Uitvoeringsprogramma Jeugdhulp ZHZ 2017

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Uitvoeringsprogramma Jeugdhulp ZHZ 2017"

Transcriptie

1 Uitvoeringsprogramma Jeugdhulp ZHZ

2 Inhoud 1 Ervaren en leren van de uitvoering Inleiding Transformatieagenda en Transformatieberaad Evaluatie en voorbereiden vervolg vanaf Samen leren en ervaren in Sturen op de uitvoering Ervaringen Monitoren van de uitvoering Bijsturen van de uitvoering Ontwikkelen van de uitvoering Inleiding Ervaringen Werking jeugdteams Samenspel jeugdteams en partners in het veiligheidsdomein Transformatie jeugdhulpaanbieders Samenhang binnen sociaal domein Cliëntparticipatie Sturing Transformeren van het jeugdhulpstelsel Doel: jeugdhulp zorgt ervoor dat problematiek afneemt Doel: cliënten zijn tevreden over de hulp en er is zo weinig mogelijk uitval uit aanbod Doel: versterking van preventie en licht ambulante hulp leiden tot een afname van het beroep op en de kosten van dure vormen van jeugdhulp Doel: 100% van de gezinnen met meervoudige (complexe) problematiek binnen het jeugddomein wordt geholpen volgens de methodiek 1 gezin, 1 plan, 1 begeleider Doel: de gedecentraliseerde jeugdhulptaken worden uitgevoerd binnen de gebundelde rijksmiddelen van de 17 gemeenten Afstemmen van beleid en uitvoering Contracteren van de uitvoering Herzien contracten Voorbereiden contractering 2018 en verder Uitrollen zorgprofielen Contractmanagement Verantwoorden van de uitvoering Begroting Planning & Control cyclus Verbondenheid gemeenteraden Bijlage: vastgestelde (beleids)kaders

3 1 Ervaren en leren van de uitvoering 1.1 Inleiding Voor u ligt ons uitvoeringsprogramma is alweer het derde jaar waarin wij de jeugdhulp voor de gemeenten in Zuid-Holland Zuid organiseren. Vanzelfsprekend staat ook dit derde jaar, gezien de complexe en omvangrijke transformatie die we willen realiseren, volop in het teken van ervaren en leren en is het stelsel nog in beweging. Er wordt een groot beroep gedaan op het verandervermogen van professionals en organisaties en we verwachten dat zij over hun eigen grenzen heen kijken. Binnen het nieuwe jeugdhulpstelsel worden steeds concretere stappen zichtbaar op weg naar getransformeerde jeugdhulp. Waar nodig sturen we direct of indirect op de uitvoering. Maar onze grootste focus voor 2017 is het aanjagen en regisseren van de transformatie. In dit uitvoeringsprogramma vindt u, naast een korte beschrijving van onze reguliere activiteiten, een uitwerking van onze transformatieagenda voor het jaar Transformatieagenda en Transformatieberaad De Transformatieagenda jeugdhulp die we samen met jeugdhulpaanbieders hebben opgesteld, is op 10 maart 2016 vastgesteld door het Algemeen Bestuur. De transformatieagenda is gepresenteerd als een dynamisch document en bevat per doel uit het Beleidsrijk Regionaal Transitie Arrangement (BRTA) duidelijke transformatieresultaten. Op basis van ervaringen herijken we de transformatieagenda jaarlijks in ons uitvoeringsprogramma. Omdat we de afgelopen periode relatief veel energie hebben moeten steken in het inregelen van het nieuwe stelsel, zal het grootste deel van de transformatieagenda in 2017 gerealiseerd moeten worden. In aanvulling op de transformatieagenda hebben Serviceorganisatie en jeugdhulpaanbieders in 2016 samen het Transformatieberaad opgericht om als vliegwiel te fungeren voor de transformatie van de jeugdhulp. In dit beraad maken aanbieders niet vrijblijvende afspraken met elkaar en met de Serviceorganisatie op het gebied van transformatie. Het transformatieberaad heeft in 2016 tijd nodig gehad om de goede rol en positie te pakken, maar lijkt op de goede weg. Het Transformatieberaad heeft op basis van de transformatieagenda voorstellen gedaan voor besteding van het innovatiebudget Om de samenwerking en de transformatie nog verder aan te jagen, is ervoor gekozen om een transformatiemanager aan te stellen die tussen de Serviceorganisatie en de jeugdhulpaanbieders in staat en de transformatie als primair doel heeft. De projecten die het Transformatieberaad in 2016 uitvoert ten laste van het innovatiebudget, lopen mogelijk nog door en/of krijgen een vervolg in In 2016 zijn de volgende innovatieprojecten gestart: 1. Realiseren van integrale crisisdienst jeugd en plan voor regionale crisisdienst voor jaar; 2. Realiseren van getransformeerde aanpak van wachttijden en lijsten door maatwerkgerichte zorgtoewijzing, bij voorkeur geen intramurale 24-uurs plaatsingen; 3. Ombuigen van 24-uurs crisisplaatsingen naar alternatieve vormen van hulp zoals intensieve behandeling in de thuissituatie; 4. Realiseren van minder (intensieve) plaatsingen op Kinderdagcentra (KDC) door kennisoverdracht aan jeugdteams en alternatieve vormen van thuisondersteuning; 1

4 5. Realiseren van doorverwijzingen naar specialistische GGZ door kennisoverdracht aan jeugdteams en consultatiemogelijkheden. 1.3 Evaluatie en voorbereiden vervolg vanaf 2018 Naast de focus op de transformatie van de jeugdhulp, zal 2017 ook in het licht staan van het vervolg vanaf In 2016 is, zoals gepland, een evaluatie uitgevoerd van de Serviceorganisatie en de regionale formule jeugdteams. De uitkomst van de evaluatie van de Serviceorganisatie is dat deze goed tot zeer goed functioneert. Wij zijn uiteraard blij met deze uitkomst. In de evaluatie is een aantal verbeterpunten genoemd. Overeenkomstig het besluit van het Algemeen Bestuur op 7 juli 2016, stellen wij een verbeterplan op nadat de 17 gemeenten hun zienswijzen kenbaar hebben gemaakt. Het Algemeen Bestuur neemt een definitief besluit op 15 december Afhankelijk van de besluitvorming zullen wij in de eerste helft van 2017 het verbeterplan opleveren. Een ander belangrijk element voor het vervolg vanaf 2018 is het onderzoek naar solidariteit dat in 2017 tot besluitvorming moet leiden. Dit alles leidt tot een dynamiek die maakt dat onze agenda volgend jaar voor een belangrijk deel gevuld zal zijn met acties die we nu nog niet goed kunnen voorspellen. 1.4 Samen leren en ervaren in 2017 Op basis van de finale besluitvorming door het Algemeen Bestuur in december 2016, kunnen we op volle kracht vaart maken met het verder vormgeven van de transformatie. Vanwege de diversiteit van aanbieders en belangen is het soms nog een zoektocht hoe we deze transformatie het best kunnen realiseren. In het inkoopkader voor 2018 en verder, dat we in 2017 zullen aanleveren voor besluitvorming, formuleren we op basis van de ervaringen in 2015 en 2016 de randvoorwaarden hiervoor. Daarbij volgen we onze leidende principes: 1. Alles wat we doen, heeft een toegevoegde waarde voor kinderen en gezinnen; 2. We belonen goed gedrag/innovatie van partners in het stelsel; 3. Getransformeerde jeugdhulp bereiken we door middel van co-creatie; 4. Goed is goed genoeg. De sleutel tot de gewenste transformatie ligt in het samenspel tussen partijen in de uitvoering. We willen gemeenten, aanbieders en cliënten daarom oproepen om concrete leerervaringen met het nieuwe jeugdhulpstelsel zoveel mogelijk te delen, met ons en met andere partijen in het stelsel. Onze gezamenlijke uitdaging in 2017 ligt in het vertalen van alle leerervaringen in concrete bijdragen aan de gewenste transformatie. 2

5 2 Sturen op de uitvoering 2.1 Ervaringen We zijn, ook in vergelijking met andere regio s in het land, ver gevorderd als het gaat om onze informatiepositie. Dit is van groot belang om te kunnen signaleren of bijsturen nodig is. In de knoppennotitie die op 7 juli 2016 is vastgesteld door het Algemeen Bestuur, hebben we een scherpere analyse kunnen maken dan het jaar ervoor van wat en hoe er bijgestuurd moet worden en welke overschrijdingen we verwachten. Uiteraard blijft het streven binnen budget te blijven. Het beschikken over goede sturingsinformatie is daarvoor van groot belang. 2.2 Monitoren van de uitvoering Om te kunnen sturen is een goede informatiepositie van belang. De ontwikkeling van een informatiesysteem is een continu proces, zeker in de context van het jeugdhulpstelsel dat in beweging is. Voor het voortdurend optimaliseren van onze informatiepositie, anticiperen we op landelijke ontwikkelingen op het gebied van informatievoorziening en dragen hier ook actief aan bij. Bij het operationaliseren van landelijke afspraken houden we in het oog dat administratieve lasten worden beperkt en zo mogelijk teruggedrongen. Zo hebben we met de Stichting Jeugdteams afspraken gemaakt over de ontwikkeling van de informatievoorziening over de toegangsprocessen, waarbij we de administratieve lasten voor jeugdprofessionals verder reduceren. Daarnaast draagt verdere automatisering van werkprocessen bij aan het optimaliseren van onze informatiepositie. We delen onze informatiepositie met de gemeenten in Zuid-Holland Zuid in de vorm van periodieke rapportages die we samen met gemeenten verder ontwikkelen. Wat? Wie? Wanneer? Bespreken van rapportages in Serviceorganisatie, stichting Afhankelijk van afspraken met periodieke driehoeksoverleggen Jeugdteams, gemeenten bestuurders van de gemeenten 2.3 Bijsturen van de uitvoering Onze informatiepositie maakt monitoring van het gebruik van jeugdhulp mogelijk. Wanneer onze monitoring daar aanleiding toe geeft, doen we voorstellen tot bijsturing, om zo een voor cliënten optimaal functionerend stelsel binnen het beschikbare budget te kunnen uitvoeren. Wat? Wie? Wanneer? Doen van voorstel aan gemeenten Serviceorganisatie In geval van dreigende (voor gemandateerde taken) of budgetoverschrijding Algemeen Bestuur (voor gedelegeerde taken) voor bijsturing bij dreigende budgetoverschrijding 3

6 3 Ontwikkelen van de uitvoering 3.1 Inleiding Op 10 maart 2016 heeft het Algemeen Bestuur de Transformatieagenda Jeugdhulp vastgesteld. In de transformatieagenda is de ambitie van en de route naar de gewenste transformatie beschreven, zoals we deze in 2018 gerealiseerd willen hebben. Voor een nadere toelichting verwijzen wij u naar de transformatieagenda. De transformatieagenda is nadrukkelijk bedoeld als dynamisch document. Op basis van ervaringen werken we de transformatieagenda jaarlijks uit in ons uitvoeringsprogramma in de vorm van concrete activiteiten en resultaten. In dit hoofdstuk vindt u een overzicht van de inspanningen die we in 2017 plegen om de transformatie te realiseren. We doen dit samen met de partijen in ons jeugdhulpstelsel. We proberen het realiseren van de gewenste transformatie zoveel mogelijk in (regionale) contractafspraken met de Stichting Jeugdteams en jeugdhulpaanbieders vast te leggen, zodat deze niet vrijblijvend is. 3.2 Ervaringen Voordat we overgaan tot het beschrijven van onze transformatieactiviteiten voor 2017, geven we in deze paragraaf een overzicht van onze ervaringen tot nu toe met de transformatie van het jeugdhulpstelsel in Zuid-Holland Zuid. Deze ervaringen hebben als vertrekpunt gediend voor het uitwerken van de transformatieagenda in te ondernemen activiteiten in Werking jeugdteams De jeugdteams (in sommige gemeenten als onderdeel van het sociaal team) vervullen in het jeugdhulpsysteem in onze regio de belangrijke functie om lokaal de bedoeling van de Jeugdwet te borgen, namelijk het normaliseren en de-medicaliseren van de opvoeding. De jeugdprofessionals gaan hiervoor met ouders en jeugdigen in gesprek om duidelijk te krijgen welke hulpvraag er is en hoe deze zo laagdrempelig mogelijk kan worden opgelost. Ouders en jeugdigen worden gestimuleerd op hun eigen kracht te vertrouwen, zodat zij zelf met hun netwerk verder kunnen. Mocht dit niet voldoende zijn, dan wordt in samenspraak met de ouders en de jeugdige besproken welke hulp, zorg of ondersteuning nodig is om draagkracht en draaglast in evenwicht te brengen. Daarbij is het essentieel dat er goede lokale basisvoorzieningen zijn (dijken op deltahoogte), die preventieve 4

7 en lichte ondersteuning kunnen bieden. Mocht deze ondersteuning en ook de ondersteuning die het jeugdteam kan bieden ontoereikend zijn voor het beantwoorden van de hulpvraag, dan kan er een beroep worden gedaan op de regionale zorgmarkt. We zien dat er grote stappen zijn en worden gemaakt in het realiseren van deze ambities, maar dat er nog verbeteringen moeten worden doorgevoerd. Met de Stichting Jeugdteams maken wij jaarlijks afspraken om een gedeeld beeld te hebben van de prioriteiten voor de totstandkoming van de regionale formule. De 17 gemeenten zijn aan zet om hun lokale voorzieningen zo in te richten dat er sprake is van een positief opvoed- en opgroeiklimaat met goede basisvoorzieningen waardoor een onnodig beroep op gespecialiseerde zorg of (inkomens- )voorzieningen wordt voorkomen. Door middel van het bepalen van de zelfredzaamheid van gezinnen monitoren we of het stelsel doet wat het moet doen. Uit de evaluatie van de regionale formule jeugdteams is een aantal verbeterpunten gekomen. Nadat gemeenten hun zienswijze hebben gegeven op de evaluatie en het Algemeen Bestuur hierover heeft besloten, zal de Stichting Jeugdteams gevraagd worden een verbeterplan op te stellen. Wij zullen ons verbeterplan in samenhang met dat van de Stichting Jeugdteams opstellen. Ook lokale gemeenten spelen daarbij een rol, aangezien een belangrijk verbeterpunt ligt in verbetering van de verhouding tussen de regionale formule en lokale voorzieningen in de gemeenten Samenspel jeugdteams en partners in het veiligheidsdomein Kinderen waarvan de veiligheid/ontwikkeling mogelijk in het geding is, zijn gebaat bij een goede samenwerking tussen jeugdteams en de partners in het veiligheidsdomein. Jeugdteams moeten bij zorgen tijdig veiligheidsexperts kunnen raadplegen van Veilig Thuis, beschermingstafel en jeugdtafel en zo nodig snel kunnen opschalen. Wanneer er acuut actie nodig is, moeten jeugdteams goed kunnen schakelen met Veilig Thuis, Crisisdienst en Raad voor de Kinderbescherming. En bij de uitvoering van een maatregel voor jeugdbescherming of jeugdreclassering verwachten we dat het jeugdteam samen optrekt met de uitvoerder van de maatregel, zodat deze kan afschalen wanneer dat mogelijk is. We hebben gemerkt dat een goed samenspel tijd vraagt. Zowel van de jeugdteams als de partners in het veiligheidsdomein. We constateren dat de eerste stappen zijn gezet, maar dat samenwerken nog niet vanzelfsprekend is. Het is belangrijk dat er gezamenlijk ervaringen worden opgedaan, zodat kennis wordt gedeeld en de samenwerking kan groeien. Verder lopen we tegen een aantal knelpunten aan, die we hopen op te lossen met aanpassingen in het stelsel. Voorbeelden hiervan zijn de positionering van Veilig Thuis en de vorming van één crisisdienst Transformatie jeugdhulpaanbieders Jeugdhulp moet gericht zijn op het beantwoorden van de hulpvraag van de jeugdige en zijn ouders, waarbij de jeugdhulp zoveel mogelijk ambulant en, in geval van verschillende benodigde expertises, in samenhang wordt geboden. In 2015 en 2016 is te zien dat jeugdhulpaanbieders meer 5

8 samenwerken, dat residentiële plekken worden omgezet naar ambulant aanbod en dat creatieve oplossingen worden gevonden voor bijzondere problemen. We zien echter ook dat de samenwerking nog beter kan, dat meerdere aanbieders bij dezelfde jeugdige aan afzonderlijke doelen werken en dat nog veel gedacht wordt vanuit het beschikbare aanbod in plaats van de vraag van de jeugdige. Op dit moment financieren we de jeugdhulp op dezelfde wijze als vóór de invoering van de Jeugdwet. Jeugdhulpaanbieders krijgen betaald voor de inzet die zij leveren op basis van een tarief per dag(deel), uur of aantal minuten. We willen in de toekomst overgaan naar een vorm van resultaatsfinanciering waarbij jeugdige/ouders, jeugdprofessional en jeugdhulpaanbieder samen afspraken maken over de te behalen resultaten van de jeugdhulp, de jeugdhulpaanbieder hier een vast budget voor krijgt en vervolgens de jeugdhulp inzet om de vooraf afgesproken resultaten te behalen. Indien de jeugdhulpaanbieder niet alle expertise in huis heeft, verwijst hij niet door naar een andere jeugdhulpaanbieder, maar haalt hij als hoofdaannemer deze expertise van een onderaannemer er bij. De hoofdaannemer blijft het aanspreekpunt voor de ouders en de jeugdprofessional. We rollen hiervoor de zorgprofielen in 2017 verder uit. We zien jeugdhulpaanbieders die voorop lopen in de inhoudelijke transformatie, de samenwerking met jeugdteams en andere jeugdhulpaanbieders zoeken en meedenken over de wijze waarop het nieuwe stelsel vorm moet krijgen. Daarnaast zijn er ook aanbieders die hierin achterblijven. We willen een onderscheid kunnen maken tussen deze twee type aanbieders, waarbij we meerjarige contracten met strategische partners kunnen afsluiten en met hen focussen op de inhoudelijke ontwikkelingen. Met het tweede type aanbieders sluiten we reguliere contracten. In 2017 willen we de inhoudelijke criteria voor het strategische partnerschap ontwikkelen Samenhang binnen sociaal domein Met de invoering van de Jeugdwet is de leeftijdsgrens op 18 jaar gesteld, de leeftijd waarop een jeugdige in Nederland meerderjarig is. Dit heeft in de beginperiode van de transitie soms tot verwarring geleid, aangezien in de oude wetgevingen de leeftijdsgrens per ingezette zorg kon verschillen. Ons zijn de consequenties van deze harde grens snel duidelijk geworden. Een aantal jeugdigen dreigden tussen wal en schip te vallen, omdat de aansluiting van de jeugdhulp op de volwassenenzorg in sommige situaties niet goed georganiseerd was. We hebben deze knelpunten inzichtelijk gemaakt en de rol opgepakt om het probleem bij verschillende partners onder de aandacht te brengen. De eerste afspraken zijn gemaakt met onder andere de Wmo-afdelingen van de diverse gemeenten, maar ook met het CIZ als uitvoerder van de Wet langdurige zorg en met de zorgverzekeraars als uitvoerder van de Zorgverzekeringswet. In 2017 werken we samen met andere verantwoordelijke partijen aan oplossingen voor een betere aansluiting van de volwassenenzorg op de jeugdhulp. Zo werken we met de Stichting Jeugdteams aan borging van een goede en tijdige overgang naar de volwassenenzorg. 6

9 Vanuit het beleidskader jeugdhulp Zuid-Holland Zuid is steeds gesproken over de organisatie van 1 gezin, 1 plan. Vanuit ervaringen is bekend dat om de inzet van jeugdhulp te laten slagen, het noodzakelijk is om ook het systeem rondom de jeugdige, het gezin, aandachtig te bekijken. Daar waar nodig dient de omgeving rondom de jeugdige te worden ondersteund. Ook willen wij dat bij inzet van meerdere vormen van zorg en ondersteuning binnen een gezin, hier regie op wordt gevoerd. Deze benadering van hulp en ondersteuning heeft een sterke invloed op de werkzaamheden van een jeugdprofessional. Dit vergt een grote mate van samenwerking met professionals vanuit andere disciplines. De Stichting Jeugdteams heeft veel aandacht besteed aan het samenwerken met deze (externe) partners. Voor het creëren van een stevige samenwerking en profileren van de jeugdprofessional als een natuurlijke partner voor diverse partijen, is tijd nodig. Wij maken afspraken met de Stichting Jeugdteams over de aanpak en monitoren de voortgang in de contract- en driehoeksgesprekken Cliëntparticipatie We hebben een goede start gemaakt met het uitvoeren van de nota cliëntparticipatie. Er zijn twee werkgroepen gestart onder begeleiding van Zorgbelang Zuid-Holland, met als thema's netwerk Jeugd en ervaringsdeskundigheid. De werkgroepen hebben gewerkt aan het concretiseren van cliëntparticipatie vanuit het perspectief van de twee thema s. De samenwerking in de werkgroepen is soepel verlopen en we hebben een aantal enthousiaste nieuwe leden kunnen bereiken. Ook een aantal jongeren heeft zich actief ingezet voor de werkgroepen. De werkgroepen hebben verder laten zien dat ze tot gedragen ideeën zijn gekomen, die de komende periode verder uitgewerkt gaan worden. Het vinden en binden van nieuwe cliënten(vertegenwoordigers) blijft een aandachtspunt. De plannen van de werkgroep voor de toekomst hebben als doel om de verschillende initiatieven in beeld te krijgen en te betrekken bij de beleidsontwikkeling van de Jeugdhulp. Een concrete activiteit die is uitgevoerd, is dat er in 2016 vijf organisaties hebben deelgenomen aan de pilot met de JIJ-meter. De JIJ-meter geeft inzicht in de mate waarin jongeren, ouders, hulpverleners kunnen participeren (meepraten, meebeslissen, meedoen) bij de hulpverlening. Een evaluatie moet inzicht geven over het vervolg van de inzet van de JIJ-meter Sturing De mate waarin outcome in de jeugdhulp wordt gemeten, verschilt sterk per branche. Hierdoor zijn deze metingen nauwelijks met elkaar te vergelijken. De VNG en het NJI (Nederlands Jeugdinstituut) hebben het initiatief genomen om het meten van outcome in de jeugdhulp te harmoniseren. Samen met de landelijke brancheverenigingen zijn hier afspraken over gemaakt, wat heeft geleid tot een gelijke set aan outcomeindicatoren voor alle jeugdhulpaanbieders. Door het afspreken van een gelijke set aan indicatoren worden de uitkomsten met elkaar vergelijkbaar en wordt benchmarking mogelijk gemaakt. 7

10 Samen met het NJI faciliteren wij aanbieders bij het laten voldoen van hun metingen aan de afgesproken outcome-indicatoren. Wij spreken voor 2017 met aanbieders af hoe zij de outcome-indicatoren meten en aanleveren. Wij monitoren via diverse informatiebronnen of de doelstellingen die door de gemeenten gesteld zijn in het Beleidsrijk Regionaal Transitie Arrangement (BRTA) worden behaald. Maandelijks ontvangt elke gemeente een rapportage met de cijfers van het gebruik van jeugdhulp van jeugdigen uit de eigen gemeente. Elk kwartaal verschijnt een rapportage over de (cijfermatige) ontwikkelingen binnen het jeugdhulpstelsel. In het jaarverslag wordt er gerapporteerd over de realisatie van de BRTA-doelen. Bij de oprichting van de Serviceorganisatie werd erover gedacht om gemeenten rechtstreeks digitaal toegang te geven tot sturingsinformatie. We hebben hard gewerkt aan het verkrijgen van een goede informatiepositie. In vergelijking met het verleden (voor 1 januari 2015) weten we nu al bijzonder veel over de inzet van jeugdhulp en is onze informatiepositie vrijwel uniek in Nederland. Echter, de rechtstreekse digitale toegang tot sturingsinformatie is (nog) niet realiseerbaar. Wij blijven daarom sturingsinformatie bieden via de gebruikelijke rapportages. In de driehoeksoverleggen vindt er overleg plaats over het verhaal achter de cijfers en de interpretatie van de gegevens. Wij werken ook in 2017 aan de verdere verbetering van de informatiepositie en analyse van de verkregen gegevens. We hebben een instrumentarium voor financiële sturing ingericht dat in belangrijke mate steunt op de met gecontracteerde zorgaanbieders afgesproken budgetten, de productiemonitor over 4 en 8 maanden en de jaarverantwoording. Op basis van de productiemonitor houden we de vinger aan de pols en sturen we bij. In de knoppennotities in 2015 en 2016 hebben we bovendien voorstellen gedaan het Algemeen Bestuur voor bijsturing. De sturing, ook zorginhoudelijk, kan naar een hoger plan worden getild wanneer aanbieders maandelijks gaan declareren (zorginhoud en geld). Wij werken hier hard aan samen met de jeugdhulpaanbieders. Wij faciliteren dit door middel van ICT-ontwikkelingen en prikkels tot factureren. Zo dragen we bovendien bij aan het verminderen van de administratieve last. Landelijk zijn we een best practice op dit gebied. Bijsturing van de zorgmarkt kan effectief en efficiënt gebeuren op basis van de samenwerking en het solidariteitsmodel van de 17 gemeenten. In het BRTA is aangekondigd dat het zogenoemde verzekeringsmodel wordt onderzocht. Het verzekeringsmodel staat voor het inbouwen van een financiële prikkel in het solidariteitsmodel. Bijvoorbeeld door gedeeltelijke nacalculatie op basis van werkelijke kosten. Wij zullen in 2016 alternatieven voorleggen aangaande het verzekeringsmodel en solidariteit, zodat in 2017 de voorbereidingen kunnen worden getroffen voor implementatie. Kostenbewustzijn in de gehele keten is uitermate belangrijk bij de sturing op de schaarse jeugdhulpbudgetten. In het BRTA is opgenomen dat naar een vorm van budgetverantwoordelijkheid voor de jeugdteams zal worden gekeken. Wij zien de dit jaar geïntroduceerde maandelijkse benchmark jeugdteams als een invulling hiervan. Hierin wordt de ingezette jeugdhulp op een aantal facetten gebenchmarkt tussen de jeugdteams. Wij zullen 8

11 het gebruik hiervan in 2017 verder stimuleren, zodat jeugdteams van elkaar kunnen leren en handvatten krijgen voor een kostenefficiënte inzet van jeugdhulp. De Jeugdwet heeft er tot slot toe geleid dat gemeenten meer gemeenschapsgeld uitgeven dan vóór de decentralisatie. Het belang van rechtmatigheid is daarmee navenant toegenomen. Ook bij de uitvoering van de Jeugdwet komt handhaving en naleving steeds meer in beeld. Het doel is dat jeugdhulpbudget rechtmatig wordt ingezet als onderdeel van gemeentelijke dienstverlening. Komend jaar zal een impuls worden gegeven aan de beleidsvorming en implementatie op het gebied van rechtmatigheid in de jeugdhulp. Dit moet leiden tot preventie, tijdig signaleren en corrigeren en passende handhaving bij overtredingen. 3.3 Transformeren van het jeugdhulpstelsel In deze paragraaf vindt u, overeenkomstig de indeling van de transformatieagenda, voor elk doel uit het Beleidsrijk Regionaal Transitie Arrangement (BRTA), wat we willen bereiken in 2017 en welke activiteiten we daarvoor ondernemen Doel: jeugdhulp zorgt ervoor dat problematiek afneemt Thema Gewenste situatie 2017 Wat gaan we daarvoor doen? Zelfredzaamheid (eigen kracht) Eenduidige triage - Methodiek voor bepalen van mate van zelfredzaamheid wordt gebruikt bij uitvoering jeugdhulp. - Op basis van analyse van geregistreerde gegevens over zelfredzaamheid is zo mogelijk bepaald wat werkt en is resultaatsafspraak gemaakt bij inkoop Jeugdprofessionals zijn geschoold in werken met gekozen wijze van triage en voeren eenduidige triage uit; scholing wordt blijvend onderhouden. - Serviceorganisatie maakt afspraken met jeugdhulpaanbieders over te bereiken doelen. - Serviceorganisatie monitort voortgang middels periodieke contractmanagementgesprekken met jeugdhulpaanbieders. - Serviceorganisatie maakt afspraken met Stichting Jeugdteams over te bereiken doelen. - Serviceorganisatie monitort voortgang van Stichting Jeugdteams middels periodieke contractmanagementgesprekken. 9

12 Thema Gewenste situatie 2017 Wat gaan we daarvoor doen? Transformatie regionale zorgmarkt - De inzet van residentiële hulp is verder afgebouwd en vervangen door ambulante ondersteuning. - De hulpvraag wordt domein overstijgend benaderd en aanbieders werken samen aan het te bereiken resultaat. - Aanbieders zijn mede verantwoordelijk voor de transformatie. 18-/18+ - Op basis van ervaringsgegevens worden samenwerkingsafspraken met ketenpartners aangescherpt. - Onderzoeken van mogelijkheden voor budgettair 3Darrangement voor doelgroep die 18 jaar wordt en daarna nog zorg nodig heeft. Veilig Thuis Beschermingstafel en jeugdbescherming - Implementeren van het besluit over positionering. - Samenwerking Veilig Thuis en Stichting Jeugdteams leidt ertoe dat Veilig Thuis meer meldingen dan in 2016 na triage overdraagt aan de Stichting Jeugdteams en Veilig Thuis zich concentreert op de complexe en ernstige meldingen. - Samenwerking tussen jeugdteams en partners in veiligheidsdomein draagt bij aan vermindering van het - Serviceorganisatie zet een transformatiemanager in die stuurt op de realisatie van de regionale transformatieagenda door de aanbieders. - Serviceorganisatie zorgt samen met aanbieders voor doorontwikkeling van de zorgprofielen. - Serviceorganisatie geeft duidelijke, realistische en meetbare opdracht aan het Transformatieberaad van aanbieders. - Serviceorganisatie monitort het aantal jeugdigen van 18 jaar en ouder in de jeugdhulp op verschillende meetmomenten in het jaar. - Serviceorganisatie maakt concrete werkafspraken met het CIZ en de zorgverzekeraar(s) voor deze doelgroep. - Serviceorganisatie maakt werkafspraken met de gemeentelijke Wmo-afdelingen en stimuleert (lokale) initiatieven voor verbeterde aansluiting. - Serviceorganisatie werkt samen met gemeenten en aanbieders het ontschot en innovatief inzetten van middelen nader uit en stimuleert dit. - Serviceorganisatie zorgt samen met andere opdrachtgevers (Centrumgemeenten en indien relevant ook de 17 gemeenten) en Veilig Thuis, voor de implementatie van de gekozen positioneringsvariant. - Serviceorganisatie maakt afspraken met Veilig Thuis en Stichting Jeugdteams over de gewenste transformatie van (de samenwerking van) Veilig Thuis en de Stichting Jeugdteams en monitort de uitvoering, mede op basis van indicatoren. - Serviceorganisatie maakt afspraken met de organisaties die deelnemen aan de Beschermingstafel over de gewenste transformatie. 10

13 Thema Gewenste situatie 2017 Wat gaan we daarvoor doen? Jeugdtafel en jeugdreclassering Arrangeren zorglandschap Nieuwe en niet-gecontracteerde jeugdhulpaanbieders Outcome en (maatschappelijk) resultaat aantal rechterlijke maatregelen en/of maatregelen van kortere duur. - Besluiten over ontwikkeling van Jeugdtafel en besluit implementeren. - 2-jarige contracten voor strategische partners, deels op basis van zorgprofielen. - Selectie strategische partners vindt nog plaats op financiële gronden. - Ontwikkelen inhoudelijke criteria voor selectie strategische partners vanaf 2018; partners die willen en kunnen bijdragen aan transformatie jeugdhulp in ZHZ. - Op basis van ervaringen, uitbreiden van zorgprofielen. - Ruimte voor nieuwe aanbieders dankzij raamovereenkomst. - Voorbereiden inkoop 2018 (en verder) op basis van bestuurlijke contractering of een vorm van aanbesteden. Serviceorganisatie en Nji treffen gezamenlijk voorbereidingen voor geharmoniseerde wijze van outcomemetingen van jeugdhulp in ZHZ. Ervaringen met afspraken over resultaat en maatschappelijk effect van zorgprofielen, worden hierbij betrokken. - Serviceorganisatie ontwikkelt samen met de organisaties die deelnemen aan de Beschermingstafel een monitor aan de hand waarvan de inspanningen en effecten van de Beschermingstafel inzichtelijk worden gemaakt. - Serviceorganisatie maakt afspraken met de organisaties die deelnemen aan de Jeugdtafel over de implementatie van het genomen besluit over de ontwikkeling van de Jeugdtafel. - Serviceorganisatie werkt in inkoopkader 2018 en verder de inhoudelijke criteria uit voor selectie van strategische partners. - Serviceorganisatie breidt zorgprofielen uit, zodat per 1 januari 2018 met alle 9 profielen wordt gewerkt. - Serviceorganisatie organiseert workshops ter ondersteuning van het werken met zorgprofielen en bevordering van samenwerking tussen jeugdteams en zorgaanbieders. - Voor de contractperiode 2016/2017 zijn 19 nieuwe aanbieders toegelaten. - Serviceorganisatie start het inkoopproces 2018 en verder, medio eerste kwartaal 2017, opdat de invoering van de nieuwe contracten tijdig, vóór 1 januari 2018, is afgerond. - Inspectie toetst kwaliteit van zorg. Serviceorganisatie contracteert aanbieders die voldoen aan kwaliteitseisen. - Op basis van de aanname dat kwalitatief goede hulp leidt tot goede resultaten, maakt de Serviceorganisatie contractafspraken met jeugdhulpaanbieders over de wijze waarop outcome-indicatoren worden gemeten en hoe jeugdhulpaanbieders gegevens aanleveren. 11

14 3.3.2 Doel: cliënten zijn tevreden over de hulp en er is zo weinig mogelijk uitval uit aanbod Thema Gewenste situatie 2017 Wat gaan we daarvoor doen? Digitaal jeugdhulpdossier Cliëntenparticipatie - Besluiten over digitaal beschikbaar maken van dossier voor cliënt en implementatie van besluit. - Netwerk van cliënten is vergroot en bestaat uit verschillende expertise- en themagroepen die kunnen participeren bij beleid en inkoop. - Participatiemeting (bijvoorbeeld JIJ-meter) is kwaliteitseis in inkoopcontract met jeugdhulpaanbieders. - Serviceorganisatie geeft de Stichting Jeugdteams de opdracht een voorstel uit te werken voor het digitaal beschikbaar maken van het jeugdhulpdossier. Na besluitvorming over implementatie, monitort de Serviceorganisatie de voortgang. - De werkgroep netwerk Jeugd breidt het netwerk van cliënten verder uit. Het netwerk denkt in verschillende samenstellingen en op laagdrempelige manieren mee met de Serviceorganisatie. - Serviceorganisatie en werkgroep netwerk Jeugd evalueren de pilot met de JIJ meter en doen een voorstel voor de inzet van de JIJ meter vanaf Doel: versterking van preventie en licht ambulante hulp leiden tot een afname van het beroep op en de kosten van dure vormen van jeugdhulp Thema Gewenste situatie 2017 Wat gaan we daarvoor doen? Versterking basisvoorzieningen ( Dijken op deltahoogte ) Jeugdhulp dichtbij brengen - Versterking van basisvoorzieningen in gemeenten. - Serviceorganisatie voorziet gemeenten van relevante sturingsinformatie middels maandrapportages en kwartaalrapportages. - Serviceorganisatie wisselt ervaringen uit in periodieke driehoeksoverleggen en betrekt hierbij opgedane inzichten in de effecten van preventieve voorzieningen (bijvoorbeeld op basis van OCD-onderzoek in Drechtsteden). - Verhouding budget jeugdteams/regionale zorgmarkt wijzigt ten gunste van jeugdteams/algemene voorzieningen jeugdhulp. - Serviceorganisatie werkt in inkoopkader 2018 en verder uit of en zo ja onder welke voorwaarden de basis-ggz kan worden aangemerkt als algemene voorziening dan wel ondergebracht bij de toegang. 12

15 Thema Gewenste situatie 2017 Wat gaan we daarvoor doen? Regionale formule jeugdteams Specialistische multidisciplinaire diagnostiek en advies Samenwerking huisartsen, medisch specialisten en jeugdartsen Administratieve lastenverlichting en deregulering - Verbeterafspraken naar aanleiding van evaluatie regionale formule zijn uitgevoerd. - Op basis van ervaringen met algemene voorzieningen als onderdeel van jeugdteamconcept, wordt regionale formule indien gewenst uitgebreid met algemene voorzieningen. - Implementeren van positionering van specialistische en multidisciplinaire diagnostiek en advies. - (Lokale) samenwerking tussen huisarts, praktijkondersteuner GGZ, algemene voorzieningen en Stichting Jeugdteams leidt tot toename van verwijzingen van huisartsen/medisch specialisten naar jeugdteams met 7,5%. - Op basis van ervaringen met substitutie in 2016, worden afspraken over substitutie gemaakt met huisartsen in andere gemeenten in ZHZ en met medisch specialisten en jeugdartsen. - Generalistische basis-ggz en onderdelen van specialistische GGZ toegankelijk zonder specifieke beschikking. - Jeugd en opvoedhulp wordt gedeclareerd op basis van zorgprogramma. - Declaratie van zorgkosten gebeurt via het (landelijke) Gemeentelijk Gegevensknooppunt (GGk). - Serviceorganisatie maakt afspraken met Stichting Jeugdteams over te bereiken doelen in Serviceorganisatie monitort voortgang in periodieke contractmanagementgesprekken met Stichting Jeugdteams en driehoeksoverleggen met gemeenten. - Het Diagnostisch Advies Netwerk maakt sinds 2016 onderdeel uit van de Stichting Jeugdteams. Serviceorganisatie bepaalt in 2017 samen met de betrokken partijen of de toevoeging van het netwerk van meerwaarde is voor de toegangsfunctie en daarmee een blijvende positionering binnen de Stichting gerechtvaardigd is. - Serviceorganisatie monitort de uitvoering van het plan van het transformatieberaad om kennis en expertise van de jeugd-ggz door de aanbieders over te dragen aan de Stichting Jeugdteams. - Serviceorganisatie adviseert gemeenten bij het maken van samenwerkingsafspraken (en monitoring daarvan) tussen huisartsen, POH-GGZ en Stichting Jeugdteams. Deze afspraken gaan over triage, verwijzingen en onderling digitaal berichtenverkeer. De afspraken zijn van toepassing bij de start van jeugdhulp, de uitvoering ervan (voortgang), de beëindiging van jeugdhulp en het vervolg. - Serviceorganisatie voert generieke beschikking in. - Serviceorganisatie stelt zorgprogramma's vast in overleg met aanbieders. - Serviceorganisatie stimuleert aanbieders tot het gebruik van het GGk en begeleidt hen daarbij. - Serviceorganisatie bevordert harmonisatie van administratieve processen en informatievoorziening. 13

16 3.3.4 Doel: 100% van de gezinnen met meervoudige (complexe) problematiek binnen het jeugddomein wordt geholpen volgens de methodiek 1 gezin, 1 plan, 1 begeleider Thema Gewenste situatie 2017 Wat gaan we daarvoor doen? Gezinsaanpak: vraaggericht en in samenwerking met sociaal domein (onder andere 3D, (passend) onderwijs en 18-/18+) Crisisdienst - Jeugdprofessional is natuurlijke partner voor gezinnen en is in staat de regie op zich te nemen voor 1 gezin, 1 plan, wanneer dit past binnen de lokale afspraken. - Inzet van jeugdprofessional voldoet aan eisen van Jeugdwet en past binnen lokale/subregionale samenwerking in sociaal domein. - Jeugdteams, aanbieders en andere betrokken partijen werken samen met het Crisis Interventie Team (CIT) om escalatie te voorkomen (daling van aantal crises). - Er is besloten over een voorstel voor 1 regionale integrale crisisdienst (al dan niet in 1 organisatie) en er is gestart met de implementatie van het besluit. Deze crisisdienst betreft in elk geval de doelgroep jeugd. Indien gewenst wordt de crisisdienst (mogelijk op termijn) uitgebreid naar jaar. - Serviceorganisatie maakt afspraken met Stichting Jeugdteams over te bereiken doelen in Serviceorganisatie monitort voortgang in periodieke contractmanagementgesprekken met Stichting Jeugdteams en driehoeksoverleggen met gemeenten en stuurt zo nodig bij. - Serviceorganisatie maakt afspraken met CIT, jeugdteams, aanbieders en andere betrokken partijen over de gewenste transformatie (daling van aantal crises) en monitort de uitvoering. - Serviceorganisatie legt voorstel voor 1 crisisdienst voor aan Algemeen Bestuur ter besluitvorming en zorgt samen met de organisatie(s) die betrokken is/zijn bij de crisisdienst voor de implementatie van het besluit. - Serviceorganisatie onderzoekt met andere opdrachtgevers van crisisdiensten in Zuid-Holland Zuid de mogelijkheden en wenselijkheid van 1 integrale crisisdienst jaar en doet samen met de andere opdrachtgevers een voorstel hiervoor aan de betreffende besturen Doel: de gedecentraliseerde jeugdhulptaken worden uitgevoerd binnen de gebundelde rijksmiddelen van de 17 gemeenten Thema Gewenste situatie 2017 Wat gaan we daarvoor doen? Budgetverantwoordelijkheid - De invulling van het begrip budgetverantwoordelijkheid van de Stichting Jeugdteams is vastgesteld en geoperationaliseerd eind De invulling past binnen de verantwoordelijkheden van de Serviceorganisatie en de - Serviceorganisatie werkt voorstel uit voor invulling budgetverantwoordelijkheid en zorgt voor implementatie van het besluit. De Stichting Jeugdteams zal daarbij 14

17 Thema Gewenste situatie 2017 Wat gaan we daarvoor doen? Verordening, nadere regels en beleidsregels Sturingsinformatie Solidariteit Fraude/onrechtmatig gebruik gekozen methodiek van zorgcontractering voor 2018 en verder. - De verordening, inclusief nadere regels en beleidsregels, zijn geëvalueerd op hun werking en er is zo nodig een voorstel gedaan voor aanpassing - Toelichting op maandelijkse cijfers vindt plaats in driehoeksoverleg. - Elk kwartaal wordt een analyse gemaakt van de cijfers op (sub)regionaal niveau voor gemeenten. - Elk jaar wordt in het jaarverslag gerapporteerd aan het Algemeen Bestuur over het behalen van de BRTA-doelen. - Er is besloten over solidariteitsafspraken na 2017 en de voorbereidingen van de implementatie van het besluit zijn getroffen. - Er is een voorstel ontwikkeld voor fraude/onrechtmatig gebruik van jeugdhulpvoorzieningen. voorzien worden van voldoende instrumentarium en informatie. - Serviceorganisatie treft voorbereidingen voor aanpassing van verordening, inclusief nadere regels en beleidsregels, afhankelijk van besluitvorming. - Realiseren van direct digitaal toegankelijk maken van sturingsinformatie is nog niet mogelijk in Serviceorganisatie levert in plaats daarvan maandelijks een dashboard met toelichting aan gemeenten. - Serviceorganisatie en Stichting Jeugdteams geven in periodieke driehoeksoverleggen toelichting op verhaal achter cijfers uit het dashboard. - Serviceorganisatie levert sturingsinformatie in kwartaalrapportage en licht deze toe in driehoeksoverleggen. - Serviceorganisatie informeert het Algemeen Bestuur door middel van het jaarverslag. - Serviceorganisatie doet voorstel aan Algemeen Bestuur aan de hand van een notitie waarin verschillende alternatieven zijn uitgewerkt. Serviceorganisatie zorgt voor implementatie van besluit. - Serviceorganisatie doet voorstel aan Algemeen Bestuur en zorgt voor implementatie van besluit. 15

18 3.4 Afstemmen van beleid en uitvoering Het construct van de programmaregisseurs als verbinding tussen de Stichting Jeugdteams ZHZ, de gemeenten in hun subregio en de Serviceorganisatie werkt naar ieders tevredenheid en wordt in 2017 voortgezet. Daarnaast organiseren we de volgende structurele overlegtafels die elk input leveren voor het afstemmen van beleid en uitvoering: a. Driehoeksoverleggen; b. Stuurgroep jeugdhulp ZHZ; c. Ambtelijk transformatieteam jeugd ZHZ; d. Transformatieberaad; e. Sturingsoverleg jeugdhulp ZHZ; f. Nader te bepalen overlegtafel(s) voor het inkoopproces 2018 en verder; g. Begeleidingscommissie beschermingstafel jeugd ZHZ. 16

19 4 Contracteren van de uitvoering In 2017 ligt de nadruk op het afsluiten van de contracten voor 2018 en verder, het uitrollen van de zorgprofielen en het transformeren van de zorgmarkt. Op basis van de ervaringen in 2015 en 2016 is duidelijk geworden dat strakkere sturing op de transformatiebereidheid van aanbieders noodzakelijk is. Dit is een nadrukkelijk aandachtspunt in de contractmanagementgesprekken. 4.1 Herzien contracten 2017 In 2015 is de jeugdhulp voor de jaren 2016 en 2017 ingekocht; er zijn contracten gesloten met jeugdhulpaanbieders met een looptijd van 2 jaar. Afhankelijk van de uitnutting van het beschikbare budget en monitoring van de vraag naar jeugdhulp, kan het nodig zijn om gaandeweg de looptijd van de contracten alsnog budgettair in te grijpen en volumeafspraken aan te passen. Wat? Wie? Wanneer? Doen van voorstel aan Algemeen Bestuur voor herziening contracten Serviceorganisatie In geval er wachtlijsten ontstaan of er budgetoverschrijding dreigt 4.2 Voorbereiden contractering 2018 en verder In 2016 zijn we al gestart met de voorbereidingen van de contractering voor 2018 en verder. Dit leidt tot een voorstel aan het Algemeen Bestuur voor de uitgangspunten en wijze van inkoop voor 2018 en verder. Op basis van de besluitvorming door het Algemeen Bestuur, welke is voorzien voor 1 april 2017, wordt het inkoopproces doorlopen in Wat? Wie? Wanneer? Doen van voorstel voor inkoopkader 2018 en verder aan Algemeen Bestuur Serviceorganisatie Voor 1 april Uitrollen zorgprofielen Bij de contractering van de jeugdhulp voor 2016 en 2017 hebben we 3 zorgprofielen geïntroduceerd. Dit is een integrale en vraaggerichte vorm van financiering die in 2016 gefaseerd is ingevoerd. In 2017 breiden we het aantal zorgprofielen uit op basis van de opgedane ervaringen. We ontwikkelen de zorgprofielen in co-creatie met jeugdhulpaanbieders en cliënten. We streven ernaar dat alle jeugdhulp vanaf 2018 wordt uitgevoerd op basis van zorgprofielen. Voorzieningen die onder het Landelijk Transitie Arrangement (LTA) vallen, jeugdbescherming & jeugdreclassering, pleegzorg, crisisplaatsen en voorzieningen die een beschikbaarheidscomponent kennen, worden niet ingekocht in de vorm van zorgprofielen. 17

20 4.4 Contractmanagement In het contractmanagement richten we ons naast het beheren van de gesloten contracten, op het toetsen van prestaties aan de hand van de resultaten en doelen zoals geformuleerd in het Beleidsrijk Regionaal Transitie Arrangement (BRTA). Dit is één van de manieren waarop we de realisatie van de transformatieagenda volgen en stimuleren. In 2017 willen we, op basis van criteria die in 2016 worden ontwikkeld, strategische partners selecteren die met ons de gewenste transformatie willen realiseren en ook bewijzen hiertoe in staat te zijn. Wat? Wie? Wanneer? Periodieke gesprekken met Serviceorganisatie, Minimaal elk kwartaal strategische partners jeugdhulpaanbieders Periodieke gesprekken met overige jeugdhulpaanbieders Serviceorganisatie, jeugdhulpaanbieders Eenmaal per jaar en zoveel vaker als nodig Contractmanagement Stichting Jeugdteams Zuid-Holland Zuid Met de Stichting Jeugdteams ZHZ houden we dezelfde frequentie van overleg als in 2016, omdat we zien dat de ontwikkeling van de jeugdteams niet als vanzelf gaat als gevolg van het feit dat zij zich moeten verhouden tot alle andere spelers in het nieuwe en in beweging zijnde jeugdhulpstelsel in Zuid-Holland Zuid. Wat? Wie? Wanneer? Periodieke gesprekken met Stichting Jeugdteams Zuid- Holland Zuid - Serviceorganisatie, directeur Stichting Jeugdteams Zuid- Holland Zuid - Serviceorganisatie, regionaal portefeuillehouder Jeugd en directeur Stichting Jeugdteams Zuid-Holland Zuid - Maandelijks operationeel overleg. - Elk kwartaal ter toetsing van inhoudelijke en financiële prestatie-afspraken. 18

21 5 Verantwoorden van de uitvoering 5.1 Begroting 2017 De financiële middelen die de 17 gemeenten in het kader van de uitvoering van de Jeugdwet hebben ontvangen, zijn op basis van mandatering en delegatie van taken opgenomen in de begroting van de Serviceorganisatie. Deze begroting, die is vastgesteld door het Algemeen Bestuur, telt op tot het totaalbedrag van... De specificatie van de begroting is als volgt: PM (de begroting is op dit moment nog in voorbereiding). 5.2 Planning & Control cyclus De Serviceorganisatie volgt de planning & control cyclus van de gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd (DG&J). Het Dagelijks Bestuur stelt eind 2016 de planning & control cyclus voor 2017 vast. Deze bestaat uit de volgende producten: - Primaire begroting; - Geactualiseerde begroting; - 1 e burap; - 2 e burap; - Jaarrekening. In aanvulling op deze cyclus, leveren wij jaarlijks de volgende producten: - Uitvoeringsprogramma; - Jaarverslag, inclusief rapportage BRTA-doelen. In het jaarlijkse uitvoeringsprogramma specificeren wij de te bereiken effecten en de te leveren prestaties, zoals bedoeld in de Financiële verordening Openbaar Lichaam Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid. In het jaarverslag informeren wij u over de bereikte effecten en geleverde prestaties. Hieronder vindt u de planning van onze planning & control cyclus. Primaire begroting 2018 De primaire begroting is een staand beleid begroting die geen voorstellen voor nieuw beleid bevat. Het is een financiële doorvertaling van de dan actuele begroting Relevante inzichten uit de september- en decembercirculaire 2017 worden meegenomen. Wat? Wanneer? Bijzonderheden Instemmen door Dagelijks Bestuur PM Kennisnemen door Algemeen Bestuur PM Verzenden naar gemeenten PM Start zienswijze-procedure Vaststellen door Algemeen Bestuur PM Inclusief zienswijzen Verzenden naar provincie PM 19

22 Geactualiseerde begroting 2018 Doordat de primaire begroting zo vroeg wordt vastgelegd, is de meicirculaire 2017 hierin nog niet meegenomen. De meicirculaire 2017 vormt de basis voor de begroting Ook de provincie verlangt een begroting waarin de meicirculaire is verwerkt. Er zal na verschijnen van de meicirculaire een geactualiseerde begroting 2018 worden opgesteld en vastgesteld door het AB in juli Dit is noodzakelijk voor tijdige verzending naar de provincie. Gezien de korte doorlooptijd tussen verschijnen meicirculaire en voorbereiding besluitvorming door het AB wordt deze begroting alleen op totaalniveau gemaakt. In het laatste kwartaal van 2017 wordt een geactualiseerde begroting 2018 vastgesteld door het AB met daarin een onderverdeling naar de relevante posten en een met gemeenten afgestemde verdeling waarin ook de cumulatieregeling is meegenomen. 1 e burap 2017, 2 e burap 2017 In de buraps (bestuursrapportages) wordt ingegaan op de financiële stand van zaken en de prognose voor het gehele jaar. Bij afwijkingen worden maatregelen en voorstellen opgenomen voor bijsturing. Daar waar financiële afwijkingen een grote mate van zekerheid hebben (en niet kunnen worden gematigd), wordt in de burap een begrotingswijziging opgenomen. Verder wordt ingegaan op de bedrijfsvoering en vindt een actualisatie van de risico's plaats. De 1 e burap betreft de eerste vier maanden van 2017 en de 2 e burap betreft de eerste acht maanden van De buraps hebben de volgende planning: Wat? 1 e burap 2 e burap Instemmen door Dagelijks Bestuur PM PM Vaststellen door Algemeen Bestuur PM PM Jaarrekening 2016 Wat? Wanneer? Voorlopige jaarrekening in Dagelijks Bestuur PM Verzenden voorlopige jaarrekening naar gemeenten PM Instemmen door Dagelijks Bestuur met ontwerp-jaarrekening PM Vaststellen door Algemeen Bestuur van jaarrekening PM Jaarverslag 2016, inclusief rapportage BRTA-doelen Wat? Wanneer? Instemmen door Dagelijks Bestuur met jaarverslag PM Vaststellen door Algemeen Bestuur van jaarverslag PM Uitvoeringsprogramma 2018 Wat? Wanneer? Instemmen door Dagelijks Bestuur met ontwerp-uitvoeringsprogramma PM Bespreken ontwerp-uitvoeringsprogramma met gemeenteraden op PM subregionaal niveau Vaststellen door Algemeen Bestuur PM 20

23 5.3 Verbondenheid gemeenteraden In de Sturingsnotitie Jeugdhulp ZHZ die in 2014 is vastgesteld door de gemeenteraden, is aangegeven hoe de verbondenheid van gemeenteraden met en grip op de gemeenschappelijke regeling worden geborgd. Hiervoor zijn enkele vaste onderdelen toegevoegd aan onze reguliere planning- en controlcyclus. Daarnaast organiseren wij subregionale raadsbijeenkomsten om de informatiepositie van raden te versterken. In deze bijeenkomsten inventariseren we ook op welke wijze raden betrokken willen worden. Wij gaan er verder voor zorgen dat de leden van het Algemeen Bestuur hun raden goed kunnen informeren over de besluiten van het Algemeen Bestuur. Hiervoor voorzien we de leden van het Algemeen Bestuur voor elke vergadering van een concept-raadsinformatiebrief. Overigens zijn de vergaderstukken voorafgaand aan de vergaderingen van het Algemeen Bestuur te raadplegen op

24 Bijlage: vastgestelde (beleids)kaders 2016 In onze uitvoeringsprogramma s 2015 en 2016 hebben we overzichten opgenomen van de vastgestelde beleidskaders. Sinds het verschijnen van het uitvoeringsprogramma 2016 zijn de volgende beleidskaders en rapportages vastgesteld door het Algemeen Bestuur van de Dienst Gezondheid & Jeugd: A. Risico-inventarisatie 2016 B. Bestuursopdracht evaluatie Serviceorganisatie en formule Jeugdteams C. Transformatieagenda Jeugdhulp D. Jaarverslag Jeugdhulp ZHZ 2015 E. Voorstel positionering Jeugd Preventie Team (JPT) F. Knoppennotitie Jeugdhulp ZHZ 2016 G. Evaluatie Serviceorganisatie Jeugd en formule Jeugdteams Zuid-Holland Zuid 22

25 Colleges van burgemeester en wethouders van de 17 gemeenten in Zuid-Holland Zuid Dordrecht, 14 oktober 2016 Serviceorganisatie Jeugd ZHZ Postadres Postbus AJ Dordrecht T E contact@jeugdzhz.nl Betreft: aanbieding concept Uitvoeringsprogramma Jeugdhulp ZHZ 2017 ter consultatie Geachte colleges van burgemeester en wethouders, Bijgaand treft u aan het concept van het regionale Uitvoeringsprogramma Jeugdhulp ZHZ Wij verzoeken u dit document aan te bieden aan uw gemeenteraden ter consultatie. In deze brief lichten wij toe waarom u bijgevoegd concept ontvangt ter consultatie en hoe het vervolgproces eruitziet. Waarom een concept-uitvoeringsprogramma? In de Sturingsnotitie Jeugdhulp ZHZ die in 2014 ter vaststelling is aangeboden aan de 17 gemeenteraden, is de planning- en controlcyclus van de Serviceorganisatie Jeugd ZHZ beschreven. Onderdeel van deze cyclus is een jaarlijks uitvoeringsprogramma. In het uitvoeringsprogramma wordt een vertaling gemaakt van de beleidsinhoudelijke en financiële kaders naar beoogde concrete activiteiten en resultaten in het betreffende jaar. Het uitvoeringsprogramma voor 2017 is ontwikkeld door de Serviceorganisatie en wordt in concept voorgelegd aan de gemeenten ter consultatie. Het concept-uitvoeringsprogramma is nadrukkelijk vormgegeven op hoofdlijnen, zodat er ruimte is voor gemeenten om zaken toe te voegen en aan te scherpen. Het uitvoeringsprogramma wordt aangescherpt op basis van de input van gemeenten en vervolgens ter vaststelling aangeboden aan het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid (DG&J). Naast de beschrijving van de reguliere activiteiten van de Serviceorganisatie, bevat het uitvoeringsprogramma een actualisatie van de transformatieagenda. De Transformatieagenda jeugdhulp is op 10 maart 2016 vastgesteld door het Algemeen Bestuur van de DG&J. In dit document zijn de ambitie van en route naar de gewenste transformatie van de jeugdhulp beschreven. De transformatieagenda is dynamisch van aard en kan op basis van ervaringen voortdurend worden bijgesteld en aangescherpt. Actualisatie en concretisering vindt plaats in het jaarlijkse uitvoeringsprogramma. U treft de in maart 2016 vastgestelde transformatieagenda ter informatie aan in de bijlage.

26 Hoe ziet het vervolgproces eruit? Gemeenten kunnen in de consultatieronde hun inbreng leveren. Deze inbreng kan tot uiterlijk 15 november 2016 per worden gestuurd naar: Daarnaast voert de Serviceorganisatie in subregionale bijeenkomsten het gesprek met gemeenteraden over de uitvoering van de Jeugdwet. Ook hier wordt input verzameld voor de uitvoering van de aan de Serviceorganisatie opgedragen taken voor Op basis van de opbrengst van de consultatieronde scherpen we het document aan, zodat we eind 2016 een gedragen uitvoeringsprogramma kunnen aanbieden aan het Algemeen Bestuur van de DG&J ter vaststelling. Met vriendelijke groet, Het Dagelijks Bestuur van de Dienst Gezondheid & Jeugd, de secretaris, de voorzitter, de heer K.J. van Hengel mevrouw C.M.L. Lambrechts

27 Transformatieagenda jeugdhulp

28 Inhoud 1 Inleiding Waarom een transformatieagenda? Waar komen we vandaan? En waar willen we naartoe transformeren? Doel: jeugdhulp zorgt ervoor dat problematiek afneemt en/of zelfredzaamheid van kind en/of gezin toeneemt Doel: clienten zijn tevreden over de hulp en er is zo weinig mogelijk uitval uit aanbod Doel: Versterking van preventie en licht ambulante hulp leiden tot een afname van het beroep op en de kosten van dure vormen van jeugdhulp Doel: 100% van de gezinnen met meervoudige (complexe) problematiek binnen het jeugddomein wordt geholpen volgens de methodiek 1 gezin, 1 plan, 1 begeleider Doel: de gedecentraliseerde jeugdhulptaken worden uitgevoerd binnen de gebundelde rijksmiddelen van de 17 gemeenten Serviceorganisatie als regisseur van de transformatie De Transformatieagenda jeugdhulp Doel: jeugdhulp zorgt ervoor dat problematiek afneemt en/of zelfredzaamheid van kind en/of gezin toeneemt Doel: cliënten zijn tevreden over de hulp en er is zo weinig mogelijk uitval uit aanbod Doel: versterking van preventie en licht ambulante hulp leiden tot een afname van het beroep op en de kosten van dure vormen van jeugdhulp Doel: 100% van de gezinnen met meervoudige (complexe) problematiek binnen het jeugddomein wordt geholpen volgens de methodiek 1 gezin, 1 plan, 1 begeleider Doel: de gedecentraliseerde jeugdhulptaken worden uitgevoerd binnen de gebundelde rijksmiddelen van de 17 gemeenten BIJLAGE 1: Toelichting op transformatiethema s Doel: jeugdhulp zorgt ervoor dat problematiek afneemt Zelfredzaamheid Eenduidige triage Transformatie regionale zorgmarkt Veilig Thuis Beschermingstafel en jeugdbescherming Jeugdtafel en jeugdreclassering

29 Arrangeren zorglandschap: zorgprofielen Outcome (maatschappelijk resultaat) Doel: cliënten zijn tevreden over de hulp en er is zo weinig mogelijk uitval uit aanbod Digitaal jeugdhulpdossier Cliëntenparticipatie Doel: versterking van preventie en licht ambulante hulp leiden tot een afname van het beroep op en de kosten van dure vormen van jeugdhulp Versterking Basisvoorzieningen ( Dijken op deltahoogte ) Jeugdhulp dichtbij brengen Regionale formule jeugdteams Specialistische multidisciplinaire diagnostiek en advies Samenwerking met medisch verwijzers Administratieve lastenverlichting en deregulering Gezinsaanpak: vraaggericht en in samenwerking met sociaal domein Crisisdienst Doel: de gedecentraliseerde jeugdhulptaken worden uitgevoerd binnen de gebundelde rijksmiddelen van de 17 gemeenten Budgetverantwoordelijkheid Sturingsinformatie Solidariteit

30 1 Inleiding In deze agenda vindt u de route die we de komende jaren willen bewandelen om de gewenste transformatie van de jeugdhulp in Zuid- Holland Zuid te realiseren. In het eerste hoofdstuk vindt u een toelichting op het doel van de transformatieagenda en de stappen die reeds gezet zijn op weg naar realisatie van een getransformeerd jeugdhulpstelsel (paragraaf 1.3). Vertrekkend vanuit de huidige situatie wordt vervolgens in paragraaf 1.3 inzichtelijk gemaakt wat de gewenste transformatie concreet inhoudt. In het tweede hoofdstuk beschrijven we de rol van de Serviceorganisatie als regisseur van de transformatie, met als leidende principes: toegevoegde waarde voor kinderen en gezinnen, goed gedrag/innovatie belonen, transformeren door middel van co- creatie en goed is goed genoeg. In het derde hoofdstuk geven we aan welke stappen er de komende jaren gezet moeten worden om de gewenste transformatie daadwerkelijk te realiseren. 1.1 Waarom een transformatieagenda? Visie De gemeenten in Zuid- Holland Zuid zijn in 2011 gestart met hun gezamenlijke voorbereidingen op de Jeugdwet. In 2011 hebben zij samen met cliënten, professionals en jeugdhulpaanbieders een visie geformuleerd op de jeugdhulp in Zuid- Holland Zuid. In deze visie hebben zij verwoord dat zij de kinderen en gezinnen in hun gemeenten willen versterken door hulp dichtbij en in samenhang te organiseren, zodat kinderen kansen krijgen zich te ontwikkelen en naar vermogen mee te doen in de samenleving. Dit geldt ook voor de kinderen die hun leven lang hulp nodig hebben, bijvoorbeeld als gevolg van een verstandelijke beperking. De gemeenten willen de jeugdhulp zo organiseren dat wordt uitgegaan van de eigen kracht van kinderen en gezinnen, dat hulp dichtbij wordt georganiseerd en in geval van meervoudige vragen ook in samenhang volgens het principe van 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur. Gemeenten willen bovendien passende zorg bieden: zo licht als mogelijk en zo zwaar als nodig. In het Beleidsrijk Regionaal Transitie Arrangement (BRTA) hebben de 17 gemeenten de maatschappelijke doelen en resultaten van de jeugdhulp vastgelegd. Gemeenten willen bereiken dat jeugdigen gezond en veilig opgroeien en dat zij kansen krijgen om zich te ontwikkelen en naar vermogen mee te kunnen doen. Daarvoor hebben zij de volgende doelen en resultaten geformuleerd: a) jeugdhulp zorgt ervoor dat problematiek afneemt en/of zelfredzaamheid van kind en/of gezin toeneemt; b) cliënten zijn tevreden over de hulp en er is zo weinig mogelijk uitval uit aanbod; c) versterking van preventie en licht ambulante hulp leiden tot een afname van het beroep op en de kosten van dure vormen van jeugdhulp; d) 100% van de gezinnen met meervoudige (complexe) problematiek binnen het jeugddomein wordt geholpen volgens de methodiek 1 gezin, 1 plan, 1 begeleider; en e) de gedecentraliseerde jeugdhulptaken worden uitgevoerd binnen de gebundelde rijksmiddelen van de 17 gemeenten. 4

31 Ontwerp Op basis van de gezamenlijke visie hebben gemeenten samen met cliënten, professionals en jeugdhulpaanbieders een ontwerp gemaakt van het nieuwe jeugdhulpstelsel in Zuid- Holland Zuid. Dit is de basis geweest voor de beleidsplannen jeugdhulp van de 17 gemeenten en het Beleidsrijk Regionaal Transitie Arrangement (BRTA). In de beleidsplannen en het BRTA is het gewenste jeugdhulpstelsel geschetst. In 2015 ligt de nadruk op de transitie (overname van taken). In de periode van 2016 tot 2018 ligt de nadruk op de transformatie van de jeugdhulp naar het gewenste stelsel. Bij het opstellen van de beleidsplannen en het BRTA beschikten gemeenten nog over onvoldoende kennis van en ervaring met de jeugdhulp om de benodigde transformatie concreet te maken en de route uit te stippelen die bewandeld moet worden om de transformatie te realiseren. In het BRTA is daarom een transformatieagenda aangekondigd. Deze ligt nu voor u. Gezamenlijk beeld van transformatie Met deze transformatieagenda willen we een gezamenlijk beeld bereiken van de benodigde transformatie en de route die afgelegd moet worden om de transformatie te realiseren in de periode tot In dit document hebben we de stappen die gezet moeten worden om te komen tot de gewenste transformatie zo concreet mogelijk geformuleerd. De transformatieagenda is nadrukkelijk een dynamisch document en vooral bedoeld om met betrokken partijen blijvend het gesprek te voeren over de benodigde transformatie, samen te kijken of we op de goede weg zitten en zo nodig aan te scherpen en bij te stellen. De mate waarin aan de benodigde randvoorwaarden (onder andere budgettair) wordt voldaan, is van invloed op de stappen die we kunnen zetten en het tempo waarin we dit kunnen doen. Op basis van de ervaringen die we opdoen, zullen we de transformatieagenda jaarlijks in ons uitvoeringsprogramma actualiseren. Gaandeweg zullen we steeds beter in staat zijn de transformatiedoelen te specificeren en daardoor ook te realiseren. Met de transformatie beogen we de maatschappelijke doelen en resultaten zoals vastgelegd in het Beleidsrijk Regionaal Transitie Arrangement (BRTA) te bereiken. De realisatie van de maatschappelijke doelen en resultaten verantwoorden we jaarlijks in ons jaarverslag. Consultatie We hebben de concept- transformatieagenda voorgelegd aan cliënten, professionals, jeugdhulpaanbieders en gemeenten ter consultatie, om gezamenlijk in co- creatie tot een gedragen beeld te komen van de gewenste transformatie en de route er naartoe. Naast de mogelijkheid tot het geven van een schriftelijke reactie, hebben cliënten, professionals, jeugdhulpaanbieders en gemeenten in een consultatiebijeenkomst op 17 november 2015 in werkgroepen inbreng kunnen leveren. Tijdens deze bijeenkomst constateerden we dat er zeker sprake is van een wil tot samenwerking en transformatie, maar dat er belemmeringen in de weg staan die opgeruimd moeten worden. De belangrijkste aandachtspunten die in de bijeenkomst naar voren werden gebracht, zijn: 1. samenwerken impliceert dat partijen een gedeelde verantwoordelijkheid voelen. Samenwerking kan het beste tot stand worden gebracht door professionals die een gedeelde verantwoordelijkheid ervaren voor een kind/gezin en gezamenlijk op de werkvloer, samen met cliënten, werken aan de benodigde transformatie. Zo kunnen concrete ervaringen worden opgedaan en ook concrete knelpunten worden gesignaleerd. Op basis hiervan kan de werking van het nieuwe jeugdhulpstelsel in Zuid- Holland Zuid steeds verder worden verbeterd. 5

32 2. samenwerken staat of valt met het kennen en gekend worden. Wanneer men elkaar kent, leert met al doende dezelfde taal te spreken en ontstaat er vertrouwen. Dit vraagt een open houding en investering van elke betrokkene in het stelsel: van cliënten, professionals, jeugdhulpaanbieders, en gemeenten, maar ook van basisvoorzieningen als scholen en artsen. 3. de transformatie van de jeugdhulp slaagt alleen als de basisvoorzieningen in gemeenten betrokken zijn en een bijdrage leveren. 4. verlies het perspectief van kinderen en gezinnen niet uit het oog en benut ook hun ervaringsdeskundigheid om bijvoorbeeld voor nieuwe cliënten de drempel naar de jeugdhulp te verlagen, het goede gesprek te voeren en vertrouwen in hulp te bevorderen. 5. bezuinigingen remmen innovatie en transformatie; houd daarbij het belang van kinderen en gezinnen in het oog. Zorg bovendien dat niet het aanbod de financiering stuurt, maar dat het budget de cliënt volgt. 6. gezinsgericht werken vraagt domeinoverstijgend denken en doen. Dit vraagt ook ontschotting in het sociale domein binnen gemeenten. Door al doende in te praktijk ervaringen op te doen, kunnen concrete knelpunten worden geagendeerd bij gemeenten en andere financiers zoals zorgverzekeraars en woningbouwcorporaties. De opbrengst van de consultatieronde is verwerkt in de transformatieagenda die nu voor u ligt. Naar aanleiding van de schriftelijke inzendingen uit de consultatieronde, hebben we een nota van reactie bijgevoegd, waarin we hebben aangegeven hoe we met de schriftelijke inbreng zijn omgegaan. 1.2 Waar komen we vandaan? Overnemen van uitvoering jeugdhulp (transitie) Zoals u in ons uitvoeringsprogramma voor 2015 heeft kunnen lezen, hebben we begin 2015 zo goed mogelijk de verantwoordelijkheid voor de jeugdhulp op ons genomen en er in eerste instantie voor gezorgd dat de bestaande jeugdhulp op een zo goed mogelijke wijze werd gecontinueerd. Daarnaast werken we hard aan het verbeteren van onze informatiepositie over het functioneren van het jeugdhulpstelsel. Dit is cruciaal om de juiste keuzes te kunnen maken bij het bepalen van de gewenste transformatie en het realiseren ervan. Naast informatie over het gebruik van de jeugdhulp, willen we ook informatie verkrijgen over de effectiviteit van de geboden hulp. Vanwege de gebrekkige erfenis aan informatie van het Rijk en het feit dat de informatiehuishouding binnen de jeugdhulp niet naar onze behoefte is ingericht, blijkt het verkrijgen van een goede informatiepositie een lastige opgave. Stappen die zijn gezet op weg naar getransformeerde jeugdhulp Het mag duidelijk zijn dat de transformatie van de jeugdhulp niet is gestart per 1 januari Op onderdelen zijn al eerder bewegingen in gang gezet. Denk bijvoorbeeld aan innovaties en ambulantisering die jeugdhulpaanbieders in de afgelopen jaren hebben doorgevoerd of zijn gestart en aan de pilots die bijvoorbeeld samen met de provincie zijn uitgevoerd in Per 1 januari 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk geworden voor de jeugdhulp. Naast de inspanningen gericht op de transitie (de overname van de jeugdhulptaken), is er met de introductie van de jeugdteams/sociale teams in de gemeenten een belangrijke stap gezet op weg naar de transformatie van de jeugdhulp. Ook voor andere onderdelen van het stelsel zetten we dit jaar stappen op weg naar transformatie. 6

33 Zo hebben we, noodgedwongen vanwege een substantieel lager beschikbaar budget voor het uitvoeren van Veilig Thuis, afspraken gemaakt over een nieuwe werkwijze. Professionals van Veilig Thuis gaan jeugdteams en sociale (wijk)teams adviseren en ondersteunen, met als doel dat deze teams een deel van de eerste contacten van Veilig Thuis overnemen. De jeugdteams en sociale (wijk)teams kunnen door direct hulp te bieden, kinderen en gezinnen versterken waardoor deze in staat zijn dreigend onveilige situaties voor het kind om te buigen. Daarnaast zijn we gestart met de Beschermingstafel, waar professionals gezamenlijk de best passende route bepalen voor kinderen die in hun veiligheid en/of ontwikkeling worden bedreigd. De Beschermingstafel is gestart zonder deelname van ouders. Eind 2015 gaan we ervaring opdoen met het betrekken van ouders aan de tafel, zodat voor hen transparant is welke stappen er waarom gezet worden wanneer ouders en/of jeugdigen zich niet aan gemaakte veiligheidsafspraken houden. De dialoog met de ouders en kind vindt plaats voorafgaand aan een eventuele melding aan de beschermingstafel. We willen dat de professional die voornemens is om een melding te doen, eerst zijn zorgen over de veiligheid/ontwikkeling van het kind bespreekt met het gezin. Samen met het gezin en zijn netwerk stelt de professional een veiligheidsplan op. Wanneer ouders en/of jeugdige zich niet houden aan de afspraken uit het veiligheidsplan, dan meldt de professional dit aan de beschermingstafel. Verder zijn we met hulp van een onafhankelijk expert samen met cliënten aan het nadenken over nieuwe vormen van cliëntenparticipatie bij beleid en inkoop van jeugdhulp, om te waarborgen dat de jeugdhulp goed aansluit bij de vragen en behoeften van kinderen en gezinnen. Naast deze regionale initiatieven waarin de nadruk ligt op de transformatie van de jeugdhulp, worden in verschillende gemeenten en subregio s ook initiatieven genomen om het lokale/subregionale opgroei- en opvoedklimaat te versterken. Naast initiatieven die bijdragen aan de versterking van de lokale, preventieve basisvoorzieningen, worden de verbindingen met de jeugdhulp versterkt. Zo is er een verbeteragenda van het Dordts Collectief tegen kindermishandeling, wordt het Da Vinci College (MBO) aangesloten op de jeugdhulp, gaat de Stichting Jeugdteams samenwerken met het Centraal Orgaan opvang asielzoekers en Zorgverzekeraar Menzis voor jeugdhulp aan jeugdigen in het asielzoekerscentrum in s Gravendeel en wordt de pilot waarin praktijkondersteuners GGZ van huisartsen samenwerkten met jeugdpartners in de Alblasserwaard/Vijfheerenlanden uitgebreid naar een proefopstelling waarin ook de sociale teams participeren. Op basis van de ervaringen die we in 2015 hebben opgedaan, constateren we dat de benodigde transformatie tijd vraagt. Enerzijds vraagt het een wezenlijke cultuuromslag, zowel van gemeenten, cliënten, professionals als jeugdhulpaanbieders. Anderzijds hebben we meer informatie en ervaringen nodig om de juiste keuzes te kunnen maken. Naast concrete transformatiestappen, vindt u in deze transformatieagenda daarom ook procesmatige stappen. We willen deze laatste in de komende jaren op basis van ervaringen steeds concreter maken in termen van een daadwerkelijke transformatie. 1.3 En waar willen we naartoe transformeren? Met de transformatie van de jeugdhulp willen we bereiken dat kinderen en gezinnen in de gemeenten in Zuid- Holland Zuid in hun eigen kracht worden versterkt door passende hulp die dichtbij en in samenhang wordt geboden, zodat kinderen kansen krijgen zich te ontwikkelen en naar vermogen mee te doen in de samenleving. Dit geldt ook voor de kinderen die hun leven lang hulp nodig hebben, bijvoorbeeld als gevolg van een verstandelijke beperking. Dit 7

34 is de visie op de jeugdhulp van de 17 gemeenten. In de figuur hieronder ziet u het ontwerp dat gemeenten, cliënten, professionals en jeugdhulpaanbieders in co- creatie hebben gemaakt van het nieuwe jeugdhulpstelsel in Zuid- Holland Zuid. Met dit ontwerp willen we de visie op jeugdhulp werkelijkheid laten worden. Het gemaakte ontwerp illustreert voor een belangrijk deel de benodigde transformatie van het bestaande stelsel naar het nieuwe jeugdhulpstelsel. We zien in de praktijk dat er stappen zijn en worden gezet op weg naar de gewenste transformatie. Tegelijkertijd zien we dat dit niet altijd vanzelf gaat of in het gewenste tempo. Uit onderzoek weten we dat een transformatie als deze 3 tot 5 jaar vergt. In deze paragrafen beschrijven we de gewenste transformatie. Dit doen we aan de hand van de doelen uit het Beleidsrijk Regionaal Transitie Arrangement (BRTA). Per doel beschrijven we de thema's waarop we willen transformeren. Een aantal thema s draagt bij aan het bereiken van verschillende doelen. Vanuit het oogpunt van overzichtelijkheid, worden deze thema s slechts eenmaal genoemd en wel bij het doel waarvan we denken dat het thema de grootste bijdrage aan levert Doel: jeugdhulp zorgt ervoor dat problematiek afneemt en/of zelfredzaamheid van kind en/of gezin toeneemt Zelfredzaamheid (eigen kracht) De eerste belangrijke transformatie betreft de werkwijze van de jeugdprofessional. Het gezin staat centraal in het ontwerp. Meer dan tot nu toe het geval was, moeten professionals in de jeugdhulp uitgaan van de behoefte van het gezin. Uitgangspunt is dat het gezin zelf verantwoordelijk is voor de opvoeding van kinderen. In plaats van direct hulp te bieden, bepaalt de jeugdprofessional in het nieuwe stelsel samen met het gezin en zo nodig het sociale netwerk in hoeverre zij in staat zijn zelf het normale leven te herstellen. In de Jeugdwet is opgenomen dat families het recht hebben om zelf een familiegroepsplan te maken, waar alle betrokken hulpverleners hun eigen hulpverleningsplannen op moeten baseren. Omdat we zien dat deze cultuuromslag naar een vraaggerichte houding niet als vanzelf gaat, willen we dat jeugdprofessionals een methodiek gaan gebruiken waarmee zij samen met het gezin de zelfredzaamheid (eigen kracht) kunnen bepalen. Dit draagt bovendien bij aan de kwaliteit van de toegang. 8

35 Een vraaggerichte houding betekent overigens niet dat de jeugdprofessional alleen handelt op verzoek van jeugdigen en gezinnen. Jeugdprofessionals moeten ook hun rol kunnen vervullen bij het herstel van het normale leven van zorgmijders, gezinnen waarover Veilig Thuis meldingen heeft ontvangen en jeugdigen en gezinnen die te maken hebben met een (preventieve) jeugdbeschermingsmaatregel. Uiteraard moet de hulp die de jeugdprofessional inzet of erbij haalt, passen bij het gezin en eventuele familiegroepsplan. Eenduidige triage Wanneer gezinnen niet in staat zijn op eigen kracht het normale leven te herstellen, dan bepaalt de jeugdprofessional na overleg met het gezin welke hulp passend is. Een goede inschatting van wat er aan de hand is, is hiervoor van belang. We willen dat dit zoveel mogelijk eenduidig gebeurt. Zo willen we de kwaliteit van de toegang bevorderen. Transformatie regionale zorgmarkt Zoals al eerder is aangegeven, zijn er dit jaar en eerder al stappen gezet op weg naar de gewenste transformatie van de jeugdhulp. Ondanks dat cliënten, professionals, jeugdhulpaanbieders en gemeenten op weg zijn, moeten er nog verdere stappen gezet worden om in 2018 de gewenste transformatie gerealiseerd te hebben. Zo hebben verschillende jeugdhulpaanbieders een deel van de zorg waarbij jeugdigen verblijven in een instelling, vervangen door ambulante hulp. Uit de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat in onze regio echter nog relatief minder ambulante jeugdhulp wordt geboden dan in andere regio s. Daarnaast zijn er initiatieven ondernomen die bijdragen aan de gewenste transformatie van zware naar lichte/goedkope hulp. We willen dat deze beweging wordt geïntensiveerd. Bovendien zien we dat het gebruik van hoogspecialistische jeugdhulp die landelijk is ingekocht (Landelijk Transitie Arrangement) voor jeugdigen uit onze regio, ver boven het landelijk gemiddelde ligt. Ook zien we nog dat relatief veel jeugdigen in residentiële voorzieningen buiten onze regio worden geplaatst. Daarnaast zijn ons slechts enkele initiatieven bekend waarin transformatie over de oude sectorale jeugdhulpgrenzen heen plaatsvindt, terwijl intersectorale samenwerking noodzakelijk is voor het bieden van effectieve hulp aan gezinnen met meervoudige problemen. We willen dat aanbieders van jeugdhulp, waaronder de gecertificeerde instellingen, crisisdienst en Veilig Thuis, goed samenwerken met jeugdteams en ook met de lokale/subregionale basisvoorzieningen. Door goed te weten wat men van elkaar kan verwachten en ook door het spreken van elkaars taal, wordt tijdig op- en afschalen van hulp bevorderd, en daarmee het bieden van passende hulp. We willen dat residentiële voorzieningen zoveel mogelijk worden omgezet naar ambulante hulp, zodat hulp dichtbij jeugdigen en gezinnen kan worden aangeboden en in samenhang met de jeugdteams en basisvoorzieningen. Wanneer uithuisplaatsing van kinderen noodzakelijk is, willen we dat kinderen zoveel mogelijk worden geplaatst in pleeggezinnen of gezinshuizen. We willen dat specialistische hulp die residentieel moet plaatsvinden, waaronder crisisopvang, zoveel mogelijk in de regio wordt aangeboden, zodat ook deze hulp in nauwe samenhang met jeugdteams en basisvoorzieningen plaatsvindt. Deze gewenste bewegingen willen we onder andere bevorderen via de inkoopafspraken die we maken met zorgaanbieders. Zo introduceren we bij de inkoop 2016 zogenoemde zorgprofielen. Zorgprofielen maken het mogelijk dat gelijktijdige en afgestemde inzet van hulp plaatsvindt, gebaseerd op een brede triage en de hulpvragen van jeugdige en gezin die daaruit naar voren komen. Zorgprofielen vereisen samenwerking tussen jeugdhulpaanbieders onderling. Dit vraagt om transparantie en het spreken van elkaars taal. 9

36 Daarnaast maken we bij de inkoop 2016 afspraken over substitutie naar andere vormen van hulp. We vragen aanbieders daar waar mogelijk en passend af te schalen naar goedkopere hulp, minder intensieve hulp, kortere hulp, dezelfde hulp tegen een lager tarief en/of hulp dichterbij jeugdige en gezin (bijvoorbeeld door jeugdteams en/of basisvoorzieningen). Op basis van de ervaringsgegevens die we verzamelen, willen we voor de komende jaren concretere inkoopafspraken maken over de transformatie van de regionale zorgmarkt. 18- /18+ We willen dat jeugdteams en jeugdhulpaanbieders anticiperen op de situatie van jeugdigen in hulp die 18 jaar worden. We willen dat zij tijdig samen met de jeugdige en zijn netwerk een plan maken voor de situatie na de 18 e verjaardag 1 van de jeugdige. De Jeugdwet is een integrale wet. Voor jeugdigen tot 18 jaar vindt de jeugdhulp bijna volledig zijn grondslag in de Jeugdwet (uitzondering hierop is de Wet langdurige zorg). Nadat de jeugdige 18 jaar is geworden, splitst de hulpverlening zich op in verschillende leefgebieden. In de praktijk is merkbaar dat voor een bepaalde groep jeugdigen de opvolging van hulp en begeleiding niet of moeizaam op gang. Dit is deels te wijten aan een gebrek aan kennis, deels ook aan het denken in vaste patronen en voor een deel aan het gebrek aan opvolgingsmogelijkheden vanuit andere wetgeving. We willen dat het voor iedereen duidelijk is hoe de opvolging na beëindiging van jeugdhulp op basis van de Jeugdwet is geregeld. Daarnaast willen we teweeg brengen dat bij de eerste melding van een jeugdige, er door de jeugdprofessional al gekeken wordt naar de leeftijd en er nagedacht wordt over het vervolgtraject na het bereiken van de 18- jarige leeftijd en welke stappen hiervoor gezet moeten worden. Op het gebied van inkoop wordt er samen met Wmo- inkopers onderzocht of zorgvormen voldoende op elkaar aansluiten en waar processen elkaar kunnen ondersteunen. Met andere indicatiestellers zoals CIZ, zorgkantoren en Wmo- uitvoeringsorganisaties worden samenwerkingsafspraken gemaakt over de opvolging van de zorg na de 18 e verjaardag. Voor samenhang tussen hulp voor 18- en 18+ in een gezin, verwijzen we naar de tekst over gezinsaanpak in paragraaf van deze transformatieagenda. Veilig Thuis De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Jeugdwet dragen gemeenten op om te voorzien in één geïntegreerd Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling. Hiervoor wordt landelijk de nieuwe noemer Veilig Thuis gebruikt. De gemeenten in Zuid- Holland Zuid hebben eind 2014 besloten tot het laten uitvoeren van Veilig Thuis in 2015 en 2016 door een samenwerkingsorganisatie van Jeugdbescherming west (Advies- en Meldpunt Kindermishandeling) en de Dienst Gezondheid & Jeugd (Steunpunt Huiselijk Geweld). We willen dat Veilig Thuis nauw gaat samenwerken met de jeugdteams/sociale teams om expertise over te dragen, met als doel dat de jeugdteams/sociale teams een deel van de eerste contacten van Veilig Thuis over kunnen nemen en wellicht ook voorkomen. Door het direct inzetten van passende hulp zouden de jeugdteams/sociale teams opgroei- en opvoedvraagstukken kunnen oplossen en verergering van problemen voorkomen. 1 De Jeugdwet biedt de mogelijkheid om in specifieke situaties de jeugdhulp voort te zetten totdat een jongere 23 jaar wordt. Ook voor deze jongeren is het van belang dat er tijdig wordt geanticipeerd op het moment dat de jeugdhulp eindigt. 10

37 Beschermingstafel en jeugdbescherming De 17 gemeenten hebben eind 2014 besloten tot het uitvoeren van de beschermingstafel. Aan deze tafel worden alle meldingen van ernstig bedreigde kinderen besproken. Het doel van de tafel is het bepalen van de best passende route voor het kind. Elke melding wordt vooraf met de ouders besproken, tenzij het een gevaar vormt voor de veiligheid van het kind. In ons uitvoeringsprogramma 2015 hebben we de werking van de tafel beschreven. Met het uitvoeren van de beschermingstafel, en in het verlengde daarvan de inzet van preventieve jeugdbescherming, willen we bereiken dat er minder verzoeken tot een raadsonderzoek worden gedaan. We merken dat de samenwerking tussen jeugdteams en jeugdbescherming nog aan het begin staat van de gewenste beweging. We streven ernaar dat door de inzet van preventieve jeugdbescherming en de samenwerking met het jeugdteam vanaf het moment dat aan de tafel een besluit is genomen, maatregelen die door de rechter worden opgelegd van kortere duur zullen zijn. Ook willen we samenwerking van jeugdteams en jeugdbescherming bevorderen bij de uitvoering van opgelegde maatregelen, zodat maatregelen eerder kunnen worden opgeheven omdat jeugdteams de benodigde hulp in het vrijwillige kader kunnen bieden. Naast deze beweging willen we ook ouders gaan laten deelnemen aan de tafel. Op basis van de ervaringen met de beschermingstafel willen we de samenwerkingsovereenkomsten/contracten met de Stichting Jeugdteams, Veilig Thuis, Gecertificeerde Instelling en Raad voor de Kinderbescherming aanscherpen met als doel het realiseren van de gewenste transformatie. Jeugdtafel en jeugdreclassering Naast het versterken van de samenwerking op het gebied van jeugdbescherming, willen we ook de samenwerking op het gebied van jeugdreclassering versterken. In het Veiligheidshuis wordt een jeugdtafel uitgevoerd. We willen verkennen of deze tafel zich kan ontwikkelen analoog aan de beschermingstafel. Door de inzet van preventieve jeugdbescherming en/of preventieve jeugdreclassering en samenwerking met de lokale jeugdteams/sociale (wijk)teams zouden jeugdreclasseringsmaatregelen wellicht kunnen worden voorkomen en/of verkort. Ook willen we samenwerking van jeugdteams en jeugdreclassering bevorderen bij de uitvoering van opgelegde maatregelen, zodat maatregelen eerder kunnen worden opgeheven omdat jeugdteams de benodigde hulp in het vrijwillige kader kunnen bieden. Met de betrokken partners willen we samenwerkingsovereenkomsten/contracten sluiten met als doel het realiseren van de gewenste transformatie. Arrangeren zorglandschap: zorgprofielen Met jeugdhulpaanbieders die samen met ons de gewenste transformatie willen realiseren en er ook blijk van geven daartoe in staat te zijn, willen we een strategisch partnerschap aangaan. We willen de transformatie van de regionale zorgmarkt (zie ook paragraaf 1.3.3) onder andere bevorderen door vraaggericht te gaan inkopen op basis van zorgprofielen. Zorgprofielen worden opgesteld aan de hand van zorgvragen van gezinnen en kinderen. Zorgprofielen maken het mogelijk dat gelijktijdige en afgestemde inzet van hulp plaatsvindt, gebaseerd op een brede triage en de hulpvragen die daaruit naar voren komen. Per cliënt is één hoofdaanbieder verantwoordelijk voor de in te zetten jeugdhulp waarbij vooraf resultaatsafspraken worden gemaakt tussen cliënt, aanbieder en jeugdprofessional. Het moeten maken van resultaatsafspraken met cliënten en jeugdprofessionals vraagt van aanbieders dat zij (verder) transformeren overeenkomstig de visie van de 17 gemeenten op jeugdhulp. In de komende jaren willen we door middel van inkoop op basis van zorgprofielen geleidelijk bewegen van een aanbod- gestuurd stelsel naar een dekkend en ontschot zorglandschap dat voldoet aan de vraag naar jeugdhulp in Zuid- Holland Zuid. 11

38 We starten in 2016 met 3 zorgprofielen: 1. Jeugdigen met psychosociale problemen en problematische relaties tussen ouders; 2. Jeugdigen met ontwikkelings- en gedragsproblemen en ouders met ontoereikende opvoedvaardigheden; 3. Jeugdigen met ontwikkelings- en gedragsproblemen binnen multi- problemgezinnen. Nieuwe en niet- gecontracteerde jeugdhulpaanbieders Hoofdaanbieders van de zorgprofielen kunnen zelf kiezen of en zo ja welke jeugdhulpaanbieder(s) zij erbij halen voor het uitvoeren van de in te zetten jeugdhulp. De uitvoering is dus niet beperkt tot de gecontracteerde partijen. Ook nieuwe en niet- gecontracteerde jeugdhulpaanbieders kunnen op deze manier een bijdrage leveren aan de jeugdhulp in Zuid- Holland Zuid. Nieuwe aanbieders en aanbieders die in 2015 geen contract met de Serviceorganisatie hadden, kunnen op basis van het raamwerkcontract jeugdhulp leveren aan jeugdigen uit Zuid- Holland Zuid. Deze aanbieders moeten uiteraard voldoen aan dezelfde (kwaliteits- )eisen als de gecontracteerde aanbieders, en hun aanbod moet bovendien complementair zijn aan het gecontracteerde aanbod. Op dit moment in het proces hebben we nog onvoldoende kennis om te beoordelen of inkopen via klassiek aanbesteden in plaats van de voor 2015 en 2016 gekozen wijze van bestuurlijk contracteren, een beter antwoord geeft op de vraag uit de regio. We willen nadrukkelijk de ruimte houden om in een later stadium voor klassiek aanbesteden te kiezen als blijkt dat hiermee meer sluitend maatwerk mogelijk is. Outcome (maatschappelijk resultaat) In het BRTA hebben we de maatschappelijke doelen en resultaten beschreven die we nastreven met het uitvoeren van de jeugdhulp. Er is nog onvoldoende informatie beschikbaar om de outcome van de jeugdhulp te bepalen. Samen met het Nederlands jeugd instituut (Nji) bereiden we een geharmoniseerde wijze van outcome- metingen door jeugdhulpaanbieders voor, waardoor sturen op basis van outcome- gegevens mogelijk wordt. Naast kwantitatieve gegevens, vragen we hiervoor ook kwalitatieve metingen van jeugdhulpaanbieders Doel: clienten zijn tevreden over de hulp en er is zo weinig mogelijk uitval uit aanbod Digitaal jeugdhulpdossier In de visie van de 17 gemeenten is opgenomen dat we niet meer willen praten óver cliënten, maar mét cliënten. Bij deze verandering past volledige transparantie van de jeugdhulp voor de cliënt. Deze gewenste transparantie zou gerealiseerd kunnen worden door middel van een digitaal jeugdhulpdossier dat toegankelijk is voor de cliënt, of mogelijk zelfs beheerd wordt door de cliënt. Cliëntenparticipatie In 2015 is besloten het regionale cliëntenplatform jeugdhulp op te heffen. We willen toewerken naar een zelfstandig netwerk van cliënten(vertegenwoordigers) dat beschikbaar is voor het benutten van expertise, ophalen van signalen en ervaringen van cliënten voor beleid en inkoop 12

39 van jeugdhulp in Zuid- Holland Zuid. Daarnaast willen we participatiemeting (bijvoorbeeld door middel van de zogenoemde JIJ- meter 2 ) als kwaliteitseis opnemen in het inkoopcontract met jeugdhulpaanbieders Doel: Versterking van preventie en licht ambulante hulp leiden tot een afname van het beroep op en de kosten van dure vormen van jeugdhulp Versterking basisvoorzieningen ( Dijken op deltahoogte ) In het BRTA hebben gemeenten afspraken gemaakt om voor de lokale basisvoorzieningen de dijken op deltahoogte te brengen. Zij willen met elkaar een lerend stelsel creëren om gezamenlijk afspraken te kunnen maken over de noodzakelijk aanwezige basisvoorzieningen in elke gemeente. Sterke basisvoorzieningen kunnen gezinnen laagdrempelig en snel ondersteuning bieden en daardoor het beroep op jeugdteams en regionale zorgmarkt verminderen. Ook biedt een goede verbinding tussen basisvoorzieningen en jeugdhulp mogelijkheden om de duur van jeugdhulp te verkorten. Jeugdteams kunnen jeugdigen en gezinnen dan overdragen aan professionals van lokale basisvoorzieningen, bijvoorbeeld door middel van een goede samenwerking met CJG 3 - partners zoals de jeugdgezondheidszorg. Hulp dichtbij brengen We willen dat generalistische hulp laagdrempelig toegankelijk is voor kinderen en gezinnen. Dit vraagt een beweging waarin generalistische ambulante hulp uit de regionale zorgmarkt dichtbij (in de leefomgeving van) kinderen en gezinnen wordt geboden. Om dit te bereiken, willen we steeds meer jeugdhulp door de jeugdteams laten uitvoeren. Regionale formule jeugdteams In het BRTA is de regionale formule van de jeugdteams beschreven. Om te kunnen voldoen aan de eisen van de Jeugdwet moet elk jeugdteam beschikken over de verschillende jeugdhulp- expertises zoals beschreven in de wet. Bovendien moeten jeugdprofessionals geregistreerd zijn. De wet stelt daarnaast eisen aan de werkwijze van jeugdprofessionals. Zo worden kwaliteit en effectiviteit van de jeugdhulp gewaarborgd. In het overgangsjaar 2015 doen we ervaring op met verschillende manieren van organisatie van de lokale/subregionale jeugdteams. Zo leren we wat werkt en wat niet. Met de verdere ontwikkeling van de regionale formule willen we gemeenten jeugdprofessionals/jeugdteams bieden die garant staan voor kwalitatieve en effectieve (toegang tot) jeugdhulp. Daarbij houden we oog voor de inzetbaarheid van de jeugdprofessionals/jeugdteams in de verschillende lokale/subregionale 2 De JIJ- meter meet aan de hand van vragenlijsten voor jongeren, ouders en hulpverleners, in hoeverre cliënten mogelijkheden krijgen om mee te praten, mee te doen en mee te beslissen binnen hun instelling. Op basis van de uitkomst van de JIJ- meter krijgt een aanbieder niet alleen inzicht in de beleving van de verschillende doelgroepen over de geboden participatievormen, maar ontvangt hij ook adviezen voor het verbeteren/ontwikkelen van de participatie. 3 CJG = centrum voor jeugd en gezin. 13

40 contexten van de 17 gemeenten. Door uit te gaan van een regionale formule die lokaal/subregionaal toepasbaar is, bevorderen we bovendien rechtsgelijkheid voor cliënten van jeugdhulp. Specialistische multidisciplinaire diagnostiek en advies We willen dat specialistische expertise uit de regionale zorgmarkt wordt overgedragen aan de jeugdteams, zodat jeugdteams steeds beter in staat zijn te bepalen welke hulp passend is voor kind en/of gezin. Dit draagt bij aan effectieve en efficiënte inzet van jeugdhulp. Door het op het juiste moment inzetten van passende hulp wordt verergering van problemen voorkomen. In 2015 zijn we met dit doel gestart met het Diagnostiek en Advies Netwerk (DAN). In het DAN is multidisciplinaire specialistische jeugdhulpexpertise beschikbaar. Jeugdteams kunnen het DAN en natuurlijk ook specifieke jeugdhulpaanbieders raadplegen wanneer zij er in de ondersteuning van kinderen en gezinnen niet uitkomen. We willen verkennen hoe we deze expertise het best kunnen overdragen aan de jeugdteams. Dit is belangrijk omdat we uit onderzoek weten dat er vaak sprake is van stepped care waarbij er gestart wordt met te lichte hulp en vervolgens te laat specialistische hulp erbij wordt gehaald, waardoor deze zwaarder is dan aanvankelijk nodig zou zijn geweest. Door specialistische expertise naar voren te halen, willen we de kwaliteit van de toegang tot de jeugdhulp bevorderen. Samenwerking met medisch verwijzers In de Jeugdwet is bepaald dat naast de toegang die de gemeenten organiseren (in onze regio door middel van de jeugdteams/sociale teams), ook medisch verwijzers kinderen en gezinnen rechtstreeks mogen doorverwijzen naar jeugdhulp die wordt geboden door de regionale zorgmarkt. We zien dat jeugdteams en medisch verwijzers bekend raken met elkaar, maar dat samenwerking nog niet als vanzelf ontstaat. Medisch verwijzers verwijzen vaak zonder contact te hebben gehad met het jeugdteam. We willen de samenwerking van jeugdteams met medisch verwijzers versterken, zodat medisch verwijzers kinderen en gezinnen ook gaan doorverwijzen naar hulp die de jeugdteams zelf kunnen bieden. Daarnaast willen we afspraken maken over doorverwijzingen naar de regionale zorgmarkt, zodat de toegang hiertoe eenduidig verloopt. Ook willen we dat de jeugdteams goed zicht krijgen op deze doorverwijzingen, zodat zij hun budgetverantwoordelijkheid waar kunnen maken. Daarnaast willen we graag dat jeugdteams en medisch verwijzers samenwerken voor kinderen en gezinnen met meervoudige problemen, volgens het principe van 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur. Bovendien zien we kansen voor het vergroten van de effectiviteit en efficiency van de toegang. Zo zou de rol van de praktijkondersteuner GGZ die opereert binnen de huisartsenpraktijk, kunnen worden ingevuld door een jeugdprofessional of zou de praktijkondersteuner basis- GGZ jeugdhulp kunnen uitvoeren binnen het concept van de jeugdteams. Administratieve lastenverlichting en deregulering We willen meer hulp laagdrempelig toegankelijk maken á la de jeugdhulp die de jeugdteams bieden (zie ook paragraaf 1.3.1). Zo willen we in 2015 al starten met het afgeven van algemene beschikkingen op onderdelen van basis- GGZ en specialistische GGZ en in 2016 ernstige enkelvoudige dyslexiezorg toegankelijk maken als algemene voorziening, zonder dat hiervoor een beschikking wordt afgegeven. Bijkomend doel hiervan is dat we de jeugdteams in staat willen stellen meer van hun tijd direct te kunnen inzetten voor het bieden van hulp aan kinderen en gezinnen. 14

41 Daarnaast willen we bij de introductie van de zorgprofielen aandacht besteden aan het verlichten van administratieve lasten. Trajecten in het kader van een zorgprofiel worden gefinancierd op basis van een all- in- prijs waardoor jeugdteams per traject één beschikking kunnen afgeven in plaats van beschikkingen per onderdeel. Voor jeugdhulpaanbieders betekent financiering op basis van zorgprofielen op termijn minder registratie- en declaratielast. In algemene zin nodigen we partijen uit concrete knelpunten en suggesties voor lastenverlichting en deregulering te melden aan de Serviceorganisatie, zodat we met elkaar tot een steeds efficiënter werkend stelsel kunnen komen Doel: 100% van de gezinnen met meervoudige (complexe) problematiek binnen het jeugddomein wordt geholpen volgens de methodiek 1 gezin, 1 plan, 1 begeleider Gezinsaanpak: vraaggericht en in samenwerking met sociaal domein (onder andere 3D, (passend) onderwijs en 18- /18+) Bij meervoudige problemen, werkt de jeugdprofessional volgens het principe van 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur en samen met andere partners in het sociale domein. Ook dit vraagt een wezenlijke cultuuromslag. We zien in de praktijk dat jeugdprofessionals veelal nog kindgericht werken. Een gezinsgerichte aanpak vergt daarnaast ook ondersteuning van ouders. Uit onderzoek weten we dat 25% van de jeugdigen die jeugdhulp ontvangt, daarnaast nog gebruik maakt van andere hulpvormen en dat deze groep zowel kind- als ouderproblematiek kent. Ook weten we dat jeugdigen in speciaal onderwijs vaak gebruik maken van jeugdhulp. Door het ontbreken van intersectorale samenwerking is de geboden hulp veelal niet effectief. Met de introductie van het zorgprofiel jeugdigen met ontwikkelings- en gedragsproblemen binnen multi- problemgezinnen willen we deze samenwerking bevorderen. Gezinnen met meervoudige problemen maken doorgaans gebruik van verschillende soorten hulp en vaak ook met tussenpozen. Voor het bieden van effectieve hulp is het van groot belang dat de jeugdprofessional de benodigde samenwerking realiseert met andere partners in het sociale domein. De rol die de jeugdprofessional in deze samenwerking vervult, is afhankelijk van de afspraken die gemeenten lokaal/subregionaal hebben gemaakt binnen het sociale domein. De jeugdprofessional moet goed op de hoogte zijn van de lokale/subregionale afspraken en in staat zijn op gezinsniveau de noodzakelijke samenhang aan te brengen. Het gaat dan bijvoorbeeld om afspraken op het gebied van de 3 decentralisaties (Jeugdwet, Wmo 2015 en Participatiewet), (passend) onderwijs, inkomen/schuldhulpverlening, huisvesting, zorg voor volwassenen en continuïteit van hulp voor jeugdigen die de 18- jarige leeftijd bereiken ( 18- /18+ ) en als gevolg daarvan geen beroep meer kunnen doen op de Jeugdwet. De jeugdprofessional moet in staat zijn om rekening houdend met de lokale afspraken, regie te voeren op het gezinsgerichte actieplan. Overigens stelt een gezinsgerichte aanpak niet alleen eisen aan jeugdprofessionals, maar ook aan gemeenten. Ontkokering binnen gemeenten maakt een integrale aanpak in de praktijk mogelijk. Jeugdprofessionals vervullen een signalerende rol voor gemeenten, door knelpunten binnen het sociale domein te agenderen. Door voortdurend met elkaar aan de hand van casuïstiek oplossingen te zoeken, organiseren we een lerend stelsel. Zo kunnen we een ontschotte, gezinsgerichte aanpak realiseren. Crisisdienst In het BRTA is één integrale crisisdienst voor jarigen geschetst als stip op de horizon. We willen dat kinderen en gezinnen in crisissituaties op één telefoonnummer terecht kunnen. We willen dat achter dit telefoonnummer de partijen die crisisdiensten aanbieden, integraal met elkaar gaan samenwerken, al dan niet verenigd in één organisatie. Ook wanneer kinderen en gezinnen in crisissituaties bij één van de partners terecht komen, 15

42 bijvoorbeeld politie, willen we dat deze contact opneemt met de crisisdienst. In onderlinge afstemming kan immers de best passende hulp voor kind en/of gezin worden bepaald. In het BRTA is ook aangegeven dat crisishulp uitsluitend kortdurend wordt ingezet; zodra het kan wordt het kind en/of gezin overgedragen aan het jeugdteam of sociale (wijk)team Doel: de gedecentraliseerde jeugdhulptaken worden uitgevoerd binnen de gebundelde rijksmiddelen van de 17 gemeenten Budgetverantwoordelijkheid We willen dat het jeugdhulpbudget effectief en efficiënt wordt ingezet. We willen ondanks de landelijke efficiencykorting de jeugdhulp zoveel mogelijk binnen het beschikbare budget uitvoeren. Dit vraagt enerzijds kostenbewustzijn van de jeugdprofessionals en durf om lastige keuzes te maken. We merken dat dit laatste nog lastig gevonden wordt. Het is echter wel noodzakelijk om de gewenste transformatie van zware naar lichtere/goedkopere (maar passende!) hulp te realiseren. We willen toewerken naar jeugdteams die verantwoordelijk zijn voor het budget dat beschikbaar is voor de inzet van jeugdhulp uit de regionale zorgmarkt voor kinderen en gezinnen in hun gebied. Het begrip efficiency heeft ook betrekking op de organisatie van de jeugdteams zelf. Sturingsinformatie We constateren dat we nog steeds over onvoldoende sturingsinformatie beschikken om keuzes te kunnen maken bij de organisatie van de gewenste transformatie. Zo hebben we bijvoorbeeld onvoldoende inzicht in de oorzaken van de forse overschrijding op het budget dat we hadden begroot voor hoog specialistische hulp op basis van het Landelijk Transitie Arrangement. We gaan onze maandrapportages verder vullen zodat gemeenten en ons bestuur (maandelijks) kunnen beschikken over betrouwbare sturingsinformatie en op basis daarvan de transformatiedoelen gaandeweg aanscherpen en zo nodig bijstellen. Naast cijfermatige informatie, bevatten de maandrapportages ook inhoudelijke analyses. In de Sturingsnotitie jeugdhulp ZHZ is gemeenteraden en colleges gesuggereerd om jeugdteams te bezoeken en met ouders en professionals het gesprek aan te gaan om informele controle en sturing uit te oefenen. Dit draagt bij aan een beter zicht op de uitvoering en toegevoegde waarde van de inzet jeugdhulp. Solidariteit In het BRTA is afgesproken dat de gemeenten in Zuid- Holland Zuid solidair zijn voor alle jeugdhulp met uitzondering van de hulp die door de jeugdteams wordt geboden. Overeenkomstig de afspraak uit het BRTA evalueren we het huidige, gezamenlijke budgetmodel en onderzoeken we de mogelijkheden van een verzekeringsmodel dat prikkels bevat. 16

43 2 Serviceorganisatie als regisseur van de transformatie De Serviceorganisatie heeft van de 17 gemeenten in mandaat en delegatie de verantwoordelijkheid gekregen voor de taken die voortvloeien uit de Jeugdwet. De Serviceorganisatie is opgezet als een regie- organisatie met een beperkte personele invulling. Dit betekent automatisch dat we deze stelselverantwoordelijkheid alleen op een abstract niveau kunnen invullen. Na het overnemen van de jeugdhulptaken per 1 januari 2015 hebben we echter gemerkt dat het voeren van regie niet voldoende is om het nieuwe stelsel in Zuid- Holland Zuid in te regelen en hebben we ons bemoeid met de uitvoering van de jeugdhulp. We willen de komende jaren toewerken naar een stelsel waarin partners elk hun rol vervullen in samenhang met elkaar. Om dit te bereiken zullen we nu nog noodgedwongen de strenge regisseur zijn die soms reguleert en corrigeert om ervoor te zorgen dat de jeugdhulp binnen de (financiële) kaders wordt uitgevoerd. Wij streven ernaar om de komende jaren steeds meer een regisseur te worden die op basis van duidelijke kaders echt vanuit een regierol haar stelselverantwoordelijkheid kan invullen. Voor het vervullen van deze rol is het beschikken over goede sturingsinformatie noodzakelijk. Om de regisseur op afstand te worden, hanteren we de komende periode de volgende leidende principes bij de uitvoering van deze transformatieagenda: 1) Alles wat we doen, heeft een toegevoegde waarde voor kinderen en gezinnen: bij alles wat wij doen en vragen van onze partners, stellen we ons de vraag of dit een toegevoegde waarde heeft voor kinderen en gezinnen, door onder andere te toetsen aan de maatschappelijke doelen en resultaten zoals deze zijn vastgelegd in het Beleidsrijk Regionaal Transitie Arrangement (BRTA). 2) We belonen goed gedrag/innovatie van partners in het stelsel: we willen met partners werken die op een pro- actieve wijze meedenken en meewerken bij de uitvoering van deze transformatieagenda. Wij willen samenwerken met koplopers die deze rol uitstralen in werk, houding en gedrag. Wij geven ruimte en gaan er vanuit dat innovatie vanuit huidige en nieuwe partners in het stelsel zelf wordt opgepakt. 3) Getransformeerde jeugdhulp bereiken we door middel van co- creatie: we willen in co- creatie met cliënten, professionals, aanbieders en gemeenten de noodzakelijke transformatie realiseren. 4) Goed is goed genoeg: het krappe financiële kader dwingt tot het maken van keuzes en stellen van prioriteiten. Om kinderen en gezinnen die dat nodig hebben, hulp te kunnen bieden, gaan we uit van het principe dat goed, goed genoeg is. Zo willen we zoveel mogelijk kinderen en gezinnen kunnen helpen. De Serviceorganisatie voert haar taken uit in delegatie en mandaat namens de 17 gemeenten. Een goede samenwerking bij de uitvoering van de jeugdhulp is noodzakelijk. Zo kunnen gemeenten en Serviceorganisatie elkaar versterken en daarmee ook de ondersteuning van kinderen en gezinnen verbeteren. Deze samenwerking is niet alleen nodig voor de uitvoering van de jeugdhulp, maar ook voor de ondersteuning van gezinnen in het bredere sociale domein van gemeenten. Hierboven beschreven we al de gewenste transformatie van de rol van de Serviceorganisatie. De noodzakelijke samenwerking in het bredere sociale domein vraagt ook om een transformatie van gemeenten zelf. Een gezinsgerichte aanpak in het sociale domein vraagt immers ook 17

44 meedenken en meewerken van gemeentelijke diensten zoals schuldhulpverlening. Als we dit met elkaar weten te bereiken, zijn we in staat een toegevoegde waarde te bieden voor kinderen en gezinnen in Zuid- Holland Zuid en meer te doen met de middelen die tot onze beschikking staan. Bij de uitvoering van deze transformatieagenda wil de Serviceorganisatie nadrukkelijk gezamenlijk optrekken met de gemeenten. 18

45 3 De Transformatieagenda jeugdhulp In dit hoofdstuk presenteren we u op overzichtelijke wijze ons beeld van de gewenste situatie op 1 januari 2018 en de stappen die volgens ons nodig zijn om de benodigde transformatie te realiseren. In de bijlage bij dit document vindt u per gepresenteerd thema korte achtergrondinformatie. 3.1 Doel: jeugdhulp zorgt ervoor dat problematiek afneemt en/of zelfredzaamheid van kind en/of gezin toeneemt Thema Situatie 2015 Gewenste situatie 2016 Gewenste situatie 2017 Gewenste situatie 1 januari 2018 Jeugdteams Zelfredzaamheid (eigen kracht) - Mate van zelfredzaamheid bij ouders en jeugdigen wordt niet bepaald bij uitvoering jeugdhulp. - Er is een methodiek vastgesteld en geïmplementeerd voor bepalen van mate van zelfredzaamheid van ouders en jeugdigen. - Registratie op vaste meetmomenten van zelfredzaamheid is geïmplementeerd om inzicht te verkrijgen in wat werkt. - Methodiek voor bepalen van mate van zelfredzaamheid wordt gebruikt bij uitvoering jeugdhulp. - Op basis van analyse van geregistreerde gegevens over zelfredzaamheid is zo mogelijk bepaald wat werkt en is resultaatsafspraak gemaakt bij inkoop Op basis van analyse van geregistreerde gegevens over zelfredzaamheid, worden meerjarige resultaatsafspraken gemaakt bij inkoop

46 Thema Situatie 2015 Gewenste situatie 2016 Gewenste situatie 2017 Gewenste situatie 1 januari 2018 Eenduidige triage Transformatie regionale zorgmarkt - Screening is onderdeel van regionale formule jeugdteams zoals beschreven in beleidsplannen jeugdhulp van gemeenten in ZHZ. - Jeugdprofessionals werken met verschillende methodieken. - Nog te weinig transformatie van zware naar lichte/goedkope hulp en over intersectorale grenzen heen. - Er is een eenduidige wijze van triage vastgesteld voor hulpvragen over opgroeien (jeugdige), opvoeden (ouder) en veiligheid (jeugdige en ouder). - Er is een scholingsplan ontwikkeld voor jeugdprofessionals; de uitvoering van het plan is gestart. - In inkoopcontracten met strategische partners zijn afspraken vastgelegd over transformatie en substitutie van jeugdhulp, onder andere door afschalen en inzetten goedkopere jeugdhulp. - Jeugdprofessionals zijn geschoold in werken met gekozen wijze van triage en voeren eenduidige triage uit; scholing wordt blijvend onderhouden. - Op basis van ervaringsgegevens zijn transformatie- en substitutieafspraken bij inkoop 2017 aangescherpt (onder andere vervanging residentiële hulp door ambulante hulp en buitenregionale plaatsingen door regionale plaatsingen). - Jeugdprofessional hanteert eenduidige wijze van triage voor jeugdhulp, welke voldoet aan Jeugdwet, en is in staat daarmee bij te dragen aan bredere triage in sociaal domein, wanneer dit lokaal/subregionaal wordt afgesproken. - Op basis van ervaringsgegevens zijn transformatie- en substitutieafspraken bij inkoop 2018 aangescherpt. 20

47 Thema Situatie 2015 Gewenste situatie 2016 Gewenste situatie 2017 Gewenste situatie 1 januari /18+ - Aansluiting van zorg na 18 e verjaardag komt laat of niet op gang. - Er zijn geen samenwerkings- en procesafspraken tussen organisaties, stichting Jeugdteams, CIZ, Wmo en zorgkantoren. - Jeugdprofessionals hebben niet altijd zicht op jeugdigen waarvoor zorg moet doorlopen na 18 e verjaardag. - Ontbrekende kennis en onduidelijkheid over wettelijke opvolging na Jeugdwet. - Jeugdprofessionals hebben overzicht van jeugdigen waarvoor zorg moet doorlopen na 18 e verjaardag. - Signalering van benodigde zorg na 18 e verjaardag verschuift naar voren (bij 16,5/17 jaar). - Jeugdprofessionals/ jeugdhulpaanbieders hebben kennis van wettelijk kader en opvolging na beëindiging van hulp uit Jeugdwet. - Jeugdprofessionals zijn zich bewust van verschillende leefdomeinen na 18 e verjaardag. - Jeugdprofessionals bespreken met jeugdige bij opstellen van actieplan de opvolging die nodig is na 18 e verjaardag en leggen vast wie regie voert. - Jeugdprofessionals hebben inzicht welke ketenpartners zij hierbij moeten betrekken. - Er worden samenwerkingsafspraken gemaakt met o.a. CIZ, Wmo en zorgkantoren. - Verantwoordelijkheid van aanbieders voor tijdige signaleren en organiseren van zorg na 18 e verjaardag is onderdeel van contractmanagement. - Op basis van ervaringsgegevens worden samenwerkingsafspraken met ketenpartners aangescherpt. - In contracten wordt opgenomen dat aanbieders mede verantwoordelijk zijn voor tijdig signaleren en organiseren van zorg na 18 e verjaardag. - Onderzoeken van mogelijkheden voor budgettair 3D- arrangement voor doelgroep die 18 jaar wordt en daarna nog zorg nodig heeft. - Jeugdprofessionals leggen in actieplan vast welke voorzieningen voor jeugdige na 18 e verjaardag moeten worden getroffen. - Jeugdprofessionals betrekken de juiste partners op de verschillende leefgebieden bij opstellen en uitvoeren van actieplan. Er is vastgelegd wie regie voert in overgangsperiode. - Regiefunctie kan na 18 e verjaardag worden belegd bij opvolgende partij. - Jeugdhulpaanbieders benoemen bij 16,5/17 jaar concrete stappen voor behalen van doelen voor 18 e jaar en opvolging daarna. 21

48 Thema Situatie 2015 Gewenste situatie 2016 Gewenste situatie 2017 Gewenste situatie 1 januari 2018 Veilig Thuis - Er is een samenwerkings- organisatie Veilig Thuis. - Veilig Thuis werkt samen met jeugdteams met als doel dat deel van 1 e contacten Veilig Thuis wordt overgenomen door Jeugdteams die door het direct bieden van hulp, opgroei- en opvoedvraagstukken kunnen oplossen en verergering van problemen voorkomen. - Besluiten over positionering Veilig Thuis vanaf 1 januari Jeugdteams nemen na triage deel van 1 e contacten Veilig Thuis over. - Samenwerking Veilig Thuis en Jeugdteams leidt tot eerder signaleren van problemen waardoor deel van 1 e contacten Veilig Thuis kan worden voorkomen. - Integrale werkwijze Veilig Thuis en betere samenwerking met relevante partijen leidt aanvankelijk tot stijging aantal 1 e contacten Veilig Thuis en tegelijkertijd tot korte doorlooptijden. - Implementeren het besluit over positionering. - Samenwerking Veilig Thuis en jeugdteams leidt tot minder 1 e contacten Veilig Thuis en oppakken van deel van 1 e contacten Veilig Thuis door jeugdteams; Veilig Thuis neemt minder 1 e contacten in behandeling dan in Veilig Thuis neemt 25% minder 1 e contacten in behandeling dan in 2014 (doordat in samenwerking met jeugdteams deel van 1 e contacten wordt voorkomen en deel na triage wordt opgepakt door jeugdteams). 22

49 Thema Situatie 2015 Gewenste situatie 2016 Gewenste situatie 2017 Gewenste situatie 1 januari 2018 Beschermingstafel en jeugdbescherming Jeugdtafel en jeugdreclassering - Aan beschermingstafel worden alle meldingen van ernstig bedreigde kinderen besproken. - Starten met ouders betrekken aan beschermingstafel. - Er is een jeugdtafel in het Veiligheidshuis ZHZ. - Samenwerking tussen jeugdteams en partners in veiligheidsdomein leidt tot minder rechterlijke maatregelen en/of maatregelen van kortere duur. - Op basis van ervaringen met ouders betrekken aan beschermingstafel in 2015, besluiten over vervolg en besluit implementeren en uitvoeren. - Onderzoeken van mogelijkheid om alle meldingen jeugdreclassering via jeugdtafel in Veiligheidshuis te laten lopen voor betere oplossingen voor jeugdigen. - Verkennen of jeugdtafel kan worden ontwikkeld analoog aan beschermingstafel. - Maken van transformatieafspraken met partners in samenwerkingsovereenkomst en/contracten. - Samenwerking tussen jeugdteams en partners in veiligheidsdomein leidt tot minder rechterlijke maatregelen en/of maatregelen van kortere duur. - Besluiten over ontwikkeling van jeugdtafel en besluit implementeren. - Samenwerking tussen jeugdteams en partners in veiligheidsdomein leidt tot 10% minder rechterlijke maatregelen en/of maatregelen van kortere duur ten opzichte van Samenwerking tussen jeugdteams en partners in veiligheidsdomein leidt tot 5 % minder maatregelen en/of maatregelen van kortere duur ten opzichte van

50 Thema Situatie 2015 Gewenste situatie 2016 Gewenste situatie 2017 Gewenste situatie 1 januari 2018 Arrangeren zorglandschap - Aanbieders die in 2014 jeugdhulp leverden, zijn gecontracteerd voor één jaar (2015). - Voorbereiden inkoop 2016 deels vraaggericht op basis van 3 zorgprofielen (samengestelde pakketten van zorg op basis van type zorgvraag) en deels aanbodgericht op basis van systematiek Nieuwe en niet- gecontracteerde jeugdhulpaanbieders Outcome en (maatschappelijk) resultaat - Er zijn geen nieuwe aanbieders gecontracteerd. PGB en onderaannemerschap zijn enige mogelijkheden voor nieuwe aanbieders. - Realisatie BRTA- doelen wordt halfjaarlijks gerapporteerd aan gemeenten en bestuur. - Veel informatie is nog niet beschikbaar. - Starten met voorbereiden outcome- metingen samen met Nji jarige contracten voor strategische partners, deels op basis van zorgprofielen. - Selectie strategische partners op financiële gronden (contractwaarde > ). - Op basis van ervaringen, uitbreiden van zorgprofielen. - Ruimte voor nieuwe aanbieders dankzij raamwerkovereenkomst en als onderaannemer van zorgprofielen. - Afhankelijk van ervaringen bepalen of inkoop 2018 (en verder) gebeurt op basis van bestuurlijke contractering of klassieke aanbesteding. - Serviceorganisatie en Nji inventariseren gezamenlijk inhoud en uitkomsten van outcome- metingen die worden gedaan door jeugdhulpaanbieders en Stichting Jeugdteams jarige contracten voor strategische partners, deels op basis van zorgprofielen. - Selectie strategische partners op financiële gronden. - Ontwikkelen inhoudelijke criteria voor selectie strategische partners; partners die willen en kunnen bijdragen aan transformatie jeugdhulp in ZHZ. - Op basis van ervaringen, uitbreiden van zorgprofielen. - Ruimte voor nieuwe aanbieders dankzij raamovereenkomst. - Voorbereiden inkoop 2018 (en verder) op basis van bestuurlijke contractering of klassieke aanbesteding. - Serviceorganisatie en Nji treffen gezamenlijk voorbereidingen voor geharmoniseerde wijze van outcome- metingen van jeugdhulp in ZHZ. Ervaringen met afspraken over resultaat en maatschappelijk effect van zorgprofielen, worden hierbij betrokken. - Meerjarige contracten voor strategische partners, deels op basis van zorgprofielen. - Selectie strategische partners op inhoudelijke gronden. - Volledig dekkend en ontschot zorglandschap dat voldoet aan de vraag naar jeugdhulp in ZHZ op basis van zorgprofielen. - Ruimte voor nieuwe aanbieders afhankelijk van gekozen wijze van inkoop. - Jeugdhulpaanbieders meten outcome van jeugdhulp in ZHZ volgens geharmoniseerde wijze, waardoor benchmarking mogelijk wordt. - Sturing van jeugdhulp op basis van outcome- gegevens wordt mogelijk. 24

51 3.2 Doel: cliënten zijn tevreden over de hulp en er is zo weinig mogelijk uitval uit aanbod Thema Situatie 2015 Gewenste situatie 2016 Gewenste situatie 2017 Gewenste situatie 1 januari 2018 Digitaal jeugdhulpdossier Cliëntenparticipatie - Cliënt beschikt niet over digitaal jeugdhulpdossier. - Beëindiging cliëntenplatform en start doorontwikkeling cliëntenparticipatie. - Onafhankelijk deskundige bereidt samen met cliënten(vertegenwoordigers) plan voor cliëntenparticipatie in ZHZ voor. - Verkennen van mogelijkheden en beperkingen van digitaal beschikbaar maken van dossier voor cliënt. - Verbreden van bestaand netwerk van cliënten(- vertegenwoordigers) jeugdhulp. - Inzet van verschillende typen cliënten- participatie bij beleid en inkoop. - Samen met jeugdhulp- aanbieders onderzoeken van mogelijkheid van inzetten JIJ- meter bij inkoop. - Besluiten over digitaal beschikbaar maken van dossier voor cliënt en implementatie van besluit. - Netwerk van cliënten is vergroot en bestaat uit verschillende expertise- en themagroepen die kunnen participeren bij beleid en inkoop. - Participatiemeting (bijvoorbeeld JIJ- meter) is kwaliteitseis in inkoopcontract met jeugdhulpaanbieders. - Cliënt beschikt over digitaal jeugdhulpdossier. - Er is een zelfstandige netwerkstructuur van cliënten(vertegenwoordigers) beschikbaar voor het benutten van expertise, ophalen van signalen en ervaringen van cliënten voor beleid en inkoop van jeugdhulp in ZHZ. 25

52 3.3 Doel: versterking van preventie en licht ambulante hulp leiden tot een afname van het beroep op en de kosten van dure vormen van jeugdhulp Thema Situatie 2015 Gewenste situatie 2016 Gewenste situatie 2017 Gewenste situatie 1 januari 2018 Versterking basisvoorzieningen ( Dijken op deltahoogte ) - Gemeenten inventariseren good practices op gebied van preventie. - Gemeenten inventariseren verschillende werkwijzen van jeugdteams in ZHZ. - Gemeenten maken overzicht van preventieve voorzieningen in ZHZ. - Gemeenten organiseren bijeenkomsten om van elkaar te leren. - Op basis van ervaringen met basisvoorzieningen, jeugdteams en regionale zorgmarkt in 2015 maken gemeenten afspraken over minimale basisvoorzieningen in elke gemeente. - Versterking van basisvoorzieningen in gemeenten. - Gemeentelijke basisvoorzieningen zijn versterkt en in staat vragen van gezinnen te beantwoorden, waardoor beroep op jeugdteams/gebruik van regionale zorgmarkt vermindert. Jeugdhulp dichtbij brengen - Met introductie jeugdteams wordt deel van jeugdhulp - Jeugdteams kunnen zelf meer jeugdhulp bieden, lokaal nabij en snel toegankelijk, zonder hulp uit regionale zorgmarkt erbij te halen. Verhouding budget jeugdteams/regionale zorgmarkt wijzigt ten gunste van jeugdteams/algemene voorzieningen jeugdhulp. - Verhouding budget jeugdteams/regionale zorgmarkt wijzigt ten gunste van jeugdteams/algemene voorzieningen jeugdhulp. - Verhouding jeugdteams/regionale zorgmarkt wijzigt ten gunste van jeugdteams/algemene voorzieningen jeugdhulp. 26

53 Thema Situatie 2015 Gewenste situatie 2016 Gewenste situatie 2017 Gewenste situatie 1 januari 2018 Regionale formule jeugdteams Specialistische multidisciplinaire diagnostiek en advies - Regionaal werkende Stichting Jeugdteams voert lokale/subregionale jeugdteams/sociale teams uit is overgangsjaar voor opdoen van ervaring en leren van verschillen. - Stichting Jeugdteams heeft plan gemaakt voor organisatieontwikkeling. - Diagnostiek en Advies Netwerk (DAN) sluit aan bij casuïstiekbesprekingen van jeugdteams voor specialistisch multidisciplinair advies. - Realisatie regionale formule voor herkenbaarheid/- eenduidigheid, effectiviteit en efficiënte inzet van middelen, blijkt uit uitvoerings- programma 2016 en meerjarenplan van Stichting Jeugdteams. - Op kleine schaal wordt gestart met aanbieden van basis- GGZ als algemene voorziening, als onderdeel van jeugdteam- concept (niet noodzakelijk ook als onderdeel van Stichting Jeugdteams). Indien succesvol wordt dit uitgebreid, mogelijk ook voor andere vormen van jeugdhulp die tot dan door de regionale zorgmarkt werden uitgevoerd. - Ernstige enkelvoudige dyslexiezorg wordt ingezet als algemene voorziening. - Bepalen van benodigde expertise voor voorzien in specialistische multidisciplinaire diagnostiek en advies. - Bepalen welke positionering van deze expertise de hoogst toegevoegde waarde heeft. - Besluiten over positionering. - Realisatie regionale formule blijkt uit uitvoeringsprogramma 2017 en meerjarenplan van Stichting Jeugdteams. - Op basis van ervaringen met algemene voorzieningen als onderdeel van jeugdteamconcept, wordt regionale formule indien gewenst uitgebreid met algemene voorzieningen. - Implementeren van positionering van specialistische en multidisciplinaire diagnostiek en advies. - - Jeugdprofessional werkt volgens regionale formule die aansluit op lokale/subregionale afspraken met gemeenten. - Specialistische multidisciplinaire diagnostiek en advies wordt effectief en efficiënt ingezet. Samenwerking huisartsen, - Er is grotendeels zicht op - Er is zicht op verwijsgedrag - (Lokale) samenwerking tussen - (Lokale) samenwerking tussen 27

54 Thema Situatie 2015 Gewenste situatie 2016 Gewenste situatie 2017 Gewenste situatie 1 januari 2018 medisch specialisten en jeugdartsen verwijsgedrag van huisartsen, medisch specialisten en huisartsen. - Huisartsen, medisch specialisten en jeugdartsen zijn grotendeels bekend met hun rol in jeugdhulpstelsel in ZHZ. - Huisartsen (- vertegen- woordigers) worden betrokken bij ontwerp zorgprofielen voor inkoop Samen met gemeenten, huisartsengroep en Stichting Jeugdteams wordt business case uitgewerkt voor substitutie van zorg in jeugdketen in Alblasserwaard/Vijfheeren- landen. van huisartsen, medisch specialisten en jeugdteams. - Huisartsen, medisch specialisten en jeugdartsen zijn goed bekend met hun rol in jeugdhulpstelsel in ZHZ. - Er is een gezamenlijke ambitie en er zijn procesafspraken met huisartsen over verwijzingen naar jeugdteam en regionale zorgmarkt en over rol van huisartsen in relatie tot zorgprofielen. - Op basis van besluitvorming over business case wordt gestart met substitutie van zorg in jeugdketen in Alblasserwaard/Vijfheeren- landen. - (Lokale) samenwerking tussen huisarts, praktijkondersteuner GGZ, algemene voorzieningen en Stichting Jeugdteams leidt tot afname van 2,5% van verwijzingen door huisarts naar regionale zorgmarkt ten opzichte van huisarts, praktijkondersteuner GGZ, algemene voorzieningen en Stichting Jeugdteams leidt tot afname van 7,5% van verwijzingen door huisarts naar regionale zorgmarkt ten opzichte van Op basis van ervaringen met substitutie in 2016, worden afspraken over substitutie gemaakt met huisartsen in andere gemeenten in ZHZ en met medisch specialisten en jeugdartsen. huisarts, praktijkondersteuner GGZ, algemene voorzieningen en Stichting Jeugdteams leidt tot afname van 15% van verwijzingen door huisarts naar regionale zorgmarkt, ten opzichte van (Lokale) samenwerking van algemene voorzieningen en Stichting Jeugdteams met medisch specialisten en jeugdartsen leidt tot afname van 5% van verwijzingen door medisch specialisten en jeugdartsen naar regionale zorgmarkt, ten opzichte van

55 Thema Situatie 2015 Gewenste situatie 2016 Gewenste situatie 2017 Gewenste situatie 1 januari 2018 Administratieve lastenverlichting en deregulering - Serviceorganisatie geeft beschikkingen af, op advies van jeugdteams, voor alle vormen van jeugdhulp (met uitzondering van hulp door jeugdteams). - In beschikkingen zijn per code hoeveelheid en tijd gespecificeerd. - Beschikkingen worden afgegeven voor maximaal 1 jaar. - Starten met afgeven van algemene beschikkingen op onderdelen van basis- GGZ en specialistische GGZ. - Ernstige enkelvoudige dyslexiezorg toegankelijk zonder beschikking (algemene voorziening), op basis van afspraken met samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs. - In beschikkingen van zorg uit zorgprofielen geen specificatie in codes of tijd nodig; bovendien slechts 1 beschikking nodig per zorgtraject in plaats van per onderdeel. - Beschikkingen kunnen worden afgegeven voor duur van langer dan 1 jaar. - Generalistische basis- GGZ en onderdelen van specialistische GGZ toegankelijk zonder beschikking. - Meer vormen van jeugdhulp zijn toegankelijk zonder beschikking (algemene voorzieningen). - Maximale administratieve tijdbesteding jeugdteams per beschikking bedraagt 15 minuten; jeugdteams kunnen meer tijd besteden aan bieden van jeugdhulp ten opzichte van

56 3.4 Doel: 100% van de gezinnen met meervoudige (complexe) problematiek binnen het jeugddomein wordt geholpen volgens de methodiek 1 gezin, 1 plan, 1 begeleider Thema Situatie 2015 Gewenste situatie 2016 Gewenste situatie 2017 Gewenste situatie 1 januari 2018 Gezinsaanpak: vraaggericht en in samenwerking met sociaal domein (onder andere 3D, (passend) onderwijs en 18- /18+) Crisisdienst - Jeugdprofessional werkt met gezin aan actieplan en brengt daarmee situatie/problematiek van gezin in beeld. - Jeugdprofessional werkt steeds meer samen met partners in sociaal domein. - Er is een duidelijk overzicht van crisisdiensten voor jeugdigen (jeugdteam, CIT, Veilig Thuis, huisarts, ggz, politie en 112). - Relevante partijen werken op casusniveau samen. - CIT en Vivenz starten met gezamenlijke 7*24 uurs bereikbaarheidsdienst voor jarigen. - Jeugdprofessional werkt volgens principe 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur vanuit het perspectief van jeugdhulp. - Jeugdprofessional is vaste partner in sociaal domein. - Relevante partijen werken niet- vrijblijvend samen op basis van samenwerkings- overeenkomst voor jeugdigen in crisis. - Jeugdteams, aanbieders en andere betrokken partijen werken samen met CIT om escalatie te voorkomen; betere samenwerking leidt aanvankelijk tot stijging aantal cliënten en tegelijkertijd tot korte doorlooptijden. - Onderzoek naar mogelijkheden en wenselijkheid 1 integrale crisisdienst jeugd (en besluit). - Jeugdprofessional is natuurlijke partner voor gezinnen. - Inzet van jeugdprofessional voldoet aan eisen van Jeugdwet en past binnen lokale/subregionale samenwerking in sociaal domein. - Implementatie van besluit over 1 integrale crisisdienst jeugd (al dan niet in 1 organisatie). - Jeugdteams, aanbieders en andere betrokken partijen werken samen met CIT om escalatie te voorkomen (daling van aantal crises). - Onderzoek naar mogelijkheden en wenselijkheid 1 integrale crisisdienst jaar (en besluit). - Jeugdprofessional is in staat, wanneer hierover lokale/subregionale afspraken zijn gemaakt, op te treden als gezinsregisseur in sociaal domein. - Uitvoering 1 integrale crisisdienst (al dan niet in 1 organisatie) voor jeugd. - Implementatie van besluit over 1 integrale crisisdienst jaar. - Jeugdteams, aanbieders en andere betrokken partijen werken samen met CIT om escalatie te voorkomen (daling van aantal crises met 10% ten opzichte van 2015). 30

57 3.5 Doel: de gedecentraliseerde jeugdhulptaken worden uitgevoerd binnen de gebundelde rijksmiddelen van de 17 gemeenten Thema Situatie 2015 Gewenste situatie 2016 Gewenste situatie 2017 Gewenste situatie 1 januari 2018 Budgetverantwoordelijkheid Sturingsinformatie Jeugdteams zijn niet budgetverantwoordelijk. - Serviceorganisatie voorziet gemeenten van maandrapportages. - Serviceorganisatie voorziet bestuur van sturingsinformatie. - Beschikbare sturingsinformatie is nog minimaal. - Gegevens die het Rijk heeft overgedragen zijn onvoldoende betrouwbaar. - Er zijn geen maandelijkse realisatiecijfers beschikbaar. - Er is een gedeeld beeld van budgetverantwoordelijkheid van jeugdteams, inclusief rolverdeling tussen Stichting Jeugdteams ZHZ en Serviceorganisatie/bestuur. - Betrouwbare maandrapportages die voldoen aan informatiebehoefte van gemeenten. - Betrouwbare sturingsinformatie voor bestuur. - De maandelijkse rapportages zijn cijfermatig van aard; elk kwartaal wordt een analyse toegevoegd van de cijfers op gemeentelijk en regionaal niveau voor gemeenten en bestuur. - Vergelijking van informatie uit maandrapportages op gemeenteniveau is mogelijk. - Op basis van gedeelde beeld, is budgetverantwoordelijkheid jeugdteams geïmplementeerd. - Cijfermatige maandrapportages zijn digitaal toegankelijk voor gemeenten. - Toelichting op maandelijkse cijfers vindt plaats in driehoeksoverleg. - Elk half jaar wordt een analyse gemaakt van de cijfers op (sub)regionaal niveau voor gemeenten en bestuur. - Jeugdteams zijn budgetverantwoordelijk voor jeugdhulp in hun gebied, binnen de grenzen van hun verantwoordelijkheden. - Gemeenten en bestuur beschikken (maandelijks) over betrouwbare sturingsinformatie. - Gemeenten beschikken over voldoende informatie om elkaar op (sub)regionaal niveau en vanuit solidariteit aan te spreken. 31

58 Thema Situatie 2015 Gewenste situatie 2016 Gewenste situatie 2017 Gewenste situatie 1 januari 2018 Solidariteit Gemeenten in ZHZ zijn solidair met elkaar op basis van een gezamenlijk budgetmodel tot en met 2017, voor alle jeugdhulp met uitzondering van de hulp die door de jeugdteams wordt geboden. - Evalueren van gezamenlijk budgetmodel en onderzoeken van mogelijkheden van verzekeringsmodel met prikkels. - Besluiten over solidariteitsafspraken na 2017 en implementatie van besluit. - Nieuwe solidariteitsafspraken zijn van kracht. 32

59 BIJLAGE 1: Toelichting op transformatiethema s Doel: jeugdhulp zorgt ervoor dat problematiek afneemt Zelfredzaamheid Door de inzet van jeugdhulp willen we de ernst van de problematiek bij jeugdigen verminderen of stabiliseren en draagkracht en draaglast van een gezin in evenwicht brengen. Een meting van het functioneren van de jeugdige en de kwaliteit van de opvoedomgeving aan het begin en einde van de jeugdhulp laat zien in hoeverre er sprake is van een toename van zelfredzaamheid. Hiervoor is nodig dat aanbieders op identieke wijze begin en einde problemen en zelfredzaamheid meten en definiëren. Zelfredzaamheid kan gaan om de jeugdige zelf, maar ook om de zelfredzaamheid van het gezin als geheel. Het resultaat moet zijn dat de uitkomsten meegenomen kunnen worden bij de inkoop van jeugdhulp. Eenduidige triage Onder de Jeugdwet wordt hulp aan gezinnen ingericht volgens het uitgangspunt, zo licht als mogelijk, zo zwaar als nodig. Dit veronderstelt dat wordt gekeken welke hulpvragen het gezin heeft en wie de beste ondersteuning kan bieden. Is dit het netwerk van het gezin, een organisatie in het voorliggend veld of is jeugdhulp nodig? Zo nodig kan ook worden bepaald of er een duiding van problematiek nodig is door middel van de inzet specialistische multidisciplinaire diagnostiek. Ook het bepalen van de veiligheid van de jeugdige wordt hierin meegenomen. Ook met het oog op de solidariteit van gemeenten voor de regionale zorgmarkt is een eenduidige uitvoering van triage van belang. Transformatie regionale zorgmarkt In de regionale zorgmarkt in Zuid- Holland Zuid zijn alle jeugdhulppartners verenigd die door het jeugdteam erbij kunnen worden gehaald voor het oplossen van hulpvragen van jeugdigen en gezinnen. Het gaat niet alleen om jeugdhulpaanbieders, maar ook de gecertificeerde instellingen, Crisisdienst en Veilig Thuis. Het mag duidelijk zijn dat de gewenste transformatie van de jeugdhulp niet alleen hoge eisen stelt aan de jeugdteams, maar ook aan de partners uit de regionale zorgmarkt. Het vraagt om transformatie van het aanbod en werkwijze. Van hen wordt verwacht dat zij hun aanbod vraaggericht en dichtbij de cliënt organiseren en dat zij nauw samenwerken met de jeugdteams en andere partijen in het sociale domein voor een samenhangende gezinsgerichte aanpak. 33

60 18- /18+ Een jongere die jeugdhulp krijgt, komt hier na zijn 18 e verjaardag (en in uitzonderingsgevallen na zijn 23 e ) niet meer voor in aanmerking. Dit terwijl de vraag van de jongere om hulp niet automatisch stopt op de 18 e verjaardag. In het belang van deze jongeren moet hier tijdig op worden geanticipeerd en eventuele vervolghulp worden georganiseerd. Veilig Thuis Dit jaar wordt besloten over de bestuursopdracht Veilig Thuis voor het maken van een definitieve keuze voor positionering van Veilig Thuis vanaf Parallel hieraan wordt de samenwerking met de jeugdteams versterkt, zodat deze in staat zijn een deel van de 1 e contacten van Veilig Thuis na triage over te nemen of te voorkomen. 1 e contacten zijn meldingen en adviesaanvragen, waarvan Veilig Thuis na triage bepaalt of een onderzoek nodig is, of dat advisering of ondersteuning van de melder kan voldoen. Beschermingstafel en jeugdbescherming Aan de Beschermingstafel nemen naast professionals van de Stichting Jeugdteams ook professionals deel van Veilig Thuis, de gecertificeerde instellingen en de Raad voor de Kinderbescherming. De tafel wordt geleid door een onafhankelijk voorzitter namens de 17 gemeenten. Aan de tafel worden afspraken gemaakt over de hulp aan kinderen die ernstig in hun ontwikkeling en/of opgroei- of opvoedsituatie worden bedreigd en waarvoor vrijwillige hulp niet toereikend is, tot onvoldoende resultaat leidt of door ouders/ jeugdig(n) niet wordt aanvaard. Het doel van de Beschermingstafel is dat snel de juiste hulp wordt geboden aan deze kinderen, door gezamenlijk de route te bepalen, één casusregisseur aan te wijzen en afspraken te maken over de benodigde samenwerking met andere betrokken professionals. De mogelijke routes zijn: (a) vrijwillige hulp met tips en tricks van de Beschermingstafel; (b) onderzoek door Veilig Thuis; (c) preventieve jeugdbescherming (drang) zonder raadsonderzoek; en (d) preventieve jeugdbescherming met raadsonderzoek (dwang). Om de handelingsbekwaamheid van professionals te stimuleren, willen we dat voorafgaand aan een melding aan de tafel de professional eerst zijn zorgen over veiligheid te bespreken met jeugdige en/of ouders en samen een veiligheidsplan op te stellen. Wanneer de afspraken uit het plan niet worden nagekomen, kan de professional een melding doen aan de beschermingstafel. We willen de toegevoegde waarde onderzoeken van het betrekken van ouders bij het gesprek aan de beschermingstafel. Jeugdtafel en jeugdreclassering Voor de jeugdtafel in het Veiligheidshuis kunnen casussen worden aangedragen op het gebied van: (overlastgevende) jeugdgroepen, jong volwassenen (JOVO), minderjarige zeer actieve veelplegers, risicojongeren, jeugdigen die veroordeeld zijn voor een high impact crimes delict, nazorg na detentie. Aan de tafel nemen justitie- zorg- en gemeentelijke partners deel, waaronder de Raad voor de Kinderbescherming, gecertificeerde instellingen, politie, Bureau Leerplicht en Voortijdig Schoolverlaten. Aan de tafel worden casussen besproken waarbij sprake is van ketenoverstijgende en complexe multiproblematiek. 34

61 Jeugdreclassering kan al betrokken zijn bij een casus wanneer deze aangemeld wordt voor de jeugdtafel of erbij gehaald worden na bespreking aan de tafel. Jeugdreclassering wordt uitgevoerd door gecertificeerde instellingen op basis van de Jeugdwet. Samen met de betrokken partijen willen we verkennen welke mogelijkheden de jeugdtafel biedt voor het bijdragen aan de gewenste transformatie van de jeugdhulp. Arrangeren zorglandschap: zorgprofielen Wij willen een omslag maken van het financieren van jeugdhulp aan de hand afzonderlijke producten naar het financieren van jeugdhulp op basis van de zorgvraag. In 2016 zal de jeugdhulp deels worden gefinancierd op basis van zorgprofielen. Zorgprofielen zijn opgesteld aan de hand van zorgvragen. Per cliënt is één hoofdaanbieder verantwoordelijk voor de in te zetten jeugdhulp waarbij vooraf resultaatsafspraken worden gemaakt tussen cliënt, aanbieder en jeugdprofessional. De aanbieder krijgt een vast budget per cliënt waarmee hij vrij is om de noodzakelijke hulp in te zetten; indien hij deze hulp niet volledig zelf kan bieden moet hij andere aanbieders hierbij betrekken. In 2016 starten we met financiering op basis van 3 zorgprofielen. We monitoren de uitvoering in intensieve samenwerking met aanbieders en stellen waar nodig bij. Nieuwe en niet- gecontracteerde aanbieders In het BRTA was opgenomen dat alleen aanbieders die in 2014 jeugdhulp boden aan jeugdigen uit Zuid- Holland Zuid in aanmerking kwamen voor een contract voor 2015 en dat vanaf 2016 de markt geleidelijk zou worden opengesteld. Nieuwe aanbieders kunnen in 2015 alleen jeugdhulp gefinancierd krijgen door middel van een Persoonsgebonden Budget (PGB) of via onderaannemerschap. In 2016 kunnen alle aanbieders die aan bepaalde (kwaliteits)eisen voldoen, jeugdhulp leveren middels een raamovereenkomst en ook als onderaannemer van een traject in het kader van de zorgprofielen. Outcome (maatschappelijk resultaat) De wens is om binnen het domein jeugd resultaatmetingen uit te voeren om zo te kunnen sturen op outcome. Deels willen we dit bereiken door te werken met zorgprofielen, waarbij per profiel is aangegeven wat het resultaat moet zijn. Ook wordt er ingezet op het harmoniseren van de resultaatmetingen die veel zorgaanbieders nu al uitvoeren. In 2015 is er een start gemaakt met het inventariseren van de wijze waarop zorgaanbieders nu de resultaatmetingen uitvoeren. In 2016 wordt verder ontwikkeld hoe dit geharmoniseerd kan worden, zodat in de toekomst ook benchmarking mogelijk wordt gemaakt. In het BRTA zijn ook doelen en indicatoren opgenomen. De eerste notitie waarin de stand van zaken wordt weergegeven is in augustus 2015 opgeleverd. Uit deze notitie blijkt dat veel onderwerpen (nog) niet gemeten worden of bekend zijn. Wij onderzoeken de mogelijkheden om op een gestructureerde wijze deze informatie wel beschikbaar te krijgen; halfjaarlijks rapporteren we hierover. 35

62 Doel: cliënten zijn tevreden over de hulp en er is zo weinig mogelijk uitval uit aanbod Digitaal jeugdhulpdossier Een digitaal dossier stelt jeugdige en ouders in staat om inzicht te krijgen in de voortgang van de hulp en/of informatie die hulpverleners over jeugdige en gezin opslaan. Een digitaal dossier kan door de hulpverlener worden beheerd, maar ook door de cliënt zelf. In het land wordt ervaring opgedaan met verschillende manieren van het toegankelijk maken van jeugdhulpdossiers voor cliënten. We willen deze ervaringen benutten bij het nadenken over de introductie van digitale jeugdhulpdossiers voor jeugdigen en gezinnen in Zuid- Holland Zuid. Cliëntenparticipatie We kiezen er bewust voor om geen formele structuur op te tuigen. Op basis van de opgedane ervaring met cliënten willen we langzaam toewerken naar een flexibele manier om cliënten te betrekken en een stem te geven. We willen vanaf 2016 een zelfstandige netwerkstructuur gaan opbouwen, waarvan we op verschillende manier gebruik kunnen maken voor het verkrijgen van deskundigheid, expertise, ophalen van signalen en ervaringen van cliënten in de jeugdhulp. Daarnaast willen we samen met aanbieders in gesprek gaan over de structurele inzet van de JIJ meter bij de inkoop. Doel: versterking van preventie en licht ambulante hulp leiden tot een afname van het beroep op en de kosten van dure vormen van jeugdhulp Versterking Basisvoorzieningen ( Dijken op deltahoogte ) In het stelsel van jeugdhulp veronderstellen wij een verband tussen enerzijds de preventieve werking van basisvoorzieningen en het jeugdteam en anderzijds het beroep op de regionale zorgmarkt. Sterkere basisvoorzieningen en jeugdteam kunnen leiden tot een beperking van het beroep op de regionale zorgmarkt. Aan de voorkant willen de gemeenten een onderzoek instellen om in de regio Zuid- Holland Zuid van elkaar op dit vlak te leren (wat is bijvoorbeeld de beste manier om de basisvoorzieningen te positioneren, welke basisvoorzieningen zijn minimaal noodzakelijk? Etcetera). Met dit onderzoek kunnen gemeenten gezamenlijk kijken naar de lokale basisvoorzieningen en tot een optimale inzet komen in elke gemeente. Jeugdhulp dichtbij brengen Doel van de stelselherziening is om jeugdhulp meer 'naar voren te halen'. Jeugdhulp moet vroegtijdig, snel en dichtbij de cliënt kunnen worden ingezet om doorverwijzingen te voorkomen. De Serviceorganisatie wil de jeugdteams versterken, meer vormen van jeugdhulp bij de jeugdteams onderbrengen en de 36

63 jeugdteams in staat stellen om een groter deel van de hulp zelf te bieden. Stichting Jeugdteams zal dan ook zo veel mogelijk worden ontzien bij de doorberekening van de landelijke bezuinigingen. Regionale formule jeugdteams Stichting Jeugdteams is voor drie jaar gecontracteerd om lokaal, in de gemeenten, te voorzien in de toegangstaak en laagdrempelige jeugdhulp. Om deze taken vorm te geven is een regionale formule ontwikkeld door aanbieders en gemeenten. Deze formule vormt het inrichtingsmodel van de jeugdteams en omvat uitspraken over de taken van het jeugdteam en de eisen die aan de jeugdprofessionals worden gesteld. De jeugdteams zijn in de gemeenten/subregio s in Zuid- Holland Zuid verschillend georganiseerd. Lerend van de opgedane ervaringen, wordt de regionale formule samen met de Stichting Jeugdteams en gemeenten aangescherpt en in de praktijk gebracht. Specialistische multidisciplinaire diagnostiek en advies De doelstelling van het inzetten van specialistische multidisciplinaire diagnostiek en advies in het jeugdhulpstelsel in Zuid- Holland Zuid is het optimaliseren van de jeugdhulp aan jeugdige en gezin. Het is bedoeld voor die situaties waarin het jeugdteam er in de ondersteuning aan jeugdige en gezin niet uitkomt en nadere duiding van problematiek aan de orde is. Dit wordt dan gedaan door de inzet van specifieke kennis en deskundigheid; multidisciplinair en vanuit verschillende sectoren. Het netwerk kan door jeugdteams en medisch verwijzers benaderd worden voor advies, consultatie en (handelingsgerichte) diagnostiek. In de komende jaren is het netwerk in ontwikkeling en kunnen rol, werkwijze, inrichting en taken worden aangepast. Samenwerking met medisch verwijzers Huisartsen, medisch specialisten en jeugdartsen - directe verwijzers naar de regionale zorgmarkt - spelen een belangrijke rol in de transformatie van de jeugdhulp. Zij hebben als verwijzer bijvoorbeeld grote invloed op het realiseren van de substitutietaakstelling (afschalen van zorg naar meer lokale, lichtere en goedkopere zorgvormen). Deze taakstelling willen we graag in dialoog en op uniforme wijze, met oog voor het lokale karakter, met de huisartsen, medisch specialisten en jeugdartsen voor de hele regio realiseren. Met de huisartsen wordt in 2016 een gezamenlijke ambitie geformuleerd rond de verwijzingen naar de regionale zorgmarkt en naar het jeugdteam/sociaal team voor jeugdhulp. Met deze partijen worden daarover samenwerkings- en procesafspraken gemaakt en geëvalueerd. Daarnaast worden de huisartsen nauw betrokken bij de vormgeving en evaluatie van de zorgprofielen. Administratieve lastenverlichting en deregulering Het systeem van het afgeven van indicatiebesluiten van 2014 is deels overgenomen door het afgegeven van beschikkingen in We willen samen met de Stichting Jeugdteams en aanbieders kijken hoe de administratieve lasten verlicht kunnen worden. Er zullen verschillende acties worden ondernomen. Zo kan in 2015 een algemene beschikking worden afgegeven voor generalistische basis ggz of specialistische ggz, worden de komende jaren meer vormen van jeugdhulp toegankelijk zonder beschikking en kan vanaf 2016 middels de zorgprofielen met één algemene beschikking alle jeugdhulp worden ingezet die nodig is. Daarnaast zijn en blijven we in overleg met de Stichting Jeugdteam en aanbieders om administratieve lasten zoveel mogelijk te verminderen. 37

64 Gezinsaanpak: vraaggericht en in samenwerking met sociaal domein In het BRTA is opgenomen dat de gemeenten in Zuid- Holland Zuid een eenduidige coördinatie van hulp erg belangrijk vinden, zowel vanuit het cliëntperspectief als vanuit kostenoverwegingen. De Stichting Jeugdteams voert binnen de jeugdhulp de functie uit van gezinsregisseur. Belangrijk is dat jeugdprofessionals in staat zijn hulp binnen het sociale domein te coördineren. Dit maakt onderdeel uit van de regionale formule (zie 3.1.5) die we samen met de Stichting Jeugdteams ontwikkelen. Het is een gezamenlijke opdracht van de Stichting Jeugdteams en gemeenten om ervoor te zorgen dat de aanpak aansluit op de wijze waarop het sociaal domein lokaal is georganiseerd en ook wordt gefaciliteerd. Crisisdienst De Crisisdienst in het kader van de Jeugdwet wordt nu uitgevoerd door Jeugdbescherming West. De crisisdienst gaat nog dit jaar samenwerken met Vivenz om ervaring op te doen met crises van jarigen. De samenwerking met relevante partijen wordt gaandeweg uitgebreid, op basis van ervaringen. Onderzocht wordt of onderbrengen in 1 organisatie een meerwaarde heeft. Doel: de gedecentraliseerde jeugdhulptaken worden uitgevoerd binnen de gebundelde rijksmiddelen van de 17 gemeenten Budgetverantwoordelijkheid In 2016 zal gedefinieerd worden wat wordt verstaan onder de budgetverantwoordelijkheid van de jeugdteams, rekening houdend met de rolverdeling tussen de Stichting Jeugdteams, Serviceorganisatie, bestuur en gemeenten. Sturingsinformatie We levert maandelijks een rapportage aan de gemeenten waarin sturingsinformatie is opgenomen. In 2015 kenden de cijfers in de maandrapportages nog de nodige voorbehouden, wat leidde tot uitgebreide toelichtingen op de cijfers. We verwachten voor het jaar 2016 dat de betrouwbaarheid van de cijfers toeneemt en de cijfers voor zichzelf spreken. De cijfers fluctueren niet sterk per maand. Eventuele uitschieters worden in het driehoeksoverleg van Serviceorganisatie, Stichting Jeugdteams en gemeente/subregio toegelicht. In 2016 maken wij eenmaal per kwartaal een analyse van de cijfers op regionaal niveau, zodat gemeenten ook kunnen zien wat er in de regio speelt. De ambitie voor 2017 is om gemeenten zelf toegang te geven tot ons informatiesysteem, zodat zij real- time cijfers kunnen raadplegen. Voor een toelichting op deze cijfers is het driehoeksoverleg de aangewezen tafel. We verwachten dat vanaf 2017 een halfjaarlijkse analyse van de cijfers op (sub)regionaal niveau volstaat. 38

65 Solidariteit In het BRTA hebben de gemeenten gekozen voor solidariteit op basis van een gezamenlijk budgetmodel. Bij het gezamenlijk budget model worden van alle gemeenten de budgetten voor de regionale zorgmarkt bij elkaar gevoegd. Hieruit wordt vervolgens het regionale gebruik bekostigd. Een eventueel tekort wordt naar rato van het aandeel van de individuele gemeenten in het totale budget voor de regionale zorgmarkt, aan het eind van het jaar over de 17 gemeenten verdeeld. Ook een eventueel overschot kan aan het eind van het jaar over de gemeenten worden verdeeld, of de 17 gemeenten kunnen gezamenlijk afspraken maken over de bestemming ervan. Bij het verzekeringsmodel heeft de gemeente zich tegen financiële risico s verzekerd. De gemeente betaalt hiervoor een premie. Aan het eind van het jaar krijgt de gemeente een rekening voor het eigen gebruik minus dat deel dat valt onder de verzekering. Voor 2015 kon nog niet worden gekozen voor het verzekeringsmodel, vanwege het gebrek aan meerjarige ervaringscijfers over het gebruik en de kosten van jeugdhulp. Deze informatie is nodig om de hoogte van de premie te bepalen. Begin 2017 wordt het gezamenlijke budgetmodel geëvalueerd en kan op basis van de ervaringscijfers indien gewenst gekozen worden voor een ander model dat bijvoorbeeld meer prikkels maar minder solidariteit biedt. 39

66 Memo Onderwerp : Maatschappelijke dienstverlening door de Stichting Jeugdteams Aan: : Algemeen Bestuur Dienst Gezondheid & Jeugd Inleiding De Stichting Jeugdteams is de afgelopen tijd door een paar gemeenten gevraagd offerte uit te brengen in het kader van de Maatschappelijke Dienstverlening. De Stichting heeft een subsidierelatie met de Serviceorganisatie voor het organiseren van de jeugdteams in de gemeenten in Zuid-Holland Zuid. Hoewel het uitbreiden van taken in het verlengde ligt van de huidige dienstverlening kan deze uitbreiding van taken ook gevolgen hebben voor deze subsidierelatie. Dit is op hoofdlijnen voor het Dagelijks- en Algemeen Bestuur in kaart gebracht aan de hand van enkele vragen. 1. Welke gevolgen kan een uitbreiding van taken hebben voor de uitvoering van de regionale formule door de jeugdteams? Het is van belang dat er geen vermenging plaatsvindt tussen de bedrijfsvoering en de financiële uitvoering van beide taken. Ook moet bij beëindiging of andere inzet van activiteiten geen financieel risico komen te liggen bij de GR DG&J. Dit zijn de voorwaarden die de raad voor het publiek belang inmiddels ook heeft meegegeven aan de Stichting Jeugdteams. Daarnaast heeft de raad voor het publiek belang meegegeven dat een inzet op andere terreinen geen negatief effect mag hebben op de uitvoering van de taken in het kader van de jeugdwet. 2. Hoe kunnen we borgen dat risico en verantwoordelijkheid bij de partij blijft die verantwoordelijk is voor eventuele risico's en daarmee gepaarde kosten? De Stichting Jeugdteams heeft bij de inschrijving in de tender van de gemeente Papendrecht aangegeven dat ze voor het onderdeel maatschappelijke dienstverlening een aparte juridische entiteit wil oprichten waardoor een scheiding van de risico's gemaakt kan worden. Er zullen door de bestuurder met de raad van toezicht en de raad van het publiek belang concrete afspraken gemaakt moeten worden om vermenging van risico's en verantwoordelijkheden uit te sluiten. Wanneer de Stichting Jeugdteams in de toekomst mee wil doen met een dergelijke tender, dan zullen ze vooraf de juridische entiteit moeten oprichten waarmee ze dit doet en vanuit deze entiteit vervolgens inschrijven voor de tender. 3. Heeft de Stichting een akkoord nodig van de gemeenten/dg&j? Bij de start van de Stichting Jeugdteams is in de statuten een raad voor het publiek belang opgenomen. In deze raad voor het publiek belang zit vanuit elke subregio 1 portefeuillehouder Jeugd (3 in totaal) en de portefeuillehouder Jeugd van het Dagelijks Bestuur van de DG&J. In de statuten is in artikel 6 lid 5 bepaald dat: "Het bestuur heeft goedkeuring nodig van de raad voor het publiek belang: 1

67 voor het vaststellen of wijzigen van een beleidsplan voor zover dat strategie van de stichting betreft. Het bestuur stelt jaarlijks een strategie - en beleidsplan op met de daaruit voortvloeiende resultatenontwikkeling;- en - voor het besluit tot statutenwijziging." Om maatschappelijke dienstverlening vanuit de Stichting te kunnen leveren moeten de statuten worden aangepast (past niet binnen de doelstellingen van de Stichting) en is toestemming nodig van de raad voor het publiek belang. Ook moet een dergelijke ontwikkeling in het strategisch beleidsplan opgenomen worden. Dit betekent dat de Stichting Jeugdteams beargumenteerd een voorstel voor statutenwijziging moet doen voor de vergadering van de raad voor het publiek belang. Uiteindelijk moet door de bestuurder het strategie- en beleidsplan worden aangepast en daar moet de raad voor publiek belang vervolgens toestemming voor verlenen. De raad van toezicht moet uiteindelijk (artikel 6, lid 4 van de statuten) aan de bestuurder toestemming verlenen voor: "Het aangaan of verbreken van een duurzame samenwerking van de Stichting met andere rechtspersonen of vennootschappen indien de samenwerking of verbreking van ingrijpende aard is voor de stichting;" 4. Speelt dit in meer gemeenten in Zuid-Holland Zuid? Er is een ambtelijke uitvraag gedaan om na te gaan of dit in meer gemeenten in Zuid-Holland Zuid speelt. Het beeld wat hieruit naar voren komt is dat de stopzetting van de maatschappelijke dienstverlening door Rivas in meer gemeenten speelt. 5. Vinden we als gemeenten een dergelijke uitbreiding van taken wenselijk? Door de leden van de Raad van publiek belang is aangegeven dat de verbreding van de taken van de Stichting Jeugdteams een versterking in het preventieve veld kan betekenen. Aangegeven is een dergelijke ontwikkeling op voorhand niet te willen belemmeren maar wel eisen te stellen aan de randvoorwaarden. Dit betreft niet alleen financiële risico s maar ook dat een dergelijke taakuitbreiding niet ten koste mag gaan van de vereiste doorontwikkeling van de stichting en de verwachte verbeterplannen. 2

68 Dordrecht, 14 oktober 2016 Onderwerp: Oplossen capaciteitsprobleem en positionering Veilig Thuis Agendapunt: 7d Geachte leden van het Algemeen Bestuur, Ik stel u het volgende voor: Gevraagd: Wij verzoeken u om op basis van de informatie in deze adviesnota: 1. Uw voorkeur uit te spreken voor de uit te werken positioneringsvariant(en) voor Veilig Thuis: a. Apart organisatieonderdeel Jeugdbescherming west b. Onderdeel (al dan niet apart) Dienst Gezondheid & Jeugd (DG&J) c. Nieuwe stichting d. Huidige samenwerkingsorganisatie (JB west en DG&J) 2. In te stemmen met het agenderen van een uitgewerkt voorstel voor besluitvorming over het oplossen van het capaciteitsprobleem en de positionering van Veilig Thuis voor uw vergadering van 15 december Kern van de zaak In de extra bijeenkomst van het Algemeen Bestuur op 26 september 2016 heeft u gesproken over het capaciteitsprobleem van Veilig Thuis en de te maken positioneringskeuze. Geconstateerd werd dat niet iedereen over dezelfde informatie beschikte op dat moment. Deze adviesnota is bedoeld om u te informeren over (1) de zorgelijke situatie als gevolg van het capaciteitsprobleem van Veilig Thuis en (2) de bevindingen van de ambtelijke werkgroep bij het wegen van de verschillende positioneringsvarianten. 1. Oplossen capaciteitsprobleem Op 12 oktober 2016 heeft Veilig Thuis de subsidieaanvraag voor 2017 ingediend bij de Serviceorganisatie. De subsidieaanvraag is eveneens ingediend bij de centrumgemeenten. Wij bespreken de subsidieaanvraag met de uitvoerende organisaties, Jeugdbescherming west en de DG&J, en informeren u hierover in uw vergadering van 27 oktober Vervolgens werken wij een voorstel uit voor het oplossen van het capaciteitsprobleem van Veilig Thuis voor 2017 ter besluitvorming in uw vergadering van 15 december Positionering Veilig Thuis Wij stellen u voor om in uw vergadering van 27 oktober 2016 de positioneringsvarianten te bespreken. Gezien de urgentie van de problemen rond Veilig Thuis (in de vorm van wachtlijsten en het als gevolg daarvan niet kunnen voldoen aan de kwaliteitseisen van de inspecties), stellen wij u voor in uw vergadering een richting te bepalen voor de positionering van Veilig Thuis. Uw voorkeursrichting wordt vervolgens uitgewerkt in een

69 voorstel en aan u voorgelegd ter besluitvorming in uw vergadering van 15 december Reeds genomen besluiten In het Beleidsrijk Regionaal Transitie Arrangement (BRTA) is aangekondigd dat medio 2016 een keuze moet worden gemaakt voor definitieve positionering van Veilig Thuis (Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling, AMHK) vanaf Hiervoor is eind 2015 een bestuursopdracht vastgesteld door de verschillende opdrachtgevers van het huidige Veilig Thuis, namelijk het Algemeen Bestuur, centrumgemeenten en de 17 colleges. Wat is Veilig Thuis? Veilig Thuis Zuid-Holland Zuid wordt sinds 1 januari 2015 uitgevoerd in een samenwerkingsorganisatie van Jeugdbescherming west (AMK-functie: Advies- en Meldpunt Kindermishandeling) en Dienst Gezondheid & Jeugd (SHG-functie: Steunpunt Huiselijk Geweld en het meldpunt Zorg & Overlast en OGGz-taken: Openbare Geestelijke Gezondheidszorg). De samenwerkingsorganisatie is ontstaan als gevolg van de wettelijke plicht van gemeenten om te voorzien in een geïntegreerd AMHK (Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling). Vanuit praktische overwegingen zijn per 1 januari 2015 de bovenwettelijke taken van het meldpunt Zorg & Overlast en OGGZ-taken toegevoegd aan de samenwerkingsorganisatie Veilig Thuis. Eind 2014 hebben de gemeenten in Zuid-Holland Zuid besloten nog geen keuze te maken voor de positionering van Veilig Thuis, met de verwachting dat er op basis van de ervaringen met een geïntegreerd AMHK medio 2016 een keuze zou kunnen worden gemaakt op inhoudelijke gronden. Argumenten 1. Urgentie De situatie van Veilig Thuis Zuid-Holland Zuid is zorgelijk: Er zijn in 2016 wachtlijsten ontstaan, die naar verwachting voor het einde van het jaar worden opgelost. Hiervoor hebben het Algemeen Bestuur en de centrumgemeenten extra subsidie beschikbaar gesteld. Medewerkers ervaren een hoge werkdruk als gevolg van de wachtlijsten; zij kunnen niet voldoen aan alle inspectie-eisen, terwijl zij persoonlijk kunnen worden aangesproken op basis van het tuchtrecht. Medewerkers ervaren onzekerheid als gevolg van het uitblijven van de positioneringskeuze. Het risico bestaat dat de kwaliteit van de dienstverlening van Veilig Thuis hierdoor verder onder druk komt te staan. Er zijn inmiddels ervaren medewerkers vertrokken bij Veilig Thuis, omdat zij elders een vaste baan met meer rust hebben gevonden. De samenwerkingsorganisatie Veilig Thuis heeft belemmeringen in zich voor de integratie van de werkprocessen van het AMHK. Dit is met name het gevolg van de huidige dubbele aansturing van medewerkers wat tot onduidelijkheid leidt. De inspecties toetsen in januari 2017 in het kader van de 2 e stap van het kwaliteitstoezicht op: (1) één geïntegreerd werkproces voor het AMHK, (2) het bestaan van wachtlijsten en (3) de invulling van zicht op veiligheid. Er resteren slechts nog enkele maanden om te zorgen dat Veilig Thuis in januari aan de eisen voldoet. Wanneer dit niet lukt, zullen de inspecties verbetermaatregelen opleggen aan Veilig Thuis en gemeenten. Jan-Dirk Sprokkereef ondersteunt in opdracht van de VNG, gemeenten en Veilig Thuis organisaties bij het komen tot duurzame effectieve organisaties. Het doel daarvan is zorgen dat Veilig Thuis voldoet aan de inspectie-eisen en gemeenten daardoor kunnen voldoen aan hun wettelijke verantwoordelijkheden. Op 1 september 2016 hebben wij gesproken met Sprokkereef. In dat gesprek heeft hij ons laten weten dat de kwaliteit van 2

70 Veilig Thuis ZHZ dusdanig zorgelijk is, dat als op korte termijn niet de juiste randvoorwaarden worden gecreëerd, Veilig Thuis aan de categorie basis niet op orde wordt toegevoegd. Veilig Thuis wordt dan onder verscherpt toezicht geplaatst. De randvoorwaarden die volgens Sprokkereef zo spoedig mogelijk op orde moeten worden gebracht, zijn: (1) wachtlijsten en zicht op veiligheid, (2) visie en positionering en (3) bestuurskracht. Sprokkereef heeft zijn bevindingen in oktober 2016 aan de Tweede Kamer gerapporteerd. Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat naast de tijdelijke oplossing van de wachtlijsten in 2016, een meer structurele oplossing van het onderliggende capaciteitsprobleem noodzakelijk is om het ontstaan van nieuwe wachtlijsten vanaf 2017 te voorkomen en medewerkers rust te bieden. Bovendien is duidelijkheid over de positionering vereist om de werkprocessen van het AMHK goed te kunnen integreren en de kwaliteit van de dienstverlening te borgen. Het is wenselijk dat het Algemeen Bestuur op 27 oktober 2016 zich uitspreekt voor de uit te werken positioneringsvariant(en), zodat deze nader kan worden uitgewerkt voor besluitvorming in het Algemeen Bestuur van 15 december Capaciteitsprobleem (wachtlijsten) Het bestaan van wachtlijsten bij Veilig Thuis is onwenselijk. Niemand wil dat kinderen en volwassenen over wiens veiligheid zorgen bestaan, moeten wachten op hulp. In de maandelijkse wachtlijstbrieven is aangegeven wat het bestaan van een wachtlijst inhoudt en is de maandelijkse ontwikkeling beschreven. Belangrijk is dat als er urgente veiligheidsrisico s zijn, Veilig Thuis direct in actie komt. De wachtlijsten zijn begin 2016 ontstaan. Aanvankelijk is onderschat wat er nodig was om de wachtlijsten weg te werken. De verwachting van Veilig Thuis was dat de wachtlijsten voor de zomer zouden zijn weggewerkt. Echter, de transformatie waarbij Veilig Thuis meer meldingen na triage zou overdragen aan de lokale teams, voltrekt zich mede vanwege de wachtlijsten, langzamer dan vooraf gehoopt. Medewerkers van Veilig Thuis zijn vanwege het gebrek aan tijd onvoldoende in staat om professionals van lokale teams te ondersteunen bij het overnemen van een melding na triage. De gewenste ondersteuning bestaat onder andere uit het meegaan op huisbezoeken en/of het voeren van gesprekken met ouders. Aan de andere kant voelen niet alle professionals van lokale teams zich voldoende toegerust om meldingen van Veilig Thuis na triage over te nemen. De transformatie houdt in dat meldingen waarvan Veilig Thuis bij triage bepaalt dat geen onderzoek noodzakelijk is, worden overgedragen aan lokale teams. Lokale teams kunnen dan snel ondersteuning bieden of hulp inzetten om zo de zorgen weg te nemen. Dit draagt bij aan het verlagen van het aantal uit te voeren onderzoeken door Veilig Thuis. De transformatie moet ertoe leiden dat Veilig Thuis alleen ernstige en complexe meldingen in onderzoek neemt. Geconstateerd kan worden dat de samenwerking tussen Veilig Thuis en de lokale teams op gang is gekomen, maar zoals gezegd zich in een langzamer tempo ontwikkelt dan vooraf gehoopt werd. Wanneer Veilig Thuis weer wachtlijstvrij kan werken, kan worden geïnvesteerd in de transformatie. Vooruitlopend hierop maken de betrokken partijen (Serviceorganisatie, Stichting Jeugdteams, Jeugdbescherming west en DG&J) afspraken ter verbetering van de samenwerking en aansturing. Daarnaast constateren we dat de instroom in 2016 van nieuwe meldingen bij Veilig Thuis hoger is dan verwacht op basis van de instroom in Wegwerken wachtlijsten Zowel het uitvoeren van het transformatieplan als het wegwerken van de wachtlijsten, bleek Veilig Thuis gaandeweg 2016 niet te kunnen realiseren met de beschikbare capaciteit. Dit werd overigens mede veroorzaakt doordat het aantal meldingen in 2016 is gestegen ten opzichte van De stijging van het aantal meldingen kindermishandeling bedraagt 24%. De ontwikkeling van het aantal meldingen huiselijk geweld zonder kinderen is niet goed te duiden, omdat het nieuwe registratiesysteem dat begin 2016 is ingevoerd, betekent dat er meer werkzaamheden moeten worden geregistreerd dan voorheen het geval was. 3

71 Zowel het Algemeen Bestuur als de centrumgemeenten hebben in 2016 extra subsidie verleend voor het wegwerken van de wachtlijsten. Het Algemeen Bestuur heeft op 7 juli met het vaststellen van de knoppennotitie beschikbaar gesteld voor het wegwerken van de wachtlijsten voor meldingen van kindermishandeling. De centrumgemeenten hebben beschikbaar gesteld voor de transformatie van de SHG-functie; deze middelen zijn vooral ingezet voor het wegwerken van de wachtlijsten voor meldingen van huiselijk geweld zonder kinderen. Veilig Thuis verwacht de wachtlijsten voor het einde van dit jaar te hebben weggewerkt. Veilig Thuis had een extern bureau kunnen inhuren voor wegwerken van wachtlijsten in de zomer. Dan waren de bestaande wachtlijsten wellicht in oktober opgelost geweest. Maar dan waren daarna waarschijnlijk weer nieuwe wachtlijsten ontstaan, omdat het onderliggend capaciteitsprobleem er namelijk niet mee is opgelost. Veilig Thuis heeft daarom niet gekozen voor de inhuur van een extern bureau, maar voor uitbreiding van de formatie. Daardoor duurt het oplossen van de wachtlijsten langer, maar ontstaan er dit jaar geen nieuwe wachtlijsten meer. Veilig Thuis hoopt deze extra capaciteit ook volgend jaar te kunnen behouden, zodat er niet weer nieuwe medewerkers hoeven te worden geworven en ingewerkt. 2. Oplossen capaciteitsprobleem Als gevolg van de decentralisatie van de jeugdhulp per 1 januari 2015, is het budget voor de AMK-functie van Veilig Thuis per die datum met 39% afgenomen. Dit werd veroorzaakt doordat de eigen middelen van de voormalige financier, de provincie Zuid- Holland, bij de decentralisatie niet ter beschikking van gemeenten zijn gesteld. Veilig Thuis moest daardoor vanaf 1 januari 2015 met minder formatie dezelfde instroom aan meldingen afhandelen als daarvoor. Door het beschikbaar stellen van incidentele middelen uit het jeugdhulpbudget hebben de colleges van de gemeenten in ZHZ eind 2014 en het Algemeen Bestuur op 10 december 2015 de korting in respectievelijk 2015 en 2016 beperkt tot 21%. De hiervoor beschikbaar gestelde aanvullende subsidie van per jaar was bedoeld als overbrugging. Hiermee werd ongeveer de helft van het verschil met de subsidie van vóór 2015 gecompenseerd. Het idee was dat de omvang van deze subsidie voldoende zou zijn voor de transformatie van Veilig Thuis, waardoor de druk op Veilig Thuis verlaagd kon worden. Om de transformatie van de SHG-functie mogelijk te maken, hebben de centrumgemeenten een extra subsidie van beschikbaar gesteld. De extra subsidie voor de transformatie is, zoals hiervoor reeds aangegeven, vanwege de ontstane wachtlijsten met name ingezet voor het primaire proces en in mindere mate voor de transformatie. Wat ook meespeelt, is dat de inspecties bij het uitvoeren van de 1 e stap van het kwaliteitstoezicht een aantal aanvullende eisen hebben geformuleerd. De benodigde verbetermaatregelen kunnen niet allemaal binnen de beschikbare middelen worden opgevangen. U heeft over het verbeterplan een informatiebrief van het Dagelijks Bestuur ontvangen (d.d. 23 maart 2016). Een aantal oplossingsrichtingen voor de benodigde verbetermaatregelen werd op dat moment nog verkend. In de subsidieaanvraag 2017 heeft Veilig Thuis de benodigde capaciteit voor het uitvoeren van de verbetermaatregelen (24-uurs beschikbaarheid van een vertrouwensarts en voldoende beschikbaarheid van een gedragswetenschapper) verwerkt. Het bestaan van wachtlijsten, de vertraging van de noodzakelijke transformatie, de stijging van het aantal meldingen en de nieuwe inspectie-eisen, vragen om een oplossing van het onderliggende capaciteitsprobleem van Veilig Thuis. Wanneer Veilig Thuis beschikt over voldoende formatie, kan er wachtlijstvrij worden gewerkt. Dit is een belangrijke randvoorwaarde voor het kunnen steken van tijd in de ondersteuning van de lokale teams bij het overnemen van meldingen na triage en daarmee de realisatie van de transformatie-opgave. Op 12 oktober 2016 hebben wij de subsidieaanvraag 2017 ontvangen van Veilig Thuis met daarin de gezamenlijke begroting van Jeugdbescherming west en de DG&J. De subsidieaanvraag is eveneens ingediend bij de centrumgemeenten. De uitgangspunten die zijn gehanteerd bij het opstellen van de begroting is dat Veilig Thuis kan voldoen aan 4

72 alle inspectie-eisen en bovendien kan transformeren. Het mag duidelijk zijn dat de gevraagde subsidie hoger is dan wat er voor 2016 beschikbaar is gesteld. Zowel het Algemeen Bestuur als de centrumgemeenten zullen moeten besluiten over het beschikbaar stellen van extra subsidie voor Veilig Thuis voor Wij informeren u over de begroting in uw vergadering van 27 oktober Wij bespreken de begroting met Jeugdbescherming west en de DG&J en werken vervolgens een voorstel uit voor het oplossen van het capaciteitsprobleem van Veilig Thuis voor 2017 ter besluitvorming in uw vergadering van 15 december Positionering Het oorspronkelijke streven was gericht op besluitvorming over de positionering van Veilig Thuis medio Echter, de opbrengst van de bestuursopdracht op dat moment maakte duidelijk dat gezien de complexiteit van het vraagstuk op onderdelen verdieping noodzakelijk was om een weloverwogen keuze te kunnen maken. Er heeft in de zomer een verdieping plaatsgevonden op een aantal thema s die van belang zijn voor het maken van een positioneringskeuze. Allereerst gaat het dan om de inhoud: welke taken van Veilig Thuis willen we positioneren? En vervolgens om de positioneringsvariant. Daaruit volgen financiële, juridische, personele, materiële consequenties en vraagstukken op het gebied van beleid. Deze zullen na de keuze voor de uit te werken positioneringsvariant(en) in beeld worden gebracht en voorzien van te ondernemen acties in een routekaart. Op basis van het uitgewerkte voorstel en de routekaart kan op 15 december 2016 een definitief besluit worden genomen over de positioneringskeuze. In deze paragraaf vindt u allereerst een toelichting op de te positioneren taken van Veilig Thuis en vervolgens een uitwerking van de verschillende positioneringsvarianten. Wat positioneren? Caroline Mobach, zelfstandig adviseur en in 2014 kwartiermaker van Veilig Thuis Zuid- Holland Zuid, heeft een advies uitgebracht over de bij Veilig Thuis te positioneren taken. In de huidige samenwerkingsorganisatie zijn naast het AMHK ook het meldpunt Zorg & Overlast en OGGz-taken ondergebracht. In de bijlage treft u het advies aan ter informatie. De overwegingen van Mobach zijn: 1. Synergie AMHK en Zorg & Overlast/OGGz beperkt zich tot 30% van de meldingen waarin sprake is van samenloop van problematiek (van kinderen en volwassenen). Hier is efficiency te behalen. Voor de overige 70% van de meldingen doet deze samenloop zich niet voor. 2. Hoge urgentie en noodzaak om wettelijke taken Veilig Thuis (AMHK) op orde te krijgen. 3. Belangrijk verschil in juridisch kader AMHK en (nagenoeg ontbreken van) juridisch kader voor Meldpunt Z&O/OGGz-taken. Dit geldt ongeacht of de beide werksoorten in één gezamenlijke werkeenheid functioneren of elk georganiseerd zijn in een aparte werkeenheid (efficiencywinst is beperkt). 4. De taken van het meldpunt Z&O/OGGZ zijn niet eenduidig op regionaal niveau afgesproken. Het gesprek hierover dient nog te worden gevoerd. Mobach adviseert: concentreer Veilig Thuis op de uitvoering van de wettelijke AMHKtaken. Zij doet daarnaast de volgende aanbevelingen: 1. Leg een stevig fundament onder de wettelijke taken Veilig Thuis (AMHK) in de vorm van een kwalitatief geïntegreerd werkproces. Dit moet op korte termijn in orde komen (2 e stap inspecties in januari 2017) en stelt Veilig Thuis in staat te investeren in de grote ontwikkelopgave (aansluiting lokale teams). 2. Organiseer het AMHK en Z&O/OGGz in afzonderlijke werkeenheden, Daarmee kan alle energie gericht zijn op de 'kerntaken' van het AMHK. Zorg voor de borging van de voordelen van het onder één dak functioneren van beide werksoorten. Samenwerken op de werkvloer is cruciaal, maar hoeft niet in 1 organisatie. 5

73 3. Behoudt voorlopig de samenwerkingsafspraken met Jeugdbescherming west over de uitvoering van het Crisis Interventie Team (CIT). Het CIT wordt uitgevoerd door Veilig Thuis. Het is de vraag of het CIT daadwerkelijk bij Veilig Thuis moet worden gepositioneerd. Dit ligt voor de hand vanwege de overlap van taken en doelgroep. Op initiatief van het Transformatieberaad van jeugdhulpaanbieders is er op dit moment echter een plan in de maak voor een regionale crisisdienst. Voorgesteld wordt de uitkomst van dit plan af te wachten. 4. Voer regionaal een fundamenteel gesprek over taken die worden uitgevoerd in het kader van de Maatschappelijke Zorg (inclusief de taken van het Meldpunt Z&O). (Lokale) beleidsontwikkeling in 17 gemeenten is nodig om keuzes te kunnen maken over de bovenwettelijke Wmo-taken in relatie tot lokale teams. Wij stellen u voor het advies van Mobach over te nemen en de aanbevelingen te betrekken bij het uitwerken van de routekaart voor positionering van Veilig Thuis. Waar positioneren? In de bestuursopdracht zijn vier positioneringsvarianten benoemd: 1. Apart organisatieonderdeel Jeugdbescherming west 2. Onderdeel DG&J (al dan niet apart) 3. Nieuwe stichting 4. Huidige samenwerkingsorganisatie (JB west en DG&J) In de bestuursopdracht is een wegingskader opgenomen voor het positioneren van Veilig Thuis. Hieronder vindt u een uitwerking van het wegingskader voor de vier varianten. Het wegingskader uit 2014 (opgesteld door de toenmalige kwartiermaker) is aangevuld met uitgangspunten die tijdens het uitvoeren van de bestuursopdracht naar boven zijn gekomen. Uitwerking wegingskader Uitgangspunten Variant 1 JB west Onafhankelijk van zorgaanbod Onafhankelijk van gemeenten Herkenbaarheid en toegankelijkheid Borgen expertise, kennis en ervaring Innovatie- en ontwikkelkracht Variant 2 DG&J Variant 3 Stichting Variant 4 Samenwerkingsorganisatie Aansluiting lokale teams Aansluiting veiligheidspartners Passend bij organisatieprofiel Sturingsmogelijkheden gemeenten Doelmatigheid/ doeltreffendheid Beperking frictiekosten Beperking structurele / kosten Weerbaarheid/ continuïteit 6

74 Hieronder vindt u een toelichting op de uitgangspunten en het voldoen hieraan in de verschillende positioneringsvarianten: Uitgangspunt Toelichting Onderscheidend? Onafhankelijk van zorgaanbod Advisering door Veilig Thuis over vervolghulp gebeurt onafhankelijk van het instellingsbelang Nee, in geen van de varianten kan Veilig Thuis zelfstandig doorverwijzen naar zorgaanbod van de moederorganisatie Onafhankelijk van gemeenten Bedrijfsvoering van Veilig Thuis is onafhankelijk van de zienswijzen van de gemeenten waarin zij werkzaam is Herkenbaarheid en toegankelijkheid Borgen expertise, kennis en ervaring Veilig Thuis is als apart organisatie(onderdeel) herkenbaar en zichtbaar voor burgers en professionals. Oftewel: Veilig Thuis heeft een eigen identiteit en straalt uit dat zij laagdrempelig toegankelijk is voor burgers en professionals Veilig Thuis heeft specialistische kennis, ervaring en deskundigheid in huis op het gebied van huiselijk geweld en kindermishandeling Innovatie- en ontwikkelkracht Veilig Thuis beschikt over mogelijkheden voor innovatie en ontwikkeling op het gebied van huiselijk geweld en kindermishandeling In principe niet, wanneer bij de varianten DG&J en samenwerkingsorganisatie een scheiding van eigenaarschap en lokale verantwoordelijkheid in acht wordt genomen Nee, Veilig Thuis is een landelijke merknaam en zal ook met deze naam naar buiten treden en niet met de naam van de moederorganisatie Nee, alle bestaande expertise, kennis en ervaring wordt overgeheveld naar de organisatie die Veilig Thuis gaat uitvoeren Ja, een aparte stichting met de omvang van Veilig Thuis wordt algemeen als te klein gezien om zelfstandig te voorzien in innovatie en ontwikkeling Aansluiting lokale teams Veilig Thuis is aangesloten op de lokale teams en heeft duidelijke afspraken gemaakt over op- en afschalen van casuïstiek Aansluiting veiligheidspartners Veilig Thuis beschikt over kennis over de aanpak in de keten, het lokale zorgaanbod en heeft contacten met Raad voor de Kinderbescherming, Gecertificeerde Instellingen, politie, justitie, reclassering, verslavingszorg en forensische psychiatrie op het gebied van huiselijk geweld en kindermishandeling Veilig Thuis passend bij organisatieprofiel De missie en visie van de moederorganisatie komt overeen met het gewenste profiel van Veilig Thuis Ja, de aanpak van Jeugdbescherming west en daarmee ook van de samenwerkingsorganisatie, van de aansluiting op de lokale teams is in de praktijk onvoldoende gebleken. Overigens is dit deels ook te wijten aan de Stichting Jeugdteams. De DG&J is met name vanuit het meldpunt Z&O/OGGz-taken al aangesloten op lokale teams. Een aparte stichting moet zich op dit punt nog bewijzen. Nee, beide moederorganisaties zijn aangesloten op de veiligheidspartners. Een nieuwe stichting zal vanwege de overdracht van de bestaande formatie ook een dergelijke relatie kunnen opbouwen Nee, missie en visie passen bij de organisatieprofielen 7

75 Uitgangspunt Toelichting Onderscheidend? Sturingsmogelijkheden gemeenten Gemeenten sturen vanuit hun eindverantwoordelijkheid op het beleid van Veilig Thuis Ja, alleen in de variant onder de DG&J is directe sturing mogelijk. Doelmatigheid/doeltreffendheid Veilig Thuis is efficiënt georganiseerd en effectief Beperking frictiekosten/structurele kosten Weerbaarheid/continuïteit Frictiekosten die ontstaan als gevolg van het onderbrengen van Veilig Thuis in een nieuwe organisatievorm, zijn zo beperkt mogelijk Veilig Thuis is weerbaar voor financiële tegenslagen en/of wijzigingen in wet- en regelgeving. Ja, de samenwerkingsvariant kent een dubbele aansturing en overhead. Dit is de minst efficiënte en effectieve variant. Ook in geval van een aparte stichting is inefficiënte inzet van middelen aan de orde, aangezien de stichting zal moeten voorzien in voldoende overhead die relatief zwaar zal drukken op de bedrijfsvoering. Ja, zie het kopje financiële gevolgen hierna. Ja, een aparte stichting met de omvang van Veilig Thuis wordt algemeen als te klein gezien om zelfstandig financiële tegenslagen op te vangen. Daarnaast staat de continuïteit van JB west onder druk en bestaat de kans dat fusie op termijn nodig is. Bovendien bedient JB west nog andere regio s die beslissingen kunnen nemen die van invloed zijn op de weerbaarheid. De onderscheidende uitgangspunten zijn grofweg te verdelen in sturing en financiële aspecten. Echter, in het wegingskader mist de inhoud. Wanneer we redeneren vanuit het belang van kinderen die worden mishandeld en volwassenen die te maken hebben met huiselijk geweld, dan zou er een extra uitgangspunt moeten worden toegevoegd, namelijk: het borgen van het belang van deze kinderen en volwassenen. Het wegen van dit uitgangspunt, start bij de wettelijke taken van Veilig Thuis: 1. Het zijn van een herkenbaar en toegankelijk meldpunt voor gevallen/vermoedens van huiselijk geweld/kindermishandeling; 2. Het geven van advies en informatie aan melders/burgers; 3. Het doen van onderzoek om te bepalen of sprake is van kindermishandeling/huiselijk geweld; 4. Het - indien noodzakelijk - inschakelen van passende hulpverlening; 5. Het zo nodig informeren van politie of Raad voor de Kinderbescherming; 6. Het terug rapporteren aan de melder van datgene wat met de melding is gebeurd; 7. gemeenten moeten bij inrichten van Veilig Thuis zorgen voor samenhang met jeugdketen. Uit de wettelijke taken blijkt dat de uitvoering ervan door Veilig Thuis: 1. risicovolle handelingen betreft voor een kwetsbare groep mensen die te maken heeft met problematiek; 2. De complexe problematiek heeft ook een grote impact op de directe omgeving van mensen; 3. De bevoegdheden van Veilig Thuis grijpen diep in op de persoonlijke levenssfeer van burgers (gedwongen informatiepositie). Dit vraagt zorgvuldigheid en onafhankelijkheid; 4. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor bescherming van inwoners. Publiek of privaat: gemeenten zijn ervan ; 5. Veilig Thuis beweegt zich in cruciale ketens; onafhankelijkheid is hierbij van belang; 8

76 6. Veilig Thuis en lokale teams hebben gelijksoortige en bovendien nauw met elkaar samenhangende ontwikkelopgave (transformatie); beide zijn de verantwoordelijkheid van gemeenten. Goede aansluiting van Veilig Thuis op de lokale teams is noodzakelijk om tijdig te kunnen op- en afschalen; 7. Positionering moet faciliterend zijn aan stip op de horizon (Veilig Thuis als expertisecentrum voor hoog complexe en hoog risico zaken en goede lokale aansluiting voor ondersteuning bij op- en afschalen); 8. Directe sturing/grip gewenst vanwege belang en complexiteit Veilig Thuis en verwevenheid met lokale opgave. Dit roept de vraag op of Veilig Thuis publiek (en/) of privaat zou moeten worden gepositioneerd. De zojuist genoemde overwegingen en onderstaande figuur maken duidelijk dat vanuit het belang van de mensen die te maken hebben met kindermishandeling/huiselijk geweld en het diep ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer van mensen, een publieke positionering wenselijk is: Wanneer we de positioneringsvarianten nogmaals langslopen vanuit de dimensie van publieke versus private sturing, dan valt het volgende op: Variant 1: Apart organisatieonderdeel Jeugdbescherming west (privaat) In deze variant worden publieke bevoegdheden die diep ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer van mensen privaat-rechtelijk belegd. Dit brengt het risico met zich mee dat organisatiebelangen de uitvoering van de publieke bevoegdheden beïnvloeden. Het onderbrengen van Veilig Thuis bij de bestaande moederorganisatie Jeugdbescherming west brengt onzekerheden met zich mee, omdat Jeugdbescherming west zich bevindt in een aantal werkgebieden die de regio ZHZ overstijgen. Besluitvorming in andere regio s kan van invloed zijn op de dynamiek binnen de interne organisatie van Jeugdbescherming west. Bij het beleggen van publieke bevoegdheden bij een private partij zijn veel waarborgen nodig om de sturing door gemeenten te borgen. In deze positioneringsvariant is directe sturing op Veilig Thuis niet mogelijk. De vraag is welke middelen de gemeenten dan hebben om te sturen wanneer de uitvoering niet verloopt naar tevredenheid. Het verminderen of intrekken van de subsidie is de ultieme maatregel, maar dat leidt tot problemen bij de uitvoering van de taak, waar de gemeenten verantwoordelijk voor zijn. In de subsidierelatie met Jeugdbescherming west heeft de Serviceorganisatie in de praktijk de afbreukrisico s en beperkingen van deze vorm van sturing ervaren. Ook Jan- Dirk Sprokkereef heeft in het kader van zijn opdracht van de VNG om de continuïteit van jeugdbescherming en jeugdreclassering voor 2017 te borgen, zijn zorgen uitgesproken over het functioneren van Jeugdbescherming west. De gezamenlijke regio s werken momenteel samen met Jeugdbescherming west aan een verbeterplan. 9

77 Variant 2: Onderdeel DG&J (al dan niet apart)(publiek) De publiekrechtelijke bevoegdheden van Veilig Thuis passen bij de aard van een gemeenschappelijke regeling. Gemeenten sturen direct op een gemeenschappelijke regeling. Belangrijk aandachtspunt is het maken van een goed onderscheid tussen het opdrachtnemerschap en het opdrachtgeverschap; beide rollen zijn verenigd in het bestuur van een gemeenschappelijke regeling. Er zijn verschillende verschijningsvormen mogelijk. Een nieuwe gemeenschappelijke regeling is af te raden vanwege de beperkte omvang van Veilig Thuis. Dit zou een kostbare constructie opleveren. Onder de bestaande gemeenschappelijke regeling zou Veilig Thuis kunnen worden gepositioneerd als afdeling van de Dienst Gezondheid & Jeugd, als apart organisatie-onderdeel zoals de Serviceorganisatie of als stichting. De oprichting van een stichting onder de gemeenschappelijke regeling dient 'in het bijzonder aangewezen worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang'. In eerste instantie is de publiekrechtelijke oplossing de aangewezen weg. Variant 3: Nieuwe stichting (privaat) In deze variant worden publieke bevoegdheden die diep ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer van mensen privaat-rechtelijk belegd. Dit brengt het risico met zich mee dat organisatiebelangen de uitvoering van de publieke bevoegdheden beïnvloeden. Een nieuwe stichting is daarentegen goed in staat om een nieuwe organisatiecultuur te ontwikkelen. Bij het beleggen van publieke bevoegdheden bij een private partij zijn veel waarborgen nodig om de sturing door gemeenten te borgen. Een stichting is feitelijk een monopolist zonder directe sturing van de overheid. De vraag is welke middelen de gemeenten dan hebben om te sturen wanneer de uitvoering niet verloopt naar tevredenheid. Het verminderen of intrekken van de subsidie is de ultieme maatregel, maar dat leidt tot problemen bij de uitvoering van de taak, waar de gemeenten verantwoordelijk voor zijn. De meest voor de hand liggende vorm is invloed van de gemeenten op de Raad van Toezicht en de directie, maar dit vraagt wel bijzondere regelgeving. Een ander middel is het beperken van de subsidie tot een bepaalde termijn. Weliswaar wordt de subsidie jaarlijks opnieuw vastgesteld, maar de gemeente kan bepalen, dat er na bijvoorbeeld 4 jaar een evaluatie zal plaatsvinden, waarbij ook de constructie van de stichting opnieuw zal worden bezien, met als mogelijkheid dat er dan alsnog gekozen wordt voor een van de andere varianten. Een ander nadeel is dat de omvang van Veilig Thuis Zuid-Holland Zuid algemeen gezien wordt als te klein is om de stichting met de bijbehorende ondersteuning, overhead en structuren kostenefficiënt vorm te geven. De ondersteuning en overhead van deze stichting (circa 1/3 e van de formatie) zullen te groot worden voor het aantal mensen dat daadwerkelijk in het primaire proces werkt (ca 2/3 e van de formatie). Hierdoor zal dit een kostbare constructie worden. Variant 4: Huidige samenwerkingsorganisatie (JB west en DG&J)(publiek/privaat) Deze variant heeft de nadelen van het sturen op een private organisatie in zich. Het gescheiden laten van de medewerkers Veilig Thuis bij Jeugdbescherming west en de DG&J maakt dat er: - sprake blijft van dubbele aansturing, - verschillende rechtsposities, en - een aanspreekbare rechtspersoon Veilig Thuis ontbreekt. Dit zijn contraproductieve elementen bij de noodzakelijke integratie van werkprocessen en gewenste cultuurverandering bij Veilig Thuis. Met name gezien het belang van de kwetsbare doelgroep van Veilig Thuis, is een positioneringskeuze gewenst, zodat stevig kan worden ingezet op de noodzakelijke organisatie-ontwikkeling. Financiële gevolgen Om een weloverwogen besluit te nemen, is tot slot inzicht in de financiële gevolgen van belang. Deze kunnen worden uitgesplitst naar frictiekosten en structurele kosten. Frictiekosten hebben betrekking op de ontvlechting bij de latende organisatie(s). Bij de latende organisatie(s) zijn er frictiekosten door het wegvallen van dekking voor de 10

78 overhead en ondersteunende en facilitaire diensten die worden ingezet voor Veilig Thuis. De hoogte van de frictiekosten is afhankelijk van hoe snel de latende organisatie de kosten weet af te bouwen waarvoor door de ontvlechting geen dekking meer is. Van de latende organisatie mag verwacht worden dat direct wordt gestart met de afbouw van de kosten als duidelijk is waar Veilig Thuis wordt gepositioneerd. Van de ontvangende partij wordt verwacht dat deze samen met de latende organisatie bekijkt welke frictie kan worden overgenomen. Ook kan de daadwerkelijke positionering worden gefaseerd om een deel van de frictie natuurlijk te laten verdwijnen. Een opgave vooraf over de omvang van de frictie is vanwege deze redenen niet mogelijk. Daarnaast ontstaat er frictie wanneer medewerkers van de DG&J overgaan naar een organisatie met een goedkopere cao. In dit geval moeten bijvoorbeeld opgebouwde pensioenrechten worden afgekocht. De medewerkers van Jeugdbescherming west vallen onder de werking van de jeugdzorg-cao die goedkoper is. Wanneer zij overgaan naar DG&J met een duurdere ambtenaren-cao, worden de structurele kosten van Veilig Thuis daardoor hoger. De verhouding tussen het aantal medewerkers van Jeugdbescherming west en de DG&J dat AMHK-taken uitvoert, is circa 2/3 e ten opzichte van 1/3 e. Tot slot drukken in een onafhankelijke stichting de kosten van overhead onevenredig zwaar, omdat de directe formatie waar de overhead aan toe kan worden gerekend relatief klein is. Dit maakt de stichting een relatief kostbare constructie. Van de uit te werken voorkeursvariant(en) voor de positionering van Veilig Thuis zal in de routekaart inzichtelijk worden gemaakt welke maatregelen getroffen kunnen worden om de financiële gevolgen zoveel mogelijk te beperken. 4 Vervolg Wij verzoeken u om op basis van de informatie in deze adviesnota: 1. Uw voorkeur uit te spreken voor de uit te werken positioneringsvariant(en) voor Veilig Thuis: a. Apart organisatieonderdeel Jeugdbescherming west b. Onderdeel DG&J (al dan niet apart) c. Nieuwe stichting d. Huidige samenwerkingsorganisatie (JB west en DG&J) 2. In te stemmen met het agenderen van een uitgewerkt voorstel voor besluitvorming over het oplossen van het capaciteitsprobleem en de positionering van Veilig Thuis voor uw vergadering van 15 december Portefeuillehouder: H. van der Linden Informatie: A. Zoetekouw Telefoonnummer: a.zoetekouw@jeugdzhz.nl Bijlage: Advies Caroline Mobach 11

79 Smal doen en breed denken Advies smal of breed Veilig Thuis ZHZ Gemeente Dordrecht en Serviceorganisatie Jeugd ZHZ Eindrapportage Caroline Mobach 10 oktober 2016

80 Inhoud HOOFDSTUK 1 CONTEXT, VRAAGSTELLING EN LEESWIJZER Vraagstelling Leeswijzer 5 HOOFDSTUK 2 BEGRIPSBEPALING HUIDIGE DOELGROEP VEILIG THUIS EN SMALLE EN BREDE VARIANT VEILIG THUIS Huidige doelgroep Veilig Thuis Begripsbepaling smalle en brede variant Veilig Thuis 6 HOOFDSTUK 3 AANPAK 8 HOOFDSTUK 4 BEVINDINGEN, ANALYSE EN BESPREKING Start Veilig Thuis begin 2015 en indrukken actueel beeld Bevindingen relevante items met argumenten voor- en nadelen van een brede variant van Veilig Thuis Opgaven Veilig Thuis Analyse en bespreking Analyse (over-)weging argumenten voor- en nadelen breed Veilig Thuis in relatie tot de opgaven voor de komende drie jaar 15 HOOFDSTUK 5 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Overwegingen bij afweging argumenten voor smal of breed Veilig Thuis 16 In dit hoofdstuk wordt op basis van de bevindingen en analyse een conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan als beantwoording van de vraagstelling voor een smalle of brede variant van Veilig Thuis Samenvattend advies Randvoorwaarden voor het continueren van de inhoudelijke synergie voor overlap 30% doelgroep bij een smalle variant van Veilig Thuis Samenvatting: beantwoording van de vraagstelling 18 2

81 BIJLAGE 1 VEILIG THUIS BREED OF SMAL, JURIDISCHE ASPECTEN. 20 BIJLAGE 2 MELDINGEN MET OVERLAP AMHK EN MELDPUNT ZORG & OVERLAST 26 BIJLAGE 3 GERAADPLEEGDE BRONNEN 29 3

82 Hoofdstuk 1 Context, vraagstelling en leeswijzer Eind 2014 is bestuurlijk door de 17 gemeenten in de regio Zuid-Holland Zuid de keuze gemaakt om moverende redenen om vooralsnog een projectorganisatie te formeren voor Veilig Thuis Zuid-Holland Zuid. Binnen deze projectorganisatie zijn destijds naast de voormalige taken van het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) van Jeugdbescherming west en de voormalige taken van het Steunpunt Huiselijk Geweld van de Dienst Gezondheid & Jeugd (DG&J), tevens taken van de afdeling Zorgregie van de DG&J ondergebracht bij de samenwerkingsorganisatie Veilig Thuis. Het betreft hier taken die op inhoudelijke gronden vanwege overlap in doelgroepen toegevoegd zijn aan de taken van Veilig Thuis te weten het Meldpunt Zorg & Overlast en verschillende gerelateerde taken Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGz). Veilig Thuis ZHZ kent om die reden verschillende opdrachtgevers: naast het Algemeen Bestuur van de DG&J zijn dat ook de twee centrumgemeenten Dordrecht en Nissewaard en de colleges van de 17 gemeenten in Zuid-Holland Zuid, voor zover zij een subsidierelatie hebben met de DG&J voor zorgregie-taken. De wettelijke taken van het AMHK zijn dus ondergebracht in de projectorganisatie Veilig Thuis ZHZ begin De opdracht die bestuurlijk werd meegegeven was om de jaren 2015 en 2016 te benutten voor het transformeren naar een geïntegreerd AMHK. Daarnaast werd door de samenvoeging van de twee meldpunten Veilig Thuis en Meldpunt Zorg&Overlast beoogd de slagkracht te verhogen voor kwetsbare groepen in de regio ZHZ. Eind 2014 zijn deze doelen verder geoperationaliseerd in het conceptinrichtingsplan voor Veilig Thuis ZHZ 1 dat als ontwikkeldocument voor de jaren 2015 en 2016 als leidraad zou gelden. 1.1 Vraagstelling De opdrachtgevers van Veilig Thuis ZHZ hebben eind 2014 de afspraak gemaakt om uiteindelijk in 2016 een keuze te maken voor definitieve positionering van Veilig Thuis ZHZ. Voordat de definitieve bestuursopdracht voor 2017 en verder aan Veilig Thuis ZHZ kan worden gepresenteerd is het de wens van de verschillende opdrachtgevers om een afgewogen keuze te kunnen maken welke taken wel en welke taken niet uitgevoerd moeten worden vanaf 2017 door Veilig Thuis ZHZ. In dit adviesrapport wordt een antwoord gegeven op de volgende vraagstelling: Wat zijn de voor- en nadelen van een smal Veilig Thuis en een breed Veilig Thuis bezien vanuit de potentiële doelgroep van Veilig Thuis? De volgende deelvragen worden in dit advies beantwoord: 1. Welke taken horen wel thuis bij Veilig Thuis en welke taken niet aanvullend op de wettelijke taken van Veilig Thuis? 2. Wat zijn de voor- en nadelen van een smal of breed Veilig Thuis en wat zijn hierbij eventueel juridische belemmeringen? 3. Waar trek je als opdrachtgevers de streep? Is het wenselijk en mogelijk om lokale vrijheid als principe te hanteren in de breedte-variant van Veilig Thuis of is het wenselijk uniforme afspraken als gemeenten te maken aanvullend op de wettelijke taken van Veilig Thuis? 1 Het ontwikkeldocument is opgesteld met behulp van de toenmalige kwartiermakers Veilig Thuis ZHZ van BMC, december 2014 in opdracht van centrumgemeente Dordrecht. 4

83 Bij de beantwoording van de vraagstelling ligt het zwaartepunt op de inhoud, bezien van vanuit de potentiele doelgroepen van Veilig Thuis. Dit betekent dat het vraagstuk van governance, positionering, financiering en het ontwikkelen van een crisisinterventieteam voor de doelgroep in dit advies buiten beschouwing blijft. Op deze onderdelen ontvangen de opdrachtgevers afzonderlijke adviezen. Voor de beantwoording van deelvraag 2 betreffende het juridische onderdeel is door de opdrachtgever afzonderlijk advies ingewonnen bij Mr. Lydia Janssen, juridisch adviseur in (jeugd)zorg en welzijn. Dit juridisch advies is integraal bijgevoegd in bijlage 1. In het adviesrapport wordt dit juridisch advies mede betrokken bij de inhoudelijke afweging voor een smal of breed Veilig Thuis. 1.2 Leeswijzer Hoofdstuk 2 bevat de begripsbepaling van een smal en breed Veilig Thuis en de huidige doelgroepen van Veilig Thuis. In hoofdstuk 3 staat de aanpak voor dit advies beschreven. In hoofdstuk 4 worden de bevindingen, de analyse en de afweging gepresenteerd. Het slothoofdstuk 5 bevat de conclusies en het advies voorzien van aanbevelingen. 5

84 Hoofdstuk 2 Begripsbepaling huidige doelgroep Veilig Thuis en smalle en brede variant Veilig Thuis 2.1 Huidige doelgroep Veilig Thuis Uitgaande van de huidige taken van Veilig Thuis inclusief het Meldpunt Zorg & Overlast is Veilig Thuis bereikbaar en beschikbaar voor: - Inwoners van -9 maanden tot 110 jaar in verschillende rollen zoals adviesvrager, melder, subject van de melding en/of onderzoek, zorgmijder, netwerkpartner, buurtbewoner, pleger, slachtoffer, overlastgever, inwoner die de grip over het eigen leven is verloren e.d. - Professionals werkzaam in onder meer de jeugd- en sociale teams, huisartsen, jeugdartsen, (kinder-)artsen werkzaam op de spoedeisende zorg van ziekenhuizen, woningcorporaties en de justitiële ketenpartners zoals de Raad voor de Kinderbescherming, politie, Openbaar Ministerie, Gecertificeerde Instelling, Reclassering en Veiligheidshuis. 2.2 Begripsbepaling smalle en brede variant Veilig Thuis Veilig Thuis in de smalle variant richt zich op kindermishandeling- en verwaarlozing, huiselijk geweld, ouderenmishandeling, loverboy-problematiek, vrouwelijke genitale verminking, seksueel geweld, eer gerelateerd geweld, kind-oudermishandeling, huwelijksdwang en achterlating en (ex-)partnergeweld. Veilig Thuis in de brede variant inclusief het Meldpunt Zorg en Overlast is mede gericht op de moeilijk bereikbare doelgroep van sociaal kwetsbare mensen 2 met ernstige problemen op meerdere levensgebieden, zoals verslavings- en/of psychische problemen die zichtbaar of onzichtbaar problemen kunnen veroorzaken, zoals huisvestingsproblemen, zelfverwaarlozing, sociaal isolement of overlast. De aanpak van deze doelgroep valt onder de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGz). Bij de beantwoording van de vraagstelling zal de vraag aan de orde komen wat te doen met taken die buiten de smalle variant van Veilig Thuis vallen indien de keuze op basis van inhoudelijke afwegingen voor de smalle variant van Veilig Thuis wordt gemaakt. In onderstaand schema is een onderscheid gemaakt tussen de volgende varianten van Veilig Thuis: - Smal (is inclusief smal+) - Breed In dit advies wordt alleen gesproken over de smalle of brede variant van Veilig Thuis, waarbij met de smalle variant gedoeld wordt op smal inclusief smal+. Een smal Veilig Thuis wil dus zeggen de wettelijke taken van Veilig Thuis inclusief de monitor- en expertisefunctie en vanaf 2018 het leveren van een bijdrage aan de Multidisciplinaire Aanpak Kwetsbaren: personen die niet (op een gezonde basis) in staat zijn om zich zelfstandig te handhaven binnen de samenleving, Bron: Zienderogen, Methodiek Maatschappelijke Zorg OGGZ (2010). 3 Met de MDA++ bedoelen we een intersectorale, multidisciplinaire, systeemgerichte, gecoördineerde en integrale aanpak vanuit een team. Uit: Op weg. Verkenning naar een landelijk dekkende infrastructuur aanpak kindermishandeling, huiselijk en seksueel geweld. Movisie en NJi (november 2015). 6

85 Schema 1. Taken Veilig Thuis smal, smal+ en brede variant Smal Smal+ Breed Wettelijke taken Veilig Thuis - Fungeren als meldpunt - Triage - Onderzoek - Casusregie - Adviseren en ondersteunen Expertisefunctie Monitorfunctie Bijdrage aan MDA++ (2018) Meldpunt Zorg & Overlast Adviseren en ondersteunen - Wet Tijdelijk Huisverbod risicotaxaties- en inventarisatie, triage binnen kantoortijden, monitoring en casusregie complexe zaken casusregie - Intake crisis vrouwenopvang - Aanpak ouderenmishandeling (expertisefunctie) - Procesregie Veiligheidshuis tafel Huiselijk Geweld - Procescoördinatie Team Toeleiding & Bemoeizorg - Nazorg exgedetineerden - Proces coördinatie lokale zorgnetwerken/stedelijk netwerk - Procesconsultatie - Trajecten extreme woonvervuiling - Kerngroep overlast - Preventieve contracten - Preadvies bij voorrang - Curatieve contracten 7

86 Hoofdstuk 3 Aanpak Bij de beantwoording van de vraagstelling zijn de volgende acties uitgevoerd: Raadplegen van documenten: documenten regio ZHZ m.b.t. Jeugd, Wmo, maatschappelijke zorg en Veilig Thuis, landelijke documenten Veilig Thuis, en Inspectie, transformatieplan Veilig Thuis ZHZ (zie voor de bronnenlijst bijlage 3) Interviews met het management van Veilig Thuis en het Meldpunt Z&O; directeur en manager Dienst G&J, bestuurder Jeugdbescherming west Uiteindelijk is ervoor gekozen om geen toets uit te voeren onder een vertegenwoordiging van de huidige doelgroep van Veilig Thuis ZHZ. De belangrijkste reden hiervoor is dat de kans groot is dat de onderhavige vraagstelling ertoe leidt dat dit wordt opgevat als een tevredenheidsonderzoek. Er is voor gekozen om de geinterviewden nadrukkelijk te laten kijken door de ogen van inwoners, de verschillende groepen externe professionals en de eigen interne professionals naar de verschillende inhoudelijke voor- en nadelen van een smalle en brede variant van Veilig Thuis. Raadplegen externe experts van het landelijk programma Veilig Thuis Werksessie ambtelijke werkgroep Jeugd/Wmo Feedbackbijeenkomst ambtelijke werkgroep 8

87 Hoofdstuk 4 Bevindingen, analyse en bespreking 4.1 Start Veilig Thuis begin 2015 en indrukken actueel beeld Bij de start van de projectorganisatie Veilig Thuis begin 2015 werd Veilig Thuis ZHZ meteen geconfronteerd met een fikse korting in combinatie met de opdracht om te transformeren. Ook werd duidelijk dat als gevolg van de afspiegeling van personeel bij Jeugdbescherming west een groot deel van de ervaren AMK-medewerkers niet meegingen in de projectorganisatie Veilig Thuis ZHZ. Deze feiten maakten dat Veilig Thuis geen vliegende start kon maken. De werklast en werkdruk van de professionals is hoog. De betrokkenheid van de verschillende disciplines is onverminderd. Vanaf 1 april 16 zijn de professionals binnen Veilig Thuis óf werkzaam voor het AMHK (wettelijke taken) óf voor het Meldpunt Zorg & Overlast. De professionals worden in beslag genomen door de dagelijks praktijk die dominant is. Er is nauwelijks tot geen ruimte voor reflectie. Daarnaast hebben de medewerkers duidelijk behoefte aan een besluit over de richting en positionering van Veilig Thuis voor de komende jaren zodat er een einde komt aan een periode van onzekerheid. Het vraagstuk van een smalle of brede variant van Veilig Thuis én de positioneringsvraag, is urgent in combinatie met de opgaven waarvoor Veilig Thuis ZHZ staat. 4.2 Bevindingen relevante items met argumenten voor- en nadelen van een brede variant van Veilig Thuis De geinterviewde partijen hebben zowel de voor- als nadelen van een smalle als brede variant benoemd vanuit drie perspectieven: - Perspectief van inwoners; - Perspectief van huidige werkzame professionals bij de projectorganisatie Veilig Thuis; - Perspectief van externe professionals, grofweg ingedeeld in: o Jeugd- en sociale teams; o Huisartsen, jeugdartsen, (kinder-)artsen werkzaam bij ziekenhuizen; o Samenwerkingspartners justitiële keten (denk aan politie, Openbaar Ministerie, Raad voor de Kinderbescherming, Gecertificeerde Instellingen, Veiligheidshuis) In onderstaand schema zijn de belangrijkste bevindingen van de genoemde items weergegeven voorzien van argumenten met voor- en nadelen van de brede variant van Veilig Thuis. Daarbij zijn de belangrijkste doorslaggevende items voor de inhoudelijke afweging vet gearceerd. Vervolgens vindt een confrontatie plaats tussen deze items en de opgaven waarvoor Veilig Thuis zich de komende jaren gesteld ziet. 9

88 Schema 2. Items en argumenten met voor- en nadelen van de brede variant vanuit perspectief inwoners, professionals Veilig Thuis en samenwerkingspartners Veilig Thuis Item Voordeel Nadeel Gemeenschappelijke kijk op doelgroep AMHK en Z&O = 30% Herkenbaarheid en eigenheid werksoorten (één telefoonnummer of twee afzonderlijke nummers) Wettelijke kaders verschillend (zie bijlage 1 advies Mr. Lydia Janssen) - Brede blik en systeemgerichte aanpak hulpvraag die samenhangt met kindermishandeling en huiselijk geweld - Snel informatie i.c. taxatie of er ook kinderen betrokken zijn bij meldingen Zorg & Overlast - Eén telefoonnummer; je hoeft als adviesvrager of melder geen selectie te maken - Synergie werksoorten geldt voor 70% van de doelgroep niet of in mindere mate - Onduidelijk voor inwoners en professionals wat er achter één loket gebeurt - Werksoort Meldpunt Zorg & Overlast wordt ondergesneeuwd door opgaven AMHK - Belemmert integratie cultuur AMK en SHG (nodig voor AMHKontwikkeling) - Onderscheid beide werksoorten is niet voor iedereen duidelijk - Eén telefoonnummer voor beide werksoorten vereist al direct een uiterst zorgvuldige selectie door de telefonisten van de frontoffice - Risico: minder expliciet voor melders en informanten dat Veilig Thuis (AMHK) eigen wettelijke bevoegdheden heeft t.a.v. gedwongen informatiepositie Soorten regie - Veilig Thuis voert casusregie in complexe zaken en Meldpunt Zorg & Overlast voert procesregie (wijst casusregie toe aan partijen bij complexe zaken) Specialistische expertise - Gemeenschappelijk als werksoorten komen tot normontwikkeling Eenvoudig om bij elkaar in het systeem te kijken Op- en afschalen - Medewerkers Zorg & Overlast zijn al gewend aan korte lijnen met lokale netwerken uit recente verleden. Hiervan kan werksoort AMK profiteren. - Vervagen of verschraling van specialismen op bijzondere onderwerpen - Dit is zowel bij de smalle als brede variant mogelijk met achtneming van juridische beperkingen en gedragsregels (daarbij is het onderscheid smal of breed niet bepalend) - Twijfel of het genoemde voordeel op dit moment nog onderscheidend is 10

89 4.3 Opgaven Veilig Thuis De gesprekspartners is ook gevraagd naar de belangrijkste opgaven in de komende drie jaren voor een smal en een breed Veilig Thuis. In bijgaand schema zijn deze opgaven gerubriceerd. Schema 3. Opgaven komende drie jaar smalle en brede variant Veilig Thuis Smal 1. Eén geïntegreerd werkproces AMK en SHG 2. Kwaliteitsimpuls is noodzaak; o.m. monitorfunctie meldingen (risico niet voldoen aan stap 2 Inspectieonderzoek) 3. Afspraken op- en afschalen 17 lokale jeugd- en sociale teams effectueren (oranje zaken risico) Breed 8. Melding en aansluiting aanpak personen met verward gedrag is actueel 9. Kruisbestuiving op casuïstiek en procesconsultatie 4. Wachtlijstvrij werken 5. Ontwikkeling expertisefunctie (vergt onderhoud) 6. Harmonisatie Veilig Thuis organisaties landelijk (inclusief CIT) 7. 24/7 bereikbaarheid, beschikbaarheid en Crisis Interventie Team voor Analyse en bespreking 1. Gemeenschappelijke kijk op doelgroep AMHK en Meldpunt Zorg & Overlast In de afgelopen periode is binnen Veilig Thuis steeds meer een gemeenschappelijke kijk ontwikkeld op de overlap in doelgroep van zowel het AMHK als het Meldpunt Zorg & Overlast. Dit wordt als winst ervaren. Deze winst geldt voor circa 30% overlap in doelgroepen van inwoners voor beide werksoorten, waar dus samenloop is in problematiek van kindermishandeling, huiselijk geweld en zorg en overlast. Met name de aanwezigheid van kinderen in gezinnen waarbij geweld in brede zin gedefinieerd in enigerlei vorm een rol speelt wordt als winstpunt genoemd omdat er snel informatie kan worden uitgewisseld en een taxatie kan worden opgesteld bij meldingen van Zorg & Overlast. Aan de hand van de ervaringspraktijk zijn een drietal casussen 11

90 beschreven door Veilig Thuis die dit illustreren. Deze casussen zijn bijgevoegd in bijlage 2. Overigens betekent dit dat de inhoudelijke synergie niet of minder opgaat voor 70% van zowel de doelgroep van het AMHK als het Meldpunt Zorg & Overlast. 2. Herkenbaarheid en eigenheid werksoorten Bij dit item wordt als voordeel genoemd dat de beller, inwoner of professional, als adviesvrager of melder zelf vooraf geen selectie hoeft te maken voor één van de werksoorten. Daarbij is de veronderstelling dat er sprake zal zijn van één en hetzelfde telefoonnummer in de brede variant voor Veilig Thuis waarbij beide werksoorten binnen een werkeenheid telefonisch bereikbaar zijn. Er zijn echter ook enkele forse nadelen die genoemd zijn. Deze nadelen raken aan de onduidelijkheid voor zowel inwoners als professionals met wie zij van doen hebben achter dit ene telefoonnummer, de onafhankelijkheid van Veilig Thuis in de smalle variant met het afbreukrisico van de meldingsbereidheid van zowel inwoners als professionele melders en intern bij de professionals van Veilig Thuis ligt rolvervaging op de loer. Herkenbaarheid, onafhankelijkheid en reputatie zijn elementaire punten voor een kwalitatief hoogwaardig AMHK. Bovendien vraagt dit veel van de expertise en ervaring van de frontofficemedewerkers van Veilig Thuis die de telefoon aannemen. Zij moeten al direct een selectie maken in welke werksoort en kader er wordt gebeld om vast te stellen welke taak zij uitvoeren en vanuit die taak handelen. Een ander punt betreft het meeliften van Veilig Thuis ZHZ met de landelijke campagnes die met regelmaat worden gevoerd via spotjes op televisie en radio. In deze campagnes draait het uitsluitend om kindermishandeling en huiselijk geweld. Zie voor dit punt ook onder punt Wettelijke kaders verschillend en meldrecht professionals In de notitie Veilig Thuis breed of smal, juridische aspecten van Mr. Lydia Janssens wordt ingegaan op ( ) de juridische mogelijkheden en grenzen ten behoeve van de besluitvorming. ( ). De notitie spitst zich toe op die taken van Veilig Thuis en van de OGGz waarin persoonsgegevens van burgers worden verwerkt omdat zich daar de juridische vragen en mogelijke knelpunten voordoen. Voor de integrale tekst van dit advies wordt verwezen naar bijlage 1. In de kern geldt voor Veilig Thuis (AMHK) een unieke bevoegdheid die te maken heeft met de omgang met persoonsgegevens. Daarbij is Veilig Thuis niet afhankelijk van de toestemming van betrokkenen bij het vastleggen van een melding, het doen van onderzoek door het opvragen en ontvangen van informatie van informanten, het verstrekken van informatie, het in gang zetten van hulptrajecten of het informeren van de Raad voor de Kinderbescherming of de politie. Deze gedwongen informatiepositie is weloverwogen door de wetgever in het leven geroepen vanwege de noodzaak om kindermishandeling en huiselijk geweld zo effectief mogelijk te kunnen onderzoeken en passende vervolgstappen kunnen worden gezet. In verband met de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling geldt een wettelijk meldrecht voor alle professionals met een beroepsgeheim of een andere zwijgplicht. Zij kunnen, ook zonder toestemming van de betrokkenen, een melding doen bij Veilig Thuis van 12

91 een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling en ditzelfde meldrecht geeft ze recht om als informant op te treden (desgevraagd Veilig Thuis te informeren) zo nodig zonder toestemming van de betrokkenen. Deze unieke bevoegdheid van Veilig Thuis kent een belangrijke beperking: voor zover noodzakelijk voor het onderzoek en de aanpak van het huiselijk geweld of de kindermishandeling. Voor de OGGz taken biedt de wet geen specifiek wettelijk kader: er is geen gedwongen informatiepositie voor een Meldpunt Zorg & Overlast. Ook is er geen wettelijke meldrecht voor professionals om signalen bij een Meldpunt Z&O neer te leggen of om overleg te voeren. In het geval de keuze wordt gemaakt voor een brede variant van Veilig Thuis dient rekening gehouden te worden met deze juridische verschillen en het meldrecht. In het geval bij de brede variant gebruik wordt gemaakt van één datasysteem zal dit systeem zo moeten worden ingericht dat de gegevens die Veilig Thuis voor de wettelijke taken vastlegt, worden afgeschermd van de gegevens die worden vastgelegd voor OGGz-taken. Het lijkt aldus Mr. Lydia Janssen verdedigbaar dat het bestand zo wordt ingericht dat als een melding binnenkomt, ongeacht voor welke werksoort, kan worden ingezien of de burger ook bij de andere werksoort bekend is. Dit kan echter niet leiden tot automatisch samenvoegen van informatie. De informatie die bij de andere werksoort bekend is, kan worden gebruikt op voorwaarde van toestemming van degene die de informatie heeft gegeven en openheid t.o.v. de betrokkenen, dit laatste met inachtneming van de regels die gelden over het al dan niet afschermen van de identiteit van de informant of de melder t.o.v. betrokkenen die bij het Veilig Thuis regime gelden. Voor Veilig Thuis geldt als belangrijke voorwaarde voor het verstrekken en inwinnen van informatie dat deze informatie dient te zijn gericht op het onderzoek naar en/of de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Tot slot wordt in het advies gewezen op de zorgvuldige omgang met melders en informanten die cruciaal is voor de bereidheid van hen om in de toekomst meldingen bij de OGGz en bij Veilig Thuis te blijven doen. 4. Soorten regie Het onderwerp van regievoering is zijdelings aan de orde geweest tijdens de interviews. Dit in tegenstelling tot de werksessie met de ambtenaren jeugd en Wmo. Een expliciete wettelijke taak van Veilig Thuis is het voeren van casusregie in hoog complexe zaken die een hoog risico kennen voor directbetrokkenen en/of medewerkers uit de lokale teams. In het huidige takenpakket van het Meldpunt Zorg & Overlast zitten enkele taken die wel te maken hebben met huiselijk geweld maar gericht zijn op het voeren van procesregie en niet gericht zijn op casusregie. Het is relevant om het onderscheid te blijven maken tussen casusregie en procesregie. Zeker in zaken waarbij de samenwerking stagneert (en daarmee de casus escaleert) tussen bijvoorbeeld partners in het domein van Zorg en het domein; van Straf, moeten knopen worden doorgehakt door een procesregisseur zoals bijvoorbeeld bekend binnen het Veiligheidshuis. In de werksessie met de ambtenaren jeugd en Wmo is verder verkend welke van oorspronkelijk taken van het Meldpunt Zorg & 13

92 Overlast logischerwijs vanuit de inhoud bezien, een plek zouden moeten krijgen in de smalle variant in het geval daarvoor wordt gekozen (zie voor dit punt verder hoofdstuk 5). 5. Specialistische expertise Het onderwerp van specialistische expertise is genoemd in relatie tot het ontwikkelen van een gemeenschappelijke norm op de kwetsbare doelgroepen van beide meldpunten. Bezien vanuit het perspectief van zowel professionele als niet professionele adviesvragers en melders moeten zij erop kunnen rekenen dat de expertise over kindermishandeling en huiselijk geweld (inclusief de verschillende vormen hiervan) hoogwaardig moet zijn, state of the art. Het blijven ontwikkelen van hoogwaardige expertise blijft een cruciaal punt omdat de inzichten aan verandering onderhevig zijn. Binnen een brede variant van Veilig Thuis ligt verschraling of vervaging van expertise eerder op de loer. Overigens geldt het argument van expertiseontwikkeling net zo goed voor het Meldpunt Zorg & Overlast. 6. Eenvoudig bij elkaar in systeem kijken In het juridisch advies van Mr. Lydia Janssen is uiteengezet dat een Veilig Thuis in de brede variant het systeem zo moet worden ingericht dat de gegevens die Veilig Thuis voor de wettelijke taken vastgelegd, worden afgeschermd van de gegevens die worden vastgelegd voor OGGz taken. Het lijkt verdedigbaar volgens Janssen dat het bestand zo wordt ingericht dat als een melding binnenkomt, ongeacht voor welke werksoort, kan worden ingezien of de burger ook bij de andere werksoort bekend is. Dit kan echter niet leiden tot automatisch samenvoegen van informatie. In het kort komt het erop neer dat het werken in een databasesysteem onder strikte voorwaarden mogelijk is bij zowel de smalle als brede variant, met in achtneming van juridische beperkingen en gedragsregels. Zie hiervoor ook punt Op- en afschalen Veilig Thuis heeft recent samenwerkingsafspraken gemaakt over de samenwerking met de lokale jeugdteams in zaken waarbij huiselijk geweld en kindermishandeling aan de orde is. In het getransformeerde stelsel is de verbinding tussen Veilig Thuis en de lokale jeugd- en sociale teams cruciaal waarbij het klip en klaar moet zijn wie casusregie voert en wat daarbij wederzijdse verwachtingen zijn. In de afgelopen ruim anderhalf jaar heeft ook de voormalige AMK-tak gebruik kunnen maken van de korte lijnen die er lokaal van oudsher al waren met gemeenten vanuit het SHG en Meldpunt Zorg & Overlast. Inmiddels weten alle professionals van Veilig Thuis de lokale jeugd- en gebiedsteams goed te vinden en zijn er contactpersonen aangewezen voor de 17 gemeenten. 14

93 4.5 Analyse (over-)weging argumenten voor- en nadelen breed Veilig Thuis in relatie tot de opgaven voor de komende drie jaar In deze paragraaf vindt de (over-)weging plaats van de argumenten die genoemd zijn voor een smalle en brede variant van Veilig Thuis afgezet tegen de opgaven van Veilig Thuis. - Er is een hoge urgentie en noodzaak om de wettelijke taken van een smal Veilig Thuis (AMHK) op orde te krijgen en te houden. Om dit voor elkaar te krijgen vergt dit forse inspanningen en een doorlooptijd van meerdere jaren. Landelijk wordt gewerkt aan het uniformeren van één gemeenschappelijk kwaliteitskader Veilig Thuis met richtlijnen en veldnormen. De onafhankelijke rol van Veilig Thuis met hoogwaardige expertise staat daarbij buiten kijf. Om deze positie en rol daadwerkelijk te kunnen waarmaken zal eerst aan enkele randvoorwaarden voldaan moeten worden. Deze randvoorwaarden zijn bij de start van Veilig Thuis als projectorganisatie onvoldoende op de voorgrond gezet. Denk aan structurele uitbreiding van middelen om wachtlijstvrij te kunnen werken en een heldere aansturing om de wettelijke taken uit te kunnen voeren. Overigens is het ook relevant om de ondersteuning van het primair proces qua formatie hierbij ook onder de loep te nemen. - Beide werksoorten AMHK en Meldpunt Zorg & Overlast (inclusief OGGz taken) zijn in ontwikkeling. - De positieve verworvenheden van de opgedane praktijk van beide werksoorten in de afgelopen 1,5 jaar dient voor de 30% overlap van beide doelgroep gecontinueerd te worden met een aantal randvoorwaarden. - Er is een vrij fors verschil in juridisch kader Veilig Thuis (AMHK) en het (nagenoeg ontbreken van) juridisch kader voor de OGGz-taken. Zowel in het geval van de keuze voor een Veilig Thuis smal en breed is het van belang om deze taken goed uit elkaar te houden. - Beide werksoorten dienen bij gebruik van één gezamenlijke database (ongeacht de keuze voor een smalle of brede variant) een aantal randvoorwaarden en gedragsregels in acht te nemen (zie hiervoor het advies van Mr. Lydia Janssen). - Het besef dat het niet uitmaakt of de beide werksoorten in één gezamenlijke werkeenheid functioneren of dat de werksoorten afzonderlijk zijn georganiseerd elk in een aparte werkeenheid; voor de verplichtingen gelden in beide gevallen verschillende juridische kaders en gedragsregels. - De taken die het Meldpunt Z & O uitvoert op regionaal niveau zijn niet eenduidig afgesproken tussen de 17 gemeenten. Gemeenten hebben hier hun eigen opvattingen en ideeën over. Het gesprek hierover tussen de 17 gemeenten dient nog gevoerd te worden. 15

94 Hoofdstuk 5 Conclusies en aanbevelingen 5.1 Overwegingen bij afweging argumenten voor smal of breed Veilig Thuis In dit hoofdstuk wordt op basis van de bevindingen en analyse een conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan als beantwoording van de vraagstelling voor een smalle of brede variant van Veilig Thuis. Na zorgvuldige weging vanuit de argumenten die aangedragen zijn vanuit het perspectief van zowel inwoners als professionals, slaat de balans overtuigend door naar het opteren voor een Veilig Thuis in de smalle variant. Deze nadrukkelijke voorkeur heeft vooral te maken met de forse opgaven die Veilig Thuis de komende jaren moet uitvoeren op een hoog specialistisch terrein van complexe problematiek. De overweging is daarbij dat cruciale elementen als het afbreukrisico op meldingsbereidheid bij inwoners en professionals, kans op rolvermenging tussen beide werksoorten (of wel bewaken onafhankelijke rol en beoordeling) en de ontwikkeling van hoogwaardige expertise in combinatie met de komende opgaven, doorslaggevend zijn geweest om te adviseren de bestuursopdracht aan Veilig Thuis te geven in de smalle variant. Niettemin heeft de combinatie van zowel de wettelijke taken van Veilig Thuis met de taken van het Meldpunt Zorg & Overlast enkele winstpunten opgeleverd voor circa 30% van de overlappende doelgroep in de afgelopen ruim anderhalf jaar doordat medewerkers van beide werksoorten dichtbij elkaar aan het werk waren. Deze winstpunten zijn echter ook te realiseren via het voldoen aan enkele randvoorwaarden bij het vormgeven van de smalle variant van Veilig Thuis. Naast conclusies en aanbevelingen worden deze randvoorwaarden in dit hoofdstuk expliciet benoemd. Tot slot wordt met inhoudelijke argumenten geadviseerd welke taken thuishoren in de bestuursopdracht aan Veilig Thuis in de smalle variant voor de komende drie jaar en wordt in samenvattende zin de vraagstelling beantwoord. 1. Leg per direct een stevig fundament onder de wettelijke taken van Veilig Thuis (AMHK) in de vorm van een kwalitatief geïntegreerd werkproces. Dit is prioriteit nummer één gelet op de opgaven van het AMHK. 2. Maak voor beide werksoorten een afzonderlijke werkeenheid met elk een eigen aansturing; daarmee kan alle energie en focus gericht zijn op de uitvoering van de wettelijke taken of kerntaken van Veilig Thuis. De integratie van de voormalige AMK- en SHG-cultuur tot één nieuwe Veilig Thuis cultuur is daarbij al een hele opgave. In de afgelopen periode heeft de ontwikkeling van de werksoorten elkaar in de weg gezeten. 3. Behoud de twee afzonderlijke telefoonnummers. Dit biedt optimale duidelijkheid naar bellers in relatie tot verwachtingen advies, ondersteuning en melding Veilig Thuis in smalle variant. Denk ook aan de landelijke campagne Veilig Thuis die alleen betrekking heeft op de wettelijke taken van Veilig Thuis en zich richt op inwoners als melders. 4. Borg tegelijkertijd de voordelen van het onder één dak functioneren van beide werksoorten (zie de paragraaf voor de randvoorwaarden) 5. Continueer voorlopig de samenwerkingsafspraken over de CIT-taken (in elk geval tot 18 jaar) met Jeugdbescherming west en vanaf 18 jaar met Vivenz. Vanuit de inhoud bezien zijn er valide argumenten om ook de volgende stappen te zetten om de smalle variant van Veilig Thuis te combineren met het CIT in één werkorganisatie. Het gaat immers om overeenkomstige 16

95 taakspecialisatie in het snel kunnen beoordelen/triageren van (hoog-) complexe en urgente problematiek van overwegend (of gerelateerd aan) kindermishandeling en huiselijk geweld naar aard, ernst en urgentie van problematiek en bij kernbeslissingen in multidisciplinair verband. Borg samenwerking met CIT voor volwassenen via Vivenz. Over dit onderwerp wordt eind 2016 afzonderlijk advies uitgebracht in opdracht van Jeugdbescherming west. 6. Voer in regionaal verband een fundamenteel gesprek over de vraag welke taken in het kader van Maatschappelijke Zorg (inclusief huidige taken Meldpunt Zorg & Overlast) regionaal, sub-regionaal en lokaal worden opgepakt. Wat doen we regionaal en waar is lokale keuzevrijheid? Dit in het licht van de (toekomstige) opgaven waar gemeenten voor staan. Op dit moment zijn hierover geen eenduidige opvattingen terwijl die voor het smalle Veilig Thuis (AMHK) wettelijk wel zijn voorgeschreven. 5.2 Samenvattend advies 1. Beperk de bestuursopdracht aan Veilig Thuis voor de komende drie jaar tot de smalle variant. De smalle variant houdt in de wettelijke taken plus de expertisefunctie en monitorfunctie en voeg de volgende taken op inhoudelijke gronden toe aan Veilig Thuis in de smalle variant: Taken Wet Tijdelijk Huisverbod: a. Risico-inventarisatie; b. Triage binnen kantoortijden; c. Monitoring casussen; d. Casusregie bij complexe zaken. Deze taken ten behoeve van de uitvoering van de Wet Tijdelijk Huisverbod zijn inhoudelijk nauw verwant aan de taken van Veilig Thuis in de smalle variant. Om die reden is het advies de taken a t/m d toe te voegen aan de smalle variant. 2. Continueer de huidige samenwerking CIT (0-18), Vivenz (0-100) en Veilig Thuis. 3. Onderscheid de beide werksoorten in aparte werkeenheden onder eigen aansturing met behoud van de inhoudelijke synergie in de vorm van het voldoen aan enkele randvoorwaarden (zie 5.3). 4. In lijn met de keuze voor een smal Veilig Thuis is het advies om op regionaal niveau het gesprek aan te gaan betreffende het uniformeren van afspraken regionaal, sub regionaal en lokaal voor maatschappelijke zorg inclusief de taken van het Meldpunt Zorg & Overlast/OGGz. 5. De volgende taken maken deel uit van de regionale ontwikkelagenda: - Procesregie Veiligheidshuis tafel Huiselijk Geweld - Procescoördinatie Team Toeleiding & Bemoeizorg - Nazorg ex-gedetineerden - Proces coördinatie lokale zorgnetwerken/stedelijk netwerk - Procesconsultatie - Trajecten extreme woonvervuiling - Kerngroep overlast - Preventieve contracten - Preadvies bij voorrang 17

96 - Curatieve contracten 6. De taak van voorlichting door Veilig Thuis aan derden anders dan de wettelijke taken vindt plaats op basis van opdrachten op verzoek van bv regionale huisartsenvereniging, onderwijs e.d. Dit loopt op basis van een specifieke opdracht en betaling. 5.3 Randvoorwaarden voor het continueren van de inhoudelijke synergie voor overlap 30% doelgroep bij een smalle variant van Veilig Thuis - Beide werksoorten behouden hun eigen telefoonnummer vanwege de herkenbaarheid en onafhankelijkheid van Veilig Thuis. Daarbij is het praktisch aan te bevelen om gezamenlijke huisvesting te realiseren (letterlijk dicht bij elkaar) waardoor de lijnen kort zijn en snel geschakeld kan worden om zaken te kunnen koppelen (onder voorwaarden en gedragsregels) en op de juiste manier te reageren met een afgestemd plan en het werken aan normontwikkeling. - De beide werksoorten komen beter tot hun recht onder afzonderlijke aansturing in lijn met het organiseren in afzonderlijke werksoorten. Dit geldt voor de wettelijke taken van Veilig Thuis in de smalle variant in het bijzonder voor de eerder genoemde cruciale onderwerpen als onafhankelijkheid, meldingsbereidheid en beschikbaarheid van hoogwaardige expertise. Daarbij komt volgend jaar al de monitorfunctie en vanaf 2018 de bijdrage van Veilig Thuis aan de MDA++ aanpak voor de hoog complexe casussen. - Werken in één registratiesysteem (met verschillende modules) met in achtneming van juridische voorschriften en gedragsregels (conform advies Mr. Lydia Janssen). Dit betekent afschermen van informatie en recht doen aan de informatiepositie van Veilig Thuis naar inwoners en professionals die advies vragen en meldingen doen. - En een laatste punt maar niet het minste punt. Het is uitermate noodzakelijk dat Veilig Thuis beschikt over voldoende formatie om de wettelijke taken te kunnen uitvoeren inclusief de monitor- en expertisefunctie. De opgaven voor de komende jaren zijn niet eenvoudig en vergen veel van de professionals. Dit betekent concreet dat er structureel meer financiële middelen noodzakelijk zijn om wachtlijstvrij te kunnen werken en hoogwaardige kwaliteit te kunnen leveren. - Realiseer een passende taakbekostiging voor de smalle variant van Veilig Thuis waarbij bekostiging plaatsvindt op basis van functies (advies, consult, melding, onderzoek, monitorfunctie) maal te verwachten aantallen op basis van (inschatting van) ervaringscijfers Bezie hierbij ook de formatie voor ondersteuningstaken aan het primair proces. Daarbij is het ook zinvol om te bezien hoe andere Veilig Thuis organisaties bekostigd worden en hoe Veilig Thuis ZHZ uitvalt in de range van bekostiging van de andere Veilig Thuis organisaties in het land via benchmarkgegevens. 5.4 Samenvatting: beantwoording van de vraagstelling 1. De voor- en nadelen van een smal of breed Veilig Thuis zijn in beeld gebracht vanuit verschillende perspectieven op verschillende items. Daarbij wegen de nadelen/risico s van een brede variant voor zowel inwoners als professionals zwaarder in het voordeel van de smalle variant op enkele cruciale items in combinatie met de opgave voor het AMHK. 2. De juridische belemmeringen van een breed VT zijn evident maar te tackelen onder voorwaarden. De voordelen van een breed Veilig Thuis in de vorm van 18

97 het onderbrengen in een gezamenlijke werkeenheid wegen naar verwachting de komende 3 jaar niet op tegen de opgaven waarvoor een smal Veilig Thuis de komende jaren staat (deze opgaven zijn meer uitgesproken benoemd door de geïnterviewden voor smal Veilig Thuis dan voor breed Veilig Thuis). 19

98 Bijlage 1 Veilig Thuis breed of smal, juridische aspecten. Tekst mr. Lydia Janssen Notitie Veilig Thuis breed of smal, juridische aspecten 1. Inleiding De gemeenten in de regio Zuid-Holland Zuid staan voor de keus of ze Veilig Thuis smal of breed zullen inrichten. Smal wil zeggen een Veilig Thuis met de wettelijke taken en eventueel taken in de sfeer van het Tijdelijk Huisverbod. Breed wil zeggen een Veilig Thuis waarin ook andere taken met name op het terrein van de OGGz zijn ondergebracht zoals het Meldpunt Zorg & Overlast en het voeren van procesregie voor de doelgroep van Veilig Thuis/Meldpunt Zorg & Overlast, waaronder wordt verstaan procesregie Wet Tijdelijk Huisverbod, intake crisisopvang, lokale zorgnetwerken en de coördinatie Team Toeleiding & Bemoeizorg en fungeren als expertisecentrum door het opbouwen en onderhouden van specialistische kennis en deze beschikbaar stellen. In deze notitie worden de juridische mogelijkheden en grenzen beschreven ten behoeve van de besluitvorming. De notitie spitst zich toe op die taken van Veilig Thuis en van de OGGz waarin persoonsgegevens van burgers worden verwerkt omdat zich daar de juridische vragen en mogelijke knelpunten voordoen. De verschillende taken in de OGGz worden kortheidshalve aangeduid met de term OGGz taken. 2. Wettelijk kader Veilig Thuis In hoofdstuk 4 en 5 geeft de Wmo specifiek regels voor Veilig Thuis. De wettelijke taken van Veilig Thuis worden opgesomd 4 : advies, in ontvangst nemen van meldingen, onderzoeken van deze meldingen, stappen in gang zetten naar aanleiding van het onderzoek zoals: toe leiden naar hulpverlening, informeren van de politie en de Raad voor de Kinderbescherming en een terugkoppeling geven aan de melder. Behalve de taken beschrijft de Wmo ook de bevoegdheden van Veilig Thuis 5. Deze bevoegdheden zitten in de sfeer van de omgang met persoonsgegevens. Kern is dat voor wat betreft zijn informatiepositie Veilig Thuis niet afhankelijk is van de toestemming van betrokkenen bij het vastleggen van een melding, het doen van onderzoek door het opvragen en ontvangen van informatie van informanten, het verstrekken van informatie, het in gang zetten van hultrajecten of het informeren van de Raad of de politie. Ook al zetten de medewerkers van Veilig Thuis methodisch gezien zoveel mogelijk in op medewerking van de 4 Zie art Wmo 5 Zie art lid 1 en lid 2 Wmo 20

99 betrokkenen, uiteindelijk is Veilig Thuis daarvan, voor zover het de informatiepositie betreft, niet afhankelijk. Anders gezegd: Ook als betrokkenen dit niet wensen, kan een melding over hen worden vastgelegd, kunnen informanten zoals de huisarts of de hulpverlening benaderd worden met een verzoek om informatie en kan er bijvoorbeeld contact gelegd worden met de politie. Deze gedwongen informatiepositie is weloverwogen door de wetgever in het leven geroepen vanwege de noodzaak om kindermishandeling en huiselijk geweld zo effectief mogelijk te kunnen onderzoeken zodat passende vervolgstappen kunnen worden gezet. In verband met de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling geldt een wettelijk meldrecht 6 voor alle professionals met een beroepsgeheim of een andere zwijgplicht. Zij kunnen, ook zonder toestemming van de betrokkenen, een melding doen bij Veilig Thuis van een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling en ditzelfde meldrecht geeft ze het recht om als informant op te treden zo nodig zonder toestemming van de betrokkenen. Als informant optreden wil zeggen om Veilig Thuis desgevraagd te informeren. Van Veilig Thuis en van professionals wordt gevraagd dat zij, ofschoon zij geen toestemming nodig hebben, wel volledig open zijn over de informatieverstrekking richting betrokkenen, tenzij er concrete aanwijzingen zijn dat die openheid extra veiligheidsrisico s met zich meebrengt 7. De bevoegdheden van Veilig Thuis worden door de wet gegeven met een belangrijke beperking: voor zover noodzakelijk voor het onderzoek en de aanpak van het huiselijk geweld of de kindermishandeling. Het Uitvoeringsbesluit Wmo bepaalt in dit verband ook uitdrukkelijk dat de gegevens waarover Veilig Thuis in het kader van een melding en een onderzoek beschikt dienen te worden afgeschermd van gegevens die een instelling wellicht voor andere taken vastlegt en dat deze gegevens alleen voor het doel -aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling - en daarmee verenigbare doelen mogen worden gebruikt. Deze beperking moet mede worden gezien in het licht van de gedwongen informatiepositie van Veilig Thuis. Betrokkenen hebben geen keuze, anderen hebben hen gemeld en Veilig Thuis kan in reactie daarop via het lokale team hulp in gang zetten of beslissen dat onderzoek wordt gedaan waarbij dan informatie bij professionals wordt ingewonnen. Met informatie die op een zodanige wijze is verkregen dient zorgvuldig omgegaan te worden. 3. Juridisch kader OGGz taken Voor de OGGz taken biedt de wet geen specifiek wettelijk kader: er is geen gedwongen informatiepositie voor een Meldpunt Zorg & Overlast. Ook is er geen wettelijk meldrecht voor professionals om signalen bij een Meldpunt neer te leggen of om overleg te voeren. De (vrij smalle) basis voor het verwerken van persoonsgegevens in het kader van de OGGz wordt, zeker voor zorg en hulpverleners in feite gevormd door het leerstuk van het zogeheten conflict van 6 Zie art Wmo 7 Zie ten aanzien van Veilig Thuis art Wmo en t.a.v. professionals stap 3 van het basismodel Meldcode 21

100 plichten. De ernst van de situatie waarin de burger zich mogelijkerwijs bevindt, de noodzaak om hulp te bieden in combinatie met het gegeven dat de betrokkene zelf geen hulp wenst of deze afbreekt en ook niet kan worden benaderd om toestemming te vragen voor de gegevensuitwisseling kan het noodzakelijk maken om toch gegevens uit te wisselen, ook al is er geen toestemming verleend en is de gegevensuitwisseling zelfs niet bekend bij de betrokkene. GGZ Nederland, GGD Nederland en de KNMG hebben in 2014 in een (herschreven) Handreiking Bemoeizorg deze mogelijkheid van gegevensuitwisseling nader uitgewerkt. Van belang in dit verband is vooral dat de gegevensverwerking zonder toestemming in feite een tijdelijke noodsituatie is die zo snel mogelijk dient te worden opgeheven. Anders gezegd: alleen als er echt signalen zijn dat de situatie mogelijkerwijs ernstig is in verband waarmee hulp dient te worden geboden én de burger zelf deze hulp niet zal vragen of zal accepteren, kan gegevensverstrekking zonder toestemming aan de orde zijn, als het niet mogelijk is om toestemming te vragen of te krijgen. Bovendien dient zo gauw de situatie het toe laat openheid van zaken te worden gegeven en moet men zich inspannen om toestemming te krijgen voor het vervolg. 4. Mogelijkheden en beperkingen Veilig Thuis breed Al met al is er een vrij fors verschil tussen het juridisch kader van Veilig Thuis en het (nagenoeg ontbreken van) een juridisch kader voor de OGGz taken. Ook als Veilig Thuis de OGGz taken uit zou voeren, blijft het juridisch kader voor de gegevensverwerking voor de OGGz taken dezelfde (tamelijk smalle) basis houden. Want Veilig Thuis heeft alleen voor de wettelijke taken de gedwongen informatiepositie. Voert Veilig Thuis ook andere bovenwettelijke taken uit, dan geldt het wettelijk regime van deze bovenwettelijke taken. Zou Veilig Thuis ook bovenwettelijke taken in de sfeer van de OGGz krijgen, dan is het van belang om deze taken goed uit elkaar te houden. Is er een melding huiselijk geweld of kindermishandeling gedaan, dan geldt de gedwongen informatiepositie van Veilig Thuis en dient voor de uitoefening van de taken het landelijk handelingsprotocol gevolgd te worden. Professionals zijn in dat geval gebonden aan de stappen van de meldcode en hebben een wettelijk meldrecht. Is er een melding Zorg en Overlast of worden gegevens uitgewisseld in verband met zorg of procesregie dan moet worden gewerkt op basis van maximaal investeren in toestemming en alleen in die gevallen waarin dat niet mogelijk is en de zorgen groot zijn, kan een melding worden vastgelegd en kan overleg worden gevoerd zonder toestemming van de betrokkenen. Dit alles pleit voor een backoffice van een mogelijk Veilig Thuis breed met twee aparte afdelingen: Veilig Thuis smal en OGGz. Gezamenlijke database Als een Veilig Thuis breed gebruik zou gaan maken van één datasysteem zal dit systeem zo moeten worden ingericht dat de gegevens die Veilig Thuis voor de wettelijke taken vastlegt, worden afgeschermd van de gegevens die worden vastgelegd voor OGGz taken. Het lijkt me verdedigbaar dat het bestand zo wordt ingericht dat als een melding binnenkomt, ongeacht voor welke werksoort, kan 22

101 worden gezien of de burger ook bij de andere werksoort bekend is. Dit kan echter niet leiden tot automatisch samenvoegen van informatie. Komt er een melding binnen van signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling voor Veilig Thuis en wordt dan vastgesteld dat de betrokkenen ook bekend zijn bij de OGGz, dan zou de informatie vanuit de OGGz kunnen worden gezien als informatie die een informant aan Veilig Thuis verstrekt. Veilig Thuis kan deze informatie toevoegen aan het eigen dossier, op voorwaarde dat daarover contact wordt gezocht met degene die de OGGz informatie heeft gemeld. De melder of informant moet worden geïnformeerd over het feit dat zijn informatie ook voor het Veilig Thuis dossier relevant is en hem moet worden gevraagd of hij er mee instemt dat deze informatie ook door Veilig Thuis zal worden gebruikt. Want de OGGz melder wordt door het gebruiken van zijn info door Veilig Thuis informant van Veilig Thuis. Dat kan alleen als hij daarmee instemt, Gevolg is dat de regels die voor informanten gelden van toepassing zijn. De identiteit van de professionele informant wordt aan de betrokkenen bekend gemaakt tenzij, kort gezegd, de veiligheid dit niet toelaat. Zou de OGGz melder een omstander zijn, geen professional, dan gelden dezelfde regels: er moet met hem worden overlegd en aan hem moet worden gevraagd of hij er mee instemt dat hij als informant optreedt. In geval van een informele melder geldt de regel dat zijn identiteit ten opzichte van de betrokkenen niet bekend wordt gemaakt, tenzij hij daar zelf uitdrukkelijk mee instemt. Komt er informatie binnen in verband met de OGGz taken, en blijkt dan dat de betrokkenen ook bekend zijn bij Veilig Thuis, dan kan Veilig Thuis beslissen om de informatie waarover Veilig Thuis beschikt, aan de OGGz te verstrekken, voor zover deze informatie van belang is voor de aanpak van huiselijk geweld of kindermishandeling. Voor deze verstrekking dient de melder of informant van wie Veilig Thuis de informatie heeft ontvangen, toestemming te geven en over deze verstrekking dienen de betrokkenen te worden geïnformeerd. Toestemming van de Veilig Thuis melder is nodig omdat hij op grond van een wettelijk meldrecht Veilig Thuis heeft geïnformeerd. Het is aan hem zelf te beslissen of hij, nu er geen wettelijk meldrecht richting OGGz bestaat, meent dat het op grond van een conflict van plichten voor hem ook mogelijk is de OGGz te informeren. Wellicht wil hij daarover eerst zelf zijn cliënten informeren, of meent hij in een bepaalde situatie dat de informatieverstrekking, gelet op de wettelijke regels waaraan hij gebonden is, niet mogelijk is. Samengevat als OGGz taken bij Veilig Thuis worden ondergebracht en gebruik wordt gemaakt van één datasysteem gelden de volgende regels: - Het datasysteem werkt met twee afgeschermde bestanden en met een beperkt gemeenschappelijk deel waarin uitsluitend kan worden gezien of de betrokkenen ook bij de andere werksoort bekend zijn; - Als blijkt dat de betrokkenen bij de andere werksoort bekend zijn, kan deze informatie worden gebruikt op voorwaarde van toestemming van degene die de informatie heeft gegeven en openheid t.o.v. de betrokkenen, dit laatste met inachtneming van de regels over al dan niet afschermen van de identiteit van de informant of de melder t.o.v. betrokkenen die bij het Veilig Thuis regime gelden. Voor Veilig Thuis geldt als belangrijke voorwaarde voor het 23

102 verstrekken en inwinnen van informatie dat deze informatie dient te zijn gericht op het onderzoek naar en/of de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Indien één datasysteem zou worden gebruikt moet goed worden afgesproken hoe wordt omgegaan met afgesloten dossiers. Vraag is vooral of informatie uit al enige jaren geleden afgesloten dossiers dient te worden ingezet bij nieuwe meldingen in de andere werksoort. Wellicht kan een oplossing worden gevonden in de afspraak dat n geval van afgesloten dossiers uit voorgaande jaren de inhoud als regel niet wordt gebruikt ten behoeve van de andere werksoort, tenzij de inhoudelijke beoordeling van het oude dossier leidt tot het oordeel dat deze informatie van doorslaggevende betekenis kan zijn. De inrichting van een Veilig Thuis breed met een of andere vorm van gezamenlijke frontoffice, vraagt veel van de medewerkers van deze front office. Zij moeten zo snel mogelijk nadat contact is gelegd, vaststellen welke taak zij uitvoeren en vanuit die taak handelen. Tot slot. Een zorgvuldige omgang met melders en informanten is cruciaal voor de bereidheid van hen om in de toekomst meldingen bij de OGGz en bij Veilig Thuis te blijven doen. Indien de indruk gaat ontstaan dat bij het verstrekken van informatie aan Veilig Thuis cq het Meldpunt Zorg & Overlast de professional af moet wachten waar die informatie terecht komt en met wie die wordt gedeeld, bestaat het risico op minder bereidheid tot melden. Daarom is het, in het belang van een effectieve taakuitoefening in beide werksoorten, dat informatie uitwisselen tussen beide werksoorten altijd verloopt via overleg en toestemming van degene die de informatie aangereikt heeft. Om te bewaken dat dit geen spelletje wordt dat alleen pro forma gespeeld wordt terwijl de informatie informeel toch al bekend is bij de andere werksoort, is het van belang dat met melders en informanten contact gelegd wordt over verstrekking van informatie door het onderdeel van de backoffice waar de melder of informant zijn informatie aan heeft verstrekt. Amersfoort,13 september 2016 Mr. Lydia Janssen 24

103 25

104 Bijlage 2 Meldingen met overlap AMHK en Meldpunt Zorg & Overlast De drie voorbeelden zijn aangeleverd door Veilig Thuis ZHZ. Voorbeeld 1 Melding komt binnen bij het meldpunt Zorg & Overlast (OGGZ) door het CIT: De situatie: - Huurder van Woonkracht 10 ; - Moeder met twee minderjarige kinderen; - Problematische huurschuld en overige problematische schulden; - Betalingsafspraken worden niet nagekomen - Lopende huur wordt niet betaald; - Vonnis tot ontruimen is verkregen; - Ontruiming is diverse keren aangekondigd en uitgesteld; - Hulpverlening ziet geen mogelijkheden; - Zorgen over de opvoedsituatie van de kinderen; - Moeder is ziek, is ingesteld na chemo op medicatie - AMHK is betrokken, gezin wordt tevens besproken op de beschermtafel jeugd. De reden van opschalen; Moeder geeft geen inzicht en houdt hulpverlening buiten de deur. Vonnis ontruiming is uitgesproken. Datum ontruiming is aangezegd. Rivas ziet geen mogelijkheden cliënt te bereiken. Rivas ziet geen mogelijkheden de ontruiming te voorkomen en algehele problematiek te stabiliseren. Mevrouw wordt aangemerkt als zorgmijder. Preventieve maatregel is vanuit de jeugdbeschermingstafel opgelegd per april 2016 voor 3 maanden. Voorbeeld 2 VT (AMHK en OGGZ) voorziet ondersteuning nodig te hebben van een advocaat om de juiste hulp te regelen voor een 26 jarige vrouw uit de gemeente X. Zij is niet in staat voor zichzelf te zorgen en is niet wilsbekwaam. Deze vrouw heeft een ontwikkelingsstoornis, een verstandelijke beperking en gedragsstoornis. Zij gaat gemiddeld 3 dagen per week naar de dagbesteding van Gemiva. Aan de begeleiding daar laat zij weten dat zij andere/ meer zorg zou willen hebben. Soms wordt zij alleen op straat gezien, waarbij opgemerkt wordt dat zij niet verkeersveilig is. De moeder van deze vrouw houdt alle touwtjes in handen. De moeder wordt door betrokkenen omschreven als verward en pathologisch achterdochtig. Contacten door Veilig Thuis met de moeder leiden ook niet tot verbetering; stelliger nog: het wordt Veilig Thuis (AMHK) verboden met de dochter contact te hebben. Moeder geeft aan door de buren getreiterd te worden. De burgemeester en de woningbouw zijn betrokken. Veilig Thuis (AMHK) kan toch dit contact leggen, maar de begeleiding zegt dat de dochter hierdoor nog meer in de problemen zal komen. De zaak is diverse keren in het zorgnetwerk (OGGz) besproken, zonder dat er tot verbetering van de 26 jaar gekomen is. 26

105 De huisarts ziet geen heil in een psychiatrische beoordeling van moeder. Moeder is geen gevaar voor zichzelf of anderen in de zin van de IBS/ RM wetgeving. Wij willen een tweesporenbeleid inzetten: - Spoor 1. Richting curatele stelling. - Spoor 2. IBS/ RM, als de dochter op straat wordt aangetroffen. Het dossier moet hiervoor sluitend zijn, en wij willen daar graag juridische ondersteuning bij, die bij een curatele stelling ons kan vertegenwoordigen in de rechtbank. Vanuit de OGGz bij de gemeente geld aangevraagd voor het inzetten van een advocaat. Voorbeeld 3 Naar aanleiding van een melding bij het AMHK vanuit het Ziekenhuis is de casus geagendeerd voor het casus-overleg Huiselijk Geweld/Kindermishandeling. Dhr. Y is opgenomen in het ASZ omdat hij een langere periode verkeerde medicatie heeft gekregen, te weten bloedverdunners. De medicatie zou toegediend zijn door zijn vrouw. Een half jaar geleden waren er in het ASZ ook signalen dat het niet goed ging in de zorg voor dhr. Y. Deze signalen konden niet concreet gemaakt worden. Dhr. Y is toen aangemeld voor dagbehandeling echter is dit niet doorgegaan (omdat mevrouw dit niet wilde en de gezondheid van dhr. Y dit niet toe liet). Naar aanleiding van deze opname is er een gesprek geweest tussen de arts, dhr. Y, mevrouw en de jongste dochter. Mevrouw bekent dhr. Y verkeerde medicatie gegeven te hebben echter laat ze niets los over het waarom. Moet er aangifte gedaan worden? Wat kan justitie met een eventuele aangifte? Kan de veiligheid voor dhr. Y en mevrouw geborgd worden? Kan dhr. Y terugkeren naar de woning? Vanuit de OGGz kan er een melding bij de GGz (Yulius) gedaan worden om in het kader van de bemoeizorg mevrouw te bezoeken en te motiveren voor hulpverlening. 27

106 28

107 Bijlage 3 Geraadpleegde bronnen - Bakker H. e.a. Op weg. Verkenning naar een landelijk dekkende infrastructuur aanpak kindermishandeling, huiselijk en seksueel geweld. Movisie en NJi, Utrecht, november Beleidskader maatschappelijke zorg en beschermd wonen gemeente Gorinchem (Beschermd Wonen, Maatschappelijke Opvang en Vrouwenopvang) in de centrumgemeenteregio Dordrecht - Bestuursopdracht positionering Veilig Thuis Zuid-Holland Zuid. Serviceorganisatie Jeugd ZHZ, maart De kwaliteit van Veilig Thuis Zuid-Holland Zuid Stap 1. Inspectie Jeugdzorg en Inspectie voor de Gezondheidszorg. Utrecht, januari Handreiking werkafspraken overdracht meldingen tussen Jeugdteams ZHZ en Veilig Thuis ZHZ en vice versa, Veilig Thuis en de Stichting Jeugdteams Zuid-Holland Zuid - Kleinjan-van Zwet MM en C.E. Mobach, kwartiermakers Veilig Thuis ZHZ. 1+1=3! Projectorganisatie Veilig Thuis Zuid-Holland Zuid: meerwaarde voor burgers jong en oud. Concept Inrichtingsplan Veilig Thuis Zuid-Holland Zuid. Ontwikkeldocument. BMC, december Kwaliteitskader Veilig Thuis onderdeel: zicht op veiligheid. Landelijk Netwerk Veilig Thuis. Utrecht 1 juli Maatschappelijke Zorg in beleidskader Wmo Dordrecht, 7 november Periodiek plan Wmo Regio Alblasserwaard Vijfheerenlanden Overzicht financieringsstromen van gemeenten naar Veilig Thuis ZHZ. Q-consult. Juli Positionering Veilig Thuis Zuid-Holland Zuid. Q-consult. 6 juli Positionering Veilig Thuis conceptbestuursopdracht. Serviceorganisatie Jeugd ZHZ. Dordrecht, 17 september Raadsbesluit beleidskader Maatschappelijke Zorg en Beschermd Wonen Gorinchem (Beschermd Wonen en Opvang) als aanvulling op Periodiekplan Wmo gemeente Gorinchem Centrumgemeenteregio Dordrecht - Regiovisie Een Veilig Thuis regio Drechtsteden en Alblasserwaard-Vijfheerenlanden, convenant samenwerking regiovisie Zuid-Holland Zuid en Actieagenda Aanpak Huiselijk Geweld en Kindermishandeling Zuid-Holland Zuid. December Samenwerkingsprotocol Gemeenschappelijke Regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid en de Raad voor de Kinderbescherming. Dordrecht, 4 december Samenwerkingsprotocol Gemeenschappelijke Regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid en Gecertificeerde Instellingen. Dordrecht, 4 december Toetsingskader Stap 2 voor toezicht naar Veilig Thuis, Utrecht, juli 2016, Inspectie Jeugdzorg - Veilig Thuis Zuid-Holland Zuid. Verbeterplan Veilig Thuis Zuid-Holland Zuid n.a.v. onderzoek Inspectie Jeugdzorg en Inspectie voor de Gezondheidszorg. Dordrecht Veilig Thuis Zuid-Holland Zuid. Transformatieplan Veilig Thuis Zuid-Holland Zuid. Dordrecht. December Zelf doen wat kan en ondersteuning waar het moet. Publieksversie beleidsplan Wmo Drechtsteden 29

108 Dordrecht, 13 oktober 2016 Onderwerp: Positionering Regionale Ambulancevoorziening Zuid-Holland Zuid Agendapunt: 9a Geachte leden van het Algemeen Bestuur, Het dagelijks bestuur stelt u het volgende voor: Ontwerpbesluit 1. In te stemmen met de voorgestelde startpositie genoemd in de eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid; 2. Opdracht te geven tot het formeren van een projectgroep die het advies van oprichting tot een coöperatie uitwerkt en alle voorwaarden en consequenties (fiscaal, juridisch, financieel etc.) in kaart brengt en voorbereidt voor besluitvorming. 3. Het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid te vragen om een zienswijze op de eindrapportage en deze te betrekken bij de uitwerking door de projectgroep. Kern van de zaak De RAV ZHZ heeft onderzoek laten uitvoeren naar de meest optimale duurzame positionering. Onderzoekbureau De Praktijk heeft dit onderzoek inmiddels afgerond. De conclusie van De Praktijk is dat het noodzakelijk is voor de RAV om een privaatrechtelijke rechtspersoon op te richten om in aanmerking te komen voor een nieuwe (ver)gunning na De Praktijk adviseert te kiezen voor een coöperatie, op te richten door de GR DG&J. In het rapport staan de aandachtspunten en voorwaarden uitgewerkt om te komen tot het oprichten van die coöperatie. Reeds genomen besluiten Besluit om de positionering van de RAV ZHZ te onderzoeken (juli 2015) Vaststelling onderzoeksopdracht (oktober 2015) Vaststelling inkoopdocument t.b.v. onderhandse aanbesteding (december 2015) Gunning aan onderzoeksbureau De Praktijk (januari 2016) Instemming DB DG&J met uitkomsten en voorgestelde startpositie (oktober 2016) Argumenten Het is noodzakelijk om de RAV onder te brengen in een privaatrechtelijke rechtspersoon. De eisen die de Wet Toelating Zorginstellingen stelt aan de inrichting van bestuur en toezicht van een zorginstelling zijn niet compliant met de eisen die de Wet op de Gemeenschappelijke Regeling stelt aan de inrichting van het bestuur van een openbaar lichaam.

109 Het advies is om een coöperatie op te richten. De coöperatie wordt opgericht door DG&J aangezien zij de huidige vergunninghouder zijn. Naast DG&J zijn lid: de RAV en in ieder geval één maar bij voorkeur beide zorginstellingen: het Albert Schweitzer Ziekenhuis en het Traumacentrum Erasmus MC. Belangrijkste voordelen van coöperatie: minimum aan frictiekosten doordat publiek personeel bij publieke partner ondergebracht kan blijven (geen pensioenoverdracht) geen verwatering van gelden doordat elk lid eigen rekening kan houden flexibel qua in- en uittreding van leden Kanttekeningen en risico s De nieuwe wet op de ambulancezorg zal in 2020 van kracht zijn, voor die tijd zal een nieuwe (ver)gunning verleend worden. In de huidige constructie voldoet de RAV niet aan de eisen van de Wet Toelating Zorginstellingen. Het risico voor de RAV - en daarmee voor het bestuur DG&J- is dat zij in haar huidige vorm niet in aanmerking komt voor de (ver)gunning. Kosten, baten en dekking Het onderzoek is reeds gefinancierd door de RAV (zorgverzekeraars). De projectgroep zal bestaan uit functionarissen van de RAV Zuid-Holland Zuid en DG&J en onder leiding staan van de RAV ZHZ. Externe juridische, financiële en fiscale expertise zal daar waar nodig ingehuurd worden. Die kosten komen voor rekening van de RAV ZHZ. Communicatie Het bestuur wordt door de projectgroep geïnformeerd middels voortgangsrapportages. Juridische of personele consequenties Op dit moment zijn er nog geen juridische en personele consequenties. Het betreft nu het instemmen met de bevindingen en aanbevelingen van het onderzoek. De projectgroep zal in de uitwerking de personele en juridische consequenties in beeld brengen. Vervolgprocedure Na instemming van het AB DG&J zal aan het AB VR een zienswijze worden gevraagd op het eindrapport. (AB VR ). Deze zienswijze zal betrokken worden bij de uitwerking door de in te stellen projectgroep. De projectgroep kan Q aan de slag en zal het bestuur voorzien van voortgangsrapportages, met consultatie van de klankbordgroep (waarin zowel DG&J als VR vertegenwoordigd zijn). Q is een definitief uitgewerkt voorstel gereed voor behandeling in DB en AB DG&J. Evaluatie en verantwoording Evaluatie van dit besluit niet van toepassing. Bijlage: overzicht van veelgestelde vragen Portefeuillehouder: Informatie: Telefoonnummer: Bijlagen:

110 Eindrapportage Advies Positionering RAV ZHZ - Veelgestelde vragen Een overzicht van de veelgestelde vragen over het advies Positionering RAV ZHZ in aanvulling op het rapport en de managementsamenvatting (pag. 1,2). 1. De opdracht was om vier scenario's te onderzoeken op wenselijkheid en haalbaarheid. Het advies is een heel ander scenario, waarom? Er waren vier scenario's voorgesteld: - (verregaande) samenwerking met Albert Schweitzer Ziekenhuis/Beatrix Ziekenhuis (Rivas Groep); - (verregaande) samenwerking met Erasmus Medisch Centrum; - (verregaande) samenwerking met de RAV Brabant Midden-West-Noord; - Voorzetting van de huidige positionering binnen de GR DG&J. De eerste voorwaarde voor de toekomstige positionering is dat de RAV ZHZ daarmee voldoet aan de wettelijke eisen die aan een ambulancevoorziening gesteld worden. Het werd duidelijk dat de eisen die de Wet Toelating Zorginstellingen stelt, aan met name de governancestructuur, niet overeenkomen met de wijze waarop dit binnen een gemeenschappelijke regeling (Openbaar Lichaam) vormgegeven wordt. En dat dit ook niet in overeenstemming te brengen is binnen een gemeenschappelijke regeling. De eis van de WTZi is dat er een onafhankelijk toezichthouden orgaan wordt ingesteld dat toezicht houdt op het besturend orgaan. Daarnaast is er de eis dat de leden van het toezichthoudend orgaan ten opzicht van elkaar onafhankelijk zijn. Doordat binnen een GR de leden van het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur alleen afkomstig zijn uit en benoemd worden door (de colleges B&W van) de gemeenten wordt aan deze eisen niet voldaan. Daarmee blijkt dat de huidige positionering niet toekomstbestendig is. Een andere belangrijke vooraf gestelde voorwaarde is het voorkomen/beperken van frictiekosten. Bij overgang naar een volledig private organisatievorm zijn er substantiële frictiekosten omdat de medewerkers van de RAV ZHZ dan hun ambtenarenstatus verliezen en over moeten gaan naar een ander pensioenfonds. Bij de eerder voorgenomen oprichting tot een BV (2012) was de veronderstelling dat de RAV ZHZ zich vrijwillig kon aansluiten bij het publieke pensioenfonds ABP maar dat is niet uitvoerbaar gebleken. De frictiekosten van pensioenoverdracht worden voorkomen door de publiek-private samenwerking binnen een coöperatie. De samenwerking met de RAV Brabant is niet verder uitgewerkt omdat uit het onderzoek bleek dat de synergie van die beoogde samenwerking alleen aanwezig is in de operationele aspecten van de organisatie, maar geen meerwaarde biedt aan de borging van de RAV in de regio Zuid-Holland Zuid. Juist die borging is een belangrijke voorwaarde en uitdrukkelijke wens van het bestuur en de RAV ZHZ. Dit is ook de reden dat samenwerking alleen met het Erasmus Medisch Centrum, hoewel een publieke partner, niet de voorkeur geniet. Daarmee is de samenwerking in de regio Zuid-West Nederland geborgd maar niet specifiek die in Zuid-Holland Zuid. Deze feiten en afwegingen leidden tot de conclusie dat er een privaatrechtelijke organisatie noodzakelijk is waarbij de coöperatie de voorkeur geniet boven de stichting en de BV. 1

111 2. Wat zijn de voordelen van een coöperatie in verhouding tot een stichting en een BV? Binnen een coöperatie kunnen de leden een eigen ledenrekening behouden voor hun eigen (financiële) huishouding, waardoor er geen vermogensverschuiving of verwatering plaatsvindt. Dit is binnen een stichting niet mogelijk vanwege het ledenverbod. Bij een BV moeten de aandelen van de aandeelhouders gewaardeerd worden en per notariële akte overgedragen worden aan de stichting. De kans op verwatering en vermogensvervreemding is hierbij aanwezig en de waardebepaling van aandelen gecompliceerd. Een coöperatie heeft minimaal twee leden. Om de gewenste schaalgrootte en kwaliteitsvolume te kunnen garanderen is een samenwerking met meer dan één partij wenselijk, zo niet noodzakelijk. In een BV kunnen ook meerdere aandeelhouders participeren maar dat is gezien bovengenoemde risico's minder aantrekkelijk. Zowel publieke als private organisatie kunnen lid worden van de coöperatie. Hiermee kan zowel de samenwerking met het private Albert Schweitzer Ziekenhuis als de samenwerking met het politieke bestuur van de regio en de het Traumacentrum/Erasmus MC vorm krijgen. Hiermee is het publieke belang duidelijk vertegenwoordigd in de coöperatie en kunnen aanzienlijke frictiekosten voorkomen worden doordat het huidige personeel ondergebracht kan worden bij een publieke partner. Daarnaast kan hiermee een samenwerking gerealiseerd worden waarmee de RAV Zuid-Holland Zuid optimaal ingebed is in de acute zorg keten van de regio; van regionaal ziekenhuis tot traumacentrum en opgeschaalde zorg. De toe-en uittreding van de coöperatie is flexibel. Dit betekent dat op termijn leden kunnen uittreden als dit gewenst is maar ook dat nieuwe leden relatief makkelijk toe kunnen treden mocht dit wenselijk zijn. Ook hierbij geldt dat dit kan met behoud van eigen inbreng. De coöperatie kan al voorafgaand aan een (ver)gunningsprocedure gestart worden, omdat de huidige vergunning (die verleend is aan de GR DG&J) via DG&J ingebracht wordt. De coöperatie bereidt zich vervolgens voor en schrijft in op de (ver)gunningprocedure van de nieuwe Wet Ambulancezorg. De coöperatie is daarom de meest geschikte (proactieve) vorm om de huidige ambulancezorg en de voorbereiding op de nieuwe (ver)gunning in één organisatie vorm te geven. 3. Wat gebeurt er als het blijft zoals het is? In dat geval zal de RAV ZHZ niet de (ver)gunning verkrijgen bij de nieuwe ambulancewetgeving in 2020 en zal de RAV-organisatie ontbonden (liquidatie) worden. Het bestuur draagt dan de verantwoording over de vereffening. 4. Wat is het risico als de coöperatie de (ver)gunning niet verkrijgt? De coöperatie wordt dan ontbonden waarbij ieder lid zijn eigen inbreng behoudt middel de eigen ledenrekening. De verantwoordelijkheid voor de vereffening van de ambulancedienst ligt, zoals in de huidige situatie, bij het bestuur, behalve voor onderdelen die eventueel zijn overgedragen aan een ander lid. 5. Is bekend of het Albert Schweitzerziekenhuis en/of het Erasmus Medisch Centrum willen participeren? Deze partijen zijn als beoogd partner geïnterviewd in het kader van het onderzoek (voorzitter Raad van Bestuur ASZ en Hoofd Traumacentrum EMC). Vanuit beide partijen is er een duidelijke wens tot nauwe samenwerking met de RAV ZHZ. 2

112 6. Kan de Veiligheidsregio lid worden van de coöperatie? Ja, gezien vanuit de coöperatie kan de VR lid worden. In de huidige Gemeenschappelijke Regeling van de VR is echter niet bepaald dat het bestuur bevoegd is tot lidmaatschap van een coöperatie. Voor toetreding van de VR als lid van de coöperatie zou een wijziging van de GR VR noodzakelijk zijn. Vanuit de coöperatie zal de samenwerking zoals die nu bestaat tussen de RAV ZHZ en de VR voortgezet worden waarbij verantwoordelijkheden en samenwerking in opgeschaalde zorg vastgelegd zijn in convenanten/overeenkomsten. Dit geldt ook voor de samenwerking op de gemeenschappelijke meldkamer. Een wijze waarop deze samenwerking direct bij de oprichting van de coöperatie gestalte kan krijgen is dat de Directeur Publieke Gezondheid lid wordt van de Raad van Bestuur van de coöperatie. Dit sluit eventuele toetreding van de VR (wellicht op een later tijdstip) niet uit, maar borgt direct de samenwerking tussen de VR/GHOR en de RAV ZHZ. 3

113 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid Auteurs: De heer J.J.M. (Jaap) Geenen Mevrouw T. (Tamara) Sluijk-Koppers Mevrouw M.G. (Madeleine) van Ginkel-Bakkenes De heer E.D. (Eelko) Smit; Van Buttingha Wichers Notarissen Mevrouw N. (Nika) Stegeman; BDO Belastingadvies De heer A. (Albert) van de Schootbrugge; BDO Belastingadvies De heer D. (Dennis) Zieren; Ploum Lodder Princen Advocaten en notarissen Referenten: De heer A. (Anne) Jonkman De heer L.G.H.J. (Louis) Houwen; Dirkzwager Advocaten en notarissen; Tias Nimbas Business School Opdrachtgever: RAV Zuid-Holland Zuid T.a.v. de heer H. Janssen, directeur Bootjessteeg HA Zwijndrecht Datum: 27 september 2016 Versie: 2.0 Opdrachtnemer: De Praktijk BV Kromme Nieuwegracht HC Utrecht Tel: DE PRAKTIJK 1

114 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 Inhoudsopgave MANAGEMENT SAMENVATTING INLEIDING DE OPDRACHT Vraagstelling Doelstellingen en condities Analyse doelstellingen en condities Wettelijk kader Omgevingsontwikkelingen AANPAK ONDERZOEK POSITIONERING RAV ZHZ Kwalificatie onder de Wet Toelating Zorginstellingen Mogelijke rechtspersonen Oprichting coöperatie De bevroren RAV-vergunning onder de Tijdelijke Wet Ambulancezorg De bevoegdheden van de mogelijke oprichters Het oprichten van de coöperatie FINANCIËLE EN FISCALE ASPECTEN Uitgangspunten Vennootschapsbelasting Schenkbelasting Overdrachtsbelasting Omzetbelasting Personeelbeheer medewerkers RAV ZHZ Bevindingen en conclusies financiële en fiscale aspecten AANWEZIGE SAMENWERKINGSKENNIS MEDEWERKERS RAV ZHZ Geformaliseerde samenwerkingsafspraken (Nog) niet geformaliseerde samenwerking Samenwerking met de GHOR Samenwerking in de meldkamers Samenwerking met het SCD BEELDEN BEOOGDE SAMENWERKINGSPARTNERS Algemeen beeld samenwerkingspartners Samenwerkingspartners per doelstelling Alternatieven CONCLUSIES EN ADVIES Conclusies en advies Toets aan doelstellingen en condities DE PRAKTIJK 2

115 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 BIJLAGEN Bijlage 1: Overzicht van gebruikte afkortingen Bijlage 2: Hoofdlijnen analyse van de doelstellingen en voorwaarden Bijlage 3: Algemene bepalingen en vereisten coöperatie Bijlage 4: Structuurschema coöperatie Bijlage 5: Deelnemers bijeenkomst onderzoekslijn 2 (samenwerkingskennis) Bijlage 6: Overzicht overeenkomsten RAV ZHZ Bijlage 7: Overzicht ketenpartners en functiegroepen RAV ZHZ Bijlage 8: Interviews onderzoekslijn 3 (beelden samenwerkingspartners) DE PRAKTIJK 3

116 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 Management samenvatting In dit adviesrapport presenteren wij geen eindoplossing maar een startpositie ( positionering') waarmee ( in - groeiende - samenwerking ) met de bekende en onbekende ontwikkelingen in de komende jaren het beste geanticipeerd kan worden op de verkrijging van de nieuwe vergunning. Een oplossing die flexibel is, en moet zijn, om in te kunnen (blijven) spelen op het veranderende speelveld. Het advies is opgesteld in het perspectief van de Samengevoegde meldkamers Rotterdam per augustus De GR DG&J, en daarmee de RAV ZHZ, voldoet momenteel niet aan wettelijke vereisten voor kwalificatie als zorginstelling volgens het uitvoeringsbesluit WTZi en komt daarmee nu niet in aanmerking voor toewijzing van de vergunning vanaf Om zich als zorginstelling te kwalificeren onder de Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi) is het vereist dat een onafhankelijk toezichthoudend orgaan wordt ingesteld (Raad van Commissarissen) dat aan de eisen van (onder meer) artikel 6.1. Uitvoeringsbesluit WTZi voldoet. De bestuursstructuur zoals die door de Wet Gemeenschappelijke Regelingen (WGR) wordt ingericht voldoet niet aan deze eisen. In het geval van een Gemeenschappelijke Regeling (GR) is er geen onafhankelijk toezichthoudend orgaan aangezien de leden van het algemeen bestuur, dagelijks bestuur en de voorzitter van de GR allen afkomstig zijn uit en benoemd worden door (de colleges van burgemeester en wethouders van) de gemeenten. Dit maakt voorzetting van de huidige situatie niet alleen onwenselijk, maar ook onmogelijk omdat deze niet aan de wet voldoet. Om aan de kwalificatie als zorginstelling te kunnen voldoen een absolute voorwaarde om in aanmerking te komen voor een nieuwe vergunning - is oprichting van een privaatrechtelijk rechtspersoon noodzakelijk. Daarvoor komen in aanmerking: een stichting, coöperatie of een BV. De voor- en nadelen van de verschillende rechtsvormen tegen elkaar afwegend, richt de keuze zich op een BV dan wel coöperatie. Een BV kent ten opzichte van een coöperatie een meer gecompliceerde toe- en uittreding, mogelijke verwateringsproblemen, en mogelijke waarderingsvraagstukken. Daar komt bij dat mede om fiscale redenen in een coöperatie individuele ledenrekeningen kunnen worden gecreëerd. Dit teneinde de door de leden ingebrachte activa en passiva bij het eigen lidmaatschapsrecht te alloceren, waardoor geen vermogensverschuiving of vermogensvervreemding plaatsvindt. Dit laatste is een voordeel ten opzichte van alle andere rechtsvormen, in het bijzonder de stichting. Mocht het om welke reden dan ook het wenselijk zijn de coöperatie op te heffen, dan is dit relatief eenvoudig te realiseren omdat bij een coöperatie ieder deelnemend lid zijn eigen rekening behoudt; activa en passiva worden ingebracht, er wordt op afgeschreven, maar zij worden niet overgedragen. Een coöperatie verdient vanuit deze overwegingen de voorkeur. Bij de oprichting van een coöperatie (of BV) zijn verschillende maatregelen denkbaar die de fiscale heffingen voorkomen of minimaliseren. Frictiekosten treden op als gevolg van het verlies van de ambtenarenstatus van personeel bij de overgang naar een privaatrechtelijke organisatie. Dit kan ondervangen worden door personeel in te lenen. Om btw heffing op deze inhuur te voorkomen zijn enkele regelingen beschikbaar waarvan toepasbaarheid afhankelijk is van de deelname door beoogde samenwerkingspartners. Wij hebben de belangrijkste fiscale regelingen en hun werking in hoofdlijnen op een rij gezet, uitsluitsel over de toepassing kan slechts de belastingdienst geven. Vroegtijdig overleg met de belastingdienst is daarom gewenst, zo niet vereist. Het huidige personeel van RAV ZHZ blijft in dienst van de Dienst Gezondheid & Jeugd (DG&J); alternatief is overgang van personeel naar een ander publiekrechtelijk persoon, bij voorkeur een lid van de coöperatie. Zowel het witte meldkamerpersoneel dat nu nog in dienst is van de politie Rotterdam als het nieuw aan te nemen personeel kan in dienst komen bij de coöperatie DE PRAKTIJK 1

117 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 Belangrijk feit dat gedurende het onderzoek duidelijk werd, is het gegeven dat de huidige vergunning tot en met 2019 bij de DG&J zal blijven gezien de verlenging van de Tijdelijke Wet Ambulancezorg (TWAZ). Bij een mogelijke herpositionering in de nabije toekomst zal dus tot het einde van de TWAZ per definitie nadrukkelijk een rol voor de DG&J blijven bestaan. De meest geëigende samenwerkingspartners voor de RAV ZHZ zijn - vanuit de dagelijkse praktijk - de beide ziekenhuizen, in combinatie met de huidige vergunninghouder DG&J. Het scenario waarbij de RAV ZHZ in zijn geheel wordt ondergebracht bij een van de mogelijke samenwerkingspartners is niet als concreet alternatief onderzocht. Waar momenteel elders in het land ambulancevoorzieningen exclusief aan een (academisch ) ziekenhuis verbonden ogen, is hun regionale ontstaansgeschiedenis stuk voor stuk uniek en onvergelijkbaar met de regionale uitgangspositie van de RAV ZHZ. Bovendien is een zeker mate van autonomie voor de RAV ZHZ voorafgaand aan het onderzoek als randvoorwaarde benoemd. Daarbij komen de onderzoeksconstateringen dat ten eerste de vergunning onder de TWAZ niet overdraagbaar is, en ten tweede dat voor de RAV ZHZ meerdere samenwerkingspartners in de witte keten van belang zijn en blijven. Met deze kennis gewapend is het voor de RAV ZHZ niet mogelijk noch raadzaam om zich op voorhand exclusief te verbinden aan dan wel op te gaan in één van de genoemde potentiele partners. Daarom adviseren wij de coöperatie op te richten door DG&J, en ten minste een van de drie ziekenhuizen: het publiekrechtelijke Traumacentrum Erasmus MC en/of het privaatrechtelijke Albert Schweitzer Ziekenhuis en/of Beatrixziekenhuis/Rivas. In een later stadium kunnen eventueel ook andere ketenpartners toetreden, waarbij met name de aansluiting van de Veiligheidsregio ZHZ een te overwegen optie is. Kort en goed is de krachtige en niet te negeren conclusie dat de bestaande situatie de RAV ZHZ is geen zorginstelling want voldoet niet aan de vereisten van de WTZi om concrete en snelle bestuurlijke besluiten vraagt. Indien er op korte termijn geen maatregelen worden genomen en de huidige situatie wordt bestendigd, dan is dit feitelijk een besluit dat dat de RAV ZHZ niet in aanmerking wil komen voor de nieuwe vergunning. Daarmee komt het voortbestaan van de RAV ZHZ op het spel te staan, en wat rest is liquidatie. Met de voorgestelde positionering en samenwerking voldoet de RAV ZHZ aan de wettelijke eisen van de WTZi, heeft zij voldoende massa voor een goede concurrentiepositie (meer slagkracht, efficiency en continuïteit) en de mogelijkheid voor inhoudelijke verbinding aan ketenpartners. Daarbij verdient het de aanbeveling om beheer en evaluatie van samenwerkingsovereenkomsten structureel te beleggen binnen de organisatie DE PRAKTIJK 2

118 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: Inleiding De Regionale Ambulancevoorziening Zuid-Holland Zuid (RAV ZHZ) is een zorginstelling die met ca. 150 medewerkers hoogwaardige kwalitatieve ambulancezorg levert in de regio. Naast het reguliere dagelijkse werk (de dagelijkse zorg) is een zorginstelling, en daarmee ook de RAV ZHZ, verantwoordelijk voor de eigen voorbereiding op rampen en crises inclusief de bijbehorende infrastructuur (de opgeschaalde zorg). De afgelopen jaren zijn het zorgstelsel en de financiering van de ambulancezorg ingrijpend gewijzigd en de ontwikkelingen blijven elkaar in hoog tempo opvolgen. De ambulancesector heeft zich ontwikkeld van ziekenvervoer naar mobiele medische acute zorgleverancier. De vraag naar die zorg verandert, neemt toe en wordt complexer van aard, zowel in de care als de cure. De zorgverlener moet hierbij het gewenste niveau van zorg kunnen blijven bieden. De kwaliteit van die zorg moet voldoen aan de daarvoor vastgestelde normen en kaders en moet wetenschappelijk onderbouwd en verantwoord zijn. Een ambulancevoorziening moet differentiëren in zorgaanbod, innoveren en strategische partnerschappen aan kunnen gaan, om te voldoen aan de eisen die de wetgever, de zorgverzekeraar en niet in de laatste plaats de patiënt/burger aan haar stellen. De positionering, de organisatievorm en het toezicht van een ambulancevoorziening moet dusdanig zijn dat zij kan voldoen aan deze eisen en de ontwikkelingen in de medische acute zorg nu en in de toekomst. Evident is dat samenwerking in de eerstelijns gezondheidszorg daarbij cruciaal is. Een belangrijke ontwikkeling op dit moment is de totstandkoming van de nieuwe wet op de ambulancezorg die op 1 januari 2020 operationeel moet zijn. De minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) heeft reeds duidelijk gemaakt dat ambulancevoorzieningen een exclusieve vergunning toegewezen zullen krijgen voor het verlenen van ambulancezorg in een bepaalde regio. De RAV ZHZ heeft de ambitie om de nieuwe vergunning voor de regio Zuid-Holland Zuid toegewezen te krijgen. Zij wil zich op onderscheidende wijze voorbereiden op de vergunningverlening en ingebed blijven in deze regio als hoogwaardige mobiele medische zorgverlener. De RAV ZHZ is in RAV-land verhoudingsgewijs niet groot. Alhoewel gehecht wordt aan regionale eigenheid, lijkt door de geringe omvang (en daarmee mogelijk geringere concurrentiekracht bij vergunningverlening of contractering 2020) de RAV ook bestuurlijk kwetsbaar: Zelfstandige inrichting van een rechtspersoon levert niet een instelling op die qua massa gemakkelijk overeind blijft te midden van alle andere (keten)partners; De inrichting en het functioneren van bestuur en governance in een Gemeenschappelijke Regeling (GR) is niet in overeenstemming te brengen met de interpretatie van de WTZi en de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg. De toetsing voor de vergunningverlening zal plaats vinden op basis van kwaliteit en prijs. Dit vraagt een flexibele organisatie die bestuurlijk en operationeel slagvaardig kan opereren. Een organisatie met een lean overhead en door strategische en duurzame samenwerking voldoende slagkracht voor innovatie en verdere professionalisering. Met de huidige vergunninghouder en bestuurder, de Gemeenschappelijke Regeling Dienst Gezondheid & Jeugd (DG&J) onderzoekt de RAV ZHZ welke bestuurlijke positionering de RAV ZHZ het best in staat stelt om zich duurzaam verder te ontwikkelen, met de juiste expertise en nieuwste inzichten, in het belang van de bevolking van Zuid-Holland Zuid. 1 1 Bron: Opzet onderzoek positionering RAV Zuid DE PRAKTIJK 1

119 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: De opdracht 2.1 Vraagstelling De centrale onderzoeksvraag De centrale onderzoeksvraag luidt: Welke positionering, organisatievorm en vorm van bestuurlijk toezicht is het meest optimaal voor de RAV ZHZ, waarmee zij: - voldoet aan alle wettelijke eisen; - zich dusdanig kan onderscheiden op kwaliteit van zorg, innovatie, keten- samenwerking en borging in de regio dat zij de (ver)gunning in 2018 krijgt toegekend voor de regio Zuid- Holland Zuid; - zich verder en duurzaam kan professionaliseren als partner in de regionale en bovenregionale medische acute keten en de OOV- en GHOR-keten. Afbakening van de centrale onderzoeksvraag In dit onderzoek worden vier mogelijke scenario's onderzocht op wenselijkheid en haalbaarheid. Anders gezegd: waar kan de RAV ZHZ de beste deskundigheid en expertise vandaan halen voor versterking en professionalisering van haar positie. Deze scenario's zijn: 1. (verregaande)samenwerking met het Albert Schweitzer Ziekenhuis (Dordrecht) en het Beatrix Ziekenhuis (Gorinchem) (Rivas Groep); 2. (verregaande) samenwerking met het Erasmus Medisch Centrum (Rotterdam), (Traumacentrum regio Zuidwest Nederland); 3. (verregaande)samenwerking met de RAV Brabant Midden-West-Noord; 4. voortzetting positionering RAV ZHZ binnen de gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd. 2.2 Doelstellingen en condities Doelstelling* Goed&voor&pa+ënt& Goed&voor&medewerker& Past&bij&s+jl&en&cultuur& Gericht&op&ontwikkeling& Gestroomlijnd&&&efficiënt& Goede&regionale& samenwerking& Goed&bestuur&en&toezicht& Waarborgen&imago&RAV&ZHZ& Gericht&op&innova+e&en& wetenschappelijk& onderbouwde&ontwikkeling& Scenario s& Samenwerking&ASZ&&&BZ& (Rivas&Groep)& Samenwerking&EMC& Samenwerking&RAV&Brabant& MiddenLWestLNoord& VoortzeNng&huidige& posi+onering& Voorwaarden& Financiële&consequen+es&zijn& realiseerbaar& Zelfstandigheid&RAV&ZHZ& De&RAV&ZHZ&kiest&samen&met& de&pa+ënt&de&beste&plek&voor& zorg.& 2016 DE PRAKTIJK 2

120 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 De RAV ZHZ heeft 9 doelstellingen geformuleerd die de wenselijkheid van een scenario (mede) bepalen: 1. Het is goed voor de patiënt De RAV ZHZ verbetert de kwaliteit van zorg en haar prestaties. Er is een efficiënte en effectieve uitwisseling en opbouw van expertise in de acute medische zorg. Er is meer mogelijk qua onderzoek, innovatie, deskundigheidsontwikkeling, optimalisering van patiëntveiligheid (VMS) en informatiemanagement. Condities: - Het patiëntenplatform adviseert positief. - Duurzame samenwerkingspartner patiëntveiligheid. - Duurzame samenwerkingspartner onderzoek en deskundigheidsontwikkeling. - Goede aansluiting bij expertisecentra binnen de witte kolom. 2. Het is goed voor de medewerker De RAV ZHZ verbetert de mogelijkheden voor instroom en doorstroom van personeel en verhoogt de duurzame inzetbaarheid. Samenwerking in arbodiensten, bedrijfsgezondheidsdienst en uitvoering van Bedrijfs-Opvang-Team. Er is achtervang voor kwetsbare solofuncties binnen de huidige organisatie. De verpleegkundig centralisten worden ondergebracht bij de RAV ZHZ. Condities: - De Ondernemingsraad adviseert positief. - Witte centralisten zijn integraal onderdeel van RAV ZHZ. - Er zijn goede mogelijkheden voor uitwisseling, samenwerking, doorgroei en ontwikkeling en eventueel goede afvloeiing van personeel. - Werknemers hebben een vergelijkbare of betere pensioenregeling en behouden florechten. 3. Is passend bij de managementstijl en cultuur. De RAV ZHZ kan gezien de 24/7 paraatheid en organisatiegraad zich geen positie permitteren als log bureaucratisch orgaan. De RAV ZHZ is gebaat bij snelle, operationele en korte lijnen, een mensgerichte cultuur, grote betrokkenheid van het personeel bij de organisatie en vice versa en snel kunnen inspelen op medisch technologische ontwikkelingen en onderzoeken. Condities: - Governancestructuur is afgestemd op snelle interventiekarakter van RAV ZHZ. - Er is een duidelijk onderscheid tussen de verantwoording aan zorgverzekeraar en de bestuurlijke verantwoording aan het toezichthoudend orgaan. - Grote betrokkenheid van personeel bij de organisatie en de regio en vice versa. 4. Gerichtheid op ontwikkeling (trainen en opleiden). De Ambulancevoorziening behoudt en benut haar trainingscentrum maximaal en zoekt daarvoor ook aansluiting bij ketenpartners. Het scholingsaanbod kan zich verdiepen en verbreden en de RAV ZHZ is in staat deze capaciteit, inclusief de eigen trainers binnen het financieringsbudget te kunnen onderhouden. Hiervoor is het van belang dat de juiste partner over de meest geschikte deskundigheid en nieuwste inzichten beschikt. Condities: - Behoud van trainers uit de organisatie. - Behoud en uitbreiding van trainingscentrum. - Meerdere ketenpartners maken gebruik van deze onderwijsfaciliteit van de RAV ZHZ DE PRAKTIJK 3

121 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: De RAV ZHZ moet gestroomlijnder en efficiënter functioneren Verbetering van prijs-kwaliteit verhouding bij gezamenlijke inkoop, onderhoud materieel en bij inkoop van diensten. Ondersteunende diensten als ICT en HRM zijn van groot belang voor een ambulancevoorziening en ook bepalend voor een effectieve inzet. Immers: snelheid en kwaliteit zijn cruciaal. Ook HRM moet zich nauw verbonden positioneren aan de regio en haar instellingen, maar ook goed op de hoogte zijn van de cao Ambulancezorg. De bedrijfsprocessen en ondersteunende diensten daarbij (ICT, financiën, beleid, HRM) dienen verder geprofessionaliseerd en afgestemd te kunnen worden op het specifieke karakter van de ambulancezorg. Dit betekent onder meer dat de ondersteunde diensten - zoals ICT - 7x24 uur beschikbaar zijn voor onze medewerkers die dat ook zijn. Condities: - Dienstverlening dient te zijn afgestemd op het karakter en de kwaliteit van een ambulancevoorziening tegen een concurrerende prijs. Dienstverlening op maat is vereist (Juridische Zaken, Communicatie/woordvoering, loon salarisadministratie). - ICT ondersteuning 7x24 uur beschikbaar. - HRM-ondersteuning en expertise binnen de cao Ambulancezorg. - Samenwerking op gebied van (aanstellings-)keuring, begeleiding, vertrouwenspersoon en andere overkoepelende functies. 6. Waarborgen van goede samenwerking in de regio De RAV ZHZ beschikt over een uitstekende samenwerking in de keten van de acute zorg; van huisarts tot traumacentrum. Dit geldt ook voor de samenwerking in de OOV- en GHOR-keten. Condities: - Samenwerkingsverbanden dienen duurzaam en solide verankerd te zijn. - Samenwerkingsverbanden zijn gericht op wederzijdse meerwaarde en professionele kruisbestuiving. - Samenwerkingsverbanden passen in de toekomstvisie van zorgverzekeraars en VWSbeleid. 7. Waarborgen van goed bestuur en toezicht. De RAV ZHZ legt op een professionele en transparante wijze verantwoording af over haar dienstverlening en financiële handelwijze. Afspraken met de zorgverzekeraar over budget en prestaties aan het begin van een begrotingsjaar en aan het einde bij de verantwoording, worden gecontinueerd. De RAV ZHZ beschikt over een toezichthoudend orgaan dat stimulerend en inspirerend werkt en een inhoudelijke sparringpartner is voor de directeur. Bij voorkeur is het publiek belang duidelijk vertegenwoordigd in het toezichthoudend orgaan. De RAV ZHZ voldoet hierin aan de eisen van de Wet Toelating Zorginstellingen, de vormgeving van het toezicht is afhankelijk van de keuze voor private of publieke positionering. Condities: - Governancestructuur voldoet aan de eisen gesteld in WTZI. - Governancestructuur is afgestemd op snelle interventiekarakter van RAV ZHZ. - Efficiëntie, doelmatigheid en effectiviteit staan centraal. - Snelle en korte lijnen zijn helder belegd in de samenwerking. - Onderscheid tussen bestuur en toezicht is helder. Er is een duidelijk onderscheid tussen de verantwoording aan de zorgverzekeraar en de bestuurlijke verantwoording aan het toezichthoudend orgaan. - Optimale verhouding met ziektekostenverzekeraars. 8. Waarborgen imago van de RAV ZHZ als een betrouwbare en kwalitatieve partner in de acute zorg in de regio. De RAV ZHZ behoudt en verbetert haar goede imago in de regio als kwalitatief uitstekende leverancier van ambulancezorg. We verbeteren onze positie richting regionale en landelijke 2016 DE PRAKTIJK 4

122 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 besluitvormende organen. Condities: - We volgen van landelijke richtlijnen en veldnormen en vigerende wet- en regelgeving. - Actieve participatie binnen de Koepelorganisatie AZN. - Middels onderzoek en innovatie benadrukt de RAV ZHZ haar voortrekkersrol (introductie contactpersoon Huiselijk Geweld, trekker beleidsontwikkeling Ebola-opvang). - Communicatie en woordvoering voldoen aan hoogste normen met gebruik van moderne sociale media. 9. Gericht op innovatie en wetenschappelijk onderbouwde ontwikkelingen (evidence based medicine) De RAV ZHZ is nog beter in staat om innovatieve concepten door te ontwikkelen, gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek en in lijn met de ontwikkelingen binnen de maatschappij, de zorgsector en de toenemende zorgvraag waarbij de grens tussen acute zorg en eerstelijnszorg vervaagt. Condities: - Initiëren van of participeren in (medisch) wetenschappelijk onderzoek binnen de daartoe bestaande normen en medisch-ethische randvoorwaarden. - Toereikende expertise in een breed spectrum om uitkomsten van onderzoek te vertalen naar innovatieve concepten, zowel medisch-inhoudelijk als technisch (ICT, connectiviteit en facilitair). De RAV ZHZ heeft 3 voorwaarden die de haalbaarheid van een scenario (mede) bepalen: 1. Financiële consequenties zijn realiseerbaar. Kosten van een overgang naar een ander pensioenfonds moeten haalbaar en reëel zijn. De organisatievorm kan veranderen, maar mag de lange termijnfinanciering niet benadelen. De kosten van een organisatie- en bestuursverandering staan in gezonde verhouding tot de gewenste kwaliteits- en rendementsverbetering Condities: - Goede en betrouwbare doorrekening frictiekosten. - Kostenimplicaties (zoals o.a. overdrachtsbelasting, omzetbelasting, schenkingsrecht en vennootschapsbelasting) zijn in duidelijk in kaart gebracht en moeten haalbaar zijn. - Vooraf is duidelijkheid over de financiering van flo-rechten (tot 2026) door ministerie VWS binnen de voorgestelde positionering. - Financiële risico's zijn tot een minimum beperkt. 2. Zelfstandigheid RAV ZHZ. De RAV ZHZ is afhankelijk van specifieke expertise en personeel; van gerichte ondersteuning die recht doet aan de karakteristieken van een ambulance-organisatie. Dit noodzaakt een organisatiestructuur die is ingesteld op snelle interventies en accuraat kunnen inspelen op (medisch technologische) ontwikkelingen. Dit impliceert een zekere autonomie in aansturing en toezicht die recht doet aan de dynamiek en taak van een ambulancevoorziening en de eisen die wettelijke kaders hiervoor stellen (WTZi, WKKGZ). De RAV ZHZ wil in zelfstandigheid haar bijdrage blijven leveren aan de GHOR en OOV-keten. Condities: - Zelfstandigheid in de uitvoering van haar taken, noodzaakt een zorgvuldige afstemming en samenwerking met gelijke ketenpartners. - Binnen een grotere organisatie/samenwerking is de RAV een duidelijk afgebakend zelfstandig organisatie(onderdeel) - De operationele zelfstandigheid mag het toezicht op bedrijfsvoering en financiële verantwoording niet in de weg staan DE PRAKTIJK 5

123 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: Maximale betrokkenheid en optimale distantie van het toezichthoudend orgaan is leidend. - De RAV ZHZ wordt niet beperkt in haar inzet voor de OOV- en GHOR-keten. 3. De RAV ZHZ kiest samen met de patiënt de beste plek voor zorg. De ambulancevoorziening zal zich niet verbinden aan een samenwerkingsverband waarbij sprake is van "gedwongen winkelnering" (patiënten verplicht naar bepaalde SEH brengen). Medische indicaties en persoonlijke wensen van de patiënt bepalen deze keuze. Ook hierin prevaleert onafhankelijkheid en professionaliteit en zullen de belangen van patiënten uit Zuid Holland Zuid niet mogen worden geschaad. Condities: - Vrijheid in keuze van doorverwijzing van onze patiënten, zowel vanuit de patiënt als vanuit de ambulancevoorziening, blijft gegarandeerd. 2.3 Analyse doelstellingen en condities Samenwerken kan in onze professionele opvattingen op drie procesniveau s: op het niveau van de besturende/doelen stellende processen, van de organiserende processen, en van de realiserende processen 2. In de ons voorgelegde ambities en condities komen wij bestaande en beoogde samenwerkingsvormen op alle drie niveaus tegen: Bij besturen/doelen stellen gaat het ons om: oriënteren, inspireren, doelen stellen, en expliciteren. Bij organiseren gaat het om het evenwichtig tot stand brengen van de randvoorwaarden voor een succesvolle uitvoering. Hierbij onderkennen wij 7 elementen: strategie, stijl, systemen, staf, skills, structuur, en significant gedeelde waarden. Bij realiseren kijken wij naar: de primaire processen (zoals ontwikkeling, dienstverlening, verkoop, en service), en de secundaire of ondersteunende processen (kwaliteit, logistiek en inkoop, informatie, (financiële) administratie, personeel en organisatie/hrm, en planning). Uit een nadere analyse van de doelstellingen en voorwaarden blijkt onder meer het volgende: 6 subdoelen en 3 subvoorwaarden hebben betrekking op samenwerking op het niveau van besturen en doelen stellen, 2 subdoelen en 2 subvoorwaarden hebben betrekking op samenwerking op het niveau van realiseren van de primaire processen (research tot en met service), 10 subdoelen en 4 subvoorwaarden hebben betrekking op samenwerking op het niveau van realiseren van de ondersteunende processen (kwaliteit tot en met planning). 3 2 Naar Athos en Pascale, 1981; Peters en Waterman, 1982 (7S); Wijnen, Weggeman, en Kor, 1985 (ESH) 3 Zie bijlage 2 voor de methodische hoofdlijnen van de uitgevoerde analyse DE PRAKTIJK 6

124 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 Zonder verdere verwijzingen is in de drie onderzoekslijnen extra aandacht geschonken aan deze specifieke subdoelen en subvoorwaarden. 2.4 Wettelijk kader Het wettelijk kader van een RAV wordt vooral bepaald door de volgende wetten met hun eventuele uitvoeringsregelingen en besluiten: - Tijdelijke wet op ambulancezorg (TWAZ) en Regeling TWAZ - Mandaatregeling Regionale Ambulancevoorziening - Wet toelating zorginstellingen (WTZI), Uitvoeringsbesluit WTZi en de Beleidsregels WTZi - Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (WKKGZ) - Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG) - Wet op bijzondere medische verrichtingen (WBMV) - Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst (WGBO) - Geneesmiddelenwet - Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ) - Nederlandse Zorgautoriteit (tarieven, beleidsregels, circulaires) - Wet Publieke Gezondheid - Zorgbrede Governancecode 2010 Voor de RAV ZHZ zijn bovendien van belang: - Wet gemeenschappelijke regelingen (WGR) en Wijzigingswet WGR - Wet veiligheidsregio s (WVR) + Wijzigingswet veiligheidsregio s (WWVR) - Gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid Regelgeving in verband met ambtelijke status: - Ambtenarenwet - Algemene wet bestuursrecht - Wet privatisering ABP - Wet kaderregeling vut overheidspersoneel - Regeling flexibel pensioen en uittreden Regelgeving in verband met private status: - Boek 2 (rechtspersonen) Burgerlijk Wetboek - Boek 7 (bijzondere overeenkomsten) titel 10 (arbeidsovereenkomst) Burgerlijk Wetboek 2.5 Omgevingsontwikkelingen De procesgang van de positionering en samenwerking van de RAV ZHZ is geen op zichzelf staand gebeuren. Te verwachten en nog onverwachte gebeurtenissen gaan het verloop en daarmee de bewegingsruimte ten positieve en ten negatieve bepalen. Enkele voorbeelden van deze beïnvloedende factoren kunnen zijn: 2016 Wel/geen overname advies door opdrachtgever en bestuurlijke gremia; 2016 Uitspraak rechtbank Rotterdam inzake fusie ASZ-Rivas Groep; 2016 Besluit beheers- en bestuursconvenanten samengevoegde meldkamers Rotterdam; 2016 Uitkomsten onderzoek bereidwilligheid deelname nieuwe samenwerkingspartners (oprichters en latere toetreders: HAP s, aanpalende RAV s, GR VR ZHZ, andere ziekenhuizen, etc.); 2016 DE PRAKTIJK 7

125 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: Ontwikkelingen in (toepasbaarheid) belastingfaciliteiten; 2016 Uitkomsten overleg met belastingdienst over belastingpakket en KVGR s; 2016 Besluit startdatum nieuwe rechtspersoon inclusief OR en PR; 2016 Vaststelling nieuwe Cao ziekenhuizen; Overkomst 7 à 8 MKA-medewerkers van politie aug 2017; 2017 Vaststelling nieuwe Cao universitair medische centra; 2017 Mogelijke start pilot deelsector AMC s ABP; ambulancezorg in deelsector AMC s? 2017 Besluiten terzake van effecten samengevoegde meldkamers Rotterdam op teksten GR DG&J en GR VR ZHZ + alle gerelateerde overeenkomsten ZHZ; Verwerking effecten schaalgrootte-ontwikkelingen regio door in- of uittreden van gemeenten; 2018 Herziening art. 7 contract dienstverleningsrelatie SCD; Voorbereiding en uitkomst aanbesteding/toewijzing RAV-vergunning 2019; 2019 Buitenwerkingtreding Tijdelijke wet ambulancezorg; 2019 Minimumtermijn lidmaatschap coöperatieleden > 3-5 jaar; 2019 Vaststelling nieuwe CAO ambulancezorg; besluit volgen van CAO ziekenhuizen; 2020 Omzetting samengevoegde meldkamers naar LMO; 2021 Nieuw contract dienstverleningsrelatie SCD; 2026 Einde looptijd flo-gerechtigden RAV ZHZ DE PRAKTIJK 8

126 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: Aanpak onderzoek Doel: In beweging komen en beweeglijk blijven De RAV ZHZ wil in beweging komen en beweeglijk blijven om aan de huidige en toekomstige eisen te kunnen blijven voldoen voor het leveren van kwalitatief hoogwaardige ambulancezorg in de regio. Die zorg moet in een gestroomlijnde relatie met ketenpartners gestalte krijgen, voldoen aan alle wettelijke eisen en slagvaardig en efficiënt plaatsvinden. De RAV ZHZ heeft 2 vragen voorgelegd. De eerste is welke positionering, organisatievorm en vorm van bestuurlijk toezicht het meest optimaal is voor de RAV. Als afgeleide stelt de RAV ZHZ daarnaast de vraag bij welke partij de RAV ZHZ de meeste deskundigheid en expertise kan halen voor versterking en professionaliseren van haar positie. We hebben daartoe de volgende lijn gevolgd: Kennis&over&huidige& samenwerkingen& Bewegingsruimte&voor& bestuur&en&toezicht& Beelden&over&beoogde& samenwerkingspartners& Nieuwe& posi*onering& RAV&ZHZ& Onderzoekslijn 1: bewegingsruimte voor bestuur en toezicht Om te kunnen bewegen en beweeglijk te blijven is bewegingsruimte nodig. De beoogde ruimte voor de positionering en bestuurlijke transformatie van de RAV ZHZ kan zowel autonoom als in samenwerking met derden blijken. Voor de samenwerkingsvarianten hebben we mogelijke combinaties met meerdere partners niet uitgesloten. Aan elke in het onderzoek opkomende oplossingsrichting hebben wij vier eisen verbonden, volgend uit de doelstellingen en voorwaarden: Geen gehele of gedeeltelijke bedrijfsoverdracht van publiekrechtelijke naar private rechtsperso(o)n(en), tenzij.. Geen transitie- of frictiekosten, tenzij.. Fiscale neutraliteit, tenzij.. Compliance van inrichting en functioneren van bestuur en governance met zowel bestaande wet- en regelgeving als met zich expliciet ontwikkelend regeringsbeleid DE PRAKTIJK 9

127 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 De inbreng en conclusies met betrekking tot notariële, fiscale en contractuele aspecten is geleverd door Van Buttingha Wichers Notarissen, BDO Belastingadvies, en Ploum Lodder Princen Advocaten en Notarissen. Ploum Lodder Princen op grond van een door de opdrachtgever lopende het onderzoek gefaciliteerde uitbreiding van het onderzoeksteam. De directie Curatieve zorg van het Ministerie van VWS heeft desgevraagd telefonisch en per e- mail uitsluitsel gegeven over zowel de mogelijkheden en onmogelijkheden van de TWAZ 2013 als de redactie van de betreffende alinea. Een conceptversie van deel I van het rapport is beoordeeld en becommentarieerd door de referenten Anne Jonkman en Louis Houwen. Onderzoekslijn 2: samenwerkingskennis De RAV ZHZ start niet vanuit een blanco situatie; er zijn reeds verschillende samenwerkingsverbanden, al dan niet geformaliseerd. In deze onderzoekslijn is geïnventariseerd welke samenwerkingen dit betreft, en wat de impact is van bestaande samenwerkingsconstructies op de mogelijke bereidwilligheid van potentiele en beoogde samenwerkingspartners tot intensieve samenwerking. Onderzoekslijn 3: Beelden over beoogde samenwerkingspartners In onderzoekslijn 3 zijn de impliciete voorkeuren voor een of meerdere samenwerkingspartners geëxpliciteerd. In gestructureerde interviews zijn 17 bestuurders en functionarissen van zowel de RAV ZHZ als de potentiele samenwerkingspartners per doelstelling gevraagd naar een rangschikking van de partners aan de hand van een te selecteren subdoelstelling. Hoofdstuk 3 t/m 7 geven de bevindingen en deelconclusies binnen de verschillende onderzoekslijnen. In hoofdstuk 8 volgen onze geïntegreerde conclusies en advies met een toets aan de ons door de opdrachtgever meegegeven doelstellingen en condities DE PRAKTIJK 10

128 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 Deel 1 BEWEGINGSRUIMTE VOOR BESTUUR EN TOEZICHT 2016 DE PRAKTIJK 11

129 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: Positionering RAV ZHZ De Regionale Ambulancevoorziening Zuid-Holland Zuid (RAV ZHZ) wil zich de komende jaren zodanig positioneren dat zij maximale kansen creëert in de eerstvolgende procedure waarin de RAV vergunning in de regio Zuid-Holland Zuid wordt toegewezen of via aanbesteding gegund wordt. Daarvoor is het zowel een noodzakelijke voorwaarde dat zij zich kwalificeert als zorginstelling als wenselijk om kwalitatieve massa en schaalgrootte te realiseren. 4.1 Kwalificatie onder de Wet Toelating Zorginstellingen Om zich als zorginstelling te kwalificeren onder de Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi) is het vereist dat een onafhankelijk toezichthoudend orgaan wordt ingesteld (Raad van Commissarissen) dat aan de eisen van (onder meer) artikel 6.1. Uitvoeringsbesluit WTZi voldoet. De bestuursstructuur zoals die door de Wet Gemeenschappelijke Regelingen (WGR) wordt ingericht voldoet niet aan deze eisen. In het geval van een Gemeenschappelijke Regeling (GR) is er geen onafhankelijk toezichthoudend orgaan aangezien de leden van het algemeen bestuur, dagelijks bestuur en de voorzitter van de GR allen afkomstig zijn uit en benoemd worden door (de colleges van burgemeester en wethouders van) de gemeenten. Dit maakt voorzetting van de huidige situatie niet alleen onwenselijk, maar ook onmogelijk omdat deze niet aan de wet voldoet. Om aan de kwalificatie als zorginstelling te kunnen voldoen een absolute voorwaarde om in aanmerking te komen voor een nieuwe vergunning - is dus omzetting van de RAV ZHZ naar een andere rechtspersoon onvermijdelijk. Met de verwachting dat de nieuwe Wet ambulancezorg geen andere eisen gaat stellen aan de organisatievorm an sich (privaat of publiek) kan de Minister van VWS dit probleem behendig omzeilen en kan het oplossen ervan overgelaten worden aan de markt. 4 Het maakt bovendien waarschijnlijk dat de markt niet op enige compensatie van sanerings-, transitie-, en/of frictiekosten van haar kant hoeft te rekenen. 4.2 Mogelijke rechtspersonen Om aan de wet WTZi te kunnen voldoen zijn verschillende benaderingen mogelijk: 1. Een coöperatie Een organisatie (vereniging) van ten minste twee of meer personen (leden) die bij notariële akte als coöperatie is opgericht. De coöperatie moet een bedrijf (doen) uitoefenen en in dat bedrijf overeenkomsten sluiten met de leden. De coöperatie moet voorzien in de stoffelijke behoeften van leden, waarmee wordt bedoeld het voorzien in de economische behoeften van de leden. Dat kan zijn het genereren van opbrengsten, maar ook het besparen van kosten. De naam van de coöperatie moet het woord coöperatief bevatten en afhankelijk van het aansprakelijkheidsregime aan het slot de letters W.A., B.A. of U.A. (zie bijlage 3 voor een nadere toelichting op de coöperatieve vereniging) 2. De besloten vennootschap (BV) Een BV is een goed alternatief voor de coöperatie. Een BV kan door één (rechts-)persoon bij notariële akte worden opgericht. Sinds de nieuwe BV (flex) wetgeving kunnen aan aandeelhouders en derden allerlei verplichtingen en eisen worden opgelegd 5 waardoor de 4 RAV ZHZ, Opzet onderzoek positionering RAV Zuid-Holland Zuid. 5 Artikel 2:192 B.W DE PRAKTIJK 12

130 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 inrichting aan de gewenste voorwaarden kan voldoen. Ook de wijze waarop de blokkering van de aandelen geschiedt is geheel vrij in te vullen en kan zelfs achterwege blijven. Nadeel is dat overdracht van aandelen en derhalve toe-en uittreding bij notariële akte dient te geschieden, daarbij verwateringsproblemen kunnen ontstaan, en de vraag opdoemt hoe de aandelen moeten worden gewaardeerd (met dien verstande dat in de statuten een prijsbepalingsregeling kan worden opgenomen waaraan de aandeelhouders gebonden zullen zijn). 3. De stichting Een stichting kent geen "eigenaren" en haar vermogen komt in "de dode hand". Het ledenverbod kan (te) belemmerend werken. Daarnaast telt het verbod uitkeringen te doen aan oprichters of aan hen die deel uitmaken van haar organen en ook aan anderen, tenzij wat de laatste categorie betreft de uitkeringen een ideële of sociale strekking hebben. 4. De maatschap, vennootschap onder firma en commanditaire vennootschap Personenvennootschappen bezitten geen rechtspersoonlijkheid en toe- en uittreding stuiten op formele leveringsvereisten (overdracht van alle activa en passiva op de voor elk goed wettelijk voorgeschreven wijze); voorts geldt hier een aansprakelijkheidsrisico. Het gebrek aan rechtspersoonlijkheid kan in conflict komen met de eisen die bij het verlenen of verkrijgen van een nieuwe vergunning worden gesteld. 5. Contractuele regeling Bij een contractuele regeling is geen sprake van een rechtspersoon als drager van eigen rechten en verplichtingen. Toe- en uittreding kan alleen met unanimiteit van de partijen. Ook hier geldt dat bij gebrek aan rechtspersoonlijkheid mogelijk niet voldaan wordt aan de eisen die bij het verlenen of verkrijgen van een nieuwe vergunning worden gesteld. 4.3 Oprichting coöperatie Gelet de nadelen van de stichting richt de keuze om zich als zorginstelling te kwalificeren zich op een BV of een coöperatieve vereniging (coöperatie). Voor de oprichting van een BV is in principe slechts één aandeelhouder vereist en de oprichting van een coöperatie vraagt om ten minste twee oprichtende leden. De RAV ZHZ is echter een kleine partij en om kwalitatieve massa en schaalgrootte te realiseren is de deelname van meer dan één partij nadrukkelijk gewenst, zo niet noodzakelijk. Gezien de meer gecompliceerde toe- en uittreding, de mogelijke verwateringsproblemen, en de mogelijke waarderingsvraagstukken bij een BV adviseren wij de structurering te laten plaatsvinden via een coöperatie met uitgesloten aansprakelijkheid (CVUA, zie bijlage 4 voor een structuuroverzicht). Zonder de rechtsvorm van de BV geheel en al uit te sluiten is in dit adviesrapport de CVUA het onderwerp van verdere uitwerking. Belangrijk is daarbij te weten dat de aan de belastingdienst voor te leggen fiscale strategie ter verkrijging van de vrijstellingen ietwat van elkaar afwijkt maar dat de in het rapport aangegeven financiële en fiscale consequenties voor een BV uiteindelijk gelijk zijn aan die van een coöperatie DE PRAKTIJK 13

131 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: De bevroren RAV-vergunning onder de Tijdelijke Wet Ambulancezorg De GR DG&J heeft tot taak 6 het instellen en in stand houden van de Regionale Ambulance Voorziening voortvloeiend uit de TWAZ. Deze RAV maakt deel uit van het organisatieonderdeel DG&J. De GR DG&J/RAV is de vergunninghouder als bedoeld in de TWAZ. In deze TWAZ is de situatie van 1 december 2011 bevroren en dat maakt dat de vergunning niet overdraagbaar is op grond van de TWAZ. Het bestuur van de GR DG&J/RAV kan echter de taken onder de vergunning wel laten uitvoeren door partijen die krachtens een overeenkomst ambulancezorg verrichten 7. De CVUA kan dus de uitvoering ter hand nemen onder de verantwoordelijkheid van de GR DG&J/RAV. Partijen dienen daartoe een exploitatie-/beheerovereenkomst te sluiten. Deze overeenkomst, met een eventueel SLA, bevat de afspraken over de wijze waarop de coöperatie de taken en bevoegdheden (gedelegeerd) uitvoert, de wijze waarop de GR DG&J/RAV haar controle daarop uitoefent en de eventuele sancties op niet nakoming van de verplichtingen door de coöperatie. Omdat tot ten minste 2019 de uiteindelijke zeggenschap bij de GR DG&J/RAV blijft en de coöperatie gebonden wordt onder de exploitatie overeenkomst, komt er geen zeggenschap (controle) over de vergunning bij de (organen van) de coöperatie. De taken en bevoegdheden onder de vergunning zijn contractueel afdwingbaar. Na het verkrijgen van de vergunning door de coöperatie in 2019 kan de DG&J zich beraden of zij lid wil blijven. Omdat aan enkele fiscale regelingen minimumtermijnen zijn verbonden vraagt dit om tijdig overleg met de belastingdienst (zie ook hoofdstuk 5: bedrijfsfusiefaciliteit). 4.5 De bevoegdheden van de mogelijke oprichters In de regio Zuid-Holland Zuid zijn de gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid- Holland Zuid (GR DG&J ZHZ) en de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio ZHZ (GR VR ZHZ) gezamenlijk verantwoordelijk voor de publieke gezondheid en daarmee verband houdende veiligheid in de regio (de witte keten). Dat wil niet bij voorbaat zeggen dat zij of de beoogde samenwerkingspartners, als oprichters van de nieuwe coöperatie (of een BV) kunnen optreden. De GR DG&J De GR DG&J ZHZ is als openbaar lichaam bevoegd om een gemeenschappelijk regeling aan te gaan als bedoeld in hoofdstuk IX van de WGR en bevoegd tot alle private rechtshandelingen als bedoeld in de WGR. 8 Op grond van artikel 31a WGR is vereist dat (i) in de gemeenschappelijke regeling is voorzien in de oprichting van de coöperatie, (ii) in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang, en (iii) het besluit van het algemeen bestuur daartoe niet wordt genomen dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur van het oprichtende openbaar lichaam te brengen. De GR DG&J voldoet aan deze formele vereisten van artikel 31a WGR. Het besluit van het algemeen bestuur van DG&J 9 tot oprichting van een coöperatie dient dus eerst voorgelegd te worden aan de raden van de deelnemende gemeenten. Op grond van de Mandaatregeling RAV ZHZ zijn aan de directeur van de RAV ZHZ gemandateerd alle bevoegdheden, zoals aangeduid in het register bij de mandateringsregeling, voor zover het 6 Op grond van Bijlage 4 bij de GR DG&J 7 Op grond van artikel 5, lid 5 van de TWAZ 8 Op grond van artikel 8 van de GR DG&J 9 Mits openbaar o.g.v. artikel 14 van de GR DG&J 2016 DE PRAKTIJK 14

132 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 betreft materiele zeggenschap over de RAV. Onder deze mandatering valt maar een beperkt aantal private rechtshandelingen en niet de notariële akte van oprichting van een coöperatie. De mogelijke medeoprichters De veiligheidsregio In de huidige GR VR ZHZ is niet bepaald dat het bestuur bevoegd is tot oprichting van een coöperatie of daarvan lid kan worden. Daar is een separate bevoegdheidstoekenning vanuit de aangesloten gemeenten voor vereist. Ook is geen expliciete bevoegdheid toegekend om een gemeenschappelijk regeling aan te gaan 10. Voor beide situaties moet door de raden van de gemeenten expliciet goedkeuring/mandatering worden verleend. De GR VR kan dus niet op eenvoudige wijze de positie van oprichter/lid van de coöperatie vervullen, maar kan na een zorgvuldig doorlopen procedure uiteraard wel als lid toetreden. De GR VR kan eventueel ook separaat van de coöperatie blijven en als derde (niet-lid) met de coöperatie een overeenkomst sluiten waarin de rechtsverhouding tussen de coöperatie en de GR VR wordt geregeld (waaronder de te maken afspraken over verdeling en coördinatie van taken en bevoegdheden). De GHOR ZHZ staat als dienstonderdeel van de GR VR ZHZ onder leiding van de Directeur Publieke Gezondheid (DPG) die tevens secretaris-directeur is van de GR DG&J. 11 De DPG kan bestuurder zijn van de coöperatie. Die rol kan gewenst zijn omdat diens taken en rol in de witte keten dat met zich meebrengen. Vanwege deze onderlinge verwevenheid is op termijn een lidmaatschap van de VR binnen de coöperatie het overwegen waard. De ziekenhuizen Aangezien de huidige GR VR niet onmiddellijk eenvoudig als oprichter/lid in aanmerking blijkt, komen vanuit de door de RAV benoemde mogelijke samenwerkingspartners twee alternatieve medeoprichters in beeld: 1) de publiekrechtelijke rechtspersoon Traumacentrum Erasmus Medisch Centrum (TEMC); 2) de privaatrechtelijke rechtspersonen Albert Schweitzer Ziekenhuis ASZ en Beatrixziekenhuis/Rivas Groep (Rivas), hierna samen te noemen ASZ/Rivas. Van hen zal moeten worden beoordeeld of binnen hun (statutaire) doelstellingen en governance structuur oprichting en lidmaatschap van de coöperatie mogelijk zijn. De RAV BMWN Voor de mogelijke partner RAV Brabant Midden-West-Noord ligt de zaak ingewikkelder. Voor zover valt te achterhalen is deze gemeenschappelijke regeling met inachtneming van de eerder genoemde wettelijke voorwaarden bevoegd om als oprichtend lid op te treden. Maar deze RAV staat momenteel voor precies dezelfde opgave als de RAV ZHZ: hoe zich de komende jaren zodanig te positioneren dat zij zich kwalificeert als nieuwe vergunninghouder in haar huidige werkgebied. Dit sluit het optreden van de huidige rechtspersoon RAV Brabant Midden-West- Noord als oprichtend lid voor de RAV ZHZ in feite uit. 4.6 Het oprichten van de coöperatie De coöperatie, die ten minste twee oprichtende leden moet hebben, kan dus in beginsel worden opgericht door de GR DG&J en door de mogelijke samenwerkingspartners TEMC en/of ASZ en/of Beatrixziekenhuis/Rivas. Daaraan voorafgaand moet al overleg met de belastingdienst zijn gevoerd, voor de overwegingen en argumenten zie hoofdstuk Als bedoeld in hoofdstuk IX van de Wet GR 11 Als bedoeld in artikel 14 van de Wet Publieke Gezondheid belast met de operationele leiding (artikel 32 GR VR) DE PRAKTIJK 15

133 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 Na oprichting kunnen andere rechtspersonen, bij voorkeur ketenpartners, als lid toetreden door middel van een aanmelding bij het bestuur van de coöperatie. In de statuten van de coöperatie kan bepaald worden dat er verschillende soorten leden zijn met per soort verschillende rechten en verplichtingen. Mede om fiscale redenen kunnen individuele ledenrekeningen worden gecreëerd. Dit teneinde de door de leden ingebrachte activa en passiva bij het eigen lidmaatschapsrecht te alloceren, waardoor geen vermogensverschuiving of vermogensvervreemding plaatsvindt. Dit laatste is ook een voordeel ten opzichte van andere rechtsvormen. Mocht het om welke reden dan ook het wenselijk zijn de coöperatie op te heffen, dan is dit relatief eenvoudig te realiseren omdat bij een coöperatie ieder deelnemend lid zijn eigen rekening behoudt; activa en passiva worden ingebracht maar niet overgedragen. Doelstelling: De doelstelling moet voldoen aan de wettelijke eisen van een coöperatie (zie bijlage 3) maar kan bestaan uit het voor de leden voorzien in de stoffelijke behoeften voor wat betreft de uitoefening van het bedrijf dat gericht is op de inrichting, exploitatie, uitvoering en samenwerking op het gebied van de publieke gezondheidszorg en veiligheid in de regio. 12 Bestuur Het bestuur van de coöperatie kan worden benoemd door de algemene ledenvergadering van de coöperatie. Deze Raad van Bestuur kan als leden hebben: - de directeur van de RAV ZHZ; - de directeur Publieke Gezondheid (DPG, tevens directeur van de GHOR); - een nader te benoemen lid. Door middel van statutaire kwaliteitseisen kan geregeld worden dat deze personen zitting hebben in het bestuur, verplicht is dat echter niet. De benoeming kan ook aan de algemene ledenvergadering van de coöperatie worden overgelaten. Het is mogelijk dat de GR VR ZHZ één bestuurder van de coöperatie rechtstreeks benoemt, mits het bestuur van de coöperatie uit drie of meer bestuurders bestaat (zie ook bijlage 3). De DPG als bestuurder kan bijvoorbeeld rechtstreeks benoemd worden door zowel de GR DG&J als door de GR VR. Indien de GR DG&J de DPG benoemt bestaat de mogelijkheid voor de GR VR bijvoorbeeld de directeur van de Samengevoegde meldkamers Rotterdam als bestuurslid te (laten) benoemen. Het qualitate qua benoemen van de voorzitter van het ROAZ als derde lid in het bestuur lijkt op het eerste gezicht een aantrekkelijke stap. De voorzitter ROAZ is echter een directielid van het TEMC en uit het oogpunt van zowel de WGBO, etc. als de Mededingingswetgeving kan dit tot (vermeende) ongewenste belangenverstrengeling leiden 13. Om ieder misverstand op dit punt bij voorbaat te vermijden raden wij deze bestuursinvulling af. Eenzelfde argumentatie geldt voor het in de RvB van de coöperatie benoemen van bestuurs- en directieleden van andere zorgaanbieders, temeer als zij lid zijn van de coöperatie. Raad van Commissarissen Op grond van de WTZi artikel 6.1 Uitvoeringsbesluit WTZi dient er een onafhankelijk toezicht houdend orgaan (de Raad van Commissarissen; RvC) te zijn dat toezicht houdt op de dagelijkse en algemene leiding en het bestuur met raad en daad terzijde staat. Geen persoon kan gelijktijdig deel uitmaken van de RvC en van de dagelijkse of algemene leiding (met name het bestuur van de 12 Vgl. ook artikel Wet Veiligheidsregio's 13 De rechten van de patiënt liggen verankerd in diverse wetten, zoals de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO), de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (WKKGZ) en de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (WMCZ). De WGBO is van deze wetten veruit de belangrijkste, omdat hierin alle rechten zijn neergelegd die van toepassing zijn op de relatie tussen arts en patiënt DE PRAKTIJK 16

134 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 coöperatie). De RvC dient zodanig te zijn samengesteld dat de leden ervan ten opzichte van elkaar, de dagelijkse en algemene leiding en welk deelbelang dan ook onafhankelijk en kritisch kunnen opereren. De coöperatie legt inzichtelijk de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de RvC en de dagelijkse en algemene leiding vast, alsmede de wijze waarop interne conflicten worden geregeld. Voorts dient de RvC te voldoen aan de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek: zij moeten in ieder geval natuurlijke personen zijn en in beginsel worden de commissarissen benoemd en ontslagen door de algemene vergadering 14 (zie bijlage 3). Ook hier kunnen kwaliteitseisen worden verbonden aan de leden van de RvC die uiteraard wel moeten voldoen aan de criteria van de WTZi. De coöperatie moet vastleggen welk orgaan (RvB en RvC) welke bevoegdheden heeft. 14 Burgerlijk Wetboek, artikel 2:57 en 2:57a DE PRAKTIJK 17

135 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: Financiële en fiscale aspecten 5.1 Uitgangspunten Voor de totstandkoming van een nieuwe structuur voor de ambulancezorg in de regio Zuid- Holland-Zuid hebben wij vooraf een aantal heldere kaders benoemd die de wenselijkheid en haalbaarheid van de mogelijke scenario s bepalen. Aanvragen van de nieuwe vergunning De coöperatie kwalificeert zich als aanvrager van een nieuwe RAV-vergunning in de regio Zuid- Holland Zuid bij de buitenwerkingtreding van de TWAZ) Deze nieuwe organisatie treft met zijn leden alle voorbereidingen om zich kwalitatief en qua schaalgrootte onderscheidend te positioneren. Voorkomen van frictiekosten Om ongewenste frictiekosten te voorkomen als gevolg van de overgang van het personeel naar de private sfeer, zal het huidige personeel in dienst blijven in de publiekrechtelijke sfeer. Dat betekent dat het huidige personeel van RAV-ZHZ in dienst blijft van DG&J, danwel overgaat naar een ander publiekrechtelijk persoon. Het nieuw aan te nemen personeel kan in dienst komen bij de coöperatie, zodat er in de loop van de tijd een ingroei plaatsvindt bij de coöperatie. Voorkomen belastingheffing Belastingheffing bij de herstructurering moet zo veel als mogelijk voorkomen worden. Op dit moment is RAV ZHZ een dienstonderdeel van de GR DG&J. Vanuit oogpunt van fiscaliteit is van belang om allereerst vast te stellen dat DG&J sinds 1 januari 2016 op grond van de Wet modernisering VPB-plicht overheidsondernemingen (zeer waarschijnlijk) een onderneming drijft in fiscale zin 15. Aangeraden wordt om alle fiscale aspecten in samenhang vooraf met de Belastingdienst af te stemmen. Het voorgestane overdracht-scenario In het voorgestane scenario worden de activa en passiva van de RAV door DG&J aan de coöperatie overgedragen in de vorm van een inbreng. De overdracht kan eventueel ook plaats vinden door middel van een activa/passiva-transactie, waarbij de coöperatie de onderneming koopt van DG&J. Echter, indien fiscale faciliteiten nodig zijn om belastingheffing te voorkomen, heeft inbreng de voorkeur en deze route hanteren wij verder in de uitwerking. Bij de inbreng worden alle activa en passiva van RAV ZHZ samen met de onderneming (bestaande uit het verlenen van de ambulancezorg 16 ) volledig ingebracht ( maximale variant ). 17 Uit de jaarrekening van RAV-ZHZ blijkt dat er onroerende zaken zijn toegerekend aan de RAV. Het verdient (sterk) de voorkeur de onroerende goederen gelijk met (en als onderdeel van) de gehele inbreng mee te nemen. In een later stadium het onroerend goed inbrengen, inmiddels los van de inbreng van de bedrijfsactiviteiten, zal de vraag inzake de verschuldigdheid van overdrachtsbelasting oproepen. Een dergelijke procesgang wordt daarom op voorhand afgeraden. 15 Verwijzend naar het door Deloitte uitgebrachte memo d.d. 18 juni Vooralsnog blijft de vergunning achter bij DG&J. Op zich kan fiscaal de ambulancezorg wel worden uitgevoerd door de coöperatie. 17 Ingeval er toch slechts beperkt activa en passiva overgaan dan moet alsnog beoordeeld worden of er nog steeds voldaan wordt aan de overgang van een gehele onderneming (of een zelfstandig onderdeel daarvan), hetgeen vereist is om belastingheffing te voorkomen DE PRAKTIJK 18

136 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: Vennootschapsbelasting De coöperatie is naar haar aard in beginsel volledig belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. Voor de heffing van vennootschapsbelasting zijn van belang: de fiscale openingsbalans, de stille reserves en de aanwezige goodwill, de ledenrekening, de overdracht van onroerende zaken en de zorgvrijstelling. De fiscale openingsbalans De GR DG&J moet per 1 januari 2016 de activa en passiva van RAV ZHZ vermelden op haar fiscale openingsbalans. En wel zodanig dat de fiscale waardering plaats vindt tegen de waarde in het economische verkeer waarop vervolgens kan worden afgeschreven. Eventuele eigen goodwill kan niet worden geactiveerd. In fiscale zin behoren de commercieel gevormde Reserves Aanvaardbare Kosten (RAK) en voorzieningen tot het eigen vermogen. De stille reserves en de aanwezige goodwill In beginsel wordt bij de inbreng van de activiteiten in een coöperatie fiscaal afgerekend over de stille reserves en de aanwezige goodwill. Deze stille reserves zullen relatief beperkt zijn, als gevolg van een korte periode van belastingplicht van DG&J. Het aanwezige vermogen van ruim ,- en de behaalde resultaten in het verleden in aanmerking nemend, kan goodwill aanwezig zijn. Indien echter de belastingplichtige DG&J de RAV ZHZ overdraagt tegen uitreiking van lidmaatschapsrechten in de coöperatie kan fiscale afrekening over de stille reserves en de goodwill worden voorkomen door toepassing van de bedrijfsfusiefaciliteit 18. Voor deze bedrijfsfusiefaciliteit geldt een aantal belangrijke voorwaarden. Toepassing van deze faciliteit vraagt om tijdige afstemming met de belastingdienst omdat vooraf een specifiek gezamenlijk verzoek moet worden ingediend. Een van die voorwaarden is dat de fusie niet in overwegende mate is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing, maar plaatsvindt op grond van zakelijke overwegingen zoals een herstructurering. Van het ontgaan of uitstellen van heffing is bijvoorbeeld sprake als de lidmaatschapsrechten binnen 3 jaar door DG&J worden overgedragen of de ingebrachte onderneming binnen 3 jaren (in)direct wordt overgedragen aan een derde. Tenzij het tegendeel aannemelijk wordt gemaakt. De ledenrekening Bij de oprichting van de coöperatie is sprake van meerdere leden, waarbij het van belang is om in de oprichtingsakte van de coöperatie en de akte van inbreng vast te leggen dat ieder lid haar eigen ledenrekening heeft, en het ingebrachte vermogen zal worden bijgeschreven op haar ledenrekening. Hiermee wordt voorkomen dat de door DG&J ingebrachte onderneming verwatert naar de andere leden, hetgeen tot belastingheffing leidt. De overdracht van onroerende zaken Indien er, ook op termijn, geen onroerende zaken overgaan naar de coöperatie, kan bij de bepaling van de belastbare winst wellicht sprake zijn van een fiscale correctie van de aftrekbaarheid van de huurlasten. Zorgvrijstelling Eventueel kan door de coöperatie de zorgvrijstelling VPB worden toegepast. Momenteel wordt overleg gevoerd met het Ministerie van Financiën over de mogelijke toepassing van de zorgvrijstelling op ambulancevoorzieningen. Indien de activiteiten kwalificeren voor de zorgvrijstelling, is het van belang dat de coöperatie voldoet aan de bepaalde voorwaarden, zowel 18 Wet VPB 1969, art DE PRAKTIJK 19

137 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 statutair als feitelijk. Het advies is om, voorafgaand aan de herstructurering, bij de inrichting van de statuten van de coöperatie reeds zoveel mogelijk rekening te houden met de wettelijke voorwaarden. Indien de zorgvrijstelling door de coöperatie wél kan en zal worden toegepast, dan is de fiscale strategie om aan te tonen dat er geen stille reserve en goodwill zijn; anders zal belastingheffing plaatsvinden bij DG&J. 5.3 Schenkbelasting Gevolgen coöperatie voor de leden In fiscale zin wordt een schenking geconstateerd indien bij een vermogensovergang sprake is van de volgende kenmerken: een verkrijging, een verarming en vrijgevigheid. Bij de beoogde herstructurering, waarbij DG&J het vermogen in de vorm van de activa en passiva inbrengt tegen ontvangst van door de coöperatie uitgereikte lidmaatschapsrechten, is er voor de coöperatie geen sprake van een verrijking. De twee andere beoogde coöperatieleden (ASZ en TEMC) worden als gevolg van deze inbreng evenmin (indirect) bevoordeeld, aangezien zij geen aanspraak kunnen maken op het door DG&J ingebrachte vermogen. Concluderend kan worden vastgesteld dat heffing van schenkbelasting bij een inbreng tegen uitreiking van lidmaatschapsrechten naar onze mening niet aan de orde is. Het advies is om dit mee te nemen in de gehele afstemming met de belastingdienst. 5.4 Overdrachtsbelasting Indien er geen onroerende zaken overgaan, heeft de herstructurering geen gevolgen voor de heffing van overdrachtsbelasting. Nu is het advies dat de onroerende zaken wel meteen overgaan. Met als overweging dat bij een inbreng van de onroerende zaken gezamenlijk met de andere activa en passiva naar verwachting eerder aanspraak gemaakt zal kunnen worden op een vrijstelling, als onderdeel van de gehele overgang, dan indien ervoor gekozen wordt om de panden op een later moment over te dragen. Toch vergt deze aanspraak nader onderzoek naar de wijze waarop dit zonder heffing van overdrachtsbelasting kan plaatsvinden. Deze casus is namelijk vrij bijzonder want nieuw, en zij past niet helemaal in de huidige faciliteiten die er zijn voor de overdrachtsbelasting. Wellicht dat een beroep op de hardheidsclausule uitkomst biedt. 5.5 Omzetbelasting Op dit moment is de RAV ZHZ een dienstonderdeel van de GR DG&J. Voor de btw is sprake van een onderneming, echter geen btw-belaste onderneming. De ambulancezorg die wordt verricht betreft dienstverlening die valt onder de wettelijke btw-vrijstelling voor ambulancevervoer. Naast de opbrengst van zorgverzekeraars op basis van het NZa-tarief voor het ambulancevervoer wordt bij diezelfde zorgverzekeraars een opbrengst gerealiseerd voor de MKA (toeslag op de ritprijs). De RAV ZHZ heeft de uitvoering van deze MKA-activiteit uitbesteed aan de beheerder van de GMC ZHZ. De GMC heeft zelf geen rechtspersoonlijkheid. De politie Rotterdam is vooralsnog tot augustus 2017 als GMC-beheerder de penvoerder van de KVGR. De RAV heeft de wettelijke taak tot het in stand houden van de MKA, ter zake is heffing van btw niet aan de orde. De meldkamer wordt voor de btw beschouwd als een niet-ondernemerstaak. De opbrengst die RAV ZHZ vanwege de MKA realiseert is begrepen in een toeslag op de ritprijs ambulancezorg, welke 2016 DE PRAKTIJK 20

138 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 toeslag zij via de KVGR als inbreng in de gemene kosten betaalt aan de beheerder. Uit de jaarrekening van RAV/GR DG&J is af te leiden dat hierop een beperkte inhouding plaatsvindt c.q. resultaat wordt behaald. De overgang van de activiteiten van RAV naar de coöperatie heeft de volgende fiscale gevolgen voor de btw: - RAV-activiteiten vanuit rechtsvorm coöperatie Of de RAV-activiteiten in huidige vorm vanuit de GR DG&J of de coöperatie worden verricht, maakt niet uit voor de btw-gevolgen van de vrijgestelde ambulancezorgactiviteiten. De btwvrijstelling voor ambulancevervoer is wat dat betreft rechtsvormneutraal. De uitvoering van de wettelijke meldkamertaken wordt voor de DG&J gezien als een niet-ondernemerstaak en/of gaat op in de vrijgestelde ambulancezorg waardoor heffing van btw niet aan de orde is. Datzelfde geldt indien deze activiteiten in de toekomst door de coöperatie worden verricht (niet-ondernemerstaak c.q. betreft onderdeel van de vrijgestelde ambulancediensten). Met andere woorden, vanwege de beschikbare fiscale regelingen kunnen zowel de ambulance- als de meldkameractiviteiten zonder btw-gevolgen overgaan naar, en worden uitgevoerd in, de beoogde structuur. Het advies is dit punt zekerheidshalve mee te nemen in de afstemming met de Belastingdienst. Zou de coöperatie de meldkameractiviteiten met personeel in dienst van DG&J gaan uitvoeren dan speelt echter mogelijk het probleem van btw-belaste detachering. Dit pleit ervoor om de MKA-centralisten met hun teamleider in dienst te laten treden van de coöperatie; zie de navolgende paragraaf 5.6: Personeelbeheer medewerkers RAV ZHZ. - Verkoop roerende zaken De verkoop van (losse) roerende zaken door GR DG&J aan de coöperatie leidt normaliter tot btw-belaste leveringen. Uitzondering hierop is de verkoop/levering van roerende zaken (bijvoorbeeld ambulances) welke uitsluitend gebruikt zijn voor btw-vrijgestelde activiteiten of activiteiten waarvoor aftrek is uitgesloten. In die gevallen is een vrijstelling van toepassing bij de verkoop 19. Indien bijvoorbeeld de ambulances de afgelopen jaren uitsluitend gebruikt zijn voor btw-vrijgestelde activiteiten is de verkoop van dergelijke ambulances dus vrijgesteld van btw. - Verkoop onroerende zaken De verkoop van (losse) onroerende zaken (bijvoorbeeld ambulanceposten) is vrijgesteld van btw, indien deze ouder dan twee jaar zijn. De verkoop van onroerende zaken binnen twee jaar na eerste ingebruikname is belast met 21% btw. Daarna is het vrijgesteld van btw maar belast met 6% overdrachtsbelasting tenzij, zoals hiervoor aangegeven een faciliteit kan worden toegepast. Indien onroerend goed wordt overgedragen waarbij in de afgelopen 10 jaar btw is teruggevorderd - al dan niet via de transparantiemethode door gemeenten via het btw-compensatiefonds, hetgeen niet aannemelijk zal zijn - dan kan de overdracht leiden tot herziening van eerder teruggevorderde btw. - Activa/passiva transactie Bij de inbreng/overdracht van de activiteiten door GR DG&J in een coöperatie vindt een activa/passiva transactie plaats. In dat geval zijn alle goederenleveringen en rechten die in dat kader overgaan niet belast met btw. Dit wordt beschouwd als een overgang van een algemeenheid van goederen (= onderneming). De overgang van een algemeenheid van 19 Wet op de omzetbelasting 1968, art. 11, lid 1 sub r DE PRAKTIJK 21

139 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 goederen aan een derde die met deze goederen en rechten een onderneming voortzet, is onbelast voor de btw Vergunning Indien het niet mogelijk is om de coöperatie te laten declareren bij de zorgverzekeraars (vanwege de vergunning bij de RAV), dan moet een overeenkomst van opdracht opgesteld worden tussen de RAV en de coöperatie waarin sprake is van onderaanneming of uitbesteding door GR DG&J aan de coöperatie. Bij aanneming van ambulancezorgdiensten zonder dat daarvoor een vergoeding tegenover staat blijft de uitvoering en het doorbelasten van de opbrengsten vrijgesteld van btw. - Samenwerking met vergelijkbare organisatie Mogelijk gaat in de toekomst door de coöperatie samengewerkt worden met een vergelijkbare organisatie in een andere regio. Indien daarvoor juiste overeenkomsten van opdrachten afgesloten worden tot het verrichten van ambulancezorg in andermans regio, dan leidt dit niet tot btw-heffing. Er is dan sprake van btw-vrijgestelde zorgverlening. 5.6 Personeelbeheer medewerkers RAV ZHZ De positie van het personeel van de RAV ZHZ vraagt speciale fiscale aandacht, gezien de frictiekosten die gepaard gaan met de overgang van een publiekrechtelijk naar een privaatrechtelijke organisatievorm en het daarmee gepaarde verlies van de ambtenarenstatus. Het verlies van deze status dwingt tot een overgang van pensioenfonds en flo-fonds bij welke uittreding en toetreding aanmerkelijke kosten zijn gemoeid. Fiscale regelingen bij de uitleen van personeel aan de coöperatie Uitgangspunt is dus dat het personeel dat momenteel al werkzaam is voor de RAV bij de oprichting niet over gaat naar de coöperatie vanwege verlies van ambtenarenstatus, welk verlies leidt tot ongewenste frictiekosten. Daarom wordt het huidige DG&J-personeel bij voorkeur door de coöperatie (of BV) ingeleend bij GR DG&J en/of bij een andere publiekrechtelijke organisatie. Het uitlenen van personeel is in de basis belast met btw en gaat in beginsel tot 21% kostprijs verhogende btw bij de coöperatie leiden. Er is een aantal specifieke regelingen om toch deze btwheffing te voorkomen, maar deze regelingen kennen strikte voorwaarden. Kosten voor gemene rekening. Voor het gebruik van de regeling kosten voor gemene rekening (KVGR) gelden de volgende strikte voorwaarden: - De kosten worden gemaakt voor beide partijen; - De kosten worden in eerste instantie door één van hen betaald en daar blijft dus ook een deel van de personeelskosten achter; - De kosten worden voor het werkelijke bedrag tussen partijen omgeslagen; - De kosten verdeling vindt plaats volgens een tevoren vaststaande verdeelsleutel die in beginsel niet aan te passen/eeuwigdurend is; - Het risico (bijvoorbeeld ziekte, ontslag etc.) van die kosten gaat allen volgens de overeengekomen verdeelsleutel aan. 20 Wet op de omzetbelasting 1968, art. 37 lid d DE PRAKTIJK 22

140 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 Goedkeuring voor vrijstelling voor structurele detachering. Om voor deze goedkeuring in aanmerking te komen geldt een groot aantal voorwaarden waarvan de belangrijkste zijn: - De primaire activiteiten van de uitlener moeten vrijgesteld zijn op basis van de medische vrijstelling; - Het personeel moet vrijgestelde ambulancezorgdiensten verrichten; - De detachering moet structureel van karakter zijn; - Enkel de brutoloonkosten worden doorbelast; - Bij beëindiging van de detachering is de coöperatie verantwoordelijk, financieel maar ook qua nieuwe werkkring zoeken, etc. De intentie van partijen moet daadwerkelijk zijn om een structurele detachering aan te gaan, hetgeen volgens de toelichting op de regeling moet blijken uit de arbeidsovereenkomst met de formele werkgever (lees: de uitlener) die voor onbepaalde tijd moet zijn gesloten. Dit is een wat bijzondere uitleg want die overeenkomst zegt in zoverre niets over het structurele karakter van de detachering. Wat in de praktijk dan ook in veel gevallen tot discussies met de Belastingdienst leidt. Hoewel niet expliciet als voorwaarde genoemd is het daarom verstandig om ook de detacheringsovereenkomst voor onbepaalde tijd aan te gaan. Indien later wordt besloten om het personeel alsnog in dienst te nemen en er altijd conform de voorwaarden is gehandeld, kan dat niet tot btw-heffing, ook niet met terugwerkende kracht, leiden. De voorwaarde dat de primaire activiteiten van de uitlener vrijgesteld moeten zijn op basis van de medische vrijstelling is lastig te onderbouwen bij de GR DG&J. Met lastig te onderbouwen wordt bedoeld dat DG&J straks geen RAV-activiteiten (medische activiteiten) meer zal hebben. De GGD is nog wel een onderdeel maar daarvoor geldt grotendeels geen btw-ondernemerschap en dus geen medische vrijstelling, en voor het onderdeel jeugdzorg geldt de sociaal culturele btw-vrijstelling in plaats van de medische vrijstelling. Voor ziekenhuizen als het publiekrechtelijke TEMC, en het privaatrechtelijke Albert Schweitzer Ziekenhuis en het Beatrixziekenhuis/ Rivas Groep is de medische vrijstelling vanzelfsprekend geen issue. De combinatie ASZ/Rivas is dus wel fiscaal een alternatief maar omdat ASZ en Rivas geen publiekrechtelijke organisaties zijn vervalt hun mogelijke rol als uitlener omdat die gepaard gaat met verlies van de ambtenarenstatus. Bij gebruikmaking van de medische vrijstelling pleit dit voor detachering vanuit het TEMC in plaats van vanuit GR DG&J, althans indien en voor zover TEMC daarvoor vanuit de RAV ZHZ in aanmerking komt en zelf wenst te komen. Toepassing van het beleidsbesluit privatisering. Voor de detachering vanuit GR DG&J geldt mogelijk de goedkeuring bij privatisering dat gebeurt met behulp van personeel dat in dienst is bij die overheidsinstellingen. Vooralsnog mogelijk omdat de interpretaties van de reikwijdte van dit besluit momenteel verschillen. Goedgekeurd is in het beleidsbesluit dat in deze overgangssituatie heffing van btw dan achterwege kan blijven bij de zonder winstopslag doorberekening van de brutoloonkosten. 21 Voorwaarde voor deze goedkeuring is dat de coöperatie het daarna aan te trekken personeel rechtstreeks in dienst neemt. De gestelde voorwaarde kan ook inhouden - zo is althans in sommige gevallen de uitleg van de Belastingdienst - dat het in eerste instantie door DG&J (of bijvoorbeeld TEMC) gedetacheerde personeel eveneens uiteindelijk daadwerkelijk in dienst moet komen bij de coöperatie. 21 Besluit van 14 maart 2007 CPP2007/347M DE PRAKTIJK 23

141 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 Die uitleg is discutabel omdat zij de praktische toepasbaarheid van de goedkeuring in de weg staat, niet in de laatste plaats vanwege de frictiekosten. De vraag is hoelang nog gesproken kan worden van een overgangssituatie? Is dat enkele of meerdere jaren? Mocht toepassing van deze goedkeuring wenselijk zijn is het advies om de toepassing hiervan onderwerp te maken van het met de belastingdienst af te stemmen fiscale pakket. Indien de belastingdienst als eis stelt dat het personeel uiteindelijk verplicht allemaal bij de coöperatie in dienst moet komen is deze goedkeuring zinloos, omdat dat niet de bedoeling is vanwege de frictiekosten die dat met zich mee brengt. Tenzij natuurlijk de uiteindelijke verplichting op een moment uitgevoerd moet zijn waarop een break even situatie met deze frictiekosten in het verschiet ligt of gepasseerd is. Afhankelijk van de partijen die (willen) participeren in de coöperatie (of BV) zal de toepasbaarheid van de beschikbare regelingen verschillen. Voorafgaand overleg met de belastingdienst over de samenstelling van het pakket is daarom geboden. De flo-vergoeding bij overgang van werkgever De toegekende vergoeding van de kosten voor het overgangsrecht flo voor een medewerker in een bezwarende functie, die tot en met 31 december 2005 de mogelijkheid had om op 55-jarige leeftijd met functioneel leeftijdsontslag te gaan blijft van kracht wanneer de werkgever van de medewerker wordt opgevolgd door een nieuwe werkgever, bijvoorbeeld in geval van een fusie tussen ambulancediensten, of indien een medewerker op eigen initiatief van werkgever verandert, mits het een werkgever in de ambulancesector betreft, behoudt de medewerker zijn rechten op het overgangsrecht flo conform de afspraken tussen werkgevers en werknemers. De nieuwe werkgever kan in deze situatie de kosten voor het overgangsrecht flo voor de betreffende medewerker(s) bij het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) declareren. Deze vergoeding is niet afhankelijk van het verrichten van enige (met btw belaste) prestatie. Indien de vergoeding desalniettemin in de btw-heffing wordt betrokken worden de daaruit voortvloeiende kosten door het Ministerie van VWS vergoed 22. De overgang van het personeel naar een andere publiekrechtelijke werkgever Een van de mogelijke partners in een nieuw gepositioneerd RAV ZHZ is het Traumacentrum Rotterdam, een onderdeel van het publiekrechtelijke Erasmus Medisch Centrum (EMC). Indien het Traumacentrum van meet af aan lid wordt van de beoogde coöperatieve vereniging U.A. ontstaat de mogelijkheid het huidige RAV/DG&J-personeel in dienst te laten treden van het TEMC. Een en ander zonder frictiekosten als gevolg van overdracht van pensioen- en flo-aanspraken. Een dergelijke overstap naar het Traumacentrum past in de ontwikkeling zoals de regering zich voorstelt voor het ABP 23. De behoefte bestaat om het ABP sectoraal op te delen en daarmee caoen pensioenonderhandelingen aan elkaar te verbinden. Het streven is om in een pilot per 1 januari 2017 tot een sectorale pensioenregeling voor de UMC s binnen het ABP te komen. 24 Als resterende zorginstellingen bij het ABP worden de publiekrechtelijke ambulancevoorzieningen en de B3-stichtingen niet genoemd. 25 Voor deze verhoudingsgewijs erg kleine groep is het echter niet 22 Brieven van het Ministerie van VWS aan de publieke ambulancediensten van 12 november 2010 resp. 20 januari 2011 betreffende de omzetting vergoeding overgangsrecht ouderenregeling. 23 Eenvoud loont, Interdepartementaal beleidsonderzoek naar de doelmatigheid van pensioengelden in de collectieve sector; juni Minister van BZK, Brief Toekomst pensioenstelsel aan de Tweede Kamer SG; 29 januari B3-stichtingen zijn stichtingen met personeel met een ambtenarenstatus DE PRAKTIJK 24

142 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 waarschijnlijk dat binnen het ABP een aparte sector wordt gecreëerd. Meer in de verwachting ligt dat zij uiteindelijk worden ingedeeld in de sector van de academische centra. Het personeelbeheer van de meldkamer ambulancezorg De situatie rondom de meldkamer ambulancezorg ( de witte meldkamer of MKA) in de gemeenschappelijke meldcentrale (GMC), en vanaf augustus 2017 in de Samengevoegde meldkamers Rotterdam leidt tot enkele nieuwe vraagstukken en scenario s met betrekking tot het personeelbeheer, ook in fiscaal opzicht. Zie hiervoor paragraaf Bevindingen en conclusies financiële en fiscale aspecten Ter voorkoming van schenkbelasting en vennootschapsbelasting kan de overdracht van de activa en passiva inclusief onderneming (maximale variant) aan de coöperatie plaatsvinden met behulp van de bedrijfsfusiefaciliteit. Door het ingebrachte vermogen te labelen in de vorm van ledenrekeningen kan worden voorkomen dat de onderneming in fiscale zin wordt verkocht (met belastingheffing tot gevolg). Indien door de coöperatie de zorgvrijstelling kan worden toegepast, dan is de fiscale strategie om belastingheffing te voorkomen aan te tonen dat er geen stille reserves en goodwill zijn. Heffing van overdrachtsbelasting is niet aan de orde zolang het onroerend goed achterblijft bij DG&J. Indien het onroerend goed geheel of ten dele op termijn wordt overgedragen moet de mogelijke toepassing van een faciliteit apart worden onderzocht. Omdat in het algemeen een faciliteit eerder toepasbaar is indien het onroerend goed overgaat gelijktijdig met een onderneming in plaats van als aparte transactie, is het advies voor gelijktijdige overdracht te besluiten. Frictiekosten treden op als gevolg van het verlies van de ambtenarenstatus bij de overgang naar een privaatrechtelijke organisatie. Dit kan ondervangen worden door personeel in te lenen; inlenen is echter in beginsel onderworpen aan btw. Om deze btw te voorkomen zijn enkele regelingen beschikbaar welks toepasbaarheid afhankelijk is van de deelname door beoogde samenwerkingspartners. Aangeraden wordt het gehele fiscale pakket voorafgaand aan de oprichting van de coöperatie (of een BV) met de belastingdienst af te stemmen DE PRAKTIJK 25

143 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 Deel 2 HUIDIGE SAMENWERKING 2016 DE PRAKTIJK 26

144 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: Aanwezige samenwerkingskennis medewerkers RAV ZHZ Wat betreft samenwerking met externe partners start de RAV ZHZ niet vanuit een nulsituatie. De RAV werkt op vele terreinen al verplicht of onverplicht samen met verschillende partijen, op zowel het gebied van besturen, organiseren en realiseren. Dat betekent dat vrijwel iedere bestuurder, manager en medewerker in de praktijk met samenwerking te maken heeft, en hier ook een beleving bij heeft. De geformaliseerde vormen van samenwerking zijn door de RAV ZHZ geïnventariseerd. Dit betreft dus samenwerkingsafspraken die zijn vastgelegd in een overeenkomst, contract, SLA of convenant. In een bijeenkomst met een delegatie van de medewerkers van de RAV is vervolgens in een viertal groepen gekeken naar deze verschillende overeenkomsten: Dragen de overeenkomsten bij aan de door de RAV ZHZ geformuleerde doelstellingen, en zo ja, welke? En op welke functiegroepen hebben de betreffende overeenkomsten betrekking, m.a.w.: gaat het om overeenkomsten met een bestuurlijk, organisatorisch of uitvoerend doel? Naast de formele samenwerkingsafspraken vindt er ook veel dagelijkse samenwerking plaats die niet schriftelijk is vastgelegd. In de bijeenkomst met een vertegenwoordiging van medewerkers 26 van de RAV ZHZ is geïnventariseerd voor welke van deze samenwerkingen het zinvol c.q. vereist zou zijn een overeenkomst op te stellen waarin wederzijdse afspraken over taken, verantwoordelijkheden en evaluatie zijn vastgelegd. 6.1 Geformaliseerde samenwerkingsafspraken Verbetermogelijkheden voor beheer & informatievoorziening Het vergaren van informatie over de huidige samenwerkingsafspraken heeft de nodige inspanning van de RAV gevraagd en legde ook direct een aantal verbetermogelijkheden bloot. Zo is de wijze van archivering van contracten niet altijd duidelijk en vindt deze ook niet centraal plaats. Daarnaast is de verantwoordelijkheid voor het beheer, bewaken van de actualiteit en evaluatie van de overeenkomsten niet in alle gevallen (duidelijk) belegd. De hoeveelheid geformaliseerde samenwerkingsafspraken was kleiner dan vooraf door De Praktijk ingeschat 27. Zo ontbreken de wettelijk vereiste 28 afspraken met de ziekenhuizen om samen verantwoorde zorg te kunnen leveren. Belangrijk aandachtspunt voor de RAV ZHZ is dat de inhoudelijke kennis over de bestaande samenwerkingsovereenkomsten (deels) ontbreekt bij de uitvoerders van de afspraken, terwijl zij degenen zijn die aangesproken kunnen worden op de inhoud ervan. Daarnaast zijn op diverse gebieden en met verschillende partijen door medewerkers van de RAV ZHZ nadere afspraken gewenst, zie hiervoor ook paragraaf Een overzicht van de deelnemers aan onderzoekslijn 2 is opgenomen als bijlage Zie voor een samenvatting van alle vastgelegde afspraken bijlage 6 28 Zoals vastgelegd in de beleidsregels van de Minister van VWS ter uitvoering van artikel 6, derde lid, van de Tijdelijke wet ambulancevoorziening d.d. 20 september DE PRAKTIJK 27

145 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 Bijdrage aan doelstellingen van de RAV ZHZ De groep geselecteerde medewerkers is uitgenodigd in vier groepen per overeenkomst te beoordelen of, en zo ja, aan welke doelstelling(en) van de RAV ZHZ de betreffende overeenkomst een bijdrage levert. Deze vraag bleek bij gebrek aan kennis van betrokkene(n) over de concrete inhoud soms lastig te beantwoorden. Daarnaast bleek achteraf bezien de gestelde vraag voor meerdere interpretaties vatbaar. Zo kon de bijdrage van het contract aan de doelstellingen beoordeeld worden vanuit de doelstelling van het contract, maar ook uit de concrete uitvoering c.q. beleving van het contract. Deze aspecten hoeven niet gelijk te zijn en wij hebben dat onderscheid ten onrechte niet vooraf benoemd. De beoordeling van de resultaten van dit onderdeel is daarom gezien de gehanteerde methodiek niet goed objectiveerbaar. Wanneer we echter de resultaten op hoofdlijnen interpreteren, dan zijn dit de uitkomsten van de uitgevoerde beoordeling: Indien de huidige (beschikbare) overeenkomsten naar tevredenheid worden uitgevoerd dragen zij bij aan kwaliteit voor de patiënt, komen ze ten goede aan de medewerkers, en zijn ze gericht op het verbeteren/verankeren van regionale samenwerking. Ook kunnen de overeenkomsten bijdragen aan het goed en efficiënt functioneren van de RAV ZHZ binnen de keten. Daarmee vervullen ze dus een belangrijke bijdrage aan een deel van de doelstellingen die de RAV zich heeft gesteld. De voorliggende overeenkomsten dragen minder/niet bij aan het borgen van goed bestuur en toezicht, zijn niet altijd passend bij de managementstijl/cultuur van de RAV, en gerichtheid op innovatie en evidence based medicine is slechts beperkt van toepassing. Aard van de huidige overeenkomsten Veel van de huidige overeenkomsten zijn gericht op de dagelijkse praktijk en gaan over praktische werkafspraken (de uitvoering). Kijken we naar de functiegroepen 29, dan hebben ze betrekking op met name de ambulanceverpleegkundigen en chauffeurs. In een enkel geval zijn specifiek ook de medisch manager, opleidingscoördinator, het dagelijks bestuur of chef garage een belanghebbende. De overeenkomst met het SCD heeft betrekking op alle functiegroepen. De ketenpartners waarop de overeenkomsten zich richten zijn met name de collega RAV s (burenhulp), huisartsenposten (werkverdeling), en in veel mindere mate de beoogde samenwerkingspartners TEMC, ASZ, en (anders dan burenhulp) de RAV BMWN. Overeenkomsten met het Rivas/Beatrix Ziekenhuis en de dienstonderdelen van DG&J zijn ons niet aangereikt. De schaarse overeenkomsten met betrekking tot de ziekenhuizen omvatten echter geen specifieke afspraken over de samenwerking tussen de RAV en de SEH s, maar betreffen zaken als betrokkenheid bij de opleiding van SEH artsen, afspraken over communicatie, en afspraken omtrent deelname aan regionaal overleg/regionale netwerken. Eventueel intensievere samenwerking op het niveau van besturen en organiseren lijkt momenteel geen grondslag te hebben in vastgelegde operationele samenwerkingsvormen met de beoogde samenwerkingspartners. Overige contracten betreffen de samenwerkingsafspraken met de GHOR binnen de Veiligheidsregio, en beheers- en dienstverleningsafspraken met de politie in het kader van de GMC (dus het niveau van organiseren ). 29 Zie bijlage DE PRAKTIJK 28

146 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: (Nog) niet geformaliseerde samenwerking In de dagelijkse praktijk wordt op vele terreinen samengewerkt, waarbij alle betrokken partijen vanuit de eigen professionele standaarden zo goed als mogelijk hun werk proberen uit te voeren. Tijdens de bijeenkomst met medewerkers van de RAV werd duidelijk dat voor een groot aantal van de dagelijkse samenwerkingen geen formele bevestiging bestaat, geen eenduidige afspraken zijn gemaakt, en geen evaluatiemomenten zijn vastgelegd. Onderstaand overzicht is het resultaat van de inventarisatie onder de medewerkers RAV ZHZ van partijen waarmee en/of onderwerpen waarvoor nog geen overeenkomsten bestaan. De onderwerpen zijn per groep spontaan tijdens de bijeenkomst opgevoerd en uitvoerig bediscussieerd en de lijst is daarom niet bij voorbaat volledig. Samenwerkingspartner RAV RAV ASZ apotheek ASZ ASZ SEH Brandweer Erasmus MC GGD/DG&J GGZ Huisartsengroepen KNRM Leveranciers en onderhoudsbedrijven voor medische apparatuur en materialen Leveranciers en onderhoudsbedrijven voor ambulancevoertuigen Onderwerp Update van de burenhulp afspraken inclusief nieuwe ambulancepost Drumpt Aanvulling convenanten burenhulp met afspraken over welke protocollen worden gehanteerd. Levering medicatie, bewaarvoorschriften- en termijnen NB: dit contract is mogelijk wel beschikbaar (via de MMA) en zou nog dateren uit de tijd van de GG&GD Overeenkomst met betrekking tot procedure bij prikincidenten met hulpverleners NB: per mail zouden in het verleden afspraken zijn gemaakt met het ASZ en Beatrix Ziekenhuis? Afspraken met betrekking tot 24/7 bereikbaarheid MMA/SEH arts Afhijsen van patiënten Verschillende afspraken per regionaal brandweerkorps Afspraken met betrekking tot (voorbereiding vervoer) grootschalige infectie uitbraken gezien aanwezige expertise Afspraken met betrekking tot aanleveren van gerichte expertise bij infectie uitbraken door DG&J zelf of middels door de DG&J ingeschakelde derden Afspraken met betrekking tot ondersteuning van en samenwerking met de GGZ, in het bijzonder ook met Yulius (crisisdienst) Procedures met betrekking tot terminale zorg en DNR-beleid. Afspraken worden incidenteel via de MKA gemaakt met een deel van de medewerkers Afspraken met betrekking tot ondersteuning van en samenwerking met de KNRM Afspraken met betrekking tot onderhoud van medische apparatuur en materialen, waaronder bijvoorbeeld beademingsapparatuur en brancards Afspraken met betrekking tot levering en onderhoud van voertuigen. NB: aanbesteding voor onderhoud (door gecertificeerde Mercedes monteurs) staat momenteel uit 2016 DE PRAKTIJK 29

147 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 Samenwerkingspartner Thuiszorg Uitzendbureaus Verloskundigen Woningbouwcorporaties Ziekenhuizen in de regio Onderwerp Afspraken met betrekking tot ondersteuning van en samenwerking met thuiszorg In de toekomst mogelijk ook gespecialiseerde diensten Afspraken met betrekking tot het inhuren van uitzendkrachten (verzoek staat reeds uit?) Afspraken met betrekking tot ondersteuning van en samenwerking met verloskundigen Afspraken met betrekking tot toegankelijkheid en formaat liften Landelijke bouwbesluiten met betrekking tot veiligheid leiden tot kleinere liften en knelpunten met betrekking tot vervoer patiënten. Hierin ligt mogelijk ook een rol voor AZN. Afspraken met betrekking tot SEH en uitwijken regiobreed geüniformeerde protocollen per specialisme/vakgroep wijzigings- en informatieprocedure voor protocollen onderzoek (bijvoorbeeld Fantasy Trial) Met name gewenst is een convenant waarin partijen afspreken elkaar x maal per jaar te zien om samenwerking te evalueren, afspraken te maken en knelpunten te bespreken (proactief) Een algemene mening die tijdens de bijeenkomst naar voren kwam is dat er behoeft bestaat om meer structureel en proactief met samenwerkingspartners te spreken, daarbij de huidige samenwerking te evalueren en afspraken actueel te houden. Binnen de RAV ZHZ lijkt deze verantwoordelijkheid voor het relatiebeheer en contractmanagement momenteel onvoldoende belegd. 6.3 Samenwerking met de GHOR De Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (GHOR) is het organisatieonderdeel van de Veiligheidsregio dat zorgt dat bij grote ongevallen en rampen, de verschillende organisaties die zich richten op geneeskundige hulpverlening (waaronder ambulancevoorzieningen, ziekenhuizen, huisartsen, GGD, en GGZ), samen goed voorbereid één hulpverleningsketen vormen (de koude GHOR). Zodra zich een ramp, crisis of zwaar ongeval voordoet komt een leiding- en coördinatiestructuur voor deze hulpverlening in actie met leidinggevenden die er in de dagelijkse zorg niet zijn (de warme GHOR). Uitgangspunt voor deze structuur is dat iedere organisatie datgene blijft doen wat hij normaal gesproken ook doet. Bij grotere incidenten kan de GHOR nog weer verder opschalen. De GHOR staat onder leiding van de Directeur Publieke Gezondheid (DPG) tevens Secretaris/ Directeur van de GR DG&J ZHZ. De DPG heeft dus met twee verschillende wettelijke regimes te maken: de Wet Publieke Gezondheid (WPG) 30, waarin de verantwoordelijkheden van het bestuur van de DG&J/GGD zijn vastgelegd, en de Wet Veiligheidsregio s (WVR), waarin die van het bestuur van de Veiligheidsregio zijn vastgelegd. De DPG is verantwoordelijk voor twee organisaties: de 30 Wet van 9 oktober 2008, houdende bepalingen over de zorg voor de publieke gezondheid (Wet publieke gezondheid) DE PRAKTIJK 30

148 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 DG&J en de GHOR. Namens het bestuur van de Veiligheidsregio vervult de DPG binnen het Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ) de taken vanuit de Wet Veiligheidsregio s. De DPG draagt zorg voor de eigen voorbereiding van de DG&J/GGD op rampen. Een nieuwe samenwerkingsovereenkomst De GHOR ZHZ en de RAV ZHZ hebben in januari 2012 een samenwerkingsovereenkomst 31 gesloten 32. Deze overeenkomst is aangevuld op 4 november 2014 en verlengd en aangevuld per 15 januari Omdat per 1 januari 2016 de regeling Grootschalige Geneeskundige Bijstand (GGB) van kracht is geworden is een drastisch herziening nodig. In afwachting van de vaststelling van deze nieuwe overeenkomst - die in concept gereed is - blijven vooralsnog alle afspraken in de bestaande overeenkomst van toepassing 33. De nieuwe GGB-regeling leidt weliswaar tot een verschuiving van overeen te komen taken en verantwoordelijkheden van de GHOR VR ZHZ naar de RAV ZHZ 34, maar beperkt zich tot de verantwoordelijkheden die momenteel wettelijk zijn vastgelegd en landelijk zijn afgesproken. Het model loopt nog niet vooruit op de eventuele toekomstige ontwikkelingen hierin. In de nieuwe overeenkomst wordt inzichtelijk gemaakt wat de RAV ZHZ en de GHOR ZHZ onder opgeschaalde omstandigheden in het kader van hun wettelijke taken van elkaar kunnen verwachten. Daarnaast moet de nieuwe overeenkomst inzicht bieden in taken die zij over en weer op vrijwillige basis kunnen aanbieden en afnemen, of over mandaten die zij elkaar verlenen. Tenslotte bevat de nieuwe overeenkomst eventuele overgangsbepalingen, bijvoorbeeld om de bestaande regionale kostenverdeling aan te passen aan de nieuwe verdeling of om de implementatie van GGB zo soepel mogelijk te laten verlopen. Omzetbelasting in de conceptovereenkomst Wat betreft artikel 6.3 van de conceptovereenkomst adviseren wij tijdig overleg te voeren met de belastingdienst over de fiscale status van de in voorgaande artikelen en in de bijlagen van de overeenkomst opgevoerde kostenposten, en de mogelijke effecten die de overgang van de RAV ZHZ naar de rechtsvorm van een coöperatie (of BV) op mogelijke btw-heffingen heeft Samenwerking in de meldkamers Meldkamer ambulancezorg De RAV ZHZ draagt als zorginstelling op grond van art. 4 van de (TWAZ) 36 zorg voor het in stand houden van een meldkamer en het verlenen of doen verlenen van ambulancezorg. De meldkamer is de monodisciplinaire meldkamer voor ambulancezorg (MKA) die in voorkomende gevallen als onderdeel van de multidisciplinaire (gemeenschappelijke) meldkamer ter beschikking komt van een veiligheidsregio. Naast het reguliere dagelijkse werk (de dagelijkse zorg) is een zorginstelling, en daarmee ook de RAV ZHZ, verantwoordelijk voor de eigen voorbereiding op rampen en crises inclusief de bijbehorende infrastructuur (de opgeschaalde zorg). Dat een veiligheidsregio zoals de VR ZHZ aan onder meer zorginstellingen daarvoor aanwijzingen kan geven doet aan deze verantwoordelijkheid niets af Overeenkomst Veiligheidsregio GHOR ZHZ en de RAV ZHZ Wet Veiligheidsregio s art 33, Besluit veiligheidsregio s art. 5.1, en Regeling TWAZ art Brief Bijlage bij Overeenkomst GHOR VR ZHZ RAV ZHZ ; 15 januari Concept Regionale overeenkomst Veiligheidsregio GHOR ZHZ en RAV ZHZ; 3 februari Artikel 6.3 luidt: Voor alle kostenposten geldt dat BTW, die eventueel in rekening moet worden gebracht, voor rekening komt van de inhuurder. 36 Tijdelijke wet ambulancezorg Wet Veiligheidsregio s 2010; Besluit veiligheidsregio s DE PRAKTIJK 31

149 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 Gemeenschappelijke multidisciplinaire meldkamer Aan veiligheidsregio s is in art. 33 van de Wet Veiligheidsregio s (WVR) het instellen en in stand houden van een GHOR opgedragen. Zo ook dient een veiligheidsregio op grond van art. 35 van dezelfde wet de beschikking te hebben over een door zichzelf of door een andere veiligheidsregio ingestelde en in stand gehouden (multidisciplinaire) gemeenschappelijke meldkamer. 38 Zowel de GHOR als deze meldkamer VR zijn bedoeld voor crisisbeheersing en rampenbestrijding. En beide moeten, onder meer op grond van de art. 33 en 35 van de WVR en art. 5.1 van het Besluit veiligheidsregio s (BVR) respectievelijk de art. 20 en 18 van de Regeling TWAZ (RTWAZ), afspraken maken met door hen in dat verband in te schakelen derden. 39 Governance en besluitvorming Bij de uitwerking, inrichting en vormgeving van zowel de GHOR ZHZ als de gemeenschappelijke (opgeschaalde) meldkamer VR ZHZ lag het daarom voor de hand om het onderscheid tussen de koude en de warme organisatie voor beide organisatiedelen als leidraad te gebruiken. Dat nu is niet of onvoldoende bij en sinds de instelling van de VR ZHZ gebeurd en ook niet bij de inwerkingtreding enkele jaren later van de TWAZ. Het resultaat is dat de bestaande gemeenschappelijke regelingen VR ZHZ en DG&J ZHZ met de daarop gebaseerde (bestuurlijke, beheersmatige en operationele) overeenkomsten en andere afspraken - waaronder die voor de Gemeenschappelijke Meld Centrale ZHZ (GMC) - momenteel niet voldoen aan de landelijke weten regelgeving. 40 Samenvoeging meldkamers RR en ZHZ In de vergadering dd. 18 april 2016 van de Stuurgroep samenvoeging Meldkamers RR/ZHZ is het onderwerp Governance en besluitvorming nieuwe samengevoegde meldkamer geagendeerd. De strekking en aard van de dan gevraagde beslissingen zijn in lijn met de in de landelijke wet- en regelgeving gestelde eisen. 41 Gepland is dat op 8 augustus 2017 deze nieuwe meldkamer Rotterdam operationeel wordt en de huidige meldkamers van Zuid-Holland Zuid en Rotterdam-Rijnmond samengevoegd zijn tot één meldkamerfaciliteit. Met ingang van die datum is de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) de beheerder/penvoerder en is diens directeur meldkamer verantwoordelijk voor het aanstellen en aangesteld houden van de medewerkers van beheer en multi. Daarnaast zorgt deze directeur gedurende 7 x 24 uur voor voldoende capaciteit, zowel kwalitatief als kwantitatief, om de diensten in het kader van zowel beheer als opgeschaalde zorg te kunnen leveren. De verantwoordelijkheid echter voor het aanstellen en aangesteld houden van de centralisten en hun leidinggevenden berust vanaf 8 augustus volgend jaar bij de kolommen zelf. De kolommen hoeven niet over te gaan tot detachering maar stellen hun meldkamermedewerkers te werk in hun meldkamerfaciliteit die gevestigd is in Rotterdam Idem voetnoot Idem voetnoot GR Veiligheidsregio ZHZ 2016; Besluit 3e wijziging GR DG&J 2015; en de aan deze gemeenschappelijke regelingen ontleende en verbonden regelingen, registers, en overeenkomsten. 41 Agendapost governance en besluitvorming nieuwe meldkamer versie 0.4 dd. 31 maart 2016 (concept); Convenant beheer en samenwerking meldkamer Rotterdam versie 0.3 dd. 1 april 2016 (concept). 42 Standplaats: de plaats waar i. de werknemer gewoonlijk zijn arbeid uitoefent en of waar de werknemer gebruikelijk zijn dagelijkse arbeid aanvangt en beëindigt; ii. de ambulance vertrekt, waar voorzieningen zijn voor ambulancepersoneel en waar materieel voorradig is; iii. de werknemer in opdracht van de werkgever gebruikelijk zijn dagelijkse arbeid aanvangt en beëindigt. Tevens wordt als standplaats aangemerkt het gebied met een straal van 10 km rondom de plaatsen als bedoeld onder artikel 1.1 h, sub i t/m iii ; Cao Ambulancezorg DE PRAKTIJK 32

150 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 Kostenverdeling meldkamers Als beheerder van de samengevoegde meldkamers RR-ZHZ treedt tot de inwerkingtreding van de LMO de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond (VRR) op als opdrachtgever/contractpartij namens de gezamenlijke partijen, vervult de kassiersfunctie en richt daartoe een administratie in. De VRR berekent periodiek de exploitatiekosten door aan de gezamenlijke partijen volgens de vaste verdeelpercentages: de Nationale Politie 60,0% de VRR 30,4%, de VR ZHZ 4,8%, en de RAV ZHZ 4,8%. 43 In deze percentages zijn de monodisciplinaire personeelskosten niet begrepen. De beheerovereenkomst MKA (als onderdeel van de GMC) stelt dat het personeel van de MKA in dienst is bij de GMC-beheerder, de regionale politie Rotterdam. En ook dat voor de GMC sprake is van een overeenkomst kosten voor gemene rekening (KVGR) tussen politie, brandweer en de RAV/GR DG&J. 44 Deze overeenkomst is afgestemd met de Belastingdienst. 45 Op basis hiervan worden de jaarlijkse kosten van de GMC verdeeld in de verhouding 60% politie ZHZ vs. 20% brandweer ZHZ vs. 20% RAV ZHZ. In deze verdeelsleutel zitten alle personeelskosten, dus ook de monodisciplinaire personeelskosten waaronder die van de MKA ZHZ. 46 Afhankelijk van het moment waarop de RAV ZHZ overgaat in een coöperatie (of BV) zal de GR DG&J/RAV haar plaats in de dan geldende KVGR-overeenkomst willen overzetten naar de nieuwe rechtspersoon. Detachering van meldkamerpersoneel bij de GMC Bij de GMC-beheerder, de regionale politie Rotterdam geldt sinds 2014 een tijdelijke formatiestop. Daarnaast heeft commentaar van de Inspectie Gezondheidszorg op de werkwijze binnen de GMC geleid tot aanpassingen in de personele bezetting. Met het gevolg dat de MKA-formatie kwantitatief en kwalitatief onderbezet is geraakt. 47 De huidige beheerder kan dus niet zijn verplichtingen uit 2013 nakomen. En de directie van de RAV ZHZ heeft om continuïteit en kwaliteit van zorg te behouden zelf verpleegkundig-centralisten voor bepaalde tijd in dienst genomen en gedetacheerd bij de politie. 48 Over deze detachering van personeelsleden door de RAV ZHZ bij de GMC-beheerder is diverse malen contact geweest met de belastingdienst en het oordeel van de belastingdienst is dat over deze detachering btw afgedragen moet worden. Om dit btw-issue op te lossen is het plan een nieuwe KVGR-overeenkomst voor te leggen aan de belastingdienst, waarbij de GR DG&J penvoerder is en 60% zal doorbelasten aan de politie en 20% aan de brandweer/vr. 49 In deze verdeelsleutel van de kosten zijn de bruto personeelskosten als voorheen begrepen. Zodra de coöperatie is opgericht is het alternatief dat, in het vooruitzicht van de samenvoeging van de meldkamers RR en ZHZ over 16 maanden, de belastingdienst een KVGR-overeenkomst wordt voorgelegd waarin geanticipeerd wordt op de KVGR-verdeelsleutel in de samenvoeging. Een verdeelsleutel waarin de personeelskosten van de kolommen niet onder de kosten voor gemene rekening worden gebracht. Immers, het tot dusver bij de politie in dienst zijnde monodisciplinaire personeel en hun leidinggevenden in de meldkamer van de brandweer zijn inmiddels overgegaan naar een veiligheidsregio en het tot dusver bij de politie in dienst zijnde team van RAV ZHZ met verpleegkundig-centralisten en hun teamleider is in dienst getreden van 43 Idem voetnoot Overeenkomst Politie ZHZ en RAV ZHZ inzake MKA ZHZ, maart Controller RAV ZHZ, Notitie Btw problematiek centralisten dd. 24 februari 2016 / 15 maart Het overgaan van een eeuwigdurende KVGR-regeling naar een opvolgende eeuwigdurende KVGR-regeling kan in overleg met de belastingdienst vrijelijk bij het intreden of uitreden van nieuwe deelnemers, in dat geval ontstaat een nieuwe situatie. 47 Begroting 2015 Regionale Ambulance Voorziening Zuid-Holland Zuid; 3 juni Bestuurlijke regiegroep LMO, Beslisnotitie Heroriëntatie vorming landelijke meldkamer de hoofdlijnen (versie 0.5); 11 maart Idem voetnoot DE PRAKTIJK 33

151 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 de coöperatie. Als hun standplaats wordt aangewezen de Samengevoegde meldkamers Rotterdam. Beide benaderingen leveren echter geen oplossing voor de mogelijke btw-afdracht over de reeds verstreken periode want in principe kent een dergelijke nieuwe KVGR-overeenkomst geen terugwerkende kracht. 6.5 Samenwerking met het SCD Uitbesteding ondersteunende diensten De RAV ZHZ heeft in 2013 een belangrijk deel van zijn ondersteunende diensten contractueel uitbesteed aan het Service Centrum Drechtsteden (SCD), een dienstonderdeel van de GR Drechtsteden. 50 Met het verkrijgen van dit contract heeft het SCD voor zichzelf voor langere tijd extra massa (omzet, werkgelegenheid, schaalgrootte, etc.) kunnen vastleggen. In het Jaarplan 2015 van het SCD noteert de SCD-organisatie zelf dat velerlei verbeteringen in de dienstverlening mogelijk zijn. 51 En door de RAV-directie aangeleverde documentatie laat zien dat met regelmaat sprake is van klachten over en fouten bij de door SCD geleverde diensten. 52 Deze klachten en fouten hebben een dusdanige invloed op de werkprocessen van de RAV, dat zij voor de RAV ZHZ aanleiding geven (delen van) het contract met de SCD kritisch te heroverwegen. Voor de mogelijke samenwerkingspartners voor de RAV ZHZ is dit SCD-dienstenpakket, en dus het contract, voorspelbaar een te bespreken onderwerp. Niet alleen vanwege de geconstateerde tekortkomingen in de service die het SCD kan bieden, maar tevens omdat de huidige diensten van het SCD mogelijk in hun ondersteunende diensten gestalte zou kunnen krijgen en met een andere prijs-kwaliteitverhouding in een andere rechtsverhouding (bijvoorbeeld middels een KVGRovereenkomst) geleverd zouden kunnen worden. Gelet de mogelijke impact op de bereidwilligheid van elk van de vier beoogde partners om tot (eventueel verregaande bestuurlijke) samenwerking over te gaan, leidde dit alles tot een door ons niet ingecalculeerde noodzaak tot objectivering van de kwestie. Deze objectivering heeft zich op drie zaken geconcentreerd, namelijk in (1) een incidentenonderzoek, (2) een juridisch onderzoek, en (3) een financieel onderzoek. In het incidentenonderzoek is geverifieerd welke uitvoeringsincidenten tot dusver na het doorlopen van het incidentenprotocol aantoonbaar de continuïteit en kwaliteit van zorg in het geding hebben gebracht, in het juridisch onderzoek is het karakter en de kwaliteit van de afspraken en het boetebeding beoordeeld, en in het financieel onderzoek is nagegaan onder welke voorwaarden fiscale voordelen mogelijk blijken indien binnen de beoogde samenwerking een partner de betreffende ondersteunende diensten gaat leveren. Incidentenonderzoek In het incidentenonderzoek bleek zonneklaar dat sprake is van klachten en fouten met betrekking tot de door SCD geleverde diensten. Maar omdat deze niet vervolgens volgens het incidentenprotocol of een vergelijkbaar protocol binnen de RAV zijn afgewikkeld kan daar niet zonder meer de conclusie aan worden verbonden dat het gaat om incidenten die de continuïteit 50 Overeenkomst SCD - RAV ZHZ 21 nov 2013 inclusief 3 bijlagen; zie ook: Overeenkomst beëindiging contract SCD DG&J SCD Servicecentrum Drechtsteden, Jaarplan 2015 voor klanten. 52 Overzicht directie RAV ZHZ, RAV-incidenten SCD dd. 24 maart DE PRAKTIJK 34

152 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 en de kwaliteit van zorg in het geding hebben gebracht. 53 Bestuur en directie van de RAV ZHZ doen er goed aan een dergelijk protocol in den vervolge na te leven. Juridisch onderzoek In het juridisch onderzoek is geconstateerd dat de overeenkomst een weliswaar in het maatschappelijk verkeer ongebruikelijke eenzijdigheid ten nadele van de RAV ZHZ kent, maar dat de RAV bij de totstandkoming en besluitvorming ervan zich zeer uitgebreid heeft laten informeren. 54 Niet uit te sluiten valt dat de overeenkomst in strijd met het aanbestedingsrecht tot stand is gekomen, maar dan nog heeft dit niet tot gevolg dat deze door RAV zonder vergoeding kan worden beëindigd. De gemaakte afspraken bevinden zich bovendien binnen hetgeen civielrechtelijk is toegestaan: ook ongunstige afspraken zijn afspraken. De overeenkomst zelf en de civielrechtelijke wettelijke remedies bieden geen mogelijkheid om de overeenkomst te vernietigen en de RAV ZHZ kan de overeenkomst wel tussentijds opzeggen of ontbinden, maar niet zonder dat zij de, in relatie tot de RAK stevige, vergoeding aan SCD verschuldigd is. 55 Dat gaat ook op indien er sprake is van incidenten die wél de continuïteit en de kwaliteit van zorg aantoonbaar in het geding hebben gebracht. In het huidige tijdsgewricht is dat voor (de gemoedstoestand van) het bestuur van de RAV ZHZ i.c. het bestuur van de GR DG&J een ongewenst perspectief. Wat rest in een dergelijk geval is dat het partijen vrij staat om achteraf te pogen een akkoord te bereiken over kosteloze beëindiging van (een deel van) de overeenkomst. De overeenkomst voorziet niet in overdracht van de overeenkomst door het SCD aan een andere private of publieke rechtspersoon; in beginsel zou dat alleen mogelijk zijn met medewerking van de RAV ZHZ. Financieel onderzoek Het financiële onderzoek leert dat het voor de omzetbelasting geen verschil maakt of de RAV als onderdeel van DG&J de afnemer/contractpartij is, of als zelfstandig rechtspersoon (coöperatie of BV) de afnemer en contractpartij is. Er is momenteel geen sprake van een kostenverdeling (middels KVGR), maar van dienstverlening door SCD. Deze dienstverlening is volgens het contract momenteel belast met 21% btw. Indien het (hypothetisch) mogelijk zou zijn dat één van de leden (bijvoorbeeld Erasmus MC) deze dienstverlening met eigen personeel zou gaan verrichten in plaats van het SCD, dan maakt dit in de basis geen verschil: ook als de betreffende partij lid is van dezelfde coöperatie, is 21% btw verschuldigd over de vergoeding. Omdat deze dienstverlening geen zorgverlening betreft is de zorgvrijstelling voor de btw niet van toepassing. Wellicht kan in de situatie dat een van de leden deze dienstverlening zelf gaat verrichten en in dat kader kosten zowel voor zichzelf als voor de coöperatie maakt, wel een kosten voor gemene rekening -overeenkomst gesloten worden. Btw-heffing kan dan voorkomen worden op bijvoorbeeld loonkosten wat resulteert in een verlaging van de btw-afdracht van naar eerste schatting circa ,-. Of en in hoeverre dit in dit stadium opportuun is hebben wij niet kunnen nagaan, omdat onbekend is welke van de mogelijke coöperatieleden überhaupt in staat en bereid is dergelijke diensten tegen een betere of minimaal vergelijkbare prijs en kwaliteit in een KVGR-relatie te leveren. 53 directie RAV ZHZ dd. 30 maart Toelichting Besluit 2e wijziging GR Publieke gezondheid 22 april 2013; Adviesbrief aan bestuur DG&J inzake SCDcontract 30 juli 2013; Ontwerpbesluit overeenkomst DG&J-SCD 23 augustus DE PRAKTIJK 35

153 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 Argumenten voor hernieuwde bestuurlijke afweging De RAV ZHZ, en daarmee ook de GR DG&J, staat nu voor de opgave zich zodanig te positioneren dat zij kan voldoen aan de wettelijke eisen, en zich zelfstandig, in al dan niet (verregaande) samenwerking met welke partij, verder en duurzaam kan professionaliseren als partner in zowel de regionale en bovenregionale medische acute keten als de OOV- en GHOR-keten, en bij haar kandidatuur voor de (ver)gunning in 2018 voor de regio Zuid-Holland Zuid zich kan onderscheiden op kwaliteit van zorg, innovatie, ketensamenwerking en borging in de regio. Een opgave minstens gelijkwaardig aan die waar het SCD in 2003 en voorgaande jaren voor stond. Naar verluid bereidt het SCD zich voor op verzelfstandiging, en om zich te kunnen kwalificeren als zorginstelling moet de RAV ZHZ overgaan tot verzelfstandiging. Een combinatie van omstandigheden die in 2016 vraagt om bestuurlijke herbezinning op de vraag hoe voor beide organisaties de kansreikheid van slagen zo groot mogelijk te laten zijn. Verondersteld mag immers worden dat voor beiden een gelijke bestuurlijke prioriteit geldt. Bij het vormgeven en afsluiten van de overeenkomst RAV-SCD is onmiskenbaar rekening gehouden met een heleboel, maar niet met (1) de bestuurlijke consequenties indien er sprake is van incidenten in de SCD-dienstverlening die de continuïteit en kwaliteit van zorg onaanvaardbaar in het geding brengen, met (2) de mogelijke consequentie dat de RAV ZHZ zich niet als zorginstelling kwalificeert voor toewijzing of gunning in de opvolgende wet van de TWAZ, dan wel met (3) de mogelijke consequentie dat onder de opvolgende wet van de TWAZ de RAV ZHZ zich wel als zorginstelling kwalificeert maar om kwalitatieve en/of kwantitatieve redenen in een toewijzings- of gunningsprocedure afvalt of wordt afgewezen, en last but not least (4) de mogelijke impact van deze overeenkomst op de bereidwilligheid van elk van de vier voor de RAV beoogde partners om tot (eventueel verregaande bestuurlijke) samenwerking over te gaan. Indien tot hernieuwde bestuurlijke overweging wordt overgegaan kan een nieuwe of bijgestelde overeenkomst alleen tot stand komen indien deze, naast het creëren van gelijkwaardige kansen, resulteert in een in redelijkheid verdeelde bijdrage in de daaruit voortvloeiende kosten DE PRAKTIJK 36

154 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 Deel 3 BEELDEN OVER BEOOGDE SAMENWERKINGSPARTNERS 2016 DE PRAKTIJK 37

155 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: Beelden beoogde samenwerkingspartners Leidend voor de oplossingsrichting ten aanzien van de herziene positionering en (regionale) samenwerking zijn een negental doelstellingen en een drietal voorwaarden met elke een aantal condities die de RAV ZHZ voor het uit te brengen advies heeft vastgesteld. Deze zijn doelstellingen en voorwaarden zijn door ons onderverdeeld in subdoelstellingen en subvoorwaarden. 56 Bij de formulering van de doelstellingen en voorwaarden heeft de RAV ZHZ niet alleen haar eigen ambities benoemd voor de nabije toekomst maar ook de verwachtingen die leven over de kwaliteiten van de mogelijke samenwerkingspartners. In de redactie van (sub-)doelstellingen, (sub-)voorwaarden hebben wij welbewust geen wijzigingen aangebracht: zij geven op hun eigen manier uitdrukking aan de werkelijkheid en beleving van de opstellers en wij hebben dat gerespecteerd. Onze verwachting was dat er reeds op voorhand bij de bij de RAV ZHZ betrokkenen impliciete voorkeuren bestaan voor samenwerking met een (of meerdere) externe partij(en). In een zestiental interviews is getracht deze voorkeuren onderbouwd te expliciteren. 57 Hiertoe is in individuele gesprekken gesproken met een door de opdrachtgever gemaakte selectie van bestuur, directie, medewerkers en betrokkenen bij de RAV ZHZ, en met potentiële samenwerkingspartners. Per doelstelling is gevraagd: de potentiële samenwerkingspartners te rangschikken op volgorde van voorkeur; de doorslaggevende subdoelstelling voor deze keuze te benoemen; en waar mogelijk/gewenst een toelichting te geven op de keuze. De beantwoording van deze vragen bleek niet altijd gemakkelijk. Soms beschikten de geïnterviewden slechts beperkt over feitelijke informatie, en is het antwoord dus met name gevoelsmatig onderbouwd. De formulering van de doelstellingen is daarnaast niet altijd eenduidig, met uiteenlopende en elkaar regelmatig overlappende subdoelstellingen. Waar de antwoorden op het niveau van de hoofddoelstelling worden gegeven (op basis van een doorslaggevende subdoelstelling), kunnen de antwoorden per subdoelstelling mogelijk hiervan verschillen. Uiteraard levert iedere respondent vanuit zijn of haar eigen referentiekader antwoord op de vragen; de rol of positie die iemand in relatie tot de RAV vervult, zijn of haar bestuurlijke positie dan wel persoonlijke ervaringen kleuren de antwoorden. De gespreksronde had niet tot doel een wetenschappelijke onderbouwing van de keuze voor de samenwerkingspartner(s) te geven, maar poogt wel inzicht te geven in de huidige visie van betrokkenen ten aanzien van de geschiktheid van de partners en geeft daarmee een globaal inzicht van het draagvlak voor deze partners. Ondanks de eerder genoemde kanttekeningen en de verschillende invalshoeken waarmee de vragen zijn beantwoord, is overall een rode draad herleidbaar in de antwoorden. Bij het toekennen van de scores wordt de verdeling gehanteerd; waarbij de volgens de geïnterviewde meest geschikte samenwerkingspartner 10 punten krijgt, en de minst geschikte 0 punten. De grafieken en toelichting die op de volgende pagina s worden getoond zijn gebaseerd op de optelsom van alle scores per doelstelling en de gemene deler in de antwoorden. 56 Zie bijlage 2 voor de wijze waarop de subdoelstellingen, subvoorwaarden en subcondities zijn gegenereerd. 57 Zie bijlage 8 voor een overzicht van geïnterviewde personen DE PRAKTIJK 38

156 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: Algemeen beeld samenwerkingspartners Tweede en derdelijns zorginstellingen als voorkeurspartner De tweede- en derdelijns zorginstellingen vormen overall gezien de voorkeurspartners voor de RAV ZHZ. Waar Rivas/ASZ staat, bedoelen de geïnterviewden doorgaans het voor hen bekende Albert Schweitzer Ziekenhuis (ASZ). Het ASZ verdient (opgeteld) de voorkeur boven het Traumacentrum Erasmus MC (TEMC), gezien de gerichtheid van het RAV op het ASZ (>90% van de ritten van RAV ZHZ), de reeds bestaande samenwerkingen (o.a. op het gebied van training en communicatie), en de regionale ligging. De specifieke inhoudelijke expertise met betrekking tot de complexe zorg en wetenschappelijke mogelijkheden van het TEMC worden echter ook breed gewaardeerd. RAV BMWN biedt verbreding, geen verdieping Samenwerking met de RAV Brabant Midden-West-Noord of de DG&J wordt als minder vanzelfsprekend gezien. De RAV in Brabant kan wel gewenste verbreding en daarmee extra volume bieden, en biedt ook kansen om specifiek ambulancezorg gerichte processen optimaal in te richten. Anderzijds biedt een collega RAV geen verdere inhoudelijke verdieping dan wel (verticale) doorstroommogelijkheden voor personeel. Daarnaast maakt de geografische ligging volgens de meeste respondenten een nauwe samenwerking minder voor de hand liggend. DG&J inhoudelijk wellicht minst passend, wel vergunninghouder De GR DG&J, waar de RAV momenteel is ondergebracht, wordt als minst logische samenwerkingspartner beschouwd gezien het uiteenlopende karakter van de DG&J en RAV met geen (Service organisatie Jeugd) tot weinig (GGD) inhoudelijke verbinding. Zoals meerdere respondenten het verwoordden: het betreft een andere tak van sport. Wel worden de regionale binding en het publiek belang voor de regio als geheel gewaardeerd en door sommige belanghebbenden ook benadrukt, evenals de positionering van de RAV ZHZ in de bredere context van DG&J als geheel. Belangrijk feit dat gedurende het onderzoek duidelijk werd, is het gegeven dat de huidige vergunning tot en met 2019 bij de DG&J zal blijven gezien de verlenging van de TWAZ. Bij een mogelijke herpositionering in de nabije toekomst zal dus in welk scenario ook - tot het einde van de TWAZ per definitie nadrukkelijk een rol voor de DG&J blijven bestaan. 7.2 Samenwerkingspartners per doelstelling 1. Het is goed voor de patiënt 140# Het$is$goed$voor$de$pa.ënt$ 120# 100# 80# 60# 40# 20# 0# 119# 118# Traumacentrum#Erasmus# MC# 46# Rivas/ASZ# RAV#Brabant#MWN# DG&J#(incl.#SDC)# 21# 2016 DE PRAKTIJK 39

157 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 Het ASZ en TEMC scoren het hoogst, gevolgd door RAV BMWN en de DG&J. Met name kwaliteit van zorg, uitwisseling en opbouw van expertise in de acute medische zorg en de vergroting van mogelijkheden voor zaken als onderzoek, innovatie, deskundigheidsontwikkeling, optimalisering van patiëntveiligheid (VMS) en informatiemanagement worden genoemd als doorslaggevende argumenten. Onder goed voor de patiënt verstaan veel respondenten een zo optimaal mogelijke inrichting van de keten. De meeste ritten van de RAV ZHZ zijn gericht op lokale ziekenhuizen, tegelijkertijd wordt toegang tot expertise op het gebied van complexe zorg van belang geacht. 2. Het is goed voor de medewerker Het$is$goed$voor$de$medewerker$ 160# 140# 120# 100# 80# 60# 40# 20# 0# 76# Traumacentrum#Erasmus# MC# 140# 62# 26# Rivas/ASZ# RAV#Brabant#MWN# DG&J#(incl.#SDC)# Het ASZ wordt hier als duidelijke voorkeurspartner benoemd. Het doorslaggevende argument dat door de meeste geïnterviewden wordt genoemd is de verbetering van de kansen op instroom en doorstroom voor het personeel binnen de huidige regio (functiedifferentiatie), en de kansen op duurzame inzetbaarheid. De achtervang voor kwetsbare solofuncties is eveneens een aspect dat volgens enkele geïnterviewden nadrukkelijk aandacht verdient; het is voor een organisatie in de omvang van de RAV ZHZ haast onmogelijk een achtervang te organiseren met continue bezetting. Samenwerking met een andere partij moet op deze onderdelen perspectief bieden, hetgeen reeds deels gebeurt op administratief/hrm en ICT gebied in de huidige samenwerking met het SCD hoewel niet op alle fronten naar tevredenheid en met het ASZ (via SLA s). 3. Passend bij de managementstijl en cultuur 140# Is#passend#bij#de#managements/jl#en#1cultuur# 120# 100# 80# 60# 40# 20# 0# 58# Traumacentrum#Erasmus# MC# 119# 79# 48# Rivas/ASZ# RAV#Brabant#MWN# DG&J#(incl.#SDC)# Het meest genoemde doorslaggevende subdoel is het aspect dat de RAV ZHZ is gebaat bij snelle, operationele en korte lijnen, een mensgerichte cultuur, grote betrokkenheid van het personeel bij de organisatie en vice versa en snel kunnen inspelen op medisch technologische ontwikkelingen 2016 DE PRAKTIJK 40

158 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 en onderzoeken. Op dit aspect wordt het ASZ overall gezien als voorkeurspartner genoemd; gevolgd door de collega RAV in Brabant MWN. Het TEMC lijkt volgens de meeste geïnterviewden een wat meer bureaucratische en loggere organisatie. Het feit dat de meeste betrokkenen bij de RAV zich inhoudelijk minder thuis voelen bij de DG&J, en hier ook geen toegang zit tot medisch technologische ontwikkelingen en onderzoeken, maakt dat de dienst hier de laatste voorkeurspositie inneemt. De meningen verschillen of er nu juist korte dan wel lange lijnen binnen de DG&J bestaan. 4. Gericht op ontwikkelen (training en opleiding) Gerichtheid)op)ontwikkelen)) (training)en)opleiding)) 120$ 100$ 80$ 60$ 40$ 20$ 0$ 105$ Traumacentrum$Erasmus$ MC$ 111$ 88$ 0$ Rivas/ASZ$ RAV$Brabant$MWN$ DG&J$(incl.$SDC)$ Verdieping en verbreding van het scholingsaanbod en deskundigheid bij de beoogde partner zijn de doorslaggevende argumenten op dit aspect. De DG&J scoort het laagst op deze doelstelling; met als argument het andere karakter van de werkzaamheden waarbij op het gebied van training en opleiding weinig wederzijdse meerwaarde te behalen valt. De beide ziekenhuizen scoren op dit gebied het beste en ongeveer gelijk. 5. Gestroomlijnd en efficiënt functioneren 140# Gestroomlijnd-en-efficiënt-func3oneren- 120# 100# 80# 60# 40# 20# 0# 74# Traumacentrum#Erasmus# MC# 118# 97# 15# Rivas/ASZ# RAV#Brabant#MWN# DG&J#(incl.#SDC)# Doorslaggevend subdoel voor de meeste geïnterviewden is het feit dat de bedrijfsprocessen en ondersteunende diensten daarbij (ICT, financiën, beleid, HRM) verder geprofessionaliseerd en afgestemd kunnen worden op het specifieke karakter van de ambulancezorg. De overige genoemde doelstellingen vallen overigens grotendeels onder deze breed geformuleerde subdoelstelling. Schaalgrootte speelt volgens respondenten bij dit aspect een belangrijke rol, maar ook regionale betrokkenheid is gewenst DE PRAKTIJK 41

159 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 Het ASZ lijkt volgens de geïnterviewden in het algemeen het beste aan deze doelstelling te kunnen voldoen, gevolgd door de RAV BMWN. De ligging van de RAV in Brabant maakt dat deze organisatie als tweede scoort, terwijl het gelijke karakter van de dienstverlening een efficiënte en gestroomlijnde inrichting van processen mogelijk zou kunnen maken. Anderzijds is inbedding in de volledige keten gewenst, hetgeen weer het beste tot zijn recht komt in samenwerking met een ziekenhuisorganisatie, die tevens volgens enkele geïnterviewden voor zover te beoordelen - goede ondersteuning lijken te kunnen bieden op gebied van ICT, financiën en HRM. Met name ICT en HRM lijken momenteel onvoldoende naar tevredenheid belegd bij het SCD. 6. Waarborgen van goede samenwerking in de regio Waarborgen)van)goede)samenwerking)in)de)regio) 160# 140# 120# 100# 80# 60# 40# 20# 0# 96# Traumacentrum#Erasmus# MC# 136# 45# 27# Rivas/ASZ# RAV#Brabant#MWN# DG&J#(incl.#SDC)# Doorslaggevend subdoel is voor de meeste respondenten de samenwerking in de keten van de acute zorg; van huisarts tot traumacentrum. Het tweede subdoel, samenwerking in de OOV- en GHOR-keten, wordt als een opgeschaalde versie hiervan beschouwd. Op deze doelstelling scoren de beide ziekenhuizen het beste, gevolgd door DG&J en RAV BMWN. De laatstgenoemde neemt van deze twee de laatste voorkeurspositie in vanwege de geografische ligging. Waar het gaat om de regio verdient het ASZ de voorkeur boven het TEMC. 7. Waarborgen van goed bestuur en toezicht 140# Waarborgen)van)goed)bestuur)en)toezicht) 120# 100# 80# 60# 40# 20# 0# 65# Traumacentrum#Erasmus# MC# 127# 54# 58# Rivas/ASZ# RAV#Brabant#MWN# DG&J#(incl.#SDC)# Op dit aspect is het voor een aantal respondenten lastig om een inhoudelijke keuze te maken. De keuze voor doorslaggevende subdoelstellingen is divers, met de nadruk op een inhoudelijk stimulerend en inspirerend toezichthoudend orgaan, en professionele en transparante verantwoording. Gevoelsmatig komt het bestuur en toezicht binnen de DG&J onvoldoende tot zijn recht, door de beperkte inhoudelijke meerwaarde die de bestuursleden op dit moment 2016 DE PRAKTIJK 42

160 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 kunnen bieden. Belangrijker nog is dat de huidige bestuurlijke inbedding niet overeenkomt met de wijze waarop toezicht voor een zorginstelling geregeld moet zijn met een RvC/RvT, geborgde continuïteit en inhoudelijke deskundigheid. Tegelijkertijd biedt de huidige constellatie binnen de DG&J wel de mogelijkheid voor de RAV om zich duidelijk als een afzonderlijk organisatiedeel te profileren, en daarmee ook bestuurlijke aandacht te verkrijgen. Ook komt het publiek belang in bestuur en toezicht volgens enkele respondenten het beste tot zijn recht in samenwerking met DG&J. Het (transparant) afleggen van verantwoording moet in welke positionering, samenwerking en bestuurlijke constructie dan ook een uitwerking krijgen. 8. Waarborgen van goed imago RAV ZHZ in de regio 140# Waarborgen)van)imago)van)RAV)in)de)regio) 120# 100# 80# 60# 40# 20# 0# 82# Traumacentrum#Erasmus# MC# 125# 58# 39# Rivas/ASZ# RAV#Brabant#MWN# DG&J#(incl.#SDC)# Het huidige positieve imago van de RAV ZHZ kan volgens de geïnterviewden - overall gezien - het beste in samenwerking met een of beide ziekenhuizen tot zijn recht komen. Het ASZ heeft vanwege de regionale ligging een duidelijke voorkeur. 9. Gericht op innovatie en wetenschappelijk onderbouwde ontwikkelingen Gericht(op(innova.e(en(wetenschappelijk( onderbouwde(ontwikkelingen( 140$ 120$ 100$ 80$ 60$ 40$ 20$ 0$ 103$ Traumacentrum$Erasmus$ MC$ 124$ 52$ 25$ Rivas/ASZ$ RAV$Brabant$MWN$ DG&J$(incl.$SDC)$ Ook op dit aspect worden overall gezien de beide ziekenhuizen als beste samenwerkingspartner beschouwd, waarbij de RAV kan aansluiten bij onderzoeken die binnen de tweede/derde lijn zijn opgestart en/of waarbij RAV en ziekenhuis wederzijds meerwaarde kunnen bieden. Binnen de RAV zelf ontbreekt volgens geïnterviewden de wetenschappelijke expertise, daarvoor is samenwerking met een externe partij gewenst. Sommige respondenten stellen zich wel de vraag in hoeverre de RAV op dit aspect een leidende/initiërende positie zou moeten innemen. Het TEMC heeft wetenschappelijke kennis en mensen om wetenschappelijk onderzoek te bedrijven. Het ASZ is een ziekenhuis waarmee reeds een samenwerking bestaat, ook op het 2016 DE PRAKTIJK 43

161 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 gebied van onderzoek (bijvoorbeeld de Fantasy Trial). De DG&J lijkt hier de minst geëigende partner door het karakter van de werkzaamheden binnen de DG&J; de ambulancevoorziening heeft weinig gemeen met de GGD, hoewel er volgens enkele geïnterviewden wel een link is met zorgontwikkelingen in een breder perspectief. 7.3 Alternatieven Het onderzoek heeft zich nadrukkelijk gericht op de door de RAV ZHZ in de opdracht benoemde vier potentiele samenwerkingspartners. In enkele gesprekken kwam een alternatief ter sprake: samenwerking met RAV Rotterdam Rijnmond en uiteindelijk mogelijk nog verdere uitbreiding. Vanuit geografisch oogpunt en ligging in een aanpalende veiligheidsregio lijkt dit een logische partner, versterkt door het samenvoegen van de meldkamers per zomer De tijd lijkt - volgens degenen die de optie ter sprake brachten - echter nog niet rijp voor een inhoudelijke samenwerking; onder andere door de (gepercipieerde) cultuurverschillen tussen beide organisaties en visie op kwaliteit. Deze aspecten zijn niet verder door ons onderzocht DE PRAKTIJK 44

162 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: Conclusies en advies De centrale onderzoeksvraag luidde: Welke positionering, organisatievorm en vorm van bestuurlijk toezicht is het meest optimaal voor de RAV ZHZ, waarmee zij: - voldoet aan alle wettelijke eisen; - zich dusdanig kan onderscheiden op kwaliteit van zorg, innovatie, keten- samenwerking en borging in de regio dat zij de (ver)gunning in 2018 krijgt toegekend voor de regio Zuid-Holland Zuid; - zich verder en duurzaam kan professionaliseren als partner in de regionale en bovenregionale medische acute keten en de OOV- en GHOR-keten. En, als afgeleide daarvan: in samenwerking met welke partner verkrijgt de RAV ZHZ de beste deskundigheid en expertise voor versterking en professionalisering van haar positie? 8.1 Conclusies en advies Samengevat komen wij tot de volgende conclusies en adviezen: Positionering Een verandering van rechtspersoon is een voorwaarde om in aanmerking te kunnen komen voor de toekomstige vergunning verkrijging en aan alle wettelijke eisen te voldoen. Gelet de nadelen van de stichting richt de keuze om zich als zorginstelling te kwalificeren zich op een BV of een coöperatieve vereniging (coöperatie). Voor de oprichting van een BV is in principe slechts één aandeelhouder vereist en de oprichting van een coöperatie vraagt om ten minste twee oprichtende leden. De RAV ZHZ is een kleine partij en om kwalitatieve massa en schaalgrootte te realiseren is de deelname van meer dan één partij nadrukkelijk gewenst, zo niet noodzakelijk. Een BV kent ten opzichte van een coöperatie een meer gecompliceerde toe- en uittreding, mogelijke verwateringsproblemen, en de mogelijke waarderingsvraagstukken. Het bestuur van de coöperatie kan worden benoemd door de algemene ledenvergadering van de coöperatie. Er dient een onafhankelijk toezicht houdend orgaan (de Raad van Commissarissen) te zijn dat toezicht houdt op de dagelijkse en algemene leiding en het bestuur met raad en daad terzijde staat. Geen persoon kan gelijktijdig deel uitmaken van de RvC en van de dagelijkse of algemene leiding (met name het bestuur van de coöperatie). Advies 1: positionering Wij adviseren de positionering en structurering van de RAV ZHZ te laten plaatsvinden via een coöperatie met uitgesloten aansprakelijkheid (CVUA): o Voldoet aan wettelijke eisen WTZi o Geeft meer massa voor een betere concurrentiepositie; meer slagkracht, efficiency en continuïteit in functies o Mogelijkheid voor inhoudelijke verbinding aan ketenpartners Raad van Bestuur van de coöperatie kan als leden hebben: o de directeur van de RAV ZHZ; o de directeur Publieke Gezondheid (DPG, tevens directeur van de GHOR); o een nader te benoemen lid DE PRAKTIJK 45

163 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 Financiële en fiscale aspecten Om ongewenste frictiekosten te voorkomen als gevolg van de overgang van het personeel naar de private sfeer, zal het huidige personeel in dienst moeten blijven in de publiekrechtelijke sfeer. Belangrijk uitgangspunt is om belastingheffing bij de herstructurering zo veel als mogelijk te voorkomen. DG&J is sinds 1 januari 2016 op grond van de Wet modernisering VPB-plicht overheidsondernemingen (zeer waarschijnlijk) VPB plichtig Advies 2: fiscale aspecten Ter voorkoming van schenkbelasting en vennootschapsbelasting kan de overdracht van de activa en passiva inclusief onderneming (maximale variant) aan de coöperatie plaatsvinden met behulp van de bedrijfsfusiefaciliteit. Door het ingebrachte vermogen te labelen in de vorm van ledenrekeningen kan worden voorkomen dat de onderneming in fiscale zin wordt verkocht (met belastingheffing tot gevolg). Indien door de coöperatie de zorgvrijstelling kan worden toegepast, dan is de fiscale strategie om belastingheffing te voorkomen aan te tonen dat er geen stille reserves en goodwill zijn. Heffing van overdrachtsbelasting is niet aan de orde zolang het onroerend goed achterblijft bij DG&J. Indien het onroerend goed geheel of ten dele op termijn wordt overgedragen moet de mogelijke toepassing van een faciliteit apart worden onderzocht. Omdat in het algemeen een faciliteit eerder toepasbaar indien het onroerend goed overgaat gelijktijdig met een onderneming in plaats van als aparte transactie, is het advies voor gelijktijdige overdracht te besluiten. Frictiekosten treden op als gevolg van het verlies van de ambtenarenstatus bij de overgang naar een privaatrechtelijke organisatie. Dit kan ondervangen worden door personeel in te lenen. Het inlenen van personeel door de coöperatie is echter in beginsel onderworpen aan btw. Om deze btw te voorkomen zijn enkele regelingen beschikbaar welks toepasbaarheid afhankelijk is van de deelname door beoogde samenwerkingspartners. Het huidige personeel van RAV-ZHZ blijft in dienst van DG&J; alternatief is overgang naar een ander publiekrechtelijk persoon binnen de coöperatie. Het nieuw aan te nemen personeel kan in dienst komen bij de coöperatie, zodat er in de loop van de tijd een ingroei plaatsvindt bij de coöperatie; Wij raden aan het gehele fiscale pakket voorafgaand aan de oprichting van de coöperatie (of BV) met de belastingdienst af te stemmen. Samenwerking De tweede- en derdelijns zorginstellingen vormen overall gezien de voorkeurspartners voor de RAV ZHZ. Het ASZ verdient de voorkeur boven het TEMC, gezien de gerichtheid van het RAV op het ASZ, reeds bestaande samenwerkingen en de regionale ligging. De specifieke inhoudelijke expertise met betrekking tot de complexe zorg en wetenschappelijke mogelijkheden van het traumacentrum worden echter ook breed gewaardeerd. De RAV Brabant Midden-West-Noord kan gewenste verbreding en extra volume bieden, en biedt ook kansen om specifiek ambulancezorg gerichte processen optimaal in te richten. Anderzijds biedt een collega RAV geen verdere inhoudelijke verdieping dan wel (verticale) doorstroommogelijkheden voor personeel. De geografische ligging maakt een nauwe samenwerking iets minder voor de hand liggend DE PRAKTIJK 46

164 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 De DG&J, waar de RAV momenteel is ondergebracht, wordt als minst logische samenwerkingspartner beschouwd gezien het uiteenlopende karakter van de DG&J en RAV met geen (Service organisatie Jeugd) tot weinig (GGD) inhoudelijke verbinding. Wel worden de regionale binding en het publiek belang voor de regio als geheel gewaardeerd evenals de positionering van de RAV ZHZ in de bredere context van DG&J als geheel. Belangrijk feit dat gedurende het onderzoek duidelijk werd, is het gegeven dat de huidige vergunning tot en met 2019 bij de DG&J zal blijven gezien de verlenging van de Tijdelijke Wet Ambulance Voorziening (TWAZ). Bij een mogelijke herpositionering in de nabije toekomst zal dus in welk scenario ook - tot het einde van de TWAZ per definitie nadrukkelijk een rol voor de DG&J blijven bestaan. Advies 3: samenwerkingspartners De meest geëigende samenwerkingspartners zijn de beide ziekenhuizen, in combinatie met de huidige vergunninghouder DG&J. Op basis van voorgaande adviseren wij de coöperatie op te richten door DG&J, het ASZ en TEMC, met mogelijk in de toekomst uitbreiding met meer (keten)partners. De coöperatie bereidt de aanvraag van de nieuwe vergunning voor (2020). Bovenstaande geeft de RAV ZHZ de beste startpositie voor het verkrijgen van de vergunning per Een advies voor de - min of meer definitieve eindpositionering van de RAV ZHZ is momenteel niet te geven. Daarmee is ook een doorrekening van de verschillende scenario s onmogelijk, er zijn te veel variabelen die de mogelijke uitkomst daarvan bepalen. Vastleggen samenwerkingsafspraken Indien de huidige (beschikbare) overeenkomsten naar tevredenheid worden uitgevoerd dragen zij bij aan kwaliteit voor de patiënt, komen ze ten goede aan de medewerkers, en zijn ze gericht op het verbeteren/verankeren van regionale samenwerking. Ook kunnen de overeenkomsten bijdragen aan het goed en efficiënt functioneren van de RAV ZHZ binnen de keten. De voorliggende overeenkomsten dragen minder/niet bij aan het borgen van goed bestuur en toezicht, zijn niet altijd passend bij de managementstijl/cultuur van de RAV, en gerichtheid op innovatie en evidence based medicine is slechts beperkt van toepassing. Veel van de huidige overeenkomsten zijn gericht op de dagelijkse praktijk en gaan over praktische werkafspraken (de uitvoering). Overige contracten betreffen de samenwerkingsafspraken met de GHOR binnen de Veiligheidsregio, en beheers- en dienstverleningsafspraken met de politie in het kader van de GMC (dus het niveau van organiseren ). Eventueel intensievere samenwerking op het niveau van besturen en organiseren lijkt momenteel geen grondslag te hebben in vastgelegde operationele samenwerkingsvormen met de beoogde samenwerkingspartners. De wijze van archivering van contracten is niet altijd duidelijk en deze vindt niet centraal plaats. De verantwoordelijkheid voor het beheer, bewaken van de actualiteit en evaluatie van overeenkomsten is niet in alle gevallen (duidelijk) belegd. Wettelijk vereiste 58 afspraken ontbreken met de ziekenhuizen om samen verantwoorde zorg te kunnen leveren. 58 Zoals vastgelegd in de beleidsregels van de Minister van VWS ter uitvoering van artikel 6, derde lid, van de Tijdelijke wet ambulancevoorziening d.d. 20 september DE PRAKTIJK 47

165 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 Inhoudelijke kennis over de bestaande samenwerkingsovereenkomsten ontbreekt (deels) bij de uitvoerders van de afspraken Op diverse gebieden en met verschillende partijen worden door medewerkers van de RAV ZHZ nadere afspraken gewenst Advies 4: Samenwerkingsafspraken Verbetertraject voor archivering en beheer van overeenkomsten Verbeteren van informatievoorziening richting medewerkers over vigerende bijeenkomsten Vastleggen wettelijk vereiste afspraken met ziekenhuizen Uitbreiding afspraken over samenwerking en evaluatie daarvan met samenwerkingspartners 8.2 Toets aan doelstellingen en condities De vooraf geformuleerde doelstellingen en condities in relatie tot de gepresenteerde oplossing: oprichting coöperatie door DG&J met Erasmus MC en ASZ: 1. Het is goed voor de patiënt Doelstelling De RAV ZHZ verbetert de kwaliteit van zorg en haar prestaties. Er is een efficiënte en effectieve uitwisseling en opbouw van expertise in de acute medische zorg. Er is meer mogelijk qua onderzoek, innovatie, deskundigheidsontwikkeling, optimalisering van patiëntveiligheid (VMS) en informatiemanagement. Condities Het patiëntenplatform adviseert positief. Duurzame samenwerkingspartner patiëntveiligheid. Duurzame samenwerkingspartner onderzoek en deskundigheidsontwikkeling. Goede aansluiting bij expertisecentra binnen de witte kolom. De coöperatie heeft tot doel om in samenwerking tussen belangrijke ketenpartners de ambulancezorg voor de regio ZHZ te optimaliseren, zowel wat betreft kwaliteit als efficiency en slagkracht. Er is meer dan nu directe samenwerking binnen de witte kolom, met toenemende kansen voor verdere informatie-uitwisseling, kennisopbouw en optimalisering van patiëntveiligheid. De verwachting (doch niet getoetst) is dat met een verankering van de RAV ZHZ in een toekomstbestendige structuur in samenwerking met (keten)partners in de regio het patiëntenplatform positief zal adviseren. Samenwerking in de witte kolom binnen de coöperatie Samenwerking in de witte kolom binnen de coöperatie Samenwerking in de witte kolom binnen de coöperatie 2. Het is goed voor de medewerker Doelstelling De RAV ZHZ verbetert de mogelijkheden voor instroom en doorstroom van personeel en verhoogt de duurzame inzetbaarheid. Samenwerking in arbodiensten, bedrijfsgezondheidsdienst en uitvoering van Met de oprichting van een coöperatie worden zowel de horizontale als verticale doorstroommogelijkheden voor medewerkers van de RAV ZHZ vergroot, en daarmee de duurzame inzetbaarheid. Op gebied van HRM 2016 DE PRAKTIJK 48

166 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 Bedrijfs-Opvang-Team. Er is achtervang voor kwetsbare solofuncties binnen de huidige organisatie. De verpleegkundig centralisten worden ondergebracht bij de RAV ZHZ. Condities De Ondernemingsraad adviseert positief. Witte centralisten zijn integraal onderdeel van RAV ZHZ. Er zijn goede mogelijkheden voor uitwisseling, samenwerking, doorgroei en ontwikkeling en eventueel goede afvloeiing van personeel. Werknemers hebben een vergelijkbare of betere pensioenregeling en behouden florechten. zijn diverse samenwerkingen en versterkingen denkbaar. Het onderbrengen van de verpleegkundig centralisten bij de RAV is mogelijk en - met de kennis van nu per uiterlijk 8 augustus 2017 een feit. De verwachting (doch niet getoetst) is dat met bovenstaande als uitgangspunt de OR positief zal adviseren Mogelijk binnen coöperatie verband Mogelijk binnen coöperatie verband De huidige medewerkers blijven in dienst bij een publiekrechtelijke organisatie. Nieuwe medewerkers kunnen instromen in de coöperatie. 3. Is passend bij de managementstijl en cultuur. Doelstelling De RAV ZHZ kan gezien de 24/7 paraatheid en organisatiegraad zich geen positie permitteren als log bureaucratisch orgaan. De RAV ZHZ is gebaat bij snelle, operationele en korte lijnen, een mensgerichte cultuur, grote betrokkenheid van het personeel bij de organisatie en vice versa en snel kunnen inspelen op medisch technologische ontwikkelingen en onderzoeken. Condities Governancestructuur is afgestemd op snelle interventiekarakter van RAV ZHZ. Er is een duidelijk onderscheid tussen de verantwoording aan zorgverzekeraar en de bestuurlijke verantwoording aan het toezichthoudend orgaan. Grote betrokkenheid van personeel bij de organisatie en de regio en vice versa. Binnen het voorgestelde coöperatie verband heeft en behoudt de RAV ZHZ een eigen positie naast de ketenpartners. Op operationeel gebied zijn lijnen momenteel kort en snel, dit blijft behouden. Evenals de betrokkenheid van personeel bij de organisatie. Het snel kunnen inspelen op medisch technologische ontwikkelingen en onderzoeken wordt gemakkelijker met het samenwerkingsverband. De bestuurs- en governancestructuur van de coöperatie sluiten aan bij het snelle interventiekarakter Op het moment dat de coöperatie de vergunning verkrijgt kan aan deze conditie worden voldaan Deze conditie wordt beantwoordt in de huidige situatie, en evenzo in de beoogde (regionale) coöperatie. De positie en inhoudelijke binding van de RAV wordt verder verstevigd met samenwerking met ketenpartners. 4. Gerichtheid op ontwikkeling (trainen en opleiden) Doelstelling De Ambulancevoorziening behoudt en benut haar trainingscentrum maximaal en zoekt De keuze voor een eigen trainingscentrum staat los van de beoogde coöperatie en 2016 DE PRAKTIJK 49

167 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 daarvoor ook aansluiting bij ketenpartners. Het scholingsaanbod kan zich verdiepen en verbreden en de RAV ZHZ is in staat deze capaciteit, inclusief de eigen trainers binnen het financieringsbudget te kunnen onderhouden. Hiervoor is het van belang dat de juiste partner over de meest geschikte deskundigheid en nieuwste inzichten beschikt. Condities Behoud van trainers uit de organisatie. Behoud en uitbreiding van trainingscentrum. Meerdere ketenpartners maken gebruik van deze onderwijsfaciliteit van de RAV ZHZ. samenwerking daarbinnen met de verschillende regionale ketenpartners. Afhankelijk van de beschikbare faciliteiten van de overige partners kan ervoor worden gekozen opleidingsfaciliteiten te bundelen. De coöperatie biedt mogelijkheden om het opleidingsaanbod gezamenlijk te verdiepen en verbreden. Is mogelijk (niet noodzakelijk) Is mogelijk (naast andere opties) Is mogelijk (naast andere opties) 5. De RAV ZHZ moet gestroomlijnder en efficiënter functioneren Doelstelling Verbetering van prijs-kwaliteit verhouding bij gezamenlijke inkoop, onderhoud materieel en bij inkoop van diensten. Ondersteunende diensten als ICT en HRM zijn van groot belang voor een ambulancevoorziening en ook bepalend voor een effectieve inzet. Immers: snelheid en kwaliteit zijn cruciaal. Ook HRM moet zich nauw verbonden positioneren aan de regio en haar instellingen, maar ook goed op de hoogte zijn van de cao Ambulancezorg. De bedrijfsprocessen en ondersteunende diensten daarbij (ICT, financiën, beleid, HRM) dienen verder geprofessionaliseerd en afgestemd te kunnen worden op het specifieke karakter van de ambulancezorg. Dit betekent onder meer dat de ondersteunde diensten - zoals ICT - 7x24 uur beschikbaar zijn voor onze medewerkers die dat ook zijn. Condities Dienstverlening dient te zijn afgestemd op het karakter en de kwaliteit van ambulancevoorzieningverlening tegen een concurrerende prijs. Dienstverlening op maat is vereist (Juridische Zaken, Communicatie/woordvoering, loon salarisadministratie). ICT ondersteuning 7x24 uur beschikbaar. HRM- ondersteuning en expertise binnen de cao- Ambulancezorg. Samenwerking op gebied van (aanstellings-) keuring, begeleiding, vertrouwenspersoon en andere overkoepelende functies. Het huidige SCD contract kan momenteel niet voor einde contractdatum ontbonden of opgezegd worden zonder een stevige financiële vergoeding. Wij adviseren een nieuwe bestuurlijke afweging te maken. Idem Idem Idem Samenwerking kan binnen de voorgestelde samenwerkingsstructuur gestalte krijgen 2016 DE PRAKTIJK 50

168 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: Waarborgen van goede samenwerking in de regio Doelstelling De RAV ZHZ beschikt over een uitstekende samenwerking in de keten van de acute zorg; van huisarts tot traumacentrum. Dit geldt ook voor de samenwerking in de OOV- en GHORketen. Condities Samenwerkingsverbanden dienen duurzaam en solide verankerd te zijn. Samenwerkingsverbanden zijn gericht op wederzijdse meerwaarde en professionele kruisbestuiving. Samenwerkingsverbanden passen in de toekomstvisie van zorgverzekeraars en VWSbeleid. Deze doelstelling wordt met de oprichting van een coöperatie/bv structureel verankerd. De contracten in het kader van de OOV en GHOR veranderen niet met de voorgestelde structuur. Voor wat betreft de voorgestelde bestuursbezetting wordt de samenwerking ook op dit gebied versterkt. Idem Idem Toekomstbestendig verankerd binnen het voorgestelde samenwerkingsverband 7. Waarborgen van goed bestuur en toezicht. Doelstelling De RAV ZHZ legt op een professionele en transparante wijze verantwoording af over haar dienstverlening en financiële handelwijze. Afspraken met de zorgverzekeraar over budget en prestaties aan het begin van een begrotingsjaar en aan het einde bij de verantwoording, worden gecontinueerd. De RAV ZHZ beschikt over een toezichthoudend orgaan dat stimulerend en inspirerend werkt en een inhoudelijke sparringpartner is voor de directeur. Bij voorkeur is het publiek belang duidelijk vertegenwoordigd in het toezichthoudend orgaan. De RAV ZHZ voldoet hierin aan de eisen van de Wet Toelating Zorginstellingen, de vormgeving van het toezicht is afhankelijk van de keuze voor private of publieke positionering. Condities Governancestructuur voldoet aan de eisen gesteld in WTZI. Governancestructuur is afgestemd op snelle interventiekarakter van RAV ZHZ. Efficiëntie, doelmatigheid en effectiviteit staan centraal. Snelle en korte lijnen zijn helder belegd in de samenwerking. Het afleggen van professionele en transparante verantwoording is binnen ieder scenario een voorwaarde, en kan ook los van welke keuze voor positionering en samenwerking gerealiseerd worden. De voorgestelde positionering geeft geen aanleiding om in de relatie met de zorgverzekeraars wijzigingen aan te brengen. Overleg met de zorgverzekeraars over de wijze waarop geldstromen gaan lopen is een vereiste. In de voorgestelde coöperatie of BV is sprake van een onafhankelijke Raad van Commissarissen. Binnen het voorgestelde samenwerkingsverband ontstaan meer mogelijkheden voor inspirerende en stimulerende inbreng vanuit de ketenpartners,. Met de oprichting van de coöperatie dan wel BV voldoet de RAV ZHZ aan de WTZi. Wordt aan voldaan Wordt aan voldaan In de voorgestelde structuur ontstaan hier nieuwe kansen Idem 2016 DE PRAKTIJK 51

169 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 Onderscheid tussen bestuur en toezicht is helder. Er is een duidelijk onderscheid tussen de verantwoording aan de zorgverzekeraar en de bestuurlijke verantwoording aan het toezichthoudend orgaan. Optimale verhouding met ziektekostenverzekeraars. Op het moment dat de coöperatie (of BV) de vergunning verkrijgt kan aan deze conditie worden voldaan Het advies heeft geen negatieve invloed op de verhouding met ziektekostenverzekeraars 8. Waarborgen imago van de RAV ZHZ als een betrouwbare en kwalitatieve partner in de acute zorg in de regio Doelstelling De RAV ZHZ behoudt en verbetert haar goede imago in de regio als kwalitatief uitstekende leverancier van ambulancezorg. We verbeteren onze positie richting regionale en landelijke besluitvormende organen. Condities We volgen landelijke richtlijnen en veldnormen en vigerende wet- en regelgeving. Actieve participatie binnen de Koepelorganisatie AZN. Middels onderzoek en innovatie benadrukt de RAV ZHZ haar voortrekkersrol (introductie contactpersoon Huiselijk Geweld, trekker beleidsontwikkeling Ebola- opvang). Communicatie en woordvoering voldoen aan hoogste normen met gebruik van moderne sociale media. Samenwerking met regionale ketenpartners kan het imago verder versterken Is in ieder scenario een voorwaarde Mogelijk binnen ieder scenario Mogelijk in samenwerking met ketenpartners binnen de voorgestelde structuur Mogelijk en te versterken in samenwerking met ketenpartners binnen de voorgestelde structuur 9. Gericht op innovatie en wetenschappelijk onderbouwde ontwikkelingen (evidence based medicine) Doelstelling De RAV ZHZ is nog beter in staat om innovatieve concepten door te ontwikkelen, gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek en in lijn met de ontwikkelingen binnen de maatschappij, de zorgsector en de toenemende zorgvraag waarbij de grens tussen acute zorg en eerstelijnszorg vervaagt. Condities Initiëren van of participeren in (medisch) wetenschappelijk onderzoek binnen de daartoe bestaande normen en medischethische randvoorwaarden. Toereikende expertise in een breed spectrum om uitkomsten van onderzoek te vertalen naar innovatieve concepten, zowel medischinhoudelijk als technisch (ICT, connectiviteit en facilitair). Te versterken in samenwerking met ketenpartners binnen de voorgestelde structuur Idem Idem 2016 DE PRAKTIJK 52

170 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 De RAV ZHZ heeft 3 voorwaarden die de haalbaarheid van een scenario (mede) bepalen: 1. Financiële consequenties zijn realiseerbaar. Doelstelling Kosten van een overgang naar een ander pensioenfonds moeten haalbaar en reëel zijn. De organisatievorm kan veranderen, maar mag de lange termijnfinanciering niet benadelen. De kosten van een organisatie- en bestuursverandering staan in gezonde verhouding tot de gewenste kwaliteits- en rendementsverbetering Condities Goede en betrouwbare doorrekening frictiekosten. Kostenimplicaties (zoals o.a. overdrachtsbelasting, omzetbelasting, schenkings- recht en vennootschapsbelasting) zijn in duidelijk in kaart gebracht en moeten haalbaar zijn. Vooraf is duidelijkheid over de financiering van flo-rechten (tot 2026) door ministerie VWS binnen de voorgestelde positionering. Financiële risico's zijn tot een minimum beperkt. Er is geen sprake van overgang naar een ander pensioenfonds. De lange termijnfinanciering wordt niet benadeeld, financieringsmogelijkheden worden uitgebreid. De kosten voor verandering van organisatie en bestuur zijn minimaal. Er is geen sprake van frictiekosten Alle van toepassing zijnde fiscale kosten zijn inzichtelijk gemaakt en de werking ervan in hoofdlijnen is toegelicht. Slechts de belastingdienst kan uitsluitsel geven over de daadwerkelijke toepassing en consequenties. Beantwoord in brief Afspraak VWS met Publieke ambulancediensten dd met aanvulling dd De financiële risico s zijn met name fiscale risico s. Zie hierboven. 2. Zelfstandigheid RAV ZHZ Doelstelling De RAV ZHZ is afhankelijk van specifieke expertise en personeel; van gerichte ondersteuning die recht doet aan de karakteristieken van een ambulanceorganisatie. Dit noodzaakt een organisatiestructuur die is ingesteld op snelle interventies en accuraat kunnen inspelen op (medisch technologische) ontwikkelingen. Dit impliceert een zekere autonomie in aansturing en toezicht die recht doet aan de dynamiek en taak van een ambulancevoorziening en de eisen die wettelijke kaders hiervoor stellen (WTZi, WKKGZ). De RAV ZHZ wil in zelfstandigheid haar bijdrage blijven leveren aan de GHOR en OOV-keten. Condities Zelfstandigheid in de uitvoering van haar taken, noodzaakt een zorgvuldige afstemming en samenwerking met gelijke ketenpartners. De voorgestelde structuur voorziet hierin Is in voorzien 2016 DE PRAKTIJK 53

171 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 Binnen een grotere organisatie/samenwerking is de RAV een duidelijk afgebakend zelfstandig organisatie(onderdeel) De operationele zelfstandigheid mag het toezicht op bedrijfsvoering en financiële verantwoording niet in de weg staan. Maximale betrokkenheid en optimale distantie van het toezichthoudend orgaan is leidend. De RAV ZHZ wordt niet beperkt in haar inzet voor de OOV- en GHOR-keten. Is in voorzien Is in voorzien Is in voorzien Niet van toepassing 3. De RAV ZHZ kiest samen met de patiënt de beste plek voor zorg Doelstelling De ambulancevoorziening zal zich niet verbinden aan een samenwerkingsverband waarbij sprake is van "gedwongen winkelnering" (patiënten verplicht naar bepaalde SEH brengen). Medische indicaties en persoonlijke wensen van de patiënt bepalen deze keuze. Ook hierin prevaleert onafhankelijkheid en professionaliteit en zullen de belangen van patiënten uit Zuid Holland Zuid niet mogen worden geschaad. Condities Vrijheid in keuze van doorverwijzing van onze patiënten, zowel vanuit de patiënt als vanuit de ambulancevoorziening, blijft gegarandeerd. Met een onafhankelijke bestuursinvulling wordt aan deze doelstelling voldaan. Zie boven 2016 DE PRAKTIJK 54

172 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 Bijlagen 2016 DE PRAKTIJK 55

173 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 Bijlage 1: Overzicht van gebruikte afkortingen ABP ASZ AZN BIG BOPZ BTW BV CVUA DG&J DPG EMC EMC FLO GHOR GMC GR HAP HRM ICT KVGR LMO MKA NZa OOV RAK RAV BMWN RAV ZHZ RvC SCD SLA TEMC TWAZ VMS VR VWS WBMV WGBO WGR WKKGZ WTZi WVR WWVR Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds Albert Schweitzer Ziekenhuis Ambulance Zorg Nederland Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg Bijzondere opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen Belasting Toegevoegde Waarde Besloten Vennootschap Coöperatieve Vereniging met Uitgesloten Aansprakelijkheid Dienst Gezondheid & Jeugd Directeur Publieke Gezondheid Erasmus Medisch Centrum Erasmus Medisch Centrum Functioneel Leeftijds Ontslag Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen Gemeenschappelijke Meld Centrale Gemeenschappelijke Regeling Huisartsen Post Human Resource Management Informatie- en Communicatie Technologie Kosten Voor Gemene Rekening Landelijke Meldkamer Organisatie Meldkamer Ambulancezorg Nederlandse Zorgautoriteit Openbare Orde en Veiligheid Reserves Aanvaardbare Kosten Regionale Ambulance Voorziening Brabant Midden-West-Noord Regionale Ambulance Voorziening Zuid-Holland Zuid Raad van Commissarissen Service Centrum Drechtsteden Service Level Agreement Traumacentrum Erasmus Medisch Centrum Tijdelijke Wet Ambulancevoorziening Veiligheid Management Systeem Veiligheidsregio Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Wet op de Bijzondere Medische Verrichtingen Wet op de Geneeskundige Behandel Overeenkomst Wet Gemeenschappelijke Regelingen Wet Kwaliteit, Klachten en Geschillen Zorg Wet Toelating Zorginstellingen Wet Veiligheidsregio s Wijzigingswet Veiligheidsregio s 2016 DE PRAKTIJK 56

174 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 Bijlage 2: Hoofdlijnen analyse van de doelstellingen en voorwaarden In de onderzoekslijnen 2 en 3 zijn de 9 doelstellingen en 3 voorwaarden met elk hun condities in allerlei vormen en gedaanten tevoorschijn gekomen. Die vormen en gedaanten waren het resultaat van een analyse van deze doelstellingen, voorwaarden en condities. Die zijn veelal zodanig geformuleerd dat in meerdere gevallen sprake is van meerdere zinnen in één doelstelling. De eerste stap in de analyse was het opknippen van de doelstellingen, de voorwaarden en condities naar deze zinnen, die elk weer in hun zinsopbouw meerdere op zich zelf staande subdoelstellingen, subvoorwaarden en condities konden bevatten. In de tweede stap is vastgesteld op welk onderwerp een subdoelstelling, een subvoorwaarde of een conditie betrekking had. Om dat te kunnen doen hebben we gebruik gemaakt van het gegeven dat op de drie procesniveau s: het niveau van de besturende/doelen stellende processen, de organiserende processen, en de realiserende processen, de interactie tussen de ondernomen actie en het onderwerp zich voltrekt als volgt: Doelen stellen en besturen voltrekt zich ten aanzien van Organiseren voltrekt zich ten aanzien van - de 7 elementen van de organiserende processen - de 6 onderdelen van het primaire proces - de 6 onderdelen van het secundaire of ondersteunende proces - het doelen stellen en besturen - de 6 onderdelen van het primaire proces - de 6 onderdelen van het secundaire of ondersteunende proces Realiseren voltrekt zich ten aanzien van - het doelen stellen en besturen - de 7 elementen van de organiserende processen Elke subdoelstellingen en elke subvoorwaarde hebben wij vervolgens gekoppeld aan de drie hoofonderwerpen. Hoe dat is gedaan is gevisualiseerd in de twee volgende figuren: 2016 DE PRAKTIJK 57

175 Eindrapportage Advies positionering RAV Zuid-Holland Zuid versie: 2.0 Vervolgens zijn de subdoelen, subvoorwaarden en condities geteld, met als uitkomst de volgende tabel, en gevisualiseerd de twee daarop volgende figuren: 2016 DE PRAKTIJK 58

Uitvoeringsprogramma jeugdhulp ZHZ 2016

Uitvoeringsprogramma jeugdhulp ZHZ 2016 Uitvoeringsprogramma jeugdhulp ZHZ 2016 1 2 3 Inhoud 1 Ervaren en leren van de uitvoering... 1 2 Sturen op de uitvoering... 3 2.1 Ervaringen in 2015... 3 2.2 Monitoren van de uitvoering... 3 2.3 Bijsturen

Nadere informatie

Ontwerpbesluit 1. Het Jaarverslag jeugdhulp ZHZ 2017 van de Serviceorganisatie Jeugd ZHZ vast te stellen.

Ontwerpbesluit 1. Het Jaarverslag jeugdhulp ZHZ 2017 van de Serviceorganisatie Jeugd ZHZ vast te stellen. Dordrecht, 26 maart 2018 Onderwerp: Jaarverslag jeugdhulp ZHZ 2017 Agendapunt: 9a Geachte leden van het Algemeen Bestuur, Wij stellen u het volgende voor: Ontwerpbesluit 1. Het Jaarverslag jeugdhulp ZHZ

Nadere informatie

Verbeterplan Serviceorganisatie Jeugd ZHZ

Verbeterplan Serviceorganisatie Jeugd ZHZ Verbeterplan Serviceorganisatie Jeugd ZHZ Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 1 1 Inleiding... 2 1.1 Aanleiding... 2 1.2 Opdracht verbeterplan... 2 1.3 Proces... 2 2. Verbeterpunten... 4 2.1 Verbeterpunten

Nadere informatie

Concept-transformatieagenda jeugdhulp

Concept-transformatieagenda jeugdhulp Concept-transformatieagenda jeugdhulp 2016-2018 1 Inhoud 1 Inleiding...4 1.1 Waarom een transformatieagenda?...4 1.2 Waar komen we vandaan?...5 1.3 En waar willen we naartoe transformeren?...7 1.3.1 Doel:

Nadere informatie

'Knoppen'-notitie jeugdhulp ZHZ 2017; De balans tussen zorgvraag en budget

'Knoppen'-notitie jeugdhulp ZHZ 2017; De balans tussen zorgvraag en budget 'Knoppen'-notitie jeugdhulp ZHZ 2017; De balans tussen zorgvraag en budget 1 Inhoud 1 Vraag jeugdhulp versus budget... 1 2 Uitgangspunten en verwachtingen... 1 2.1 Spanning jeugdhulp uitvoeren binnen budget...

Nadere informatie

Jaarverslag jeugdhulp ZHZ 2016

Jaarverslag jeugdhulp ZHZ 2016 Jaarverslag jeugdhulp ZHZ 2016 Inhoud Voorwoord... 4 1 Jeugdhulp ZHZ 2016 in cijfers... 5 1.1 Aantal jeugdigen met jeugdhulp... 5 1.2 Ontwikkelingen... 6 1.3 Monitoring... 7 2 Ervaren en leren van de uitvoering...

Nadere informatie

Dordrecht Retouradres: Postbus 8 Aan 3300 AA DORDRECHT Gemeenschappelijke Regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid t.a.v. het Algemeen Bes

Dordrecht Retouradres: Postbus 8 Aan 3300 AA DORDRECHT Gemeenschappelijke Regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid t.a.v. het Algemeen Bes Dordrecht Retouradres: Postbus 8 Aan 3300 AA DORDRECHT Gemeenschappelijke Regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid t.a.v. het Algemeen Bestuur Postbus 166 3300 AD DORDRECHT Raadsgriffie Spuiboulevard

Nadere informatie

Verbeterplan Serviceorganisatie Jeugd ZHZ

Verbeterplan Serviceorganisatie Jeugd ZHZ Verbeterplan Serviceorganisatie Jeugd ZHZ Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 1 1 Inleiding... 2 1.1 Aanleiding... 2 1.2 Opdracht verbeterplan... 2 1.3 Proces... 2 2. Verbeterpunten... 4 2.1 Verbeterpunten

Nadere informatie

De transformatie in de praktijk. Dennis Gerits

De transformatie in de praktijk. Dennis Gerits De transformatie in de praktijk Dennis Gerits Inhoud presentatie/workshop Stellingen Waar komen we vandaan? Transformatie in Zuid-Holland Zuid Uitdagingen voor de toekomst (gemeenten en professional) Discussie

Nadere informatie

Verantwoording Tweede vervolg bestuursopdracht. Transitie en transformatie jeugdhulp ZHZ

Verantwoording Tweede vervolg bestuursopdracht. Transitie en transformatie jeugdhulp ZHZ Verantwoording Tweede vervolg bestuursopdracht Transitie en transformatie jeugdhulp ZHZ Voor u ligt de verantwoording van de Tweede vervolg bestuursopdracht Transitie en transformatie jeugdhulp Zuid-Holland

Nadere informatie

Oplegnotitie verlenging beleidsplan Jeugdhulp

Oplegnotitie verlenging beleidsplan Jeugdhulp Oplegnotitie verlenging beleidsplan Jeugdhulp 2017-2019 Midden-Limburg West: Leudal, Nederweert, Weert Midden-Limburg Oost: Echt-Susteren, Maasgouw, Roerdalen, Roermond 1. Verlenging van beleid De gemeenten

Nadere informatie

BIJDRAGEVERORDENING GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING DIENST GEZONDHEID & JEUGD ZUID HOLLAND ZUID

BIJDRAGEVERORDENING GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING DIENST GEZONDHEID & JEUGD ZUID HOLLAND ZUID BIJDRAGEVERORDENING GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING DIENST GEZONDHEID & JEUGD ZUID HOLLAND ZUID Besluit van het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid Holland Zuid

Nadere informatie

Dordrecht, Onderwerp: Uitkomst evaluatie Serviceorganisatie Jeugd ZHZ en formule jeugdteams ZHZ Agendapunt: 7a

Dordrecht, Onderwerp: Uitkomst evaluatie Serviceorganisatie Jeugd ZHZ en formule jeugdteams ZHZ Agendapunt: 7a Dordrecht, Onderwerp: Uitkomst evaluatie Serviceorganisatie Jeugd ZHZ en formule jeugdteams ZHZ Agendapunt: 7a Geachte leden van het Algemeen Bestuur, Wij stellen u het volgende voor: Ontwerpbesluit 1.

Nadere informatie

Toelichting op Serviceorganisatie Jeugd Zuid-Holland Zuid. Gorinchem, 3 juni 2014 Friso van Abbema - kwartiermaker

Toelichting op Serviceorganisatie Jeugd Zuid-Holland Zuid. Gorinchem, 3 juni 2014 Friso van Abbema - kwartiermaker Toelichting op Serviceorganisatie Jeugd Zuid-Holland Zuid Gorinchem, 3 juni 2014 Friso van Abbema - kwartiermaker We organiseren de Jeugdhulp regionaal met 17 gemeenten: Opgaven groot Inhoudelijk complex

Nadere informatie

JJEUGDHULP. Specialistische jeugdhulp in regio Amsterdam-Amstelland en Zaanstreek-Waterland vanaf 2018

JJEUGDHULP. Specialistische jeugdhulp in regio Amsterdam-Amstelland en Zaanstreek-Waterland vanaf 2018 Gemeenten kopen de specialistische jeugdhulp niet langer als losse producten in, maar als onderdeel van een breder perspectiefplan dat vooraf wordt opgesteld. Specialistische jeugdhulp in regio Amsterdam-Amstelland

Nadere informatie

Doelstelling Informeren van de gemeenteraad over actuele ontwikkelingen in het jeugdbeleid.

Doelstelling Informeren van de gemeenteraad over actuele ontwikkelingen in het jeugdbeleid. Dordrecht Retouradres: Postbus 8 3300 AA DORDRECHT Aan de gemeenteraad Gemeentebestuur Spuiboulevard 300 3311 GR DORDRECHT T 14078 F (078) 770 8080 www.dordrecht.nl Datum Ons kenmerk Begrotingsprogramma

Nadere informatie

26 oktober Jeugdhulp Zuid-Holland Zuid

26 oktober Jeugdhulp Zuid-Holland Zuid 26 oktober 2016 Jeugdhulp Zuid-Holland Zuid Programma Tekst 1) Inleiding en welkom door Jolanda de Witte (regionaal portefeuillehouder Jeugd) doel is ophalen en discussie Nu met vertegenwoordiging vanuit

Nadere informatie

Factsheet Resultaatgerichte Jeugdhulp Voor de samenwerkende gemeenten GRJR. Augustus Inleiding

Factsheet Resultaatgerichte Jeugdhulp Voor de samenwerkende gemeenten GRJR. Augustus Inleiding Factsheet Resultaatgerichte Jeugdhulp 2018 2021 Voor de samenwerkende gemeenten GRJR Augustus 2017 Inleiding In 2015 zijn de Jeugdhulp taken van het Rijk overgekomen naar de gemeenten, daarbij was sprake

Nadere informatie

RAADSINFORMATIEBRIEF

RAADSINFORMATIEBRIEF RAADSINFORMATIEBRIEF Onderwerp: Transitie jeugdzorg inkoop Registratienummer: 00523307 Datum: 25 juni 2014 Portefeuillehouder: M. Schlösser Steller: E. Meulman Nummer: RIB-MS-1407 1. Inleiding Per 1-1-2015

Nadere informatie

Transformatieagenda jeugdhulp in Zuid-Limburg Bouwstenen voor een gezamenlijke werkwijze voor jeugdhulp

Transformatieagenda jeugdhulp in Zuid-Limburg Bouwstenen voor een gezamenlijke werkwijze voor jeugdhulp BIJLAGE 5A Transformatieagenda jeugdhulp in Zuid-Limburg Bouwstenen voor een gezamenlijke werkwijze voor jeugdhulp Datum: 26 oktober 2016 Achtergrond In de afgelopen twee jaar lag de focus in de jeugdhulpverlening

Nadere informatie

GRIP OP JEUGDHULP door regionale samenwerking

GRIP OP JEUGDHULP door regionale samenwerking SeinstravandeLaar B.V. Achter de Vismarkt 12 4101 AD Culemborg Postbus 450 4100 AL Culemborg www.seinstravandelaar.nl info@seinstravandelaar.nl GRIP OP JEUGDHULP door regionale samenwerking Regionale backoffice

Nadere informatie

Raad op zaterdag 24 september 2016

Raad op zaterdag 24 september 2016 Raad op zaterdag 24 september 2016 Astrid Jansen, projectleider jeugd VNG Afke Donker, Nederlands Jeugdinstituut Gespecialiseerde jeugdhulp en meten van effecten Hoe weet u of uw beleid effect heeft? Programma

Nadere informatie

Aan de raad van de gemeente Wormerland

Aan de raad van de gemeente Wormerland RAADSVOORSTEL Aan de raad van de gemeente Wormerland Datum aanmaak 10-09-2014 Onderwerp Beleidsplan Jeugdhulp Wormerland 2015-2017 Programma en portefeuillehouder E. Fens Raadsvergadering 21 oktober 2014

Nadere informatie

BESTUURLIJK TRANSFORMATIE AKKOORD JEUGD DRENTHE

BESTUURLIJK TRANSFORMATIE AKKOORD JEUGD DRENTHE BESTUURLIJK TRANSFORMATIE AKKOORD JEUGD DRENTHE 2019-2022 1 INLEIDING Binnen de jeugdhulpregio Drenthe zijn de gemeenten in 2017 geconfronteerd met een tekort op het jeugdhulpbudget. De verwachting is

Nadere informatie

Kwaliteit. 1 Inleiding. 2 De wettelijke voorwaarden. 2.1 Jeugdwet

Kwaliteit. 1 Inleiding. 2 De wettelijke voorwaarden. 2.1 Jeugdwet Kwaliteit 1 Inleiding Wat is kwaliteit van zorg en wat willen we als gemeenten samen met onze zorgaanbieders ten aanzien van kwaliteit afspreken? Om deze vraag te beantwoorden vinden twee bijeenkomsten

Nadere informatie

Procesbeschrijving transformatie agenda Jeugd Gelderland Versiedatum 8 juni 2015

Procesbeschrijving transformatie agenda Jeugd Gelderland Versiedatum 8 juni 2015 Procesbeschrijving transformatie agenda Jeugd Gelderland Versiedatum 8 juni 2015 Vanaf 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor alle hulp en ondersteuning aan jeugd. Na de transitie (overdracht van taken)

Nadere informatie

Ontwikkelingen binnen de jeugdhulp

Ontwikkelingen binnen de jeugdhulp Ontwikkelingen binnen de jeugdhulp Specialistische jeugdhulp vanaf 2018 Sinds de invoering van de Jeugdwet in 2015 is er veel veranderd voor kinderen, jongeren en gezinnen die ondersteuning binnen de jeugdhulp

Nadere informatie

Inkoop & subsidie 2018

Inkoop & subsidie 2018 Inkoop & subsidie 2018 AGENDA 1.Welkom en korte inleiding door Myra van den Hoed 2. Stand van zaken Inkoop en subsidie 2017 3. Jeugdhulp Transformatie 2018 4. Jeugdhulp Kenmerken Model 2018 5. Jeugdhulp

Nadere informatie

VOORTGANG TRANSITIE JEUGD

VOORTGANG TRANSITIE JEUGD VOORTGANG TRANSITIE JEUGD Tweede kwartaal 2015 De decentralisatie van de jeugdhulp is per 1 januari 2015 een feit. Om de vinger aan de pols te houden voerde het ministerie van VWS voorgaande jaren de Transitiemonitor

Nadere informatie

Innovatiebudget Sociaal Domein gemeente Arnhem

Innovatiebudget Sociaal Domein gemeente Arnhem Innovatiebudget Sociaal Domein gemeente Arnhem Eind juli is de eerste ronde afgerond voor de besteding van het regionale Innovatiebudget Sociaal Domein. In deze ronde is niet het volledige beschikbare

Nadere informatie

Innovatiebudget Sociaal Domein regio Arnhem

Innovatiebudget Sociaal Domein regio Arnhem Innovatiebudget Sociaal Domein regio Arnhem Eind juli is de eerste ronde afgerond voor de besteding van het regionale Innovatiebudget Sociaal Domein. In deze ronde is niet het volledige beschikbare budget

Nadere informatie

Inkoop Jeugdhulp regio IJsselland. i-sociaal Domein 20 maart 2018

Inkoop Jeugdhulp regio IJsselland. i-sociaal Domein 20 maart 2018 Inkoop Jeugdhulp regio IJsselland i-sociaal Domein 20 maart 2018 Even voorstellen Gert Luisman Contractmanager Maatschappelijk Domein Bestuursdienst Ommen-Hardenberg Lid werkgroep contractering Jeugdhulp

Nadere informatie

hoofdlijnennotitie Decentralisatie Jeugdzorg Westelijke Mijnstreek

hoofdlijnennotitie Decentralisatie Jeugdzorg Westelijke Mijnstreek Betreft Vergaderdatum hoofdlijnennotitie Decentralisatie Jeugdzorg Westelijke Mijnstreek 25-februari-2014 Gemeenteblad 2014 / Agendapunt Aan de Raad Voorstel De gemeenteraad wordt voorgesteld: 1. De hoofdlijnennotitie

Nadere informatie

Wat is Jeugdhulp? Kaders, uitgangspunten en inkoop, directeur sociaal domein Informatiebijeenkomst Raad 11 oktober 2017

Wat is Jeugdhulp? Kaders, uitgangspunten en inkoop, directeur sociaal domein Informatiebijeenkomst Raad 11 oktober 2017 Wat is Jeugdhulp? Kaders, uitgangspunten en inkoop, directeur sociaal domein Informatiebijeenkomst Raad 11 oktober 2017 Wet Jeugdhulp; aanleiding > Sterke stijging vraag naar zorg /verwijzingen (ook indicaties

Nadere informatie

Jeugdhulp. Transitie Jeugdzorg Zuid-Holland Zuid

Jeugdhulp. Transitie Jeugdzorg Zuid-Holland Zuid Jeugdhulp Transitie Jeugdzorg Zuid-Holland Zuid Jeugdgezondheidszorg gemeentelijke opgroei- en opvoedondersteuning. Gesloten jeugdzorg Provinciale jeugdzorg Jeugdbescherming jeugdreclassering Jeugd - ggz

Nadere informatie

Raadsvoorstel. Pagina 1 van 5

Raadsvoorstel. Pagina 1 van 5 Raadsvoorstel Agendapunt Raadsvergadering Portefeuillehouder H.A. Driessen en M. Melissen Begrotingsprogramma Onderwerp - Beleidsplan Wmo en Jeugdhulp 2015 2016 - Verordening maatschappelijke ondersteuning

Nadere informatie

Jeugdhulp in de Regio Gooi en Vechtstreek. Regiopodium, 5 oktober 2017

Jeugdhulp in de Regio Gooi en Vechtstreek. Regiopodium, 5 oktober 2017 Jeugdhulp in de Regio Gooi en Vechtstreek Regiopodium, 5 oktober 2017 1 Agenda 1. Opening door Gerben Struik, voorzitter Stuurgroep 18-2. Opdracht vanuit de Jeugdwet 3. Aantallen en kosten + toelichting

Nadere informatie

Postbus AA Bleskensgraaf T Aan de leden van de gemeenteraad

Postbus AA Bleskensgraaf T Aan de leden van de gemeenteraad Aan de leden van de gemeenteraad Postbus 5 2970 AA Bleskensgraaf T 14 0184 www.gemeentemolenwaard.nl Zaaknummer: 696529 Datum: 13 maart 2017 Portefeuillehouder: wethouder P. (Piet) Vat Bijlage: 2 Onderwerp:

Nadere informatie

Raad op zaterdag Eindhoven 28 januari 2017 Ronde 1 van uur

Raad op zaterdag Eindhoven 28 januari 2017 Ronde 1 van uur Raad op zaterdag Eindhoven 28 januari 2017 Ronde 1 van 10.30-11.45 uur Astrid Jansen, projectleider jeugd VNG Afke Donker, Nederlands Jeugdinstituut Gespecialiseerde jeugdhulp en meten van effecten Hoe

Nadere informatie

Service Organisatie Zuid Holland Zuid (SO)

Service Organisatie Zuid Holland Zuid (SO) Service Organisatie Zuid Holland Zuid (SO) 1. Waar staat de SO ook al weer voor? 2. SO en gemeenten 3. SO en netwerk 4. Doorkijk inkoop ->2016 5. Vervolg beleidsproces 6. Eerste ervaringen delen 7. Vragen,

Nadere informatie

Oplegvel. 1. Onderwerp Beoordeling plan in het kader van het Tijdelijk Fonds Jeugdhulp Holland Rijnland 2. Rol van het

Oplegvel. 1. Onderwerp Beoordeling plan in het kader van het Tijdelijk Fonds Jeugdhulp Holland Rijnland 2. Rol van het Oplegvel 1. Onderwerp Beoordeling plan in het kader van het Tijdelijk Fonds Jeugdhulp Holland Rijnland 2. Rol van het samenwerkingsorgaan Efficiencytaak Holland Rijnland 3. Regionaal belang De gemeenten

Nadere informatie

Bijlage 2: Financiële notitie jeugdhulp Zuid-Holland Zuid

Bijlage 2: Financiële notitie jeugdhulp Zuid-Holland Zuid Bijlage 2: Financiële notitie jeugdhulp Zuid-Holland Zuid Inleiding Met het vaststellen van het Beleidsrijke Regionale Transitie Arrangement (BRTA), hebben de 17 gemeenten in Zuid-Holland Zuid (ZHZ) het

Nadere informatie

1. Samenvatting. 2. Inleiding. 3. Informatie. Agenda nr.7c

1. Samenvatting. 2. Inleiding. 3. Informatie. Agenda nr.7c Agenda nr.7c Onderwerp: Soort: Opsteller: Portefeuillehouder: Zaaknummer: Informatieve notitie betreffende de inkoop jeugdhulp Informatieve notitie E.J.M. Toonen-van den Berg T.C.W. Maas SOM/2014/003961

Nadere informatie

Voorbereiding WMO en Jeugdhulp 2018 in Midden Holland

Voorbereiding WMO en Jeugdhulp 2018 in Midden Holland Voorbereiding WMO en Jeugdhulp 2018 in Midden Holland Informatiebijeenkomst Agenda: 1. Opening en welkom 2. Inkoop 2018-2020 3. Administratieve afstemming regio Midden Holland 4. Handboek inzet ondersteuning

Nadere informatie

Ontwikkelagenda van het Regionaal BeleidsplanTransitie Jeugdzorg van de gemeenten Lisse, Noordwijkerhout, Noordwijk, Teylingen, Katwijk en Hillegom

Ontwikkelagenda van het Regionaal BeleidsplanTransitie Jeugdzorg van de gemeenten Lisse, Noordwijkerhout, Noordwijk, Teylingen, Katwijk en Hillegom Ontwikkelagenda van het Regionaal BeleidsplanTransitie Jeugdzorg van de gemeenten Lisse, Noordwijkerhout, Noordwijk, Teylingen, Katwijk en Hillegom Inleiding Het Regionale Beleidsplan Transitie Jeugdhulp

Nadere informatie

De nieuwe Jeugdwet op hoofdlijnen. André Schoorl Programma stelselherziening jeugd

De nieuwe Jeugdwet op hoofdlijnen. André Schoorl Programma stelselherziening jeugd De nieuwe Jeugdwet op hoofdlijnen André Schoorl Programma stelselherziening jeugd Aanleiding Conclusies Parlementaire werkgroep 2011: - Huidige stelsel is versnipperd - Samenwerking rond gezinnen schiet

Nadere informatie

Aanvraag Transformatiefonds Jeugdhulp regio Amersfoort

Aanvraag Transformatiefonds Jeugdhulp regio Amersfoort Aanvraag Transformatiefonds Jeugdhulp regio Amersfoort Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Ambitie en inkoop regio Amersfoort 3. Transformatie agenda jeugd 4. Samenwerking Utrechtse regio s 5. Inzet transformatiefonds

Nadere informatie

Inkoopkader Wmo 2016: Toelating nieuwe aanbieders

Inkoopkader Wmo 2016: Toelating nieuwe aanbieders Ontwerp Inkoopkader Wmo 2016: Toelating nieuwe aanbieders Gemeente Midden-Delfland Datum: 18 mei 2015 Inkoopkader Wmo 2016: toelating nieuwe aanbieders Inleiding De gemeenten Delft, Midden-Delfland, Rijswijk

Nadere informatie

VOORTGANG TRANSITIE JEUGD

VOORTGANG TRANSITIE JEUGD VOORTGANG TRANSITIE JEUGD Derde kwartaal 2015 De decentralisatie van de jeugdhulp is sinds 1 januari 2015 een feit. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft met het ministerie van VWS afgesproken

Nadere informatie

Raad op zaterdag 30 januari 2016

Raad op zaterdag 30 januari 2016 Raad op zaterdag 30 januari 2016 Astrid Jansen, projectleider jeugd VNG Afke Donker, Nederlands Jeugdinstituut Gespecialiseerde jeugdhulp en meten van effecten Hoe weet u of uw beleid effect heeft? Programma

Nadere informatie

Regiemodel Jeugdhulp 2015

Regiemodel Jeugdhulp 2015 Regiemodel Jeugdhulp 2015 Visie op de inrichting van een nieuw stelsel voor jeugdhulp na de decentralisatie versie 1 november 2012 Registratienr. 12.0013899 1 INLEIDING... 2 1.1 Schets van de opbouw van

Nadere informatie

Afsprakenkader. Stelselwijziging Jeugd. Factsheet

Afsprakenkader. Stelselwijziging Jeugd. Factsheet Stelselwijziging Jeugd Factsheet Afsprakenkader afstemming gemeenten en rijksinspecties over de uitvoering van het landelijk toezicht in het jeugddomein 2 Stelselwijziging Jeugd 1. Uitgangspunten a. Deze

Nadere informatie

2015 en nu verder...

2015 en nu verder... 2015 en nu verder... Tekst Onderwerpen presentatie Beknopte schets organisatie jeugdhulp in de regio ZHZ Ervaringen 1 e maand Transformatie Verander- en verbeterstrategie Rollen en verwachtingen Ontwerp

Nadere informatie

Project in het kader van de voorbereiding op de transformatie jeugdzorg

Project in het kader van de voorbereiding op de transformatie jeugdzorg Project in het kader van de voorbereiding op de transformatie jeugdzorg Projectpartners: 1e lijns praktijk voor psychologie Infano Diepenheim 1 e lijns praktijk voor psychologie Pedagogisch perspectief

Nadere informatie

Oplegnotitie Verlenging regionale Beleidsplan Jeugdhulp voor de periode

Oplegnotitie Verlenging regionale Beleidsplan Jeugdhulp voor de periode Oplegnotitie Verlenging regionale Beleidsplan Jeugdhulp voor de periode 2017-2019 Midden-Limburg West: Leudal, Nederweert, Weert Midden-Limburg Oost: Echt-Susteren, Maasgouw, Roerdalen, Roermond 1. Verlenging

Nadere informatie

Aan de raad AGENDAPUNT NR. 6. Doetinchem, 20 september 2018 ALDUS VASTGESTELD 27 SEPTEMBER Regionale visie op inkoop Sociaal Domein vanaf 2021

Aan de raad AGENDAPUNT NR. 6. Doetinchem, 20 september 2018 ALDUS VASTGESTELD 27 SEPTEMBER Regionale visie op inkoop Sociaal Domein vanaf 2021 Aan de raad AGENDAPUNT NR. 6 ALDUS VASTGESTELD 27 SEPTEMBER 2018 Regionale visie op inkoop Sociaal Domein vanaf 2021 Te besluiten om: In te stemmen met de regionale visie op inkoop voor het Sociaal Domein

Nadere informatie

Het organiseren van een Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK)

Het organiseren van een Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK) Vragenlijst Inhoud: 1. In hoeverre is er een gedeelde visie in de regio over wat er op lokaal, regionaal en bovenregionaal niveau dient te worden ingekocht en georganiseerd? Er vindt al goede samenwerking

Nadere informatie

Inkoop en bekostiging jeugdhulp. Informatiebijeenkomst de Kuip 16 februari 2016

Inkoop en bekostiging jeugdhulp. Informatiebijeenkomst de Kuip 16 februari 2016 Inkoop en bekostiging jeugdhulp Informatiebijeenkomst de Kuip 16 februari 2016 Doelstelling bijeenkomst vandaag Straks weet u: Wat de nieuwe, resultaatgerichte werkwijze inhoudt Wat de verschillende percelen

Nadere informatie

Kwaliteit en monitoring in het jeugdstelsel Groningen. Groningen, 17 januari 2017 Werkgroep monitoring

Kwaliteit en monitoring in het jeugdstelsel Groningen. Groningen, 17 januari 2017 Werkgroep monitoring Kwaliteit en monitoring in het jeugdstelsel Groningen Groningen, 17 januari 2017 Werkgroep monitoring Inhoudsopgave Inleiding... 1 Monitoring in het Groninger Jeugdstelsel... 1 Individuele voorzieningen...

Nadere informatie

Platformtaak volgens gemeente. land 3. Regionaal belang Een passend en dekkend aanbod van jeugdhulp voor inwoners van de gemeenten in de regio Holland

Platformtaak volgens gemeente. land 3. Regionaal belang Een passend en dekkend aanbod van jeugdhulp voor inwoners van de gemeenten in de regio Holland Oplegvel 1. Onderwerp Verlenging dienstverleningsovereenkomst jeugdhulp 2. Rol van het samenwerkingsorgaan Platformtaak volgens gemeente Holland Rijn land 3. Regionaal belang Een passend en dekkend aanbod

Nadere informatie

Beoordelingskader Tijdelijk Fonds Jeugdhulp Holland Rijnland

Beoordelingskader Tijdelijk Fonds Jeugdhulp Holland Rijnland Inleiding Beoordelingskader Tijdelijk Fonds Jeugdhulp Holland Rijnland 2018-2019 De 11 gemeenten in Holland Rijnland, die gezamenlijk alle jeugdhulp inkopen via de TWO jeugdhulp, hebben besloten een Tijdelijk

Nadere informatie

Praktijkplatform 3D en Gemeentefinanciën. Kwaliteits- en budgetsturing 3D s

Praktijkplatform 3D en Gemeentefinanciën. Kwaliteits- en budgetsturing 3D s Praktijkplatform 3D en Gemeentefinanciën Kwaliteits- en budgetsturing 3D s De decentralisaties vragen sturing op kwaliteit en budget Aanleiding De decentralisaties (Jeugdzorg, delen van de AWBZ en Participatiewet)

Nadere informatie

Toekomstgericht werken: Werksessies beter benutten van de verlengde jeugdhulp

Toekomstgericht werken: Werksessies beter benutten van de verlengde jeugdhulp Toekomstgericht werken: Werksessies beter benutten van de verlengde jeugdhulp Mei 209 Dit is een overzicht van de uitkomsten van de twee werksessies met gemeenten, wijkteams, zorgaanbieders en jongeren.

Nadere informatie

Transformatie Jeugdzorg

Transformatie Jeugdzorg Transformatie Jeugdzorg Inhoud presentatie 1. Opdracht gemeente en besluitvorming 2. Zorgstructuur jeugd Oosterhout 3. Terugblik 2015 4. Doelen en aandachtsgebieden 2016 e.v. 5. Vragen Nieuw jeugdzorgstelsel

Nadere informatie

Gespreksleidraad voor gemeenten Continuïteit in de uitvoering van de jeugdbescherming en reclassering voor 2018 en verder

Gespreksleidraad voor gemeenten Continuïteit in de uitvoering van de jeugdbescherming en reclassering voor 2018 en verder Gespreksleidraad voor gemeenten Continuïteit in de uitvoering van de jeugdbescherming en reclassering voor 2018 en verder De opdracht: realiseren van continuïteit in de uitvoering van de jb en jr De opdracht

Nadere informatie

Hoofdstuk 2. Gemeente

Hoofdstuk 2. Gemeente Fawzi Salih van K2 Brabants Kenniscentrum Jeugd heeft voor u een eerste screening gemaakt van hoofdstuk 2. Het resultaat van de screening is terug te vinden op de volgende pagina s. De samenvatting per

Nadere informatie

Aan de gemeenteraad wordt voorgesteld het beleidsplan Wmo 2015 en Jeugdwet 2015 en 2016 Samen kan er meer vast te stellen.

Aan de gemeenteraad wordt voorgesteld het beleidsplan Wmo 2015 en Jeugdwet 2015 en 2016 Samen kan er meer vast te stellen. Raadsvoorstel Aan : Gemeenteraad Datum vergadering : 15 oktober 2014 Agenda nummer : 2014-07-13997 Portefeuillehouder : K. Krook Onderwerp : Vaststelling beleidsplan Wmo 2015 en Jeugdwet 2015 en 2016 Samen

Nadere informatie

Raadsvoorstel. Wij stellen voor: Beleidskader maatschappelijk zorg besluitvormend de raad van de gemeente Teylingen

Raadsvoorstel. Wij stellen voor: Beleidskader maatschappelijk zorg besluitvormend de raad van de gemeente Teylingen Raadsvoorste l Raadsvoorstel Beleidskader maatschappelijk zorg 2017-2025 doel: aan: besluitvormend de raad van de gemeente Teylingen zaaknummer: 164032 datum voorstel: 31 oktober 2016 datum collegevergadering:

Nadere informatie

Portefeuillehoudersoverleg Jeugd, Samenwerkende gemeenten Jeugdhulp Rijnmond

Portefeuillehoudersoverleg Jeugd, Samenwerkende gemeenten Jeugdhulp Rijnmond Overleg: Portefeuillehoudersoverleg Jeugd, Samenwerkende gemeenten Jeugdhulp Rijnmond Datum vergadering: 12 december 2013 Agendapunt nr.: 18 Onderwerp: Voorstel Regionale Inkoop Rotterdam Gevraagde beslissing:

Nadere informatie

Outcome in Zicht via CBS. Startpakket

Outcome in Zicht via CBS. Startpakket Outcome in Zicht via CBS Startpakket Inleiding Outcome-monitoring Jeugdhulpaanbieders en gemeenten voelen zich samen verantwoordelijk voor een goed functionerende jeugdhulp van hoge kwaliteit. Daarnaast

Nadere informatie

Bijlage 3: Duiding financiële risico s nieuw jeugdstelsel en conversie

Bijlage 3: Duiding financiële risico s nieuw jeugdstelsel en conversie Bijlage 3: Duiding financiële risico s nieuw jeugdstelsel en conversie Risicobeheersingstabel FINANCIEEL Middel Hoog Afkeurende verklaring van de accountant; voor onderdeel Jeugdhulp en voor onderdeel

Nadere informatie

Bedrijfsvoering en de inhoud samen aan de slag in het sociaal domein. Nyenrode, Welkom!

Bedrijfsvoering en de inhoud samen aan de slag in het sociaal domein. Nyenrode, Welkom! Bedrijfsvoering en de inhoud samen aan de slag in het sociaal domein Nyenrode, 19-12-2017 Welkom! 2 Bedrijfsvoering en de inhoud samen aan de slag in het sociaal domein Programma 15:30 17:00 Bedrijfsvoering

Nadere informatie

Het beleidsplan is tot stand gekomen door overleg met en participatie van betrokken doelgroepen, jeugdigen, ouders en professionals.

Het beleidsplan is tot stand gekomen door overleg met en participatie van betrokken doelgroepen, jeugdigen, ouders en professionals. RAADSVOORSTEL Nummer 2017/04 datum raadsvergadering : 16 Februari 2017 onderwerp : Beleidsplan preventief jeugdbeleid en jeugdhulp 2017-2020 portefeuillehouder : M. van der Weele datum raadsvoorstel :

Nadere informatie

Uitwerking workshops 'Avond voor de Jeugdhulp ' 30 augustus in de Kunstmin.

Uitwerking workshops 'Avond voor de Jeugdhulp ' 30 augustus in de Kunstmin. Bijlage 6: Uitwerking workshops 'Avond voor de Jeugdhulp ' 30 augustus in de Kunstmin. Op 30 augustus gingen ouders, kinderen, raadsleden en wethouders, professionals en ambtenaren met elkaar in gesprek

Nadere informatie

Voorstel 1: Ontwerpbegrotingswijziging 2019 PG&Z op basis van het Bedrijfsplan RIGG

Voorstel 1: Ontwerpbegrotingswijziging 2019 PG&Z op basis van het Bedrijfsplan RIGG Voorstel 1: Ontwerpbegrotingswijziging 2019 PG&Z op basis van het Bedrijfsplan RIGG 2019-2020 Inleiding Op 6 juli 2018 heeft het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling Publieke Gezondheid

Nadere informatie

Onderwerp Voorstel tot het instemmen met de evaluatie nota Plan van aanpak transformatie jeugdhulp

Onderwerp Voorstel tot het instemmen met de evaluatie nota Plan van aanpak transformatie jeugdhulp Aan de raad van de gemeente Olst-Wijhe. Raadsvergadering d.d. Agendapunt Opiniërend besproken d.d. Portefeuillehouder 19 november 2018 9 n.v.t. wethouder M. Blind Zaaknummer 9820-2018 Datum B&W-besluit

Nadere informatie

Ambitie: de doelgroep maatschappelijke zorg woont passend en zo zelfstandig mogelijk, heeft passende ondersteuning en participeert naar vermogen.

Ambitie: de doelgroep maatschappelijke zorg woont passend en zo zelfstandig mogelijk, heeft passende ondersteuning en participeert naar vermogen. Ambitie: de doelgroep maatschappelijke zorg woont passend en zo zelfstandig mogelijk, heeft passende ondersteuning en participeert naar vermogen. Om deze ambitie te realiseren, zetten we in op maatregelen

Nadere informatie

Algemene Zaken Openbare Orde en Wijkbeheer Financiën en Control Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Algemene Zaken Openbare Orde en Wijkbeheer Financiën en Control Sociale Zaken en Werkgelegenheid Advies B en W (openbaar) 1900 Afdeling Welzijn zaaknummer Z-14-11603 registratienummer ADV-14-02729 opsteller advies Mevrouw C. Potters-Kemp doorkiesnummer 010-5931898 directeur/afdelingshoofd mevrouw

Nadere informatie

Transitie en transformatie Jeugdzorg. Themabijeenkomst 16 september 2013

Transitie en transformatie Jeugdzorg. Themabijeenkomst 16 september 2013 Transitie en transformatie Jeugdzorg Themabijeenkomst 16 september 2013 Agenda Film: Transitie jeugdzorg Jeugdwet en Wetstraject Film: Regionaal transitie arrangement Regionaal transitie arrangement Film:

Nadere informatie

Bijlage 2 Factsheet en ontwikkelagenda gemeente Ridderkerk

Bijlage 2 Factsheet en ontwikkelagenda gemeente Ridderkerk Bijlage 2 Factsheet en ontwikkelagenda gemeente Ridderkerk Doel Wmo Beleidsplan 1 Een samenhangend antwoord Specifiek en Meetbaar Wat te doen en met wie Acceptatie en Realistisch Termijn Het Besluit maatschappelijke

Nadere informatie

Aan de raad. No. 10. Wissenkerke, 21 oktober 2013

Aan de raad. No. 10. Wissenkerke, 21 oktober 2013 Raadsvergadering d.d. 19 december 2013 Aan de raad Voorstraat 31, 4491 EV Wissenkerke Postbus 3, 4490 AA Wissenkerke Tel 14 0113 Fax (0113) 377300 No. 10. Wissenkerke, 21 oktober 2013 Onderwerp: Voorstel/alternatieven

Nadere informatie

De verbinding van onderwijs en jeugd in de Liemers

De verbinding van onderwijs en jeugd in de Liemers De verbinding van onderwijs en jeugd in de Liemers VISIEDOCUMENT November 2015 OOGO De Liemers De samenwerkende gemeenten Duiven, Montferland, Rijnwaarden, Westervoort en Zevenaar en de samenwerkingsverbanden

Nadere informatie

G5 Uitgangspunten Bovenregionale Inkoop Jeugdhulp 2017

G5 Uitgangspunten Bovenregionale Inkoop Jeugdhulp 2017 G5 Uitgangspunten Bovenregionale Inkoop Jeugdhulp 2017 Opgesteld door: G5 Team Bovenregionale Inkoop en Contractmanagement Datum: 26 mei 2016 Versie: ter bestuurlijke instemming naar inkoop G5 Vooraf Vanuit

Nadere informatie

B&W voorstel. Onderwerp. Gebiedsgerichte sturing sociaal domein Zaakid Versie. Auteur. Kummer, M. Gemeentesecretaris. Huykman, B.J.D.

B&W voorstel. Onderwerp. Gebiedsgerichte sturing sociaal domein Zaakid Versie. Auteur. Kummer, M. Gemeentesecretaris. Huykman, B.J.D. B&W voorstel Onderwerp Gebiedsgerichte sturing sociaal domein Zaakid 0637362590 Versie Auteur Kummer, M Gemeentesecretaris Directeur Huykman, B.J.D. Tomassen, J.F.A. Portefeuillehouder Medeverantwoordelijke(n)

Nadere informatie

Is er nog ruimte voor kaderstelling? Een goede controle begint vóór 1 januari 2015. Decentralisaties in het sociaal domein in Dordrecht

Is er nog ruimte voor kaderstelling? Een goede controle begint vóór 1 januari 2015. Decentralisaties in het sociaal domein in Dordrecht Is er nog ruimte voor kaderstelling? Een goede controle begint vóór 1 januari 2015 Decentralisaties in het sociaal domein in Dordrecht Fase 2 van het onderzoek naar de drie Decentralisaties in het sociale

Nadere informatie

stand van zaken inkoop Jeugdzorg

stand van zaken inkoop Jeugdzorg collegebrief aan de raad Aan de gemeenteraad Van het college van burgemeester en wethouders Datum 11 november 2014 Onderwerp Zaaknummer stand van zaken inkoop Jeugdzorg 174390 Geachte leden van de raad,

Nadere informatie

Vooruitblik begroting 2019 ev

Vooruitblik begroting 2019 ev Vooruitblik begroting 2019 ev AB Jeugdhulp Rijnmond 1 november2018 bijlage X bij agp X 1-11-2018 1 Vooruitblik begroting 2019 ev Wens AB: realistische begroting 2019 e.v. Nu informerend en een procesvoorstel:

Nadere informatie

Raadsbrief. Datum: 15 mei 2018 Verzenddatum 22 mei Behandeld door: Zaak: Herman Kamminga

Raadsbrief. Datum: 15 mei 2018 Verzenddatum 22 mei Behandeld door: Zaak: Herman Kamminga Raadsbrief Datum: 15 mei 2018 Verzenddatum 22 mei 2018 : Behandeld door: Zaak: Herman Kamminga 2018-007709 Mailadres: herman.kamminga@middengroningen.nl Onderwerp: Implementatieplan Jeugdhulp Geachte leden

Nadere informatie

Wij stellen de volgende data voor de oplevering van de planning en controlproducten 2010:

Wij stellen de volgende data voor de oplevering van de planning en controlproducten 2010: Planning en controlcyclus 2010 Samenvatting In dit voorstel is de planning opgenomen van de planning- en controlproducten 2010: de jaarrekening 2009, de voorjaarsnota 2010, de kadernota 2011, de programmabegroting

Nadere informatie

Strategische visie monitoring en verantwoording sociaal domein

Strategische visie monitoring en verantwoording sociaal domein Strategische visie monitoring en verantwoording sociaal domein Gemeente Wassenaar februari 2016 Pagina 2/9 2 Pagina 3/9 1 Inleiding Kader en achtergrond Kenmerkend voor het transformatieproces in het sociaal

Nadere informatie

Sociaal Domein 2016 in de IJmond

Sociaal Domein 2016 in de IJmond Sociaal Domein 2016 in de IJmond Monitoring en sturing Els Diepenmaat Contractbeheer en financiën Cees de Ridder Transformatie Derkje Veurink Rapportage 1e kwartaal 2016 1 2 Monitoring en sturing Aan welke

Nadere informatie

Beleid Jeugdhulp. De aanpak in Stein, de Westelijke Mijnstreek en Zuid-Limburg

Beleid Jeugdhulp. De aanpak in Stein, de Westelijke Mijnstreek en Zuid-Limburg Beleid Jeugdhulp De aanpak in Stein, de Westelijke Mijnstreek en Zuid-Limburg Agenda Wie ben ik? - Sandra Raaijmakers, beleidsmedewerker jeugdzorg Wat is mijn doel voor de avond? - Informeren over stand

Nadere informatie

Leidraad samenwerking huisartsen en gemeenten rond jeugd

Leidraad samenwerking huisartsen en gemeenten rond jeugd Leidraad samenwerking huisartsen en gemeenten rond jeugd Vastgesteld: 17 september 2018 Voorgeschiedenis In de aanloop naar de nieuwe Jeugdwet maakten VNG en LHV gezamenlijk de werkmap Samenwerking tussen

Nadere informatie

DECENTRALISATIES SOCIAAL DOMEIN. Raadsvoorstellen 2014

DECENTRALISATIES SOCIAAL DOMEIN. Raadsvoorstellen 2014 DECENTRALISATIES SOCIAAL DOMEIN Raadsvoorstellen 2014 Presentatie: 11-12 12-20132013 Planning raadsbesluiten Beleidskader (nieuwe Wmo en Jeugdwet): januari 2014 Transitiearrangement Zorg voor Jeugd: :

Nadere informatie

Algemeen Bestuur Jeugdhulp Rijnmond 23 april 2015

Algemeen Bestuur Jeugdhulp Rijnmond 23 april 2015 Algemeen Bestuur Jeugdhulp Rijnmond 23 april 2015 Te volgen procedure kaderbrief 2016 23 april instemming AB met kaderbrief, verzending aan de gemeenteraden. tot 15 juni opmerkingen en suggesties van raden

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal Aan de leden van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Geachte commissieleden,

Tweede Kamer der Staten-Generaal Aan de leden van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Geachte commissieleden, Tweede Kamer der Staten-Generaal Aan de leden van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport Datum 2 december 2015 Ons kenmerk B24112015MM Onderwerp decentralisatie Wmo Contact M. (Monique)

Nadere informatie

Deelsessie Regionaal inkoopbureau

Deelsessie Regionaal inkoopbureau Deelsessie Regionaal inkoopbureau Delft, 15 juli 2014 Regionaal Inkoopbureau Ron Hoeben Strategisch adviseur Ine Lansu Controller Wat doet het regionaal inkoopbureau Taken Aangaan en beëindigen contracten

Nadere informatie

Weten wat er verandert in de jeugdhulp in 2015? Deze lijst geeft antwoord op de meest gestelde vragen.

Weten wat er verandert in de jeugdhulp in 2015? Deze lijst geeft antwoord op de meest gestelde vragen. Weten wat er verandert in de jeugdhulp in 2015? Deze lijst geeft antwoord op de meest gestelde vragen. Vanaf 1 januari 2015 zijn wij als gemeente verantwoordelijk voor de jeugdhulp in Hendrik-Ido- Ambacht.

Nadere informatie

SAMEN AAN ZET Bouwen op eigen kracht in Leudal

SAMEN AAN ZET Bouwen op eigen kracht in Leudal SAMEN AAN ZET Bouwen op eigen kracht in Leudal 0 1. Inleiding Het vitaal houden van onze samenleving is cruciaal in het bouwen aan een solide toekomst voor onze inwoners. Het Sociaal Domein is volledig

Nadere informatie

Regionale koers beschermd wonen en maatschappelijke opvang U16 gemeenten

Regionale koers beschermd wonen en maatschappelijke opvang U16 gemeenten Raadsvoorstel Voorstelnummer: 2017-084 Houten, 28 november 2017 Onderwerp: Regionale koers beschermd wonen en maatschappelijke opvang U16 gemeenten Beslispunten: 1. De regionale koers maatschappelijke

Nadere informatie