst dient ingevuld te worden door een professionele hulpverlener die het gezin goed kent. Als periode van beoordeling geldt het afgelopen halfjaar. Hebben er in die periode belangrijke veranderingen plaatsgevonden in het functioneren of de situatie van het gezin, dan dient de meest recente stand van zaken als basis voor beoordeling te worden genomen. De vragenlijst bestaat uit verschillende delen: A (algemeen), B (beide ouders), M (moeder) en V (vader). Onderstaand schema geeft aan welke delen u invult. Vul allereerst de volgende gegevens in: Moeder aanwezig? ja / nee (omcirkel) Vader aanwezig? ja / nee (omcirkel) Naam gezin: ID-nummer: Naam invuller: Invuldatum: Tijdstip (omcirkel): aanvang / tussentijds / afsluiting / follow-up Vader en moeder aanwezig? nee nee ja Vul de hele lijst in: vraag 1 tot en met 95. Alleen vader aanwezig? ja Vul alleen de delen A en V in: vraag 1 tot en met 25 en vraag 67 tot en met 95. Alleen moeder aanwezig? ja Vul alleen de delen A en M in: vraag 1 tot en met 25 en vraag 38 tot en met 66. L.T. ten Brink, M.M.A.G. van der Steege, A.N. van der Haar, J.D. Jagers, J.W. Veerman, H.E.M. Baartman 2000 PI Research, Duivendrecht, en NIZW, Utrecht 1

72 VGF VRAGENLIJST GEZINSFUNCTIONEREN Dit is deel A: Algemeen. Vul dit gedeelte altijd volledig in. Lees voor ouders indien nodig ouder. L.T. ten Brink, M.M.A.G. van der Steege, A.N. van der Haar, J.D. Jagers, J.W. Veerman, H.E.M. Baartman 2000 PI Research, Duivendrecht, en NIZW, Utrecht 3

73 1 Het gezin als geheel leeft in een betrekkelijk vast dagritme. 2 Als de ouders van huis zijn, in de avond bijvoorbeeld, zorgen ze dat er toezicht is op de kinderen, bijvoorbeeld via de buren of een oppas (indien dat nodig te achten is gezien hun leeftijd). 3 Het gezin als geheel onderneemt regelmatig gezamenlijke activiteiten. 4 Het is herrie-achtig en rumoerig in het gezin (bijvoorbeeld een t.v. of radio die steeds aanstaat). 5 De kleren van de kinderen zien er redelijk verzorgd uit. 6 De ouders zijn tevreden over de hulp die ze tot nog toe hebben gehad van hulpverleningsinstellingen. 7 De woning is van behoorlijke kwaliteit. 8 De ouders besteden voldoende aandacht aan de lichamelijke verzorging van de kinderen. 9 De ouders weten op een goede manier vorm te geven aan hun contacten met officiële instanties (ambtelijke instanties zoals Sociale Dienst of Gemeentelijke Dienst Herhuisvesting). 10 De woning ziet er verzorgd uit. 11 De ouders weten doorgaans waar de kinderen zich buiten de school- of crèchetijden bevinden. 12 De ouders onderhouden die contacten met de school, crèche of peuterspeelzaal, die in het belang van het kind nodig zijn. 13 De ouders kunnen goed met geld omgaan. 14 Maaltijden worden op redelijk vaste tijden gebruikt. 15 Het gezin heeft voldoende contacten in de buurt. 16 Er zijn financiële schulden die - naar het beleven van het gezin - ernstig drukken. 1 geldt geheel niet voor dit gezin 2 geldt een beetje voor dit gezin 3 geldt voor dit gezin 4 geldt sterk voor dit gezin 5 geldt zeer sterk voor dit gezin 4

74 17 De kinderen dragen kleren die passen bij het weer. 18 Gezinsleden hebben vaak conflicten in de buurt. 19 De woning biedt voldoende woonruimte gegeven het aantal gezinsleden. 20 De ouders hechten waarde aan de tandverzorging van de kinderen. 21 De kwaliteit van de huishoudelijke voorzieningen in de woning is goed. 22 Het gezin gebruikt regelmatig warme maaltijden. 23 Er is sprake van een gepaste regelmaat in de tijd van slapengaan van de kinderen. (Gepast wil zeggen: passend bij wat de kinderen gezien hun leeftijd aan regelmatige slaap nodig hebben.) 24 Er zijn in voldoende mate contacten met familieleden of kennissen. 25 Er zijn vaak conflicten met familieleden of kennissen [0 Nog nagaan] 1 geldt geheel niet voor dit gezin 2 geldt een beetje voor dit gezin 3 geldt voor dit gezin 4 geldt sterk voor dit gezin 5 geldt zeer sterk voor dit gezin 5

75 VGF VRAGENLIJST GEZINSFUNCTIONEREN Dit is deel B: Beide ouders. Het volgende schema geeft aan wanneer u dit deel invult. Vader en moeder aanwezig? ja Vul dit deel helemaal in. nee nee Alleen vader aanwezig? ja U vult dit deel niet in. Ga door naar deel V: vraag 67 tot en met 95. Alleen moeder aanwezig? ja U vult dit deel niet in. Ga door naar deel M: vraag 38 tot en met 66. L.T. ten Brink, M.M.A.G. van der Steege, A.N. van der Haar, J.D. Jagers, J.W. Veerman, H.E.M. Baartman 2000 PI Research, Duivendrecht, en NIZW, Utrecht 7

76 26 Beide ouders weten een evenwicht te vinden tussen enerzijds dat wat ze samen doen en delen (bijvoorbeeld tijd die ze samen doorbrengen, gedeelde interesses en opvattingen) en anderzijds dat wat elk van hen beiden individueel doet. 27 De ouders voelen zich door elkaar gesteund in hun zorg voor de kinderen. 28 De partners zijn tevreden over de wijze waarop de huishoudelijke taken zijn verdeeld. 29 De ouders overleggen in voldoende mate over de opvoeding van de kinderen. 30 Beide partners zijn tevreden over hun relatie. 31 Het overleg tussen de ouders over de opvoeding van de kinderen verloopt in een harmonieuze sfeer. 32 Er is bij één of beide ouders sprake van twijfel over het wel of niet met elkaar verder willen leven. 33 In de manier waarop de ouders omgaan met de kinderen trekken ze samen op een goede manier één lijn. 34 De vader is ontevreden over de seksuele relatie met zijn partner. 35 De vader voelt zich door zijn partner gewaardeerd. 36 De moeder is ontevreden over de seksuele relatie met haar partner. 37 De moeder voelt zich door haar partner gewaardeerd. 1 geldt geheel niet voor dit gezin 2 geldt een beetje voor dit gezin 3 geldt voor dit gezin 4 geldt sterk voor dit gezin 5 geldt zeer sterk voor dit gezin 8

77 VGF VRAGENLIJST GEZINSFUNCTIONEREN Dit is deel M: Moeder. Onderstaand schema geeft aan wanneer u dit deel invult. Vader en moeder aanwezig? ja Vul dit deel helemaal in. nee nee Alleen vader aanwezig? ja U vult deel M niet in. Ga door naar deel V: vraag 67 tot en met 95. Alleen moeder aanwezig? ja Vul dit deel helemaal in. L.T. ten Brink, M.M.A.G. van der Steege, A.N. van der Haar, J.D. Jagers, J.W. Veerman, H.E.M. Baartman 2000 PI Research, Duivendrecht, en NIZW, Utrecht 9

78 38 De moeder is als kind door haar ouders tekort gedaan (bijvoorbeeld: verwaarlozing, mishandeling, sterk inperkende opvoeding). 39 De moeder heeft oog voor wat de kinderen aan aandacht en steun nodig hebben. 40 De kinderen krijgen van de moeder voldoende ruimte om zichzelf te zijn. 41 De moeder is hardhandig in de omgang met één of meerdere kinderen. 42 De moeder beleeft plezier aan haar omgang met één of meer van de kinderen. 43 De moeder laat zich te veel gaan in de manier waarop zij haar gevoelens uit ten opzichte van de kinderen. 44 De moeder onderneemt regelmatig activiteiten met de kinderen. 45 De moeder creëert voor de kinderen een positieve sfeer. 46 De moeder beloont de kinderen en moedigt hen voldoende aan. 47 De moeder heeft binnenshuis bezigheden voor zichzelf waar zij plezier aan beleeft. 48 De moeder biedt de kinderen die ordening en structuur die zij nodig hebben. 49 De moeder activeert de kinderen op adequate wijze (bijvoorbeeld door het geven van geschikte taken of door dingen voor te doen). 50 De moeder biedt de kinderen adequaat leiding (in de zin van ingrijpen, corrigeren, aanspreken op gemaakte afspraken). 51 De moeder is positief gestemd over haar eigen jeugd. 52 De moeder overschat haar kwaliteiten als opvoeder. 1 geldt geheel niet voor dit gezin 2 geldt een beetje voor dit gezin 3 geldt voor dit gezin 4 geldt sterk voor dit gezin 5 geldt zeer sterk voor dit gezin 10

79 53 De moeder heeft buitenshuis bezigheden waar zij plezier aan beleeft (werk, club of andere activiteiten). 54 De moeder is bereid om daadwerkelijk verantwoordelijk te zijn voor het welzijn van de kinderen. 55 De moeder vindt zichzelf een incompetente, slechte opvoeder. 56 De moeder heeft moeite om de kinderen te begrijpen. 57 Er zijn problemen met de lichamelijke gezondheid van de moeder (inclusief handicaps). 58 Er is sprake van een vermoeden van seksuele contacten van de moeder met één of meer kinderen. 59 Er is sprake van een vermoeden dat de moeder (één van) de kinderen fysiek mishandelt en/of verwaarloost. 60 De moeder is positief gestemd over de relatie die haar eigen ouders met elkaar hadden, toen zij nog een kind was. 61 De moeder geeft te kennen dat zij uithuisplaatsing van (één van) de kinderen gewenst vindt. 62 De moeder lijkt haar situatie goed aan te kunnen. 63 De moeder heeft psychische/psychosociale problemen (inclusief: verslaving aan alcohol of drugs). 64 De moeder legt op aardige wijze contact met de kinderen. 65 De moeder stelt plannen of regels ten aanzien van de kinderen op flexibele wijze bij wanneer de situatie dit vereist. 66 De moeder vindt dat haar eigen ouders goed voor haar zijn geweest. 1 geldt geheel niet voor dit gezin 2 geldt een beetje voor dit gezin 3 geldt voor dit gezin 4 geldt sterk voor dit gezin 5 geldt zeer sterk voor dit gezin 11

80 VGF VRAGENLIJST GEZINSFUNCTIONEREN Dit is deel V: Vader. Onderstaand schema geeft aan wanneer u dit deel invult. Vader en moeder aanwezig? ja Vul dit deel helemaal in. nee nee Alleen vader aanwezig? ja Vul dit deel helemaal in. Alleen moeder aanwezig? ja U vult dit deel niet in. U bent klaar met het invullen van de VGF. L.T. ten Brink, M.M.A.G. van der Steege, A.N. van der Haar, J.D. Jagers, J.W. Veerman, H.E.M. Baartman 2000 PI Research, Duivendrecht, en NIZW, Utrecht 13

81 67 De vader is als kind door zijn ouders tekort gedaan (bijvoorbeeld: verwaarlozing, mishandeling, sterk inperkende opvoeding). 68 De vader heeft oog voor wat de kinderen aan aandacht en steun nodig hebben. 69 De kinderen krijgen van de vader voldoende ruimte om zichzelf te zijn. 70 De vader is hardhandig in de omgang met één of meerdere kinderen. 71 De vader beleeft plezier aan zijn omgang met één of meer van de kinderen. 72 De vader laat zich te veel gaan in de manier waarop hij zijn gevoelens uit ten opzichte van de kinderen 73 De vader onderneemt regelmatig activiteiten met de kinderen. 74 De vader creëert voor de kinderen een positieve sfeer. 75 De vader beloont de kinderen en moedigt hen voldoende aan. 76 De vader heeft binnenshuis bezigheden voor zichzelf waar hij plezier aan beleeft. 77 De vader biedt de kinderen die ordening en structuur die zij nodig hebben. 78 De vader activeert de kinderen op adequate wijze (bijvoorbeeld door het geven van geschikte taken of door dingen voor te doen). 79 De vader biedt de kinderen adequaat leiding (in de zin van ingrijpen, corrigeren, aanspreken op gemaakte afspraken). 80 De vader is positief gestemd over zijn eigen jeugd. 81 De vader overschat zijn kwaliteiten als opvoeder. 1 geldt geheel niet voor dit gezin 2 geldt een beetje voor dit gezin 3 geldt voor dit gezin 4 geldt sterk voor dit gezin 5 geldt zeer sterk voor dit gezin 14

82 82 De vader heeft buitenshuis bezigheden waar hij plezier aan beleeft (werk, club of andere activiteiten). 83 De vader is bereid daadwerkelijk verantwoordelijk te zijn voor het welzijn van de kinderen. 84 De vader vindt zichzelf een incompetente, slechte opvoeder. 85 De vader heeft moeite om de kinderen te begrijpen. 86 Er zijn problemen met de lichamelijke gezondheid van de vader (inclusief handicaps). 87 Er is sprake van een vermoeden van seksuele contacten van de vader met één of meer kinderen. 88 Er is sprake van een vermoeden dat de vader (één van) de kinderen fysiek mishandelt en/of verwaarloost. 89 De vader is positief gestemd over de relatie die zijn eigen ouders met elkaar hadden, toen hij nog een kind was. 90 De vader geeft te kennen dat hij uithuisplaatsing van (één van) de kinderen gewenst vindt. 91 De vader lijkt zijn situatie goed aan te kunnen. 92 De vader heeft psychische/psychosociale problemen (inclusief: verslaving aan alcohol of drugs). 93 De vader legt op aardige wijze contact met de kinderen. 94 De vader stelt plannen of regels ten aanzien van de kinderen op flexibele wijze bij wanneer de situatie dit vereist. 95 De vader vindt dat zijn eigen ouders goed voor hem zijn geweest. Dit is het einde van de vragenlijst. 1 geldt geheel niet voor dit gezin 2 geldt een beetje voor dit gezin 3 geldt voor dit gezin 4 geldt sterk voor dit gezin 5 geldt zeer sterk voor dit gezin 15

83 Toelichting scoring VGF Het scoren van de VGF gaat in vier stappen: 1 Overzetten van de scores op de scoringssleutel 2 Berekenen van de schaalscores 3 Schaalscores uitzetten op het profielblad 4 Berekenen van de totaalscore Deze stappen worden hieronder toegelicht. Raadpleeg de handleiding voor het interpreteren van de scores. Ad.1 Overzetten van de scores op de scoringssleutel De score is het getal dat bij een vraag uit de VGF is omcirkeld. Om de schaalscores van de VGF te berekenen worden allereerst de scores op de vragen op de scoringssleutel overgenomen. 1a Voor de vragen die niet worden omgescoord kan de score direct op de scoringssleutel worden ingevuld. 1b Vragen die wel worden omgescoord, worden cursief aangegeven. Bovendien staat er achter het vraagnummer 6-?. Dit betekent dat de score moet worden omgescoord door de ingevulde score van het getal zes af te trekken (immers: 6-1=5, 6-2=4 etc.). 1c Vul deze omgescoorde score op de scoringssleutel in. Ad. 2 Berekenen van de schaalscores Ga als volgt te werk: 2a Tel per schaal de scores op en zet het totaal in het hokje TOT. 2b Tel hoeveel scores ontbreken: Ontbreken er meer scores dan is aangegeven bij max.mis dan kan geen schaalscore worden berekend. Ga dan niet verder met het berekenen van de schaalscore van de betreffende schaal. Als er voldoende scores zijn, trek dan het aantal ontbrekende vragen af van het totaal aantal vragen. Zet dit in het hokje Aantal vragen. 2c Deel TOT door Aantal vragen. Rond het getal af op één cijfer achter de komma. Schrijf het resultaat in het betreffende hokje. Ad. 3 Schaalscores uitzetten op het profielblad Ga als volgt te werk: 3a Zet de schaalscores in de hokjes onderaan het profielblad. 3b Zet deze scores met een kruisje af in het profiel. 3c Verbind de kruisjes met een lijnstuk. Ad.4 Berekenen totaalscore Bereken de totaalscore alleen als bij stap 2 voldoende schaalscores zijn berekend. Voldoende betekent: - bij éénoudergezinnen: minimaal 5 schaalscores - bij tweeoudergezinnen: minimaal 9 schaalscores. Het berekenen van de totaalscore gaat als volgt. 4a Tel alle berekende schaalscores bij elkaar op. Dit is de som van de schaalscores. 4b Deel de som van de schaalscores door het aantal berekende schaalscores. Dit is de totaalscore. Rond dit getal af op één cijfer achter de komma. 16 L.T. ten Brink, M.M.A.G. van der Steege, A.N. van der Haar, J.D. Jagers, J.W. Veerman, H.E.M. Baartman 2000 PI Research, Duivendrecht, en NIZW, Utrecht

84 Scoringssleutel VGF Algemeen Moeder Vader Basiszorg Sociale contacten Jeugdbeleving Veiligheid in het gezin Individueel functioneren Opvoedingsvaardigheden Opvoedingsvaardigheden Jeugdbeleving Veiligheid in het gezin = = = = = = = 6...= 6...= 6...= = 6...= 6...= 6...= 6...= = = = 6...= 6...= 6...= Totaal Totaal Totaal Totaal Totaal Totaal Totaal Totaal Totaal Aantal vragen Aantal vragen Aantal vragen Aantal vragen Aantal vragen Aantal vragen Aantal vragen Aantal vragen Aantal vragen 17...= 8...= 14...= 4...= 6...= 5...= 14...= 4...= 6...= Totaal/Aantal Totaal/Aantal Totaal/Aantal Totaal/Aantal Totaal/Aantal Totaal/Aantal Totaal/Aantal Totaal/Aantal Totaal/Aantal max mis. 2 max mis. 1 max mis. 2 max mis. 1 max mis. 1 max mis. 1 max mis. 2 max mis. 1 max mis. 1 Totaal schaalscores = Aantal schaalscores = TOTAALSCORE (Totaal / Aantal) = L.T. ten Brink, M.M.A.G. van der Steege, A.N. van der Haar, J.D. Jagers, J.W. Veerman, H.E.M. Baartman 2000 PI Research, Duivendrecht, en NIZW, Utrecht Individueel functioneren = 6...= 6...= 6...= 6...= Totaal Aantal vragen 5...= Totaal/Aantal max mis. 1 Beide Partnerrelatie = 6...= 6...= Totaal Aantal vragen 12...= Totaal/Aantal max mis. 2 1

85 VGF-Profiel 5 Algemeen Moeder Vader Beiden TOT/Aantal vragen Totaal score Basiszorg Sociale contacten Opvoedingsvaardigheden Jeugdbeleving Veiligheid in het gezin Individueel functioneren Opvoedingsvaardigheden Jeugdbeleving Veiligheid in het gezin Individueel functioneren Partnerrelatie = = = = = = = = = = = L.T. ten Brink, M.M.A.G. van der Steege, A.N. van der Haar, J.D. Jagers, J.W. Veerman, H.E.M. Baartman 2000 PI Research, Duivendrecht, en NIZW, Utrecht

86 Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn / NIZW Het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn / NIZW is een onafhankelijke organisatie die zich door middel van informatie, innovatie en ondersteuning richt op vernieuwing en verbetering van de sector zorg en welzijn. In deze sector werken ruim beroepskrachten en vele vrijwilligers op terreinen als kinderopvang, maatschappelijke dienstverlening, sociaal-cultureel werk, ouderendienstverlening, jeugdzorg, maatschappelijke opvang, verzorgings- en verpleeghuizen, thuiszorg en hulpverlening aan mensen met een handicap. Ook instellingen buiten de sector die zorg- en welzijnsactiviteiten ondernemen, zoals opleidingen, provincies, gemeenten en woningbouwcorporaties, doen regelmatig een beroep op het NIZW. De werkzaamheden van het NIZW zijn geclusterd rond de thema's informatie en infrastructuur, jeugdzorg en -welzijn, zorgen en verplegen, organisatie van zorg en lokaal sociaal beleid. Binnen deze kaders houden de medewerkers van het NIZW zich bezig met de ontwikkeling en implementatie van nieuwe methodieken en informatieproducten, met afstemmingsvraagstukken en expertiseontwikkeling. Dat resulteert onder meer in congressen, trainingen, boeken, brochures, almanakken, databestanden, websites, cd-rom's, video's en een informatielijn. PI Research PI Research is een centrum voor onderzoek, innovatie en opleiding gericht op de ontwikkeling, opvoeding en behandeling van kinderen en jeugdigen. De afdeling Evaluatief-epidemiologisch onderzoek (EPI) is sinds 1993 betrokken bij het evaluatieonderzoek en kwaliteitstoetsing Families First. De VGF was een van de instrumenten binnen het evaluatieonderzoek. NIZW / PI Research, augustus

87

Naam gezin: ID-nummer: Naam invuller: Vul de hele lijst in: vraag 1 tot en met 95.

Naam gezin: ID-nummer: Naam invuller: Vul de hele lijst in: vraag 1 tot en met 95. VGF VRAGENLIJST GEZINSFUNCTIONEREN De lijst bestaat uit een reeks stellingen. Geef per stelling aan in hoeverre deze geldt voor het gezin. Doe dit door een van de cijfers van 1 tot en met 5 te omcirkelen.

Nadere informatie

VRAGENLIJSTEN GEZIN & OPVOEDING

VRAGENLIJSTEN GEZIN & OPVOEDING VG&O KORT 4-18 VRAGENLIJSTEN GEZIN & OPVOEDING VERKORTE VERSIE VOOR OUDERS VAN JEUGDIGEN VAN 4 T/M 18 JAAR NAAM JEUGDIGE: GEBOORTEDATUM: GESLACHT: INVULDATUM: MEETMOMENT: DEZE VRAGENLIJST IS INGEVULD DOOR:

Nadere informatie

VRAGENLIJSTEN GEZIN & OPVOEDING

VRAGENLIJSTEN GEZIN & OPVOEDING VG&O 0-3 VRAGENLIJSTEN GEZIN & OPVOEDING VERSIE VOOR PLEEGOUDERS VAN JEUGDIGEN VAN 0 T/M 3 JAAR NAAM JEUGDIGE: GEBOORTEDATUM: GESLACHT: INVULDATUM: MEETMOMENT: DEZE VRAGENLIJST IS INGEVULD DOOR: MAN PLEEGMOEDER

Nadere informatie

VRAGENLIJSTEN GEZIN & OPVOEDING

VRAGENLIJSTEN GEZIN & OPVOEDING VG&O KORT 0-3 VRAGENLIJSTEN GEZIN & OPVOEDING VERKORTE VERSIE VOOR OUDERS VAN JEUGDIGEN VAN 0 T/M 3 JAAR NAAM JEUGDIGE: GEBOORTEDATUM: GESLACHT: INVULDATUM: MEETMOMENT: DEZE VRAGENLIJST IS INGEVULD DOOR:

Nadere informatie

Werkbelevingsonderzoek 2013

Werkbelevingsonderzoek 2013 Werkbelevingsonderzoek 2013 voorbeeldrapport Den Haag, 17 september 2014 Ipso Facto beleidsonderzoek Raamweg 21, Postbus 82042, 2508EA Den Haag. Telefoon 070-3260456. Reg.K.v.K. Den Haag: 546.221.31. BTW-nummer:

Nadere informatie

CSBI. Vragenlijst over seksueel gedrag bij jonge kinderen. HTS Report. Liesje Lot ID Datum Informantenversie

CSBI. Vragenlijst over seksueel gedrag bij jonge kinderen. HTS Report. Liesje Lot ID Datum Informantenversie CSBI Vragenlijst over seksueel gedrag bij jonge kinderen HTS Report ID 15890-38 Datum 24.06.2016 Informantenversie Informant: Elisabeth Moeder CSBI Inleiding 2 / 7 INLEIDING De CSBI is een seksuele gedragsvragenlijst.

Nadere informatie

Handleiding JeugdhulpAlliantieSchaal (JAS) Een hulpmiddel om in gesprek te gaan over de werkrelatie

Handleiding JeugdhulpAlliantieSchaal (JAS) Een hulpmiddel om in gesprek te gaan over de werkrelatie Handleiding JeugdhulpAlliantieSchaal (JAS) Een hulpmiddel om in gesprek te gaan over de werkrelatie 0 Inleiding Onder het begrip alliantie wordt de werkrelatie tussen u als ambulant hulpverlener en de

Nadere informatie

Zorgen voor de veiligheid van pleegkinderen: Hertoets bij Pactum

Zorgen voor de veiligheid van pleegkinderen: Hertoets bij Pactum Zorgen voor de veiligheid van pleegkinderen: Hertoets bij Pactum Inspectie jeugdzorg Utrecht, januari 2010 2 Inspectie jeugdzorg p~ãéåî~ííáåö= Naar aanleiding van de uitkomsten van een eerder pleegzorgonderzoek

Nadere informatie

ALGEMENE GEGEVENS. Datum aanmelding: Dit gezinsplan is opgesteld samen met:

ALGEMENE GEGEVENS. Datum aanmelding: Dit gezinsplan is opgesteld samen met: VAN : DATUM: ALGEMENE GEGEVENS 1 Datum aanmelding: Dit gezinsplan is opgesteld samen met: 1. Samenstelling van mijn gezin (evt. genogram of sociogram invullen als bijlage) Naam Relatie tot het kind m/v

Nadere informatie

Het rondetafeloverleg (i.v.m. 1Gezin1Plan)

Het rondetafeloverleg (i.v.m. 1Gezin1Plan) Het rondetafeloverleg (i.v.m. 1Gezin1Plan) Inleiding Tijdens een rondetafeloverleg of -bijeenkomst overlegt een gezin met personen uit het sociale netwerk en betrokken zorg- en dienstverleners over het

Nadere informatie

Werkbeleving 21 maart Bea Voorbeeld

Werkbeleving 21 maart Bea Voorbeeld Werkbeleving 21 maart 2018 Bea Voorbeeld Hoe beleef je je werk? De meeste mensen functioneren het best en beleven het meeste plezier aan hun werk wanneer er evenwicht is tussen de eisen die aan hen gesteld

Nadere informatie

CSBI. Vragenlijst over seksueel gedrag bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum

CSBI. Vragenlijst over seksueel gedrag bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum CSBI Vragenlijst over seksueel gedrag bij jonge kinderen HTS Report ID 5107-7039 Datum 18.07.2017 Informantenversie Informant: Jeroen Vader INLEIDING CSBI 2/8 Inleiding De CSBI is een seksuele gedragsvragenlijst.

Nadere informatie

Bijlage 9 Intakeverslag Integrale Vroeghulp

Bijlage 9 Intakeverslag Integrale Vroeghulp Bijlage 9 Intakeverslag Integrale Vroeghulp Verslag Integrale Vroeghulp Naam jeugdige: Geboortedatum: BSN nummer: Naam ouders/opvoeders: Adres: Telefoonnummer: Email: Naam trajectbegeleider: Cliëntnummer

Nadere informatie

VRAGENLIJSTEN GEZIN & OPVOEDING

VRAGENLIJSTEN GEZIN & OPVOEDING VG&O 4-18 VRAGENLIJSTEN GEZIN & OPVOEDING VERSIE VOOR OUDERS VAN JEUGDIGEN VAN 4 T/M 18 JAAR NAAM JEUGDIGE: GEBOORTEDATUM: GESLACHT: INVULDATUM: MEETMOMENT: DEZE VRAGENLIJST IS INGEVULD DOOR: MAN MOEDER

Nadere informatie

Handleiding Gezinsvragenlijst (GVL)

Handleiding Gezinsvragenlijst (GVL) Handleiding Gezinsvragenlijst (GVL) Handleiding Gezinsvragenlijst (GVL) Prof. dr. J.D. van der Ploeg Prof. dr. E.M. Scholte Bohn Stafleu van Loghum Houten, 2008 Ó 2008 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel

Nadere informatie

Monitoring Sociale Inclusie via SIT-systeem

Monitoring Sociale Inclusie via SIT-systeem Monitoring Sociale Inclusie via SIT-systeem In dit document bevinden zich twee lijsten. Op onderdeel 2 na, zijn ze identiek. De eerste lijst kan gebruikt worden om te kijken wat iemand kan en doet voor

Nadere informatie

Rapport tevredenheid burgers Wmo Gemeente Oss

Rapport tevredenheid burgers Wmo Gemeente Oss Rapport tevredenheid burgers Wmo Gemeente Oss Rapport tevredenheid burgers Wmo Gemeente Oss Juni 2008 COLOFON Samenstelling Michelle Rijken Mark Gremmen Vormgeving binnenwerk Roelfien Pranger Druk HEGA

Nadere informatie

3. Handleiding bij de peuter-estafette

3. Handleiding bij de peuter-estafette 3. Handleiding bij de peuter-estafette Voor leidinggevenden en pedagogisch medewerkers peuterspeelzaal en kinderdagverblijf Een goede overdracht waarborgt de doorgaande ontwikkeling van de peuter. Bij

Nadere informatie

Informatiebrochure gebruik van de Flexibiliteits Index Test (FIT-60)

Informatiebrochure gebruik van de Flexibiliteits Index Test (FIT-60) Informatiebrochure gebruik van de Flexibiliteits Index Test (FIT-60) Auteurs: T. Batink, G. Jansen & H.R.A. De Mey. 1. Introductie De Flexibiliteits Index Test (FIT-60) is een zelfrapportage-vragenlijst

Nadere informatie

Ouderinformatie over ZIEN!

Ouderinformatie over ZIEN! Ouderinformatie over ZIEN! Algemene ouderavond 1 november 2012 ZIEN! is een product van, in samenwerking met ParnasSys ZIEN op school Aandacht voor het sociaal-emotioneel functioneren van kinderen. Sanne

Nadere informatie

Handleiding MIS (Management Informatie Systeem)

Handleiding MIS (Management Informatie Systeem) Handleiding MIS (Management Informatie Systeem) Praktikon 2016 Praktikon B.V. Postbus 6909 6503 GK Nijmegen www.praktikon.nl tel. 024 3615480 praktikon@acsw.ru.nl fax. 024 3611152 www.bergop.info 2016

Nadere informatie

Hoe waarderen cliënten het wonen in de Domselaer? Uitkomsten van het onderzoek onder bewoners na één jaar wonen in de Domselaer.

Hoe waarderen cliënten het wonen in de Domselaer? Uitkomsten van het onderzoek onder bewoners na één jaar wonen in de Domselaer. Hoe waarderen cliënten het wonen in de Domselaer? Uitkomsten van het onderzoek onder bewoners na één jaar wonen in de Domselaer. Onderzoek in opdracht van Evert Bod, teammanager Domselaerstraat Uitvoering

Nadere informatie

Het voorbereiden van uw gesprek. Persoonlijk plan Jeugd

Het voorbereiden van uw gesprek. Persoonlijk plan Jeugd Het voorbereiden van uw gesprek Persoonlijk plan Jeugd Uw persoonlijke gegevens Woonsituatie Gesprek (huisbezoek / telefonisch / loket) Krijgt u hulp van een clientondersteuner? (Ja/Nee) Door wie bent

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornissen Kortdurend Behandelaanbod

Persoonlijkheidsstoornissen Kortdurend Behandelaanbod Persoonlijkheidsstoornissen Kortdurend Behandelaanbod U bent niet de enige Een op de tien Nederlanders heeft te maken met een persoonlijkheidsstoornis of heeft trekken hiervan. De Riagg Maastricht is gespecialiseerd

Nadere informatie

gedrags- en maatschappijwetenschappen

gedrags- en maatschappijwetenschappen gedrags- en maatschappijwetenschappen orthopedagogiek Veelgestelde vragen (FAQ) Onderzoek RuG Op de volgende pagina s vindt u veelgestelde vragen met betrekking tot het onderzoek naar intensieve ambulante

Nadere informatie

Partner. Werk en opleiding. Ik wil graag: Ik wil graag:

Partner. Werk en opleiding. Ik wil graag: Ik wil graag: Werk en opleiding Partner Werk gaan zoeken Ander werk vinden Een vaste baan vinden Beter op kunnen schieten met mijn collega s Geen ruzie hebben met mijn baas Werkervaring krijgen (Vaker) vrij nemen Leren

Nadere informatie

Inge Test 07.05.2014

Inge Test 07.05.2014 Inge Test 07.05.2014 Inge Test / 07.05.2014 / Bemiddelbaarheid 2 Bemiddelbaarheidsscan Je hebt een scan gemaakt die in kaart brengt wat je kans op werk vergroot of verkleint. Verbeter je startpositie bij

Nadere informatie

Handleiding groepsoverzicht en Ontwikkelingsperspectieven Taal Startblokken

Handleiding groepsoverzicht en Ontwikkelingsperspectieven Taal Startblokken Handleiding groepsoverzicht en Ontwikkelingsperspectieven Taal Startblokken Het doel van dit document is om een goed beeld te krijgen van de geïndiceerde kinderen. Op de locaties kennen de medewerkers

Nadere informatie

Hulp voor gezinnen met meerdere, complexe problemen. Intensieve Ambulante Gezinsbehandeling

Hulp voor gezinnen met meerdere, complexe problemen. Intensieve Ambulante Gezinsbehandeling Hulp voor gezinnen met meerdere, complexe problemen. Intensieve Ambulante Gezinsbehandeling Voorkomen dat het uit de hand loopt. Intensieve Ambulante Gezinsbehandeling Gezinnen kunnen vastlopen in de opvoeding.

Nadere informatie

EMPO voor Ouders en Jongeren versie 2.0

EMPO voor Ouders en Jongeren versie 2.0 EMPO voor Ouders en Jongeren versie 2.0 2011 Praktikon BV Nijmegen: Harm Damen 1. Wat is de EMPO? De EMPO 2.0 is een lijst voor zelfevaluatie om de empowerment bij ouders (EMPO Ouders 2.0) en jongeren

Nadere informatie

Onderzoek naar het cluster 4 onderwijs: kinderen en hulpverlening. Drs. R. Stoutjesdijk & Prof. Dr. E.M. Scholte M.m.v. drs. H.

Onderzoek naar het cluster 4 onderwijs: kinderen en hulpverlening. Drs. R. Stoutjesdijk & Prof. Dr. E.M. Scholte M.m.v. drs. H. Onderzoek naar het cluster 4 onderwijs: kinderen en hulpverlening Drs. R. Stoutjesdijk & Prof. Dr. E.M. Scholte M.m.v. drs. H. Leloux-Opmeer Voorwoord Inhoudsopgave Een tijd geleden hebben Stichting Horizon

Nadere informatie

vooruitkomen + Hulp na seksueel misbruik

vooruitkomen + Hulp na seksueel misbruik > vooruitkomen + Hulp na seksueel misbruik OUDERS & OPVOEDERS Als er binnen uw gezin sprake is van seksueel misbruik, heeft dat grote invloed. Er is veel verdriet, boosheid, wantrouwen en schuldgevoel.

Nadere informatie

Ervaringen Wmo. Cliëntervaringsonderzoek Berg en Dal 2017

Ervaringen Wmo. Cliëntervaringsonderzoek Berg en Dal 2017 Ervaringen Wmo Cliëntervaringsonderzoek Berg en Dal 2017 Inhoud 1. Achtergrond van het onderzoek... 2 2. Het regelen van ondersteuning... 4 3. Kwaliteit van de ondersteuning... 6 4. Vergelijking regio...

Nadere informatie

VRAGENLIJST. Mantelzorger, baseline en vervolgmeting

VRAGENLIJST. Mantelzorger, baseline en vervolgmeting 2017 VRAGENLIJST, baseline en vervolgmeting pagina 2 Uw ervaringen als mantelzorger zijn waardevol U zorgt voor uw partner, een familielid, een vriend of andere naaste. In deze lijst staan vragen over

Nadere informatie

Op weg naar meer kennis over wat werkt voor multiprobleemgezinnen (MPG) MSc L. (Loraine) Visscher, Universitair Medisch Centrum Groningen

Op weg naar meer kennis over wat werkt voor multiprobleemgezinnen (MPG) MSc L. (Loraine) Visscher, Universitair Medisch Centrum Groningen Op weg naar meer kennis over wat werkt voor multiprobleemgezinnen (MPG) MSc L. (Loraine) Visscher, Universitair Medisch Centrum Groningen Consortium ZOP&MPG Aanleiding In de Databank Effectieve Interventies

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over de Raad voor de Kinderbescherming, Directie Noord-West, Vestiging Amsterdam. Datum: 23 december 2013

Rapport. Rapport over een klacht over de Raad voor de Kinderbescherming, Directie Noord-West, Vestiging Amsterdam. Datum: 23 december 2013 Rapport Rapport over een klacht over de Raad voor de Kinderbescherming, Directie Noord-West, Vestiging Amsterdam. Datum: 23 december 2013 Rapportnummer: 2013/205 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de

Nadere informatie

Yes We Can Fellow onderzoek

Yes We Can Fellow onderzoek Yes We Can Fellow onderzoek Resultaten 2017 1 Inhoud Inleiding... 3 Respons... 3 Eigenschappen responsegroep... 3 Enkelvoudige of meervoudige problematiek... 4 Zorg voorafgaand aan opname... 4 Situatie

Nadere informatie

Jeugdbescherming Informatie voor ouders/opvoeders

Jeugdbescherming Informatie voor ouders/opvoeders Jeugdbescherming Informatie voor ouders/opvoeders Inhoudsopgave»» Jeugdbescherming»» Wat is een ondertoezichtstelling (OTS)?»» Wat is uw rol bij een OTS?»» Wat gaat er gebeuren?»» Wat zijn uw rechten?»»

Nadere informatie

U heeft contact gehad met de gemeente omdat u behoefte heeft aan een gesprek of aan ondersteuning.

U heeft contact gehad met de gemeente omdat u behoefte heeft aan een gesprek of aan ondersteuning. Het voorbereiden van uw gesprek Persoonlijk plan Jeugd U heeft contact gehad met de gemeente omdat u behoefte heeft aan een gesprek of aan ondersteuning. Er staat voor u een gesprek gepland, met een medewerker

Nadere informatie

De ernst van problemen meten

De ernst van problemen meten Foto: Herbert Wiggerman Erg wordt voor iedereen even erg De ernst van problemen meten Door Machteld van der Pijll Er bestaan allerlei vragenlijsten om te bepalen wat er aan de hand is als een kind of jongere

Nadere informatie

Intensieve Gezinsbegeleiding

Intensieve Gezinsbegeleiding Intensieve Gezinsbegeleiding Samenwerken aan veranderingen binnen het gezin Sterk Huis is er voor iedereen die hulp nodig heeft. Wij bieden een warme en veilige omgeving waar je terechtkunt met grote opvoedings-

Nadere informatie

Literatuur 145. Het Nederlands Jeugdinstituut: kennis over jeugd en opvoeding 173

Literatuur 145. Het Nederlands Jeugdinstituut: kennis over jeugd en opvoeding 173 Inhoud Inleiding 7 Deel 1: Theorie 1. Kindermishandeling in het kort 13 1.1 Inleiding 13 1.2 Aard en omvang 13 1.3 Het ontstaan van mishandeling en verwaarlozing 18 1.4 Gevolgen van kindermishandeling

Nadere informatie

Ervaringen thuiszorgcliënten V&V De Leystroom

Ervaringen thuiszorgcliënten V&V De Leystroom Ervaringen thuiszorgcliënten V&V De Leystroom Gemeten met de CQI index Februari 2016 Samenstelling: drs. Jeroen J. Haamers, Versie: februari 2016 Inhoudsopgave 1. Inleiding 1 CQI-onderzoek; achtergrond

Nadere informatie

Video-hometraining. Informatie voor ouders

Video-hometraining. Informatie voor ouders Video-hometraining Informatie voor ouders Video-hometraining In het omgaan met kinderen komen we dagelijks grote en kleine problemen tegen. Bijvoorbeeld omdat kinderen moeilijk gerdag laten zien of problemen

Nadere informatie

Gezinsbehandeling. Kom verder! SAMENWERKEN AAN DE TOEKOMST. Introductiefolder voor gezinnen en verwijzers

Gezinsbehandeling. Kom verder!  SAMENWERKEN AAN DE TOEKOMST. Introductiefolder voor gezinnen en verwijzers Gezinsbehandeling SAMENWERKEN AAN DE TOEKOMST Introductiefolder voor gezinnen en verwijzers Kom verder! www.ln5.nl Ouders hebben vragen over het moeilijke of zorgelijke gedrag van hun kind of hoe ze hun

Nadere informatie

Inge Test

Inge Test Inge Test 07.05.2014 Inge Test / 07.05.2014 / Werkbeleving 2 Hoe beleef je je werk? Je hebt een vragenlijst ingevuld met vragen over je werkbeleving. Hierbij is ingegaan op je ervaringen in het werk en

Nadere informatie

Aan het einde van elke vraag kunt u aangeven hoe groot het probleem voor u is. Als u wilt, kunt u bij elke vraag een toelichting geven.

Aan het einde van elke vraag kunt u aangeven hoe groot het probleem voor u is. Als u wilt, kunt u bij elke vraag een toelichting geven. IPA Vragenlijst : 'Impact op Participatie en Autonomie' Inleiding In deze vragenlijst worden een aantal vragen gesteld over dagelijkse bezigheden. Het doel van deze vragenlijst is om een beeld te krijgen

Nadere informatie

24- uursbehandeling. [ intensieve persoonlijke begeleiding en behandeling ]

24- uursbehandeling. [ intensieve persoonlijke begeleiding en behandeling ] 24- uursbehandeling [ intensieve persoonlijke begeleiding en behandeling ] In het noorden en oosten van Nederland behandelen en begeleiden wij kinderen, jongeren en volwassenen met een licht verstandelijke

Nadere informatie

Vraag 4 Wat vind jij de meest geschikte houding? Vergelijk je antwoord met dat van je medestudenten. Typ het antwoord in in het antwoordformulier.

Vraag 4 Wat vind jij de meest geschikte houding? Vergelijk je antwoord met dat van je medestudenten. Typ het antwoord in in het antwoordformulier. Open vragen bij Casus Marco Vraag 1 Bekijk scène 1 nogmaals. Wat was jouw eerste reactie op het gedrag van Marco in het gesprek met de medewerker van Bureau HALT? Wat roept zijn gedrag op aan gedachten,

Nadere informatie

met de mantelzorger 01 in gesprek met de mantelzorger model mantelzorgondersteuning > Algemene gegevens Naam mantelzorger Soort relatie met de cliënt

met de mantelzorger 01 in gesprek met de mantelzorger model mantelzorgondersteuning > Algemene gegevens Naam mantelzorger Soort relatie met de cliënt in gesprek met de mantelzorger model mantelzorgondersteuning > Algemene gegevens Zoveel mogelijk vóór het gesprek invullen. Naam mantelzorger Soort relatie met de cliënt Geboortejaar Telefoon Mobiele telefoon

Nadere informatie

Voortgangsmonitor. Driehuis en gezinshuizen. JiO 9 maart 2015. Caroline van den Bel en Carolien Konijn

Voortgangsmonitor. Driehuis en gezinshuizen. JiO 9 maart 2015. Caroline van den Bel en Carolien Konijn Voortgangsmonitor Driehuis en gezinshuizen JiO 9 maart 2015 Caroline van den Bel en Carolien Konijn Voortgangsmonitor Driehuis en gezinshuizen Driehuis en gezinshuizen bij Spirit: doelgroep driehuis: kinderen

Nadere informatie

Aanpak: Voorwaardelijke Interventie Gezinnen. Beschrijving

Aanpak: Voorwaardelijke Interventie Gezinnen. Beschrijving Aanpak: Voorwaardelijke Interventie Gezinnen De gemeente heeft de vragenlijst betreffende deze aanpak ingevuld en relevante documentatie toegestuurd. Een beperktere vragenlijst over deze aanpak is ingevuld

Nadere informatie

24- uursbehandeling. [ intensieve persoonlijke begeleiding en behandeling ]

24- uursbehandeling. [ intensieve persoonlijke begeleiding en behandeling ] 24- uursbehandeling [ intensieve persoonlijke begeleiding en behandeling ] In het noorden en oosten van Nederland behandelen en begeleiden wij kinderen, jongeren en volwassenen met een licht verstandelijke

Nadere informatie

Toermalijn. Behandelgroep voor jongeren van 12 tot 16 jaar

Toermalijn. Behandelgroep voor jongeren van 12 tot 16 jaar Toermalijn Behandelgroep voor jongeren van 12 tot 16 jaar Algemene informatie over Sterk Huis vindt u in de folder Welkom, met algemene informatie voor cliënten van de jeugdhulpverlening. Daarin worden

Nadere informatie

VOORLEGGER (graag verwijderen wanneer u de vragenlijst aan de zorgvrager voorlegt of opstuurt)

VOORLEGGER (graag verwijderen wanneer u de vragenlijst aan de zorgvrager voorlegt of opstuurt) 2017 VOORLEGGER (graag verwijderen wanneer u de vragenlijst aan de zorgvrager voorlegt of opstuurt) INFO VOOR ONDERZOEKERS Let op: bij de items 11, 17 t/m 24 en 26 t/m 28 moet u de X voor elke vervolgmeting

Nadere informatie

Pedagogisch beleid in Brede School de Waterlelie, Prinsenhof te Leidschendam

Pedagogisch beleid in Brede School de Waterlelie, Prinsenhof te Leidschendam Pedagogisch beleid in Brede School de Waterlelie, Prinsenhof te Leidschendam Inleiding: ATB de Springplank, een algemeen toegankelijke basisschool en Vlietkinderen, maatwerk in kinderopvang, beiden gehuisvest

Nadere informatie

Klanttevredenheidsonderzoek. Ouders

Klanttevredenheidsonderzoek. Ouders Klanttevredenheidsonderzoek Ouders - 2017 Vraag 1: Wat voor cijfer zou u Columbus willen geven? Ons gemiddelde is een 8,3! Het onderzoek is 51 keer verstuurd en maar liefs 39 keer Ingevuld retour gekomen,

Nadere informatie

Ondersteuning aan Huis

Ondersteuning aan Huis Ondersteuning aan Huis De Twentse Zorgcentra De Twentse Zorgcentra is de grootste aanbieder van zorg- en dienstverlening aan mensen met een verstandelijke beperking in Twente. Ruim 1.900 cliënten maken

Nadere informatie

Video-hometraining. Informatie voor ouders

Video-hometraining. Informatie voor ouders Video-hometraining Informatie voor ouders Sterk Huis is er voor iedereen die hulp nodig heeft. Wij bieden een warme en veilige omgeving waar je terechtkunt met grote opvoedings- en ontwikkelingsvragen.

Nadere informatie

CDI-2. Screeningsvragenlijst voor depressie bij kinderen en jongeren. HTS Report. Meisje Test ID 255-303 Datum 26.04.2016.

CDI-2. Screeningsvragenlijst voor depressie bij kinderen en jongeren. HTS Report. Meisje Test ID 255-303 Datum 26.04.2016. HTS Report CDI-2 Screeningsvragenlijst voor depressie bij kinderen en jongeren ID 255-303 Datum 26.04.2016 Oudervragenlijst Informant: Ouder Test Moeder CDI-2 Inleiding 2 / 7 INLEIDING De CDI-2 is een

Nadere informatie

De Keukentafel Uitdaging

De Keukentafel Uitdaging De Keukentafel Uitdaging MAG HET WAT RUSTIGER AAN DE KEUKENTAFEL Gemaakt in het kader van het Swing project Een cliëntproces; tools voor samenwerking Door Nic Drion Aan de keukentafel Aan de keukentafel

Nadere informatie

AWBZ zorg bij Bureau Jeugdzorg (BJz)

AWBZ zorg bij Bureau Jeugdzorg (BJz) AWBZ zorg bij Bureau Jeugdzorg (BJz) Waar gaan we het over hebben? Wie ben ik en waarom deze presentatie? Algemeen: beleidsregels en doelgroep Welke zorg valt voor onze doelgroep onder de AWBZ? Hoe wordt

Nadere informatie

Informatie voor gezinnen over Jeugdbescherming

Informatie voor gezinnen over Jeugdbescherming Informatie voor gezinnen over Jeugdbescherming Wat is Jeugdbescherming? Jeugdbescherming heette vroeger Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam. Wij dragen bij aan de bescherming van kinderen en daardoor

Nadere informatie

Verantwoording. ZIEN! als monitor voor sociale veiligheid op school. 6 juni 2017

Verantwoording. ZIEN! als monitor voor sociale veiligheid op school. 6 juni 2017 Verantwoording ZIEN! als monitor voor sociale veiligheid op school 6 juni 2017 2 Inhoudsopgave Inleiding... 3 Wet Veiligheid op school... 3 Toezicht inspectie op de zorgplicht... 3 Definities... 3 Betrouwbaarheid

Nadere informatie

Instroom 1. Inclusie. Uitstroom. Doorstroom. Universiteit Utrecht 1

Instroom 1. Inclusie. Uitstroom. Doorstroom. Universiteit Utrecht 1 Instroom 1 4 Uitstroom 3 Inclusie 2 Doorstroom Universiteit Utrecht 1 Rapportage 2018 Prof. Dr. Naomi Ellemers Prof. Dr. Jojanneke van der Toorn Dr. Wiebren Jansen Inhoud Voorwoord 4 Algemeen 6 Hoe is

Nadere informatie

UIT&THUIS. Samen werken aan jouw toekomst. Introductiefolder voor jongeren, ouders en verwijzers

UIT&THUIS. Samen werken aan jouw toekomst. Introductiefolder voor jongeren, ouders en verwijzers UIT&THUIS Samen werken aan jouw toekomst Introductiefolder voor jongeren, ouders en verwijzers Waarom Uit&Thuis? Uit&Thuis is een hulpverleningsvorm van Lijn5 in Apeldoorn. De begeleiders van Uit&Thuis

Nadere informatie

APQ-vragenlijst 30 januari Daan Demo

APQ-vragenlijst 30 januari Daan Demo APQ-vragenlijst 30 januari 2019 Daan Demo Inleiding In dit rapport bespreken we jouw inzetbaarheid en wat je kunt doen om jouw positie op de arbeidsmarkt te verbeteren. Om dit te bepalen hebben we de volgende

Nadere informatie

Stichting Agrarische Zorgonderneming Vlist

Stichting Agrarische Zorgonderneming Vlist Stichting Agrarische Zorgonderneming Vlist Bewonerstevredenheidsonderzoek Stichting Agrarische Zorgonderneming Vlist is de overkoepelende stichting waaronder Zorgboerderij Vlist valt. Op Zorgboerderij

Nadere informatie

K I N D E R E N O N D E R Z O E K : 0-1 1 J A A R

K I N D E R E N O N D E R Z O E K : 0-1 1 J A A R PSYCHOSOCIALE GEZONDHEID Jeugd 2010 4 K I N D E R E N O N D E R Z O E K : 0-1 1 J A A R Kinderenonderzoek 2010 Om inzicht te krijgen in de gezondheid van de inwoners in haar werkgebied, heeft de GGD Zuid-Holland

Nadere informatie

Februari Kübra Ozisik. Frans Oldersma.

Februari Kübra Ozisik. Frans Oldersma. Kübra Ozisik Februari 2018 Frans Oldersma www.os-groningen.nl BASIS VOOR BELEID Inhoud Inhoud... 1 1. Inleiding... 2 2. Resultaten... 3 2.1 Respons... 3 2.2 Definitie kindermishandeling... 3 2.3 Campagne

Nadere informatie

Vraag 4 Vul in het antwoordformulier in het schema in om welke vorm van mishandeling het gaat:

Vraag 4 Vul in het antwoordformulier in het schema in om welke vorm van mishandeling het gaat: Feedbackvragen Casus Janna Vraag 1 Lees de tekst Definitie van kindermishandeling en bekijk de Kennismaking en de scènes 1, 2 en 3. Beantwoord daarna de vraag. Welke van de volgende facetten of kenmerken

Nadere informatie

Pleeggrootouders maken het verschil

Pleeggrootouders maken het verschil Pleeggrootouders maken het verschil Indeling presentatie Kader onderzoek Opzet en verloop onderzoek Resultaten Conclusies Discussie Onderzoeksvraag Wat zijn de ervaringen van grootouders wanneer zij als

Nadere informatie

APQ-vragenlijst 28 maart Bea Voorbeeld

APQ-vragenlijst 28 maart Bea Voorbeeld APQ-vragenlijst 28 maart 2018 Bea Voorbeeld Inleiding In dit rapport bespreken we jouw inzetbaarheid wat je kunt doen om jouw positie op de arbeidsmarkt te verbeteren. Om dit te bepalen hebben we de volgende

Nadere informatie

Rapport Hulst Middelburg, december 2013

Rapport Hulst Middelburg, december 2013 Rapport Hulst Middelburg, december 2013 Colofon SCOOP 2013 Samenstelling Hanneke Westerhout Han Schellekens Herman Braat SCOOP Kousteensedijk 7 Postbus 407 4330 AK Middelburg Telefoon (0118) 682500 Telefax

Nadere informatie

Factsheet Pilotonderzoek Gezin Centraal

Factsheet Pilotonderzoek Gezin Centraal Factsheet Pilotonderzoek Gezin Centraal Coleta van Dam, Gert Kroes, Renske van Bemmel, Ella Tacq en Arjan Bolt Augustus 2014 Wat is Gezin Centraal? Gezin Centraal is een systeemgerichte interventie voor

Nadere informatie

H Observatie voorleesgedrag van ouders (0-6 jaar)

H Observatie voorleesgedrag van ouders (0-6 jaar) H - Observatie voorleesgedrag van ouders (0-6 jaar) naam H Observatie voorleesgedrag van ouders (0-6 jaar) doel evaluatie in te vullen door type instrument moment van afname Inzicht verkrijgen in het voorleesgedrag

Nadere informatie

Handleiding Startwijzer

Handleiding Startwijzer Handleiding Startwijzer Aan de slag met de Startwijzer VO De Startwijzer VO is een digitale scan die in beeld brengt hoe startende leraren op school ingewerkt en begeleid worden en op welke onderdelen

Nadere informatie

VRAGENLIJST. Mantelzorger

VRAGENLIJST. Mantelzorger VRAGENLIJST pagina 2 Uw ervaringen als mantelzorger zijn waardevol U zorgt voor uw partner, een familielid, een vriend of andere naaste. In deze lijst staan vragen over wat die zorg betekent voor u als

Nadere informatie

Handleiding voor gezinsmedewerkers. Han Spanjaard Marianne Haspels

Handleiding voor gezinsmedewerkers. Han Spanjaard Marianne Haspels Families First Handleiding voor gezinsmedewerkers Han Spanjaard Marianne Haspels INHOUD Inleiding 1. De basis van Families First 1.1 Filosofie van Families First 1.2 Kenmerken van Families First 1.3 Competentiemodel

Nadere informatie

Formulier Mantelzorg in het zorg(leef )plan

Formulier Mantelzorg in het zorg(leef )plan Formulier Mantelzorg in het zorg(leef )plan Algemene gegevens Naam mantelzorger:... Soort relatie met de cliënt:... Geboortejaar:... Telefoon:... Mobiele telefoon:... E-mail:... Woont u in hetzelfde huis

Nadere informatie

LPFS SR NL. Instructies: Lees de volgende stellingen aandachtig en omcirkel in welke mate elke uitspraak op u van toepassing is:

LPFS SR NL. Instructies: Lees de volgende stellingen aandachtig en omcirkel in welke mate elke uitspraak op u van toepassing is: LPRS SR NL Pagina1 LPFS SR NL Naam/ID: Instructies: Lees de volgende stellingen aandachtig en omcirkel in welke mate elke uitspraak op u van toepassing is: niet waar Een beetje waar Vaak waar 1 Ik kan

Nadere informatie

Zorgmodule Intensief Kort Ambulant

Zorgmodule Intensief Kort Ambulant Zorgmodule Intensief Kort Ambulant Zorgaanspraak: Zorgaanbieder: Jeugdhulp Thuis Individueel Entréa HULPVRAAG Doelgroepen De doelgroep bestaat uit in Gelderland-Zuid woonachtige gezinnen waarvan één of

Nadere informatie

BETREFT ZRM METING EN ANALYSE en METING MAATSCHAPPELIJK RENDEMENT

BETREFT ZRM METING EN ANALYSE en METING MAATSCHAPPELIJK RENDEMENT Bijlage 4 BETREFT ZRM METING EN ANALYSE en METING MAATSCHAPPELIJK RENDEMENT Voor een deel van de verantwoording voor het eerste halfjaar van 2016 is gebruik gemaakt van de ZelfRedzaamheid Matrix. Hieronder

Nadere informatie

Bijlage 20 Zelfassessment adequaat samenwerken met ouders

Bijlage 20 Zelfassessment adequaat samenwerken met ouders Bijlage 20 Zelfassessment adequaat samenwerken met ouders Deze bijlage hoort bij hoofdstuk 4.9 en 4.11. Dit zelfassessment is ontwikkeld door Barbara de Boer, adviseur bij CPS. Zij maakte daarbij gebruik

Nadere informatie

5 Medewerkers en Organisatie 5.4 Functiebeschrijvingen Datum 12 maart 2013 Versie 4 Blad 1 van 9. Algemeen

5 Medewerkers en Organisatie 5.4 Functiebeschrijvingen Datum 12 maart 2013 Versie 4 Blad 1 van 9. Algemeen Blad 1 van 9 Algemeen PWH heeft ten behoeve van de diverse functies in de organisatie functiebeschrijvingen geformuleerd. De functiebeschrijvingen van de medewerkers die niet werkzaam zijn in de peuterspeelzalen

Nadere informatie

TSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie

TSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie TSCYC Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen HTS Report ID 15890-3156 Datum 18.07.2017 Ouderversie Informant: Jeroen de Vries Vader INLEIDING TSCYC 2/8 Inleiding De TSCYC is een vragenlijst

Nadere informatie

Vragenlijst Ervaringen met de kortdurende ambulante geestelijke gezondheidszorg of verslavingszorg

Vragenlijst Ervaringen met de kortdurende ambulante geestelijke gezondheidszorg of verslavingszorg Vragenlijst Ervaringen met de kortdurende ambulante geestelijke gezondheidszorg of verslavingszorg We willen u verzoeken enkele vragen te beantwoorden over de begeleiding of behandeling die u ontvangen

Nadere informatie

Evaluatie SamenOud training Anders denken, anders doen Casemanagement

Evaluatie SamenOud training Anders denken, anders doen Casemanagement Evaluatie SamenOud training Anders denken, anders doen Casemanagement Deelprogramma voor wijkverpleegkundigen en ouderenadviseurs die opgeleid worden tot casemanager SamenOud R. Brans April 2013 Inhoud

Nadere informatie

Handleiding voor het afnemen van het IPPA Basis-interview en het IPPA Vervolg-interview

Handleiding voor het afnemen van het IPPA Basis-interview en het IPPA Vervolg-interview Handleiding voor het afnemen van het IPPA Basis-interview en het IPPA Vervolg-interview IPPA Basis-interview De interviewer neemt zeven IPPA Basis-interview formulieren, een IPPA Checklist, een pen of

Nadere informatie

Techniek: Het CBAM. 1.1 Lijst met uitspraken over de voorgestelde vernieuwing. Vragenlijst met toelichting

Techniek: Het CBAM. 1.1 Lijst met uitspraken over de voorgestelde vernieuwing. Vragenlijst met toelichting Techniek: Het CBAM Vragenlijst met toelichting Met de CBAM (Concerns Based Adoption Model) kan worden nagegaan hoe leerkrachten tegen een vernieuwing aan kijken en in hoeverre een vernieuwing ook daadwerkelijk

Nadere informatie

UW IMAGO ONDER UW HUURDERS? Resultaten imago-onderzoek Thuisvester

UW IMAGO ONDER UW HUURDERS? Resultaten imago-onderzoek Thuisvester UW IMAGO ONDER UW HUURDERS? Resultaten imago-onderzoek Thuisvester Over het onderzoek Thuisvester heeft in juni 2017 deelgenomen aan het imago-onderzoek dat KWH uitvoerde voor s. Dit imago-onderzoek voerden

Nadere informatie

Veiligheid en bescherming bij geweld in relaties. Ambulant Arrangement. Hulpverlening na een periode in de opvang

Veiligheid en bescherming bij geweld in relaties. Ambulant Arrangement. Hulpverlening na een periode in de opvang Veiligheid en bescherming bij geweld in relaties Ambulant Arrangement Hulpverlening na een periode in de opvang Over het Ambulant Arrangement Hulpverlening na een periode in de opvang Multiprobleemgezinnen

Nadere informatie

SCOL Sociale Competentie Observatielijst. Analyse doelen Jonge kind

SCOL Sociale Competentie Observatielijst. Analyse doelen Jonge kind SCOL Sociale Competentie Observatielijst Analyse doelen Jonge kind Maart 2013 Verantwoording 2013 SLO (nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling), Enschede Mits de bron wordt vermeld, is het toegestaan

Nadere informatie

RKBS Bocholtz Bocholtz. Leerlingtevredenheidspeiling Basisonderwijs Haarlem, mei 2018

RKBS Bocholtz Bocholtz. Leerlingtevredenheidspeiling Basisonderwijs Haarlem, mei 2018 RKBS Bocholtz Bocholtz Leerlingtevredenheidspeiling Basisonderwijs 2018 Haarlem, mei 2018 Scholen met Succes Postbus 3386 2001 DJ Haarlem www.scholenmetsucces.nl info@scholenmetsucces.nl tel: 023 534 11

Nadere informatie

Gemeente Moerdijk. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 20 juni 2017

Gemeente Moerdijk. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 20 juni 2017 Gemeente Cliëntervaringsonderzoek Wmo over 2016 Onderzoeksrapportage 20 juni 2017 DATUM 20 juni 2017 Dimensus Beleidsonderzoek Wilhelminasingel 1a 4818 AA Breda info@dimensus.nl www.dimensus.nl (076) 515

Nadere informatie

totaal oordeel relaties binnen het gezin heel veel leerpunten 1...2...3...4...5...6...7...8...9...10 geen leerpunten

totaal oordeel relaties binnen het gezin heel veel leerpunten 1...2...3...4...5...6...7...8...9...10 geen leerpunten COMPETENTIE LIJST 12 tot 21 jaar Deze lijst dient te worden ingevuld door de mentor van een jongere. Voor elke vaardigheid geef je aan in welke mate de jongere een vaardigheid beheerst (0=niet, 1=enigszins,

Nadere informatie

Draaiboek voor het team Kwaliteit van verzorging en opvoeding in de residentiële jeugdzorg

Draaiboek voor het team Kwaliteit van verzorging en opvoeding in de residentiële jeugdzorg Draaiboek voor het team Kwaliteit van verzorging en opvoeding in de residentiële jeugdzorg Marjan de Lange Cécile Chênevert Utrecht, september 2011 2011 Nederlands Jeugdinstituut Niets uit deze uitgave

Nadere informatie

HUMANITAS NULMETING COMPLEXITEIT VAN DE HULPVRAAG

HUMANITAS NULMETING COMPLEXITEIT VAN DE HULPVRAAG HUMANITAS NULMETING COMPLEXITEIT VAN DE HULPVRAAG Datum : 2 juni 2017 Auteur : Heleen de Boer Inhoud INTRODUCTIE... 2 SAMENVATTING... 3 1. INLEIDING... 4 1.1. Aanleiding en doel... 4 1.2 De vragenlijst...

Nadere informatie