COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS - DIGITAAL AFSCHRIFT 2013_BW_00203

Transcriptie

1 COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS - DIGITAAL AFSCHRIFT 2013_BW_00203 OPSCHRIFT Vergadering van 2 april 2013 Bevoegde portefeuillehouder: Karin Lambrechts Onderwerp Beantwoording raadsvragen in zake: Kinderen onder de armoedegrens - CDA - Besluitvormend Beknopte samenvatting Vragen van het CDA over kinderen die leven onder de armoedegrens. INFO BIJ HET BESLUIT Besluit nummer: 2013_BW_00203 Maatschappelijke Ontwikkeling Zorg Financile consequenties: HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS AANHEF Volgende bijlagen worden bijgevoegd: schriftelijke vragen CDA kinderen in armoede MOTIVERING Beslist het volgende: BESLISSING Besluitpunt 1: In te stemmen met de bijgevoegde beantwoording van de door de CDA- fractie gestelde vragen over p 1 van 6

2 kinderen onder de armoedegrens. Goedgekeurd door het college van burgemeester en wethouders in vergadering van 2 april 2013 p 2 van 6

3 schriftelijke vragen CDA kinderen in armoede.doc SCHRIFTELIJKE VRAGEN (artikel 37 RvO) (schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. Bij de vragen wordt aangegeven of schriftelijk of mondelinge beantwoording wordt verlangd) V a n ( n a a m r a a d s l i d ) A a n CDA (Reny Wietsma) De voorzitter van de raad O n d e r w e r p : Kinderen onder de armoede-grens I n g e d i e n d d. d. 8 maart 2013 V e r z o e k t m o n d e l i n g e / s c h r i f t e l i j k e b e a n t w o o r d i n g Schriftelijk D a t u m d o o r g e z o n d e n a a n c o l l e g e / o v e r i g e r a a d s l e d e n d o o r g r i f f i e : 8 maart 2013 I n h o u d s c h r i f t e l i j k e v r a a g Uit recent onderzoek van onder andere de Ombudsman is gebleken dat 1 op de 9 kinderen in Nederland onder de armoede-grens leeft. Het CDA is hier net als haar CDA-partners in de regio erg van geschrokken. Dat er gezinnen met kinderen zijn aangewezen op de voedselbank is heel erg, maar dat er kinderen in Nederland onder zulke trieste omstandigheden moeten opgroeien is voor ons een groot punt van zorg. Ieder kind heeft recht op een goede start, wat betreft goede leefomstandigheden, voeding, gezondheidszorg, scholing, meedoen met sport en spel. Het CDA heeft voor het college de volgende vragen: 1. Kent het college het onderzoek waaruit deze cijfers blijken? 2. Is het college bereid dit onderwerp voorzien van commentaar en toegespitst op Teylingen en haar regio gemeenten te bespreken met de gemeenteraad? 3. Om hoeveel van deze bedoelde kinderen gaat het in Teylingen? En zijn er ook cijfers bekend van de regio gemeenten, bijvoorbeeld binnen Holland- Rijnland? 4. Kan het college voor het debat over de kadernota komen met aanbevelingen om aan deze meest pijnlijke vorm van armoede iets te doen? D a t u m a n t w o o r d b e s l u i t c o l l e g e : p 3 van 6

4 A n t w o o r d c o l l e g e : Ad 1. De Kinderombudsman is momenteel bezig met een onderzoek naar kinderen in armoede. Het rapport van de Kinderombudsman verschijnt rond de zomer van 2013 en wordt dan gepresenteerd aan het rijk en aan de gemeenten. De Kinderombudsman heeft bij aanvang van het onderzoek naar kinderen in armoede een onderzoek van het SCP geciteerd (Armoedesignalement, 2012). Het CDA citeert deze cijfers in de vraag. Het onderzoek van het SCP is bekend bij het college, het onderzoek van de Kinderombudsman (nog) niet omdat dit om dit onderzoek pas rond de zomer wordt gepresenteerd. In de Tweede Kamer zijn inmiddels ook vragen gesteld over het onderzoek van het SCP. Minister Asscher heeft hier als volgt op geantwoord: De cijfers van het SCP geven een goede indicatie van het aantal kinderen dat leeft in een huishouden met een laag inkomen. Gelukkig is het aantal kinderen voor wie dit langdurig (vier jaar of langer) het geval is veel lager. Dit betreft 1 op de 29 kinderen volgens de lage inkomensgrens van het centraal Bureau voor de statistiek, op basis van de voorlopige cijfers uit De inzet van het kabinet voorkomt niet dat er kinderen zijn die leven in een huishouden dat van een laag inkomen moet rondkomen. De regering onderkent de problemen die hierdoor kunnen ontstaan en zal, zoals ook vastgelegd is in het regeerakkoord bruggen slaan bij de intensivering van het armoedebeleid extra aandacht geven aan gezinnen met kinderen. Ad Het onderzoek van het SCP is gericht op de totale Nederlandse bevolking. Dit onderzoek kan niet zo maar vertaald worden naar de Teylingse bevolking aangezien een aantal risicofactoren op armoede (bijv. niet-westerse huishoudens, grote gezinnen, eenoudergezinnen e.d.) vertaald moeten worden naar onze gemeente en/of Holland Rijnland. De gemeente Lisse heeft enkele jaren geleden een Armoedemonitor in de gemeente zelf laten uitvoeren en hieruit bleek dat ongeveer 200 kinderen in minimagezinnen opgroeien. Dit aantal kinderen is, in vergelijking met het landelijk gemiddelde, lager. Uit de Nationale Atlas Volksgezondheid (cijfers 2010) blijkt dat in Teylingen het percentage kinderen dat uit een gezin komt met een laag inkomen (ten opzichte van het totaal aantal 0- tot en met 17-jarigen) tussen de 0 en 1,9% procent ligt. Het onderzoek van de Kinderombudsman is momenteel nog bezig. De Kinderombudsman wil concrete aanbevelingen doen om de situatie van kinderen in armoede te verbeteren. De Kinderombudsman doet dit vanuit het perspectief van kinderen zelf. Het college erkent de impact die armoede heeft op kinderen. Vanwege het ontbreken van het rapport en de aanbevelingen van de Kinderombudsman stelt het college voor om dit onderzoek af te wachten. Als gemeente weten we namelijk niet of (de ouders van) kinderen die in armoede opgroeien, gebruik maken van onze minimaregelen. De gemeente heeft ook niet de mogelijkheid om hier inzicht in te krijgen. Bovendien is het een keuze van ouders om gebruik te maken van deze regelingen. Een analyse op basis van de SCP cijfers en het huidige gebruik van onze regelingen, geeft ons onvoldoende inzicht in het effect van de regelingen op het aantal kinderen in Teylingen dat in armoede leeft. Het college stelt voor om te wachten op het onderzoek van de Kinderombudsman omdat hij op basis van ervaringen van kinderen zelf aanbevelingen zal doen. Het college presenteert op dat moment een analyse en de aanbevelingen aan de raad. Naar verwachting zal dit in de tweede helft van 2013 zijn. Het college kan op basis van de huidige gegevens van het SCP onderzoek niet aangeven of er extra middelen nodig zijn. Mogelijk is het koppelen van regelingen en/of meer bekend maken van onze lokale regelingen voldoende. p 4 van 6

5 D a t u m a f h a n d e l i n g r a a d s v e r g a d e r i n g : B i j l a g e n: p 5 van 6

6 SCHRIFTELIJKE VRAAG In artikel 37 van het Reglement van Orde is aangegeven welke procedure van toepassing is op schriftelijke vragen en mondelinge vragen. Schriftelijke vragen In het kort zijn er de volgende eisen aan het indienen van schriftelijke vragen ingevolge artikel 37 RvO te verbinden: - schriftelijke vragen worden ingediend bij de voorzitter, via de griffier. De griffier draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college worden gebracht. - Beantwoording van schriftelijke vragen door het college vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen nadat de vragen zijn binnengekomen. - Bij de vragen wordt aangegeven of schriftelijke dan wel mondelinge beantwoording wordt verlangd. - Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. - Indien beantwoording binnen de gestelde termijn niet mogelijk is stelt het verantwoordelijk lid van het college de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, met daarbij aangegeven de beantwoordingtermijn. - De antwoorden worden door het verantwoordelijk lid van het college aan de leden van de raad medegedeeld - De vragen en antwoorden worden gelijktijdig met de ingekomen stukken aan de leden van de raad toegezonden. - De vragensteller kan, bij mondelinge beantwoording in dezelfde raad en bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raad, nadere inlichtingen vragen omtrent het gegeven antwoord (na behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen). - In het presidium is afgesproken dat zolang er geen beantwoording op de schriftelijke vraag is ontvangen of gegeven er geen inhoudelijk discussie kan plaatsvinden omtrent de schriftelijke vraag. In de toelichting van het RvO is het volgende aangegeven: Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking. In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragensteller van mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen. p 6 van 6