INSPRAAKNOTA. PROGRAMMA BUITENGEBIED Ede

Transcriptie

1 INSPRAAKNOTA PROGRAMMA BUITENGEBIED Ede November

2 Inleiding Het ontwerp van het Programma Buitengebied heeft van donderdag 14 juli t/m woensdag 10 augustus 2016 ter inzage gelegen. Een inloopbijeenkomst is gehouden op 14 juli van in het Westhoffhuis te Lunteren. Inwoners van het buitengebied, stakeholders en andere betrokkenen zijn per brief en via Ede-Stad geïnformeerd over de terinzagelegging en de inloopbijeenkomst. Vanwege de vakantieperiode is deze periode ruim genomen en tweemaal op verzoek met twee weken verlengd waar daarom gevraagd werd. Gedurende de periode van de terinzagelegging zijn de ingezetenen van gemeente Ede en belanghebbenden in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op het ontwerp van het Programma Buitengebied. Met diverse organisaties en belanghebbenden is vooraf aan de inspraakperiode gesproken en overleg gevoerd. Er zijn tijdens de inzageperiode in totaal tien inspraakreacties ingediend die betrekking hebben op het Programma Buitengebied. De inspraakreacties worden hieronder samengevat en van een beantwoording voorzien. Daar waar 'hij' staat kan ook 'zij' gelezen worden en daar waar 'zijn' staat kan ook 'haar' of 'hun' gelezen worden. Algemeen Het Programma Buitengebied is naar aanleiding van een aantal inspraakreacties aangepast, hiervoor wordt verwezen naar de voorliggende inspraaknota. Ook is een aantal ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. Het gaat dan om het herstellen van omissies, enkele aanvullingen en aanpassingen in de indeling ten behoeve van de leesbaarheid. Dynamiek Programma buitengebied De samenleving verandert voortdurend. Ontwikkelingen volgen elkaar in snel tempo op en dit blijft een continu proces. Het Programma Buitengebied speelt daar op in en is zodanig opgesteld dat het zoveel mogelijk kan meebewegen met huidige- én toekomstige ontwikkelingen. Sommige uitgangspunten zijn al concreet, andere richtingen worden nog nader uitgewerkt in het uitvoeringstraject. Dat laatste geldt bijvoorbeeld voor uitgangspunten gebaseerd op het Plussenbeleid en de Menukaart. Het Programma Buitengebied is zo opgebouwd dat daar waar uitgangspunten nog niet helemaal uitgewerkt zijn, al zoveel mogelijk kan worden ingespeeld op kansen in concrete plannen wanneer deze zich voordoen. Op deze manier kan continu worden meebewogen met het (toekomstig) beleid en de dynamiek van het buitengebied. 2

3 Individuele inspraakreacties A. Inspreker 1 Inspreker heeft in het kader van een toekomstbestendig buitengebied en het Bosbeheerplan Ede advies uitgebracht ten aanzien van het volgende: 1. Inspreker verzoekt het Bosbeheerplan als leidraad voor verdere ontwikkeling van het bos in Ede te nemen. 2. Inspreker verzoekt de begeleidingsgroep bosbeheer uit te breiden tot een (bredere) adviescommissie Bos en Natuur. 3. Inspreker verzoekt de gemeente om bij het bosbeheer uit te gaan van de Urban Forestry benadering: bij bos en natuurbeheer uitgaan van de gebruiker als belanghebbende en zijn actieve deelname in bos- en natuurbeheer. 4. Inspreker stelt dat de gemeentelijke houtoogst moet worden gezien als middel en geen doel. 5. Inspreker verzoekt de huidige gemeentelijke personeelsformatie voor bosbeheer te handhaven en voldoende capaciteit beschikbaar te houden voor het bosbeheer. 6. Inspreker geeft aan dat belangentegenstellingen tussen natuurwaarden en landbouw goed afgewogen moeten worden en dat in het belang van ruimtelijke kwaliteit versterking en behoud van de natuur prioriteit zou moeten krijgen. Tevens geeft inspreker aan dat gezorgd moet worden voor goede overgangen van agrarisch gebied naar bos en natuur. 7. Inspreker geeft aan dat er in het kader van beheer van wateren, oevers en kwelgebieden winst valt te behalen op het vlak van het beheer en onderhoud. 8. Houtopstanden buiten het bos zoals houtwallen, hoogstamboomgaarden en bomenrijen acht inspreker van groot belang voor diverse diersoorten en zouden volgens inspreker verder via beheer bevorderd kunnen worden. 9. Inspreker geeft aan content te zijn dat de bermen in de gemeente Ede ecologisch beheerd worden en er niet gespoten wordt. 10. Inspreker ziet graag dat het beleid ten aanzien van andere randen en overgangen naar bos en natuur verder uitgewerkt wordt. 11. Inspreker zou graag zien dat vrijwilligersorganisaties die in bos en natuur actief zijn, een passende plaats in het Programma Buitengebied krijgen. 12. Inspreker vraag aandacht voor faunabeheer in het Programma Buitengebied. Reactie Gemeente Ede Het advies van de begeleidingsgroep bosbeheer is besproken tijdens diverse overleggen. Van het laatste overleg is een verslag gemaakt waarin de gemeentelijke reactie op het advies is weergegeven. Deze reactie is hieronder weergegeven, met enkele aanvullingen. 1. Het bosbeheerplan is inderdaad de leidraad voor de verdere ontwikkeling van het Edese bos. Omdat het Programma Buitengebied primair een ontwikkelprogramma is voor de in het Programma aangegeven thema s gaat het niet specifiek in op de beheerkant van bosen natuur. Dat is immers weergegeven in het Bosbeheerplan. In het Programma Buitengebied wordt hiernaar wel verwezen bij het thema omgevingskwaliteit (in de ontwerpversie ruimtelijke kwaliteit genoemd). 2. De Bosbegeleidingsgroep is ingesteld door de gemeenteraad. En heeft daarmee al een representatieve positie in de gemeente. De gemeente wacht de uitkomsten van de 3

4 evaluatie van het Bosbeheerplan af en bekijkt dan of het noodzakelijk is om het regelement aan te passen. 3. De gemeente zoekt samen met ondernemers en gebruikers in een vroeg stadium naar afstemming tussen de verschillende belangen. Dit geldt ook voor het opzetten van ruimtelijke plannen en projecten. 4. Inspreker vindt dat het bosbeheerplan te veel wordt beïnvloed door de financiële voordelen die worden gehaald uit de houtoogst en recreatie. In de evaluatie van het bosbeheer zal dit onderwerp verder besproken worden. 5. Er is al veel verbeterd de afgelopen periode maar er moet nog veel gebeuren. De gemeente ziet het liefst uitbreiding van formatie in het natuur- en bosbeheer en onderzoekt hiervoor actief de mogelijkheden. 6. Met het Programma Buitengebied werkt de gemeente Ede ook aan de afstemming tussen het belang van de landbouw en dat van natuurwaarden. De gemeente kan echter niet sturen op de bedrijfsvoering van agrariërs en vindt dat ook niet wenselijk. De gemeente werkt echter wel samen met de gebruikers van het gebied aan een optimale kwaliteit van de omgeving, waarin bedrijvigheid en natuurwaarden zo goed mogelijk samen gaan. Zoals bloemrijke akkerlanden of de samenwerking in het Binnenveld ten aanzien van agrarische belangen en natuur- en landschapswaarden. 7. Aan waterbeheer werkt de gemeente bijvoorbeeld in samenwerking met het Waterschap. De laatste jaren staat de natuurontwikkeling in Ede vooral in het teken van het benutten van schoon (kwel) water. Een voorbeeld is onder andere de Groene Grens. 8. De gemeente staat achter het bevorderen van houtopstanden buiten het bos en werkt hier aan in samenwerking met bijvoorbeeld de dorpsraden. De komende vier jaar gaat de gemeente in samenwerking met de dorpsraden gebiedsprocessen starten die moeten leiden tot meer natuur en landschapsinitiatieven vanuit de bewoners. De initiatieven kunnen bijvoorbeeld de aanleg van beplanting maar ook het laten opstellen van een folder zijn. De gemeente en Landschapsbeheer Gelderland gaan die initiatieven faciliteren. 9. De gemeente is met inspreker van mening dat de bermen van groot belang zijn voor het leefklimaat van mens en dier. De gemeente gebruikt al jarenlang geen pesticiden meer bij het bermbeheer. 10. In de Structuurvisie Buitengebied is omschreven hoe de gemeente Ede omgaat met specifieke gebiedskenmerken. In het Programma Buitengebied wordt onder het thema omgevingskwaliteit ook aandacht besteed aan de overgangsgebieden tussen agrarischen natuurgebied en dorpsranden. Dit thema zal nader uitgewerkt worden in het uitvoeringsprogramma. 11. Vrijwilligersorganisaties worden vanuit het landschapsbeheer ondersteund en opgezet. 12. De gemeente Ede is bezig met het opstellen van een eigen faunabeheer. Dit is een specifiek bosbeheerthema en wordt in dat kader, naast het Programma Buitengebied, nader uitgewerkt. 4

5 B. Inspreker 2 1. Inspreker verzoekt om de toeristische recreatieve markt als één geheel te blijven behandelen en deze markt in zowel het bestemmingsplan agrarisch buitengebied als het natuurgebied Veluwe integraal te benaderen en hiervoor ook in de regelgeving verblijfsrecreatieve ondernemers een gelijk speelveld te bieden. 2. Inspreker geeft aan dat de schaarse open ruimte in de randgebieden rond het Natuurgebied Veluwe t.b.v. het oorspronkelijke kamperen bij de boer verantwoord verdeeld zou moeten worden. Hij geeft aan dat er anders een overaanbod aan campings ontstaat die geen binding meer hebben met het gebied en een heel ander karakter hebben. 3. De term minicamping kan voor verwarring zorgen omdat het oorspronkelijke karakter van kamperen bij de boer als oorsprong niet altijd herkenbaar is of blijft. 1. Voor gelijksoortige recreatieve producten gelden ook gelijkwaardige regels. In geval van minicampings bij agrarische bedrijven ( kamperen bij de boer ) gelden specifieke regels omdat de camping onderdeel uitmaakt van- en onlosmakelijk verbonden is aan het agrarisch bedrijf. In het algemeen geldt dat bij ontwikkeling van alle functies in het buitengebied de landschappelijke kenmerken en andere omgevingsfactoren een grote rol spelen. Dat betekent dat in agrarisch gebied deze kenmerken en kwaliteiten anders zullen zijn dan in een bosgebied. Mogelijkheden voor recreatieve functies in het buitengebied hangen niet alleen af van gemeentelijke regelgeving zoals bestemmingsplannen maar ook van regelingen van provincie en rijk. In het agrarisch gebied is dat vooral geurregelgeving en in het natuurgebied natuurwetgeving. Het buitengebied wordt zoveel mogelijk integraal benaderd, maar wel met oog voor de specifieke gebiedskenmerken en omgevingsfactoren. Ieder gebied kent daardoor zijn eigen specifieke mogelijkheden, kansen en belangenafweging bij de ontwikkeling van (onder meer) recreatieve functies. 2. De gemeente merkt op dat de Groei- en Krimp zonering komt te vervallen. Deze zonering is en was alleen van toepassing op verblijfsrecreatieterreinen (parken) op de Veluwe. Deze zonering gold dus niet voor minicampings in agrarisch gebied. Er is dus geen sprake van het laten vervallen van een zonering voor minicampings langs de randen van de Veluwe in het Programma Buitengebied: voor minicampings is en was geen zonering aanwezig in het beleid. De gemeente is, anders dan inspreker, van mening dat er geen reden is om te vrezen dat een overaanbod aan minicampings ontstaat in de randzone rondom het Natuurgebied. Op dit moment zijn er ongeveer 25 minicampings in de gemeente Ede, die lang niet allemaal in deze randzone liggen. Dit aantal is al jaren onveranderd en komt nog niet aan het maximum aantal dat in het bestemmingsplan Agrarisch Buitengebied 2012 is aangegeven. Op de Veluwe zijn nieuwe minicampings overigens niet mogelijk. Daarnaast geldt het principe van marktwerking: de gemeente gaat niet over concurrentie tussen ondernemers onderling. Het is de uitdaging aan de ondernemer om onderscheidend te zijn van de concurrentie en kwaliteit te bieden aan de toerist. Daarnaast zijn minicampings kleinschalig (maximaal 25 kampeerplekken voor tent of caravan) met minimale voorzieningen en altijd onderdeel van een agrarisch bedrijf. En zijn minicampings meestal seizoensgebonden open. Dit trekt veelal een andere doelgroep dan de recreatieparken/campings op de Veluwe. 3. De term minicamping in plaats van kamperen bij de boer kan inderdaad voor verwarring zorgen als men de oorsprong van deze term niet kent. De gemeente neemt daarom in het Programma Buitengebied hiervoor een korte definitie op in de tekst en in de begrippenlijst zodat duidelijk is wat onder minicamping wordt verstaan. 5

6 C. Inspreker 3 1. Inspreker geeft aan dat het positief is dat er ruimte komt in het Programma Buitengebied om als recreatieondernemer te kunnen voldoen aan toekomstige en veranderende vraag van gasten. Hiervoor geldt echter een aantal randvoorwaarden, die op dit moment nog nader moeten worden uitgewerkt (o.a. Menukaart en Plussensysteem). Inspreker geeft aan dat het daarom wel belangrijk is dat daarover wel duidelijkheid komt, om te weten of plannen daadwerkelijk kunnen slagen. 2. De aanleg van natuur door de eigenaar op zijn recreatieterrein zorgt voor een extra beleving voor de gasten. Inspreker geeft aan dat het aanleggen van natuur ook een keerzijde heeft als deze mogelijk toekomstige ontwikkelingen in de weg staat doordat er bepaalde ecologische waarden aan worden verbonden. 1. De gemeente Ede is nauw betrokken bij het opstellen en de uitwerking van het Plussenbeleid en de Menukaart. Het Programma Buitengebied is zodanig opgesteld dat het zoveel mogelijk kan meebewegen met huidige- én toekomstige ontwikkelingen. Sommige uitgangspunten zijn al concreet, andere richtingen worden nog nader uitgewerkt in het uitvoeringstraject. Dat laatste geldt bijvoorbeeld voor uitgangspunten gebaseerd op het Plussenbeleid en de Menukaart. Het Programma Buitengebied is zo opgebouwd dat daar waar uitgangspunten nog niet helemaal uitgewerkt zijn, toch al zoveel mogelijk kan worden ingespeeld op kansen in concrete plannen wanneer deze zich voordoen. 2. De aanleg van natuur op eigen terrein kan meebrengen dat daarmee belangrijke ecologische waarden ontstaan waar rekening mee gehouden moet worden bij verder ontwikkeling van de recreatiefunctie (o.a. bouwen). Dit kan niet bij voorbaat worden uitgesloten. Dit hoeft echter geen probleem te zijn: natuur en ontwikkeling van de recreatiefunctie kunnen juist heel goed samen gaan. Het is daarbij wel van belang dat de ondernemer van tevoren goed onderzoek doet of laat doen naar welke soorten natuur geschikt zijn op zijn terrein die tegelijkertijd flexibel gebruikt kunnen worden bij het anders indelen/aanpassen van het recreatieterrein in de toekomst. Zoals bloemen- of natuurakkers. Het is aan te raden om vóór de aanleg van dergelijke natuur te overleggen met een ecoloog. Hiervoor kan ook contact worden opgenomen met de gemeentelijke ecologen. D. Inspreker 4 Betrokkene heeft een reactie gestuurd. Deze is beantwoord door de Omgevingsdienst De Vallei (kenmerk 2015H0086) en verstuurd aan betrokkene. E. Inspreker 5 1. Inspreker vraagt de gemeente te nuanceren in hoeverre de gemeente ook kiest voor de lokale en regionale markt van streekproducten als doel, naast de wereldmarkt voor voedselproductie. 2. inspreker merkt op dat de inwerkingtreding van de Omgevingswet is doorgeschoven. 3. Inspreker vraagt door wie en hoe de Regiovisie functiewisselingsbeleid (VAB-visie) wordt uitgewerkt. 4. Inspreker vraagt welke proefprojecten/pilots er zijn met het Plussenbeleid en de Menukaart en of er nog nieuwe inbreng mogelijk is. 5. inspreker vraagt wat de gemeente verstaat onder karakteristieke waarden. 6. Inspreker vraagt waarom B&B alleen binnen bestaande gebouwen kan, en niet in bijzondere gevallen in nieuwbouw, mits integrale ruimtelijke kwaliteit wordt gediend. 6

7 7. Inspreker geeft aan dat detailhandel/kleine horeca (Rustpunt) ook mogelijk zou moeten worden gemaakt bij Wonen in het buitengebied, met name bij voormalig agrarische bebouwing, en dan niet alleen in de woning maar ook in bijgebouwen. 8. Inspreker heeft een vraag over het spreekuur functiewisseling: hoeveel gevallen worden per week besproken? 9. Inspreker vraagt of er een leergang is voor boeren en wat de behoefte daaraan is in Ede. 10. Inspreker vraagt zich af of de gemeente bekend is met het VAB-loket dat gepland is bij O-gen en wat daarvan de bedoeling is. 11. Inspreker heeft een specifieke vraag over welke vergunningen en voorwaarden gelden voor een boerderij bij de Kreelse Plas. 12. Inspreker vraagt wat de status is van het gebied ten zuiden van de Griftweg. Hij vraagt zich af of de binnen de rondweg De Klomp gelegen agrarische gronden ook worden omgevormd tot natuur of dat deze agrarisch blijven. Inspreker heeft bovenstaande vragen ingebracht tijdens de inloopavond voor het Programma Buitengebied. In overleg met inspreker worden deze vragen in deze inspraaknota schriftelijk beantwoord. 1. Het Programma Buitengebied gaat vooral over de ruimtelijke component van voedselproductie. In andere programma s zoals het Programma Food wordt aandacht besteed aan bijvoorbeeld korte voedselketens om de afzet van regionale producten te promoten en afzet van regionale producten. 2. Opmerking van inspreker is juist: de datum is aangepast in het Programma Buitengebied. 3. Dit wordt door de regio s (deelnemende gemeenten) zelf uitgewerkt. Er komt op korte termijn een voorstel voor aanpassingen van het VAB-beleid. 4. Op het moment kunnen geen nieuwe pilots meer worden ingebracht. De pilots zijn al ingevuld en het proces daarvoor wordt op dit moment uitgewerkt, het gaat om zowel agrarische als niet-agrarische bedrijven. Met de vaststelling van de Menukaart FoodValley in het eerste kwartaal van 2017 zullen de pilots naar buiten gebracht worden, Dit zijn onder andere de waarden zoals opgenomen in de Structuurvisie Buitengebied en de uitwerking zoekzones landschappelijke versterking. Deze gaan vooral over landschappelijke waarden. In de uitvoering van het Programma Buitengebied zullen ook andere omgevingskwaliteiten nader worden uitgewerkt en geduid. 5. Het uitgangspunt om een B&B alleen toe te staan in de bestaande woning heeft te maken met de regelgeving omtrent gevoelige functies in het kader van milieuregelgeving (te beschermen object). Deze regelgeving geldt niet voor functies in bestaande woningen. De gemeente wil in het kader van B&B geen extra gevoelige functies toevoegen, daarom is de B&B regeling alleen mogelijk voor bestaande woningen en niet voor nieuwe gebouwen of bijgebouwen. 6. Bedrijf of beroep aan huis anders dan detailhandel kan binnen of bij de woning met een vrijstelling of een vergunning. Dat geldt ook voor een Rustpunt. Het huidige bestemmingsplan geeft die mogelijkheden. 7. Het spreekuur buitengebied is elke week op maandagmiddag, er worden dan zo n vijf gevallen per keer besproken, niet alleen functiewisseling maar ook andere plannen in het buitengebied. 8. De gemeente is bezig met het ontwikkelen van een routekaart naar financiering. Dit zou een opstap voor een leergang kunnen zijn. 9. Dit loket is nog in ontwikkeling met O-gen, de gemeente is hierbij betrokken. De contouren van het VAB-loket zijn nog niet vastgesteld. 7

8 10. Deze vraag over de situatie van een specifiek perceel valt buiten de context van het Programma Buitengebied. Informatie over de vergunningsituatie is op te vragen bij de Omgevingsdienst De Vallei. 11. Uit de reactie van inspreker is niet duidelijk om welke gronden het precies gaat. In het bestemmingsplan staat aangegeven waar de groene zones zijn gelegen. Op dit moment ligt een nieuw bestemmingsplan ter inzage voor het nieuw bedrijventerrein De Klomp, waarin zowel natuur als bedrijven worden gerealiseerd in het gebied rondom Griftweg en de Rondweg. F. Inspreker 6 Inspreker geeft aan dat het gemeentelijke beleid zoals in het Programma Buitengebied is opgenomen afwijkt van het Plussenbeleid. Inspreker geeft aan dat agrarische bedrijven binnen het Gelders Natuur Netwerk (GNN) voor zover het geen bestaande natuur is moeten kunnen groeien, met inachtneming van omgevingsfactoren. Dat geldt ook voor overgangszones, zones rond Natura 2000-gebied en waardevolle open landschappen. Inspreker vraagt in overeenstemming met het Plussenbeleid ruimte op te nemen voor agrarische bedrijven in extensiveringsgebieden, met inachtneming van omgevingsfactoren en onder de voorwaarde dat de totale emissie niet mag toenemen. Het Programma Buitengebied wordt opgesteld in overeenstemming met het Gelderse Plussenbeleid. Het is niet bedoeld daarvan af te wijken. De tekst op pagina 43 van het ontwerpplan (p. 37 definitieve plan) ten aanzien van extensiveringsgebieden wordt daarom aangepast: in principe niet mogelijk wordt aangepast naar: mogelijk is mits voldaan wordt aan de vereiste omgevingsfactoren en omgevingskwaliteit en de emissie niet toeneemt. Dit is conform het Plussenbeleid van de provincie Gelderland. G. Inspreker 7 Inspreker geeft aan in het kader van het beoordelingsschema beoordeling illegale situaties uit het Programma Buitengebied twee zaken bij de gemeente kenbaar te willen maken: 1. inspreker slaat materialen op om raambakken en komposthopen bij slecht weer te beschermen. 2. Opslag van dakpannen voor gebruik in de tuin. 3. het maken van een boomwondbeschermingsmiddel uit eigen perceel. Inspreker geeft aan deze zaken met de gemeente/omgevingsdienst te willen bespreken om problemen hierover in de toekomst te voorkomen. De gemeente nodigt inspreker uit om in gesprek te gaan over zijn perceel. Hiervoor volgt een uitnodiging. H. Inspreker 8 1. Ruimtelijke kwaliteit. Inspreker geeft aan vertrouwen te hebben in de positieve benadering van het Programma Buitengebied, maar geeft tegelijkertijd aan dat de invoering van een beloningssysteem zoals plussenbeleid en Menukaart, bij de uitvoering van uitnodigingsplanologie de nodige vragen oproept bij recreatieondernemers. Temeer omdat dit systeem in zijn beleving met name is ingericht voor de agrarische sector. Inspreker geeft aan zich zorgen te maken over de risico s van een stapeling van verplichtingen, omdat op basis aan 8

9 de bestaande (natuur)regelgeving al veel verplichtingen bestaan en de invulling van de reikwijdte van (natuur)compensatie vaak nu al tot onduidelijkheid leidt. Hij geeft aan dat ontwikkelingen betaalbaar moeten blijven en ondernemers snel moeten kunnen schakelingen om in te kunnen blijven spelen op de marktvraag. Inspreker doet daarom het voorstel een werkgroep van recreatieondernemers in te richten om mee te denken over de uitgangspunten van een omgevingskwaliteitsplan (in het ontwerpplan: ruimtelijk kwaliteitsplan genoemd) en deze te toetsen op verblijfsrecreatieve en dagrecreatieve ontwikkelingen. 2. Verblijfsrecreatie en toerisme Inspreker verzoekt om zorgvuldig om te gaan met het principe om aan de randen van de Veluwe nieuwe recreatiebedrijven mogelijk te maken via functiewisseling van agrarisch naar recreatie. Dit om ook voldoende ontwikkelruimte over te houden voor bestaande recreatiebedrijven. Hij verzoekt om hiervoor een nadere e afweging te maken over waar en in welke omgeving aan functiewisseling invulling gegeven wordt aan de randen van de Veluwe. Verder geeft inspreker aan dat in de inspiratiematrix onder het thema omgevingskwaliteit (in het ontwerp Programma ruimtelijke kwaliteit genoemd) de term verstening is genoemd onder te ontmoedigen ontwikkeling. Hij verzoekt verblijfsrecreatieobjecten niet te kwalificeren als te ontmoedigen verstening omdat inherent aan de bestemming verblijfsrecreatie is dat exploitatie plaatsvindt door middel van de verhuur van overnachtingsmogelijkheden zoals recreatieobjecten. Inspreker geeft daarnaast aan het principe van tijdelijk ander gebruik van recreatieterreinen te kunnen begrijpen, maar dat daarmee zorgvuldig moet worden omgegaan en dat dit alleen zeer beperkt wordt ingezet, om slecht ondernemerschap niet te belonen. Inspreker spreekt de wens uit dat eerst nader met de recreatiesector wordt besproken hoe hiermee om wordt gegaan. Inspreker merkt op dat hij het goed zou vinden wanneer het Programma niet als absoluut uitgangspunt wordt gebruikt, maar passend bij uitnodigingsplanologie kan worden aangepast of aangevuld. Er is overleg geweest tussen inspreker en gemeente naar aanleiding van het Programma Buitengebied en de inspraak. De formele gemeentelijke reactie op de inspraak wordt hieronder weergegeven. 1. Ruimtelijke kwaliteit. Het invoeren van de Menukaart of Plussenbeleid moet niet gezien worden als een extra belemmering. Dit betreffen instrumenten voor een werkwijze: een andere benadering van planologie. Het is een manier om met bestaande beperkingen om te gaan en toch mogelijkheden te creëren. De gemeente gaat actief met recreatieondernemers in gesprek zodra de Menukaart op recreatiegebied verder kan worden uitgewerkt in Verblijfsrecreatie en toerisme. Het principe van functiewisseling naar recreatie bestaat al sinds 2008 conform Regiobeleid. Dit type functiewisseling komt zeer zelden voor omdat in de praktijk blijkt dat dit niet de meest voor de hand liggende optie is voor voormalig agrariërs. Het gaat immers om een geheel andere markt en onderneming. Een zonering van functies past niet binnen de flexibiliteit die we aan de markt willen bieden. Wel vindt bij iedere functiewisseling altijd een integrale afweging plaats waarbij alle omgevingsfactoren getoetst worden. De in de tabel onder het thema omgevingskwaliteit opgenomen matrix is een inspiratiemodel: dit is dus niet statisch. Bouwen op een recreatieterrein is niet per definitie te ontmoedigen verstening : dit hangt helemaal van het betreffende plan af en de mate waarin rekening wordt gehouden met de kwaliteit van de omgeving. Wat de term verstening betreft is er altijd een spanningsveld tussen ontwikkeling van functies en natuur op de Veluwe. Het instandhouden van de kwaliteit van natuur op de Veluwe is tegelijkertijd het belangrijkste kapitaal van de 9

10 recreatieondernemer. Het is altijd een uitdaging een goede balans te vinden tussen ondernemen en behoud van natuur. Voor het tijdelijk ander gebruik geldt dat dit geen algemene lijn is, maar alleen kan worden ingezet als dat het enige alternatief is om het recreatieterrein voor de recreatieve toekomst te behouden of om te zetten naar natuur. Dit is altijd maatwerk. De gemeente gaat hierover graag nader in overleg met de recreatiesector. Tot slot merkt de gemeente op dat het Programma Buitengebied dynamisch is en dus voortdurend in ontwikkeling is. De in het Programma opgenomen uitgangspunten zijn dus niet absoluut maar geven richting aan. Het Programma Buitengebied is zo opgebouwd dat daar waar uitgangspunten nog niet helemaal uitgewerkt zijn, al zoveel mogelijk kan worden ingespeeld op kansen in concrete plannen wanneer deze zich voordoen. Op deze manier kan continu worden meebewogen met het (toekomstig) beleid en de dynamiek van het buitengebied. I. Inspreker 9 Inspreker verzoekt om een concretere visie op de inrichting van voorzieningen en de bereikbaarheid van de beken op de Veluwe. Inspreker geeft aan dat hij constateert dat veel over de ontwikkeling en inrichting van- en bij bedrijven wordt geschreven in het Programma Buitengebied. Hij geeft aan daarbij echter de kleinschalige inrichting van het landschap te missen, de positionering van fietspaden en voorzieningen om gewoon ergens te kunnen zitten en te genieten van het landschap. Daarbij vraagt hij ook aandacht voor de veilige bereikbaarheid van de mooie plekken in het buitengebied, tussen het landbouwverkeer door. In het Programma Buitengebied worden hoofdlijnen aangegeven, de richting waarin we bepaalde thema s willen uitwerken. Diverse thema s behoeven een concretere uitwerking en worden in het uitvoeringsprogramma van het Programma Buitengebied nader uitgewerkt, waaronder (toeristische) routestructuren en de karakteristieken van de diverse landschapstypen en andere omgevingskwaliteiten. Ook de voorzieningen daaromheen en de bereikbaarheid hebben onze aandacht. In de gebiedsopgave wordt daaraan in Veluweverband gewerkt. Aan de kleinschalige inrichting en bereikbaarheid van het buitengebied wordt ook op dit moment al op verschillende manieren gewerkt. Zo is gestart met het uitnodigen van de dorpsraden van de dorpen om in samenwerking met de bewoners van het gebied het landschap en de ontsluiting daarvan te versterken. Verder heeft de raad afgelopen voorjaar het fietsplan vastgesteld. Ook hiermee werkt de gemeente actief aan een beter en veiliger bereikbaar buitengebied. De gemeente gaat graag met inspreker in gesprek over zijn visie in het kader van de uitvoering van het Programma Buitengebied. De gemeente heeft hiervoor inmiddels een afspraak ingepland met inspreker. 10

11 J. Inspreker 10 Inspreker geeft zijn reactie op de volgende punten: 1. Sloopregelingen: inspreker geeft aan dat kwaliteitswinst niet alleen bereikt kan worden door gebouwen te slopen, maar in sommige gevallen ook door gebouwen te behouden of architectonisch op te waarderen, zodat deze weer voor nieuwe functies gebruikt kan worden, waar ook vraag naar is. Inspreker verzoekt daarom om voor bepaalde gebiedspassende functies een lagere sloopeis te hanteren dan nu het geval is: ondernemers zullen dan eerder de mogelijkheden voor behoud/opknappen in overweging nemen. 2. Ontwikkelingsmogelijkheden veehouderij: Inspreker stelt dat het gemeentelijk beleid voor uitbreiding veehouderijen op een aantal punten strenger zou zijn dan het provinciaal beleid. De gemeente zou volgens inspreker meer de ruimte moeten zoeken binnen de provinciale mogelijkheden, en ruimte te bieden vooruitlopend op eventueel nieuw beleid. Verder stelt inspreker dat de minimale richtingstand van 250 meter van een agrarisch bedrijf dat verder wil groeien dan de mogelijkheden die het bestemmingsplan al biedt tot burgerwoningen, onwenselijk is omdat het in zijn ogen veel bedrijven met een groeipotentie op slot zou zetten. Dit geldt volgens hem ook voor andere zoneringen. Tevens vraagt inspreker te verduidelijken wat er wordt bedoeld met het verbod op uitbreiding van een veehouderij binnen Gelders Natuur Netwerk (GNN), overgangszones en waardevol open landschappen. Inspreker geeft aan er van uit te gaan dat uitbreiding binnen een agrarisch bouwperceel en de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden wel mogelijk is. 3. Nevenactiviteiten: Inspreker geeft aan de verruiming van de mogelijkheden voor nevenactiviteiten in het Programma als een stap in de goede richting te zien, maar is van mening dat voor sommige nevenactiviteiten die qua aard en invloed passen in het buitengebied, zoals stalling en opslag, permanente verruiming van de mogelijkheden ontwikkeld zou moeten worden. 4. Buurtschappen: Inspreker spreekt uit dat voorzichtig zou moeten worden omgegaan met bouwen in buurtschappen, omdat dit ongewenste effecten met zich mee zou kunnen brengen, zoals het aanmerken als bebouwde kom m.b.t. geurwetgeving bij het toevoegen van teveel woningen (en daarmee een beperking voor agrarische bedrijven). Tevens stelt inspreker dat het enkel toestaan van woningen langs dorpsranden en in buurtschappen de markt zal verstoren m.b.t. de inzet en verkoop van sloopmeters omdat deze niet met t.b.v. het eigen perceel ingezet kunnen worden en deze dus op de markt verkocht zullen worden. 5. Uitbreiding niet-agrarische bedrijven: Inspreker geeft aan de bovenmaat van 1.000m2 voor niet-agrarische functies in het buitengebied te beperkt te vinden. Ook het notarieel vastleggen van deze grens ziet inspreker als onwenselijk, omdat maatwerk op ontwikkelingen in de toekomst daarmee bemoeilijkt wordt, met name van bedrijven waarvoor vanwege de binding van oudsher met het buitengebied verplaatsing naar een bedrijventerrein geen reële optie is. Tevens geeft inspreker aan de huidige sloopregeling voor vergroting van de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing problematisch te vinden omdat er naar verhouding een grote oppervlakte moet worden gesloopt voor een geringe kwaliteitswinst. Inspreker geeft aan de voorkeur te geven aan een regeling waarbij meer gekeken wordt naar de verhouding van het bedrijf met de directe omgeving in de vorm van compensatie in lokale investeringen die waarde hebben voor de omgeving. 11

12 Reactie gemeente 1. In de uitwerking van het thema omgevingskwaliteit overweegt de gemeente om bij gebiedspassende functies een aangepaste sloopeis te vragen. Gezien de verwachte hoeveelheid vrijkomende agrarische bebouwing in de regio zal sloop altijd een factor van belang blijven bij behoud en versterking van omgevingskwaliteiten. 2. Het huidige gemeentelijke beleid voor de uitbreiding van veehouderijen is op het Reconstructieplan van de provincies Gelderland en Utrecht gebaseerd. In het Programma Buitengebied spelen we in op het nieuwe provinciale beleid zoals het Plussenbeleid door middel van o.a. de Menukaart. Hierbij wordt ruimte gecreëerd voor veehouderijen. De Omgevingsverordening van de provincie Gelderland is daarbij leidend en juridisch bindend, daar kunnen we niet van afwijken of op vooruit lopen door alvast concrete (plan)procedures op basis van toekomstig beleid in gang te zetten. 3. De gemeente deelt de mening van inspreker niet: nevenactiviteiten moeten nevenactiviteiten blijven: als de bestemming permanent anders wordt is geen sprake meer van een nevenactiviteit en dat heeft consequenties voor de omgeving. Een tijdelijke afwijking voor de verruiming van nevenactiviteiten is bovendien juist bedoeld als tussenstation: om flexibiliteit te houden voor de ondernemer zodat hij ruimte houdt om de uiteindelijke keuze te maken of hij zijn veehouderij doorzet, of stopt en een functieverandering in gang wil zetten. 4. In het uitvoeringsprogramma van het Programma Buitengebied wordt de regeling omtrent buurtschappen nader uitgewerkt. Er zijn inderdaad meer mogelijkheden nodig om functiewisselingswoningen van agrarische kavels elders te kunnen realiseren, daarom wordt de uitwerking van dit beleid zo spoedig mogelijk opgestart. 5. De gemeente Ede is van mening dat 1.000m2 een passende maximale maat is voor bedrijven in het buitengebied. De wijze waarop we dit in een overeenkomst met initiatiefnemer/eigenaar verankeren vraagt nog een nadere uitwerking. Uitgangspunt is dat grotere bedrijven zich gaan vestigen op industrieterreinen. 12

13 13