BIBLIOTHEEK. Bouwdienst Rijksw«cr*m< t Postbus LA Utrecht. Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Utrecht

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "BIBLIOTHEEK. Bouwdienst Rijksw«cr*m< t Postbus LA Utrecht. Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Utrecht"

Transcriptie

1 BIBLIOTHEEK Bouwdienst Rijksw«cr*m< t Postbus LA Utrecht to Ministerie van Verkeer en Waterstaat Di rectoraat- GeneraaI Rij kswaterstaat Utrecht

2

3 BIBLIOTHEEK BOUWDIENST RIJKSWATERSTAAT NB..^.^.L9.)...l...jS.Q.Q. Integrale visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal BIBLIOTHEEK, Bouwdienst Rijkswaterstaat Postbus LA Utrecht Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Directie Utrecht Rijkswaterstaat Directie Utrecht Postbus AR NIEUWEGEIN Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal

4 Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal

5 Voorwoord Voor u ligt de Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal van Rijkswaterstaat directie Utrecht. Deze visie heeft een integraal karakter omdat de diverse functies van het Amsterdam-Rijnkanaal en het Lekkanaal onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Er worden vier hoofdfuncties onderscheiden, namelijk: Economie & Transport, Waterhuishouding, Ecologie en Leefomgeving. De visie geeft voor de periode tot 2010 een totaaloverzicht van mogelijke maatregelen. Voorbeelden van maatregelen zijn het bevorderen van vervoer over water en het aanleggen van natuurvriendelijke oevers. De visie van Rijkswaterstaat directie Utrecht is tot stand gekomen in nauw overleg met vele belanghebbende partijen, zoals provincies, waterschappen, gemeenten, waterleidingbedrijven en belangenorganisaties van scheepvaart, industrie, milieu en landschap. De visie is uitgebracht in de vorm van een nota en een covernota. De nota die voor u ligt is opgesteld voor iedereen met de behoefte aan gedetailleerde informatie omtrent de Visie. De covernota geeft een korte schets van het totaalbeeld op de ontwikkelingen random het Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal. Dank aan alien die meegewerkt hebben aan de totstandkoming van dit product. Mr. J.P.A.J. Bevers Rijkswaterstaat, directie Utrecht Nieuwegein, december 1997 Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 3

6 Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal

7 Inhoudsopgave Voorwoord 3 1 Inleiding tot een Visie Aanleiding Doel en status Aanpak en planperiode Evaluatie Inhoud en opbouw 8 2 Beschrijving van het studiegebied Inleiding De kanalen anno Economie & Transport Invloedsgebied Goederenvervoer Overslag Waterhuishouding Invloedsgebied Waterkwantiteit Waterkwaliteit Waterbodemkwaliteit Verdroging Beveiliging tegen overstromingen Ecologie Invloedsgebied Water, waterbodem en oevers Ecologische verbindingen Leefomgeving Invloedsgebied De oevers Recreatievaart De bruggen Het milieu Externe veiligheid Overigen Beroepsvisserij Zandwinning Beheer en onderhoud 53 3 Randvoorwaarden en uitgangspunten Economie & Transport Waterhuishouding Ecologie Leefomgeving Overigen 65 Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 5

8 Inhoudsopgave (vervolg) 4 Maatregelen Economie & Transport Waterhuishouding Ecologie Leefomgeving 70 5 Strategieen Inleiding Strategic 'Gelijkwaardig intensief Strategic 'Economisch accent' Strategic'Milieu accent' Strategic 'Low budget' Onzekerheden Indicatie van de kosten 95 6 Realisatie van de Visie Wat gebeurt er met de Visie? Consequenties voor de doelgroepen Economie & Transport Waterhuishouding Ecologie Leefomgeving 99 Bijlagen: I Begrippenlijst 105 II Afkortingenlijst 110 III Referenties 113 IV Relevante plannen en studies 118 V Figurenlijst 120 VI Interactieve werkwijze 121 VII Samenstelling groepen 122 VIII Ligplaatsen beleid directie Utrecht 124 IX Huidige situatie overgangen van spoorlijnen, snelwegen, en overige wegen over het ARK 125 X Vormen van oeverrecreatie langs het ARK 127 XI Schema planfiguren 128 XII Toekomstige woningbouwlocaties rond Utrecht en Amsterdam 129 XIII Vergelijkingsmethode 130 Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 6

9 1 Inleiding tot een Visie 1.1 Aanleiding Rijkswaterstaat directie Utrecht heeft voor het Amsterdam-Rijnkanaal (ARK) en het hierop aansluitende Lekkanaal een Visie ontwikkeld, als beleidsinstrument voor de lange termijn. De Visie is niet zomaar uit de lucht komen vallen. Eind 1991 ontstond behoefte aan formulering van een lange termijn visie voor het Amsterdam- Rijnkanaal en Lekkanaal en de omgeving, toen landelijk aan het 'Beheersplan voor de Rijkswateren' voor de periode werd gewerkt. Bij het schrijven van haar aandeel in dit plan stuitte de directie Utrecht op het ontbreken van een integrale lange termijn visie voor beide kanalen. In het beheersplan en andere rijksnota's zijn aan de kanalen bepaalde functies toegewezen. Bij de invulling van de functies zouden conflictsituaties kunnen ontstaan, die door een integraal plan kunnen worden vermeden. 1.2 Doel en status Doel van deze Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal is: Ontwikkelen van een in economisch, waterhuishoudkundig en ecologisch opzicht goed functionerend ARK en Lekkanaal met een kwalitatief goede leefomgeving, dat een duurzaam gebruik garandeert, afgestemd op de wensen van de gebruikersgroepen. De Visie heeft geen formele status, maar vormt een leidraad voor toekomstige plannen en activiteiten van Rijkswaterstaat zelf en voor andere betrokken partijen. Zo levert de Visie bouwstenen voor toekomstige Rijksnota's, waaronder: - vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening, - vierde Nota Waterhuishouding, - derde Structuurschema Verkeer en Vervoer, - tweede en derde Nationaal Milieubeleidsplan, - tweede Natuurbeleidsplan. Deze Rijksnota's zullen worden geconcretiseerd in beheersmaatregelen, bijvoorbeeld door het opstellen van beheersplannen. Verder zal de Visie door moeten werken in regionale plannen als streekplannen, bestemmingsplannen, plannen van waterschappen et cetera. Na deze concretisering en doorwerking, worden maatregelen uit de Visie voor Rijkswaterstaat en betrokken partijen bindend. Daarnaast kunnen in de toekomst overeenkomsten worden gesloten tussen Rijkswaterstaat en een of meer betrokken instanties voor specifieke maatregelen. 1.3 Aanpak en planperiode De aanpak is gebaseerd op een integrale opzet en een open planproces met interactieve werkwijze. De integrale opzet houdt in dat de samenhang tussen de verschillende Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 7

10 functies centraal staat bij het afstemmen en invullen ervan. Integraal wil ook zeggen dat rekening wordt gehouden met zowel landelijk als regionaal beleid en met de omgeving van het studiegebied, het invloedsgebied. Het open planproces houdt in, dat de Visie niet alleen is opgesteld door vertegenwoordigers van de initiatiefnemer, Rijkswaterstaat directie Utrecht. Andere bij het ARK en Lekkanaal betrokken partijen hebben in de projectorganisatie een actieve bijdrage geleverd. Er is gebruik gemaakt van een deels interactieve werkwijze. Bij deze werkwijze werden niet alleen op grond van harde feiten beslissingen genomen, maar ook op gevoelsmatige gronden. Dit heeft als voordeel dat minderheidsstandpunten meegenomen konden worden. Medio 1995 is een covernota ten behoeve van bestuurlijk overleg gepubliceerd. Aan de hand van de covernota heeft er met verschillende instanties bestuurlijk overleg plaatsgevonden. Aan de hand van dit bestuurlijk overleg en nieuwe ontwikkelingen is deze Visie aangepast voor Tegelijkertijd met deze Visie is een nieuwe, actuele covernota uitgebracht. In de covernota staat in vogelvlucht de visie op de toekomst van de kanalen. Deze nota is bedoeld als naslagwerk, voor de achtergronden bij de covernota. De planhorizon van deze studie is Evaluatie Er is voorzien in een directe en in een indirecte evaluatie. Direct door evaluatie van de Visie zelf. Dit zal ongeveer iedere vijf jaar plaats vinden. Er zal dan aan de hand van de geformuleerde streefbeelden bekeken worden in hoeverre recente ontwikkelingen tot bijstelling moeten leiden. Afhankelijk van de uitkomsten van deze evaluatie zal gekozen worden voor het maken van een nieuwe Visie. Deze directe evaluatie vindt plaats samen met de instanties die deel hebben uitgemaakt van de representatieve groep (zie bijlage VII). Indirect wordt de Visie geevalueerd in de evaluaties van de Rijksnota's. Deze Visie zal bouwstenen leveren voor Rijksnota's, bijvoorbeeld voor de streefbeelden. Deze nota's hebben een eigen evaluatie, veelal in de vorm van jaarlijkse voortgangsrapportages. 1.5 Inhoud en opbouw Deze Visie is een vertaling van het landelijk naar het regionaal beleid. Er wordt een kader gegeven waarbinnen men kan komen tot ontwikkeling van maatregelen. Dit kader wordt aangegeven door streefbeelden. Deze streefbeelden zijn op hoofdlijnen uitgewerkt in maatregelen. Naast richtlijnen voor nieuwe plannen, onderzoek en werken worden ook richtlijnen gegeven voor onderhoud. Daar waar het onderhoud op dezelfde voet wordt voortgezet wordt er geen aandacht aan besteed in deze Visie. Voor de te nemen maatregelen wordt een globale indicatie van de kosten voor Rijkswaterstaat gegeven. Een verdere uitwerking van deze Visie voor Rijkswaterstaat is te vinden in het Beheers Plan Nat (BPN). In het BPN wordt het binnen deze Visie gegeven kader nader ingevuld met concrete maatregelen. Daarnaast bevat het Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 8

11 BPN alle te nemen maatregelen voor het lopende onderhoud. In het BPN worden alle door Rijkswaterstaat te nemen concrete maatregelen met kostenplaatje opgenomen die het ARK en het Lekkanaal betreffen. De opbouw van deze Visie ziet er als volgt uit: In hoofdstuk 2 worden de functies van de kanalen op een rij gezet en gegroepeerd tot 4 functieclusters. Aan de hand van de functieclusters wordt het invloedsgebied aangegeven en het studiegebied beschreven. De randvoorwaarden en uitgangspunten voor deze Visie zijn beschreven in hoofdstuk 3. Uitgaande van het landelijk beleid, rekening houdend met regionale beleidsnota's en diverse plannen, zijn aandachtspunten voor nu en streefbeelden voor 2010 geformuleerd. Uit een confrontatie met de huidige situatie en daarin voorziene autonome ontwikkelingen zijn vervolgens maatregelen geformuleerd. Deze maatregelen zijn per functiecluster aangegeven in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 zijn aan de hand van combinaties van maatregelen vier strategieen bepaald en wordt een afweging gemaakt tussen de strategieen. Voor elke strategic zijn de streefbeelden en bijbehorende maatregelen geformuleerd. Wat er wordt verwacht van de verschillende doelgroepen is aangegeven in hoofdstuk 6. Als bijlagen zijn onder andere een begrippenlijst en een afkortingenlijst te vinden. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 9

12 Figuur 2.1 Overzich tskaart Amsterdam - Rij n kanaal en Lekkanaal binnen Nederland Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 10

13 2 Beschrijving van het studiegebied 2.1 Inleiding Het studiegebied omvat de hoofdvaarwegen in beheer bij Rjjkswaterstaat directie Utrecht; het ARK tussen het Binnen-IJ en de Waal en het Lekkanaal gelegen tussen het ARK en de Lek. De ligging van de kanalen binnen Nederland is weergegeven in figuur 2.1. Doelstellingen en maatregelen voor het Amsterdam-Rijnkanaal (ARK) en het Lekkanaal zijn gekoppeld aan de functies van deze wateren. Hiervoor is in landelijke nota's een beleid in hoofdlijnen uitgestippeld, met name in de Nota Waterhuishouding. De functietoekenning per watersysteem is uitgewerkt in het Beheersplan Rijkswateren. Het ARK en het Lekkanaal zijn aangelegd met een economisch doel; de ontsluiting van de Amsterdamse haven naar het achterland. Thans dienen zij primair voor de scheepvaart en voor de aan- en afvoer van water. De volgende functies zijn aan het ARK toegekend: - hoofdtransportas; - regionale watervoorziening; - afvoer van water; - drinkwatervoorziening; - koeiwater voor energiecentrales; - natuur en landschap; - oeverrecreatie en sportvisserij; - beroepsvisserij; - recreatievaart; - zandwinning. Aan het Lekkanaal zijn dezelfde functies toegekend als aan het ARK, uitgezonderd zandwinning en hoofdtransportas. Het Lekkanaal heeft de functie hoofdvaarweg. De functie drinkwater is toegekend aan het ARK van Nigtevecht " (km. 13) tot Wijk bij Duurstede (km 60,5) en aan het Lekkanaal. Voor een aantal van de functies geldt een waterkwaliteitsdoelstelling en/of een ecologische doelstelling: - voor de drinkwaterfunctie geldt de drinkwaterdoelstelling; - voor de functie natuur en landschap gelden de waterkwaliteitsdoelstelling voor karperachtigen, een ecologische doelstelling en een landschappelijke doelstelling 2). Daarnaast geldt de grenswaarde MILBOWA voor water- en waterbodemkwaliteit als algemene doelstelling voor alle rijkswateren (zie ) Noten " Gemeentewaterleidingen Amsterdam onttrekt bjj Loenen, km 21, water uit het ARK. Als noordeljjke grens voor het traject waar de drinkwaterfunctie geldt is niet Loenen, maar Nigtevecht gekozen. " De landschappelijke doelstelling is afkomstig uit de Visie Landschap. De Visie Landschap is samen met het structuurschema Groene Ruimte uitgekomen. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 11

14 De belangrijkste functies van ARK en Lekkanaal zijn gegroepeerd in vier functieclusters: - Economie & Transport; - Waterhuishouding; - Ecologie; - Leefomgeving. Op deze groepering is de indeling van dit hoofdstuk en van de volgende hoofdstukken gebaseerd. Per functiecluster komen een aantal aspecten aan de orde. De functiecluster Economie & Transport kent drie aspecten, te weten: het goederenvervoer over water, de overslagmogelijkheden en de verkeersveiligheid. Deze drie aspecten houden alle verband met de functie hoofdtransportas van het ARK en de functie hoofdvaarweg van het Lekkanaal. De functiecluster Waterhuishouding kent vijf aspecten, te weten: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterbodemkwaliteit, verdroging, en beveiligen tegen overstromen. Het aspect waterkwantiteit houdt verband met de functies regionale watervoorziening, drinkwater, koeiwater, en afvoer van water. Het aspect verdroging houdt verband met de grondwaterstroming van en naar de kanalen. De functiecluster Ecologie kent twee aspecten: de ecologie van water, waterbodem en oevers, en de verbindingen die gevormd kunnen worden tussen natuurgebieden, de zogenaamde ecologische verbindingen. Deze aspecten houden verband met de functie natuur. De functiecluster Leefomgeving kent de aspecten inpassing en beleving in het landschap, barrierewerking van het kanaal voor de mobiliteit, recreatievaart, oeverrecreatie en sportvisserij, en veiligheid van de omgeving. Een aantal van deze aspecten is gelijk aan een functie. De functieclusters beinvloeden elkaar. De verdeling van de aspecten over de functieclusters is vaak arbitrair. Zo zou de verdroging net zo goed bij de functiecluster Ecologie aan de orde kunnen komen als bij de functiecluster Waterhuishouding. Hetzelfde geldt voor waterkwaliteit en waterbodemkwaliteit. Zandwinning en beroepsvisserij zijn niet duidelijk onder de genoemde functieclusters te scharen. Ze hebben tot nu toe slechts in zeer geringe mate plaatsgevonden in de kanalen. Daarom zijn ze onder "overige" geschaard. Ook is onder "overige" beheer en onderhoud beschreven. Beheer en onderhoud betreft de gehele kanalen en heeft met alle functies die de kanalen vervullen te maken. Zoals reeds in hoofdstuk 1 aangegeven zullen alleen aanpassingen van beheer en onderhoud in deze Visie betrokken worden. De functieclusters Economie & Transport en Waterhuishouding zijn merendeels gebruiksfuncties. Door deze functieclusters te ontwikkelen kunnen veel negatieve effecten in een veel ruimer gebied dan het ARK en het Lekkanaal worden voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan de relaties tussen transport over water en milieuschade als gevolg van vrachtverkeer, of tussen water uit het kanaal en het bestrijden van verdroging. De functieclusters Ecologie en Leefomgeving komen in zekere zin voort uit huidige maatschappelijke onvrede over dat wat door de aanleg van het Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 12

15 kanaal niet ontwikkeld is, aangetast is of verloren is gegaan. Het ontwikkelen van deze functies kan positieve consequenties hebben voor een veel ruimer gebied dan de kanalen. Hierbij kan gedacht worden aan de relaties tussen natuurvriendelijke oevers langs de kanalen en de ecologische hoofdstructuur, of tussen kwaliteit van water en waterbodem en volksgezondheid, of tussen benutting van de kanaaloever en de kwaliteit van het woonmilieu. Ingrepen in het ARK en Lekkanaal kunnen effecten buiten het studiegebied hebben en ontwikkelingen van buiten het studiegebied kunnen van invloed zijn op het ARK en Lekkanaal. Het grootste gebied waar invloeden van ingrepen in het ARK en Lekkanaal waarneembaar zijn, wordt gedefinieerd als het invloedsgebied. Dit gebied varieert per functiecluster en is per functiecluster aangegeven. In dit hoofdstuk wordt eerst een schets gegeven van de kanalen, de belangrijkste functies en de interacties met de omgeving (paragraaf 2.2). Vervolgens worden per functiecluster het invloedsgebied, de huidige situatie en ontwikkelingen beschreven in paragraaf 2.3 tot en met 2.7. Het betreft zowel autonome ontwikkelingen als ontwikkelingen die (mede) voortkomen uit de Integrale Visie. 2.2 De kanalen anno 1997 Beschrijving kanalen Het Amsterdam-Rijnkanaal (ARK) is 72,4 km lang en loopt van de monding in het IJ te Amsterdam (km 0,0) tot de Waal bij Tiel (km 72,4). In het Amsterdam-Rijnkanaal wordt onderscheid gemaakt tussen het deel ten noorden van de Lek (60,5 km) en het Betuwepand ten zuiden van de Lek, gelegen tussen Wijk bij Duurstede en Tiel. Ter hoogte van Nieuwegein (km 42,5) takt het Lekkanaal (4 km) af van het ARK. Het Lekkanaal vormt een verbinding tussen het ARK en de Lek. Het ARK ten noorden van de Lek en het Lekkanaal hebben een bakprofiel met stalen damwanden. Het ARK heeft een gemiddelde breedte van 100 m en een diepte van 6 m. Het Lekkanaal heeft een gemiddelde breedte van 90 m en een diepte van 5 m. Het Betuwepand heeft op de waterlijn een gemiddelde breedte van 165 m. De oevers van het Betuwepand zijn niet voorzien van stalen damwanden maar bestaan uit taluds met een helling van 1:4. Kunstwerken De kunstwerken die hieronder beschreven worden zijn terug te vinden in figuur 2.2. Nabij Zeeburg (km 1,6) is een noodkering in het ARK aanwezig die bij zeer extreme waterstanden in het geval van een doorbraak van de zeewering in IJmuiden kan worden gesloten. Op het moment dat de kering gesloten is kunnen kleinere schepen worden geschut in de schutsluis die zich naast de kering bevindt. In het ARK bij Wijk bij Duurstede net ten noorden van de Lek liggen de Prinses Irenesluizen. Water inlaten op het ARK is mogelijk via de schutkolken en via een onafhankelijk waterinlaatsysteem. In het Betuwepand, ten zuiden van de Lek te Ravenswaaij, liggen de Prinses Marijkesluizen met een beweegbare kering. De sluis en de noodkering Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 13

16 zijn onder normale omstandigheden geopend. De noodkering wordt gesloten indien waterstanden boven N.A.P. + 5,55 m worden verwacht. De scheepvaart tussen de Lek en het Betuwepand wordt dan via de Prinses Marijkesluizen geschut. In de nabijheid van Tiel, ten noorden van de Waal, liggen de Prins Bernhardsluizen. Het sluizencomplex is nagenoeg identiek aan de Prinses Irenesluizen. Naast het inlaten van water vanuit de Waal via de schutkolken is het mogelijk om onafhankelijk van de schutkolk via een spuiriool water in te laten van de Waal naar het Betuwepand. In het Lekkanaal bij Nieuwegein liggen de Prinses Beatrixsluizen bestaande uit twee schutkolken. Ook via deze verbinding is het mogelijk om water in te laten naar het ARK. Vanwege de getijdebeweging op de Lek vindt dit minder plaats dan het inlaten van water via de Prinses Irenesluizen. Het ARK wordt op 29 locaties door bruggen overspannen. De bruggen zijn ontworpen op een doorvaarthoogte van 9,10 m boven het waterpeil. De in 1997 gereed gekomen Piet Heintunnel is de enige tunnel onder het ARK. Figuur 2.2. Overzicht ARK en Lekkanaal met kilometrering en kunstwerken A10, Piet Heintunnel, km 0,5 Amsterdamse brug, km 1,1 A10, ringweg Amsterdam (Zeeburger brug), km 2,4 Muiderbrug, km 6,7 Diemen-Weesp, dubbele spoorbrug, km 7,6 Weesperbrug, km 10,0 Loenerslootsebrug, km 18,7 Breukelerbrug, km 25,2 Maarsserbrug, km 30,2 Zuilensebrug, km 30,8 Maarssen-Utrecht, km 34 Vleutensebrug, km 35,3 Meernbug, km 37,4 A12, Den Haag-Arnhem (Galecopper Brug), km 39,8 Sneltram Utrecht-Nieuwegein, km 40,7 Jutphasebrug, km 40,8 Nieuwegeinse brug, km 41,9 A27, Breda-Almere (Houtensebrug), km 44,4 Houten-Culemborg, km 48,9 Schalkwijkse Brug, km 49,0 Goyerbrug, km 53,6 Brug over Pr. Irenesluis, Wijk bij Duurstede, km 58,9 Brug over Pr. Marijkesluis, Rijswijk, km 62,0 Ravenswaaijse brug, km 63,6 Rooyensteinsebrug, km 67,6 Bruggen over Pr. Bemardsluis Tiel, km 70,9 Overeindsebrug, km 42,9 Brug over Pr. Beatrixsluizen, km 45,0 Integrale visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 14

17 Goederenvervoer Het ARK is een hoofdtransportas voor goederenvervoer, in noordelijke richting naar Amsterdam/Noordzeekanaal, Noord-Nederland en Noord-Duitsland en in zuidelijke richting naar onder andere Zuid-Nederland en Duitsland. Het Lekkanaal is een hoofd vaarweg en geeft via de Lek een korte route voor scheepvaart van en naar Rotterdam en Belgie. Waterhuishouding Het ARK en het Lekkanaal behoren tot het landelijk waterhuishoudkundig hoofdsysteem. Het streefpeil op het ARK ten noorden van de Lek en het Lekkanaal bedraagt N.A.P. -0,40 m. Het ARK staat in open verbinding met het Noordzeekanaal. Bij de Pr. Irenesluizen, de Pr. Beatrixsluizen en de Pr. Bernhardsluizen bestaat de mogelijkheid om naast schutdebieten water in te laten via een Water Inlaat Systeem (WIS). Bij de Marijkesluizen bevindt zich een onderwaterpomp in de kering en een gemaal om tijdens hoog water situaties met de kering in gesloten toestand water uit het Betuwepand te kunnen pompen. Het ARK ten noorden van de Lek staat op meerdere plaatsen in open verbinding met watergangen die worden beheerd door het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht. Waterschappen die afwateren op en water onttrekken aan het ARK zijn het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht en het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Het Polderdistrict Betuwe en het Waterschap van de Linge wateren af op en onttrekken water aan het Betuwepand. In figuur 2.3 op pagina 14 is een overzicht van de ligging van deze waterschappen weergegeven. Afspraken over het waterbeheer met de omliggende waterbeheerders, zijn en zullen worden vastgelegd in verschillende waterakkoorden. In paragraaf 2.4. wordt het aspect waterhuishouding nader belicht. 2.3 Economie & Transport Invloedsgebied Op het Amsterdam-Rijnkanaal zijn twee hoofdstromen te onderscheiden. Ten eerste vervoer tussen de havens van Amsterdam/Noordzeekanaal via Wijk bij Duurstede naar hun achterland. Dit achterland bestaat voornamelijk uit oost en zuid Nederland, Duitsland, oost Europa en Zwitserland. Deze route heeft in de landelijke beleidsnota's de hoogste status van hoofdtransportas klasse Vlb gekregen. Dat betekent dat deze route minimaal geschikt moet zijn voor vervoer met 4-baks duwvaart. De tweede stroom die voor een deel over het Amsterdam-Rijnkanaal gaat loopt van Scandinavie, noord Duitsland en noord Nederland via de Oranjesluizen in Amsterdam, het ARK, het Lekkanaal en de Lek naar Rotterdam, Belgie en Frankrijk. Het Lekkanaal heeft de status van hoofdvaarweg klasse Vb waarover minimaal vervoer met 2-baks duwvaart in langsverband plaats moet kunnen vinden. Beide stromen maken gebruik van het gedeelte tussen Amsterdam en de splitsing met het Lekkanaal bij Nieuwegein. Vandaar dat we in de volgende paragrafen onderscheid maken tussen het noordelijk deel (Amsterdam - splitsing met Lekkanaal), zuidelijk deel (inclusief het Betuwepand) en Lekkanaal. De invloeden op het goederenvervoer en de scheepvaart die door de kanalen gaat komen dus uit een groot deel van Europa. De invloed van de Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 15

18 Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 16

19 directe omgeving van de kanalen is daarbij maar gering. Het invloedsgebied kan daarom als volgt geschetst worden: de bovengenoemde herkomst- en bestemmingsgebieden met als voornaamste de havengebieden van Amsterdam/Noordzeekanaal, Rotterdam en het Ruhrgebied, de havens van Utrecht en Tiel, de bedrijventerreinen en de oevers langs de kanalen en bedrijven in de regio die bulkgoederen, containers en dergelijke via water kunnen vervoeren. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 17

20 Figuur 2.5. Overzicht goederenvervoer via de Prinses Irenesluis en de Prinses Beatrixsluis Overzicht goederenvervoer via Pr. Irenesluis en Pr. Beatrixsluis transito regio Utrecht mm ^ H Aantal schepen x 1000 I Laadvermogen x B O B Gewicht lading x Goederenvervoer Huidige situatie In 1996 is er over het noordelijk deel 41 miljoen ton goederen vervoerd. Dit werd in schepen vervoerd. Over het zuidelijk deel is 22 miljoen ton goederen vervoerd. Dit werd in schepen vervoerd. Over het Lekkanaal is 19 miljoen ton goederen vervoerd. Dit werd in schepen vervoerd. Het vervoerde tonnage en het aantal schepen is gemiddeld genomen de laatste jaren redelijk stabiel. Alleen het aantal vervoerde containers en het gemiddeld laadvermogen stijgt. Een overzicht van het goederenvervoer via de Prinses Irenesluis en de Prinses Beatrixsluis voor 1987 tot 1997 is gegeven in figuur 2.5. Over het algemeen ondervindt de scheepvaart op het Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal weinig problemen. De vier punten waar verhoogde kans op vertraging is zijn aangegeven in figuur 2.6: de Passage Zeeburg in Amsterdam, de Prinses Beatrixsluis op het Lekkanaal, de Passage Maarssen en de Demkabocht. Daarvan zijn de eerste twee de belangrijkste. Bij de Passage Zeeburg ondervindt circa 2% van de schepen vertraging door te wachten op een tegenligger. Bij de Prinses Beatrixsluis ondervindt de 2-baks duwvaart de grootste problemen. Een deel daarvan heeft belangrijke vertraging omdat duwbakken ontkoppeld moeten worden. Gemiddeld kan 1 % van de schepen niet met de eerst volgende sluisschutting mee wat een belangrijke vertraging betekent. Op het ARK kan sinds 1994 met een diepgang van 4 meter worden gevaren. Op het Lekkanaal is de toelaatbare diepgang 3,30 meter, dit wordt door de scheepvaart als een beperking ervaren. Ontwikkelingen Het Nederlands Economisch Instituut (NEI) heeft in 1992 voor de Corridorstudie Amsterdam-Utrecht een prognose opgesteld voor Er van uit Integrale visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 18

21

22 gaande dat het beleid om een deel van het goederenvervoer over de weg over het water af te wikkelen zal slagen wordt het volgende verwacht: - vervoerd gewicht noordelijk deel 58 miljoen ton, aantal schepen noordelijk deel , - vervoerd gewicht zuidelijk deel 30 miljoen ton, aantal schepen zuidelijk deel 52000, - vervoerd gewicht Lekkanaal 28 miljoen ton, aantal schepen Lekkanaal Volgens berekeningen met een simulatiemodel en uitgaande van bovengenoemde prognoses zal het aantal schepen dat in 2010 bij Zeeburg stil moet gaan liggen om te wachten op een tegenligger stijgen tot enkele tientallen schepen per jaar. Circa 4% van de schepen ondervindt dan vertraging. Het deel van de schepen dat niet met de eerst volgende schutting van de Prinses Beatrixsluis mee kan zal in 2010 opgelopen zijn naar 8%. Passagiersdiensten Recent zijn een aantal nieuwe passagierslijndiensten ontstaan over binnenwateren. Daarbij wordt gebruik gemaakt van snelle boten (draagvleugelboot, catamaran e.d.). Inmiddels zijn er lijndiensten in de Amsterdamse en Rotterdamse regio en Nijmegen. Kenmerken van de nu geopende lijndiensten zijn de hoge snelheden (tot 75 km/uur), het ruime vaarwater en de geringe waterbeweging die zij veroorzaken. Er vindt een verkennend onderzoek naar een verbinding tussen Wijk bij Duurstede en Utrecht plaats. Uitgangspunten daarbij zijn geen vermindering van het huidige veiligheidsniveau, geen grotere hinderlijke waterbeweging dan bij de huidige toegestane scheepstypen. De snelle boten zouden een aanvulling betekenen op het bestaande openbaar vervoer. Nieuwe vrachtschepen Er is een ontwikkeling naar nieuwe typen vrachtschepen. Dit zijn onder andere grotere schepen tot 160 x 22 meter, kleine snelle schepen tot 35 km/uur en zelflossende containerschepen waardoor op de wal geen kraan meer nodig is. In het algemeen zijn nieuwe ontwikkelingen goed voor de bevordering van vervoer over water. Grotere schepen zijn op zich geen probleem aangezien ze binnen de afmetingen van een op het ARK reeds toegestaan 4-baks duwstel blijven. Wel zal de regelgeving aangepast moeten worden. Deze ontwikkeling zal een extra belasting betekenen voor de capaciteit van sluizen en smalle trajecten. De beperkte sluiskolkbreedte van 18 meter van de Prinses Beatrixsluizen vormen een probleem voor de grote schepen. Naar de mogelijkheden van snelle vrachtschepen zal onderzoek gedaan moeten worden waarbij dezelfde uitgangspunten gelden als bij de snelle passagiersschepen. Toename koppelverbanden Ter besparing van brandstof wordt er steeds meer in koppelverbanden gevaren. Hierbij zijn 2 naast elkaar liggende schepen aan elkaar verbonden en zorgt een van de schepen voor de voortstuwing. Deze ontwikkeling heeft een ongunstige invloed op de verkeersafwikkeling in met name de smalle gedeelten van het ARK en bij de Prinses Beatrixsluizen. Grotere bekendheid mogelijkheden vervoer over water Een van de redenen waarom verladers nog weinig overschakelen op ver- Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 20

23 voer over water is de onbekendheid met deze vorm van transport. Ook in de regio random de kanalen kan daarin nog verbetering gebracht worden. Betrouwbaarheid vervoer over water en verkeersmanagement Een van de belangrijkste eisen die verladers aan het vervoer (over water) stellen is betrouwbaarheid van levering. Er mogen zich geen niet-planbare vertragingen voordoen. Voor de infrastructuur betekent dit dat ook tijdelijke beperkingen van de capaciteit zich "nooit" mogen voordoen. Bij groot onderhoud aan sluizen zal de stremming van een sluiskolk geminimaliseerd en ver van te voren bekend moeten zijn. Een stremming van een sluiskolk zal in rustige tijden moeten gebeuren, bijvoorbeeld in de zomerperiode, het weekend of op maandagmorgen. Storingen aan een sluisdeur zullen zo snel mogelijk verholpen moeten worden. Er wordt onderzoek gedaan naar optimalisering van het onderhoud aan sluizen. Verkeersmanagement is een mogelijkheid om de capaciteit van de kanalen beter te benutten en de betrouwbaarheid te verhogen. Er komen steeds meer technische mogelijkheden (marifoon, walradar, video, computer). Door aanwijzingen aan en informatie over de scheepvaart kan bijvoorbeeld een betere sluisvulling worden verkregen, bij schuttingen kan rekening gehouden worden met lijndiensten, de scheepvaart kan zonder stoppen langs versmallingen geleid worden et cetera. Vervoerwaardestudie Om de kanalen beter voor de regio te benutten zal onderzoek gedaan worden naar goederenstromen die potentieel voor vervoer over water in aanmerking komen. Als deze stromen bekend zijn zal met de "markt" overlegd worden over de randvoorwaarden voor overheveling naar vervoer over water Overslag Huidige situatie Ligplaatsenbeleid Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal Sinds 1992 wordt er door directie Utrecht een ligplaatsenbeleid gevoerd op grond van het Binnenvaart Politiereglement (BPR) en het SW2. Laad-, los-, en meerplaatsen worden in principe geconcentreerd in zogenaamde concentratiegebieden waarbinnen het tijdelijke afmeren van schepen wordt toegestaan naast de functie die het ARK en het Lekkanaal hebben voor de doorgaande scheepvaart. Het ligplaatsenbeleid is in bijlage VIII weergegeven. Sinds de invoering van de Vaar- en rusttijdenwet dienen er voldoende adequate overnachtingsplaatsen aanwezig te zijn nabij de grote sluizen. Daarnaast zijn de eisen die aan de voorzieningen van een ligplaats gesteld worden veranderd (onder andere stroomvoorziening). Verder zijn er tijdelijke laad- en losplaatsen voor zandaanvoer en meerplaatsen voor passagiersschepen en voldoen enkele bestaande ligplaatsen niet aan het ligplaatsenbeleid. Tenslotte vergt een verdere bevordering van het vervoer over water mogelijk de aanleg van openbare loswallen in insteek- of langshavens. Al deze zaken vergen een regelmatige aanpassing van het bestaande ligplaatsenbeleid. Verantwoordelijkheid Rijkswaterstaat bij laad-, los- en ligplaatsen Tot nu toe houdt de bemoeienis van Rijkswaterstaat bij openbare voorzieningen langs het ARK op bij de oevervoorziening en de holders. Bij niet-openbare voorzieningen wordt aanleg en onderhoud geheel door derden uitgevoerd. Bij hoofdtransportassen behoren kwalitatief goede voorzieningen (SW2). Integrate Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 21

24 Ook bij meerplaatsen zorgt Rijkswaterstaat voor steeds meer voorzieningen (autolosplaatsen, vuilstortbakken e.d.). Er is een discussie gaande over de mate van betrokkenheid. Om het vervoer over water te bevorderen is het van belang om meer laaden losplaatsen te krijgen. Om dit te stimuleren en toch veiligheidsaspecten en beheer goed in de hand te houden is een discussie gaande of Rijkswaterstaat de aanleg en het beheer van de afmeervoorzieningen (oeverconstructie, holders, inkassing, insteekhaven) in eigen hand moet gaan houden. Bij niet-openbare voorzieningen zou de oevervoorziening rijkseigendom moeten blijven. Ontwikkelingen Havens Lageweide in Utrecht Eind 1997 is gestart met de bouw van een openbare terminal voor de overslag van intercontinentale maritieme en continentale containers, deze terminal komt midden '98 gereed. Er wordt verwacht dat in containers op jaarbasis zullen worden overgeslagen op deze terminal. Industriegebied/logistiek centrum 'Het Klooster' Er is een eerste studie verricht naar de inrichting van dit gebied met daarin opgenomen een stortplaats. Het ziet er naar uit dat deze stortplaats toch geen onderdeel zal uitmaken van het terrein. Er zal een nieuw ontwerp gemaakt worden, waarbij het industriegebied in relatie tot de verbreding van het Lekkanaal zal worden ingericht. Langshaven Wijk bij Duurstede Ten noordoosten van de Prinses Irenesluizen komt aansluitend op industriegebied een langshaven voor overslag bij Wijk bij Duurstede. De start van de uitvoering van dit project wordt medio 1998 verwacht. Figuur 2.7 Verkeerspost bij Wijk bij Duurstede voor de begeleiding van de scheepvaart Havens Amsterdam en Noordzeekanaal De Amsterdamse haven biedt goede groeimogelijkheden voor activiteiten die met de zeehaven verbonden zijn, zoals industrie, visserij, off-shore en specifieke Europese distributiecentra. Daarnaast zijn er goede kansen voor distributieactiviteiten als overloopgebied van Schiphol. Daarbij dient vooral gemikt te Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 22

25 worden op waarde-toevoeging door assemblage of op vestiging van hoofdkantoren en verkoop-organisaties. Dit blijkt uit het in mei 1992 uitgebrachte rapport "Versterking Economische Structuur Noordzeekanaalgebied". Een gemiddelde economische groei van 2 procent per jaar wordt voor deze regio haalbaar geacht. Om die groei te bereiken, zullen de huidige terreinen met ongeveer een derde uitgebreid moeten worden. Door de kaden intensiever te gebruiken kan de uitbreiding van de kadelengte tot ongeveer 20% beperkt blijven. De prognose voor de overslag in het Amsterdam-Noordzeekanaalgebied geeft een stijging te zien van 47 miljoen ton in 1990 naar 70 miljoen ton in 2010 (+49%). In Zaanstad komt een overslagpunt voor met name cacao in het kader van het Goederen Vervoer Randstad project (GOVERA) met subsidie uit de Tijdelijke Bijdrage regeling Binnenvaart (T.B.B.V). In Amsterdam is in 1997 de aanleg van de Afrikahaven van start gegaan. Door RWS Noord-Holland wordt een planstudie uitgevoerd naar een extra sluiskolk in IJmuiden. Havens Tiel Er zijn plannen voor een industrieterrein langs het ARK tussen Tiel en Echteld: het industrieterrein Medel met 100 ha netto uitgeefbaar terrein. Er is ruimte gereserveerd voor een 200 meter diepe insteekhaven, of een 300 meter lange loswal. Naar verwachting worden deze natte faciliteiten niet op korte termijn gerealiseerd. Havens van Rotterdam en Rijnmond Voor de Rotterdamse haven zijn in het "Ontwerp Havenplan 2010" vier scenario's doorgerekend. Hierin varieert de overslag in 2010 tussen de 270 en de 394 miljoen ton goederen. Een groei ten opzichte van 1990 tussen -6% en +37%. Belangrijke groeiers zijn: containers en RORO (Roll On Roll Off). De aan- en afvoer via de achterlandverbindingen zal stijgen van 225 miljoen ton in 1990 naar 350 miljoen ton in 2010 (+56%). Voor het vervoer via de binnenvaart wordt een stijging met 50 miljoen ton (+30%) voorzien. Voor 2010 wordt een uitbreiding van het havengebied voorzien van 1450 ha. Voor de binnenvaart gaat men onder andere uit van een open Beerdam -nu nog een sluis- voor een betere bereikbaarheid voor de containervaart van de Maasvlakte. In Alphen aan de Rijn is een terminal gepland in samenwerking met de bedrijven Kemelen, Zeeman en Electrolux in het kader van GOVERA. (Tijdelijke) overslagplaatsen Om vervoer over water te bevorderen en het ARK en Lekkanaal meer te benutten voor de regio moeten er naast een optimale vaarweg ook voldoende overslagplaatsen aanwezig te zijn. Vanuit het landelijk beleid zijn er diverse subsidie mogelijkheden aanwezig om uitbreiding van het aantal overslagplaatsen te bevorderen. Dit beleid en de toenemende problemen op de weg zorgen voor gunstiger condities dan enkele jaren geleden. Er zijn in de regio random het ARK een groot aantal infrastructure^ plannen (IJburg, Leidse Rijn, Houten-zuid, A2, spoorlijn Amsterdam-Utrecht, Gouda-Utrecht en Utrecht-Geldermalsen) waarvoor grote hoeveelheden zand nodig zijn. Aanvoer over water is een goede transportmogelijkheid Integrate visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 23

26 mits er een tijdelijke losplaats aanwezig is in de directe nabijheid van het werk. Overnachtingsplaatsen voor schepen langs de kanalen zijn minder veilig (kans op aanvaring) en comfortabel (hinderlijke waterbeweging) dan insteekhavens. Sinds 1 januari 1996 is de Wet vaar- en rusttijden van kracht. Als gevolg van deze wet dienen er voldoende adequate overnachtingsplaatsen aanwezig te zijn. Indien bovengenoemde punten in samenhang onderzocht worden kunnen mogelijk combinaties van oplossingen gevonden worden. 2.4 Waterhuishouding De functiecluster waterhuishouding kent vijf aspecten, te weten: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterbodemkwaliteit, verdroging en beveiliging tegen overstromen. Deze vijf aspecten zullen achtereenvolgens aan de orde komen. Het aspect waterkwantiteit houdt verband met de functies regionale watervoorziening, drinkwater, koeiwater en afvoer van water. Het aspect verdroging houdt verband met de grondwaterstroming van en naar het kanaal. De andere aspecten houden verband met verschillende van de functies van het ARK. Figuur 2.8 Kaart van invloedsgebied Waterhuishouding en Ecologie. CULEMBORC ~^Jj[f / \ 5 /) Hiwl./1 A J? ' V? * Invloedsgebied Het invloedsgebied voor de waterhuishouding staat aangegeven in figuur 2.8 Het bestaat uit: Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 24

27 a) het Noordzeekanaal en het IJ; b) de beheersgebieden van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht en de Stichtse Rijnlanden; c) dat deel van de beheersgebieden van de Hoogheemraadschappen Rijnland, Delfland en Schieland dat in tijden dat in de Hollandsche IJssel verzilting optreedt krachtens het Akkoord Kleinschalige Water-aanvoervoorzieningen Midden Holland (KWA) wordt voorzien van water uit het ARK; d) de Lek ter hoogte van de kruising met het ARK bij Wijk bij Duurstede (tussen de stuw bij Amerongen en de stuw bij Hagestein) en ter hoogte van de inlaat bij Nieuwegein; e) de Waal ter hoogte van de inlaat bij Tiel; f) de onttrekkingspunten van water voor de bereiding van drinkwater en voor het gebruik van koeiwater, te weten GWA, WRK, UNA in Utrecht en onder bepaalde omstandigheden UNA in Diemen. Figuur 2.9 Noorder- en Zuidersluis: het Merwedekanaal gaat via sifon onder het ARK door bij Nieuwegein Waterkwantiteit Huidige situatie Het ARK, uitgezonderd het Betuwepand, vormt een aaneengesloten boezem met het Lekkanaal, via het Binnen-IJ met het NZK en het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht. Verder staat het ARK bij Utrecht aan de westelijke zijde in open verbinding met de Leidsche Rijn, en bij Maarssen met de Haarrijn. In figuur 2.2 zijn de wateren afgebeeld. In het peilbesluit Noordzeekanaal/Amsterdam-Rijnkanaal 1992 is het streefpeil NAP m voor het ARK ten noorden van de Lek en het Lekkanaal vastgesteld. Het ARK is van groot belang voor de afvoer van overtollig water vanuit de omliggende gebieden en voor de aanvoer van water naar omliggende gebieden. De aan- en afvoer van water geschiedt conform het Waterakkoord Noordzeekanaal/Amsterdam-Rijnkanaal. Tijdens normale omstandigheden wordt bij Wijk bij Duurstede via de Prinses Irenesluizen water aangevoerd uit de Lek naar het ARK, en via de Prinses Beatrixsluizen bij Nieuwegein uit de Lek naar het Lekkanaal. Naast de ingelaten waterhoeveelheden via het schutbedrijf, kan water worden ingelaten via schuiven in de sluisdeuren om aan de totale watervraag te voldoen. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 25

28 De gemiddelde waterstand van het ARK en het Lekkanaal voldoet aan het streefpeil en is dus NAP - 0,40 m. Onder invloed van spuien bij IJmuiden kunnen gedurende het etmaal schommelingen optreden. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht wateren zowel af als onttrekken water aan het ARK. Riool Water Zuivering Installaties lozen tezamen op verschillende plaatsen op het ARK zo'n 1,5 m 3 /s. De hoeveelheden worden niet exact gemeten. Er wordt door twee drinkwaterleidingbedrijven water onttrokken: 1. Gemeente Waterleidingen Amsterdam (GWA) onttrekt bij Loenen (km. 21) water aan het ARK. Er is een vergunning afgegeven voor 5 rnvs gemiddeld per jaar, het huidige debiet bedraagt gemiddeld 0,25 rnvs. 2. de Watertransportmaatschappij Rijn-Kennemerland (WRK) onttrekt water uit het Lekkanaal (km. 44). Er is een vergunning afgegeven voor 7 rnvs gemiddeld per jaar, het huidige debiet bedraagt gemiddeld 2,5 rnvs. Verder wordt water uit het ARK door de UNA-centrale in Utrecht (km. 35) onttrokken en geloosd als koeiwater. De UNA-centrale in Diemen onttrekt onder normale omstandigheden water aan het IJmeer en loost hier ook op. Bij ijsvorming op het IJmeer of aflandige wind, heeft UNA Diemen de mogelijkheid om water te onttrekken aan het ARK. Hier wordt met name gebruik van gemaakt in de winter. In de winter is het streefpeil op het IJmeer namelijk NAP -0,40 m. In de zomer is het streefpeil op het IJmeer 20 cm hoger, waardoor er minder snel problemen met de onttrekking van koeiwater optreden. Figuur 2.10 Herkomst van het ARK water in mvs I 50 HKj Overige S 20 I 1 1 at 1 i 1 ii 1 Beatrix sluis I Irenesluis 1 I Vecht I Onverklaard 10 feb apr jun aug okt dec jan mrt mei jul sep nov jaar NB: Sluislekverlies is in 'Overige' meegenomen Procentuele herkomst en bestemming van ARK water in 1992 voor het gedeelte vanaf Weesp tot aan de Lek. Sluislekverlies 5,9% Nee rsi ago verse hot 0,2% Grondwatertoestroming 3,7' Beatrixsluis 7,8% Onverklaard/restterm 6,7% Haarri n 0,5% Leidse Rijn 1,3% Merwedekanaal 0.7% RWZI's 1.4% Poldergemalen 3,2% Grondwaterwegzijging 3,0% Onttrekkingen 8.9% Gemaal Jutphaas 0,4% Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 26

29 In de mond van het ARK wordt een noordwaarts gericht debiet van minimaal 10 rnvs gehandhaafd om te voorkomen dat de zouttong vanuit het Noordzeekanaal te ver zuidwaarts opdringt. De zouttong op het Noordzeekanaal ontstaat door het binnenkomen van zeewater tijdens het schutten van schepen te IJmuiden. De afvoer van het ARK naar het Noordzeekanaal bedraagt gemiddeld ongeveer 30 m7s. De stroomrichting op het ARK is vrijwel het gehele jaar noordwaarts, naar het Noordzeekanaal. Figuur 2.10 geeft een overzicht van herkomst en bestemming van het ARK water in Het Betuwepand staat onder normale omstandigheden in open verbinding met de Nederrjjn/Lek. Onder normale omstandigheden is het peil op het Betuwepand dus afhankelijk van het peil op de Nederrijn/Lek. Tijdens watertekort op het ARK wordt het inlaatdebiet by de Irenesluizen en de Beatrixsluizen verhoogd om aan de watervraag te kunnen voldoen. Indien het debiet dat onttrokken wordt aan de Nederrijn/Lek (stuwpand Hagestein) en het Betuwepand groter is dan de aanvoer wordt dit gecompenseerd door water in te laten uit de Waal via de Prins Bernhardsluizen. Als de waterstand op de Waal bjjna gelijk is aan die van de Lek (NAP + 3,00 m of lager) worden de Bernhardsluizen opengezet, waardoor dus een open verbinding ontstaat tussen de Waal, het Betuwepand en Nederrijn/Lek. De ervaring leert dat gemiddeld eens in de twee a drie jaar sprake is van onderschrijding van een waterstand van NAP - 0,60 m op de kanalen ten noorden van de Lek. De onttrekkingen worden dan overeenkomstig het waterakkoord beperkt. Het water wordt dan voor de doelen zoals aangegeven in figuur 2.11 gebruikt. Figuur 2.11 II III Gebruik ARK water bij droogte in mvs a veengebieden en stabiliteit waterkeringen b drinkwater c glastuinbouw * proceswater d landbouw e natuur f terugdringen zout g zuurstofhuishouding * scheepvaart * koeiwater PRIORITEIT Aanvoer in mvs ten behoeve van I II III Totaal a b c d e f g RWS, mond Amsterdam-Rijnkanaal 7,60 7,60 Gemeentewaterleidingen en WRK 10,30 0,70 1,00 12,00 WS Kromme Rijn 0,15 4,75 0,10 5,00 WS Leidse Rijn 0,22 1,07 0,65 0,21 2,15 HHRS Amstel en Vecht 4,20 4,20 Gem. Utrecht 2,00 4,00 6,00 KWA 6,00 6,00 Doorslag (via gemeente Jutphaas) 6,00 6,00 Totaal per categorie 12,57 10,30 1,07 6,10 1,31 13,60 4,00 (bron: waterakkoord voor het NZK en het ARK, d.d. 17 december 1992 en KWA). Totaal per prioriteit 12,57 11,37 25,01 48,95 Integrale Visie Amsterdam-Rjjnkanaal en Lekkanaal 27

30 In het Waterakkoord voor het Amsterdam-Rijnkanaal en het Noordzeekanaal is aangegeven hoeveel water uit het ARK globaal nodig is voor verschillende doeleinden. Middels een prioriteitsstelling en een verdeelsleutel is aangegeven hoe het water in tijden van droogte verdeeld moet worden. De verdeelsleutel is gebaseerd op de minimaal benodigde hoeveelheden water. In een apart waterakkoord genaamd Kleinschalige Wateraanvoervoorzieningen is geregeld dat Midden-Holland in tijden van droogte wordt voorzien van maximaal 7 mvs, om inklinking van de polders aldaarte voorkomen (zie c). Tijdens hoog water situaties wordt zoveel mogelijk water afgevoerd en de aanvoer van water naar het ARK zoveel mogelijk beperkt. De beperking van aanvoer van water vindt plaats door: - het aantal schuttingen te beperken door bij de Prinses Irene- en Beatrixsluizen zoveel mogelijk meerdere schepen gelijktijdig te schutten. - een verzoek aan de omliggende waterbeheerders om maaldebieten te verminderen bij een waterstand van minimaal NAP - 0,30 m en het instellen van een maalstop voor de omliggende beheerders bij een waterstand van NAP op het ARK ten noorden van de Lek of Lekkanaal. Bij een waterstand van NAP + 5,50 m wordt het Betuwepand afgesloten van de Nederrijn/Lek door sluiting van de kering bij de Prinses Marijkesluizen. Na sluiting wordt de waterstand op het Betuwepand verminderd tot NAP + 4,50 m. Deze waterstand wordt zoveel mogelijk gehandhaafd zolang de kering gesloten is omdat bij een hogere waterstand kwel optreedt door de dijken heen. Ontwikkelingen De onttrekkingsprognoses van de CWA en WRK geven aan dat het gebruik van oppervlaktewater zal toenemen om aan de grotere behoefte aan drinkwater als gevolg van bevolkingsgroei te kunnen voldoen. Tenminste eens in de twee jaar zal de uitvoering van het waterakkoord voor het Noordzeekanaal en het ARK geevalueerd worden om adequaat op de ontwikkelingen in te kunnen springen. Voor het Betuwepand zal het streefpeil en de aan- en afvoer van water in een peilbesluit en een waterakkoord worden vastgelegd. De keersluis in het ARK bij Zeeburg, bedoeld als waterkering in geval van calamiteiten bij IJmuiden zal in 1999 zijn functie als waterkering verliezen, omdat dan het sluizencomplex in IJmuiden op deltahoogte zal zijn gebracht. Onderzocht wordt of de kering na 1999 nog een nuttige compartimenteringsfunctie kan vervullen. Er wordt een studie gedaan naar een onafhankelijk water inlaat systeem (niet in de sluiskolk zelf) bij Wijk bij Duurstede. Bij de studie naar de aanpassing van het Lekkanaal (aanleg derde kolk bij de Prinses Beatrixsluizen) zullen verbeteringsmogelijkheden voor de waterinlaat ten behoeve van de WRK worden meegenomen. Er zal een studie naar verdroging in Zuidelijk Utrecht plaatsvinden. Hierbij zal worden gekeken naar alle substantiele oorzaken van de verdroging, waaronder de aanwezigheid van het ARK (zie verder paragraaf 2.4.5). Mogelijk zal er in de toekomst meer water uit het ARK ten behoeve van de regionale watervoorziening in het Kromme Rijngebied gewenst zijn. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 28

31 Figuur 2.12 Illustrate van bronnen die waterkwaliteit bepalen op het ARK (voor het gedeelte tussen de Lek en Weesp) en op het Lekkanaal RWI Weesp RWZI Duphar ADM Weesp Smal Weesp Aetsveldsepolder Pokderuitslag Wate ronttrekkin gen RWZI en koeiwater lozingen Grond wate rstromingen Open verbindingen met zijwateren Breukelerwaard Grote Heijcop Haarrij Maarssen broek ^ RWZI Maarssen broek 1 Grondwater van Utrechtse Heuvelrug Gemaal Jutphaas Noordersluis 2eVeld yjf Heemstede f j RWZI Houten " Houtense Wetering de Hoon-West Innamepunt WRK de Hoon-Oost Kromme Rijngebied ZD / Caspargouwse Wetering / / Wijk bij Vuylcop-Oost l_ : Duurstede Kerkelang Wetering Irenesluis Beatrixsluis Waterkwaliteit Huidige situatie De waterkwaliteit op het ARK en het Lekkanaal wordt voornamelijk bepaald door: - de kwaliteit van het ingelaten Rijnwater; - de kwaliteit van het water van de Utrechtse en Noord-Hollandsche Vecht; - lozingen van rioolwaterzuiveringsinstallaties, bedrijven en enkele huishoudens; - het water dat op het ARK of op zijwateren van het ARK uitgeslagen wordt uit omliggende polders; - diffuse lozingen: atmosferische depositie, uit waterbodems, uit oeverbeschermingsmateriaal en door schepen. Volgens het Beheersplan Rijkswateren moet het water van het ARK in het jaar 2000 voldoen aan de Grenswaarde Milieudoelstellingen voor bodem en water (MILBOWA) en aan de waterkwaliteitsdoelstelling voor karperachti- Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 29

32 gen. Verder moeten het deel van het ARK van Wijk bij Duurstede tot Nigtevecht en het Lekkanaal voldoen aan de drinkwaterdoelstelling (zie 3.2). Het ARK en Lekkanaal worden op 2 locaties bemonsterd, nl. te Nieuwegein (Lekkanaal) en te Nieuwersluis (ARK). Tot 1993 werd nog op 4 andere locaties bemonsterd. De monsters worden genomen door RWS directie Utrecht en door de WRK. De kwaliteit van het water is voor een groot aantal parameters, waaronder voedingsstoffen en anorganische microverontreinigingen, getoetst aan de grenswaarde MILBOWA. De voornaamste resultaten zijn: - Stikstof, fosfaat en koper overschrijden gemiddeld de grenswaarde; - Chloride overschrijdt in het noordelijk deel van het ARK (km. 3,5) regelmatig de grenswaarde; - Doorzicht, temperatuur, sulfaat, cadmium, kwik, nikkel, zink en fluorantheen overschrijden een enkele maal de grenswaarde; - Zuurgraad, zuurstof, chlorofyl-a, chroom, lood en arseen voldoen aan de grenswaarde; - De gehaltes organische microverontreinigen liggen meestal onder de detectiegrens. Aan de waterkwaliteit voor karperachtigen wordt alleen voor fosfaat niet voldaan. In het traject waar de drinkwaterdoelstelling van toepassing is, wordt de drinkwaternorm voor fosfaat regelmatig overschreden. Over het algemeen vertoont het concentratieverloop van de gemeten parameters een schommelend of gelijkblijvend verloop. Voor een aantal parameters is een dalende trend waarneembaar, met name voor fosfaat (zie figuur 2.13), stikstof, chloride en sulfaat. Ook zink en PAK's (6 van Borneff) vertonen een licht dalende trend. Verder valt op dat het gehalte fosfaat bij Nieuwersluis significant hoger is dan bij Nieuwegein. Dit wordt met name veroorzaakt door RWZI-lozingen op de Vecht die via de open verbindingen met de Vecht op het ARK terechtkomen. Dit betekent dat we voor een groot aantal parameters op de goede weg zijn, maar dat er nog veel moet gebeuren om voor alle parameters continu aan de grenswaarde MILBOWA te voldoen. Figuur 2.13 mg/l Jaargemiddelde totaal-fosfaatgehalte Loenen. 8 " 0,1 0 I jaar De emissies van verontreinigde stoffen uit puntbronnen (bv. industriele lozingen, RWZI's) is voor een deel teruggedrongen, doordat deze grotendeels zijn vastgelegd in vergunningen. Daardoor krijgen diffuse bronnen (bv. scheepvaart, uitslag van poldergemalen, landbouw) een relatief groter Integrate Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 30

33 aandeel in de belasting van het water met verontreinigende stoffen. Daarnaast is de kwaliteit van het water in het Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal in belangrjjke mate afhankelijk van de kwaliteit van het aangevoerde Rijnwater. Ontwikkelingen De kwaliteit van het aangevoerde Rijnwater is weliswaar sterk verbeterd, maar een zeer groot aantal stoffen in het Rijnwater voldoet niet aan de Grenswaarde MILBOWA. Voor een groot aantal stoffen zullen de doelstellingen van het Rijn Actieplan (RAP) niet gehaald worden. Verder is over het algemeen de kwaliteit van het water beter dan die van de waterbodem. Hierdoor vindt nalevering van verontreinigingen uit de bodem plaats. Dit is een zeer traag lopend proces. Diffuse lozingen, met name atmosferische depositie en nalevering van fosfaatverzadigde gronden, zijn zeer moeilijk aan te pakken. Het is niet exact bekend wat het relatieve aandeel is van de nog resterende industriele lozingen langs het ARK en het Lekkanaal, en van de aanvoer via regionale wateren. Er zal een water- en stoffenbalans voor het ARK en het Lekkanaal worden opgesteld om deze aandelen te kwantificeren. Onderzoek zal voorts plaatsvinden naar de mogelijkheden om de lozingen van RWZI's in het Kromme Rijn- en Vechtgebied te verplaatsen naar het ARK. Dit onderzoek komt voort uit het Schoonwaterplan voor Utrecht en het Restauratie Plan Vecht (RPV). Tevens zal in de toekomst de RWZI voor de nog te bouwen VINEX-locatie Leidsche Rijn lozen op het ARK. Afleiden effluenten rioolwaterzuiveringen naar Amsterdam-Rijnkanaal Er zijn plannen gemaakt om de kwaliteit van het water van de Kromme Rijn en de Vecht te verbeteren (Restauratieplan Vecht, Schoonwaterplan Utrecht). E6n van de mogeljjke maatregelen daarbij is het effluent van rioolwaterzuiveringen niet meer op deze rivieren af te laten stromen maar via een leiding naar het Amsterdam-Rijnkanaal af te voeren. Gezien het grote dwarsprofiel van het kanaal en het feit dat het effluent via de Vecht uiteindelijk toch al op het Amsterdam-Rijnkanaal kwam zou dit de waterkwaliteit op het ARK niet substantieel hoeven te beinvloeden, maar nader onderzoek zal dit moeten uitwijzen Waterbodemkwaliteit De waterbodemkwaliteit wordt bepaald door de concentraties schadelijke stoffen die er in voorkomen. Voor zware metalen en organische verbindingen zijn street-, grens-, toetsings- en interventiewaarden opgesteld. In die volgorde vertegenwoordigen deze waarden de grenzen tussen vijf vervuilingsklassen (0 tot en met 4, zie tabel 2.1 op pagina 30). De grenzen zijn vastgesteld op basis van ecotoxicologische toetsen. Alle waterbodems waarin een of meer stoffen in hogere gehalten dan de streefwaarde voorkomen heten 'vervuild' (klasse 1 of hoger). Bij overschrjjding van de grenswaarde (klasse 2, 3 en 4) is er sprake van overschrjjding van het 'maximaal toelaatbare risico' en is er sprake van onacceptabele verontreiniging. Huidige situatie De verontreinigingen in de waterbodem van het Amsterdam-Rijnkanaal (ARK) blijven voor een belangrijk deel onder de toetsingswaarden. Dit betekent dat de waterbodem voor het grootste deel niet tot licht verontreinigd Integrate Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 31

34 Tabel 2.1 Klasse-indeling waterbodemkwaliteit (Evaluatienota Water) Signaleringswaarde Interventiewaarde (ernstig risico) Toetsingswaarde Grenswaarde (maximaal toelaatbaar risico) Streefwaarde Klasse 4 Klasse 3 Klasse 2 Klasse 1 Klasse 0 is (klasse 0 tot 2). Er is echter ook een aantal locaties matig (klasse 3) tot sterk (klasse 4) verontreinigd. De grootste hoeveelheden verontreinigde baggerspecie (klasse 3 en 4) worden aangetroffen in de voorhavens bij Wijk bij Duurstede, Ravenswaay en Tiel (zie onderstaande tabel). De belangrijkste verontreinigingen worden gevormd door PAK's en daarnaast PCB's, DDT, de zware metalen cadmium, kwik, zink en arseen. Ook is verontreinigde specie (klasse 3 en/of 4) aangetroffen nabij de sluizen bij Wijk bij Duurstede, Tiel en Nieuwegein, ter hoogte van de stad Utrecht en Maarssen, nabij het lozingspunt van de RWZI-Weesp en in het noordelijk deel van het ARK bij Zeeburg (km 0,5). Tabel 2.2 Geschatte hoeveelheden klasse 2, 3 en 4 baggerspecie in de voorhavens bij Wijk bij Duurstede, Ravenswaay en Tiel x(m') Wijk bij Duurstede totaal klasse klasse klasse 4 (schatting situatie 1996 op basis van Nader onderzoek voorhavens 1993, Grontmij) Ravenswaay Tiel Ontwikkelingen Door de provincie Utrecht, Rijkswaterstaat en de waterschappen is in het kader van het provinciaal baggerbergingsplan een MER Baggerberging opgesteld. Het baggerbergingsplan richt zich op de baggerspecie die op de middellange tot lange termijn (tot ca 2010) vrij zal komen. In het onderzoek voor de MER zijn potentiele locaties gezocht die geschikt zijn voor het inrichten van een grootschalig baggerspeciedepot. In het Baggerbergingsplan van de provincie Utrecht (vastgesteld in juni 1997) is de locatie 'Zevenhuizen' in de gemeenten Amersfoort/Bunschoten-Spakenburg als eerste aangewezen voor grootschalige baggerberging. Daarnaast zal worden onderzocht of de locaties 'IJmeer' (provincie Noord-Holland) en 'Nedereindse Plas' (gemeente Usselstein) een rol kunnen spelen bij het creeren van voldoende stortcapaciteit voor bagger uit Utrecht. Mochten deze opties niet haalbaar zijn, dan kunnen provinciale staten een locatiekeuzebesluit nemen over een van de zes overgebleven potentiele locaties uit het Milieu Effect Rapport. De totaal te vergunnen stortcapaciteit binnen de provincie Utrecht zal maximaal 5 miljoen m 3 zijn. Het nemen van een initiatief tot het inrichten van een baggerdepot wordt door de provincie overgelaten aan de markt. Een initiatiefnemer zal voor een locatie nog een zogenaamde inrichtings-m.e.r. moeten uitvoeren. Omdat de realisatie van een grootschalig depot niet op korte termijn is te verwachten, wordt door Rijkswaterstaat, in samenwerking met de provincie Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 32

35 en de waterschappen, de haalbaarheid onderzocht van opslag en verwerking van baggerspecie in kleinschalige depots als tijdelijke oplossing voor de belangrijkste knelpunten in het onderhoud van de waterbodem. Rijkswaterstaat streeft er naar om de eerste voorzieningen in 1998 operationeel te hebben. Daarnaast wordt ook gezocht naar stortmogelijkheden in bovenregionale depots elders. De ernstig verontreinigde locaties hebben in het kader van het landelijke saneringsprogramma Waterbodem Rijkswateren een lage urgentie. In de voorhavens van Tiel, Ravenswaaij en Wijk bij Duurstede zijn in 1993 reeds nadere onderzoeken uitgevoerd. Op de overige locaties is nog geen nader onderzoek uitgevoerd. Dit zal de komende jaren plaatsvinden. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 33

36 De waterbodemkwaliteitsgegevens van een groot aantal locaties dateren uit halverwege de jaren tachtig/begin jaren negentig. In verband met het dynamische karakter van het kanaal (scheepvaartbewegingen, doorvoer van Rijn- en Lekwater etc.) is het aannemelijk dat de verontreinigingen zich verder verspreid hebben. Ook kunnen er in de loop der jaren nieuwe verontreinigingen zijn ontstaan. De komende jaren zal daarom een monitoringsprogramma uitgevoerd worden om de informatie over de waterbodemkwaliteit van het ARK en Lekkanaal op een efficiente wijze up to date te krijgen. Tevens zal worden onderzocht wat het effect is van de verontreinigde waterbodems en het verontreinigd zwevend slib op de functies van de kanalen Verdroging Huidige situatie Landelijk bedraagt het totale oppervlak aan verdroogde gebieden ruim ha. De provincie Utrecht behoort tot de provincies waar de verdroging het meest ernstig is. De provinciale doelstelling voor de verdrogingsaanpak is er op gericht om het areaal verdroogde bodem in 2000 met ten minste 25 % te verminderen ten opzichte van het niveau in De Utrechtse verdroging is het sterkst in het Kromme Rijngebied, de flanken van de Utrechtse Heuvelrug en het Vechtplassengebied. De belangrijkste oorzaken van de verdroging in dit gebied zijn: - de grondwateronttrekkingen voor drinkwater en voor de industrie; - de ontwatering voor de landbouw; - de versnelde waterafvoer via het Amsterdam-Rijnkanaal; - aanvoer van systeemvreemd water. Het relatieve aandeel van de verscheidene oorzaken van de verdroging ontbreekt. Zeker is, dat het gehele bovenbeschreven gebied onder invloed staat van het Amsterdam-Rijnkanaal. Bekend 3 is, dat gemiddeld ca. 36 miljoen m 3 grondwater per jaar (ongeveer 1 m 3 /s) uit de omgeving afstroomt naar het ARK. Dit gebeurt voornamelijk ten zuiden van Utrecht. Tussen Utrecht en Wijk bij Duurstede heeft het kanaal een drainerende werking. Dit komt door de relatief lage waterstand van het ARK ten opzichte van de (grond)waterstand in de omliggende gebieden, maar ook door het bodemmateriaal: zeer grof zandig materiaal. Bij de aanleg van het kanaal is compenserende infrastructuur aangelegd om schade aan landbouwgewassen in het Kromme Rijngebied als gevolg van het waterpeil van het ARK te voorkomen. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden onttrekt water uit het ARK teneinde de beregening van fruitbomen mogelijk te maken. De grondwaterstanden in de omgeving van het ARK ten noorden van de stad Utrecht zijn lager dan het kanaalpeil. Hier heeft het kanaal een infiltrerende werking richting de omgeving. Ontwikkelingen Bij de Provincie Utrecht loopt een onderzoek naar de referentie- en de streefsituatie voor verdroogde gebieden binnen de provincie. Het provinciaal Plan van Aanpak Verdrogingsbestrijding is gereed in Noot 3> Bron: Hydrologisch onderzoek Kromme Rijn, provincie Utrecht, juni Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 34

37 Verder loopt er een Nationaal Onderzoekprogramma Verdroging. Dit programma is gericht op de praktische bestrijding van verdroging. Dit zal onder andere moeten leiden tot een bruikbare maatstaf voor de mate van verdro ging- Wat het aandeel van het ARK is in de verdroging van de gebieden ten oosten van het ARK is onderzocht door de Provincie Utrecht. Met een model is doorgerekend wat het effect is op de grondwaterstand in het invloedsgebied van het ARK van een aantal mogelijke maatregelen tegen verdroging. Een van de mogelijke maatregelen is het aanleggen van een kwelscherm langs het ARK. Door het ontbreken van het relatieve aandeel van de verschillende oorzaken en het ontbreken van inzicht in het milieurendement van mogelijke (combinaties van) maatregelen tegen verdroging is er thans bij de diverse actoren behoefte aan het verkrijgen van een goed inzicht hierin. In 1998 zullen de betrokken instanties onder regie van de provincie een plan van aanpak vaststellen voor de gebiedsgerichte bestrijding van de verdroging door middel van maatregelen, gericht op het herstel van het waterhuishoudkundig systeem Beveiliging tegen overstromingen Het gebied in Nederland dat gevoelig is voor overstroming, is opgedeeld in afzonderlijke gebieden omsloten door waterkeringen. Deze gebieden worden dijkringen genoemd. Elke dijkring kent zijn eigen veiligheidsnorm. De westelijke dijk van het ARK (tussen km 1 en km 42) en het Lekkanaal vormt een scheiding tussen de dijkringen 14 en 15, en dijkring 44 en zijn zogenaamde indirecte waterkeringen. Zie afbeelding Figuur 2.15 De dijkringen waar de dijken van het ARK en het Lekkanaal onderdeel van uitmaken. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 35

38 Dijkring 14 heeft een veiligheidsniveau met een kans op overstroming van eens in de jaar (1/10.000). De kering grenst over een lengte van ongeveer 37 km aan het Amsterdam-Rijnkanaal. De hoogte verloopt van NAP m bij de Leidse Rijn naar NAP + 1,60 m bij Zeeburg. Dijkring 15 heeft een veiligheidsniveau dat door de komst van een stormvloedkering in de Nieuwe Waterweg recent is gewijzigd in 1/ De kering grenst over een lengte van ongeveer 5 km aan het Amsterdam- Rijnkanaal. De gemiddelde hoogte van de dijk is NAP + 2,50 m langs het ARK en NAP + 3,70 m langs het Lekkanaal. Dijkring 44 heeft een veiligheidsniveau van 1/1250 per jaar. De dijken langs de voorhavens bij Nieuwegein (Lekkanaal), Wijk bij Duurstede, Ravenswaay en Tiel zijn ook onderdeel van primaire waterkeringen. Deze zogenaamde Rijksdijken sluiten aan op de rivierdijken langs respectievelijk de Lek, de Nederrijn en de Waal. Ontwikkelingen De Wet op de Waterkering schrijft een vijfjaarlijkse toetsing voor, waarin de per dijkringgebied aanwezige veiligheid tegen overstroming wordt getoetst aan de norm, die in de wet is vastgelegd. In een dijkringgebied geldt overal dezelfde norm. In 1999 zullen de dijkringgebieden op veiligheid worden getoetst. Tevens zal er een onderzoek plaatsvinden naar de mate van veiligheid van die dijken langs het ARK en Lekkanaal die geen onderdeel vormen van een dijkring. 2.5 Ecologie Bij de beschrijving van de Ecologie wordt onderscheid gemaakt tussen onderdelen van het ecosysteem van het ARK en het Lekkanaal zelf: water, waterbodem en oevers, en de ecologische verbindingen met het grotere geheel waar het ARK en het Lekkanaal een onderdeel van zijn Invloedsgebied Het invloedsgebied voor de Ecologie is gelijk gesteld aan dat van de Waterhuishouding, zie figuur 2.8. De wateren waarmee het ARK en het Lekkanaal in open verbinding staan hebben een belangrijke invloed op de ecologische gesteldheid van de kanalen. Het ARK en Lekkanaal vormen een verbinding tussen het Noordzeekanaal en de grote rivieren, die van belang zijn voor trekkende vissoorten. Kleinere zijwateren met meer natuurlijke oevers vormen een paaigebied voor vissen en leef- of foerageergebied voor andere diersoorten, die ook het ARK en Lekkanaal als leef- of doortrekgebied gebruiken. Het ARK vormt een barriere voor dieren uit De Venen en De Vechtplassen en draagt zodoende bij aan de versnippering van het laagveenmoeras. De mondingen van aangrenzende wateren worden gebruikt als "stapsteen" om het ARK te passeren en hebben derhalve een ecologische relatie met het ARK en Lekkanaal Water, waterbodem en oevers Huidige situatie In het algemeen is het ecologische niveau van het ARK en het Lekkanaal zo laag dat men kan spreken van een watersysteem dat uit balans is. Het Integrate Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 36

39 water, de bodem en de oevers zijn arm aan dieren- en plantensoorten en per soort arm aan individuen, omdat: - glooiende oevers ontbreken; - de diepte relatief groot is; - er veel turbulentie en golfslag is; - het water geen goede kwaliteit heeft. Hierdoor groeien er geen waterplanten. Als gevolg daarvan zijn er geen paai-, ei-afzet- en opgroeimogelijkheden voor bijvoorbeeld vissen en insekten, en is het onmogelijk rust en voedsel te zoeken. Dit heeft geleid tot een gering voedselaanbod voor soorten die relatief hoog staan in de voedselketen, zoals vissen en vogels. Water Er zijn normen ontwikkeld waaraan een kanaal zou moeten voldoen om ecologisch van betekenis te kunnen zijn. Er zijn normen voor verschillende niveaus ontwikkeld. Het ARK voldoet niet aan de laagste ecologische doelstelling. Weliswaar voldoet het aan enkele parameters, zoals het chlorofylgehalte, maar andere parameters worden niet gehaald. Zo is er een overmaat aan stikstof en fosfaat en het kopergehalte is te hoog (zie 2.4.3). Er ontbreken essentiele diergroepen die een cruciale rol spelen in het water gebonden ecosysteem. Zo ontbreken watervlooien. Watervlooien zijn een belangrijke parameter omdat zij enerzijds zeer gevoelig zijn voor toxische stoffen en dus indicatief zijn voor een voldoende waterkwaliteit, anderzijds omdat zij eventuele algenbloei tegengaan en zelf dienen als voedsel voor vissen en andere diersoorten. Vergeleken met andere wateren zijn het ARK en Lekkanaal visarm. Bij onderzoek in 1992 zijn 14 soorten vis aangetroffen in het ARK en Lekkanaal, in hoofdzaak algemene soorten zoals brasem, blankvoorn, kolblei, baars en paling (figuur 2.16). De vissen zijn vaak klein en in matige conditie. In zijwateren van het ARK en Lekkanaal worden meer soorten aangetroffen, waaronder snoek, karper en ruisvoorn. Naast de waterkwaliteit zijn de belangrijkste redenen voor het visarm zijn van het ARK: - ontbreken van voldoende voedsel; - intensieve scheepvaart; Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 37

40 - natuuronvriendelijk profiel van het kanaal: rechte damwanden, geen ondiepten in de oeverzones. Hierdoor ontbreken geschikte foerageer-, paai- en opgroeigebieden. Paling uit het ARK is licht verontreinigd met zware metalen en organochloorbestrijdingsmiddelen (OCB) en relatief sterk verontreinigd met PCB's. Incidenteel wordt overschrijding van de consumptienormen (Warenwet) geconstateerd voor een aantal PCB's in paling. Ecotoxicologische grenswaarden -die zijn voorgesteld met het oog op de voedselketen- worden op vrijwel alle onderzochte locaties in paling en snoekbaars overschreden voor PCB's, kwik en een aantal bestrijdingsmiddelen (Vrije Universiteit, Van Hattum et al, 1993). De geconstateerde concentraties in paling liggen gemiddeld lager dan in de Nederrijn/Lek, het Benedenrivierengebied en het Noordzeekanaal en op dezelfde hoogte als in de Vecht. Vogels vertoeven in de winter geregeld op het ARK, vooral kuifeenden. Waterbodem Naast verontreinigingen zijn turbulentie en golfslag mogelijk oorzaken van het geringe aantal soorten en individuen per soort in de waterbodem. Op sommige locaties zijn in het geheel geen muggelarven of oligochaetae (wormen) gevonden. Op locaties waar wel muggelarven zijn aangetroffen, is het percentage kopafwijkingen groot. Dit duidt op invloed van toxische stoffen en geeft aan dat de waterbodem ongeschikt is als leefgebied voor veel soorten. De betekenis van de waterbodem als plaats waar voedsel voor vissen leeft, is klein, door de geringe variatie aan bodemsoorten. Oevers De oevers bestaan voor een groot deel uit stalen damwand en (stort)steenbeschoeiing. Op de stalen damwand groeit slechts een enkele algensoort. De (stort)steenbeschoeiing biedt meer mogelijkheden aan flora en fauna dan de stalen damwand. Op enkele plaatsen langs het ARK zijn wilduittreedplaatsen aangelegd, waardoor te water geraakte dieren op de kant kunnen klimmen. Figuur 2.17 De damwand is voor veel dieren een onoverkomelijke barriere Integrale visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 38

41 De oevers worden milieuvriendelijk onderhouden. Gei'mpregneerd hout wordt niet meer gebruikt. Daarvoor in de plaats wordt echter wel tropisch hardhout gebruikt, hoewel dat niet milieuvriendelijk is. Goede alternatieven ontbreken echter. Ontwikkelingen De ontwikkeling van de ecologische waarden van het Amsterdam-Rijnkanaal en het Lekkanaal is afhankelijk van de ontwikkeling van de waterkwaliteit (zie 2.4.3), sanering van de waterbodem (zie 2.4.4) en maatregelen aan de oevers. Verschillende ecologische onderzoeken hebben uitgewezen dat de ecologische gesteldheid verbetert door de aanleg van natuurvriendelijke oevers. Om de ecologische gesteldheid van het watersysteem ARK en Lekkanaal te verbeteren en om de barrierewerking voor overstekende diersoorten te verminderen (zie ) zijn verschillende kansrijke locaties langs het ARK geselecteerd om natuurvriendelijke oevers aan te leggen. De keuze wordt bepaald door een aantal factoren: - ligging in de Ecologische Hoofdstructuur - goede spreiding van de natuurvriendelijke oevers - aanwezigheid van zijwateren - de mate waarin de oever deel uit kan maken van een groter natuurgebied - de beschikbare ruimte Het tempo van uitvoering wordt daarnaast bepaald door praktische zaken zoals beschikbaar budget, eigendomssituatie, planologische belemmeringen en werkzaamheden aan de oever. Langs het Betuwepand van het ARK wordt in 1997 een natuurvriendelijke oever aangelegd met een lengte van 1500 meter en een breedte van ca. 20 meter. Deze ondiepe zone is voornamelijk bedoeld als paaiplaats voor vissen en daarnaast als voedselgebied en rustgebied voor vogels, insecten etc. De natuurvriendelijke oever wordt afgeschermd tegen scheepvaartgolven door een vooroeververdediging met een flauw talud. Verder wordt bij de Plofsluis te Nieuwegein een proef gedaan met zogenaamde Aqua-flora floats. Dit zijn drijvende constructies met waterplanten. Met name de wortelpartijen van deze planten zullen als paaiplaats en voedselvoorraad voor vissen dienen. Er zijn ontwerpen gemaakt voor natuurvriendelijke oevers bij Nigtevecht, Utrecht en Loenen. Verder wordt zoveel mogelijk aangesloten bij plannen van derden, bijvoorbeeld van de Gemeente Houten, die een groene zone langs het ARK heeft gepland. De voorkomende verontreinigingen in vis (m.n. paling) houden verband met de water- en waterbodemkwaliteit. Een oorzakelijk verband tussen plaatselijke verontreinigingen op het ARK en verontreinigingen in vis is er echter niet. Er is dan ook geen aanleiding tot nader onderzoek specifiek voor het ARK Ecologische verbindingen Huidige situatie De omgeving van het ARK en het Lekkanaal heeft belangrijke ecologische kwaliteiten. Er liggen aan weerszijden weide- en moerasgebieden van nationale en internationale betekenis. Het ontbreekt echter aan ecologische verbindingen over en langs het kanaal. Weliswaar zijn wilduittreedplaatsen Integrate Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 39

42 Figuur 2.18 Wilduittreedplaats op het ARK aangelegd bij Breukelen, Schalkwijk en Wijk bij Duurstede, maar dit is slechts een minimale aanzet tot een ecologische verbinding. De ecologische verbindingen tussen het ARK en het Lekkanaal moeten onderscheiden worden in verbindingen in oost-westrichiing en verbindingen in noord-zuidrichting. Er bestaat een barriere in oost-westrichting omdat: - er geen glooiende oevers zijn (behalve langs het Betuwepand en langs de oostelijke oever van km. 0 tot km. 0,9 en km. 3 tot 5); - de diepte te groot is; - er relatief veel golfslag en turbulentie is. Het ARK doorsnijdt tezamen met de autosnelweg A2 en de spoorlijn Amsterdam-Utrecht de verbinding tussen het oostelijke en het westelijke Vechtplassengebied en de natuurgebieden "De Venen" en "De Vechtplassen". Deze doorsnijding heeft met de verstedelijking en de landbouw gezorgd voor versnippering van natuur. Dit heeft geleid tot achteruitgang van de natuurgebieden. "De Venen" en "De Vechtplassen" zijn in het Natuurbeleidsplan (NBP) aangewezen als kerngebieden. Ze worden gekarakteriseerd als zeldzame moerassystemen met internationale betekenis. Ook ter hoogte van Amsterdam en in het zuidelijk deel van het ARK en Lekkanaal zijn ecologische verbindingszones langs of over het kanaal aangegeven. Er bestaat een barriere in noord-zuidrichting omdat er relatief weinig open verbindingen zijn met andere wateren. Zo zijn er sluizen in de verbindingen met Nederrijn/Lek, Waal, IJmeer en Noordzee. Deze sluizen zijn een barriere voor trekkende vissoorten. Bovendien kunnen steile oevers, kunstwerken en wegen direct langs het ARK en Lekkanaal barrieres vormen voor diersoorten die over land langs de kanalen trekken. In noord-zuid richting dient het ARK als geleidingsbaan voor diverse vogels, die zich van het Markermeer naar de grote rivieren en vice versa begeven. Integrale visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 40

43 Figuur 2.19 Schematische weergave van bestaande en natuurvriendelijk aangepaste oever Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 41

44 Ontwikkelingen De mogelijkheden voor de realisering van een ecologische verbindingszone tussen De Venen en de Vechtplassen (EVVV) zijn onderzocht. EVVV is een stimuleringsproject in het kader van de VINEX uitwerking van het Groene Hart. Er zijn eisen geformuleerd waaraan deze verbindingszone moet voldoen. Bovendien is gekeken naar de reele mogelijkheden om hier een verbindingszone te realiseren. Dit heeft geresulteerd in het aangeven van drie deelverbindingszones, met elk een passage over het ARK. Deze resultaten hebben, naast de conclusies ten aanzien van de ecologische gesteldheid van het kanaal (2.5.2) geleid tot de start van het Project Natuurvriendelijke Oevers Amsterdam-Rijnkanaal. Het doel van dit project is de realisering van zoveel mogelijk hectares natuurvriendelijke oever, verspreid langs de gehele lengte van het ARK. Er zijn verschillende potentiele locaties voor natuurvriendelijke oevers geselecteerd, die nader worden bestudeerd op haalbaarheid en vervolgens concreet worden uitgewerkt. De locaties die binnen de EVVV liggen hebben de hoogste prioriteit. Verder wordt zoveel mogelijk aangesloten op andere verbindingszones, zoals in Amsterdam (aansluitend op het 'Ecolint') en in de Betuwe (provinciale ecologische verbindingszones). In 1995 zijn wilduittreedplaatsen aangelegd ten zuiden van Breukelen. Deze maken deel uit van een van de deelverbindingszones van de EVVV. Er zijn ontwerpen gemaakt voor natuurvriendelijke oevers nabij Nigtevecht en ter hoogte van de Maurikse Wetering (Betuwepand). Deze natuurvriendelijke oevers zullen in de komende jaren worden aangelegd. Het is aannemelijk dat het aanbod van trekkende vissoorten op het ARK en Lekkanaal laag blijft. Naar verwachting kiezen deze vissoorten liever een andere route dan het ARK om vanuit de zee de rivieren te bereiken en omgekeerd, omdat: - het debiet van ARK, Lekkanaal en NZK relatief gering is. Een groot debiet is voor zowel stroomafwaarts als voor stroomopwaarts trekkende vis aantrekkelijk; - de turbulentie in ARK, Lekkanaal en NZK relatief hoog is. Turbulentie in het water verstoort het "geurspoor" dat de volwassen vissen volgen; - trekkende vissoorten hoge concentraties microverontreinigingen (m.n. koper) ontwijken; - temperatuurvariaties (als gevolg van koelwaterlozingen) leiden tot desorientatie; - de Prinses Irenesluis bij Wijk bij Duurstede vrijwel onpasseerbaar is voor trekvis. Hierdoor is het aannemelijker dat vissen gebruik maken van bijvoorbeeld de Nieuwe Waterweg. Er vindt een landelijk onderzoek plaats naar de trekroutes van zalmachtigen. In het kader van dit onderzoek vinden tellingen plaats van zalmachtigen op het ARK. Uit dit onderzoek zal blijken of maatregelen aan het Amsterdam- Rijnkanaal, bijvoorbeeld een viskoker of vistrap bij de Irenesluis, nodig zijn voor trekkende vissoorten. 2.6 Leefomgeving Invloedsgebied Het invloedsgebied voor de Leefomgeving staat aangegeven in figuur Integrale visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 42

45 Figuur 2.21 Invloedsgebied leefomgeving De Leefomgeving bestaat uit de aspecten inpassing in en beleving van het landschap, barrierewerking van het kanaal voor de mobiliteit, oeverrecreatie en sportvisserij, recreatievaart, en veiligheid van de omgeving: - Het invloedsgebied landschap reiki tot waar het ARK en Lekkanaal vanuit het omringende landschap nog zichtbaar zijn. Hierbij zijn twee waarnemingshoogten aangehouden: de ooghoogte van een volwassen wandelaar en de hoogte van flats in de omgeving. De invloed in de bebouwde omgeving bedraagt enkele tientallen meters omdat het ARK en Lekkanaal daar door bebouwing worden afgeschermd. In een onbebouwde en niet beplante omgeving, zoals een aaneengesloten weidegebied, reikt deze invloed over het algemeen tot de grens van die open ruimte. 4 Noot 41 Afkomstig uit de notitie: De zichtbaarheid van het Amsterdam-Rijnkanaal vanuit het omringende landschap door J.G. Frentz, Landinrichtingsdienst, afdeling verkeerswegen, Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 43

46 - Het invloedsgebied barrierewerking van het kanaal voor de mobiliteit reikt tot enkele kilometers van de oevers van het ARK en het Lekkanaal. Hoewel het ARK en het Lekkanaal in theorie meestal omrijtijden per fiets tot maximaal 20 minuten veroorzaken, bei'nvloedt dit in een groot gebied het verplaatsingsgedrag van mensen. Omdat bij een af te leggen afstand van meer dan 7 km nauwelijks meer gefietst wordt en omdat het reistijdverlies afneemt met de afstand tot de barriere, zal het feitelijke invloedsgebied tot enkele kilometers beperkt blijven. - Het invloedsgebied oeverrecreatie is gelijk aan dat van de barrierewerking voor de mens. Het wordt met name bepaald door de aanwezigheid, soort en bereikbaarheid van voorzieningen. - Het invloedsgebied recreatievaart bedraagt enkele tientallen kilometers vanaf het ARK en Lekkanaal. De Vecht en het Merwedekanaal ten noorden van de Lek behoren hier in hun geheel toe. Het ARK maakt deel uit van een groter netwerk van recreatievaartverbindingen: - schakel van noord- naar zuid-nederland; - verschillende kruisingen, waaronder die met de Lek. - Het invloedsgebied veiligheid van de omgeving bedraagt loodrecht op de kanaalas maximaal een kilometer vanaf de oevers van het ARK en het Lekkanaal. Dit maximum betreft het drukst bevaren deel van het ARK. Het invloedsgebied wordt bepaald door hoeveelheid en type van de gevaarlijke stoffen die vervoerd worden door de scheepvaart, door de karakteristieken van de vaarweg: breedte, bochten, sluis et cetera, en door de bestemmingen in de omgeving. De aanwezigheid en het gebruik van ARK en Lekkanaal werken door in allerlei activiteiten en het welbevinden van mensen in aangrenzende gebieden. Een positieve invloed op de kwaliteit van de leefomgeving hebben: - Oeverbenutting en -beleving, in de vorm van: - stedebouwkundige inpassing van woningen, bedrijven, boulevards e.d.; - landschappelijke inpassing van groen, recreatie, wandel- en fietsroutes e.d.. - Mogelijkheden voor recreatievaart: - in lengterichting over grotere afstand; - in dwarsrichting als schakel in een regionaal netwerk. Een negatieve invloed op de kwaliteit van de leefomgeving hebben: - Barrierewerking, onderscheiden naar: - fysiek, in de zin van aantal en vormgeving van oversteekplaatsen; - psychologisch, afhankelijk van landschappelijke en stedebouwkundige inpassing. - Milieuhinder en -gevaar, bepaald door: - overlast door geluid en trillingen van scheepvaart; - veiligheidsrisico's door vervoer van gevaarlijke stoffen. Achtereenvolgens komen deze onderwerpen aan de orde onder de verzamelbegrippen: de oevers, de recreatievaart, de bruggen en het milieu De oevers Huidige situatie ARK en Lekkanaal zijn geheel onafhankelijk van de toenmalige landschaps- Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 44

47 structuur aangelegd. Ze worden in de omgeving ervaren als grootschalige doorgaande elementen. Dit wordt nog eens geaccentueerd door bomenrijen over vrijwel de gehele lengte. Naarmate de oeverbeplanting langs het kanaal meer volgroeit of het omliggende gebied opener is vormt het kanaal een duidelijker lijn in het landschap. De op- en afritten van bruggen en de sluiscomplexen geven daaraan opvallende accenten. Gesloten gebied is te vinden by stedelijk gebied zoals by Amsterdam, Weesp, Breukelen, Utrecht, Nieuwegein, Houten, Wijk bij Duurstede en Tiel. Half-open gebied wordt veelal gekenmerkt door verspreide bebouwing en buitenplaatsen. Dit gebied is te vinden langs de Vecht, de Lek, de Nederrijn en de Waal. Open gebied wordt gevonden in de weidegebieden en de veenplassen, bijvoorbeeld op of nabij de Loosdrechtse Plassen. De oevers van ARK en Lekkanaal kennen diverse extensieve vormen van recreatief medegebruik. De beoefende recreatieve activiteiten zijn veelal spontaan tot stand gekomen en worden niet of nauweljjks aangemoedigd. Slechts op bescheiden schaal zijn voorzieningen getroffen en dan vaak alleen om de recreatieve druk te geleiden naar plekken waar deze niet met andere functies in conflict komt. De oeverrecreatie is op te delen in: - routegebonden vormen, byvoorbeeld wandelen en fietsen; - plaatsgebonden vormen, bijvoorbeeld sluisbezoek en sportvisserij. Achtergronden over deze vormen van oeverrecreatie zjjn te vinden in bijlage X. Ontwikkelingen Het landelijk gebied blijft een landschappely'k open karakter dragen omdat de functie grotendeels hetzelfde blijft. In de omgeving van Amsterdam, Weesp en Nigtevecht wy'zigt het visueel ruimteljjke beeld van het landschap van open naar half-open tot gesloten. Dit is een gevolg van uitvoering van plannen in het kader van de Randstadgroenstructuur. Hierbij gaat agrarisch weidegebied over in bos. In de omgeving van Utrecht wy'zigt het visueel ruimtelijk beeld van half-open naar gesloten. Dit is het gevolg van stadsuitbreiding aan de westzijde van Utrecht en de ontwikkeling van bedry'fsterrein Het Klooster in Nieuwegein. Indien het industrieterrein Medel tussen Tiel en Echteld wordt aangelegd, verandert het visueel ruimtelijk beeld ter plekke van half-open (gevarieerd agrarisch gebied) naar gesloten. Rijkswaterstaat onderschrijft het streven naar duurzame energievoorziening. Een mogelijke inpassing hiervan is het plaatsen van windmolens of zonnecellen, hierbij zal dan wel rekening gehouden moeten worden met mogelijke hinder aan radar en de landschappelijke inpassing zowel langs het ARK (landschapsplan ARK) als in de omgeving (landschapsplannen gemeenten en provincies). Hoewel ARK en Lekkanaal niet primair zijn aangelegd om de mogelijkheden tot vrijety'dsbesteding te verhogen, zijn er diverse trends en beleidswijzigingen die de recreatievraag nog flink zullen doen toenemen, namelijk: - door de nog steeds toenemende bevolking, demografische verschuivingen daarbinnen en maatschappelijke processen als arbeidsty'dverkorting, zal de behoefte aan openluchtrecreatie de komende jaren blijven toenemen; Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 45

48 - het kanaal doorsnijdt recreatief interessante buitengebieden en beperkt in feite de samenhang en de gebruiksmogelijkheden daarvan. Voor het verlies hiervan lijkt enige vorm van compensatie niet onredelijk; - het kanaal komt in de toekomst steeds meer binnen de twee grote stedelijke agglomeraties te liggen. Dit stelt eisen aan de omgevingskwaliteit, vooral omdat wordt getracht meer recreatiemogelijkheden dicht bij de stad aan te bieden; - het kanaal is aantrekkelijk voor oeverrecreatie en sportvisserij vanwege de scheepvaart als bezienswaardigheid en door het feit dat de oevers niet overal bereikbaar zijn voor doorgaand verkeer Recreatievaart Huidige situatie ARK en Lekkanaal zijn in eerste instantie bedoeld voor het transport van goederen. Door de intensieve beroepsvaart en het bakprofiel met damwanden aan beide zijden ontstaat een voor recreatieschepen hinderlijke waterbeweging (golfslag en zuiging). Om redenen van veiligheid wordt er naar gestreefd het aantal recreatievaartuigen zo klein mogelijk en de verblijfsduur zo kort mogelijk te houden. Het kanaal is dan ook niet ingericht op de wensen van de recreatievaart en voor deze groep weinig aantrekkelijk. Desondanks werden er op het drukste punt in 1996 toch nog zo'n recreatievaartuigen waargenomen. De ontwikkeling van het aantal recreatievaartschepen dat de afgelopen tien jaar sluizen passeerde is weergegeven in figuur Tabel 2.3 Aantal recreatievaart- en beroepsvaart schepen op de kanalen Recreatievaart Beroepsvaart Totaal % Recreatievrt Amsterdam-Maarssen (ARK) onbekend > onbekend Maarssen-Nieuwegein (ARK) % Nieuwegein-Lek (ARK) % Lek-Waal (ARK) % Lekkanaal % Relatief gezien is het Lekkanaal belangrijker voor de recreatievaart dan het ARK. Het ARK van noord naar zuid volgend, nemen zowel de omvang als het aandeel recreatievaart in de totale scheepvaart af. Parallel hieraan neemt ook de onveiligheid van het ARK als recreatieve vaarroute van noord naar zuid af. Meer dan de helft van de recreatievaart (55 a 60 %) beweegt zich in zuidelijke richting. Qua samenstelling bestaat het merendeel uit motorjachten (80 a 85 %), tegenover slechts 10 a 15 % zeiljachten. Het kanaal kan op de volgende plaatsen gekruist worden: - tussen Amsterdam en Maarssen, aansluitend op de Vecht bij: Gaasp/Gein bij Driemond/Weesp; Angstel/Nieuwe Wetering bij Nieuwersluis; Aa/Groote Heicop/Kerkvaart/Danne bij Breukelen; - tussen Maarssen en het Lekkanaal bij: Leidsche Rijn ter hoogte van Oudenrijn/Oog in Al; Merwedekanaal ter hoogte van Laagraven/Jutphaas; - tussen het Lekkanaal en de Waal bij: Wijk bij Duurstede d.m.v. de Lek. Het kruisen van het ARK levert een aanzienlijk veiligheidsrisico op. Een dwars overstekend recreatievaartuig ziet een binnenvaartschip pas, en is Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 46

49 Figuur 2.22 Ontwikkeling recreatievaart Ontwikkeling recreatievaart Aantal 8000 Pr. Bernhardsluis 7000 Pr. Beatrixsluis 6000 Pr. Irenesluis '87 '88 '89 '90 '91 '92 '93 '94 '95 '96 Jaar Noordersluis Koninginnesluis Waaiersluis 8000 Zuidersluis '87 '88 '89 '90 '91 '92 '93 '94 '95 '96 Jaar voor dat binnenvaartschip pas zichtbaar, op het moment dat het zich reeds op het kanaal bevindt. De beroepsvaart kan dan niet meer uitwijken en een wachtend recreatievaartuig wordt door golven en zuiging moeilijk stuurbaar. Hierdoor ontstaat een gevaarlijke situatie, die nog versterkt kan worden doordat de schippers van de recreatievaartuigen vaak onervaren zijn en snel in paniek raken. Dit beeld wordt bevestigd door de ANWB, de KNWV en recreatie-ondernemers uit Vinkeveen. Het ARK tussen IJ(meer) en Lek heeft in de Vecht en het Merwedekanaal een min of meer volwaardige parallelroute. Vecht en Merwedekanaal zijn volgens de Beleidsvisie Recreatietoervaart Nederland motorbootroutes die grote vaarwater- en merengebieden verbinden (tot Loenen ook voor zeilboten). Deze wateren hebben een genormeerde diepgang van 1,50 m en een genormeerde doorvaarthoogte van 3,40 m. Deze diepgang en doorvaart- Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 47

50 Figuur 2.23 Recreatietoervaartrout.es gebaseerd op de Beleidsvisie Recreatie Toervaart Nederland 1990 Integrale visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 48

51 hoogte zijn meer dan voldoende voor het type recreatieboten dat volgens de genoemde beleidsvisie van het ARK gebruik zal maken. Het ARK voegt aan deze route nauwelijks iets toe. Op het Betuwepand, tussen de Lek en de Waal lopen geen veilige parallelroutes. Het is hier wel relatief veiliger voor de recreatievaart, omdat het er minder druk is met beroepsscheepvaart en de golfslag geringer is vanwege de glooiende oevers. Ontwikkelingen De belangstelling voor watersport neemt nog steeds toe. Het aantal zeil- en motorboten groeit met zo'n 2% per jaar. De vraag verschuift enigszins van traditionele gebieden naar groter water. Als gevolg hiervan wordt ook de recreatietoervaart belangrijker. Daarnaast is er een toenemende aandacht voor veiligheidsaspecten en milieuzorg in de pleziervaart. Gezien het karakter van de Vecht en de doorvaart door Utrecht bljjft het ARK voor met name de grotere en snellere recreatievaart van belang. Deze schepen hebben minder last van de beroepsscheepvaart en veroorzaken ook veel minder hinder voor de beroepsvaart. In het kader van het "Blauwe Netwerk" worden mogelijkheden voor de recreatievaart gezocht om het ARK op een veilige manier te kruisen. Het Blauwe Netwerk wordt voor het Groene Hart ontwikkeld. Het beoogt verbindingen te maken voor recreatietoervaart De bruggen Huidige situatie Het ARK vormt in het noordelijk en zuidelijk deel vooral een belemmering voor west-oost relaties. In het middelste deel worden ook noord-zuid relaties bemoeilijkt op plaatsen waar daar met bruggen niet in is voorzien. Naast het kanaal liggen andere obstakels als wegen, spoorljjnen, rivieren of plassengebieden, die de werking van de overgangen weer ten dele teniet doen. Barrierewerking kent twee aspecten die moeilijk los van elkaar kunnen worden gezien. Het kanaal is een fysieke barriere. Er moet moeite gedaan worden om aan de overkant te komen. Na de toegepaste technische oplossingen bljjft er in bepaalde gevallen nog een barriere over voor rjjdende, fietsende of lopende mensen. Infrastructuur kan, ondanks de aangeboden voorzieningen, als hindernis worden ervaren. Mensen moeten omrjjden, er moeten bruggen worden beklommen en er kunnen wachttjjden ontstaan. In die gevallen is er niet alleen een fysieke, maar ook een psychologische barriere. De helling van op- en afritten, beschutting en sociale veiligheid spelen hierbij een rol. Een vjjftal spoorljjnen, een vjjftal snelwegen en een groot aantal wegen met een lokale of regionale functie gaan over het kanaal heen. Verder is er een brug over het ARK voor de sneltram Usselstein - Nieuwegein - Utrecht en vaart bij Breukelen het pontveer Nieuwer ter Aa - Breukelen, uitsluitend voor fietsers en voetgangers. Fietsen is een vorm van verkeersdeelname die maatgevend kan worden gesteld voor de barrierewerking van het kanaal. De onderlinge afstand van befietsbare bruggen over het ARK is op vier plaatsen groter dan de gemiddelde afstand van 3 tot 4 kilometer tussen de fietsverbindingen. Afhankeljjk van het aantal en de soort interacties tussen beide zjjden van het kanaal is dit meer of minder bezwaarljjk. Een overzicht van alle over- Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 49

52 gangen van spoorlijnen, snelwegen en overige wegen over het ARK is gegeven in bijlage IX. Binnen het stedelijk gebied worden bruggen vooral gebruikt om zich op een snelle manier verplaatsen tussen woning, school, werk en verzorgingscentra. Buiten de bevolkingsknooppunten speelt ook de recreatieve functie van bruggen een rol. Hier is de brug vooral een schakel in fiets- en wandelroutes. Ontwikkelingen De te intensiveren recreatieve functies van de stadsrand en het Groene Hart zullen van invloed zijn op de vraag naar verbindingen over het ARK. Dit kan extra druk geven op reeds gesignaleerde knelpunten. De druk kan verminderd worden door een volledig nieuwe verbinding, bijvoorbeeld bij Nigtevecht, of door een fietspad aan een reeds bestaande brug te hangen, bijvoorbeeld bij Houten. Ter hoogte van Utrecht zijn in het kader van de ontwikkeling van Leidsche Rijn diverse nieuwe bruggen gepland, waarvan een uitsluitend voor het langzaam verkeer. Ter hoogte van Tiel zal volgens de regeringsplannen de Betuwespoorlijn over een brug het kanaal gaan passeren. Vanuit het landelijk beleid om het autogebruik terug te dringen en alternatieve vervoerswijzen te bevorderen wordt ook het fietsgebruik gestimuleerd. In deze Integrale Visie wordt geconstateerd dat de kanalen een barriere vormen voor verplaatsingen in dwarsrichting en dat hiervoor extra bruggen zouden moeten worden aangelegd. Vanuit veiligheidsoverwegingen is Rijkswaterstaat geen voorstander van veerponten. Uit een onderzoek naar de verbinding bij Nieuwer Ter Aa over het Amsterdam-Rijnkanaal blijkt dat een brug op die locatie 100 maal veiliger is dan een veerpont. Vanuit diverse instanties is de wens geuit een veerpont te gaan exploiteren. Vanwege de grote investeringen voor een brug gaat vaak de voorkeur uit naar een veerpont. Daarom zal er nader onderzoek uitgevoerd gaan worden naar de veiligheid van veerponten, de kosten van bruggen en innovatieve mogelijkheden om de kanalen overte steken Het milieu Geluid- en trillingshinder Voorzover bekend is er geen sprake van ernstige geluid- en trillinghinder als gevolg van de passerende schepen op het ARK. Bij de omliggende gemeenten zijn hieromtrent geen klachten binnengekomen. Op basis van de dosiseffectrelatie van railverkeerslawaai kan enigszins een beeld verkregen worden of er wellicht sprake kan zijn van enige hinder. Langs het kanaal heerst een geluidbelasting als gevolg van schepen op het ARK op een waarneemhoogte van 5.0 meter boven het maaiveld van (hoe groter de afstand tot het kanaal, hoe lager de geluidsbelasting): 65 db(a) op circa 60 m uit de as van het kanaal; 60 db(a) op circa 100 m uit de as van het kanaal; 55 db(a) op circa 230 m uit de as van het kanaal; 50 db(a) op circa 500 m uit de as van het kanaal; 45 db(a) op circa 1000 m uit de as van het kanaal; 40 db(a) op circa 2000 m uit de as van het kanaal. In tabel 2.4 zijn, op basis van de dosis-effect relatie, bepaalde aantallen gehinderden weergegeven (CAU). Geluid- en trillingshinder in geluidsklasse Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 50

53 65-70 db(a) vindt plaats binnen een afstand van 60 meter uit de as van het kanaal. Binnen deze afstand van het kanaal wonen niet zoveel mensen, zodat het aantal gehinderden klein is. Hinder binnen de geluidsklasse db(a) vindt plaats binnen een afstand van 230 tot 500 meter uit de as van kanaal, in dit gebied woont een relatief groot aantal mensen, waardoor het aantal gehinderden in deze geluidsklasse groter is. T a b e l 2 4 Aantallen gehinderden langs het ARK geluidsklasse db(a) db(a) db(a) db(a) totaal matig gehinderden gehinderden ernstig gehinderden (68%) 2.159(27%) 406(5%) Interne milieuzorg In het kader van interne milieuzorg zal een planmatig milieuzorgsysteem gei'mplementeerd worden. In dit planmatig milieuzorgsysteem zal aangegeven worden wat er binnen Rijkswaterstaat directie Utrecht gebeurt op het gebied van milieuzorg. Concrete maatregelen zijn bijvoorbeeld het gebruik van milieuvriendelijk materiaal voor oeverbeschoeiingen etc Externe veiligheid Huidige situatie Externe veiligheid is de veiligheid van de omgeving van een risicovolle activiteit. Veiligheid is een subjectief begrip. lemand kan met een veilig gevoel in of nabij een industriegebied wonen, terwijl een ander die woonsituatie onveilig vindt. Veiligheid is dan ook niet ondubbelzinnig vast te stellen. Anders gezegd: de mate van veiligheid is niet in een getal uit te drukken. Als basis voor het externe veiligheidsbeleid is dan ook gekozen voor een begrip dat wel getalsmatig is vast te stellen, namelijk het begrip risico. In het veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen individueel risico (IR) en groepsrisico (GR). Het IR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk getroffen wordt door een ongeval. Het IR geeft inzicht in het risiconiveau op een bepaalde afstand van de risicovolle activiteit. Als norm voor het IR is vastgesteld dat de kans per jaar dat er een dode valt ten gevolge van een risicovolle activiteit niet groter mag zijn dan 1 op de miljoen (10' 6 ). Het IR kan als contour weergegeven worden random de risicovolle activiteit. Binnen de 10 6 IRrisicocontour mogen zich geen kwetsbare functies bevinden zoals woningen, scholen, ziekenhuizen, elektriciteitsvoorziening. Het GR is de kans per jaar dat in een keer een bepaalde groep personen dodelijk getroffen wordt door een ongeval. Het GR geeft de kans op een "ramp" weer. Als orienterende waarde voor het GR is vastgesteld dat de kans op 10 of meer doden per jaar niet groter mag zijn dan 1 op de honderdduizend (10 5 ), de kans op 100 of meer doden per jaar niet groter mag zijn dan 1 op de 10 miljoen (10 7 ) en de kans op 1000 of meer doden per jaar niet groter mag zijn dan 1 op de miljard (10' 9 ). Het GR wordt grafisch weergegeven in een logaritmische grafiek. Het GR wordt bepaald door de risico's, de aanwezigheid van een groep personen en de afstand tussen het ongeval en de groep personen. Om het GR laag te houden is het van belang dat in de eerste plaats de risico's zo klein mogelijk gemaakt worden Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 51

54 (aanpak bij de bron) en in de tweede plaats dat er voldoende afstand is tussen de risicovolle activiteit en de locaties waar zich groepen personen plegen te bevinden zoals woonwijken. Eventuele maatregelen ten gevolge van een te hoog GR behoeven maximaal in een zone van 200 meter random de risicovolle activiteit genomen te worden. Op het Amsterdam-Rijnkanaal worden gevaarlijke stoffen in zeer grote partijen vervoerd. De kans op ongevallen tussen schepen is zeer klein en de kans dat daarbij gevaarlijke stoffen vrij komen nog veel geringer omdat aan schepen die gevaarlijke stoffen vervoeren zeer hoge eisen worden gesteld. De 10 6 IR-risicocontour ligt langs het ARK dan ook op de damwand of hoogstens op enkele meters afstand van de oever. Dus alleen sportvissers die zich continu (24 uur per dag en 7 dagen per week) op de oever zouden bevinden lopen op een enkele locatie een onaanvaardbaar risico. Het GR is bij het ARK van groter belang aangezien het kanaal dwars door zeer dichtbevolkte gebieden loopt. Het GR langs het ARK wordt voornamelijk bepaald door het vervoer van ammoniak. De laatste 10 jaar varieerde het aantal ammoniakschepen tussen de 20 en 53 per jaar. Omdat het ARK langs veel woonwijken loopt, de afstand tussen het kanaal en die wijken vaak gering is en de gevaarlijke stoffen in grote partijen vervoerd worden is het GR op het ARK op een aantal punten in vergelijking met andere hoofdvaarwegen hoog. Echter in alle gevallen blijft het GR onder de orienterende waarde en is dus aanvaardbaar. Het hoogste groepsrisico is aanwezig bij Breukelen-noord en Maarssenbroek-noord namelijk 4x10' 8 per jaar op 100 doden, een factor 2,5 onder de orienterende waarde. Ontwikkelingen Plannen voor woningbouw nabij het kanaal in Amsterdam, Diemen, Utrecht-Vleuten, Nieuwegein en Houten verhogen de kans op meerdere doden als gevolg van een ongeval op het kanaal. Een overzicht van de toekomstige woningbouwlocaties rond Utrecht en Amsterdam is gegeven in bijlage XII. Het gevaar hierbij is dat onvoldoende afstand wordt gehouden tot de transportas en dit kan tot gevolg hebben dat er extra strenge maatregelen geeist worden aan het vervoer van gevaarlijke stoffen op die transportas Figuur 2.24 Situatie Breukelen-noord, door de bebouwing vlak naast het ARK is er sprake van een verhoogd groepsrisico Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 52

55 (verbod bepaalde gevaarlijke stoffen over dat traject te vervoeren; extra strenge eisen aan het transport, extra eisen voor hulpdiensten, verkeersbegeleiding op het ARK, etc.). Hierdoor ontstaan aanzienlijke beperkingen of extra kosten voor de vervoerder of (vaar)wegbeheerder die een gevolg zijn van de bouw van de woonwijk. Voor het ARK is dit bovendien in strijd met het SW-beleid van bevordering vervoer over water. Daarnaast blijft het gewenst om over het ARK met meer ammoniakschepen te kunnen varen aangezien andere transportwijzen te grote risico's met zich mee brengen. Een verhoging van het aantal ammoniak schepen (afhankelijk van het type schip) tot 57 a 300 per jaar zou een overschrijding van de orienterende waarde van het GR in bepaalde woonwijken betekenen. 2.7 Overigen Beroepsvisserij Huidige situatie Er zijn slechts drie beroepsvissers actief op het ARK. Deze vissen uitsluitend op het noordelijke gedeelte van het ARK (km 0 tot 6) en in het zijwater De Diemen. Een beroepsvisser is actief rond de Prinses Marijkesluis bij Ravenswaay. Ontwikkelingen Er wordt geen toe- of afname verwacht van de beroepsvisserij op het ARK Zandwinning Momenteel wordt er geen gebruik gemaakt van de functie zandwinning en wordt het gebruik hiervan in de nabije toekomst ook niet voorzien Beheer en onderhoud Huidige situatie In het BeheersPlan Nat (BPN) van directie Utrecht is een eerste stap gezet om te komen tot beheren en onderhouden gerelateerd aan de (toegekende) functies van het ARK en Lekkanaal. Aan de hand van streefbeelden worden per functie functie-eisen opgesteld waaraan de objecten die zich in het watersysteem bevinden worden getoetst. Wordt er niet aan de functie-eisen voldaan, dan wordt er een aanleg- of herstel maatregel gepland. Voldoet een object daarentegen aan de functie-eisen dan is er sprake van instandhouden. Voor het ARK en Lekkanaal zijn prioriteiten aan de verschillende functies toegekend. Ontwikkelingen Thans wordt de derde generatie BPN ontwikkeld. Voor een aantal objectonderdelen rondom de Prinses Irenesluis wordt een pilotproject uitgewerkt voor het opstellen van een instandhoudingsplan. Een belangrijk element dat daarbij uitgewerkt zal worden is het begrip 'interventieniveau'. Het interventieniveau is dat kwaliteitsniveau van een onderdeel waarbij het nodig is om onderhoud te plegen, omdat later ingrijpen grote kostenverhogingen (faal- dan wel onderhoudskosten) met zich meebrengt. Integrate Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 53

56 Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal

57 3 Randvoorwaarden en uitgangspunten Voor de Visie geldt een aantal randvoorwaarden en uitgangspunten. Randvoorwaarden zijn voor Rijkswaterstaat directie Utrecht een gegeven. Ze worden buiten Rijkswaterstaat directie Utrecht vastgesteld. Uitgangspunten zijn minder hard dan randvoorwaarden. Ze zijn door Rijkswaterstaat directie Utrecht zelf vastgesteld, of staan in andere vastgestelde plannen. De plaats van deze Visie ten opzichte van andere (landelijke) beleidsplannen wordt weergegeven in bijlage XI. Tot de randvoorwaarden behoren: - Rijkswetten, - het Beleidsplan V&W 1991 en het RWS Beleidsplan 1990, - SW2, NW3, Regeringsvoornemen NW4, NBP, NMP+ en VINEX, MIT, TIB. Bij Rijkswetten moet gedacht worden aan de Wet op de Waterhuishouding, de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren, de Wet op de Waterkering en de Scheepvaartverkeerswet met de Algemene Maatregel van Bestuur Binnenvaart Politie-Reglement (BPR). Op de Rijkswetten wordt in de Visie niet verder ingegaan. In het concept Beleidsplan V&W 1991 en het RWS Beleidsplan 1990 worden een aantal kerntaken van Rijkswaterstaat genoemd. De VINEX, het SW2, de NW3, het NBP en het NMP+ zijn van de Rijksplannen het meest van invloed op het beleid voor het ARK en het Lekkanaal. Als uitgangspunt worden gehanteerd: - Beheersplan Rijkwateren - Beleidsvisie Recreatietoervaart in Nederland - Beleidsnota openluchtrecreatie - Structuurschema drink- en industriewatervoorziening - Structuurschema Groene Ruimte - Streekplannen - Structuur- en bestemmingsplannen - Provinciale en regionale verkeer- en vervoerplannen - Provinciale watehuishoudingsplannen - Provinciale milieuplannen - Provinciale natuur- en landschapsplannen - Grondwaterbeschermingsplan provincie Utrecht - Beleidsplan Natuur en Landschap Utrecht - Goederenvervoerbeleidsplan Utrecht - Visie Ecologische Infrastructuur - Baggerbergingsplan Utrecht - Schoonwaterplan stad Utrecht en Kromme Rijngebied - Beheersplannen waterschappen - Groenstructuurplan Utrecht - Strategisch Beleidsplan directie Utrecht - Saneringsprogramma Rijkswateren - Landschapsplan ARK Verder zijn er de volgende algemene uitgangspunten: 1. Het ARK en het Lekkanaal moeten meer worden benut voor de regio, vooral op het gebied van Economie & Transport en ecologie. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 55

58 Figuur 3.1 Beleid streekplannen Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 56

59 2. De activiteiten van verschillende organisaties dienen beter op elkaar afgestemd te worden. In dit hoofdstuk wordt voor de functieclusters aangegeven, wat de randvoorwaarden en de uitgangspunten zijn. 3.1 Economie & Transport Randvoorwaarden De voor de Visie van het ARK en het Lekkanaal belangrijkste randvoorwaarden voor Economie & Transport zijn afkomstig van: - het Beleidsplan V&W en het RWS Beleidsplan; - hetsw2, MIT en TIB; - de VINEX. Het Beleidsplan V&W 1991 en het RWS Beleidsplan 1990 betekenen voor het ARK en het Lekkanaal: - De transportfunctie van het ARK en het Lekkanaal wordt bewaakt. - De hoofdinfrastructuur met voorzieningen is kwantitatief en kwalitatief toereikend voor beheersen en geleiden van de mobiliteit. - De veiligheid van verkeer en vervoer voor mensen, goederen en milieu wordt gewaarborgd. Het SW2, MIT en TIB betekenen voor het ARK en het Lekkanaal: - Vervoer over water wordt bevorderd om de groei van het goederenvervoer over de weg te beperken. Hiertoe worden flankerende maatregelen ter beperking van het goederenvervoer over de weg genomen. - De mogelijkheden voor intermodaal vervoer worden uitgebreid. Er wordt meer gebruik gemaakt van wisselende vervoerswijzen, bijvoorbeeld: eerst vrachtauto, dan schip, dan trein. - Het kwaliteitsniveau van het "just in time" vervoer wordt verhoogd. Het hoofdvaarwegennet, waartoe zowel het ARK als het Lekkanaal behoren, wordt verbeterd en gemoderniseerd, en de schaal van het hoofdvaarwegennet wordt vergroot. - De veiligheid van het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt minimaal gehandhaafd op het huidige niveau. - De vierbaks duwvaart wordt mogelijk gemaakt op het ARK en de tweebaks duwvaart in brede formaties op het Lekkanaal. - Een samenhangende telematica-informatiestructuur wordt ontwikkeld. - Innovatieve ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt in de binnenvaart. - Het verwijderen van de keersluis Zeeburg. - Planstudie aanpassing Lekkanaal/Prinses Beatrixsluis. - De Tijdelijke beleidsregeling Bijdragen Vaarwegaansluitingen biedt verladende ondernemingen vergroting van het marktaandeel van de binnenvaart door onder andere : - Een subsidie voor de aanleg van infrastructuur en overslagvoorzieningen. - Een (financiele) stimulans voor operationele samenwerkingsverbanden in de binnenvaart. VINEX - Het vervoer van goederen over water krijgt een extra stimulans ten opzichte van het vervoer van goederen over de weg, omdat de milieubezwaren van vervoer over water relatief gering zijn. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 57

60 - Het ARK is een hoofdtransportas, en maakt deel uit van een aaneengesloten systeem van hoofdtransportassen van en naar het achterland van de mainports Schiphol en zeehaven Rotterdam. Uitgangspunten Er wordt een groot aantal uitgangspunten gehanteerd. Deze zijn te verdelen in strategische en tactische uitgangspunten. Strategisch Het Strategisch beleidsplan 1996 van Rijkswaterstaat directie Utrecht betekent voor het ARK en het Lekkanaal: - Het aanbieden van een zodanige natte infrastructuur, dat de beroepsvaart er optimaal gebruik van kan maken. De afmetingen van het ARK moeten voldoen aan de bereikbaarheidsnormen voor hoofdtransportassen en achterlandverbindingen voor vierbaksduwvaart. - Zorgen voor een veilige en vlotte scheepvaart. - Omdat het oplossen van capaciteitsproblemen jaren vergt, is ervoor gekozen om op het bestaande weg/rail- en vaarwegennet de capaciteit beter te benutten en daardoor het verkeer efficienter te geleiden over de aanwezige infrastructuur. - De functie hoofdtransportas voor het ARK en de functie hoofdvaarweg voor het Lekkanaal nemen toe. Dit betekent dat het goederentransport over het ARK en het Lekkanaal toeneemt. - Het ARK en het Lekkanaal worden vervoerstechnisch meer benut voor de regio. - Het ligplaatsenbeleid, zoals verwoord in bijlage VIII. Tactisch Als tactisch uitgangspunt wordt genomen de ontwikkelingen in de scheepvaart zoals beschreven in een onderzoek dat het NEI heeft uitgevoerd in opdracht van Rijkswaterstaat directie Utrecht (1992). Hierbij is uitgegaan van het meest aannemelijke scenario. In dat scenario wordt rekening gehouden met overheveling van goederen van weg naar water, zoals in de CAU berekend, en met een doorzettende schaalvergroting in de scheepvaart. 3.2 Waterhuishouding Randvoorwaarden De voor de Visie ARK en Lekkanaal belangrijkste randvoorwaarden zijn afkomstig van: - het Beleidsplan V&W en het RWS Beleidsplan; - de NW3/ENW en Regeringsvoornemen NW4; - hetnmp+. Het Beleidsplan V&W en het RWS Beleidsplan betekenen voor het ARK en het Lekkanaal: - bescherming tegen overstroming door instandhouden van: waterkerende infrastructuur; infrastructuur voor waterafvoer. - zorgvuldig integraal kwalitatief en kwantitatief waterbeheer. Dit betekent dat het ARK en het Lekkanaal benaderd worden als watersysteem, als Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 58

61 onderdeel van het waterhuishoudkundig hoofdsysteem. Hierbij wordt zorgvuldig rekening gehouden met: de relaties tussen kwantiteit en kwaliteit van oppervlaktewater, waterbodem en grondwater; de relaties tussen waterbeheer, milieubeheer, natuurbeheer en ruimtelijke ordening. De NW3 betekent voor het ARK en het Lekkanaal: - Het gehele ARK en het Lekkanaal moeten in het jaar 2000 voldoen aan de Grenswaarde MILBOWA. Het ARK tussen Nigtevecht en Wijk bij Duurstede en het Lekkanaal moeten in het jaar 2000 tevens voldoen aan de drinkwaterkwaliteit. - De waterbodem moet een zodanige kwaliteit hebben, dat er geen ernstig gevaar voor de volksgezondheid en het milieu is, en dat er hoogstens verwaarloosbare risico's zijn voor het goed functioneren van evenwichtig opgebouwde aquatische ecosystemen. Dit zou betekenen dat een groot deel van de klasse 3 en 4 waterbodems van het ARK en Lekkanaal gesaneerd moet zijn in De precieze hoeveelheid baggerspecie is afhankelijk van de resultaten van nader onderzoek. Verder moet in het jaar % van de opgebaggerde klasse 2, 3 en 4 baggerspecie zijn verwerkt. - De verdroging moet teruggedrongen worden 1 door: zorgvuldig om te gaan met gebiedseigen water; peilbeheer en grondwateronttrekkingen aan te passen. Het NMP+: Het ARK en het Lekkanaal dragen bij aan de instandhouding van het milieu door er voor te zorgen dat in het jaar 2010: - De waterkwaliteit zodanig is, dat ecosystemen en karakteristieke soorten niet worden aangetast door de kwaliteit van het oppervlaktewater 2, ook niet wanneer dat van elders wordt aangevoerd. - De cumulatie van niet-afbreekbare stoffen in de waterbodem van het ARK en het Lekkanaal niet afwijkt van de natuurlijke situatie, waardoor deze bodem kan worden verplaatst zonder kosten voor speciale opslag. Dit sluit aan op het RAP. - De oevers slechts een aanvaardbaar risico lopen op verontreiniging. Ook dit sluit aan op het RAP. - Het risico van calamiteiten van regionale omvang als gevolg van vaste installaties en transport aanvaardbaar is. - Recreatie en natuurbeleving niet onmogelijk worden gemaakt door waterverontreiniging. Uitgangspunten Er wordt een groot aantal uitgangspunten gehanteerd. Deze zijn te verdelen in strategische en tactische uitgangspunten. Noten " De Rijksoverheid heeft als doel om nog voor het jaar % van het verdroogde areaal in Nederland te saneren.! l Dit is voor het ARK en Lekkanaal moeilijk te bepalen. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 59

62 Strategisch - Strategisch beleidsplan 1996, Rijkswaterstaat directie Utrecht. In het Strategisch beleidsplan staan de 'natte' kerntaken van de directie verwoord. Deze kerntaken vloeien voort uit landelijke nota's, de strekking komt voor een groot deel overeen met de kerntaken uit 'Beleidsplan V&W en RWS beleidsplan'. Aanvullende kerntaken uit het Strategisch beleidsplan zijn: Waterkwantiteit: Het realiseren van een maatschappelijk gewenste verdeling van het beschikbare water over de verscheidene functies (rekening houdend met de daarbij horende waterkwaliteitseisen) onder normale omstandigheden en bij waterschaarste, volgens de gestelde prioriteiten neergelegd in de waterakkoorden die met de regio zijn gesloten. Het in stand houden en het aanleggen van de daarvoor noodzakelijke infrastructuur. Waterkwaliteit: De verontreiniging van het oppervlaktewater door lozingen, calamiteiten en uit diffuse bronnen, wordt - in het kader van de doelstellingen met de WVO als instrument - verder teruggedrongen conform de landelijke reductiedoelstellingen. Er wordt naar gestreefd om de WVO vergunningverlening en handhaving zo goed mogelijk te laten aansluiten bij andere milieuvergunningen. Op de waterkwaliteit zijn verschillende doelstellingen van toepassing. Deze zijn gekoppeld aan de verschillende functies van het oppervlaktewater. De doelstellingen zijn: - in 1995 moet de waterkwaliteit voldoen aan de normen voor oppervlaktewater voor de bereiding van drinkwater (KMO); - in 1998 moet de waterkwaliteit voldoen aan de doelstellingen van water voor karperachtigen (KMO); - in 2000 moet de waterkwaliteit voldoen aan de ecologische doelstellingen van het laagste niveau (MILBOWA-grenswaarde). - Waterbodems: de waterbodems van het ARK inclusief het Betuwepand en het Lekkanaal dienen een zodanig kwaliteitsniveau te hebben, dat ze het watersysteem niet belemmeren gezond te functioneren en de volksgezondheid en het milieu niet bedreigen. De vrijkomende baggerspecie dient op een doelmatige en milieuhygienisch aanvaardbare wijze te worden verwijderd. - De functie drinkwater neemt in betekenis toe omdat voor de drinkwatervoorziening minder gebruik zal worden gemaakt van grondwater en meer van oppervlaktewater. - De functie regionale watervoorziening neemt gering in betekenis toe omdat bij de omliggende regionale beheerders behoefte is aan extra inlaat van water voor doorspoeling en ter compensatie van grondwaterstanddaling. Tactisch - Grootschalige berging van baggerspecie vindt niet plaats in het ARK en het Lekkanaal 3. Verontreinigde baggerspecie uit de Utrechtse watergangen -waaronder het Amsterdam-Rijnkanaal- wordt geborgen in nieuwe baggerspeciedepots, op basis van het Baggerbergingsplan voor de provincie Utrecht. - Afspraken met omliggende waterbeheerders ten aanzien van het waterbeheer zijn/worden vastgelegd in waterakkoorden. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 60

63 - De afstroming van gebiedseigen water van het Kromme Rijn gebied en van het overgangsgebied van de Utrechtse Heuvelrug naar het ARK tussen Utrecht en Wijk bij Duurstede" moet worden gereduceerd. - Het beheersgebied van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) bezuiden de Kromme Rijn wordt geheel voorzien van water uit het ARK. Het HDSR zal meer dan nu het geval is water gaan onttrekken uit het ARK. - Bij calamiteiten wordt gehandeld volgens de Calamiteitenregeling en het Calamiteitenplan voor het Amsterdam-Rijnkanaal. Beide hebben betrekking op het handelen bij een waterkwaliteitscalamiteit of een waterkwantiteitscalamiteit. Van een waterkwaliteitscalamiteit is sprake bij een aanvaring, scheepsbrand of explosie of een ernstige waterverontreiniging. Bij een waterkwantiteitscalamiteit is sprake van een situatie met ernstige wateroverlast of watertekort, al of niet als gevolg van het in ongerede raken van een waterhuishoudkundig werk, zoals een dijkdoorbraak, ernstige defecten aan sluisdeuren en dergelijke. - Activiteiten worden zo veel mogelijk ecologisch inpasbaar gemaakt. 3.3 Ecologie Randvoorwaarden De belangrijkste randvoorwaarden voor de Ecologie zijn afkomstig van: - het NBP en SGR; - de NW3/ENW en concept NW4; - de VINEX. Het NBP en SGR betekenen voor het ARK en het Lekkanaal: - Binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) worden bijzondere natuurwaarden duurzaam behouden, hersteld of ontwikkeld. Dit wordt ondersteund door een beleid gericht op het wegnemen of minimaliseren van negatieve externe invloeden. Onderdeel van de EHS zijn de ecologische verbinding via het ARK met de Venen en Vechtplassen en enkele ecologische verbindingen ten zuiden van Utrecht. - Buiten de EHS worden algemene natuur- en landschapswaarden duurzaam behouden. Met het bereiken van de Grenswaarde MILBOWA wordt dit deels bereikt. NW3 en ENW De NW3 betekent voor het ARK en het Lekkanaal het ontwikkelen en in stand houden van gezonde waterhuishoudkundige systemen die een duurzaam gebruik garanderen: De kwaliteit van water, bodem en oevers is zodanig, dat aquatische levens- Noten * Op grond van capaciteit en beheersbaarheid zijn het ARK en Lekkanaal hiervoor ongeschikt (Provincie Utrecht en Rijkswaterstaat, directie Utrecht 1993). De moeilijke beheersbaarheid is vooral een gevolg van de vorm van de kanalen, lang en smal, en van de dynamiek als gevolg van scheepvaart en waterhuishoudkundig waterbeheer. 41 Dit betreft een aanbeveling van het Schoonwaterplan voor de stad Utrecht en het Kromme Rijngebied. Dit plan heeft direkt betrekking op de wateren in de stad Utrecht en het Kromme Rijngebied. Indirekt heeft het ook consequenties voor het ARK. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 61

64 gemeenschappen, inclusief hogere organismen zoals diverse vissoorten, watervogels en zoogdieren die waterorganismen consumeren, levenskansen worden geboden. Alle ecosysteem-componenten dienen aanwezig te zijn met een zekere soortendiversiteit van producenten, consumenten en afbrekers. Hierbij wordt voldaan aan de ecologische doelstelling van het laagste niveau. Dit betekent dat de waterkwaliteit en waterbodemkwaliteit in het jaar 2000 zouden moeten voldoen aan de Grenswaarde MILBOWA. De waterkwaliteit moet voldoen aan de waterkwaliteitsdoelstelling voor karperachtigen. De inrichting biedt goede voorwaarden voor sommige levensgemeenschappen. Bij inrichting moet hierbij gedacht worden aan vorm en materiaal van oevers, diepte, helderheid en stroomsnelheid. De EHS moet gerealiseerd worden door: - Opheffen van de barrierewerking voor flora en fauna. Hiertoe worden vispassages bij sluizen, passages voor dieren op oevers en natuurvriendelijke oevers aangelegd. - Zoneren van gebruiksvormen. VINEX Binnen de ecologische verbindingszone tussen de Venen en de Vechtplassen wordt de natuurontwikkeling vergroot naast het natuurbehoud. Dit volgt uit het stimuleringsproject Ecologische Verbindingen Venen en Vechtplassen (EVW). Dit project vloeit voort uit de nadere uitwerking van de VINEX: het Groene Hart. In het Groene Hart is de natuur mede richtinggevend. Uitgangspunten Er wordt een groot aantal uitgangspunten gehanteerd. Deze zijn te verdelen in strategische en tactische uitgangspunten. Strategisch - De functie natuur en landschap van het ARK en het Lekkanaal neemt in betekenis toe 5. Er zullen ecologische verbindingen via het ARK tot stand gebracht worden en het ecosysteem van het ARK zelf zal verbeterd worden. Dit zal leiden tot een betere uitwisseling van soorten in de omgeving en tot betere trekmogelijkheden. - Verbetering van de waterkwaliteit is noodzakelijk voor ontwikkeling en behoud van natuurvriendelijke oevers. - Het ARK is opgenomen als voorbeeldproject in 'Natuur aan het werk', het landelijke GNO-I -project (Grootschalige Natuurontwikkeling-lnfrastructuur) van V&W en LNV Het doel is het opheffen van ecologische barrieres en tegengaan van versnippering. Dit geldt met name voor het ARK ten noorden van Maarssen. - Deze ecologische verbindingen staan ook genoemd in de provinciale uitwerking van het NBP: het BNLU. In het BNLU is richtinggevend aangegeven voor welke natuurwaarden deze verbindingen zullen worden gerealiseerd. Het oppervlak aan natuurontwikkelingsgebied dat nodig is voor eco- Noot s) In het Beheersplan voor de Rijkswateren voor de periode staat aangegegeven dat de functie Natuur en landschap gelijk blijft in betekenis. Echter het ARK en Lekkanaal voldoen in 1994 nog niet aan de functie natuur en landschap. Dit is pas het geval indien het ecosysteem in balans is op het laagste ecologische niveau. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 62

65 logische verbindingen tussen de Venen en de Vechtplassen zal nog door provincie en LNV begrensd worden. - Activiteiten die schade toebrengen aan huidige en potentiele ecologische waarden moeten worden voorkomen. Tactisch - De aanleg van natuurvriendelijke oevers op diverse locaties is een goede mogelijkheid om de diversiteit van het watersysteem ARK-Lekkanaal te vergroten. Algen, watervlooien, water- en oeverplanten kunnen zich vestigen en vissen kunnen voedsel zoeken en paaien. Er zullen meer vissoorten kunnen voorkomen, zoals karper en snoek. Natuurvriendelijke oevers hebben een positief effect op het ARK en de omgeving. Dit effect zal tot ongeveer 2,5 km van de natuurvriendelijke oever in de omgeving merkbaar zijn (OVB, 1994). Om uitwisseling van vissen mogelijk te maken, moeten de natuurvriendelijke oevers zoveel mogelijk verspreid worden langs het ARK. - Er wordt gebruik gemaakt van gebiedseigen soorten en exemplaren bij de inrichting van stapstenen en ecologische verbindingen. - Aangezien golfslag en zuiging het ecologisch functioneren mogelijk negatief beinvloeden, zullen oeverconstructies die een dempende werking hebben aangelegd moeten worden, zodat waterplanten kunnen gaan groeien. - Algenbloei kan voorkomen worden door de doorstroming minimaal op het huidige niveau te handhaven en door voldoende wateruitwisseling tussen het ARK en de natuurvriendelijke oevers. 3.4 Leefomgeving Randvoorwaarden De belangrijkste randvoorwaarden voor de Leefomgeving zijn afkomstig van: - de VINEX; - hetsw2; - hetnmp-k VINEX - Er wordt gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit en diversiteit, afgestemd op fysieke gebiedskenmerken en op de wensen van specifieke gebruikersgroepen. - De koers voor het landelijk gebied rond het ARK is grofweg: de natuur is richtinggevend in het Groene Hart; random Amsterdam en Utrecht zullen meer niet-agrarische functies tot ontwikkeling komen; een moza'iek van functies in delen van de Betuwe en het Rivierengebied. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 63

66 - Benutten van de ruimtelijke mogelijkheden voor woningbouw in het stedelijk gebied heeft de voorkeur. - In de dagelijkse leefomgeving van mensen zal worden getracht recreatieve uitloopgebieden te creeren. - Het ARK maakt voor de recreatievaart deel uit van het recreatietoervaartnet van "Nederland Waterland". SW2 Het ARK wordt ontlast van recreatievaart door alternatieve routes voor de recreatievaart. NMP+ Recreatie en natuurbeleving mogen niet onmogelijk worden gemaakt door bijvoorbeeld lawaai. Voor de veiligheid van de omgeving wordt uitgegaan van de bijlage bij de NMP+: "Omgaan met risico's". Uitgangspunten Er wordt een groot aantal uitgangspunten gehanteerd. Deze zijn te verdelen in strategische en tactische uitgangspunten. Strategisch De volgende strategische uitgangspunten worden gehanteerd: - De recreatievaart wordt gereguleerd volgens de "Beleidsnota Openluchtrecreatie " en de "Beleidsvisie Recreatie Toervaart in Nederland 1990 (BRTN) 6 '. In deze nota's wordt het Amsterdam-Rijnkanaal een ontsluitingswater voor motorboten genoemd, een water dat de vaargebieden voor de recreatievaart toegankelijk maakt. Voor het ARK tussen IJmeer en Nieuwegein is het Utrechtse deel van de Vecht een volwaardige alternatieve route. Een samenhangend netwerk van vaarwegen moet worden geboden tussen de recreatie- en kerngebieden de Venen en de Vechtplassen aan weerszijden van het ARK". - De oeverrecreatie van het ARK neemt gering in betekenis toe: het recreatief medegebruik van de oevers van het ARK wordt bevorderd. - Voor de ontwikkeling van de functie natuur en landschap, zie bij ecologie, paragraaf De verstedelijking wordt om redenen van mobiliteit en van restrictief beleid geconcentreerd in stadsgewesten. Amsterdam en Utrecht zullen uitgebreid worden aan de andere zijde van het kanaal dan waar de oude centra liggen. - De barrierewerking van het ARK voor de mens wordt verminderd. Tactisch - Bij ruimtelijke invulling van de zone tussen 10 6 en 10 s individueel risicocontour dient aangetoond te worden dat zo veel mogelijk rekening Noten 61 De BRTN is een convenant tussen ministeries van LNV, V6»W, VROM en EZ en de provincies in nauwe samenspraak met de particuliere organisaties. De BRTN is opgenomen in het Structuurschema Groene Ruimte, dat de Planologische Kern Beslissing (PKB) procedure doorloopt. " Dit volgt uit het stimuleringsproject Blauw Netwerk. Dit vloeit voort uit het Groene Hart, een nadere uitwerking van de VINEX. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 64

67 gehouden is met het groepsrisico en met de cumulatie van risico's 8 ', en dat geen gelijkwaardige alternatieven voorhanden zijn. - Gebieden langs het ARK in de noordelijke Vechtstreek en in de omgeving van de stad Utrecht komen in aanmerking voor bosaanleg en voor recreatieve voorzieningen. Wanneer beplant moet worden, wordt gebruik gemaakt van gebiedseigen soorten en exemplaren. - Voor aanpassingen aan de infrastructuur en voor toekenning van nieuwe functies gelden de volgende uitgangspunten: - het ARK blijft een duidelijke lijn in het landschap; - markante punten langs het ARK, zoals sluiscomplexen, blijven herkenbaar; - bestaande beplanting wordt zoveel mogelijk gespaard. - Rijksgronden en -eigendommen zijn in beginsel toegankelijk voor oeverrecreatie en voor sportvisserij, tenzij dit op overwegende bezwaren stuit. Of een activiteit moet worden verboden, gedoogd of gestimuleerd, zal afhankelijk zijn van: de hinder die kan worden verwacht; juridische aspecten; overleg met andere partijen over noodzaak, financien, inpassing, juridische aspecten et cetera. - Activiteiten worden zo veel mogelijk ecologisch inpasbaar gemaakt. Zo kan door zoneren van functies oeverrecreatie plaatsvinden in de buurt van ecologisch waardevolle gebieden, mits er eisen worden gesteld aan de recreant. 3.5 Overigen Randvoorwaarden De belangrijkste randvoorwaarden voor overigen, te weten zandwinning, beroepsvisserij en beheer en onderhoud zijn afkomstig van: - hetsvv2; - de NW3. SVV2 Het SW2 heeft als consequentie dat de onderhoudsachterstand van het ARK en Lekkanaal wordt ingelopen. NW3 Het NW3 betekent voor het ARK en Lekkanaal: - Zandwinning dient zoveel mogelijk samen te gaan met onderhoud en verruiming van de vaargeul, om effecten op het ecosysteem zo gering mogelijk te maken. - De waterhuishoudkundige infrastructuur wordt in stand gehouden en onderhouden, voorzover die de instandhouding van kansrijke ecosystemen niet belemmert. Noot Dit kan cumulatie van groepsrisico's of van individuele risico's zijn, bijvoorbeeld van spoorlijn, weg, industrie en ARK. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 65

68 Uitgangspunten Strategisch - De functie zandwinning, toegekend aan km 15 tot km 26 van het ARK, neemt in het algemeen in betekenis toe, vanwege de landelijke verschuiving van zandwinning naar de relatief grote wateren in verband met de vaak negatieve effecten van zandwinning op ecosystemen." - De functie beroepsvisserij blijft gelijk in betekenis. Tactisch - Het niveau van het onderhoud is zodanig, dat geen van de aan het ARK en Lekkanaal toegekende functies in het gedrang komt, ook niet bij uitvoering van de in deze Visie genoemde maatregelen. - Het onderhouds- en beheersniveau wordt minimaal gehandhaafd overeenkomstig het Beheersplan Nat. - De sluizen worden bediend conform het Beleidsplan Bediening Hoofdinfrastructuur. Dit komt er op neer dat de sluizen continu bediend worden om wachttijden voor het "just in time" vervoer te beperken. - Het onderhoud aan beplantingen wordt uitgevoerd volgens de groenbeheersplannen voor het ARK-noord (km ) en het ARK-zuid (km ). - Oevers worden milieuvriendelijk onderhouden, tropisch hardhout wordt zo min mogelijk gebruikt. Als alternatief hiervoor kunnen stortstenen of acaciahout overwogen worden. Noot " Ecosystemen van grote wateren zijn vaak minder kwetsbaar. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 66

69 4 Maatregelen Om een samenhangende Visie voor het Amsterdam-Rijnkanaal op te kunnen stellen, moeten de randvoorwaarden en de uitgangspunten nader uitgewerkt worden. Aan het beleid behorende bij de functieclusters kan op verschillende manieren invulling worden gegeven. Om praktische redenen is gekozen voor onderscheid in een beperkte en ruime invulling van de clusters. De invulling is gedaan aan de hand van de formulering van aandachtspunten, streefbeelden en mogelijke maatregelen. Bij beperkte invulling is sprake van een stapje op weg naar de uitvoering van het rijksbeleid, maar de gewenste doelen worden niet gehaald. Bij ruime invulling is door Rijkswaterstaat directie Utrecht na overleg met diverse betrokken instanties een ruime, maar realistische invulling van de diverse beleidsdoelen binnen de functieclusters gemaakt. Bij de ruime invulling is het ambitieniveau betreffende het halen van de beleidsdoelstellingen hoger dan bij de beperkte invulling. Ter illustrate: ruime invulling van de ecologie betekent dat de barrierewerking niet alleen in dwarsrichting, maar ook in lengterichting wordt opgeheven. Ook de meer kritische soorten krijgen levenskansen. Voor veel van de in dit hoofdstuk genoemde maatregelen gelden onzekerheden. In paragraaf 5.6 worden die onzekerheden per functiecluster besproken. De functiecluster "overige" wordt niet verder uitgewerkt, omdat beroepsvisserij voor het ARK en Lekkanaal van zeer beperkt belang is. Beheer en onderhoud zijn in alle maatregelen, voor zover van toepassing, verwerkt. 4.1 Economie & Transport Economisch transport betekent: op vlotte en veilige wijze verplaatsen van goederen tussen bedrijven, inclusief de benodigde middelen. Beperkte invulling Beleid en beheer zijn er op gericht de verwachte toename van het vervoer over water veilig, vlot en efficient te verwerken. Vervoer over water bevorderen 1. De mogelijkheden voor "just in time" vervoer verbeteren. 2. Bedrijven die redelijkerwijs gebruik kunnen maken van vervoer over water concentreren op bedrijfsterreinen langs het ARK. De verkeersveiligheid op het huidig niveau handhaven 3. Negatieve effecten van de hinderlijke waterbeweging verminderen. 4. De minimumeisen aan beroeps- en recreatievaart verhogen. 5. De controle op het verkeersgedrag uitbreiden. 6. Beleid ontwikkelen met betrekking tot veerponten. 7. Onderzoek naar het handhaven van de verkeersveiligheid bij maatregelen. 8. Een concentratiebeleid voor laad-, los- en ligplaatsen langs het ARK voeren, zoals aangegeven in het ligplaatsenbeleid, zie bijlage VIII Ruime invulling Beleid en beheer van het ARK en het Lekkanaal zijn er op gericht de ver- Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 67

70 wachte toename van het vervoer over water veilig, vlot en efficient te verwerken, maar ook het gebruik van de kanalen actief te bevorderen, terwijl het veiligheidsniveau wordt verhoogd. De maatregelen zoals hieronder opgesomd zijn een aanvulling op de reeds genoemde maatregelen onder 'beperkte invulling'. Vervoer over water bevorderen 9. Het stimuleren van overschakelen van vervoer over de weg naar vervoer over water. 10. "Just in time" vervoer voorrang geven. 11. De verbinding tussen het ARK en de Lek geschikt maken voor alle breed geformeerde combinaties met een maximale diepgang van 4 meter en een maximale breedte van 24 meter. Het niveau van de verkeersveiligheid verhogen 12. Onderzoek naar het verbeteren van de verkeersveiligheid bij maatregelen. 13. Opheffen van fysieke knelpunten door verbetering van de vaarweg van: - passage Zeeburg; - het Lekkanaal; - de Demkabocht; - de versmalling bij Maarssen. 14. Het aanleggen van een verkeersbegeleidingssysteem, voor de trajecten waar een verhoogde ongevalskans is of waar woonwijken of bedrijfsterreinen dicht langs het kanaal liggen. 15. Strenge eisen aan de scheepvaart stellen, conform aanbevelingen van het project Veilig Vervoer over Water. 16. De recreatievaart concentreren op een beperkt aantal oversteekpunten van het ARK door voor deze belangrijkste oversteekplaatsen maatregelen te nemen om de verkeersveiligheid te verbeteren. 4.2 Waterhuishouding De waterhuishouding betreft de af- en aanvoer van water, waarbij het zowel om waterkwantiteit als waterkwaliteit gaat. Ook hier komt het aspect veiligheid om de hoek kijken, in geval van hoog water situaties. Beperkte invulling Beleid en beheer zijn erop gericht dat het Waterakkoord Noordzeekanaal en Amsterdam-Rijnkanaal wordt uitgevoerd, wateroverlast wordt voorkomen, de verdroging kleinschalig wordt bestreden en de waterkwaliteit en waterbodemkwaliteit worden verbeterd tot een aanvaardbaar niveau. Grotere veiligheid voor de omgeving bij hoog water situaties 17. Bepaling maatgevende dijkhoogten voor de dijkringen 14, 15 en 44 welke voldoen aan de veiligheidseisen voor deze dijken zoals gesteld in de Wet op de Waterkering. 18. Toetsing en eventuele aanpassing van de dijken die deel uitmaken van de dijkringen (14, 15 en 44). 19. Het uitvoeren van een onderzoek naar de veiligheid van de boezem ARK/ NZK betreffende de kans op overschrijding van een bepaalde waterstand. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 68

71 20. Het vaststellen van de veiligheidsnorm voor de boezem Amsterdam- Rijnkanaal/Noordzeekanaal met betrekking tot de overschrijdingskans van waterstanden. Verbeteren van waterkwaliteit en waterbodemkwaliteit 21. Verbeteren van de fosfaat- en stikstofverwijdering uit het effluent van RWZI's. 22. a) Verrichten van een studie naar de relatie tussen de verontreinigde waterbodems en de functies van het ARK en Lekkanaal. De resultaten van dit onderzoek bepalen mede de urgentie van sanerings- en onderhoudsbaggerwerk. b) Aanleggen van enkele tijdelijke, kleinschalige tussendepots in de periode , bestemd voor verwerking van urgente onderhoudsspecie (ca m 3 per jaar). c) Van de baggerspecie die vrijkomt bij sanering of onderhoudsbaggerwerk 20 % verwerken door middel van hergebruik. De rest wordt gestort in bovenregionale depots. Meer water beschikbaar stellen voor drinkwaterbereiding en bestrijding van verdroging 23. Het ontwikkelen van een Beslissing Ondersteunend Systeem, waardoor de communicatie met omliggende waterbeheerders wordt verbeterd en waardoor de functies wateraan- en afvoer beter kunnen worden vervuld en het streefpeil beter kan worden gehandhaafd. 24. Uitbreiden van onttrekkingen door GWA en WRK. 25. Onderzoek naar en uitvoering van de meest effectieve maatregelen tegen verdroging in het Kromme Rijngebied. Ruime invulling Beleid en beheer zijn er op gericht dat er in normale situaties voldoende water van de vereiste kwaliteit voor de verschillende functies van het ARK beschikbaar is, dat wateroverlast wordt voorkomen, de verdroging op grote schaal bestreden wordt en de water- en waterbodemkwaliteit op een niveau worden gebracht dat past bij de gebiedseigen waterkwaliteit. De maatregelen zoals hieronder opgesomd zijn een aanvulling op de reeds genoemde maatregelen onder 'beperkte invulling'. Verder verbeteren van waterkwaliteit en waterbodemkwaliteit 26. Saneren van klasse 3 en 4 waterbodems met risico's voor mens en milieu (urgente specie). Deze specie moet worden geborgen in grootschalige (Rijks)depots. 27. Uitbreiden van waterkwaliteitsdoelstelling, gericht op het gebruik in combinatie met maatregel 29. Meer en beter water beschikbaar stellen voor de drinkwaterbereiding en voor de bestrijding van verdroging 28. Onderzoek winningslocaties voor oevergrondwater nabij het ARK en voor oppervlaktewater uit het ARK ter compensatie van de verminderde onttrekking van grondwater op de Utrechtse Heuvelrug. 29. Herverdelen van water zodanig dat de beste waterkwaliteit beschikbaar is voor de innamepunten van de meest gevoelige gebieden 1 ' in combinatie met maatregel Onderzoek vergroten van de wateraanvoer naar het ARK voor voldoen- Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 69

72 de doorstroming ten behoeve van het koeiwater, het terugdringen van de zouttong in de monding van het ARK en deze afstemmen op de grotere onttrekking door maatregel Ecologie In de functiecluster Ecologie zijn de relaties tussen de flora- en faunasoorten en hun omgevingsfactoren zoals fysisch-chemische karakteristieken, bepalend. Daarnaast spelen er ook de relaties tussen soorten, zoals predator-prooirelaties. Beperkte invulling Beleid en beheer zijn erop gericht dat de minst kritische soorten flora en fauna duurzaam aanwezig zijn. Realiseren van ecologische verbindingen binnen de EHS op kleinschalige wijze en verbeteren van het aquatisch ecosysteem tot een stabiel laag niveau 31. Realisatie van ca 20 ha natuurvriendelijke oevers binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), inclusief maatregelen ter vermindering van golfwerking. 32. Realisatie van stapstenen en verbindingen naar de kerngebieden De Venen en Vechtplassen. Ruime invulling Beleid en beheer zijn er op gericht dat meer algemeen voorkomende kritische soorten flora en fauna duurzaam aanwezig zijn. De maatregelen zoals hieronder opgesomd zijn een aanvulling op de reeds genoemde maatregelen onder 'beperkte invulling'. Realiseren van ecologische verbindingen binnen en buiten de EHS op grootschalige wijze. en verder verbeteren van het aquatisch ecosysteem 33. Realisatie van minimaal 60 ha natuurvriendelijke oevers binnen en buiten de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). 34. Bij (onderhouds)maatregelen aan de oevers een zo natuurvriendelijk mogelijke (her)inrichting bewerkstelligen. 35. Onderzoek naar nemen van maatregelen ter vermindering van de barrierewerking van sluizen, met name bij de Prinses Irenesluizen, voor trekkende vissoorten. 4.4 Leefomgeving De functiecluster Leefomgeving betreft de zorg voor het menselijk welzijn. De kwaliteit van de leefomgeving van het ARK en het Lekkanaal wordt bepaald door inrichting en gebruiksmogelijkheden van het gebied. Noot 1> Dit sluit aan bij een projectvoorstel optimalisatie waterbeheer Groene Hart: projectomschrijving voor een verkennend onderzoek naar grootschalige maatregelen ter verbetering van de kwaliteit van het oppervlaktewater in het Groene Hart door C. Kwaakernaak (VROM) en de Mos (rijkswaterstaat, Directie Zuid Holland). Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 70

73 Beperkte invulling Beleid en beheer van het ARK en Lekkanaal zijn erop gericht de achteruitgang van de kwaliteit van de leefomgeving door ruimtelijke en sociaaleconomische ontwikkelingen te compenseren in stedelijke gebieden en op transportassen, en meer volgend op te treden in buitengebieden. Niveau oversteekbaarheid voor de mens handhaven. 36. Bestaande bruggen verbeteren en extra bruggen in de stadsgewesten aanleggen, om de verbindingen te verbeteren en omrij-afstanden te beperken. De milieu-effecten op het huidige niveau handhaven. 37. Geluidshinder en luchtverontreiniging van de scheepvaart op het huidige niveau handhaven, door maatregelen aan de schepen. 38. De afname van de veiligheid van de omgeving als gevolg van de verwachte toename van de scheepvaart tegengaan door beperkte maatregelen in het kader van Economie & Transport. 39. Zonering toepassen langs het Amsterdam-Rijnkanaal en het Lekkanaal voor het handhaven van de veiligheid van de omgeving, rekening houdend met toekomstige ontwikkeling van het vervoer over deze kanalen. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 71

74 De recreatie-activiteiten op het huidige niveau handhaven. 40. De recreatievaart op basis van vrijwilligheid reguleren door met voorlichting gedrag en routekeuze te beinvloeden, waardoor het karakter van de recreatievaart en de gebruikte routes meer op elkaar worden afgestemd (grotere pleziervaart via ARK, kleinere jachten via alternatieve routes). Ruime invulling Beleid en beheer van het ARK en Lekkanaal zijn erop gericht om zowel in de stedelijke gebieden als daarbuiten actief in te grijpen om tot verbetering van de leefomgeving te komen. De maatregelen zoals hieronder opgesomd zijn een aanvulling op de reeds genoemde maatregelen onder 'beperkte invulling'. Niveau oversteekbaarheid voor langzaam verkeer verbeteren. 41. Extra bruggen buiten de stadsgewesten aanleggen voor langzaam verkeer. De milieu-effecten beperken. 42. Oevers en de omgeving van het ARK en het Lekkanaal zo inrichten dat beide kanalen bij veranderende omstandigheden gei'ntegreerd blijven in het landschap en de stedebouw. 43. Geluidshinder en luchtverontreiniging door de scheepvaart verminderen via maatregelen aan de schepen. 44. Toename van de veiligheid van de omgeving, rekening houdend met de verwachte toename van de scheepvaart door maatregelen binnen de ruime invulling in het kader van Economie & Transport. Reguleren en/of uitbreiden van de recreatie-activiteiten op en om het Amsterdam-Rijnkanaal en het Lekkanaal. Gezien het karakter van de Vecht en de doorvaart door Utrecht blijft het ARK voor met name grotere en snellere recreatievaart beschikbaar. 45. Extensieve oeverrecreatie en sportvisserij stimuleren. Het aantal oeverrecreanten en sportvissers langs de kanalen verhogen door aanbieding van extra voorzieningen en informatie. 46. De recreatievaart strenger reguleren, waardoor de recreatievaart op bepaalde delen en voor bepaalde categorieen beperkt kan worden, en alternatieve routes aanbieden, waardoor het karakter van de recreatievaart en de gebruikte routes meer op elkaar worden afgestemd (grotere pleziervaart via ARK, kleinere jachten via alternatieve routes). Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 72

75 5 Strategieen 5.1 Inleiding Er kunnen door het combineren van ruime en beperkte invulling van de verschillende functieclusters zestien combinaties vastgesteld worden. Een nadere uitwerking hiervan is te vinden in bijlage XIII. Het effect van deze strategieen is bepaald op de volgende punten: - regionale economie; - de water- en waterbodemkwaliteit; - de bestrijding van de verdroging; - de veiligheid van de omgeving. Uit overleg met de vertegenwoordigers van de belanghebbenden bleken dit de maatschappelijk meest van belang zijnde punten van dit moment te zijn. Verder is de onderlinge invloed van de invulling van de functieclusters binnen een strategic onderzocht op elkaar versterkende aspecten. Zo verzwakken de beperkte invulling Economie & Transport en de ruime invulling Leefomgeving elkaar, doordat stadsuitbreidingen en de ontwikkelingen in het vervoer van gevaarlijke stoffen conflicteren. De bei'nvloeding ligt dus op maatregelniveau. Voor het totale maatregelenpakket en de strategie is dit echter maar beperkt van invloed. Wel verdient het aanbeveling om bij de verdere concrete invulling van de maatregelen rekening te houden met de invloed op andere functies en de invloed op de directe omgeving bijvoorbeeld door zonering. Uit de onderlinge vergelijking blijkt verder dat ruime invulling van de functieclusters elkaar niet uitsluiten. Figuur 5.1 De strategieen Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 73

76 Uit bijlage XIII blijkt dat 'Gelijkwaardig Intensief op basis van gemaakte vergelijkingen als sterkste naar voren komt. Om deze redenen wordt door Rijkswaterstaat gekozen voor de strategic 'Gelijkwaardig Intensief. Uitgangspunt van deze strategie is dat getracht zal worden voor alle vier de functieclusters op een evenwichtige wijze de streefbeelden te bereiken. Naast de gekozen strategie 'Gelijkwaardig Intensief zijn er nog alternatieve strategieen. Economisch Accent' en 'Milieu Accent' zijn de strategieen die na 'Gelijkwaardig Intensief het hoogst scoorden. Deze alternatieve strategieen komen aan bod indien de nadruk, in veel grotere mate dan bij 'Gelijkwaardig Intensief, komtte liggen op economie of milieu als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen. Zoals de namen van de strategieen al aangeven, ligt bij 'Milieu Accent' de nadruk op de uitvoering aan de maatregelen die nodig zijn om de milieustreefbeelden te bereiken. Bij 'Economisch Accent' ligt de prioriteit bij de maatregelen die nodig zijn om de streefbeelden voor economie en transport te bereiken. Het is tussentijds mogelijk zonder veel problemen over te stappen op een andere strategie omdat de strategieen voor een belangrijk deel uit dezelfde maatregelen bestaan. Ze verschillen in de mate waarin de verschillende streefbeelden bereikt zullen worden. Bij de voortdurende afweging welke maatregelen uit kosten/baten overweging in aanmerking komen om uitgevoerd te worden zal daardoor de prioriteitsvolgorde van de maatregelen veranderen. Bijvoorbeeld in 'Milieu Accent' zullen de voor het milieu gunstige maatregelen een hogere prioriteit krijgen en daardoor eerder uitgevoerd worden. In dit voorbeeld zullen economische maatregelen met een van oorsprong minder hoog rendement een lage prioriteit hebben. De inhoud van het complete maatregelenpakket voor een ruime invulling van het beleid en de realisatie van de bijbehorende streefbeelden is op dit moment niet volledig aan te geven. Van een aantal maatregelen is op dit moment de maatschappelijke en technische haalbaarheid en de mogelijke baten nog onbekend. Om tot een zo optimaal mogelijke invulling van het maatregelenpakket te komen, zal voortdurend een afweging gemaakt worden tussen de kosten en de mate waarin de maatregelen bijdragen aan de realisatie van de streefbeelden van alle vier de functieclusters. Regelmatig zal bij een evaluatie van de Visie aan de hand van de bereikte resultaten het maatregelenpakket bijgesteld worden. Aan de hand van de op dit moment bekend zijnde kosten /baten gegevens en de beleidsprioriteiten, is een eerste keuze gemaakt uit de maatregelen. Deze maatregelen komen in ieder geval in aanmerking voor uitvoering. De uitvoeringstermijn van deze maatregelen (fase 1) is De overige gei'nventariseerde maatregelen zijn opgenomen als fase 2. Criteria voor de indeling binnen fase 1 of fase 2 zijn ten eerste de bijdrage aan de realisatie van de streefbeelden, ten tweede de mate waarin de maatregelen al uitgewerkt zijn en tenslotte praktische redenen om een maatregel in de periode voor of na 2005 uit te voeren. Voorbeelden van dit laatste criterium zijn de maatregelen uit fase 2 'fysieke knelpunten verbeteren' en 'strengere eisen aan de scheepvaart stellen'. Deze maatregelen komen, mede gezien de kosten, alleen aan de orde indien de andere maatregelen voor de verkeersveiligheid onvoldoende soelaas bieden. Integrale visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 74

77 Tabel 5.1 Uit te voeren maatregelen binnen de vier strategieen Strategieen aandachtspunt maatregel fase gelijkwaardig intensief economisch accent milieu accent low budget Economie & Transport Vervoer over water bevorderen 1. De mogelijkheden van 'just in time' vervoer verbeteren. 1 mm mm 2. Bedrijven concentreren op bednjfsterreinen langs ARK. 1 mw mm 9. Vervoer over water stimuleren 'Just in time' vervoer voorrang geven. 1 mw i 11. Lekkanaal aanpassen. 2 i Niveau verkeersveiligheid handhaven of verhogen 3. Minder negatieve effecten hinderiijke waterbeweging. 1 mm Waterhuishouding 4. Minimum eisen aan de scheepvaart verhogen. 1 mm 5. Controle op het verkeersgedrag uitbreiden. 1 mm 6. Beleid ontwikkelen m.b.t. veerponten. 1 mm mm 7. Verkeersveiligheid bij maatregelen handhaven. 1 mm i mm 8. Concentratiebeleid voor laad-, los-, en ligplaatsen. 1 mm mm 12. Verkeersveiligheid bij maatregelen verbeteren. 1 mm 13. Verbeteren van fysieke knelpunten. 2 mm 14. Het verkeersbegeleidingssysteem aanleggen. 1 i 15. Strengere eisen aan de scheepvaart. 2 mm 16. Recreatievaart concentreren. 1 Grotere veiligheid voor de omgeving bij hoog water situaties 17. Bepalen maatgevende dijkhoogten voor de dijkringen. 1 mm 18. Toetsing en aanpassing dijknngen. 1 mm mm mm 18. Onderzoek naar de veiligheid van het ARK. 1 mm mm mm 19. Vaststellen van een veiligheidsnorm voor het ARK. 1 mm mm mm Verbeteren van waterkwaliteit en waterbodemkwaliteit 21. Verbeteren fosfaat- en stikstofverwijdering RWZI's. 1 mm mm 22. Aanpak verontreinigde waterbodems op kleine schaal. 1 mm 26. Aanpak verontreinigde waterbodems op grote schaal. 2 mm mm 27. Uitbreiden waterkwaliteitsdoelstelling. 1 Meer water beschikbaar stellen voor drinkwaterbereiding en 23. Ontwikkelen van een Beslissings Ondersteunend Systeem. 1 mm mm bestrijding van verdroging 24. Uitbreiden van ontrekkingen door GWA enwrk. 1 mm mm Ecologie 25. Aanpak verdroging Kromme Rijngebied. 1 mm mm 28. Gebruik oever/oppervlaktewater ARK voor drinkwater 1 mm mm 29 Herverdelen van water. 2 mm mm 30. Vergroten wateraanvoer naar ARK. 2 Ecologische verbindingen binnen en buiten de EHS en 31. Realisatie van 20 ha natuurvriendelijke oevers 1 mm mm mm Verbeteren van het aquatisch ecosysteem. 32. Verbindingen naar De Venen en Vechtplassen 1 mm mm 33. Realisatie van 60 ha natuurvriendelijke oevers Natuurvriendelijke (her)inrichting bij onderhoud. 1 mm 35. Vermindering barrierewerking sluizen voor vissen. 2 Leefomgeving Handhaven of verbeteren oversteekbaarheid ARK. 36. Aanleg en verbetering bruggen in stadsgewesten. 1 mm mm 41. Extra bruggen voor langzaam verkeer buiten stadsgewesten. 1 mm mm mm Milieu-effecten op de kanalen handhaven of verminderen. 37. Geen toename van geluidshinder en vervuiling scheepvaart. 1 mm mm 38. Veiligheid omgeving waarborgen. 1 mm mm mm 39. Externe veiligheid handhaven. 1 mm mm mm 42. Oevers getntegreerd houden in het landschap. 2 mm 43. Afname geluidshinder en verontreiniging scheepvaart. 1 mm 44. Toename van de veiligheid van de omgeving, 1 mm mm Recreatie op en rond de kanalen handhaven of uitbreiden. 40. Recreatievaart reguleren door voorlichting. 1 mm mm 45. Extensieve recreatie en sportvisserij stimuleren. 2 mm 46. Recreatievaart strenger reguleren. 1 mm mm mm Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 75

78 Het totale maatregelenpakket zal dus minimaal de maatregelen van fase 1 van de betreffende strategie bedragen en maximaal de maatregelen uit fase De strategie 'Low Budget' is de eerste stap op weg naar uitvoering van het rijksbeleid, maar de gewenste doelen worden binnen deze strategie niet gehaald. Deze stap houdt in dat de bestaande infrastructuur op het huidige niveau beheerd, onderhouden en bediend wordt, de wettelijke en contractuele verplichtingen nagekomen worden, de minimale voorwaarden voor de gezondheid en veiligheid van de mens aanwezig zijn, en de toegekende functies op het huidige niveau in stand gehouden worden. 'Low Budget' is in alle strategieen de eerste stap en is alleen eindstation, indien de beschikbare financiele middelen uiterst beperkt zijn en na bestuurlijke afweging prioriteit wordt gegeven aan andere beleidsterreinen. In tabel 5.1 is aangegeven welke maatregelen binnen welke strategieen zullen worden meegenomen. Een meer uitgebreide beschrijving van de in deze paragraaf genoemde strategieen is te vinden in de volgende paragrafen. Bij de beschrijving van de strategieen "Milieuaccent", "Economisch accent" en "Low budget" wordt aangegeven waarin ze verschillen van de strategie "Gelijkwaardig intensief". De streefbeelden zoals geschetst bij de strategie "Gelijkwaardig Intensief" zullen voor de andere strategieen worden afgezwakt op die punten waarop een minder ruime invulling wordt gegeven voor die strategieen. In paragraaf 5.6 wordt aangegeven welke onzekerheden de keuzen in strategieen en maatregelen kunnen beinvloeden. In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk wordt een ruwe indicatie van kosten die de maatregelen met zich meebrengen gegeven. 5.2 Strategie 'Gelijkwaardig intensief Rijkswaterstaat kiest de strategie "Gelijkwaardig intensief". Deze strategie komt neer op een ruime invulling van het Rijksbeleid voor de vier functieclusters. Deze strategie scoort het beste bij een afweging van de onderlinge invloed en de effecten van invulling van de functieclusters. Consequenties van de strategie "Gelijkwaardig intensief" voor de functieclusters. Consequenties voor Economie & Transport: - beleid en beheer er op richten de verwachte toename van het vervoer over water veilig, vlot en efficient te verwerken; - gebruik van het ARK en het Lekkanaal bevorderen; - de verkeersveiligheid een hoger niveau geven dan in Consequenties voor de Waterhuishouding: - een adequater operationeel waterbeheer, dat zowel verdroging als hoog water situaties helpt beperken. - Onderzoek naar en mogelijk aanpassing van de dijken langs het ARK en Lekkanaal, voor een betere beveiliging tegen overstromingen en/of dijkdoorbraken. - meer water uit het ARK dan in 1996 gebruiken voor de bereiding van drinkwater, voor de bestrijding van de verdroging en voor de fruitteelt in het Kromme Rijngebied; Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 76

79 - water met een relatief goede kwaliteit beschikbaar stellen voor gebieden met belangrijke natuurwaarden en voor de drinkwaterbereiding. Consequenties voor de Ecologie: - de barrierewerking van het ARK en het Lekkanaal in lengterichting en in dwarsrichting opheffen voor flora- en faunasoorten; Consequenties voor de Leefomgeving: - de barrierewerking van het ARK en het Lekkanaal voor de mens verminderen; - de milieu-effecten van het ARK en het Lekkanaal op de omgeving verminderen; - de recreatie-activiteiten random het ARK en het Lekkanaal uitbreiden, en op het ARK en Lekkanaal reguleren. De maatregelen zullen in twee fases uitgevoerd worden, de uitvoeringsterrny'n van fase 1 is Fase 2 loopt van Aanbevolen wordt in elk geval de maatregelen van Fase 1 uit te voeren, en afhankelijk van de resultaten de maatregelen van Fase 2 uit te voeren. Om te toetsen in hoeverre de maatregelen voldoende effect hebben, zijn de doelstellingen voor fase 1 en fase 2 verwoord in de vorm van streefbeelden. Bij de keuze voor het jaartal van het streefbeeld is aangesloten op de termijnen genoemd in Rijksnota's. Voor een aantal gevallen is met het bereiken van de streefbeelden in fase 1 tevens het streefbeeld voor 2010 bereikt. Dit is per streefbeeld aangegeven. Fase 1 Vervoer over water extra bevorderen Streefbeeld 2005 Er wordt 54 miy'oen ton goederen over het ARK vervoerd. Het aantal watergebonden bedrijven op natte bedrijfsterreinen in het invloedsgebied van Economie & Transport is met 10% gestegen ten opzichte van het aantal in Een samenhangende telematicainformatiestructuur is beschikbaar. MAATREGEL 1 Mogelijkheden voor "just in time" vervoer verbeteren, bijvoorbeeld door by jjsgang vaart over beide kanalen geheel mogelijk te maken, en door de kans op vertraging te verkleinen door het jjsvrij houden van sluisdeuren en deurkassen, werken aan sluizen in rustige tjjden en verwjjderen van het sluiscomplex Zeeburg. MAATREGEL 2 Bedrjjven die redelijkerwijs gebruik kunnen maken van watervervoer concentreren op bedrijfsterreinen langs het ARK. MAATREGEL "Just in time" vervoer voorrang geven. Integrate Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 77

80 Het niveau van de verkeersveiligheid waarborgen Streefbeeld 2005 Het aantal ongevallen bedraagt maximaal 50 gemiddeld per jaar (afname van 20% t.o.v. 1993). MAATREGEL 3 De minimumeisen aan de manoeuvreerbaarheid van de beroeps- en recreatievaart verhogen. Bijvoorbeeld door alleen gemotoriseerde vaart toe te staan, waarbij tevens eisen gesteld worden aan het minimum motorvermogen of aan de minimumsnelheid die gevaren moet kunnen worden. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 78

81 MAATREGEL 4 De minimumeisen aan de communicatie tussen de scheepvaart onderling verhogen door het aan boord hebben van een marifoon en het uitluisteren ervan voor alle beroeps- en recreatievaart te verplichten, behalve voor overstekende recreatievaart. MAATREGEL 5 De controle op het verkeersgedrag, waaronder het in acht nemen van de maximum snelheid, uitbreiden. MAATREGEL 6 De veiligheid van oversteekplaats 'pontveer Nieuwer Ter Aa' verbeteren. MAATREGEL 7 Beroeps- en recreatievaart meer scheiden door de recreatievaart op basis van vrijwilligheid verder te reguleren, conform maatregel 40. MAATREGEL Beroeps- en recreatievaart meer scheiden door de recreatievaart verder te reguleren, conform maatregel 46, waardoor het karakter van de recreatievaart en de gebruikte routes meer op elkaar worden afgestemd (grotere pleziervaart via ARK, kleinere jachten via b.v. Merwedekanaal en Vecht). MAATREGEL Het verkeersbegeleidingssysteem uitbreiden tot de trajecten waar een verhoogde ongevalskans is of waar woonwijken of bedrijfsterreinen dicht langs het kanaal liggen. MAATREGEL 8 Een concentratiebeleid voor laad-, los- en ligplaatsen langs het ARK voeren, zoals aangegeven in het Ligplaatsenbeleid, zie bijlage VIII. MAATREGEL De recreatievaart concentreren op een beperkt aantal oversteekpunten van het ARK en voor deze belangrijkste oversteekplaatsen (b.v. Smalweesp, Nieuwe Wetering, Merwedekanaal en Lek) maatregelen nemen om de verkeersveiligheid te verbeteren. Grotere veiligheid voor de omgeving bij hoog water situaties Streefbeeld 2005 Oevers en kunstwerken die onderdeel uitmaken van dijkringen voldoen aan de veiligheidsnormen zoals vastgesteld in de Wet op de Waterkering. Oevers en kunstwerken die geen onderdeel vormen van een dijkring zijn van voldoende hoogte en sterkte zodat deze het water in het ARK voor een nader vast te stellen veiligheidsnorm kunnen keren. MAATREGEL 17 Berekening eisen aan de dijkringen naar de laatste inzichten (Berekeningen met behulp van het Hoog water Informatie Systeem). Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 79

82 MAATREGEL 18 Toetsing en eventuele aanpassing van de dijken die deel uitmaken van de dijkringen (14, 15 en 44). MAATREGEL 19 Het uitvoeren van een onderzoek naar de veiligheid van de boezem ARK/NZK betreft de kans op overschrijding van een bepaalde waterstand. MAATREGEL 20 Het vaststellen van de veiligheidsnorm zoals vastgesteld in het onderzoek naar de veiligheid van de boezem ARK/NZK. Verbeteren van het operationeel waterbeheer Streefbeeld 2005 Voldoen aan waterkwantiteitsbeheer zoals vastgelegd in waterakkoorden. MAATREGEL 23 Het ontwikkelen van een Beslissing Ondersteunend Systeem, waardoor de communicatie met omliggende waterbeheerders wordt verbeterd en waardoor de functies wateraan- en afvoer beter kunnen worden vervuld en het streefpeil beter kan worden gehandhaafd. Verder verbeteren van waterkwaliteit en waterbodemkwaliteit Streefbeeld 2000 RWZI's langs het ARK bereiken een emissiereductie van 75% voor N en P t.o.v De waterkwaliteit van het ARK en Lekkanaal voldoen aan de Grenswaarde MILBOWA en de waterkwaliteit voor karperachtigen. Het Lekkanaal en het ARK tussen Wijk bij Duurstede en Nigtevecht voldoen aan de drinkwaterkwaliteit. De waterbodemkwaliteit van het ARK en Lekkanaal voldoen aan de Grenswaarde MILBOWA. MAATREGEL effluent van RWZI's. Verbeteren van de fosfaat- en stikstofverwijdering uit MAATREGEL a) Verrichten van een studie naar de relatie tussen de verontreinigde waterbodems en de functies van het ARK en Lekkanaal. De resultaten van dit onderzoek bepalen mede de urgentie van sanerings- en onderhoudsbaggerwerk. b) Aanleggen van enkele tijdelijke, kleinschalige tussendepots in de periode , bestemd voor verwerking van urgente onderhoudsspecie (ca m 3 per jaar). c) Van de baggerspecie die vrijkomt bij sanering of onderhoudsbaggerwerk 20% verwerken door middel van hergebruik. MAATREGEL 27 Uitbreiden waterkwaliteitsdoelstelling, gericht op het gebruik in combinatie met maatregel 29. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 80

83 Meer water beschikbaar stellen voor de drinkwaterbereiding en voor de bestrijding van verdroging Streefbeeld 2005 De GWA en WRK onttrekken gemiddeld per jaar respectievelijk 5 mvs aan het ARK en 7 mvs aan het Lekkanaal. Er vindt geen afstroming van water van de Utrechtse Heuvelrug naar het ARK meer plaats. De fruitteelt in het Kromme Rijngebied ondervindt in tijden van vorst en droogte geen schade als gevolg van watertekort, behoudens die situaties dat er volgens het waterakkoord Noordzeekanaal en ARK onvoldoende water beschikbaar is voor de fruitteelt. Door het vasthouden van water van gebiedseigen kwaliteit en gegeven de grotere waterbehoefte in het Kromme Rijngebied is de behoefte aan ARK-water van de regionale waterbeheerders in totaal maximaal 40 m 3 /s in tijden van droogte. MAATREGEL 24 Uitbreiden van onttrekkingen door GWA en WRK tot aan de vergunningsgrens (respectievelijk 5 m 3 /s en 7 mvs). MAATREGEL 25 Onderzoek naar en uitvoering van de meest effectieve maatregelen tegen verdroging in het Kromme Rijngebied. Realiseren van ecologische verbindingen in en buiten EHS op grootschaliger wijze en verbeteren van de stabiliteit van het aquatisch ecosysteem Streefbeeld 2005 Door de aanleg van natuurvriendelijke oevers zijn binnen de EHS de grootste barrieres voor de verspreiding van planten- en diersoorten opgeheven. Rond de natuurvriendelijke oevers is de begroeiing natuurlijker dan in 1996: water- en oeverplanten als lisdodde, mattenbies, egelskop, adderwortel en kroos worden aangetroffen. In het water komen insekten als kevers, wantsen en larven van libellen en kokerjuffers voor. In de oevers en een aantal kilometer daarbuiten in het ARK zwemmen vissoorten als karper, snoek en ruisvoorn. De oevers dienen als paai-, opgroei- en fourageergebied voor vissoorten en als broedgebied voor verscheidene vogelsoorten. MAATREGEL Realisatie van ca 20 ha natuurvriendelijke oevers binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), inclusief maatregelen ter vermindering van golfwerking. MAATREGEL Realiseren van stapstenen en verbindingen naar het kerngebied De Venen en Vechtplassen. MAATREGEL Bij (onderhouds)maatregelen aan de oevers een zo natuurvriendelijk mogelijke (her)inrichting bewerkstelligen. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 81

84 Figuur 5.3 Geschiktheid ARK voor verschillende vissoorten voor en na realisatie van 60 ha. natuurviendelijke oevers 0,9- Q Huidige situatie Situatie 2015 C 0,8- -c S * 0,7-0,5-0,4-0,3-0,2 0,1 Brasem Blankvoorn Karper Ruisvoorn Snoek Verbeteren van de oversteekbaarheid voor de mens van het ARK en Lekkanaal Streefbeeld 2005 Fietsers hoeven niet meer dan 5 minuten om te rijden tussen stedelijke uitbreidingen van Amsterdam en Utrecht en de bestaande stad als gevolg van de aanwezigheid van het ARK en Lekkanaal. Fietsers hoeven niet meer dan 10 minuten om te rijden in de buitengebieden als gevolg van de aanwezigheid van het ARK en Lekkanaal, behoudens extreme gevallen. MAATREGEL Bestaande bruggen verbeteren en extra bruggen in de stadsgewesten aanleggen, om de verbindingen te verbeteren van Amsterdam Nieuw-oost met de stad Amsterdam en met Diemen, en van de VINEX-locatie Leidsche Rijn met de stad Utrecht. Ontwerp en visualisatie stedelijke fietsas. MAATREGEL Twee extra bruggen buiten de stadsgewesten aanleggen voor: - langzaam verkeer ter hoogte van Nigtevecht, midden tussen de bestaande fietsovergangen bij Driemond - Weesp en Vinkeveen - Loenen; - langzaam verkeer bij Houten, parallel aan de brug voor de A27. De milieu-effecten van het ARK en het Lekkanaal verminderen Streefbeeld 2005 Activiteiten langs het ARK zoals woningbouw kunnen bij een gelijkblijvend groepsrisiconiveau met een twee maal hogere personendichtheid gerealiseerd worden. MAATREGEL 37 Geluidshinder en luchtverontreiniging door de scheep vaart op het huidige niveau handhaven. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 82

85 MAATREGEL De afname van de veiligheid van de omgeving als gevolg van de te verwachten toename van de scheepvaart tegengaan door de beperkte maatregelen in het kader van Economie & Transport. MAATREGEL Zonering toepassen voor het handhaven van de externe veiligheid langs het Amsterdam-Rijnkanaal en het Lekkanaal, rekening houdend met toekomstige ontwikkeling van het vervoer over deze kanalen. De zonering bjj bebouwing langs het kanaal zo toepassen dat: - Binnen de 10 6 individueel risicocontour geen bebouwing (gedeeltelijk) bedoeld als verblijfruimte voor mensen wordt toegestaan. Deze zone is ten noorden van het splitsingspunt met het Lekkanaal 30 m breed en ten zuiden van dit punt zowel op Amsterdam-Rijnkanaal als Lekkanaal 20 m breed. - Buiten 200 m uit de rand van de vaarstrook, meestal de oever, behoeft geen aandacht besteed te worden aan externe veiligheid. - Binnen de bovengenoemde 200 m zone dient bij de ontwikkeling van de bouwplannen in deze zone geen hoge inwonersaantallen per hectare te worden gepland omdat hier vooral het groepsrisico van belang is. De orienterende waarde voor het groepsrisico is beschreven in paragraaf MAATREGEL Geluidshinder en luchtverontreiniging door de scheepvaart verminderen via maatregelen aan de schepen. MAATREGEL Toename van de veiligheid van de omgeving, rekening houdend met de verwachte toename van de scheepvaart door maatregelen in het kader van economisch transport. Reguleren van de recreatie-activiteiten op het ARK en het Lekkanaal. Streefbeeld 2005 Kleinere pleziervaartuigen met een geringer motorvermogen maken waar mogelijk gebruik van een alternatieve route. De grotere, goed manoeuvreerbare recreatievaartuigen maken gebruik van het ARK. Het aandeel van de recreatievaart op het ARK neemt ten opzichte van 1996 niet toe. MAATREGEL De recreatievaart op basis van vrijwilligheid reguleren door met voorlichting gedrag en routekeuze te beinvloeden, waardoor het karakter van de recreatievaart en de gebruikte routes meer op elkaar worden afgestemd (grotere pleziervaart via ARK, kleinere jachten via b.v. Merwedekanaal en Vecht). MAATREGEL De recreatievaart strenger reguleren waardoor de recreatievaart op bepaalde delen en voor bepaalde Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 83

86 categorieen beperkt wordt. Alternatieve routes aanbieden waardoor het karakter van de recreatievaart en de gebruikte routes meer op elkaar worden afgestemd (grotere pleziervaart via ARK, kleinere jachten via b.v. Merwedekanaal en Vecht). Fase 2 Vervoer over water bevorderen Streefbeeld 2010 Er wordt 64 miljoen ton goederen over het ARK vervoerd. Er is in de regio Utrecht/Nieuwegein en Tiel 20% meer nat bedrijfsterrein langs het ARK beschikbaar dan in Er is in de regio Utrecht een overslagplaats voor intermodaal vervoer beschikbaar waar jaarlijks 5000 containers overgeslagen worden. Er zijn 25 bedrijven in het invloedsgebied overgestapt op vervoer over water. De verbinding via het Lekkanaal en de Lek is geschikt gemaakt voor alle breed geformeerde combinaties, door de aanpassing van de Beatrixsluis en het Lekkanaal. MAATREGEL 9 Alle partijen stimuleren tot overschakelen van vervoer over de weg naar vervoer over water, bijvoorbeeld door: - opzetten van mogelijkheden voor intermodaal vervoer in de regio; - ontwikkelen en beschikbaar houden van natte bedrijfsterreinen. MAATREGEL 11 De verbinding tussen het ARK en de Lek geschikt maken voor alle breed geformeerde combinaties met een maximale diepgang van 4 meter en maximale breedte van 24 meter. Het niveau van de verkeersveiligheid verhogen Streefbeeld 2010 Het gemiddeld aantal ongevallen per jaar bedraagt maximaal 45. MAATREGEL 13 Verbeteren van fysieke knelpunten door verbetering van de vaarweg van: - het Lekkanaal; - de versmalling bij Maarssen; - de Demkabocht. MAATREGEL 15 Strengere eisen aan de scheepvaart stellen, conform aanbevelingen van het project Veilig Vervoer over Water. Integrate Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 84

87 Verder verbeteren van de water- en waterbodemkwaliteit Streefbeeld 2010 De waterkwaliteit van het ARK en Lekkanaal voldoet aan de Grenswaarde MILBOWA en de waterkwaliteit voor karperachtigen. Het Lekkanaal en het ARK ten zuiden van Nigtevecht voldoen aan de drinkwaterkwaliteit. De waterbodemkwaliteit van het ARK en Lekkanaal voldoet aan de Grenswaarde MILBOWA. MAATREGEL 26 Saneren van klasse 3 en 4 waterbodems met risico's voor mens en milieu (urgente specie). Deze specie moet worden geborgen in grootschalige (Rijks)depots. Meer en beter water beschikbaar stellen voor de drinkwaterbereiding en voor de bestrijding van verdroging Streefbeeld 2010 Ter compensatie van de verminderde onttrekking van grondwater op de Utrechtse Heuvelrug, ten behoeve van de bereiding van drink en industriewater, wordt oevergrondwater gewonnen nabij het ARK en oppervlaktewater onttrokken aan het ARK. De voor deze winningen benodigde hoeveelheid ARK-water is beschikbaar. Er is voor alle gebruik kwalitatief goed water beschikbaar. Waar oppervlaktewater wordt gebruikt voor de bereiding van drinkwater voldoet het water aan de eisen voor drinkwaterkwaliteit. MAATREGEL 28 Inrichten van winningslocaties voor oevergrondwater nabij het ARK en voor oppervlaktewater uit het ARK ter compensatie van de verminderde onttrekking van grondwater op de Utrechtse Heuvelrug. MAATREGEL 29 Herverdelen van water zodanig dat de beste waterkwaliteit beschikbaar is voor de innamepunten van de meest gevoelige gebieden in combinatie met het uitbreiden van de waterkwaliteitsdoelstelling, gericht op het gebruik. MAATREGEL 30 Vergroten van de wateraanvoer naar het ARK voor voldoende doorstroming ten behoeve van het koeiwater, het terugdringen van de zouttong in de monding van het ARK en deze afstemmen op de grotere onttrekking door maatregel 24. Realiseren van ecologische verbindingen binnen en buiten de EHS op, grootschaliger wijze en verbeteren van de stabiliteit van het aquatisch ecosysteem Streefbeeld 2010 Door de aanleg van natuurvriendelijke oevers zijn binnen en buiten de EHS de grootste barrieres voor de verspreiding van planten- en diersoorten opgeheven. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 85

88 Rond de natuurvriendelijke oevers is de begroeiing natuurlijker dan in 1996: water- en oeverplanten als lisdodde, mattenbies, egelskop, adderwortel en kroos worden aangetroffen. In het water komen insekten als kevers, wantsen en larven van libellen en kokerjuffers voor. In de oevers en een aantal kilometer daarbuiten in het ARK zwemmen vissoorten als karper, snoek en ruisvoorn. De oevers dienen als paai-, opgroei- en fourageergebied voor vissoorten en als broedgebied voor verscheidene vogelsoorten. Het ARK vormt geen grote barriere in de migratieroutes van trekkende vissoorten, zoals zalm en zeeforel. MAATREGEL Realisatie van minimaal 60 ha natuurvriendelijke oevers binnen en buiten de Ecologische Hoofdstructuur. MAATREGEL Nemen van maatregelen ter vermindering van de barrierewerking van sluizen, met name bij de Prinses Irenesluizen, ten behoeve van trekkende vissoorten. De milieu-effecten van het ARK en het Lekkanaal verminderen Streefbeeld 2010 ARK en Lekkanaal zijn gei'ntegreerd in landschap en stedebouw. MAATREGEL 42 Oevers en omgeving van het ARK en het Lekkanaal zo inrichten, dat beide kanalen worden gei'ntegreerd in het landschap en de stedebouw. Uitbreiden van de recreatie-activiteiten om het ARK en het Lekkanaal Streefbeeld 2010 Het gebruik van de oevers van het ARK en Lekkanaal voor extensieve recreatie neemt meer toe dan de bevolking in het invloedsgebied. MAATREGEL 45 Extensieve oeverrecreatie en sportvisserij stimuleren. Het aantal oeverrecreanten en sportvissers langs de kanalen verhogen door aanbieden van voorzieningen en informatie. 5.3 Strategie 'Economisch accent' Consequenties van de keuze Bij de strategie "Economisch accent" is de aandacht verschoven richting economie ten koste van milieu en natuur. Het betreft de volgende maatregelen: - Economie & Transport: Maatregelen uit Fase 1 en 2 van strategie "Gelijkwaardig intensief" - Waterhuishouding: Beperkte invulling van het Rijksbeleid, aangevuld met de maatregelen van Integrate Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 86

89 Fase 1 van strategie "Gelijkwaardig intensief" die bijdragen aan een grotere drinkwaterproduktie. - Ecologie: Beperkte invulling van het Rijksbeleid. - Leefomgeving: Maatregelen uit Fase 1 van strategie "Gelijkwaardig intensief". Maatregelen die vervallen Vergeleken met Fase 1 van strategie "Gelijkwaardig intensief" vervallen: Verder verbeteren van waterkwaliteit en waterbodemkwaliteit. MAATREGEL 22 a) Verrichten van een studie naar de relatie tussen de verontreinigde waterbodems en de functies van het ARK en Lekkanaal. De resultaten van dit onderzoek bepalen mede de urgentie van sanerings- en onderhoudsbaggerwerk. b) Aanleggen van enkele tijdelijke, kleinschalige tussen depots in de periode , bestemd voor verwerking van urgente onderhoudsspecie (ca mvjaar). c) Van de baggerspecie die vrijkomt bij sanering of onderhoudsbaggerwerk 20 % verwerken door middel van hergebruik. Meer water beschikbaar stellen voor de bestrijding van verdroging. MAATREGEL 25 Onderzoek naar en uitvoering van de meest effectieve maatregelen tegen verdroging in het Kromme Rijngebied. Realiseren van ecologische verbindingen binnen en buiten de EHS op grootschaliger wijze, en verbeteren van de stabiliteit van het aquatisch ecosysteem. MAATREGEL 34 Bij (onderhouds)maatregelen aan de oevers een zo natuurvriendelijk mogelijke (her)inrichting bewerkstelligen. Maatregelen die toegevoegd worden Vergeleken met Fase 1 van strategie Gelijkwaardig intensief worden extra maatregelen genomen: Vervoer over water extra bevorderen MAATREGEL 9 Alle partijen stimuleren tot overschakelen van vervoer over de weg naar vervoer over water, bijvoorbeeld door: - opzetten van mogelijkheden voor intermodaal vervoer in de regio; - ontwikkelen en beschikbaar houden van natte bedrijfsterreinen. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 87

90 MAATREGEL 11 De verbinding tussen het ARK en de Lek geschikt maken voor alle breed geformeerde combinaties met een maximale diepgang van 4 meter en een maximale breedte van 24 meter. Het niveau van de verkeersveiligheid verhogen. MAATREGEL 13 Verbeteren van fysieke knelpunten door verbetering van de vaarweg van: - het Lekkanaal; - de versmalling bij Maarssen; - de Demkabocht. MAATREGEL 15 Strengere eisen aan de scheepvaart stellen, conform aanbevelingen van het project Veilig Vervoer over Water. 5.4 Strategie '/Milieu accent' Consequenties van de keuze Bij de strategie "Milieuaccent" is de aandacht verschoven naar milieu en natuur, ten koste van de economie. Het betreft de volgende maatregelen: - Economie & Transport: Beperkte invulling van het Rijksbeleid, aangevuld met de maatregelen van Fase 1 van strategie "Gelijkwaardig intensief" die bijdragen aan een betere verkeersveiligheid. - Waterhuishouding: Fase 1 van strategie "Gelijkwaardig intensief", aangevuld met de maatregelen van Fase 2 van strategie "Gelijkwaardig intensief" die bijdragen aan een betere waterkwaliteit en aan de bestrijding van verdroging. - Ecologie: De maatregelen van Fase 1 en 2 van strategie "Gelijkwaardig intensief". - Leefomgeving: De maatregelen van Fase 1 van strategie "Gelijkwaardig intensief". Maatregelen die vervallen Vergeleken met Fase 1 van strategie "Gelijkwaardig intensief" vervallen: Vervoer over water bevorderen MAATREGEL 10 "Just in time" vervoer voorrang geven. Maatregelen die toegevoegd worden Vergeleken met Fase 1 van de strategie "Gelijkwaardig intensief" worden extra maatregelen genomen: Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal

91 Verder verbeteren van de waterkwaliteit en waterbodemkwaliteit. MAATREGEL 26 Saneren van klasse 3 en 4 waterbodems met risico's voor mens en milieu (urgente specie). Deze specie moet worden geborgen in grootschalige (Rijks)depots. MAATREGEL 27 Uitbreiden van de waterkwaliteitsdoelstelling, gericht op het gebruik in combinatie met Maatregel 29. Meer en beter water beschikbaar stellen voor de bestrijding van verdroging. MAATREGEL 28 Inrichten van winningslocaties voor oevergrondwater nabij het ARK en voor oppervlaktewater uit het ARK ter compensatie van de verminderde onttrekking van grondwater op de Utrechtse Heuvelrug. MAATREGEL 29 Herverdelen van water zodanig dat de beste waterkwaliteit beschikbaar is voor de innamepunten van de meest gevoelige gebieden, in combinatie met uitbreiden van de waterkwaliteitsdoelstelling, gericht op het gebruik. Realiseren van ecologische verbindingen in en buiten de EHS op grootschaliger wijze en verbeteren van de stabiliteit van het aquatisch ecosysteem. MAATREGEL 35 Nemen van maatregelen ter vermindering van de barriere werking van sluizen, met name bij de Prinses Irenesluizen, ten behoeve van trekkende vissoorten. 5.5 Strategie 'Low budget' In het uiterste geval, bij minimale financiele mogelijkheden, zullen alle functieclusters teruggebracht worden tot beperkte invulling van de Rijksnota's. Consequenties van de keuze Dit betekent dat veel maatregelen en opties van Fase 1 van de strategie Gelijkwaardig intensief vervallen. Consequenties voor Economie & Transport: - Het vervoer over water wordt wel bevorderd, maar niet extra bevorderd. - De verkeersveiligheid wordt op het niveau van 1996 gehandhaafd, maar niet verbeterd. Consequenties voor de Waterhuishouding: - De waterkwaliteit en waterbodemkwaliteit worden verbeterd tot een aanvaardbaar niveau, maar het is niet een niveau dat past bij de gebiedseigen waterkwaliteit. - Er komt meer water beschikbaar voor de bestrijding van verdroging en voor de drinkwaterbereiding, maar het ARK levert geen bijdrage aan de omschakeling van het gebruik van grondwater naar oppervlaktewater door de drinkwaterleidingbedrijven. Integrate Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 89

92 Consequenties voor Ecologie: - De barrierewerking van het ARK en het Lekkanaal in lengterichting en dwarsrichting wordt voor flora en fauna verminderd, maar niet opgeheven. - De minst kritische soorten flora en fauna worden levenskansen geboden, maar de meer kritische soorten niet. Consequenties voor de Leefomgeving: - De barrierewerking van het ARK en het Lekkanaal voor de mens wordt niet verminderd; - De milieu-effecten van het ARK en het Lekkanaal op de omgeving worden niet verminderd; - De recreatievaart wordt niet gereguleerd; - De oeverrecreatie wordt niet uitgebreid. Maatregelen De maatregelen die genomen worden, zijn de maatregelen die bij de beperkte invulling van de vier functieclusters opgesomd worden, aangevuld met reguleren van de recreatievaart conform maatregel Onzekerheden Er is onderzocht welke onzekerheden de keuzen in strategieen en maatregelen kunnen beinvloeden. In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van de onzekerheden, met de mate van relevantie en de oplosbaarheid. Er wordt aangegeven op welke maatregelen de onzekerheid invloed heeft. De meest relevante onzekerheden worden toegelicht. Bepalend voor de mate van relevantie is de mate waarin de onzekerheid de keuzen in strategieen en maatregelen bepaalt. De onzekerheden die een hoge relevantie hebben, zullen na de vaststelling van de Integrale Visie worden vertaald naar onderzoek in een nog op te stellen actieplan. Algemeen Onzekerheid bij maatregelen relevantie oplosbaarheid Lange termijn budget alle hoog makkelijk Maatschappelijke ontwikkelingen alle hoog moeilijk Ontbreken duidelijke politieke keuzen alle hoog matig Wereldcalamiteit alle laag moeilijk De belangrijkste algemene onzekerheden zijn maatschappelijke ontwikkelingen, politieke keuzes en het lange termijn budget. Maatschappelijke ontwikkelingen Maatschappelijke ontwikkelingen zijn relevant. Als bijvoorbeeld de aandacht verschuift van ecologie naar economie, zullen maatregelen die een bijdrage leveren aan de verbetering van de economie eerder uitgevoerd kunnen wor- Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 90

93 den. Omgekeerd, wanneer de aandacht voor de natuur verder groeit, zullen maatregelen gericht op verbetering van de natuur relatief hoog scoren. Hoe de maatschappelijke ontwikkelingen zullen zijn, valt moeilijk te voorspellen. Politieke keuzes Politieke duidelijkheid kan worden verkregen door heldere besluitvorming op bestuurlijk niveau. De kans op uitvoering van de maatregelen wordt groter wanneer de Visie politiek draagvlak bij Rijk en betrokken provincies, gemeenten en andere instanties heeft. In dat geval zullen de benodigde middelen eerder ter beschikking gesteld worden. Lange termijn budget Een grove schatting van het lange termijn budget is gemaakt door de beschikbare meerjarencijfers van financien te extrapoleren naar het jaar Het budget kan bei'nvloed worden door de aanbevolen strategie in de Integrale Visie ARK en Lekkanaal. Economie & Transport Onzekerheid bij maatregelen relevantie oplosbaarheid marktordening binnenvaart 9, 10 hoog matig ontwikkeling kustvaart 1, 2, 3,9, 11, 15 hoog makkelijk verandering veiligheidsnormen 7, 8, 12, 13, 14, 15 hoog moeilijk functie waterkering Zeeburg 1, 2, 13 hoog makkelijk ontwikkeling havens Amsterdam en Rotterdam ontwikkeling schaalvergroting scheepvaart invloed scheepvaart op turbulentie en golven 9, 11 hoog matig 1, 9, 11, 27, 29 hoog makkelijk 31, 33 hoog makkelijk De belangrijkste onzekerheden voor Economie & Transport zijn de marktordening van de binnenvaart, de ontwikkeling in de kustvaart en de verandering van veiligheidsnormen. Marktordening binnenvaart De marktordening van de binnenvaart bei'nvloedt o.a. of alle partijen het vervoer over water extra zullen bevorderen door stimulerende en breed voorwaarden scheppende maatregelen. De meningen over de toekomst van de marktordening in de binnenvaart lopen zeer uiteen. Zo willen de particuliere schippers het beurzenstelsel handhaven, terwijl de Europese Unie (EU) een vrije markt wil. Op termijn zal zich waarschijnlijk een meerderheid gaan aftekenen voor een bepaalde richting. Op dat moment is onderzoek naar de effecten daarvan zinvol. Ontwikkeling kustvaart De ontwikkeling van de kustvaart is van invloed op veel verschillende maatregelen. De belangrijkste hiervan is of alle partijen het vervoer over water extra zullen bevorderen door stimulerende en breed voorwaarde scheppende maatregelen. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 91

94 De ontwikkeling van de kustvaart zal invloed hebben op de samenstelling van de transportstroom. Men verwacht een toename van het aantal kruiplijncoasters op het ARK en het Lekkanaal. Dit zijn zeeschepen met een lage opbouw, geschikt voor het passeren van bruggen. Met deze schepen kan direct van bijvoorbeeld Engeland of het Oostzeegebied naar het achterland - veelal het Ruhrgebied- gevaren worden, zonder dat de lading overgeslagen hoeft te worden. Kruiplijncoasters zijn vrij moeilijk manoeuvreerbaar en beinvloeden daarmee de veiligheid. Verandering veiligheidsnormen De hoogte van de veiligheidsnormen heeft grote invloed op het niveau van de verkeersveiligheid. Indien de normen eenmaal vastgesteld zijn, kunnen ze als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen gewijzigd worden. Waterhuishouding Onzekerheid bij maatregelen relevantie oplosbaarheid slibbergingsmogelijkheden 21, 26, 27, 29 hoog matig effect aanpak diffuse bronnen 22, 26, 27, 29 hoog moeilijk ontwikkeling alternatieven voor drinkwater 28 hoog moeilijk mogelijkheid vasthouden water van gebiedseigen kwaliteit 25, 27, 29 hoog moeilijk mate van noodzaak bestrijden 23, 26, 30 hoog matig zouti nd ri ngi ngcalamiteiten 24, 27, 28, 29 laag matig effect Restauratie Plan Vecht 22, 26, 27, 29 hoog matig vervuiling Rijn 22,26, 27,28,30 hoog moeilijk uitbreiding stad Utrecht 22, 26, 27, 29 laag makkelijk toekomstig beheer aangrenzende wateren 27, 29 laag makkelijk aandelen van verschillende bronnen in vervuiling ARK en Lekkanaal 27,29 midden makkelijk waterbeheer onder extreme omstandigheden 27, 28, 29 laag matig bronnen en verspreiding van PCB's, en de risico's voor sportvissers en consumenten 22 midden matig De belangrijkste onzekerheden voor de Waterhuishouding zijn de slibbergingsmogelijkheden, het effect van de aanpak van diffuse bronnen, de ontwikkeling van alternatieven voor drinkwater-bereiding uit grondwater en de mogelijkheid voor vasthouden van water van gebiedseigen kwaliteit. Slibbergingsmogelijkheden De mate waarin voldaan kan worden aan de behoefte aan slibbergingsmogelijkheden is van grote invloed op de waterkwaliteit en op het ecologisch functioneren van het ARK en het Lekkanaal. Verwijderen van sterk en matig verontreinigde bagger is nodig om de kwaliteit van de waterbodem en van het water van het ARK en het Lekkanaal te verbeteren. Het gebrek aan slibbergingsmogelijkheden en de hoge stort- Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 92

95 kosten voor de nog beschikbare stortlocaties houdt het verwijderen en bergen van nautische baggerspecie en saneringsbaggerspecie op. Het effect van de aanpak van diffuse bronnen De mate waarin de verontreiniging door diffuse bronnen teruggedrongen kan worden is van grote invloed op de waterkwaliteit en op het ecologisch functioneren van het ARK en het Lekkanaal. In de toekomst zal de verontreiniging door puntlozingen afnemen als gevolg van het verdergaand vastleggen ervan in WVO-vergunningen en door de ontwikkeling van zuiveringstechnieken. Het aandeel van de diffuse bronnen in de verontreiniging van het water van het ARK en het Lekkanaal zal hierdoor relatief groter worden, vooral die door atmosferische depositie, vervuilde waterbodems en door nalevering van fosfaatverzadigde gronden. Voor de aanpak van diffuse bronnen is het Rijkswaterstaat netwerk diffuse bronnen opgezet. Dit netwerk is toegespitst op interne milieuzorg en het uitdragen hiervan. Het regionaal netwerk diffuse bronnen zorgt voor de inventarisatie en aanpak diffuse verontreinigingen. Alternatieven voor de drinkwaterbereiding en verdrogingsaapak Bij alternatieven voor de drinkwaterbereiding uit grondwater wordt gedacht aan oeverinfiltratie en diepte-infiltratie. De mogelijkheden hiervan zijn van invloed op de mate waarin de verdroging bestreden kan worden door aanvulling van de grondwatervoorraden. Voordat diepte-infiltratie van oppervlaktewater kan worden uitgevoerd, moet eerst bekend zijn wat de gevolgen zijn voor de kwaliteit van het diepe grondwater. Het probleem is, dat het pas tientallen jaren na de diepte-infiltratie mogelijk is het effect op de kwaliteit van het diepe grondwater te meten. Per verdroogd gebied bestaat geen duidelijk beeld van de referentie situatie: het areaal dat verdroogd is en de mate van verdroging in Ook is de streefsituatie niet duidelijk: hoeveel minder verdroogd gebied zal er zijn? Tevens bestaat er nog geen goede meetlat voor het meten van de verdrogingstoestand. Het cumulatieve effect van verdroging, bemesting, verzuring en vernietiging op de achteruitgang van de natuur bemoeilijkt het inschatten van het rendement van maatregelen gericht op de bestrijding van verdroging. De mogelijkheid water van gebiedseigen kwaliteit vast te houden, en de bereidheid van waterbeheerders hier aan mee te werken is van invloed op de mate van verdroging in natuurgebieden. Als meer water van gebiedseigen kwaliteit in de regio wordt vastgehouden, hoeft er minder gebiedsvreemd water te worden ingelaten. Ecologie Onzekerheid bij maatregelen relevantie oplosbaarheid Effect natuurvriendelijke oevers op ecologische gesteldheid van het ARK bijdrage aan het ecologisch herstel van de Rijn 31,35 hoog makkelijk 35 hoog makkelijk Invloed lozingen op het ecosysteem 27,29 midden matig invloed van electriciteitscentrales op de visstand 27,29 midden matig Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 93

96 Een aantal van de onzekerheden die bij Waterhuishouding staan vermeld, gelden ook voor Ecologie. Een goede waterkwaliteit is essentieel voor goed functioneren van een ecosysteem. Belangrijke onzekerheden specifiek voor de ecologie zijn het effect van turbulentie en golven op de ontwikkeling van natuurvriendelijke oevers, het belang van het ARK als migratieroute voor trekvis en het effect van natuurvriendelijke oevers op met name de visstand. Belang van ARK en Lekkanaal als migratieroute voor trekvis Op dit moment is het belang van het ARK voor trekvis nog niet bekend. Het is niet duidelijk in hoeverre trekvis in de Noordzee er voor kiest via het Noordzeekanaal en het Amsterdam-Rijnkanaal de Rijn te bereiken. Bij de toegang tot het Noordzeekanaal liggen sluizen, welke de toegang voor vissen sterk bemoeilijken. Ter bevordering van de visintrek zullen voorzieningen worden getroffen bij renovatie van gemaal en spuisluis IJmuiden (gereed 2001). Aannemelijker lijkt het dat trekvis er de voorkeur aan geeft de Rijn te bereiken via de Nieuwe Waterweg. In de Nieuwe Waterweg liggen geen sluizen en is de lokstroom aantrekkelijker. Deze aanname moet nog worden getoetst. Pas na het toetsen van deze aanname zal het duidelijk zijn in hoeverre sluizen, waterkwaliteit, turbulentie en golven werkelijk als knelpunt moeten worden beschouwd. Er vindt een landelijk onderzoek plaats naar de intrek en migratieroutes van trekvis. Volgens planning zijn de resultaten van dit onderzoek in 2000 gereed. Hieruit zal het relatieve belang van het ARK als migratieroute voor trekvis duidelijk worden. Effect van natuurvriendelijke oevers op flora en fauna Het is onzeker op wat voor manier de natuurvriendelijke oevers zich langs het ARK zullen ontwikkelen. Daarmee is het effect van de aanleg van natuurvriendelijke oevers op flora en fauna (met name vissen) in het ARK en Lekkanaal en de omgeving niet nauwkeurig te voorspellen. Er zijn hier wel praktijkproeven mee gedaan voor andere wateren. De resultaten hiervan waren over het algemeen positief, maar de lokale omstandigheden spelen een belangrijke rol. Leefomgeving Onzekerheid bij maatregelen relevantie oplosbaarheid stedelijke uitbreiding 37, 38, 39, 42, 43, 44 hoog matig Stedelijke uitbreiding De mate van stedelijke uitbreiding langs het ARK en het Lekkanaal heeft invloed op het integreren van het ARK in landschap en stedebouw en op de mate waarin nieuwe bouwactiviteiten worden toegelaten. Het gaat met name om de uitbreiding van de stad Utrecht. Deze onzekerheid is door vormgeving en situering van de locaties voor woningbouw en andere stedelijke functies beperkt oplosbaar. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 94

97 5.7 Indicatie van de kosten De verhouding van de investeringen voor het maatregelenpakket tussen respectievelijk Rijkswaterstaat en andere partijen (andere overheden en particulieren) is zeer globaal % (waarvan particulieren 1 %). Maatregelen met de hoogste investeringen binnen Rijkswaterstaat zijn: - Verwijderen van sluiscomplex Zeeburg (32 miljoen). - De capaciteit van het Lekkanaal uitbreiden (31 en 147 miljoen, voor respectievelijk fase 1 en 2). - Het verkeersbegeleidingsysteem uitbreiden (15 miljoen). - Verbeteren fosfaat- en stikstofverwijdering uit effluent RWZI's (17 miljoen). - Aanpak vervuilde waterbodems (4 tot 102 miljoen). - Onderzoek naar en uitvoering van maatregelen tegen verdroging (30 miljoen). - Vergroten wateraanvoer (150 miljoen). - Aanleg van natuurvriendelijke oevers, respectievelijk 20 en 60 ha. (21 en 53 miljoen) Deze kosten leveren het in tabel 5.2 aangegeven kostenplaatje per strategie op. Dit is een zeer globale indicatie die de orde van grootte van de te verwachten kosten aangeeft. Een verdere uitwerking van de te verwachten kosten wordt binnen Rijkswaterstaat directie Utrecht aangegeven binnen in het Beheers Plan Nat. Tabel 5.2 minimale minimale maximale maximale Globale kostenindicatie voor de investering (*) exploitatie investering (*) exploitatie verschillende strategieen per fase. (fase 1) per jaar (*) (fase 1+2) per jaar (*) (fasel) (fase 1+2) Gelijkwaardig intensief Economisch Accent Milieu Accent Low Budget (*) De bedragen zijn in miljoenen guldens, exclusief btw, en beheer en onderhoudskosten huidige infrastructuur (fl.13 miljoen per jaar exclusief BTW), prijspeil Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 95

98 Figuur 6.1 De invulling van de clusters Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 96

99 6 Realisatie van de Visie 6.1 Wat gebeurt er met de Visie? Zoals in hoofdstuk 5 is geconstateerd kunnen maatregelen elkaar negatief beinvloeden. Bij de concrete invulling van de maatregelen zal dan ook naar een voor de verschillende functies zo optimaal mogelijk resultaat worden gestreefd. Het is niet gewenst met het nemen van maatregelen te wachten tot volledige bestuurlijke overeenstemming is bereikt over deze Visie en afspraken zijn gemaakt over de uitvoering. Reeds nu kan gebruik gemaakt worden van kansen en kan het beheer waar mogelijk bijgesteld worden. Voorbeelden van reeds in gang gezette ontwikkelingen zijn een ligplaatsenbeleid voor de kanalen, bepaling van risicozones langs de kanalen, het uitwerken van plannen voor de inrichting van natuurvriendelijke oevers, een plan voor bedrijfsterrein't Klooster bij Nieuwegein en een plan voor een fietsers/voetgangersbrug tussen Utrecht en de VINEX-locatie Leidsche Rijn. Alle 'natte' maatregelen waarin Rijkswaterstaat een aandeel heeft zijn in het Beheers Plan Nat van Rijkswaterstaat directie Utrecht opgenomen. Het Beheers Plan Nat geeft een verdere uitwerking van de in deze Visie geschetste maatregelen. De Visie als zodanig heeft geen wettelijke status, maar vormt een leidraad voor de toekomstige plannen en activiteiten van Rijkswaterstaat zelf en andere bij het Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal betrokken partijen. De Visie vormt daarmee een bouwsteen voor toekomstig op te stellen rijksnota's (b.v SVV-3) en vormt de basis voor het door Rijkswaterstaat te voeren beheer (Beheers Plan Nat) en kan worden gebruikt als toetssteen voor door derden op te stellen plannen (b.v. bestemmingsplannen). Met de vaststelling van de Integrale Visie Amsterdam-Rjjnkanaal en Lekkanaal zal Rijkswaterstaat de inspanningsverplichting op zich nemen om deze Visie uit te voeren en zal alleen gemotiveerd van deze Visie afwijken. Daarnaast zal aan andere overheden gevraagd worden de inspanningsverplichting op zich te nemen voor het aandeel van de Visie, waarvoor zij verantwoordelijk zijn. Rijkswaterstaat zal trachten bilateraal met betrokken instanties afspraken te maken over het opnemen van concrete maatregelen in hun uitvoeringsprogramma's en realisatie van die maatregelen. Voorbeelden van maatregelen waarover afspraken gemaakt moeten worden zijn 'aanpak verdroging Kromme Rijngebied', twee extra bruggen voor langzaam verkeer aanleggen buiten de stadsgewesten' woningbouwplannen aanpassen in verband met de risico's voor omwonenden' en 'recreatievaart geleiden/reguleren'. Aan de hand van de in 1995 uitgebrachte covernota behorende bij de Visie heeft bestuurlijk overleg plaatsgevonden met belanghebbenden. Uit deze overleggen zijn een aantal aandachtspunten naar voren gekomen, die zjjn verwerkt in deze Visie. Regelmatig zal de Visie geevalueerd worden, waarbij aan de hand van de bereikte resultaten het maatregelenpakket bijgesteld wordt. Tegelijkertijd met deze achtergrondnota is een nieuwe covernota uitgebracht. In de Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 97

100 covernota wordt op hoofdlijnen een beeld gegeven gegeven van de inhoud van de Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal. 6.2 Consequenties voor de doelgroepen De maatregelen die binnen de Visie zijn aangegeven zullen hoofdzakelijk uitgevoerd worden door Rijkswaterstaat directie Utrecht. Een aantal van de maatregelen zullen gezamenlijk uitgevoerd worden door Rijkswaterstaat directie Utrecht en andere instanties. In deze paragraaf worden de maatregelen genoemd waarbij andere instanties dan Rijkswaterstaat directie Utrecht een rol spelen. Voor deze maatregelen wordt aangegeven wat de rol is van de betrokken instanties Economie & Transport Vervoer over water bevorderen Stimuleren intermodaal vervoer, bevorderen overslagpunten: - Voor de stimulering van intermodaal vervoer en het bevorderen van weg/vaarweg overslagpunten wordt er een verladers-enquete gehouden en worden Roll On Roll Off (RORO) mogelijkheden onderzocht. De initiatiefnemer is Rijkswaterstaat directie Utrecht. Aan de Kamer van Koophandel, het Platform Goederenvervoer Utrecht en de Eigen Verladers Organisatie wordt medewerking gevraagd. - Onderzoek intermodaal overslagpunt bij Lageweide. De initiatiefnemer hiervoor is gemeente Utrecht. Andere betrokken partijen zijn de Kamer van Koophandel en RWS directie Utrecht. - Onderzoek en uitvoering laad- en losplaats't Klooster. Dit gebeurt op initiatief van gemeente Nieuwegein, RWS directie Utrecht werkt hieraan mee. - Onderzoek en uitvoering laad- en losplaats Broekweg. Dit gebeurt op initiatief van gemeente Wijk bij Duurstede met medewerking van RWS directie Utrecht. - Laad- en losplaats Medel. Initiatiefnemer is gemeente Tiel, Rijkswaterstaat verleent medewerking. - Passage Zeeburg, projectstudie/mer (Milieu Effect Rapportage). Dit onderzoek gebeurt op initiatief van RWS directie Utrecht. Het bevoegd gezag van de MER ligt bij provincie Noord-Holland. Binnen Rijkswaterstaat zijn naast directie Utrecht, de Adviesdienst Verkeer en Vervoer (AW), de Bouwdienst (BD), Dienst Weg- en Waterbouw (DWW) en directie Noord- Holland betrokken. Andere betrokken instanties zijn gemeente Amsterdam en Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (HAGV). - Prinses Beatrixsluis/Lekkanaal aanpassing, projectsstudie/mer. Initiatiefnemer is RWS directie Utrecht. Binnen RWS zijn naast directie Utrecht, de AW, de BD, DWW en directie Oost betrokken. Andere betrokken instanties zijn gemeente Nieuwegein en Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Het niveau van de verkeersveiligheid verhogen - Op initiatief van RWS gaat overleg plaatsvinden over de secundaire vaarwegen. Bij dit overleg zijn de provincie Utrecht, HAGV, HDSR, KNWV, ANWB en BRTN betrokken. Bij deze overleggen worden alternatieve routes voor de recreatievaart ingebracht. Coordinate van knelpunten in de recreatievaart vindt plaats op dit overleg en er worden bijvoorbeeld brugtijden en ligplaatsenbeleid besproken. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 98

101 6.2.2 Waterhuishouding Grotere veiligheid voor de omgeving bij hoog water situaties - Bepaling van maatgevende dijkhoogten voor de dijkringen 14, 15 en 44. Initiatiefnemer hiervoor zijn provincie Utrecht, RWS DWW en RWS BD in samenwerking met RWS directie Utrecht. - Onderzoek naar de veiligheid van de ARK/Noordzeekanaal boezem. Het initiatief ligt bij RWS directie Utrecht en Noord-Holland. Het onderzoek gebeurt met medewerking van HDSR, HAGV, HUS en Hoogheemraadschap van Rijnland. Verbeteren operationeel waterbeheer - Ontwikkeling Beslissing Ondersteunend Systeem. Het initiatief ligt bij RWS directie Utrecht en Noord-Holland. De ontwikkeling gebeurt met medewerking van HDSR, HAGV, HUS en Hoogheemraadschap van Rijnland. Verbeteren van waterkwaliteit en waterbodemkwaliteit - Haalbaarheidsstudie tijdelijke depots. Deze haalbaarheidsstudie is een samenwerkingsverband tussen RWS directie Utrecht, RWS Bouwdienst, provincie Utrecht en de Utrechtse waterschappen. De studie is in 1997 afgerond en heeft een vervolg gekregen in de vorm van een Overleg Platform onder voorzitterschap van provincie Utrecht. - Rijkswaterstaat Noord-Holland en Rijkswaterstaat IJsselmeergebied hebben het initiatief genomen voor de realisering van een grootschalig baggerbergingsdepot in het IJmeer. Bezien zal worden of er ook baggerspecie uit het ARK en het Lekkanaal kan worden geborgen in het toekomstig depot IJmeer (gereed na 2003). Meer water beschikbaar voor drinkwaterbereiding en bestrijding van verdroging - Onderzoek Oever- en Diepinfiltratie (OEDI). Initiatiefnemer van dit project is Waterleidingbedrijf Midden-Nederland (WMN). Rijkswaterstaat directie Oost-Nederland en Utrecht nemen aan dit project deel. - Onderzoek verdroging Kromme Rijngebied. De initiatiefnemer van dit project is provincie Utrecht. Naast RWS directie Utrecht nemen aan dit project deel: LNV, HDSR en de binnen het gebied gelegen gemeenten Ecologie - Op initiatief van het RIZA vindt landelijk onderzoek plaats naar de intrek van zalmachtigen. Rijkswaterstaat directie Utrecht participeert in dit onderzoek. - Voor de aanleg van de natuurvriendelijke oevers moet in sommige gevallen grond worden aangekocht van particulieren. De grondaankoop vindt plaats door de dienst LBL en in overleg met de provincie. De benodigde grond komt uiteindelijk in eigendom van het Rijk en in beheer van RWS directie Utrecht. - De uitwerking van de EVW is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van Provincie Utrecht, Ministerie van LNV, Rijkswaterstaat, HAGV, NS, Natuurmonumenten en vele andere instanties Leefomgeving Verbeteren van de oversteekbaarheid voor de mens van het ARK en Lekkanaal - Onderzoek naar een fietsbrug bij Nigtevecht. Bij dit initiatief van het Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 99

102 Bestuur Regio Utrecht (BRU) zijn betrokken: provincie Utrecht en provincie Noord-Holland, gemeente Abcoude en Loenen en RWS directie Utrecht. - Onderzoek naar een fietsbrug ter hoogte van't Klooster/A27. Bij dit initiatief van de BRU zijn provincie Utrecht, gemeente Houten en Nieuwegein en RWS directie Utrecht betrokken. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 100

103 14 AMSTERDAM 16 Figuur 6.2 Overzicht van de te nemen maatregelen Economie & Transport Waterhuishouding Ecologie verruimen passage Zeeburg % verbeteren oversteekpunt recreatievaart 0 nieuwe laad- en losplaatsen 0 verbreden passage Maarssen f) verbeteren Demkabocht 4) overslagpunt intermodaal vervoer 0 'nat' bedrijventerrein 6) aanpassing Lekkanaal M) verkeersbegeleidingssysteem concentratiegebied laad-, losen ligplaatsen 6) verbeteren waterbodems: 0 tegengaan verdroging f) vergroten watertoevoer aanleg natuurvriendelijke oevers Leefomgeving 14 nieuwe bruggen binnen stadsgewesten 15 nieuwe bruggen fietsverkeer buiten stadsgewesten 16 alternatieve recreatievaartroute: Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 101

104 Integrale visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 102

105 Bijlagen Integrate Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 103

106 Integrale visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal

107 I Begrippenlijst Aanvoer van water Naar een bepaald gebied brengen van water van buiten dat gebied. Afvoer van water Het door middel van een werk of langs natuurlijke weg brengen of laten stromen van water uit een oppervlaktewater naar een ander oppervlaktewater. Afwatering De afvoer van water via een stelsel van open waterlopen naar een lozingspunt van het afwaterings-gebied. Afwateringseenheid Een gebied dat een stelsel van wateren of riolen met daarop lozende gronden omvat en waarvan water rechtstreeks op het buitenwater afgevoerd wordt. Amsterdam-Rijnkanaal Het Amsterdam-Rijnkanaal tussen het IJ en de Waal, inclusief de zijwateren die in de AMvB-zijwateren 1992 zijn aangewezen als zijwater van het ARK. Aquatisch ecosysteem Het geheel van chemische, fysische en biotische (flora en fauna) factoren van een water, de waterbodem en de oever en de onderlinge bei'nvloeding van deze factoren. Barrierewerking Mate waarin het kanaal fysiek of psychologisch een belemmering vormt voor mens, dier of plant om zich van de ene naar de andere kant te begeven. Container Metalen bak of doos (met deuren) waarin goederen opgeslagen of vervoerd kunnen worden. De meeste goederen worden vervoerd in een internationaal gestandaardiseerde container van 20 voet of 40 voet lang. Contractvaart Regelmatig transport van goederen over water waarbij een aantal voorwaarden -prijs, transportduur, leveringstijdstip- van tevoren in een contract tussen de transporteur en de verlader is afgesproken. Derdelijns knooppunt Logistieke centra met een regionale aan- en afvoerfunctie van goederen. Hier vandaan kunnen verbindingen onderhouden worden met andere terminals. Diffuse lozing Over een gebied verspreide lozing, die veelal via de bodem het grond- of oppervlaktewater bereikt. Dijkring Gebied omsloten door een stelsel van hoogwaterkeringen en -soms- hoge gronden. Doelgroepschip Binnen de scheepvaart te onderscheiden groep die extra verkeersbegeleiding vergt. Het betreft voor het ARK en Lekkanaal de volgende categorieen schepen: schepen met een gevaarlijke lading, zeeschepen, eenheden langer dan 140 m en breder dan 15 m (o.a. 4 baksduwvaart) en bijzondere transporten. Duurzaam In de behoefte van de huidige generatie voorzien zonder daarmee voor toekomstige generaties de mogelijkheid ook in hun behoeften te voorzien in gevaar te brengen. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 105

108 Duwcombinatie Ecologische Hoofdstructuur Ecologische verbinding Economische transport Effluent Externe veiligheid Extern veiligheidsrisico Grenswaarde MILBOWA Grondwater Combinatie van een aantal bakken waarin lading vervoerd wordt en een duwboot die voor de voortstuwing en besturing zorg draagt. Samenhangend stelsel van kerngebieden, natuur-ontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones, gei'ntroduceerd in het Natuurbeleidsplan. Verbinding die zorgt voor een samenhangende structuur die onderlinge uitwisseling van kenmerkende fauna en flora tussen kerngebieden en natuurontwikkelingsgebieden mogelijk maakt. Dit kunnen wateren, veenriviertjes, heggen of andere elementen zijn. Het op een vlotte en veilige wijze verplaatsen van goederen tussen twee bedrijven, inclusief de daarvoor benodigde middelen. Gezuiverd of ongezuiverd afval- of rioolwater dat op het oppervlaktewater wordt geloosd. Veiligheid van de omgeving. Kans dat ongevallen op het water leiden tot doden of letsel in aangrenzende woon-, werk- en recreatiegebieden. Kwaliteitsdoelstelling voor water- en waterbodem, die wordt nagestreefd voor het jaar 2000, afkomstig uit de notitie Milieudoelstellingen Bodem en Water, Water beneden het grondoppervlak, meestal beperkt tot water beneden de grondwaterspiegel. Hoofdtransportas Vaarweg met een belangrijke internationale distributiefunctie. Hoofdvaarweg Inlaat van water Integraal waterbeheer Vaarweg met een belangrijke nationale distributiefunctie. Zie aanvoer van water. Deze wijze van beheren beoogt de watersystemen met de daarmee samenhangende bodems en oevers, het grondwater met alle erin voorkomende stoffen en levensgemeenschappen, maar ook de erbij betrokken belangen en functies gei'ntegreerd te benaderen en zoveel mogelijk als een geheel te beheren. Intercontinentale Containers die over zee vervoerd worden met als herkomst of maritieme containers bestemming een land in een ander continent. Intermodaal vervoer Invloedsgebied Transportbeweging tussen de plaats van herkomst en de plaats van bestemming waarbij gebruik gemaakt wordt van tenminste twee opeenvolgende vervoerswijzen, bijvoorbeeld vrachtauto, schip en trein. Omgeving van het Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal die bei'nvloed wordt door of invloed heeft op het beleid. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 106

109 IVS-90 Geautomatiseerd informatiesysteem op alle hoofdvaarwegen in Nederland voor het volgen van o.a. schepen met gevaarlijke stoffen en voor het efficient afhandelen van schepen bij sluizen. "Just in time" transport Kegelschepen Kerngebieden Het functioneren van watervervoer als een betrouwbaar onderdeel van een logistieke keten waarbij het afleveren van het produkt op het afgesproken tijdstip voorop staat. Daarvoor dienen aan de veiligheid, de vlotheid en de betrouwbaarheid van de vaart extra hoge eisen te worden gesteld. Schepen die gevaarlijke lading vervoeren volgens het BPR, bijvoorbeeld benzine, ammoniak of munitie. Afhankelijk van het gevaar dat de lading kan veroorzaken dragen de schepen 1, 2 of 3 "kegels". Gebieden met belangrijke natuurwaarden van een dusdanige omvang, dat daarin onder de juiste omstandigheden een groot deel van de meest kritische soorten zich duurzaam kunnen handhaven. Kolk Laagste ecologische niveau Leefomgeving Lekkanaal De waterbak tussen twee sluisdeuren waarin schepen worden geschut Een sluis kan meerdere (sluis)kolken hebben. Het realiseren of bereiken van de Grenswaarde MILBOWA voor het oppervlaktewater. Omgeving waar het ARK en Lekkanaal een element van zijn, waar wordt gewoond, gewerkt en gerecreeerd, die daardoor mede de kwaliteit van het welzijn bepaalt. Het Lekkanaal -tussen het ARK en de Lek- inclusief de zijwateren die in de AMvB-zijwateren 1992 zijn aangewezen als zijwater van het Lekkanaal Lokstroom Lozen Stroming in water die trekvis aantrekt. Het laten wegvloeien van afvalstoffen op het oppervlaktewater.. Nat bedrijfsterrein Terrein waar bedrijven die goederen over water aan- en afvoeren zich kunnen en mogen vestigen. Natuurontwikkelingsgebied Gebied met belangrijke potenties om natuur te ontwikkelen, waardoor nieuwe kerngebieden ontstaan of bestaande kerngebieden worden vergroot. Natuurvriendelijk Natuurwaarden Nautisch vereiste diepte Nederland Waterland Ecologische waarden behoudend, herstellend of ontwikkelend. Levensgemeenschappen die relatief zeldzaam zijn, of waar relatief zeldzame plant- of diersoorten deel van uitmaken. Waterdiepte die nodig is om schepen uit de toegestane scheepvaartklassen veilig en efficient te laten varen. Een thema dat in de VINEX gei'ntroduceerd is. Het is een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief, gericht op het versterken van de samenhang tussen de functies watervoorziening, natuur, toerisme, recreatie en transport, waaronder het tot stand brengen van een aaneengesloten recreatief hoofdtoervaartnet. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 107

110 Oeverzone Onttrekken Ontwatering Oplopen Overligger Peilbeheer De zone aan weerszijden van de insteek van het water die van belang is voor de aan het water toegekende functie. Het door middel van een werk halen van water uit een oppervlaktewater, zonder dat het water daarbij in een ander oppervlaktewater wordt gebracht. De afvoer van water uit percelen over en door de grond en eventueel door drainagebuizen, kleine sloten en greppels naar een stelsel van grotere waterlopen met als functie afwatering. In halen van schepen. Schip voor een sluis dat niet met de eerste schutting mee kan, maar een of meer schuttingen moet wachten. Het zo goed mogelijk beheersen van de waterstanden door gerichte activiteiten, stuwbediening, bemaling enz. Peilbesluit Besluit van de waterkwantiteitsbeheerder waarin het oppervlaktewaterpeil wordt vastgelegd. Puntlozing Recreatie-mogelijkheden Saneringsbaggerspecie Standvis Streefpeil Lozing die geconcentreerd is op een bepaalde locatie. Het openstellingsregime van kanaal en omgeving voor recreatie, en de wijze waarop dit door voorzieningen wordt ondersteund. Baggerspecie die vrijkomt bij sanering van waterbodemlocaties die door hun verontreinigingsniveau een gevaar betekenen voor volksgezondheid of milieu. Vissen die hun gehele leven doorbrengen in zoet water of in zout water. Oppervlaktewaterpeil dat, afhankelijk van het wateraanbod, zoveel mogelijk wordt nagestreefd. Terminal Overslagpunt van goederen waar verschillende goederenstromen bij elkaar komen, eventueel tijdelijk opgeslagen worden, en via andere stromen weer vertrekken. Toetsingswaarde Concentratie van een stof waarboven baggerspecie niet in het (waterbodem)aquatisch milieu verspreid kan worden, maar in depot moet worden gebracht. Trekvis Vissen die volwassen in zee leven, maar zich voortplanten in zoet water, zoals zalm en zeeforel. (Ook paling behoort tot de trekvissen, deze leeft in zoet water, maar plant zich voort in zout water) Veiligheid van de omgeving Verdroging Veiligheid in aan het ARK en Lekkanaal grenzende woon-, werk-en recreatiegebieden gerelateerd aan scheepsongevallen of andere kanaalongelukken. Effect op een gebied waaraan een natuurfunctie is toegekend in het provinciale waterhuishoudingsplan, het streekplan, het waterbeheersplan of het bestemmingsplan, en waarvan de grondwaterstand voor die natuurfunctie Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 108

111 onvoldoende hoog is, of waar ter compensatie van een lage grondwaterstand water met een voor die natuurfunctie onvoldoende kwaliteit wordt ingelaten. Verkeersafwikkeling De wijze waarop verkeer zich over een gegeven traject verplaatst. Verkeersbegeleidingssysteem Systeem waarbij verkeersleiders vanuit een verkeerspost met behulp van geautomatiseerde middelen (radar, tv-camera's, radio) het scheepvaart-verkeer op een traject begeleiden. Waterbeheerder Overheidslichaam (Rijk, provincie, waterschap, zuiveringsschap) belast met een of meer operationele beheerstaken op het gebied van waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Waterbodem Bodem die permanent, dan wel met een zekere regelmaat, dan wel onder bijzondere omstandigheden met oppervlaktewater is overstroomd. Waterhuishouding De verdeling van water met een bepaalde kwaliteit over de verschillende gebruikers, afhankelijk van het gebruik van het water. Zoneren Ruimtelijke verdelen van een gebied in deelgebieden met een eigen functie. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 109

112 II Af ko rt i n gen I i j st ADM AMvB Akoestische Debiet Meter Algemene maatregel van Bestuur A N Hoofdafdeling Water, Scheepvaart en Goederenvervoer van Rijkswaterstaat Directie Utrecht A N A Afdeling waterhuishouding en waterkering van Hoofdafdeling Water, Scheepvaart en Goederenvervoer (AN) A N B Bedrijfsbureau van Hoofdafdeling Water, Scheepvaart en Goederenvervoer (AN) A N I Afdeling natte infrastructuur van Hoofdafdeling Water, Scheepvaart en Goederenvervoer (AN) ANWB ARK dkr. ARK Algemene Nederlandse Wielrijders Bond Amsterdam-Rijnkanaal Dienstkring Amsterdam-Rijnkanaal van de Hoofdafdeling Water, Scheepvaart en Goederenvervoer (AN) A R P Algemeen Reglement van Politie voor rivieren en Rijkskanalen AW BD BNLU BPN BPR BPRW Adviesdienst Verkeer en Vervoer Bouwdienst Beleidsplan Natuur en Landschap Provincie Utrecht Beheers Plan Nat Binnenvaart Politieregelement Beheersplan Rijkswateren BRTN Beleidsvisie Recreatie Toervaart in Nederland 1990 BRU CAU DWW EHS Bestuur Regio Utrecht Corridorstudie Amsterdam-Utrecht Dients Weg- en Waterbouwkunde Ecologische Hoofdstructuur ENW Evaluatienota Water 1993 EU EVVV EZ Europese Unie Ecologische Verbindingen Venen-Vechtplassen Economische Zaken GNO-I Grootschalige Natuurontwikkeling-lnfrastructuur GOVERA Goederen Vervoer Randstad project Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 110

113 GR GWA HAGV HDSR HUS HTA HW IR IVS-90 KMO KNWV KWA LBL LNV MER combi-mer MILBOWA NAP NBP NEI NMP NMP+ NZK NW3 NW4 OCB OVB PAK PCB RAP RIMH RIVO Groepsrisico Gemeente Waterleidingen Amsterdam Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Hoogheemraadschap Uitwaterende Sluizen Hoofdtransportas Hoofdkantoor van de Waterstaat Individueel risico Informatieverwerkend systeem voor de scheepvaart AMvB Kwaliteitsdoelstellingen en Metingen Oppervlaktewater Koninklijk Nederlands Watersportverbond Kleinschalige Wateraanvoervoorzieningen Midden-Holland Dienst Landinrichting en Beheer Landbouwgronden Landbouw Natuurbeheer en Visserij Milieu-effect Rapport MER waarin locatiekeuze en inrichting van locaties gecombineerd worden Milieudoelstellingen voor Bodem en Water Nieuw Amsterdams Peil Natuurbeleidsplan Nederlands Economisch Instituut Nationaal Milieubeleidsplan Nationaal Milieubeleidsplan plus Noordzeekanaal Derde Nota Waterhuishouding Vierde Nota Waterhuishouding Organochloorbestrijdingsmiddel Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij Poly-cyclische aromatische koolwaterstof Polychloorbifenyl Rijn Actieplan Regionale inspectie voor de Milieuhygiene Rijksinstituut voor Visserijonderzoek Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 111

114 RIZA BS RO-RO RSGS RWS RWZI SGR SVD SVV2 TBBV V&W VINO VINEX VROM WoW WMN WRK WVO VI VIVP Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling Hoofdafdeling bestuurlijke zaken en regionale ontwikkeling Roll-on / roll-off: rij op / rij af (vrachtschip dat vrachtwagens vervoert) Randstad Groenstructuur Rijkswaterstaat Rioolwaterzuiveringsinstallatie Structuurschema Groene Ruimte Scheepvaartdienst van de Water, Scheepvaart en Goederenvervoer(AN) Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer Tijdelijke Bijdrage regeling Binnenvaart Verkeer en Waterstaat Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Veilig Vervoer over Water Waterleidingbedrijf Midden-Nederland NV Watertransportmaatschappij Rijn-Kennemerland Wet verontreiniging oppervlaktewater Hoofdafdeling wegen en oeververbindingen van Rijkswaterstaat Directie Utrecht Afdeling planstudies van Hoofdafdeling wegen en oeververbindingen van Rijkswaterstaat Directie Utrecht Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 112

115 Ill Referenties AquaSense, De planktongemeenschap in het Amsterdam-Rijnkanaal; soortensamenstelling en factoren die de gemeenschap beinvloeden. In opdracht van Rijkswaterstaat directie Utrecht. Rapport / ANA Buck Consultants International, Intensivering gebruik Amsterdam-Rijnkanaal. Commissie Neelie Kroes, 1992 Op weg naar Intermodaal vervoer; Strudurering van het vervoersysteem door de ontwikkeling van terminal-knooppunten Rapport en achtergrondstudie CUWVO, 1991 Waterverontreinigingsproblematiek bij het stralen en conserveren op scheepswerven van beroepsvaart en grote jachten. Coordinatiecommissie Uitvoering Wet verontreiniging oppervlaktewateren, werkgroep VI Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam, 1990 fiefer, A/leer en Verder?; Goederenstromen door de Rijnmondhavens (1995, 2000, 2010) Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam, 1991 Ontwerp Havenplan 2010; Toekomstbeeld van Mainport Rotterdam Grontmij, 1993 Nader onderzoek waterbodemverontreiniging in de voorhaven van Wijk bij Duurstede, eindrapport. Grontmij, 1993 Nader onderzoek waterbodemverontreiniging in de voorhaven van Tiel, eindrapport Grontmij, 1993 Nader onderzoek waterbodemverontreiniging in de voorhaven van Ravenswaay, eindrapport. Grontmij NV Noord-Brabant, Buskens, R.F.M Amsterdam-Rijnkanaal; ecologisch en milieuchemisch onderzoek van waterbodem en oever. In opdracht van Rijkswaterstaat Dir. Utrecht. ANA INRO-TNO, R. During, 1993 Schoon water voor de stad Utrecht en Kromme Deel 3: Plan van aanpak. Rijn Integrate Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 113

116 Jong, de CA. en A. Hickking, Mens en beleid, een gids voor samenwerking in het voorbereiden van overheidsbeleid. Stenfert Kroese, Leiden Lichtendahl, M.E De ecologische verbinding Venen-Vechtplassen: een onmogelijke opgave? Gebiedsgericht beleid. Mededelingenblad nummer 2, juli McKinsey&Company, 1992 Versterking Economische Structuur Noordzeekanaalgebied; benutten van Kracht en Kansen van de Regio Een visie voor het Uitgebracht aan de stuurgroep Samenwerking Havens Noordzeekanaalgebied door Adviescollege Masterplan Min. v. Landbouw en Visserij, Directie Bos en Landschapsbouw, Landschapsplan Amsterdam-Ri jnkanaal zuid km 41,4 - km 72 Afdeling Verkeerswegen. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, en Interprovinciaal overleg III, 1990 Beleidsvisie Recreatietoervaart in Nederland 1990 Mede namens Ministeries van V&W, VROM en EZ Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Derde Nota Waterhuishouding; water voor nu en later. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Voortgangsrapportage Integraal Waterbeheer en Noordzeeaangelegenheden Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Kerkhof, A.H.M.M. en CM. Visser. De waterkwaliteit van het Amsterdam-Rijnkanaal. Periode 1985 t/m Rijkswaterstaat Directie Utrecht, Afdeling Waterhuishouding en Waterkering Rapportnr. ANA Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Evaluatienota Water. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Bouwdienst Rijkswaterstaat, 1993 Corridorstudie Amsterdam-Utrecht; Risico's voor omwonenden ten gevolge van bulktransport van gevaarlijke stoffen over het Amsterdam-Rijnkanaal. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Coordinatiepunt Telematica, 1993 Telematica, Verkeer en Vervoer Voortgangsnota Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat, 1993 De Ecologische Verbinding Venen-Vechtplassen; een visie van de uitwerking van het Groene Hart-stimuleringsproject DG RWS, Nieuwegein Integrate Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 114

117 Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat Directie Utrecht, 1993 Duurzaam waterwegbeheer; Beheer en onderhoud Natte Infrastructuur Rijk (BON 1993) Rapport en achtergrondenrapport Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat, Directie Utrecht, 1994 Ligplaatsenbeleid Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal Bekendmaking DG RWS, Dir. Utrecht Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat, 1992 Scheepvaart bij de objecten en op de vaarwegen in beheer bij de Directie Utrecht; jaarverslagen scheepvaartbewegingen Scheepvaartdienst Amsterdam-Rijnkanaal Tweede Kamer der Staten-Generaal, Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer Delen a, d en e Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat, 1993 Beheersplan voor de Rijkswateren; programma voor het beheer in de periode Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat Dienst Verkeerskunde, 1989 Wegwijzer voor de Binnenscheepvaart zesde druk 1982, t/m aanvulling nr. 8 (1989) Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat Dienst Verkeerskunde, 1992 Capaciteitsstudie Amsterdam-Rijnkanaal Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat Dienst Verkeerskunde/AW (i.o.), 1993 Onderzoek noodzaak verbreding Amsterdam-Rijnkanaal/Lekkanaal en vergroting schutcapaciteit sluiscomplexen Project S , in opdracht van RWS Directie utrecht Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat Directie Gelderland, projectbureau Waal 1993 Toekomstvisie Waal-hoofdtransportas Eindrapport en 2 interimrapportages, nota's I en II Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat Directie Utrecht, 1996 Strategisch Beleidsplan 1996 Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat Directie Utrecht, 1987 De ARK van Utrecht; Regionaal economische betekenis van het Amsterdam- Rijnkanaal en Lekkanaal in de provincies Utrecht en Gelderland Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat Directie Utrecht, 1991 Projectprogramma Gecombineerd vervoer Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 115

118 Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat Directie Utrecht, 1991 Consequenties SVV2 voor het beleid ta.v. het Amsterdam-Rijnkanaal Beleidsnotitie AN Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat Directie Utrecht, 1992 Goederenstromen door het Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat Directie Utrecht, 1992 Goederenvervoer beleidsplan Utrecht; discussiestuk Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat Directie Utrecht, 1992 Ligplaatsenbeleid Amsterdam-Rijnkanaal; notitie. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat Directie Utrecht, G. H. Tamminga 1992 Plan van aanpak voor het Integraal Beleidsplan Lekkanaal Nota nr. ANA Amsterdam-Rijnkanaal/ Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat en de NV Nederlandse Spoorwegen, 1993 Corridorstudie / MER Verkeer en vervoer in de corridor Amsterdam -Utrecht Hoofdnota, 3 deelnota's en kaartenmap Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat RIZA, A.J. Hendriks & H. Pieters, 1993 Monitoring concentrations of microcontaminants in aquatic organisms in the Rhine delta; a comparison with reference values Chemosphere 26 (1993) no. 5. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat RIZA, J.E. Venema, 1990 Toetsing Indirecte primaire waterkeringen; Westelijke Kade langs het Amsterdam- Rijnkanaal Deelnota bij Eindrapport Toetsing Indirecte primaire waterkeringen Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat RIZA, Werkgroep Toetsing indirecte primaire waterkeringen, 1991 Eindrapport Toetsing Indirecte primaire waterkeringen Notanr Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat Directie Utrecht, Dienst Verkeerskunde en Bouwdienst, 1994 Project Veilig Vervoer over Water; proefproject WW-L eindnota dl. 1 en 2 Amsterdam-Rijnkanaal Ministeries van Verkeer en Waterstaat en van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, 1990 Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer, deel d Nationale Vervoersacademie Venlo, W. Barmentloo, 1992 Utrecht havenstad in opmars In opdracht van Gemeente Utrecht, K. v. Koophandel voor Utrecht en Omstreken en RWS Dir. Utrecht Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 116

119 NEI, 1991 Weg van de corridor Amsterdam-Utrecht, toekomstscenario's goederenvervoer op de Hoofdtransportassen in de corridor Amsterdam-Utrecht OVB, F.T. Vriese & S. Semmekrot, NEI, 1992 Her Amsterdam-Rijnkanaal in de tang van de oevers; Verkenning toekomstig gebruik door de binnenvaart, herzien versie Onderzoek uitgevoerd in opdracht van RWS, Directie Utrecht en de Dienst Verkeerskunde Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, 1993 De visstand in het Amsterdam-Rijnkanaal Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, 1994 Ecologische optimalisering van de visstand in het Amsterdam-Rijnkanaal. Pieters, H., 1993 Biomonitoring in relatie tot ecotoxicologische risico's in de Utrechts-Noordhollandse Vecht Microverontreinigingen in aai en mosselen. Nota RPV Provincie Utrecht, 1993 Waterhuishoudingsplan van de Provincie Utrecht. RIVO, H. Pieters & F. van der Valk. Analyse van microverontreinigingen in monsters zoetwatervis uit het Noordzeekanaal en het Amsterdamse havengebied RIVO MO ; RWS-NH ANW Staatsbosbeheer, Landschapsplan Amsterdam-Rijnkanaal km Afdeling Verkeerswegen STOCO, Economische structuren en ontwikkelingen in de corridor Amsterdam- Utrecht Stuurgroep GMN, Ananymus, 1992 Een nieuw evenwicht; Grondwaterbeheer Midden Nederland Rapport van de stuurgroep GMN Vrije Universiteit - Instituut voor Milieuvraagstukken, Hattum, B. van, K. Olie en I. Burgers, 1993 Microverontreinigingen in paling en snoekbaars uit het Amsterdam-Rijnkanaal In opdracht van Rijkswaterstaat Directie Utrecht. Rapport E-93 / 05. Witteveen en Bos, Rijkswaterstaat Directie Utrecht, 1993 Oever- en natuurontwikkeling langs het Amsterdam-Rijnkanaal bij Nigtevecht Integrate Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 117

120 IV Relevante plannen en studies Plannen op Rijksniveau - Beheersplan Rijkswateren voor de periode Beleidsplan Verkeer en Waterstaat - Beleidsplan Rijkswaterstaat: strategie voor de jaren negentig - Beleidsvisie Recreatie Toervaart in Nederland (BRTN) - Derde Nota Waterhuishouding - Elektriciteitsplan '89 - '98 - Gegrond Ontgronden - Kiezen voor recreatie, beleidsnota openluchtrecreatie Natuur Beleids Plan - Nationaal Milieubeleidsplan-plus - Structuurschema Drink- en Industriewatervoorziening - Structuurschema Groene Ruimte - Structuurnota Landbouw - Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer (SW2) - Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra - Strategisch Beleidsplan Rijkswaterstaat directie Utrecht 1996 Plannen op interprovinciaal niveau - Nadere uitwerking Groene Hart - Nadere uitwerking Rivierengebied - Nadere uitwerking Randstad Internationaal - Restauratie Plan Vecht Plannen op provinciaal niveau - Baggerbergingsplan Utrecht - Beleidsplan Natuur en Landschap Utrecht (BNLU) - Goederenvervoer Beleidsplan Utrecht - Grondwaterbeschermingsplan Provincie Utrecht - Milieubeleidsplan Provincie Utrecht - Perspectievenschets Ruimtelijke Ordening Schoonwaterplan voor de stad Utrecht en het Kromme Rijngebied - Streekplan Amsterdam-Noordzeekanaalgebied - Streekplan Gooi en Vechtstreek - Streekplan Provincie Utrecht - Streekplan Rivierenland - Structuurvisie Noord-Holland Waterhuishoudingsplan Provincie Utrecht - Visie Ecologische Infrastructuur; een onderzoek naar de gewenste ecologische infrastructuur in de provincie Utrecht - Werkdocument ecologische verbindingszone provincie Utrecht Plannen op intergemeentelijk niveau - Hoofdlijnen Intergemeentelijk Structuurplan Utrecht - Regionaal Verkeer- en Vervoersplan Amsterdam (ontwerp) - Regionaal Verkeer- en Vervoersplan Utrecht (ontwerp) Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 118

121 Plannen op gemeentelijk en waterschapsniveau - Diverse bestemmingsplannen - Groenstructuurplan Utrecht - Integraal Waterbeheersplan Amstel en Vecht - Integraal Waterbeheersplan Groot-Waterschap van Woerden - Integraal Waterbeheersplan Veluwe en Vallei - Structuurplan Amsterdam - Structuurvisie Nieuwegein - Voorbeeldplan Vechtplassengebied, een bondgenootschap tussen drinkwaterwinning en recreatie Studies, projecten, besluiten en overeenkomsten - Akte van Mannheim - Noodzaak verbreding Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal - Ecologische Verbindingen Venen-Vechtplassen (project) - Corridorstudie Amsterdam-Utrecht - Kleinschalige Water Aanvoervoorziening midden-west Nederland (KWA) - Peilbesluit Noordzeekanaal/Amsterdam-Rijnkanaal besluit nr. ANW 92/5850, d.d. 8 juli Verbetering doorspoeling Vecht (project) - Accuraat Noordzeekanaal/Amsterdam-Rijnkanaal - Het Amsterdam-Rijnkanaal in de tang van de oevers, verkeersprognoses voor Veilig Vervoer over Water, proefproject Amsterdam-Rijnkanaal - Intensivering gebruik Amsterdam-Rijnkanaal (SINTARK) - Toekomstvisie Waal Hoofdtransportas - Project verruiming Amsterdam-Rijnkanaal Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 119

122 V Figurenlijst Figuur 2.1 Overzichtskaart Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal binnen Nederland 10 Figuur 2.2. Overzicht ARK en Lekkanaal met kilometrering en kunstwerken 14 Figuur 2.3 Overzicht van de ligging van de waterschappen die betrekking hebben op het ARK en Lekkanaal 16 Figuur 2.4. Invloedsgebied van Economie & Transport binnen Nederland 17 Figuur 2.5. Overzicht goederenvervoer via de Prinses Irenesluis en de Prinses Beatrixsluis 18 Figuur 2.6. Vier knelpunten op het Amsterdam-Rijnkanaal 19 Figuur 2.7 Verkeerspost bij Wijk bij Duurstede voor de begeleiding van de scheepvaart 22 Figuur 2.8 Kaart van invloedsgebied Waterhuishouding en Ecologie 24 Figuur 2.9 Noorder- en Zuidersluis: het Merwedekanaal gaat via sifon onder het ARK door bij Nieuwegein 25 Figuur 2.10 Herkomst van het ARK water in mvs. Procentuele herkomst en bestemming van ARK water in 1992 voor het gedeelte vanaf Weesp tot aan de Lek 26 Figuur 2.11 Gebruik ARK water bij droogte in mvs 27 Figuur 2.12 lllustratie van bronnen die waterkwaliteit bepalen op het ARK (voor het gedeelte tussen de Lek en Weesp) en op het Lekkanaal 29 Figuur 2.13 Jaargemiddelde totaal-fosfaatgehalte 30 Figuur 2.14 De waterbodemkwaliteitsklasses van het ARK en Lekkanaal 33 Figuur 2.15 De dijkringen waar de dijken van het ARK en het Lekkanaal onderdeel van uitmaken 35 Figuur 2.16 Soortensamenstelling van vis in het ARK 37 Figuur 2.17 De damwand is voor veel dieren een onoverkomelijke barriere 38 Figuur 2.18 Wilduittreedplaats op het ARK 40 Figuur 2.19 Schematische weergave van bestaande en natuurvriendelijk aangepaste oever Figuur 2.20 Potentiele locaties voor natuurvriendelijke oevers 41 Figuur 2.21 Invloedsgebied leefomgeving 43 Figuur 2.22 Ontwikkeling recreatievaart 47 Figuur 2.23 Recreatietoervaartrout.es gebaseerd op de Beleidsvisie Recreatie Toervaart Nederland Figuur 2.24 Situatie Breukelen-noord, door de bebouwing vlak naast het ARK is er sprake van een verhoogd groepsrisico 52 Figuur 3.1 Beleid streekplannen 56 Figuur 4.1 Voorbeeld van de uitwerking van deze maatregel: natuurvriendelijke oevers, stapstenen en onderlinge verbindingen 71 Figuur 4.2 Voorbeeld stedelijke fietsbrug 71 Figuur 4.3 De geplande overgang van het spoor over de Nieuwe Wetering bij het ARK 72 Figuur 5.1 De strategieen 73 Figuur 5.2 Amovering passage Zeeburg 78 Figuur 5.3 Geschiktheid ARK voor verschillende vissoorten voor en na realisatie van 60 ha. natuurviendelijke oevers 82 Figuur 6.1 De invulling van de clusters 96 Figuur 6.2 Overzicht van de te nemen maatregelen 101 Integrate Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 120

123 VI Interactieve werkwijze Om tot een integrale Visie voor het ARK en Lekkanaal te komen is van de volgende methodiek gebruik gemaakt (De Jong, 1990): 1. De projectgroep en representatieve groep formuleren alle denkbare aandachtspunten die van invloed zijn op het ARK en Lekkanaal en de omgeving daarvan. Hieruit worden de belangrijkste aandachtspunten gevoelsmatig geselecteerd. 2. De geselecteerde aandachtspunten worden gestructureerd naar: a. beslissingen b. criteria c. onzekerheden d. randvoorwaarden e. uitgangspunten Hierbij wordt gebruik gemaakt van een indeling in clusters, in dit geval de functieclusters Economie & Transport, Waterhuishouding, Ecologie en Leefomgeving. 3. Het Rijksbeleid wordt uitgewerkt in opties. Voor de Visie is dit gedaan in de vorm van de indeling in beperkte en ruime invulling van het Rijksbeleid voor de vier functieclusters. De invullingen van de vier functieclusters worden gecombineerd tot samenhangende beslissingen, oftewel strategieen. Elke strategie bestaat uit een beslissing over de invulling van de functieclusters Economie & Transport, Waterhuishouding, Ecologie en Leefomgeving. 4. Er wordt een consistentie-analyse uitgevoerd, d.w.z. er wordt gekeken of de invulling van de functieclusters elkaar onderling bei'nvloedt en hoe. Er wordt nagegaan welke invullingen van functieclusters: - elkaar sterk versterken - elkaar versterken - geen invloed op elkaar hebben - elkaar verzwakken - elkaar uitsluiten 5. De effecten van de strategieen worden bepaald aan de hand van een toetsing op criteria. 6. De onzekerheden worden nader geanalyseerd. Dit betekent dat: a. de relevantie van de onzekerheid wordt vastgesteld; b. de mate van oplosbaarheid wordt vastgesteld. ad a. Dit is de invloed die de betrokken onzekerheid heeft op de keuze(n) in strategieen. ad b. Deze wordt bepaald aan de hand van de benodigde inspanning om de onzekerheid te verkleinen. 7. Dit leidt tot een advies over de te volgen strategie met bijbehorend programma van maatregelen en een als/dan bepaling. Dit laatste is een gevolg van de aanwezigheid van relevante moeilijk oplosbare onzekerheden. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 121

124 VII Samenstelling groepen Binnen Rijkswaterstaat directie Utrecht zijn meerdere afdelingen en personen betrokken bij het opstellen van deze basis nota, het uitbrengen van de covernota (1995) en het actualiseren en publiceren van deze basisnota (1997). De kerngroep bij het opstellen van deze basisnota en het publiceren van de covernota bestond uit de volgende leden: drs. J.H.M. Degenaar ing. A.Smit; voorzitter vanaf 1 juni 1994 ir. G.H. Tamminga; voorzitter tot 1 juni 1994 drs. CM. Visser tot 1 okt ir. G.W. van vliet De kerngroep die verantwoordelijk was voor de actualisatie van deze nota bestond uit: drs. J.H.M. Degenaar drs. M.E. Lichtendahl ing. A.Smit ir. G.W. van vliet ir. S.M. Vos Representatieve groep De representatieve groep bestaat uit vertegenwoordigers van bedrijven, belangenorganisaties, kamers van koophandel en overheden (niet-rijks- en Rijks-): Bedrijven - Gemeente Waterleiding Amsterdam (GWA) - N.V. Watertransportmaatschappij Rijn-Kennemerland (WRK) - Waterleidingbedrijf Midden Nederland (WMN) (ad hoc-lid) Belangenorganisaties - Koninklijke Nederlands Watersportverbond (KNWV) - Gemeentelijk Havenbedrijf Amsterdam - Scheepvaart Vereniging Noord - Schuttevaer - Stichting het Utrechts Landschap - Stichtse Milieu Federatie - Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten Kamers van Koophandel - Amsterdam - Utrecht - Zuid-west Gelderland Niet-Rijks-overheden - Gemeente Utrecht - Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht - Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden - Provincie Utrecht - Stichtse Waterschapsbond Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 122

125 Rijks-overheden - Inspectie Ruimtelijke Ordening - Inspectie Volkshuisvesting (ad hoc-lid) - Landbouw Natuur en Openluchtrecreatie (LNO) in provincie Utrecht - Rijksconsulent Economische Zaken - Rijks Inspectie voor de Milieu Hygiene (RIMH) in provincie Utrecht - Rijkswaterstaat directie Gelderland Overig geraadpleegde instanties - Hoofddirectie Rijkswaterstaat - Rijkswaterstaat, directie Noord-Holland Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 123

126 VIII Ligplaatsenbeleid directie Utrecht In deze bijlage wordt het ligplaatsenbeleid van Rijkswaterstaat directie Utrecht weergegeven. - Alle laad-, los- en meerplaatsen dienen buiten het profiel voor de doorgaande vaart te liggen (b.v. in inkassingen in de oever). - Laad-, los- en meerplaatsen worden in principe geconcentreerd in zogenaamde concentratiegebieden waarbinnen het tijdelijk afmeren van schepen wordt toegestaan naast de functie die Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal hebben voor de doorgaande scheepvaart. Buiten de concentratiegebieden zijn er geen laad- en losplaatsen langs het Amsterdam-Rijnkanaal; hier heeft de doorgaande vaart prioriteit en wordt in principe daaraan geen beperkingen opgelegd. De concentratiegebieden zijn: km , uitgezonderd de passage Zeeburg (km ). km en Lekkanaal, uitgezonderd de passage Maarssen (km ). km aansluitend op de wachtplaatsen van de Pr. Irenesluis. km aansluitend op de wachtplaatsen van de Pr. Bernardsluis. - In uitzonderlijke gevallen kan door de vaarwegbeheerder vergunning verleend worden voor het hebben en/of gebruiken van een tijdelijke laaden losplaats buiten de concentratiegebieden. De vaarwegbeheerder zal daarbij de verkeersveiligheid en de hinder voor de doorgaande scheepvaart afwegen tegen de belangen van de vergunningaanvrager. In de afweging zullen ook eventuele alternatieve laad- en losmogelijkheden betrokken worden. Als op een dergelijke laad- en losplaats een schip afgemeerd ligt kan er op kosten van de vergunninghouder verkeersbegeleiding door een bevoegd verkeersleider verlangd worden. - Vergunning voor het hebben van tijdelijke laad- en losplaatsen wordt niet langer dan voor de duur van een 1/2 jaar verstrekt. - Laden/lossen van gevaarlijke stoffen op en langs het Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal is niet toegestaan. - Het ligplaats nemen door en het exploiteren van een bunkerstation cq. winkelschip op het Amsterdam-Rijnkanaal is alleen op de volgende locaties toegestaan: tussen km 0.03 en km 0.29 langs de oostoever buiten het profiel voor de doorgaande vaart (maximaal 2 bunkerstations) en in de mond van het Merwedekanaal aansluitend op het Amsterdam-Rijnkanaal km 35.5 (maximaal 1 bunkerstation). - Voor laad- en losplaatsen die niet binnen het beleid passen wordt een uitsterfbeleid gevoerd. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 124

127 IX Huidige situatie van overgangen van spoorlijnen, snelwegen, en overige wegen over het ARK Het ARK vormt voor onderstaande spoorlijnen een overkomelijke fysieke barriere: kilometer traject tussen stations 7,5 Diemen - Weesp 33,9 Maarssen - Utrecht 35,3 Vleuten - Utrecht 49,0 Houten - Culemborg 70,8 Tiel - Kesteren Het ARK vormt voor onderstaande snelwegen een overkomelijke fysieke barriere: kilometer nummer, tussen plaatsen 0,5 A10, Piet Heintunnel 2.5 A10, ringweg Amsterdam 6.6 A1, Amsterdam - Amersfoort 39.7 A12, Den Haag - Arnhem (Galecopper Brug) 44,5 A27, Breda - Almere (Houtense Brug) 70.8 A15, Rotterdam - Nijmegen Het onderliggend wegennet met een lokale en/of regionale functie kent de volgende kanaal-overgangen over het ARK: kilometer omschrijving 0,8 Schellingwouderweg 6,6 parallelweg A1 10,0 Driemond - Weesp 18,7 Vinkeveen - Loenen 25,2 Kockengen - Breukelen 30,2 Maarssenbroek - Maarssen 30,9 Noordelijke Rondweg Utrecht 35,3 Vleutenseweg, parallel aan spoor 37,4 Meern Brug 40,8 Jutphase Brug 42,0 Nieuwegeinse Brug 49,1 Schalkwijkse Brug parallel aan spoor 53,6 Goyer Brug 58,2 Prinses Irenesluis Wijk bij Duurstede 62,0 Prinses Margrietsluis Rijswijk 63,6 Culemborg - Kesteren 67,9 Zoelen - Maurik 70,7 parallelweg A15/spoor/Prins Bernhardsluis Tiel Het onderliggend wegennet met een lokale en/of regionale functie kent de volgende kanaal-overgangen over het Lekkanaal: kilometer omschrijving 43,0 Overeindse brug, Nieuwegein - Schalkwijk 45,0 brug bij de Prinses Beatrixsluizen, Nieuwegein-Tull en't Waal Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 125

128 Op alle genoemde (combinaties van) bruggen is ook plaats voor langzaam verkeer (fiets en voetganger), met uitzondering van het spoor tussen Diemen en Weesp en de snelwegen A10, A12 en A27. Er is -uitsluitend voor langzaam verkeer- bij kilometer 22,7 een pontje in bedrijf en er ligt naast de Jutphase Brug (bij kilometer 40,7) nog een brug voor de sneltram Usselstein/Nieuwegein - Utrecht. De gemiddelde afstand tussen fietsverbindingen over de kanalen bedraagt 3 a 4 kilometer. Dit betekent in theorie dat meestal niet meer dan 20 minuten moet worden omgereden. Feitelijk zal dit bijna altijd minder zijn, op een enkele uitzondering na. De grootste uitschieters bevinden zich in de omgeving van Nigtevecht, tussen Nieuwegein en Schalkwijk, tussen Breukelen en Maarssen en ter hoogte van Diemen waar onderlinge afstanden tussen befietsbare bruggen van 5 tot 9 kilometer voorkomen. In deze gevallen kan de omrijtijd incidenteel tot 40 minuten oplopen. De overgangen hebben alle een doorvaarthoogte van 9,10 meter boven het streefpeil. Dit komt voor het ARK met een streefpeil op NAP -0,40 meter neer op een doorvaarthoogte van + 8,70 meter. Alle overgangen voldoen hieraan met uitzondering van de Galecopperbrug (km. 39,7). Deze ligt maximaal 10 centimeter lager, afhankelijk van de belasting op de brug. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 126

129 X Vormen van oeverrecreatie langs het ARK Oeverrecreatie langs het kanaal kan worden opgedeeld in: - routegebonden vormen als wandelen, fietsen, paardrijden; - plaatsgebonden vormen als sportvissen, dagkamperen en zonnen; - sluisbezoek als combinatie tussen beide, een wat langer oponthoud tijdens een uitstapje. Voor routegebonden recreatie geldt dat er, afhankelijk van het beoogde karakter van een wandel- of fietstocht, een duidelijke relatie kan zijn met de barrierewerking van het kanaal. Vrijwel alle oevers zijn weliswaar toegankelijk voor wandelaars, maar slechts sporadisch opgenomen in beschreven en bewegwijzerde rondwandelingen of lange afstand wandelroutes. Voor fietsers zijn niet alle beheerswegen opengesteld of geschikt. Hekken belemmeren op sommige plekken de doorgang, en breedte en aard van de verharding zijn in combinatie met autoverkeer niet altijd ideaal. Plaatsgebonden recreeren is vaak mede afhankelijk van de bereikbaarheid en kwaliteit van de oever. Plekken waar men met de auto het dichtst bij het water kan komen worden het drukst bezocht door sportvissers. Grasachtige stroken met een niet te steil talud en van voldoende oppervlak in een rustige omgeving zijn het meest in trek om er enige tijd te vertoeven. Voor dit soort activiteiten zijn op enkele banken en picknicktafels na nog nauwelijks ondersteunende voorzieningen voorhanden. Wat betreft sluisbezoek kan onderscheid worden gemaakt naar aantrekkingskracht op de recreant. Weinig intensief bezochte complexen zijn de keersluis/stuw Zeeburg bij Diemen en de Prinses Marijkesluis/stuw bij Rijswijk. Dit is niet zo verwonderlijk, want de sluizen staan meestal open. Er zijn dus minder activiteiten te zien dan rond de wat drukkere complexen waar wel wordt geschut, de Prinses Beatrixsluis bij Nieuwegein (in het Lekkanaal), de prinses Irenesluis bij Wijk bij Duurstede en de Prins Bernhardsluis bij Tiel. Juist het wachten van schepen, het aanvaren, het manoeuvreren in de kolken, het in- en uitlaten van water en het bewegen van de sluisdeuren maakt ze tot interessante en leerzame kijkobjecten. De complexen liggen relatief dicht bij woonwijken en bovendien vormen de hefdeuren opvallende elementen in het landschap die nieuwsgierigheid opwekken. Voorzieningen zijn gerealiseerd om de toeloop op een ordelijke en vooral veilige manier af te wikkelen. Er zijn parkeerplaatsen aangelegd, picknicktafels, banken en afvalemmers geplaatst, hekken bij de kolken aangebracht, infopanelen neergezet en vergunningen verleend voor de verkoop van snacks en ijs. Overigens niet bij elke sluis in dezelfde mate, want van noord naar zuid nemen de bezoekersaantallen af. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 127

130 XI Schema planfiguren In onderstaand schema staan de onderlinge relaties tussen beleid- en beheersplannen op verschillende niveau's aangegeven en hoe de Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal daartussen staat. Onderling zijn er vele relaties. De landelijke nota's VINEX, NW3, SW2, NMP+ en NBP vormen randvoorwaarden voor de Integrale Visie. De Visie vormt een leidraad voor de toekomstige rijksnota's, de opvolgers van VINEX, NW3, SW2, NMP en NBP. Op regionaal niveau vindt nadere afstemming plaats tussen de verschillende plannen van het Rijk, de provincie, de waterschappen, de gemeenten, enzovoort. Beleidskader Beheer Landelijk departement Derde Nota Waterhuishouding Regeringsvoornemen NW4 Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer Nationaal Milieubeleidsplan Natuurbeleidsplan Landelijk Rijkswaterstaat Beheersplan Rijkswateren Regionaal Rijkswaterstaat: Andere: Rijkswaterstaat: Andere: Integrale Visie Amsterdam- Rijnkanaal en Lekkanaal Strategisch Beleidsplan streekplannen provinciaal milieubeleidsplan provinciaal huishoudingsplan etc. regionota Beheer Plan Nat bestemmingsplannen beheersplannen waterschappen etc. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 128

131 XII Toekomstige woningbouwlocaties rond Utrecht en Amsterdam Uitgaande van een globale actualisatie voor de situatie in 1997 van de gegevens van de deelstudie externe veiligheid Corridorstudie Amsterdam- Utrecht en de reactie van de Gemeente Maarssen hierop, gaat het om de volgende uitbreidingen. - Oostelijk havengebied Amsterdam: inwoners; - Zeeburg tot A10: inwoners en arbeidsplaatsen; - Amsterdam IJburg (vanaf A10): inwoners en arbeidsplaatsen; - Diemen-noord: inwoners; - Breukelerwaard: arbeidsplaatsen; - Maarsser Brug: aantal inwoners nog onbekend; - Utrechtse deel Leidsche Rijn: woningen tot 2005 en ongeveer woningen daarna, dit komt neer op zo'n inwoners; - Oudenrijn: arbeidsplaatsen; - Nieuwraven en Laagraven: een nog onbekend aantal arbeidsplaatsen; - Galecop: inwoners; - Rondeel: een nog onbekend aantal arbeidsplaatsen; - Houten Zuid en bedrijventerrein BARK: inwoners tot het jaar een nog onbekend aantal inwoners daarna; - Het Klooster: arbeidsplaatsen; - Tull en t Waal: een nog onbekend aantal arbeidsplaatsen; - Vreeswijk: 800 inwoners. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 129

132 XIII Bijlage Vergelijkingsmethode Door de combinatie van beperkte en ruime invulling voor de vier functieclusters Economie & Transport, waterhuishouding, ecologie en leefomgeving kunnen er zestien combinaties vastgesteld worden. Deze combinaties zijn aangegeven in de onderstaande tabel. Om een keuze te kunnen maken uit deze zestien combinaties zijn ze getoetst op effecten en is de onderlinge invloed van de functieclusters bepaald. Daarnaast is een gevoeligheidsanalyse toegepast. Op basis van deze afwegingen zijn vier combinaties benoemd tot strategie en is binnen deze vier strategieen een voorkeur aangegeven. Tabel Toetsing van de strategieen aan vier effecten D e z e b 'j a S e b e v a t h e t t r a j e c t v a n d e inv ulling van de zestien combinaties tot de keuze van de strategieen. Nr. combinatie regionale economie water- en bodemkwaliteit bestrijden van verdroging ; veiligheid van de omgeving totaal 1 b! ec : Wh el j lo I ec ; Wh el lo ec i wh i el lo j ec j wh j el \ lo i ec : wh el lo i sc vo b b i b j +1 j ; +1 0! o I +1 i 0 i 0 o I j b 0! b r j b i +1! i +1 I I +1 I 0 j 0 i o I b i b b i r j +1 \ o i + 1 j I +1 j 0 0 \ o i o 0 0 j b \ b r r i i I +1 j 0 i 0 I o i j b j r b \ b i i +2 j I +2 j 0 0! o j j b! r b i r ! + 2 i +1 ; +1 0! +2 I 0 j 0 I 0 I b r r j b i i + 2 I i +2 ] o ; 0 o i b r r j r I ; +2 I +1 I +1 0 j +2 I 0 0 i o i I r b b j b! ! +2 i i +1 I 0 I 0! r b b j r \ i +2 ; i +1 i r b r b i I I +1 I 0 j 0 i +1 j o j 6 12 i r b. r j r ; i i +1 j o! 0 i +1 i 0 +1! +7 I 4 13 j r r b j b i j I +2 0! 0 i j r r b \ r ; +1 0 j +2 j o! 0 i I i r r r b ; I +2 j 0 j 0! +1 I I +7! 4 16 r r r r I +1 I +1 0 I + 2 i 0 0 i +1 I o 0 +1 i +10 ; 2 ec = economie en transport wh = waterhuishouding el = ecologie lo = leefomgeving b = beperkte invulling r = ruime invulling sc = score vo = volgorde -1 = negatief effect 0 = (netto) geen effect +1 = positief effect +2 = sterk positief effect Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 130

133 Toetsing op effecten De zestien combinaties zijn per invulling van een functiecluster getoetst op vier effecten: - effect op regionale economie; - effect op water- en waterbodemkwaliteit; - effect op bestrijding van verdroging; - effect op veiligheid van de omgeving. Deze effecten zijn door de representatieve groep aangemerkt als de belangrijkste voor een Visie voor het Amsterdam-Rijnkanaal. De kosten zijn niet in de toets betrokken. Die zijn een zwaarwegende factor bij een keuze op tactisch niveau. Paragraaf 5.7 geeft een ruwe indicatie van de verwachtte investerings- en exploitatiekosten. Economie & Transport effect op beperkt ruim regionale economie water- en bodemkwaliteit -1 0 bestrijding van verdroging 0 0 veiligheid van de omgeving 0 +1 Beperkte invulling van de functiecluster Economie & Transport heeft: Een positief effect op de regionale economie (+1). De mogelijkheden van 'just in time' vervoer worden verbeterd. Verder worden bedrijven die gebruik kunnen maken van watervervoer geconcentreerd op bedrijfsterreinen langs het ARK. Daarvoor zullen meer bedrijfsterreinen langs het ARK beschikbaar worden gesteld. Een negatief effect op de water- en bodemkwaliteit (-1). De toename van de scheepvaart 1 en de schaalvergroting 2 hebben naar verwachting een negatieve invloed vanwege de verwachte toename van de diffuse verontreinigingen vanaf schepen en de verwachte toename van turbulentie. Bij diffuse verontreiniging moet gedacht worden aan: antifouling en teer: verontreinigde stoffen als PAK's, koper en organotin komen in het oppervlaktewater terecht (CUVWO, 1991). uitlaatgassen: vooral PAK's verontreinigen het oppervlaktewater. 1. morsingen van b.v. minerale olie 2. illegale lozingen, b.v. bilgewater met minerale olie Indien er grotere schepen komen, zal naar verwachting eerder opwoeling van (verontreinigd) slib plaatsvinden. Dit betekent minder doorzicht en mogelijk meer verontreinigingen in het oppervlaktewater. Hoe de scheepvaart zich exact ontwikkelt hangt mede af van de onzekerheid Marktordening binnenvaart en Ontwikkeling kustvaart zie 5.6. Noten 1 De toename van de scheepsvaart is gerelateerd aan de mate van ontwikkeling van de havens van Amsterdam en Rotterdam; de onzekerheid Ontwikkeling havens Amsterdam en Rotterdam wordt genoemd in Hoe de schaalvergroting zich ontwikkeld is onzeker; de onzekerheid Ontwikkeling scheepvaart wordt genoemd in 5.6. schaalvergroting Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 131

134 Geen effect op de bestrijding van verdroging (0). Netto geen effect op de veiligheid van de omgeving (0). De afname van de veiligheid van de omgeving als gevolg van de verwachte toename van de scheepvaart wordt tegengegaan. De veiligheid van de omgeving wordt op het huidige niveau gehandhaafd. Dit is echter mede afhankelijk van onzekerheid Verandering veiligheidsnormen zie 5.6. Ruime invulling van de functiecluster Economie & Transport heeft: Een netto sterk positief effect op de regionale economie (+2). Enerzijds worden vergaande maatregelen getroffen om het vervoer over het Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal sterk te bevorderen. Zo zal de overslag nog eens extra toenemen als het Lekkanaal hoofdtransportas wordt vanwege de aantrekkingskracht die dit heeft voor bedrijven langs het ARK en Lekkanaal. Ook zullen de stimulerende acties voor het creeren van overslagfaciliteiten (o.a. voor containers) en het beschikbaar zijn van natte bedrijfsterreinen een duidelijke positieve invloed hebben. Anderzijds worden er strengere eisen aan de scheepvaart gesteld hetgeen de nodige investeringen van de schippers vereist. Dit heeft echter op de regionale economie nauwelijks invloed. Netto geen effect op de water- en bodemkwaliteit (0). Enerzijds hebben de toename van de scheepvaart en de schaalvergroting naar verwachting een negatieve invloed vanwege de verwachte toename van de diffuse verontreinigingen vanaf schepen en de verwachte toename van turbulentie, zie verder bij beperkte invulling van de functiecluster Economie & Transport. Anderzijds betekent de verbetering van de verkeersveiligheid dat er minder kans is op aanvaringen. Als gevolg daarvan is de verontreiniging van water en bodem kleiner. Het netto resultaat van de twee effecten is ongeveer dat er geen verandering van de water- en bodemkwaliteit zal optreden. Geen effect op de bestrijding van verdroging (0). Een positief effect op de veiligheid van de omgeving (+1). De veiligheid van de omgeving wordt verhoogd ook al neemt het vervoer over het ARK en Lekkanaal toe in de toekomst. Dit komt omdat de verkeersveiligheid wordt verbeterd t.o.v. de huidige situatie. De kans op een ongeval zal afnemen door verschillende maatregelen waaronder controle op het verkeersgedrag, verbetering van fysieke knelpunten, uitbreiding van het verkeersbegeleidingssysteem en beperking van het aantal oversteekplaatsen voor de recreatievaart. In hoeverre de veiligheid van de omgeving wordt verhoogd is mede afhankelijk van veiligheidsnormen die in de toekomst gelden, zie onzekerheid Verandering veiligheidsnormen in 5.6. Waterhuishouding effect op beperkt ruim regionale economie 0 +1 water- en bodemkwaliteit bestrijding van verdroging veiligheid van de omgeving Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 132

135 Beperkte invulling van de functiecluster Waterhuishouding heeft: Geen effect op de regionale economie (0). Een netto positief effect op de water- en bodemkwaliteit (+1). De kwaliteit van water en bodem wordt volgens verwachting gering verbeterd als 20% van klasse 2, 3 en 4 waterbodems wordt verwerkt en klasse 4 waterbodem in het ARK en Lekkanaal wordt gesaneerd voorzover deze risico's voor mens en milieu heeft. Hiervoor zal echter wel bergingsmogelijkheid moeten zijn, zie onzekerheid Slibbergingsmogelijkheden in 5.6. Door de genoemde sanering zal de kwaliteit van de bodem van het ARK en Lekkanaal enigszins verbeteren en zal naar verwachting de nalevering van verontreinigingen uit de bodem naar het water gering afnemen, waardoor ook de kwaliteit van het water van het ARK en Lekkanaal mogelijk licht verbetert. In de tweede plaats wordt de water- en bodemkwaliteit positief bei'nvloed door verbetering van de fosfaat- en stikstofverwijdering van de RWZI's. Anderzijds wordt de waterkwaliteit heel gering negatief bei'nvloed omdat minder kwelwater uit de Heuvelrug toestroomt naar het ARK. Dit water heeft een relatief goede kwaliteit. Een positief effect op de bestrijding van verdroging (+1). Onderzoek naar de oorzaken van de verdroging in het Kromme Rijngebied is nog gaande. Afhankelijk van de resultaten van dit onderzoek zullen er mogelijk maatregelen genomen worden om grondwaterafstroming via het ARK tegen te gaan. Bovendien zal door een verbeterd operationeel waterbeheer adequater met water kunnen worden omgesprongen in geval van droogte. Sterk positief effect op de veiligheid van de omgeving (+2). Door een verbeterd operationeel waterbeheer zal de duur en de waterstand bij hoog water situaties naar verwachting afnemen, waardoor de veiligheid van de omgeving toeneemt. Door recente hoog water periodes ( ) zijn er nieuwe gegevens betreffende de frequentie van hoog waterstanden waarop de dijkhoogten getoetst worden en daardoor mogelijk verhoogd/versterkt worden. Door het simuleren van dijkdoorbraken met behulp van modellen wordt het inzichtelijker waar en in welke mate water een bedreiging kan vormen bij een mogelijke dijkdoorbraak. Daardoor kunnen er anticiperende maatregelen worden genomen en kan er adequater worden opgetreden bij een mogelijke dijkdoorbraak. Ruime invulling van de functiecluster Waterhuishouding heeft: Een positief effect op de regionale economie (+1) omdat de fruitbomen in het Kromme Rijngebied lokaal minder droogteschade en vorstschade hebben vanwege de peilverhoging in het Kromme Rijngebied. Een netto sterk positief effect op de water- en bodemkwaliteit (+2). Het werkt in de eerste plaats positief dat alle klasse 3 en 4 waterbodem wordt gesaneerd en niet alleen in het ARK en Lekkanaal, maar ook o.a. in de Vecht 3. Hiervoor zal echter wel bergingsmogelijkheid moeten zijn, zie de Noten 31 Het Restauratie Plan Vecht zal ook moeten leiden tot de genoemde sanering van de Vecht; de onzekerheid Effect Restauratie Plan Vecht wordt genoemd in 5.6. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 133

136 onzekerheid Slibbergingsmogelijkheden in 5.6. In de tweede plaats wordt de water- en bodemkwaliteit positief bei'nvloed doordat de kwaliteitsdoelstelling wordt uitgebreid gericht op het gebruik 4. Gebiedsgerichte waterkwaliteit zal alleen gehaald kunnen worden als beter greep op de diffuse verontreinigingen kan worden verkregen, zie onzekerheid Het effect van de aanpak van diffuse bronnen in 5.6. Anderzijds wordt de waterkwaliteit gering negatief bei'nvloed omdat kwalitatief minder goed kwelwater uit de Heuvelrug toestroomt naar het ARK en omdat zoveel extra water wordt onttrokken uit het ARK en Lekkanaal dat mogelijk extra water ingelaten moet worden bij Wijk bij Duurstede 5 Extra water inlaten bij Wijk bij Duurstede kan leiden tot een grotere aanvoer van verontreinigingen 6. Een sterk positief effect op de bestrijding van verdroging (+2). Er wordt gewerkt aan het zoveel mogelijk vasthouden van water van gebiedseigen kwaliteit, zie ook onzekerheid De mogelijkheid water van gebiedseigen kwaliteit vast te houden in 5.6. De verdroging aan de flanken van de Utrechtse Heuvelrug zal mogelijk afnemen, omdat afstroming van water van gebiedseigen kwaliteit, afkomstig van de Heuvelrug naar het ARK mogelijk wordt tegengegaan en drinkwaterpompstations die nu gebruik maken van grondwater overgaan op oppervlaktewater, zie ook onzekerheid Alternatieven voor de drinkwaterbereiding in 5.6. Verder zal ook de verdroging in het Vechtplassengebied en Kromme Rijngebied naar verwachting afnemen. Dit is een gevolg van het feit dat het water zodanig wordt herverdeeld dat verdrogingsgevoelige gebieden de beste kwaliteit water krijgen. Hierbij wordt gestreefd naar water van gebiedseigen kwaliteit 7. Sterk positief effect op de veiligheid van de omgeving (+2). Door een verbeterd operationeel waterbeheer zal de duur en de waterstand bij hoog water situaties naar verwachting afnemen, waardoor de veiligheid van de omgeving toeneemt. Door recente hoog water periodes ( ) zijn er nieuwe gegevens betreffende de frequentie van hoog waterstanden waarop de dijkhoogten getoetst worden en daardoor mogelijk verhoogd/versterkt worden. Door het simuleren van dijkdoorbraken met behulp van modellen wordt het inzichtelijker waar en in welke mate water een bedreiging kan vormen bij een mogelijk dijkdoorbraak. Daardoor kunnen er anticiperende maatregelen worden genomen en kan er adequater worden opgetreden bij een mogelijke dijkdoorbraak. Noten * De waterkwaliteitsdoelstelling kan pas worden uitgebreid indien de aandelen van de verschillende bronnen in de vervuiling van het ARK en Lekkanaal zijn gekwantificeerd; de onzekerheid Aandelen van de verschillende bronnen in vervuiling ARK en Lekkanaal wordt genoemd in 5.6. " Dit o.a. afhankelijk van de mate waarin het zout afkomstig uit het Noordzeekanaal in de toekomst teruggedrongen moet worden; de onzekerheid Mate van noodzaak bestrijden zoutterugdringing wordt genoemd in 5.6. De hoeveelheid is o.a. afhankelijk van de kwaliteitsverbetering van de Rijn; de onzekerheid Vervuiling Rijn wordt genoemd in 5.6. " Het s;agen hiervan is afhankelijk van beheer van de aangrenzende wateren in de toekomst en het optreden van extreme omstandigheden als b.v. droogte en calamiteiten; de onzekerheden Toekomstig beheer aangrenzende wateren, Calamiteiten en Waterbeheer onder extreme omstandigheden worden genoemd in 5.6. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 134

137 Ecologie effect op beperkt ruim regionale economie 0 0 water- en bodemkwaliteit bestrijding van verdroging 0 0 veiligheid van de omgeving 0 0 Beperkte invulling van de functiecluster Ecologie heeft: Een verwaarloosbaar economisch effect op de regio (0). Activiteiten als zandwinning worden weliswaar verboden binnen de EHS, maar hier zal de regio in economisch opzicht niets van merken. Een positief effect op de water- en bodemkwaliteit (+1). Natuurvriendelijke oevers hebben nauwelijks effect op de chemische kwaliteit van het water. Vastlegging van fosfaat en stikstof en bezinking van slib in de oever is op de schaal van het hele watersysteem te verwaarlozen. Het effect op de biologische waterkwaliteit is groot. Doordat wateren oeverplanten voorkomen wordt een voedsel- en leefgebied gecreeerd voor vissen en andere waterdieren. Het water wordt daardoor 'gezonder'. Geen effect op de bestrijding van verdroging (0). Geen effect op de veiligheid van de omgeving (0). Ruime invulling van de functiecluster Ecologie heeft: Een verwaarloosbaar economisch effect op de regio (0). Eventuele maatregelen ter beperking van turbulentie op het ARK zullen nooit ten koste gaan van de scheepvaartbelangen. Een positief effect op de water- en bodemkwaliteit (+1). Zie voor toelichting bij beperkte invulling van de functiecluster Ecologie. Geen effect op de bestrijding van verdroging (0). Geen effect op de veiligheid van de omgeving (0). Leefomgeving effect op beperkt ruim regionale economie 0 +1 water- en bodemkwaliteit 0 +1 bestrijding van verdroging 0 0 veiligheid van de omgeving 0 +1 Beperkte invulling van de functiecluster Leefomgeving heeft: Netto geen effect op de regionale economie (0). De verbindingen van Amsterdam Nieuw-Oost met de stad Amsterdam en met Diemen en van het VINEX-uitbreidingsgebied Leidsche Rijn met de stad Utrecht worden weliswaar verbeterd, maar dit loopt in de pas met stedelijke uitbreidingen. Ten opzichte van de huidige situatie is het effect op de regionale economie verwaarloosbaar. Geen effect op de water- en waterbodemkwaliteit (0). De luchtverontreiniging wordt - rekening houdend met ontwikkelingen in het vervoer over het ARK en het Lekkanaal - op het huidige niveau Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 135

138 gehouden door de uitvoering van maatregelen. Dit betekent dat ook de atmosferische depositie als gevolg van de luchtverontreiniging van de scheepvaart op het huidige niveau gehandhaafd blijft en dus ook de waterkwaliteit. Geen effect op de bestrijding van verdroging (0). Geen effect op de veiligheid van de omgeving (0). De maatregelen die in de Visie worden voorgesteld bij beperkte invulling van de functiecluster Ecologie hebben geen invloed op de veiligheid van de omgeving. Ruime invulling van de functiecluster Leefomgeving heeft: Een positief effect op de regionale economie (+1). Er worden aan de recreatievaart aantrekkelijke alternatieve routes aangeboden: het Merwedekanaal en de Vecht. Recreatievaarders zullen hier aan wal gaan. Dit heeft een positief effect op de lokale middenstand. Een positief effect op de water- en bodemkwaliteit (+1). De veiligheid van de omgeving wordt verbeterd door o.a. maatregelen aan de verkeersveiligheid. Hierdoor zal naar verwachting de kans op aanvaringen en dus de kans op calamiteiten als gevolg van aanvaringen afnemen. De luchtverontreiniging wordt - rekening houdend met de toekomstige ontwikkelingen in het vervoer over ARK en Lekkanaal - verminderd. Hierdoor zal de atmosferische depositie gering afnemen. Dit kan een gering positieve invloed hebben op de waterkwaliteit. Geen effect op de bestrijding van verdroging (0). De maatregelen die in de Visie worden voorgesteld bij beperkte invulling van de functiecluster Leefomgeving hebben geen invloed op het bestrijden van de verdroging. Een positief effect op de veiligheid van de omgeving (+1). De veiligheid van de omgeving neemt toe, rekening houdend met de verwachte toename van de scheepvaart, omdat de verkeersveiligheid toeneemt. Zie hiervoor ook bij ruime invulling van de functiecluster Economie & Transport. De mate waarin de veiligheid van de omgeving zal toenemen is mede afhankelijk van de wijze van stedelijke uitbreiding van de stad Utrecht, zie onzekerheid Stedelijke uitbreiding in 5.6. In hoeverre kleine recreatievaart kan worden geweerd van het ARK heeft eveneens invloed op hoe veilig de omgeving wordt. Dit hangt samen met de onzekerheid of de Hollandsche IJssel wordt afgesloten voor scheepvaart, zie onzekerheid Sluiting Hollandsche IJssel in 5.6. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 136

139 Onderlinge invloed van de clusters Tabel Onderlinge bei'nvloeding van de strategieen in tabel. Er is onderzocht in hoeverre de wijzen van invulling van de functieclusters elkaar in de zestien mogelijke strategieen uitsluiten, verzwakken of versterken. De invullingen bleken elkaar in geen enkele strategie uit te sluiten. Hoe de combinaties op verzwakking of versterking scoren, ziet u in figuur *.*. De geselecteerde strategieen zijn benoemd. strategie ec en wh ec en el ec en lo wh en el wh en lo ec en lo totaal e i w e I 1! bb br rb rr bb br rb rr bb br rb rr bb br rb rr bb br rb rr bb br rb rr sc vo c j h 1 0 b \ b b b I j j 5 b j b r j b! ; 0 0 i 0 5 b \ b b r i j -1 j 0 j 0-2 j 7 b \ b r j r i j -1 j ; b i r b j b \ j 0 i 0 +1 j 4 b j r b b I j 4 b I r r! r j ! b j r r j b j 0-1 o i i+3! 2 r! b b j r 0 j -1 I j 7 r j b b b 0 j j 0 o I 0 j 5 r! b r r 0-1 I -1 j -1! 0 I 0-3 j 8 r j b r b 0 ; i-11 j 0 +1 I 0 j 5 r I r b b 0-1! i 0 j -1 : 6 r j r b r 0! i+i +1 o i +2 3 r! r r b 0-1 I i \ I 0! 0 j 5 r! r r r :+4 1 ec = economie en transport wh = waterhuishouding el = ecologie lo = leefomgeving b = beperkte invulling r = ruime invulling sc = score vo = volgorde -1 = negatief effect 0 = (netto) geen effect +1 = positief effect +2 = sterk positief effect De functieclusters Economie & Transport en Waterhuishouding beinvloeden elkaar nauwelijks. De lozingen door schepen van olie- en vetprodukten en de diffuse lozingen door de scheepvaart, bijvoorbeeld uit aangroeiwerende verven (PAK's), hebben een gering negatieve invloed op de waterkwaliteit. Anderzijds is bij ruime invulling van Economie & Transport de kans op aanvaring en dus op verontreiniging van het water door aanvaringen gering. Deze netto invloed is verwaarloosbaar gesteld. Waterhuishouding beperkt ruim Economie en beperkt 0 0 Transport ruim 0 0 Economie & Transport en Ecologie verzwakken elkaar door het negatieve effect op de ecologie van turbulentie, golfslag en opwoeling van bodemmateriaal veroorzaakt door de scheepvaart. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 137

140 Ecologie beperkt ruim Economisch beperkt 0-1 transport ruim -1-1 Beperkt invulling van Economie & Transport en ruime invulling van Leefomgeving verzwakken elkaar, doordat stadsuitbreidingen en de ontwikkelingen in het vervoer van gevaarlijke stoffen conflicteren. Ruime invulling van Economie & Transport en ruime invulling van Leefomgeving versterken elkaar omdat de toename van de verkeersveiligheid en de toename van de veiligheid van de omgeving elkaar positief beinvloeden. Leefomgeving beperkt ruim Economisch beperkt 0-1 transport ruim 0 +1 Beperkte invulling van Waterhuishouding en Ecologie beinvloeden elkaar niet. Beperkte invulling van Waterhuishouding en ruime invulling van Ecologie verzwakken elkaar, omdat natuurvriendelijke oevers zich nauwelijks kunnen ontwikkelen als de waterkwaliteit niet verbetert. De overige combinaties Waterhuishouding en Ecologie versterken elkaar. De belangrijkste versterking vindt plaats tussen ruime invulling van beide functieclusters. Voor het goed functioneren van ecosystemen is een goede waterkwaliteit en waterbodemkwaliteit noodzakelijk. Indien water van gebiedseigen kwaliteit aanwezig is in natuurgebieden, door herverdeling van water op grond van het gebruik, of door vasthouden van water van gebiedseigen kwaliteit, versterkt dit de ecologische functie. De effecten op de verdroging kunnen worden bestreden, en er is een positieve invloed op de totstandkoming van ecologische verbindingen. Indien het ecologisch niveau hoger wordt, heeft dit weer een positieve invloed op de water- en - bodemkwaliteit Ecologie beperkt ruim Waterhuis beperkt 0-1 houding ruim Zowel beperkte als ruime invulling van de Waterhuishouding heeft een positief effect op de leefomgeving, omdat de veiligheid van de omgeving verbeterd wordt door een beter operationeel waterbeheer, een zwaardere toetsing van de dijken en meer inzicht in overstromingssituaties. Ruime invulling van Waterhuishouding en ruime invulling van Leefomgeving versterken elkaar doordat de recreatievaart meer gereguleerd wordt, waardoor de kans op aanvaringen kleiner is. Hierdoor is de kans op watervervuiling als gevolg van scheepvaart geringer. Leefomgeving beperkt ruim Waterhuis beperkt +1 0 houding ruim Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 138

141 Ruime invulling van Ecologie versterkt ruime invulling van Leefomgeving door toename van de recreatieve mogelijkheden. Leefomgeving beperkt ruim Ecologie beperkt 0 0 ruim 0 +1 Keuze van de strategieen Op basis van de bovenstaande afwegingen is een keuze gemaakt. Er zijn vier strategieen benoemd: Combinatie 1 = Low budget Combinatie 8 = Milieu accent Combinatie 14 = Economisch accent Combinatie 16 = Gelijkwaardig intensief De strategieen met beperkte invulling van Waterhuishouding, Economie & Transport en Leefomgeving scoren laag. Ruime invulling van deze functieclusters heeft geen enkel negatief effect, en heeft de meeste keren een positief effect. De strategie "Gelijkwaardig Intensief" scoort het beste. Alle strategieen met beperkte invulling van Waterhuishouding vallen af, omdat de ruime invulling van de Waterhuishouding geen enkele andere functie verzwakt, en de meeste versterkingen van andere functieclusters geeft, ongeacht of het om een beperkte of een ruime invulling van die andere functieclusters gaat. De strategie met ruime invulling voor zowel Economie & Transport, Waterhuishouding, als Ecologie als Leefomgeving: Gelijkwaardig intensief, heeft verreweg de meeste onderlinge versterkingen. De presentatie in onderstaande tabel van de strategievolgorde bij de keuzecriteria "effecten" en "onderlinge invloed" en de totaalvolgorde van de strategieen, maakt de keuze voor de strategie Gelijkwaardig intensief duidelijk. De cijfers geven de rangorde in waardering voor een van de zestien combinaties aan (Nummer 1 is de beste strategie etc.) Strategie effecten onderlinge invloed totaalscore Gelijkwaardig intensief Economisch accent Milieu accent Low budget Van deze vier strategieen komt gelijkwaardig intensief als de sterkste naar voren. Deze strategie wordt besproken in paragraaf 5.2. De naam Gelijkwaardig intensief is gekozen omdat de vier functieclusters in deze strategie een gelijkwaardige aandacht krijgen. Binnen deze strategie is voor alle vier de functieclusters een ruime invulling gekozen. Integrate Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 139

142 De strategie die op een na beste scoorde wordt besproken in 5.3. Deze strategie wordt belangrijk wanneer er onvoldoende financien beschikbaar zijn om binnen alle functieclusters een ruime invulling te verwezenlijken en de aandacht meer dan nu het geval is verschuift naar economie, vandaar "Economisch accent". De strategie die op twee na beste scoorde wordt besproken in 5.4. Deze strategie wordt belangrijk wanneer er onvoldoende financien beschikbaar zijn om binnen alle functieclusters een ruime invulling te verwezenlijken en de aandacht meer dan nu het geval is verschuift naar natuur en milieu, vandaar de naam "Milieu-accent". In 5.5 wordt een strategie gepresenteerd die relatief laag scoorde. Deze "Low budget" strategie brengt wel de minste kosten met zich mee. Deze strategie wordt belangrijk als er zo weinig geld beschikbaar is, dat het Rijksbeleid maar op beperkte schaal uitgevoerd kan worden. Bij de beschrijving van de strategieen "Milieuaccent", "Economisch accent" en "Low budget" wordt aangegeven waarin ze verschillen van de strategie "Gelijkwaardig intensief". Gevoeligheidsanalyse van de effecten en de onderlinge invloed Het resultaat van de analyse op effecten en onderlinge invloed is niet erg gevoelig voor een of meerdere kleine wijzigingen in de scores, ongeacht of het een score op effecten, een score op invloed of beide betreft. Gelijkwaardig intensief komt overal het beste uit de toetsing. Economisch accent deelt wel geregeld de eerste plek met Gelijkwaardig intensief. De strategie waarbij Waterhuishouding en Ecologie beide beperkt worden ingevuld, en Economie & Transport en Leefomgeving beide ruim worden ingevuld komt geregeld op de tweede of derde plaats, maar dit is niet structured. Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 140

143 Integrale Visie Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal 142

144

Amsterdam Rijn Kanaal

Amsterdam Rijn Kanaal Amsterdam Rijn Kanaal Ligging: Van Binnen-IJ KM 41.0 in Amsterdam tot KM 913.3 Rechteroever van de Waal Klasse: Vaarwaterklasse VI. B. Afmetingen: Lengte 200,00 m X Breedte 23,50 m x Diepgang 4,00 m (BPR

Nadere informatie

Maandoverzichten debieten in grafieken

Maandoverzichten debieten in grafieken Z5229 BIBUPTHEEK Bouwdienst Rijkswaterstaa v Postbus 20.000 \ 3502 LA Utrecht Maandoverzichten debieten in grafieken 1993-1994 Waterakkoord Noordzeekanaal en Amsterdam-Rijnkanaal Nota ANW 96.010 " BIBLIOTHEEK

Nadere informatie

Watermanagement en het stuwensemble Nederrijn en Lek. Voldoende zoetwater, bevaarbare rivieren

Watermanagement en het stuwensemble Nederrijn en Lek. Voldoende zoetwater, bevaarbare rivieren Watermanagement en het stuwensemble Nederrijn en Lek Voldoende zoetwater, bevaarbare rivieren Rijkswaterstaat beheert de grote rivieren in Nederland. Het stuwensemble Nederrijn en Lek speelt hierin een

Nadere informatie

Amsterdam Rijn Kanaal

Amsterdam Rijn Kanaal Amstdam Rijn Kanaal Ligging: Van Binnen-IJ KM 41.0 in Amstdam tot KM 913.3 Rechtoev van de Waal Klasse: Vaarwatklasse VI. B. Afmetingen: Lengte 200,00 m X Breedte 23,50 m x Diepgang 4,00 m (BPR 9.02, este

Nadere informatie

Rotterdam, 17 mei 2005 V.V.: 29 juni Waterakkoord Hollandsche IJssel en Lek. Agendapuntnr: 13

Rotterdam, 17 mei 2005 V.V.: 29 juni Waterakkoord Hollandsche IJssel en Lek. Agendapuntnr: 13 Rotterdam, 17 mei 2005 V.V.: 29 juni 2005 Onderwerp: Waterakkoord Hollandsche IJssel en Lek Agendapuntnr: 13 Inleiding Het Waterakkoord voor de Hollandsche IJssel en Lek is opgesteld op grond van artikel

Nadere informatie

Droogtemonitor. Watermanagementcentrum Nederland. Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW) 28 juli 2015 Nummer 2015-9

Droogtemonitor. Watermanagementcentrum Nederland. Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW) 28 juli 2015 Nummer 2015-9 Watermanagementcentrum Nederland Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW) Droogtemonitor 28 juli 2015 Nummer 2015-9 Droogte iets afgenomen na neerslag Door de recente neerslag in Nederland

Nadere informatie

Watervergunning. Voor 2017 voor het gemotoriseerd varen op de benedenloop van de Kromme Rijn in de gemeenten Utrecht en Bunnik.

Watervergunning. Voor 2017 voor het gemotoriseerd varen op de benedenloop van de Kromme Rijn in de gemeenten Utrecht en Bunnik. Watervergunning Voor 2017 voor het gemotoriseerd varen op de benedenloop van de Kromme Rijn in de gemeenten Utrecht en Bunnik Datum 2 mei 2017 Zaaknummer 11413 Poldermolen 2 Postbus 550 3990 GJ Houten

Nadere informatie

Samenvatting van de toelichting op de. Peilbesluiten Boezemstelsel Oude Rijn 2015 en. Boezemstelsel Leidsche Rijn 2015

Samenvatting van de toelichting op de. Peilbesluiten Boezemstelsel Oude Rijn 2015 en. Boezemstelsel Leidsche Rijn 2015 Samenvatting van de toelichting op de peilbesluiten Boezemstelsel Oude Rijn 2015 en Boezemstelsel Leidsche Rijn 2015 Vastgesteld door het Algemeen Bestuur op 18 februari 2015 Leidsche Rijn Oude Rijn Verantwoording

Nadere informatie

Stroomgebiedsafstemming Rijnwest. ER in combinatie met meetgegevens

Stroomgebiedsafstemming Rijnwest. ER in combinatie met meetgegevens Stroomgebiedsafstemming Rijnwest ER in combinatie met meetgegevens Stroomgebiedsafstemming Rijn-West 2 Opdrachtgever: Rijn West Begeleidingsgroep / beoordelingsgroep: Provincies, RAO, KRW-Kernteam Rijn

Nadere informatie

Water in Tiel. 1 Naast regionale wateren die in beheer zijn bij de waterschappen, zijn er rijkswateren (de hoofdwateren

Water in Tiel. 1 Naast regionale wateren die in beheer zijn bij de waterschappen, zijn er rijkswateren (de hoofdwateren Water in Tiel Waterbeleid Tiel en Waterschap Rivierenland Water en Nederland zijn onafscheidelijk. Eigenlijk geldt hetzelfde voor water en Tiel, met de ligging langs de Waal, het Amsterdam Rijnkanaal en

Nadere informatie

Winnen van brak grondwater om brakke kwel te beperken?

Winnen van brak grondwater om brakke kwel te beperken? Winnen van brak grondwater om brakke kwel te beperken? symposium zoetwatervoorziening in zilte delta's KWR, Nieuwegein, 4 april 2013 Amsterdam, 9 april 2013 Dienst Waterbeheer en Riolering Waterschap Amstel,

Nadere informatie

Zeetoegang IJmond. Aanvullend advies over reikwijdte en detailniveau van de Milieutoets. 3 november 2011 / rapportnummer

Zeetoegang IJmond. Aanvullend advies over reikwijdte en detailniveau van de Milieutoets. 3 november 2011 / rapportnummer Zeetoegang IJmond Aanvullend advies over reikwijdte en detailniveau van de Milieutoets 3 november 2011 / rapportnummer 2525 85 1. Voorgeschiedenis en stand van zaken Rijkswaterstaat (RWS) heeft het voornemen

Nadere informatie

Watervergunning. Voor het gemotoriseerd varen op de benedenloop van de Kromme Rijn met 13 elektrisch aangedreven sloepen. Datum 20 juli 2017

Watervergunning. Voor het gemotoriseerd varen op de benedenloop van de Kromme Rijn met 13 elektrisch aangedreven sloepen. Datum 20 juli 2017 Watervergunning Voor het gemotoriseerd varen op de benedenloop van de Kromme Rijn met 13 elektrisch aangedreven sloepen Datum 20 juli 2017 Zaaknummer 14685 Poldermolen 2 Postbus 550 3990 GJ Houten T (030)

Nadere informatie

Objectbeschrijving sluiscomplex Heumen (Pepijn van Aubel, november 2016)

Objectbeschrijving sluiscomplex Heumen (Pepijn van Aubel, november 2016) Objectbeschrijving sluiscomplex Heumen (Pepijn van Aubel, november 2016) Het sluiscomplex Heumen (km. 1,4) bestaat uit de volgende onderdelen met bijbehorende kentallen: 1) De oude sluis (west) met 3 puntdeuren

Nadere informatie

Watervergunning. Voor het gemotoriseerd varen op de benedenloop van de Kromme Rijn met vier elektrisch aangedreven boten. Datum 16 januari 2018

Watervergunning. Voor het gemotoriseerd varen op de benedenloop van de Kromme Rijn met vier elektrisch aangedreven boten. Datum 16 januari 2018 Watervergunning Voor het gemotoriseerd varen op de benedenloop van de Kromme Rijn met vier elektrisch aangedreven boten Datum 16 januari 2018 Zaaknummer 21634 Poldermolen 2 Postbus 550 3990 GJ Houten T

Nadere informatie

Rijkswaterstaat Dienst Verkeerskunde Bureau Dokumentatie Postbus 1031 3000 BA Rotterdam D 0338

Rijkswaterstaat Dienst Verkeerskunde Bureau Dokumentatie Postbus 1031 3000 BA Rotterdam D 0338 S. js.io Rijkswaterstaat Dienst Verkeerskunde Bureau Dokumentatie Postbus 1031 3000 BA Rotterdam D 0338 Ri jkswater s t aat, Dienst Verkeerskunde, Hoofdafdeling Scheepvaart. Dordrecht, 2 juni 1975. NOTITIE

Nadere informatie

Toelichting partiële herziening peilbesluit Oude en Nieuwe Broekpolder - peilgebied ONP V

Toelichting partiële herziening peilbesluit Oude en Nieuwe Broekpolder - peilgebied ONP V Toelichting partiële herziening peilbesluit Oude en Nieuwe Broekpolder - peilgebied ONP V Versie 13 april 2018 M.W. Näring, MSc (Hoogheemraadschap van Delfland) 1 Inleiding Het beheergebied van Delfland

Nadere informatie

Zoals aangegeven zijn de gemeente Lelystad en het havenbedrijf Amsterdam de ontwikkelaars van het bedrijventerrein.

Zoals aangegeven zijn de gemeente Lelystad en het havenbedrijf Amsterdam de ontwikkelaars van het bedrijventerrein. Notitie Contactpersoon Jeroen Lasonder Datum 24 mei 2013 Kenmerk N008-1213242JLO-gdj-V022 Flevokust: Watertoets 1 Inleiding De gemeente Lelystad en Havenbedrijf Amsterdam ontwikkelen samen bedrijventerrein

Nadere informatie

Oplegnotitie waterhuishoudingsplan 2012 Bedrijvenpark A1 Bijlage 8b exploitatieplan

Oplegnotitie waterhuishoudingsplan 2012 Bedrijvenpark A1 Bijlage 8b exploitatieplan Oplegnotitie waterhuishoudingsplan 2012 Bedrijvenpark A1 Bijlage 8b exploitatieplan Gemeente Deventer Opdrachtgever ORB H.J. Laing Datum paraaf Projectleider ORB J.J. van der Woude Datum paraaf Gemeente

Nadere informatie

Waterbalans Noordzeekanaal/ Amsterdam-Rijnkanaal

Waterbalans Noordzeekanaal/ Amsterdam-Rijnkanaal Waterbalans Noordzeekanaal/ Amsterdam-Rijnkanaal 1998-2000............................................................................................. Colofon Uitgegeven door: Rijkswaterstaat Directie

Nadere informatie

Adviesnota. Het spoor rond Amsterdam Centraal. Divisie Ruimte, Mobiliteit en Infra

Adviesnota. Het spoor rond Amsterdam Centraal. Divisie Ruimte, Mobiliteit en Infra Aan Waternet, V. Dijkdrenth Van Movares, M.H. de Nijs Telefoon 06 511 31 086 Kenmerk D80-MNI-KA-1800004 Projectnummer RM005096 Onderwerp PHS Westhaven, onderdoorgang Contactweg, Watertoets Datum 1 maart

Nadere informatie

Bijlage: Detailopmerkingen op waterhuishoudingsplan Pagina Opmerking Voorstel

Bijlage: Detailopmerkingen op waterhuishoudingsplan Pagina Opmerking Voorstel Bijlage: Detailopmerkingen op waterhuishoudingsplan Pagina Opmerking Voorstel blz. 10, 4 e alinea blz. 10, 5 e alinea, laatste zin blz. 19, 5 e alinea blz. 21, 2 e alinea blz. 21, 3 e alinea blz. 22, onder

Nadere informatie

Kaart 13: Afwateringsgebieden. Afwateringsgebieden. Legenda. IJsselmeer IJsselmeer bij bijzondere omstandigheden

Kaart 13: Afwateringsgebieden. Afwateringsgebieden. Legenda. IJsselmeer IJsselmeer bij bijzondere omstandigheden 28 Watersysteem en ondergrond Het IJsselmeergebied is het grootste zoetwaterbekken van Nederland en zal in de toekomst steeds belangrijker worden voor de strategische zoetwatervoorziening. Daarnaast vormt

Nadere informatie

Opwaardering Twentekanalen. Economische stimulans Oost-Nederland

Opwaardering Twentekanalen. Economische stimulans Oost-Nederland Opwaardering Twentekanalen Economische stimulans Oost-Nederland 21 oktober 2014 Onderwerpen Wat doet? en de Twentekanalen Sluis Eefde Verruiming Twentekanalen Wat doet? Organisatie doel Eén RWS, Samen

Nadere informatie

Middelburg Polder Tempelpolder. Polder Reeuwijk. Reeuwijk. Polder Bloemendaal. Reeuwijksche Plassen. Gouda

Middelburg Polder Tempelpolder. Polder Reeuwijk. Reeuwijk. Polder Bloemendaal. Reeuwijksche Plassen. Gouda TNO Kennis voor zaken : Oplossing of overlast? Kunnen we zomaar een polder onder water zetten? Deze vraag stelden zich waterbeheerders, agrariërs en bewoners in de Middelburg-Tempelpolder. De aanleg van

Nadere informatie

Directie Limburg Project: 6 sluisdeuren Locatie: Maasbracht Planning: tussen 2002-2004, 2 deuren per jaar Leverancier: Hupkes

Directie Limburg Project: 6 sluisdeuren Locatie: Maasbracht Planning: tussen 2002-2004, 2 deuren per jaar Leverancier: Hupkes 1. Rijkswaterstaat Project: vangrail Locatie: mogelijk in heel NL Opdrachtgever: RWS Planning: over een jaar waarschijnlijk in Alkmaar, Den Bosch, Roermond-Venlo of via aannemer Directie Limburg Project:

Nadere informatie

Notitie. : Vechtbrug in de N-236 te Weesp

Notitie. : Vechtbrug in de N-236 te Weesp Aan Onderwerp Bouw Brugbouw in de N-236 over de Vecht te Weeso Bijlagen :1 1.Bordenplan (BPR) Nautisch advies Contactpersoon G. Kroon Doorkiesnummer Locatie : Vechtbrug in de N-236 te Weesp Nautisch vaarwegbeheerder:

Nadere informatie

ONTWERP-PROJECTPLAN WATERWET ex art. 5.4 Waterwet

ONTWERP-PROJECTPLAN WATERWET ex art. 5.4 Waterwet ONTWERP-PROJECTPLAN WATERWET ex art. 5.4 Waterwet Datum: 10 februari 2016 Kenmerk: 201600150 Onderwerp: ontwerp-projectplan voor de realisatie van maatregelen ten behoeve van het nieuwe peilgebied Nieuw-Lekkerland

Nadere informatie

April Effecten van salderen tussen handhavingspunten

April Effecten van salderen tussen handhavingspunten April 2006 Effecten van salderen tussen handhavingspunten Effecten van salderen tussen handhavingspunten Opdrachtgever Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat Generaal Transport en Luchtvaart

Nadere informatie

Toelichting locatiekeuze nieuwe sluis

Toelichting locatiekeuze nieuwe sluis Bijlage 2 Toelichting locatiekeuze nieuwe sluis Bijlage 2 : Toelichting locatiekeuze nieuwe sluis Locatieafweging tweede Sluis Eefde Uitgangspunten en werkwijze Een extra sluiskolk kan op verschillende

Nadere informatie

Kennisdag Zoetwater Dinsdag 27 november, 2018

Kennisdag Zoetwater Dinsdag 27 november, 2018 Kennisdag Zoetwater Dinsdag 27 november, 2018 Doel van vandaag Kennis delen en kennislacunes identificeren: Wat is de impact van de langdurige periode van droogte dit jaar? Hoe gingen we hiermee om en

Nadere informatie

Afmeervoorziening Cruiseschepen IJmuiden

Afmeervoorziening Cruiseschepen IJmuiden Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Bouwdienst Rijkswaterstaat Hoofdafdeling Natte Infrastructuur Afmeervoorziening Cruiseschepen IJmuiden Invloed van af- en ontmerende

Nadere informatie

Toelichting partiële herziening peilbesluit Oude Polder van Pijnacker - peilgebied OPP XIII

Toelichting partiële herziening peilbesluit Oude Polder van Pijnacker - peilgebied OPP XIII Toelichting partiële herziening peilbesluit Oude Polder van Pijnacker - peilgebied OPP XIII Versie 13 april 2018 M.W. Näring, MSc (Hoogheemraadschap van Delfland) 1 Inleiding Het beheergebied van Delfland

Nadere informatie

Visie Water en Ruimtelijke Ontwikkeling bijlage 1

Visie Water en Ruimtelijke Ontwikkeling bijlage 1 Visie Water en Ruimtelijke Ontwikkeling bijlage 1 Kaarten Waterbelangen DM: 303052 1 Wateropgaven 2015 / 2027 Kaart 1. Gebieden met een WB21 wateropgave In 2005 is een studie wateropgave uitgevoerd (conform

Nadere informatie

Samen werken aan waterkwaliteit. Voor schoon, voldoende en veilig water

Samen werken aan waterkwaliteit. Voor schoon, voldoende en veilig water Samen werken aan waterkwaliteit Voor schoon, voldoende en veilig water D D Maatregelenkaart KRW E E N Z D E Leeuwarden Groningen E E W A IJSSELMEER Z Alkmaar KETELMEER ZWARTE WATER MARKER MEER NOORDZEEKANAAL

Nadere informatie

17 Peilafwijking 17.1 Inleiding

17 Peilafwijking 17.1 Inleiding 17 Peilafwijking 17.1 Inleiding Rijnland is als waterbeheerder verantwoordelijk voor het beheer van het waterpeil. In peilbesluiten legt Rijnland vast welk peil in het betreffende gebied door Rijnland

Nadere informatie

Gemeente Oosterhout. Kantorenlocatie Beneluxweg- Zuid

Gemeente Oosterhout. Kantorenlocatie Beneluxweg- Zuid Gemeente Oosterhout Kantorenlocatie Beneluxweg- Zuid Netto oppervlakte: ca. 1.4 hectare Aantal bedrijven: 1 bedrijf Bereikbaarheid (wegen, spoor, water, openbaar vervoer): A27 en openbaar vervoer Type

Nadere informatie

Milieueffectrapportage

Milieueffectrapportage Milieueffectrapportage Lichteren in Averijhaven MER Rijkswaterstaat Noord-Holland juli 2012 Milieueffectrapportage Lichteren in Averijhaven MER dossier : BA1469-101-100 registratienummer : LW-AF20121545

Nadere informatie

Deltaprogramma Bijlage H. Vervangingsopgave Nate Kunstwerken

Deltaprogramma Bijlage H. Vervangingsopgave Nate Kunstwerken Deltaprogramma 2013 Bijlage H Vervangingsopgave Nate Kunstwerken 2 Deltaprogramma 2013 Bijlage H Bijlage H Vervangingsopgave Nate Kunstwerken Achtergrond Er is in het verleden veel geïnvesteerd in de aanleg

Nadere informatie

Presentatie van gebiedsavond Peilbesluit Zegveld Gebiedsavond De Haak 29 oktober 2018

Presentatie van gebiedsavond Peilbesluit Zegveld Gebiedsavond De Haak 29 oktober 2018 Presentatie van gebiedsavond Peilbesluit Zegveld Gebiedsavond De Haak 29 oktober 2018 In gesprek over het water(peil) in De Haak, Zegveld en alternatieven voor het toekomstig waterpeil Programma Welkom

Nadere informatie

Distributiemodel, deel B

Distributiemodel, deel B Opdrachtgever: Deltares, deel B West Nederland Auteurs: Susanne Groot Dirk van Haaren Bertus de Graaff Elmi van den Braak Rudolf Versteeg Durk Klopstra PR1640.10 april 2009 april 2009 Inhoud 5 Rijnland...

Nadere informatie

1. Nota van antwoord. Eindstand 2055 reacties door 3036 personen/instanties.

1. Nota van antwoord. Eindstand 2055 reacties door 3036 personen/instanties. 1. Nota van antwoord Eindstand 2055 reacties door 3036 personen/instanties. Daarnaast zijn enkele petities/handtekeningenacties gevoerd: Petitie Voordorp 975 handtekeningen Petitie NMU meer dan 19.000

Nadere informatie

STUDIE NAAR DE TOEKOMST VAN HET KANAAL BOSSUIT-KORTRIJK. Uitgangspunten en onderzoeksvragen in de studie Deel Zwevegem - Leie

STUDIE NAAR DE TOEKOMST VAN HET KANAAL BOSSUIT-KORTRIJK. Uitgangspunten en onderzoeksvragen in de studie Deel Zwevegem - Leie STUDIE NAAR DE TOEKOMST VAN HET KANAAL BOSSUIT-KORTRIJK Uitgangspunten en onderzoeksvragen in de studie Deel Zwevegem - Leie ! Uitgangspunten vertrekken vanuit de hoofddoelstelling van het onderzoek: het

Nadere informatie

n.v.t. Hollandse Delta - Kostenverdeling niet aan

n.v.t. Hollandse Delta - Kostenverdeling niet aan Bijlage 2 Tabel met vaarwegen Waterschap Hollandse Delta Wateren Lijst A Categorie Handreiking Vaarwegbeheer(der) -- Categorie Handreiking Vaarwegbeheer(der) Voedingskanaal (1.127) - BZM n.v.t. Hollandse

Nadere informatie

Visvriendelijk waterbeheer. Aanleg vispassage bij renovatie gemalen Kerkeland en Vuylcop-Oost in Schalkwijk

Visvriendelijk waterbeheer. Aanleg vispassage bij renovatie gemalen Kerkeland en Vuylcop-Oost in Schalkwijk et Visvriendelijk waterbeheer Aanleg vispassage bij renovatie gemalen Kerkeland en Vuylcop-Oost in Schalkwijk Visvriendelijk waterbeheer Aanleg vispassage bij renovatie gemalen Kerkeland en Vuylcop-Oost

Nadere informatie

Eindexamen aardrijkskunde vmbo gl/tl I

Eindexamen aardrijkskunde vmbo gl/tl I TRANSPORT EN INFRASTRUCTUUR figuur 4 Goederenvervoer over het Amsterdam-Rijnkanaal Amsterdam Oranjesluizen IJ-meer Aantal containers in beide richtingen van het Amsterdam-Rijnkanaal 250000 200000 Prinses

Nadere informatie

Toetsing waterhuishouding

Toetsing waterhuishouding Toetsing waterhuishouding Bedrijventerrein Hattemerbroek - deelgebied Hattem Quickscan waterhuishouding - nieuwe stedenbouwkundige opzet Ontwikkelingsmaatschappij Hattemerbroek B.V. december 2009 concept

Nadere informatie

Toelichting GGOR Schieveen

Toelichting GGOR Schieveen Toelichting GGOR Schieveen Inleiding Om het GGOR te kunnen bepalen is de GGOR-systematiek gevolgd (zie figuur 1). Op basis van een analyse met een grondwatermodel zijn de actuele grondwaterstanden (AGOR)

Nadere informatie

Kwalitatieve beoordeling van de ligplaatsen langs het Amsterdam-Rijnkanaal

Kwalitatieve beoordeling van de ligplaatsen langs het Amsterdam-Rijnkanaal Ministerie van Verkeer en Waterstaat opq Kwalitatieve beoordeling van de ligplaatsen langs het Amsterdam-Rijnkanaal februari 2006 Ministerie van Verkeer en Waterstaat opq Kwalitatieve beoordeling van de

Nadere informatie

Stand van zaken samenwerking omgevingsvisie

Stand van zaken samenwerking omgevingsvisie Stand van zaken samenwerking omgevingsvisie Landschap, water en ondergrond Meer informatie: https://www.regiogv.nl/gemeenteraden/ruimtemobiliteit/samenwerking-omgevingsvisie/ 1 Inhoud 1. Proces samenwerking

Nadere informatie

Distributiemodel, deel F

Distributiemodel, deel F Opdrachtgever: Rijkswaterstaat, RIZA, deel F Brielse Dijkring Auteur: Rudolf Versteeg Elmi van den Braak PR1640.10 april 2009 Inhoud 40 Brielse Dijkring... 40-1 40.1 Inleiding... 40-1 40.2 Gebiedsbeschrijving...

Nadere informatie

Watervergunning. Datum 27 juli Zaaknummer 14885

Watervergunning. Datum 27 juli Zaaknummer 14885 Watervergunning Voor het graven van een watergang ter compensatie van het versneld afvoeren en lozen van hemelwater vanaf nieuw verhard oppervlak op de locatie Van Musschenbroekbaan 13 in Nieuwegein Datum

Nadere informatie

RSG DE BORGEN. Anders varen. Informatie voor de leerlingen. Inhoud. 1 De opdracht 2 Uitwerking opdracht 3 Het beroep 4 Organisatie 5 Beoordeling

RSG DE BORGEN. Anders varen. Informatie voor de leerlingen. Inhoud. 1 De opdracht 2 Uitwerking opdracht 3 Het beroep 4 Organisatie 5 Beoordeling RSG DE BORGEN Anders varen Informatie voor de leerlingen Inhoud 1 De opdracht 2 Uitwerking opdracht 3 Het beroep 4 Organisatie 5 Beoordeling [1] RSG de BORGEN Anders varen [Technasium] mei 2017 1 DE OPDRACHT

Nadere informatie

B C. knooppunten Amsterdam-Rijnkanaal. 1 b

B C. knooppunten Amsterdam-Rijnkanaal. 1 b A B C 21 22 23 24 25 26 27 28 knooppunten Amsterdam-Rijnkanaal 1 b 2008 Voorwoord Voor u ligt een brochure in het kader van het project Varen doe je samen met de detailkaarten van de vaarwegknooppunten

Nadere informatie

3. Beleidsregel insteekhavens langs waterkeringen langs de Gekanaliseerde Hollandse IJssel

3. Beleidsregel insteekhavens langs waterkeringen langs de Gekanaliseerde Hollandse IJssel 3. Beleidsregel insteekhavens langs waterkeringen langs de Gekanaliseerde Hollandse IJssel Kader Keur Op grond van artikel 3.1, eerste lid, aanhef en sub a en b is het verboden zonder vergunning van het

Nadere informatie

Het Dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht Besluit: De concept-beleidsregels voor nautische vergunningen vast te stellen;

Het Dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht Besluit: De concept-beleidsregels voor nautische vergunningen vast te stellen; CVDR Officiële uitgave van Waterschap Amstel, Gooi en Vecht. Nr. CVDR418890_1 12 september 2017 Beleidsregels voor nautische vergunningen Het Dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en

Nadere informatie

Project Vuil-Spuien tot op de bodem

Project Vuil-Spuien tot op de bodem Project Vuil-Spuien tot op de bodem Opgemaakt: Maart 2014 KIMO Nederland en België 2 INHOUD 1. Inleiding 4 2. Omschrijving 5 2.1 Constructie Net 5 2.2 Metingen 7 2.3 Monitoring oevers 7 3. Looptijd 8 4.

Nadere informatie

Toelichting partiële herziening peilbesluit Vlietpolder - peilgebied VLP III Vlietpolder

Toelichting partiële herziening peilbesluit Vlietpolder - peilgebied VLP III Vlietpolder Toelichting partiële herziening peilbesluit Vlietpolder - peilgebied VLP III Vlietpolder Versie 13 april 2018 M.W. Näring, MSc (Hoogheemraadschap van Delfland) 1 Inleiding Het beheergebied van Delfland

Nadere informatie

MEMO. Toelichting op maatregelen Oranjebuurt in de Lier.

MEMO. Toelichting op maatregelen Oranjebuurt in de Lier. MEMO Aan: Koos verbeek Van: J. den Dulk Datum: 23 mei 2007 Onderwerp: Stand van zaken maatregelen ter voorkoming wateroverlast Oranjebuurt, De Lier Bijlagen: Functioneel programma van eisen voor de verbetering

Nadere informatie

Verdroging: tegen gaan van verdroging in het algemeen door beperken van verharding, ruimte voor infiltratie, hydrologisch neutraal ontwikkelen etc.

Verdroging: tegen gaan van verdroging in het algemeen door beperken van verharding, ruimte voor infiltratie, hydrologisch neutraal ontwikkelen etc. WATERTOETSPROCES Globale checklist waterbelangen in de ruimtelijke ordening Bij het watertoetsproces let het waterschap op alle wateraspecten. Doorgaans krijgen het voorkomen van wateroverlast en de zorg

Nadere informatie

Deltaprogramma Bijlage A. Samenhang in het watersysteem

Deltaprogramma Bijlage A. Samenhang in het watersysteem Deltaprogramma 2013 Bijlage A Samenhang in het watersysteem 2 Deltaprogramma 2013 Bijlage A Bijlage A Samenhang in het watersysteem Het hoofdwatersysteem van Eijsden en Lobith tot aan zee Het rivierwater

Nadere informatie

Welkom: Goos den Hartog bestuur WSRL

Welkom: Goos den Hartog bestuur WSRL Watersysteemmaatregelen Alblasserwaard Informatieavond Groot-Ammers 25 maart 2019 Welkom: Goos den Hartog bestuur WSRL Doel 1. U informeren en terugkoppelen over varianten boezemgemaal Groot Ammers 2.

Nadere informatie

Beleidsregels voor nautische. vergunningen. Datum 30 september Ons kenmerk /BBV

Beleidsregels voor nautische. vergunningen. Datum 30 september Ons kenmerk /BBV Datum 30 september Beleidsregels voor nautische Ons kenmerk 16.089057/BBV16.0425 Versie vastgesteld door het Dagelijks Bestuur op 27 september vergunningen Inhoud 1. Inleiding 5 1.1 Binnenvaartpolitiereglement

Nadere informatie

Watervergunning. Voor het uitbreiden van een steiger op de locatie Frederik Hendrikstraat 106 in Utrecht. Datum 16 juni 2017.

Watervergunning. Voor het uitbreiden van een steiger op de locatie Frederik Hendrikstraat 106 in Utrecht. Datum 16 juni 2017. Watervergunning Voor het uitbreiden van een steiger op de locatie Frederik Hendrikstraat 106 in Utrecht Datum 16 juni 2017 Zaaknummer 13429 Poldermolen 2 Postbus 550 3990 GJ Houten T (030) 634 57 00 post@hdsr.nl

Nadere informatie

Watervergunning. Datum 27 september Zaaknummer 16570

Watervergunning. Datum 27 september Zaaknummer 16570 Watervergunning Voor het dempen, graven en verbreden van (een) watergang(en) en het aanleggen van plasbermen op de locatie bij Heeswijk 120 in Montfoort Datum 27 september 2017 Zaaknummer 16570 Poldermolen

Nadere informatie

Peilregime Hoge Boezem van de Overwaard na aanpassing afsluitmiddel

Peilregime Hoge Boezem van de Overwaard na aanpassing afsluitmiddel Peilregime Hoge Boezem van de Overwaard na aanpassing afsluitmiddel Inleiding In juli 2014 en februari 2015 is binnen WSRL samen met de betrokken experts een nieuw peilbeheer opgesteld voor de Hoge Boezem

Nadere informatie

Informatieavond uitbreiding KWA stap 1 omgeving Leidsche Rijn/Oude Rijn

Informatieavond uitbreiding KWA stap 1 omgeving Leidsche Rijn/Oude Rijn Verslag DM nummer: 978854 Informatieavond uitbreiding KWA stap 1 omgeving Leidsche Rijn/Oude Rijn Datum: 05-10-2015 Tijd: 20:00 21:30 uur Samenvatting van het verloop van de avond De avond is geopend door

Nadere informatie

Samen Ontwikkelen. Stuurgroep Nationaal Landschap Groene Hart i.o. 19 september 2012 / concept

Samen Ontwikkelen. Stuurgroep Nationaal Landschap Groene Hart i.o. 19 september 2012 / concept Samen Ontwikkelen Stuurgroep Nationaal Landschap Groene Hart i.o. 19 september 2012 / concept Samen Ontwikkelen 2. Water Bodem & Gebruik 3. Het Groene Hart, met zijn veenweiden, Over de realisatie van

Nadere informatie

PROVINCIAAL BLAD. Wijziging van de Verordening ruimte 2014, provincie Noord-Holland

PROVINCIAAL BLAD. Wijziging van de Verordening ruimte 2014, provincie Noord-Holland PROVINCIAAL BLAD Officiële uitgave van de provincie Noord-Holland Nr. 9365 18 december 2018 Wijziging van de Verordening ruimte 2014, provincie Noord-Holland Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, maken

Nadere informatie

Hydrologische berekeningen EVZ Ter Wisch

Hydrologische berekeningen EVZ Ter Wisch Hydrologische berekeningen EVZ Ter Wisch Inleiding In deze notitie worden verscheidene scenario s berekend en toegelicht ter ondersteuning van de bepaling van inrichtingsmaatregelen voor de EVZ Ter Wisch.

Nadere informatie

Watervergunning. Voor het leggen van een coaxkabel middels een boogzinker onder een primaire watergang op de locatie Voordorpsedijk 35 in Groenekan

Watervergunning. Voor het leggen van een coaxkabel middels een boogzinker onder een primaire watergang op de locatie Voordorpsedijk 35 in Groenekan Watervergunning Voor het leggen van een coaxkabel middels een boogzinker onder een primaire watergang op de locatie Voordorpsedijk 35 in Groenekan Datum 4 juli 2017 Zaaknummer 13832 Poldermolen 2 Postbus

Nadere informatie

Het Betuwepand en het stoftransport in Lek en Amsterdam-Rijnkanaal bij lage Rijnafvoeren

Het Betuwepand en het stoftransport in Lek en Amsterdam-Rijnkanaal bij lage Rijnafvoeren Het Betuwepand en het stoftransport in Lek en Amsterdam-Rijnkanaal bij lage Rijnafvoeren Albert van Mazijk 1, Theo Olsthoorn 2, Steven van Duijvenbode 3 Aanleiding tot Haalbaarheidsstudie aanpassing Rijnalarmmodel

Nadere informatie

Systems Engineering bij een sluisontwerp. Jacques Montijn, Movares Zuid West, Rotterdam, 19 januari 2012

Systems Engineering bij een sluisontwerp. Jacques Montijn, Movares Zuid West, Rotterdam, 19 januari 2012 Systems Engineering bij een sluisontwerp Jacques Montijn, Movares Zuid West, Rotterdam, 19 januari 2012 Inhoud presentatie Doelstelling De sluis Rol Movares in het ontwerp Ontwikkeling van eisen Omgeving

Nadere informatie

~ Stroomgebied KAARTENATLAS. beheerplan. 0abcdefgh

~ Stroomgebied KAARTENATLAS. beheerplan. 0abcdefgh ~ Stroomgebied beheerplan KAARTENATLAS 0abcdefgh Colofon Het ontwerp-stroomgebiedbeheerplan Rijndelta is een uitgave van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. De totstandkoming is mogelijk geworden

Nadere informatie

Nieuwe natuur voor droge voeten

Nieuwe natuur voor droge voeten Nieuwe natuur voor droge voeten Informatieavond en klankbord Hoendiep Zuidzijde Donderdag 11 juli 2019 Programma 11 juli 2019 Het gebied, de opgave, de opdracht De deelgebieden Van onderzoeken naar ontwerp

Nadere informatie

Peilbesluiten Boezemstelsel Oude Rijn 2015 en. Boezemstelsel Leidsche Rijn 2015

Peilbesluiten Boezemstelsel Oude Rijn 2015 en. Boezemstelsel Leidsche Rijn 2015 Peilbesluiten Boezemstelsel Oude Rijn 2015 en Boezemstelsel Leidsche Rijn 2015 Vastgesteld door het Algemeen Bestuur op 18 februari 2015 Leidsche Rijn Verantwoording Titel Kenmerk Contactpersoon Peilbesluiten

Nadere informatie

Verzilting in Laag Nederland Themabijeenkomst Verzilting en Waterkwaliteit. Joost Delsman, Deltares

Verzilting in Laag Nederland Themabijeenkomst Verzilting en Waterkwaliteit. Joost Delsman, Deltares Verzilting in Laag Nederland Themabijeenkomst Verzilting en Waterkwaliteit Joost Delsman, Deltares Verzilting in Nederland 1. Open verbindingen met de zee 2. Uitstromend brak grondwater Open verbindingen

Nadere informatie

Extreme neerslag 1:100 jaar NAP 1,1 m Apparatuur op NAP -0,6 m Doorbraak dijk boezem 1:300 jaar NAP + 0,0 m Apparatuur op NAP + 0,5 m.

Extreme neerslag 1:100 jaar NAP 1,1 m Apparatuur op NAP -0,6 m Doorbraak dijk boezem 1:300 jaar NAP + 0,0 m Apparatuur op NAP + 0,5 m. MEMO Aan : S. Huvenaars (TenneT B.V.) Van : P. van de Rest Controle: L. de Wit Datum : 4 november 2011 ref : 1649/U11229/PvdR/B betreft : Controle gegevens opstellingshoogte 380kV station Breukelen 1 Inleiding

Nadere informatie

Concept. Legger van de Boezemwateren van Amstel, Gooi en Vecht in Amsterdam Achtergronddocument. Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht

Concept. Legger van de Boezemwateren van Amstel, Gooi en Vecht in Amsterdam Achtergronddocument. Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht Legger van de Boezemwateren van Amstel, Gooi en Vecht in Amsterdam Achtergronddocument Concept Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht Roderik Bijlard De uitvoerende taak van het Hoogheemraadschap Amstel,

Nadere informatie

Onderwerp: wijziging Waterverordening Hoogheemraadschap

Onderwerp: wijziging Waterverordening Hoogheemraadschap Haarlem, 26 maart 2013 2013 18 Onderwerp: wijziging Waterverordening Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Bijlagen: Ontwerpbesluit 1 Inleiding Op grond van artikel 2.4 van de Waterwet moeten bij

Nadere informatie

PROVINCIAAL BLAD. Gelet op de artikelen 2.8, 4.7, 5.1 en 5.2 van de Waterwet en artikel 145 van de Provinciewet;

PROVINCIAAL BLAD. Gelet op de artikelen 2.8, 4.7, 5.1 en 5.2 van de Waterwet en artikel 145 van de Provinciewet; PROVINCIAAL BLAD Officiële uitgave van de provincie Utrecht Nr. 2020 16 maart 2018 Besluit van provinciale staten van Utrecht van 12-12-2016, nummer 819EE962, tot vaststelling van Besluit van Provinciale

Nadere informatie

Rondje Plofsluis. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

Rondje Plofsluis. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Fietsroute Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Rondje Plofsluis Ontdek de sluizen, dijken en kanalen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie ten zuiden van Utrecht. Deze fietsroute voert langs historische

Nadere informatie

Datum 27 september Verkeersbesluit. Versie vastgesteld door dagelijks bestuur 30 augustus 2016 AGV-1

Datum 27 september Verkeersbesluit. Versie vastgesteld door dagelijks bestuur 30 augustus 2016 AGV-1 Datum 27 september 2016 Verkeersbesluit Versie vastgesteld door dagelijks bestuur 30 augustus 2016 AGV-1 HET DAGELIJKS BESTUUR VAN HET HOOGHEEMRAADSCHAP AMSTEL, GOOI EN VECHT; Overwegende: Dat het dagelijks

Nadere informatie

algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.9. is opgenomen

algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.9. is opgenomen algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.9. is opgenomen 2. Waterkwaliteit De zomergemiddelden voor 2008 van drie waterkwaliteitsparameters

Nadere informatie

Nota van Wijzigingen. Wijzigingen ten opzichte van het ontwerp- Watergebiedsplan Holland, Sticht en Voorburg-, Het Honderd- en Breukelerwaard west

Nota van Wijzigingen. Wijzigingen ten opzichte van het ontwerp- Watergebiedsplan Holland, Sticht en Voorburg-, Het Honderd- en Breukelerwaard west Nota van Wijzigingen Wijzigingen ten opzichte van het ontwerp- Watergebiedsplan Holland, Sticht en Voorburg-, Het Honderd- en Breukelerwaard west September 2011 Nota van Wijzigingen Inhoud 1 Inleiding

Nadere informatie

WATERVERGUNNING. Datum 25 juni Zaaknummer 28292

WATERVERGUNNING. Datum 25 juni Zaaknummer 28292 WATERVERGUNNING Voor het gemotoriseerd varen op de benedenloop van de Kromme Rijn en het afmeren van vaartuig bij de woning op het Hanna Lampad 6 in Bunnik Datum 25 juni 2018 Zaaknummer 28292 INHOUDSOPGAVE

Nadere informatie

(Ontwerp-)Tracébesluit. Inhoud. Voorkeursvariant Ontwerptracébesluit Doelstelling Milieueffecten Vervolgstappen

(Ontwerp-)Tracébesluit. Inhoud. Voorkeursvariant Ontwerptracébesluit Doelstelling Milieueffecten Vervolgstappen (Ontwerp-)Tracébesluit Inhoud Voorkeursvariant Ontwerptracébesluit Doelstelling Milieueffecten Vervolgstappen Voorkeursvariant Voorkeursvariant Ontwerpkeuze (I) Oriëntatie sluis Breedte buitenhaven Havenmondverbreding

Nadere informatie

Watercalamiteiten voor communicatieadviseurs. 11 juni 2012

Watercalamiteiten voor communicatieadviseurs. 11 juni 2012 Watercalamiteiten voor communicatieadviseurs 11 juni 2012 Programma Introductie Voorstelronde Water gaat over grenzen: veel partijen Film Hoogwater in Groningen Zeven watercalamiteiten Samenwerking versterken,

Nadere informatie

Samenvatting Notitie reikwijdte en detailniveau MIRT Verkenning A20 Nieuwerkerk aan den IJssel Gouda

Samenvatting Notitie reikwijdte en detailniveau MIRT Verkenning A20 Nieuwerkerk aan den IJssel Gouda Samenvatting Notitie reikwijdte en detailniveau MIRT Verkenning A20 Nieuwerkerk aan den IJssel Gouda Deze samenvatting bevat de hoofdlijn van de Notitie reikwijdte en detailniveau (NRD) van de MIRT Verkenning

Nadere informatie

Advies interim boezempeil

Advies interim boezempeil Advies interim boezempeil Aanleiding, waarom interim boezempeil Sinds 1998 geldt in de boezem een zomerpeil van NAP-0,42 m. en een winterpeil van NAP-0,47m. Het lagere winterpeil is ingesteld om de kans

Nadere informatie

introductie waterkwantiteit waterkwaliteit waterveiligheid virtuele tour Waar zorgen de waterschappen in mijn omgeving voor?

introductie waterkwantiteit waterkwaliteit waterveiligheid virtuele tour Waar zorgen de waterschappen in mijn omgeving voor? Waar zorgen de waterschappen in mijn omgeving voor? De waterschappen zorgen voor voldoende en schoon water, gezuiverd afvalwater en stevige dijken. De waterschappen zorgen voor voldoende en schoon water,

Nadere informatie

Krachtige IJsseldijken Krimpenerwaard Concept voorkeursbeslissing KIJK

Krachtige IJsseldijken Krimpenerwaard Concept voorkeursbeslissing KIJK Krachtige IJsseldijken Krimpenerwaard Concept voorkeursbeslissing KIJK Wilco Werumeus Buning Concept Voorkeursalternatief Dijkvakken Q, R, S, T, U, V, W 21 juni 2018 Gouderak D2017-12-000411 Programma

Nadere informatie

ScheepvaartVerkeersCentrum

ScheepvaartVerkeersCentrum ScheepvaartVerkeersCentrum Het landelijk ScheepvaartVerkeersCentrum (SVC) is onderdeel van Rijkswaterstaat en werkt aan uniform en optimaal management van het scheepvaartverkeer op de Rijkswateren in Nederland.

Nadere informatie

Presentatie waterschap Brabantse Delta. Conferentie Water en Veiligheid

Presentatie waterschap Brabantse Delta. Conferentie Water en Veiligheid Presentatie waterschap Brabantse Delta Conferentie Water en Veiligheid 19 november 2009 Frank van Beek Calamiteitencoördinator Beheersgebied. Oppervlakte 171.000 ha 21 gemeenten 751.000 inwoners Veiligheidsregio

Nadere informatie

Maatregelverkenning. Economie en Ecologie in balans. Petra Dankers 08 november 2013

Maatregelverkenning. Economie en Ecologie in balans. Petra Dankers 08 november 2013 Maatregelverkenning Economie en Ecologie in balans Petra Dankers 08 november 2013 Kader Eerste bijeenkomst Programma Rijke Waddenzee in juni veel maatregelen geidentificeerd Royal HaskoningDHV heeft in

Nadere informatie

Toelichting GGOR polder Berkel

Toelichting GGOR polder Berkel Toelichting GGOR polder Berkel Inleiding Om het GGOR te kunnen bepalen is de GGOR-systematiek gevolgd (zie figuur 1). Op basis van een analyse met een grondwatermodel zijn de actuele grondwaterstanden

Nadere informatie

WATER VERSUS WATER Effective flood barrier to prevent damage

WATER VERSUS WATER Effective flood barrier to prevent damage WATER VERSUS WATER Effective flood barrier to prevent damage Wereldwijde toename wateroverlast Natuurrampen nemen toe in aantal en in omvang. Het gaat hierbij vooral om weergerelateerde rampen, zoals stormen

Nadere informatie

Objectbeschrijving sluiscomplex Weurt (Pepijn van Aubel, november 2016)

Objectbeschrijving sluiscomplex Weurt (Pepijn van Aubel, november 2016) Objectbeschrijving sluiscomplex Weurt (Pepijn van Aubel, november 2016) Het sluiscomplex Weurt (km. 11,8) bestaat uit de volgende onderdelen met bijbehorende kentallen: 1) De oude sluis (oost) met 3 roldeuren

Nadere informatie

Gemeente Vlist. De heer R. Huizinga Postbus AB STOLWIJK. Ontv. bev. ir. E.J. van der Werf. Uw kenmerk

Gemeente Vlist. De heer R. Huizinga Postbus AB STOLWIJK. Ontv. bev. ir. E.J. van der Werf. Uw kenmerk HOOGHEEMRAADSCHAP DE STICHTSE RIJNLANDEN Datum» droge voeten» i :hoon woter Gemeente Vlist DOC. TLVfliM ZK Kop» aan ' n 9 e -. 9 JUL 2013 komen Secr 8 juli 2013 Bgm B&W Raad Griffie Staf Control FO WZ

Nadere informatie

Kostenterugwinning van Waterdiensten Aanvullende analyse Milieukosten

Kostenterugwinning van Waterdiensten Aanvullende analyse Milieukosten Kostenterugwinning van Waterdiensten Kostenterugwinning van Waterdiensten Aanvullende analyse Milieukosten Sterk Consulting en Bureau Buiten Leiden, november 2013 1 2 Inhoudsopgave 1 Achtergrond en doel

Nadere informatie