Onderwerp: Beantwoording raadsvragen over: Misbruik parkeerplaatsen voor elektrische voertuigen. - Besluitvormend

Transcriptie

1 VOORSTEL OPSCHRIFT Vergadering van 15 maart 2016 Besluit nummer: 2016_BW_00221 Onderwerp: Beantwoording raadsvragen over: Misbruik parkeerplaatsen voor elektrische voertuigen. - Besluitvormend Beknopte samenvatting: De PvdA heeft raadsvragen gesteld over het misbruik van parkeerplaatsen voor elektrische voertuigen. Het college gaat hiertegen maatregelen nemen (o.a. met een verkeersbesluit). Hierdoor wordt parkeren zonder opladen op gereserveerde parkeerplaatsen t.b.v. het opladen van elektrische voertuigen, niet langer toegestaan. Bevoegd portefeuillehouder: Arno van Kempen Betrokken portefeuillehouder: Kees van Velzen HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS AANHEF Bijgevoegde bijlage(n): Beantwoording raadsvragen PvdA Misbruik parkeerplaatsen voor elektrische voertuigen MOTIVERING Beslist het volgende: VOORSTEL Besluitpunt 1: Akkoord te gaan met de beantwoording van de raadsvragen van de PvdA over misbruik parkeerplaatsen voor elektrische voertuigen. BIJKOMENDE INFO BIJ HET BESLUIT p 1 van 7

2 Gemeentewerken Beheer Openbare Ruimte BIJLAGE DIE INTEGRAAL DEEL UITMAAKT VAN HET BESLUIT Beantwoording raadsvragen PvdA Misbruik parkeerplaatsen voor elektrische voertuigen p 2 van 7

3 Beantwoording raadsvragen PvdA Misbruik parkeerplaatsen voor elektrische voertuigen SCHRIFTELIJKE VRAGEN (artikel 37 RvO) (schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. Bij de vragen wordt aangegeven of schriftelijk of mondelinge beantwoording wordt verlangd) V a n ( n a am r aa d s l i d ) A a n Joost van Doesburg (PvdA) De voorzitter van de raad O n d e rw e rp: Misbruik van parkeerplaatsen voor elektrische voertuigen I n g e d i e n d d. d V e rzo e kt mon d e l i n g e / s c h r i f t e l i j ke b e an t w o o r d i n g Schriftelijk D a t u m d o o r g e z o n d e n aan c o l l e g e / o v e ri g e r aa d s l e d e n d o o r g ri f f i e : I n h o u d s c h ri f t e l i j ke v r a ag De PvdA signaleert dat parkeerplaatsen die speciaal bestemd zijn voor het opladen van elektrische voertuigen misbruikt worden. Vaak staan op de speciale parkeerplaatsen wel voertuigen die elektrisch voortgedreven kunnen worden, maar worden deze voertuigen niet op deze plaatsen opgeladen, maar enkel gebruikt als parkeerplaats. Hierover heeft de PvdA de volgende vragen: 1. Erkent het college dat deze plaatsen bedoeld zijn voor het opladen van dergelijke voertuigen en niet alleen om een dergelijk (semi) elektrisch voertuig te parkeren. 2. Herkent het college dat binnen Teylingen geregeld misbruik wordt gemaakt van deze speciale plaatsen, dus dat er wel (semi) elektrische voertuigen geparkeerd staan, maar daar niet worden opgeladen? Uit gesprekken die de PvdA met diverse stakeholders heeft gevoerd ontstaat bij ons een niet coherent beeld of het toegestaan is om (semi) elektrische voertuigen op de betreffende parkeerplaatsen te parkeren. Volgens het college is dit niet toegestaan, maar volgens de wijkagenten in Teylingen is het wel toegestaan om (semi) elektrische voertuigen op een dergelijke plek te parkeren en niet op te laden. 3. Zou u samen met onze wijkagenten en BOA's kunnen uitzoeken of parkeren zonder opladen is toegestaan of niet? 4. Mocht het niet toegestaan zijn, is het college dan bereid om deze regels beter te handhaven? Een dergelijk voertuig ontneemt immers een ander elektrisch voertuig de mogelijkheid om op te laden, met allerlei ongemakken van dien. 5. Mocht het wel toegestaan zijn om op deze plekken te parkeren zonder op te laden is het college dan bereid een APV te ontwerpen om dit fenomeen alsnog te verbieden? D a t u m a n t w o o r d b e s l u i t c o l l e g e : A n t wo o r d c o l l e g e : [ H e rh a al d e v ra g e n e n g e e f d a aro nd e r h e t an tw o o r d v an h e t co l l e g e a an ] p 3 van 7

4 Vraag 1: Erkent het college dat deze plaatsen bedoeld zijn voor het opladen van dergelijke voertuigen en niet alleen om een dergelijk (semi) elektrisch voertuig te parkeren. Antwoord 1: Het college erkent dat de gereserveerde parkeerplaatsen bedoeld zijn om (semi) elektrische voertuigen op te kunnen laden en niet alleen om te parkeren. Vraag 2: Herkent het college dat binnen Teylingen geregeld misbruik wordt gemaakt van deze speciale plaatsen, dus dat er wel (semi) elektrische voertuigen geparkeerd staan, maar daar niet worden opgeladen? Antwoord 2: De gemeente heeft meldingen ontvangen over het gebruik van een gereserveerde parkeerplaats door een (semi) elektrisch voertuig zonder te laden. Het betreft hier ook meldingen over het langer parkeren dan strikt noodzakelijk voor het laden van de auto. Dit lijkt om incidenten te gaan en wordt vaak in onderling overleg tussen de gebruikers van een openbaar laadpunt opgelost. Vraag 3: Zou u samen met onze wijkagenten en BOA's kunnen uitzoeken of parkeren zonder opladen is toegestaan of niet? Antwoord 3: Het college kan bevestigen dat parkeren door (semi) elektrische voertuigen zonder opladen op deze gereserveerde parkeerplaatsen is toegestaan. Vraag 4: Mocht het niet toegestaan zijn, is het college dan bereid om deze regels beter te handhaven? Een dergelijk voertuig ontneemt immers een ander elektrisch voertuig de mogelijkheid om op te laden, met allerlei ongemakken van dien. Antwoord 4: n.v.t. Vraag 5: Mocht het wel toegestaan zijn om op deze plekken te parkeren zonder op te laden is het college dan bereid een APV te ontwerpen om dit fenomeen alsnog te verbieden? Antwoord 5: Het college neemt maatregelen om parkeren op de aangewezen parkeerplaatsen zonder opladen te verbieden. Als eerste stap wordt een nieuw verkeersbesluit genomen, waarin opladen verplicht gesteld wordt. Vervolgens informeren we de inwoners middels een artikel op de gemeentepagina in de krant en passen we de bebording aan. Na deze aanpassingen handhaven we als gemeente op het opladen op de aangewezen parkeerplaatsen. Een aanpassing van de APV is hiervoor niet nodig, omdat het hier de Wegenverkeerswet betreft. D a t u m a f h a n d e l i n g r aa d s v e r g ad e r i n g : B i j l a g e n: p 4 van 7

5 SCHRIFTELIJKE VRAAG In artikel 37 van het Reglement van Orde is aangegeven welke procedure van toepassing is op schriftelijke vragen en mondelinge vragen. Schriftelijke vragen In het kort zijn er de volgende eisen aan het indienen van schriftelijke vragen ingevolge artikel 37 RvO te verbinden: - schriftelijke vragen worden ingediend bij de voorzitter, via de griffier. De griffier draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college worden gebracht. - Beantwoording van schriftelijke vragen door het college vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen nadat de vragen zijn binnengekomen. - Bij de vragen wordt aangegeven of schriftelijke dan wel mondelinge beantwoording wordt verlangd. - Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. - Indien beantwoording binnen de gestelde termijn niet mogelijk is stelt het verantwoordelijk lid van het college de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, met daarbij aangegeven de beantwoordingtermijn. - De antwoorden worden door het verantwoordelijk lid van het college aan de leden van de raad medegedeeld - De vragen en antwoorden worden gelijktijdig met de ingekomen stukken aan de leden van de raad toegezonden. - De vragensteller kan, bij mondelinge beantwoording in dezelfde raad en bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raad, nadere inlichtingen vragen omtrent het gegeven antwoord (na behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen). - In het presidium is afgesproken dat zolang er geen beantwoording op de schriftelijke vraag is ontvangen of gegeven er geen inhoudelijk discussie kan plaatsvinden omtrent de schriftelijke vraag. In de toelichting van het RvO is het volgende aangegeven: Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking. In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragensteller van mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen. p 5 van 7