1.2 ( )/5 = 3. Gemiddeld zijn er 3 personen per gezinshuishouding.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "1.2 ( )/5 = 3. Gemiddeld zijn er 3 personen per gezinshuishouding."

Transcriptie

1 Hoofdstuk 1 Huishoudens 1.1 De bedoeling van deze opdracht is dat je leert om gegevens systematisch te combineren. De familie Kop woont aan het begin van de Parkweg dus op nummer 2. Familie Binsbergen woont aan het eind van de Parkweg, dat is nummer 8. Familie Thielman zijn buren van familie Binsbergen, want moeder Thielman past op de twee buurmeisjes en de ouders van de meisjes werken allebei. Familie Thielman woont dus op nummer 6. Dan blijft nummer 4 over voor de familie Vegter. Jan de Bont woont bij de familie Kop op nummer ( )/5 = 3. Gemiddeld zijn er 3 personen per gezinshuishouding. 1.3 Inkomen uit een betaalde baan: mevrouw en meneer Binsbergen en vader Thielman. Uitkering: de heer en mevrouw Kop, de moeder van Jaap en Sandra Vegter en Jan de Bont. 1.4 Voor zakgeld hoef je geen tegenprestatie te leveren en voor geld dat is verdiend, heb je moeten werken. 1.5 Bij situatie 3 is er sprake van zakgeld = a = /52 = 11,54. b. 2,50 52 = /12 = 10,83. c. 480/52 = 9,23. d. 45,50 4 = /52 = 3, De mensen die deelnemen aan het productieproces moeten een deel van hun inkomen afstaan in de vorm van belastingen en premies. De belastingen en premies komen in een pot waaruit de overdrachtsinkomens worden gefinancierd. Er wordt dus geld overgedragen van de werkenden naar de mensen met een uitkering.

2 huishouden maandinkomen primair inkomen overdrachtsinkomen familie Kop = familie Binsbergen = familie Vegter = Jan de Bont = familie Thielman = / = /8,5 = productiefactor arbeid kapitaal natuur ondernemerschap productiefactor arbeid kapitaal natuur ondernemerschap voorbeeld 14 mensen in dienst de kas van de kweker de grond waarop de kas staat de heer Knevel inkomensvorm loon of salaris rente, huur pacht winst 1.15 a. Loonquote = / % = 56,2%. b. winst Winstquote = 100% totale inkomen c. Winstquote = / % = 13,7% ( )/ % = 43,8% of 100% 56,2% = 43,8% a. Drie leeftijdsgroepen: de groepen van 15 tot en met17 jaar, 18 tot en met 24 jaar en 25 jaar en ouder. De groep 15 tot en met 24 jaar in de eerste kolom is samengesteld uit de eerste twee groepen. Je kunt gegevens wel samen nemen, maar niet achteraf uitsplitsen. Wanneer tijdens het onderzoek de gegevens zijn gevraagd van de groep van 15 tot en met 24 jaar, kun je achteraf niet meer een onderverdeling maken in twee deelgroepen, omgekeerd kan wel.

3 1.18 b. Je moet voor elke leeftijdsgroep de cijfers verticaal optellen. Die zijn samen telkens 100%. Dan weet je dat alle antwoorden zijn verwerkt. c. Ilse heeft gelijk. Waren de groepen precies even groot dan zou het percentage van de groep van 15 tot en met 24 jaar precies het gemiddelde zijn van de percentages van de twee afzonderlijke groepen van 15 tot en met 17 jaar en van 18 tot en met 24 jaar. Bij de uitslagen van zeer tevreden en tevreden kan het nog aan het afronden liggen, maar bij de uitslag buitengewoon tevreden is het rekenkundige gemiddelde 12% en bij de uitslag tamelijk tevreden is het rekenkundige gemiddelde 9%. De cijfers bij de samengestelde groep van 15 tot en met 24 jaar zijn echter niet 12% of 9%, maar 11% en 10%. Ze liggen dus dichter bij de percentages van de groep 18 tot en met 24 jaar. Dit wijst er op dat deze groep groter is in aantal dan de groep ondervraagde personen van 15 tot en met17 jaar. Het CBS heeft een zogenaamd gewogen gemiddelde gebruikt en de grotere groep zwaarder meegeteld a. In het staafdiagram staan aantallen leerlingen en hun mate van tevredenheid. In het cirkeldiagram staan percentages van het totaal aantal leerlingen en hun mate van tevredenheid met de vrije tijd. b. Je moet de aantallen dan eerst omrekenen in procenten van het totaal aantal ondervraagde leerlingen. Het totaal aantal ondervraagde leerlingen kun je vinden door het aantal per staaf bij elkaar op te tellen. c. Het totaal aantal leerlingen is: = 150 leerlingen. Buitengewoon tevreden: 10/ % = 6,7%. Zeer tevreden: 30/ % = 20%.

4 Tevreden: 60/ % = 40%. Tamelijk tevreden: 40/ % = 26,7%. Niet zo tevreden: 10/ % = 6,7%. Je kunt je antwoord controleren door alle percentages bij elkaar op te tellen. Je moet dan op 100% uitkomen. Wanneer je dit doet kom je op 100,1% uit. Dit komt door het afronden en is ook toegestaan. Zou je op hele cijfers hebben afgerond dan kom je op 101% uit. Ook dit wordt geaccepteerd. d. De leerlingen van klas 3 in Alstad kun je het best vergelijken met de jongeren in de leeftijd van jaar uit het onderzoek van het CBS. Je ziet dat de leerlingen in Alstad over het algemeen minder tevreden zijn met hun vrijetijdsbesteding. In het onderzoek van het CBS is 52% van de ondervraagden buitengewoon tot zeer tevreden, voor de leerlingen in Alstad geldt dat maar voor 27%. In Alstad zijn 33% van de leerlingen maar tamelijk tevreden of niet zo tevreden. Van de ondervraagden in het onderzoek van het CBS geven maar 8% van de jongeren deze antwoorden a. In kolom 2, rij 5. b. In kolom 3, rij 8. c. Het gaat om de vragen Kijkt dagelijks naar het journaal, Leest dagelijks een krant en Heeft internet in de afgelopen 4 weken gebruikt en heeft betrekking op de groep van 0-12 jaar. Het CBS gaat ervan uit dat deze jonge kinderen deze dingen niet doen en dus wordt het ook niet gevraagd. d. Het gaat dan om de groepen die meer dan 20 uur per week tv kijken. De groep 18 tot 25 jaar scoort hier het hoogst. Deze groep kijkt het langst per week tv. e. Het gaat dan om de mensen die dagelijks naar het journaal kijken. Alleen van hen weet je dat ze in elk geval elke dag tv kijken. Het hoogst scoort hier de groep 18 tot 25 jaar met 51%. f. De meest opvallende verschillen tussen de groep jongeren van 12 tot 18 en de groep jongeren van 18 tot 25 jaar hebben betrekking op het dagelijks naar het journaal kijken en het dagelijks een krant lezen. 12 tot 18 jaar 18 tot 25 jaar kijkt dagelijks naar het journaal 35% 51% leest dagelijks een krant 28% 43% 1.21 a = 900. b. Zie grafiek.

5 c = 300. d. Zie grafiek. e. Zie grafiek a. In de periode Je ziet daar de sterkste stijging in procentpunten, van 39% naar 52%. b. Nee. De groep vrouwen tussen 15 en 65 jaar kan in deze periode sterk gegroeid zijn (dat is ook het geval geweest). Wanneer de totale groep gegroeid is, dan geeft 52% van alle vrouwen tussen 15 en 65 jaar een (veel) groter aantal werkende vrouwen aan dan a. 600/ % = 25%. b. Scholieren/studenten die niet werken, werkloze jongeren, arbeidsongeschikte jongeren Er zijn veel meer vrouwen betaald werk gaan doen a. Spanje. b. Nederland. c. 0, , = personen werken in deeltijd. Dat is ( / ) 100% = 47,3%.

6 Hoofdstuk 2 Geld om van te leven 2.1 a. 64, b. 64,7968. c. 64,80. d Gemiddelde = (6,5 + 5,8 + 8,7 + 7,7)/4 = 28,7/4 = 7,175 afgerond 7, a. Gemiddelde = (1 6, , , ,7)/6 = 45,1/6 = 7,52 afgerond 7,5. b. Afgerond op een geheel getal wordt 7,52 een a. Totaalbeoordeling = ( )/15 = 106/15 = 7,1. Jaap krijgt een vaste aanstelling, want de beoordeling ligt boven de 7. b. Ongewogen score = ( )/5 = 34/15 = 6,8. Jaap had in dit geval geen vast dienstverband gekregen, want het ongewogen gemiddelde ligt beneden de a. Ongewogen gemiddelde = 8,2 + 7,4 + 4,2 + 6,1 + 7,6 + 5,9 = 39,4/6 = 6,6 Afgerond 7. b. Gewogen gemiddelde = (2 8, , , , , ,9)/18 = 114,6/18 = 6,4 Afgerond a. Een scholier geeft gemiddeld 13% uit aan computers. Per jaar is dat: ,13 = 191,88. b. Deze scholier heeft gemiddeld 52 30/12 = 130 per maand om uit te geven. De drie grootste posten zijn = 62% van het totale budget. Per maand geeft een scholier gemiddeld aan de top drie 0, = 80,60 uit. c. Per scholier: 0, = 516,60 per jaar. Dat is voor alle scholieren samen 516, = a. Geheel: 30 leerlingen, 60 huizen, inwoners, 800 artikelen. Deel: 18 meisjes, 15 huizen met balkon, 300 daklozen, 150 artikelen boven 100 stuks. b. 18/30 100% = 60% is meisje. 15/60 100% = 25% van de huizen heeft een balkon. 300/ % = 0,7% is dakloos. 150/ % = 18,8% van de artikelen heeft een afzet boven 100 stuks. 2.8 a. Het deel is Marietjes lengte na drie jaar, dus 107 cm. Het geheel is de lengte na een jaar, dus 82 cm, want daar moet je de lengte na drie jaar in uitdrukken. De lengte na drie jaar is 107/82 100% = 130,5% van de lengte na een jaar.

7 Of percentage lengte (getal) lengte na 3 jaar (deel)? 107 cm lengte na 1 jaar (geheel) 100% 82 cm Kruisproduct: 82? = ? = ( )/82 = 130,5. Dus is de lichaamslengte van Marietje na drie jaar 130,5% van haar lichaamslengte na een jaar. b. In de uitgangssituatie (lengte na een jaar) is de lengte op 100% gesteld. Na drie jaar is de lengte dus met 130,5 100 = 30,5% gestegen. 2.9 a. Tussenstap van 1%. Inkomen voor pensionering = 1.600/ = Verhoudingstabel. % of verhouding getal deel geheel 100? 64? = ? = ( )/64 = Het inkomen voor pensionering is b. Nationaal inkomen 380 miljard/ = 475 miljard (6,05 miljoen 6,2 miljoen)/6,2 miljoen 100% = -2,4%. Het aantal banen is met 2,4% afgenomen a. ( )/ % = 62,5% stijging. b. ( )/ % = -23,1%, dus een daling van 23,1%. c. ( )/ % = 25% stijging. d. Nee, want bij de tweede berekening (vraag b) heb je als basisgetal genomen en bij de derde berekening is het basisgetal Controle: 62,5 23, EU: 195 miljard/ miljard 100% = 1,5%. China: 176 miljard/2.520 miljard 100% = 7,0% a. Gino betaalt absoluut meer belasting dan Maria want de voor Gino is meer dan de voor Maria. b. Gino Suarez: / % = 21,5%. Maria Aquino: 8.400/ % = 30%. In verhouding betaalt Maria (30%) meer belasting dan Gino (21,5%).

8 2.14 a. Bij een inkomen van wordt er 400/ % = 40% aan voeding uitgegeven. Bij een inkomen van wordt er 500/ % = 33,3% aan voeding uitgegeven. Bij een inkomen van wordt er 600/ % = 30% aan voeding uitgegeven. b. Absoluut, dus in euro s, nemen de uitgaven aan voeding toe van 400 naar 600. c. Relatief nemen de uitgaven aan voeding af van 40% naar 30% van het inkomen a. Het oude inkomen = /104,5 = Of: /1,045 = b. De verandering = 4, /104,5 = Controle: = a. De omzet is dit jaar = 106% van de omzet van vorig jaar. De omzet van vorig jaar (= 100%) was 254,4 miljoen/ = 240 miljoen. b. Als de winst met 12% daalt, blijft er 88% over. 88% van de oude winst = De afname van de winst (= 12%) is dan /88 12 = a. Marktaandeel De Schoenenreus = / % = 33,3%. b. Marktaandeel wordt: / % = 41,7%. c. Nee. Je kunt wel zeggen dat het marktaandeel met 8,4 procentpunt is toegenomen van 33,3 naar 41,7 procentpunt. d. Een mogelijkheid om de verkooptoename uit te rekenen met het aantal verkochte paren schoenen: ( )/ % = 25%. Een andere mogelijkheid is de procenten te gebruiken: (41,7 33,3)/33,3 100% = 25%. e. Je kunt voor deze winkel berekenen hoeveel paar schoenen in beide jaren zijn verkocht en daarmee de procentuele verandering bepalen. Je kunt ook de procenten gebruiken: (18 25)/25 100% = -28%. Het marktaandeel is met 28% gedaald. Deze laatste methode moet je gebruiken, als je alleen de procenten kent a. 398,65/ = 335. b / = c. Bedrag exclusief btw = 26,18/ = 22 Bedrag inclusief 6% btw = 22 1,06 = 23,32. d. Verkoopprijs = ,4 = exclusief btw. Inclusief btw is dat ,19 = 4.698,12.

9 e. Je kent de verkoopprijs niet. Je stelt de verkoopprijs exclusief btw op 100%. Dan is de inkoopprijs = 60% van de verkoopprijs. De verkoopprijs is dan 2.820/ = exclusief btw. Inclusief 19% btw is dat ,19 = a. 57,44. b. bedrag exclusief btw btw koffie 100 6,36/106 = 6 0,36 bloemkool 100 3,18/106 = 3 0,18 waspoeder ,71/119 = 9 1,71 wijn ,90/119 = 10 1,90 frisdrank 100 8,48/106 = 8 0,48 tijdschriften 100 4,77/106 = 4,50 0,27 pijnstillers 100 3,71/106 = 3,50 0,21 keukenpapier 100 8,33/119 = 7 1,33 totaal exclusief btw 51,00 6,44 De puntjes bij (b) = 51. De puntjes bij (c) = 6, Je hoeft geen geld te lenen, zodat je geen rente hoeft te betalen. Je hoeft geen al of niet noodzakelijke uitgaven uit te stellen of af te stellen. Je hoeft je niet zo veel zorgen te maken over de toekomst (minder stress) a. Een afwijking tussen begroting en werkelijkheid kan ontstaan als: de ontvangsten mee- of tegenvallen: je kunt extra (bij)verdienen, je kunt ontslagen worden. de uitgaven mee- of tegenvallen: je kunt bepaalde uitgaven uitstellen of vervroegen, je kunt plotseling met een grote onverwachte uitgave te maken krijgen. b. Oplossingen voor een begroting met een tekort: Extra bijverdienen; Uitgaven verlagen; Geld lenen; Op afbetaling kopen; Spaargeld gebruiken voor dagelijkse consumptie.

10 2.22 a. Overzicht van ontvangsten en uitgaven in januari ontvangsten beurs 393,67 bijbaan 162,50 totale ontvangsten 556,17 b. uitgaven huishoudelijke uitgaven: eten en drinken (36 52)/ persoonlijke verzorging 15 kleding/schoenen 30 uitgaan (52 15)/12 65 vaste lasten: huur 185 telefoon 15 contributie 15 abonnement 20 openbaar vervoer 25 verzekeringen 4 totale uitgaven 530 Banksaldo begin van de maand januari: 20,00 Ontvangsten + 556,17 Uitgaven 530,00 Banksaldo eind van de maand januari: 46,17 c. Jan houdt 46,17 aan het eind van de maand over. Dat kan hij reserveren a. Uit het Nibud-onderzoek blijkt dat heel wat 12-jarigen een bijbaantje hebben en/of vakantiewerk doen. b. De horeca en de land- en tuinbouw. c. Als kinderen vrijwillig een paar uur per week werken, moet dat kunnen. Zij hebben ook dingen waaraan ze zelf geld willen uitgeven. Zo leren ze vroeg zelfstandig met geld om te gaan. d. Kinderen zouden niet betaald moeten werken, ze horen te spelen en te leren Marleen zal toch ook willen weten hoe hoog haar loon is. Verder zou je kunnen denken aan zaken als verplichte vakantieperioden, wanneer krijg je een vaste aanstelling, verdere groeimogelijkheden binnen het bedrijf. Of regelingen betreffende kerstpakket, dertiende maand, gratis toegang in het zwembad, korting in het restaurant.

11 2.25 Als iedereen zou meeliften, krijgt de vakbond geen of onvoldoende leden en contributie om zijn taak naar behoren uit te voeren. De strijd voor hogere lonen moet dan individueel gevoerd worden, wat minder succesvol kan zijn ARBEIDSOVEREENKOMST Ondergetekende,..H.K. Haalwijn...(naam) te Harmeloo..(plaats) hierna te noemen werkgever, en M. Hakvoort..(naam) te Harmeloo (plaats) hierna te noemen werknemer, verklaren het volgende overeengekomen te zijn: Tijdsduur: Werknemer treedt op 1 oktober (datum) voor onbepaalde tijd in dienst van werkgever in de functie van...receptiemedewerkster... De Werknemer wordt ingeschaald in functie R.3.3. De taken die bij deze functie horen, zijn: te woord staan van mensen aan de balie; invullen en uitreiken van papieren; telefoon aannemen; boekingsbevestigingen versturen; klachten noteren en doorgeven; bijspringen op andere plaatsen in het park in geval van nood. Proeftijd: De eerste twee maanden gelden als proeftijd. De werkgever of de werknemer mogen tijdens de proeftijd de overeenkomst beëindigen. Werktijden: De arbeidstijd van de werknemer bedraagt maximaal 9 uur per dag. Een werkweek telt normaal 38 uur. Beloning: Het aanvangssalaris bedraagt 830 bruto per maand. De werknemer ontvangt een vakantietoeslag van 8% van het bruto loon. Deze vakantietoeslag wordt ieder jaar in mei uitbetaald of, wanneer dit niet mogelijk is, aan het eind van het dienstverband. Vakantie: De werknemer heeft recht op 27 vakantiedagen. CAO: De bepalingen van de cao voor de Horeca (sector) zijn van toepassing.

12 Opgemaakt in tweevoud en ondertekend te Harmeloo..(plaats) op...(datum) De werkgever H. Haalwijn... (handtekening) De werknemer M. Hakvoort...(handtekening) 2.27 Zie het loonstrookje. Het verschil tussen brutoloon en nettoloon bestaat uit de loonheffing (loonbelasting, de sociale premies voor volksverzekeringen) en de premie voor de zorgverzekeringwet (Zvw) Bruto jaarloon is = Loonheffing per jaar is 12 91,58 = 1.098, ,96/ % = 11,0%. Of op maandbasis: 91,58/ % = 11,0% a. Iemand die zwartwerkt betaalt over zijn/haar loon geen belasting en premies. Iemand die wit werkt doet dat wel. De wet eist dat je belasting betaalt over je loon. b. De loonheffing bedraagt 91,58. Als Marleen de helft hiervan krijgt, dan verdient ze per maand 91,58/2 = 45,79 meer. Het verschil tussen bruto en netto wordt groter als er ook geen premie Zvw wordt betaald, maar dan is Marleen niet meer verzekerd tegen ziektekosten en dat risico is wel erg groot a. Als je zwartwerkt betaal je geen sociale premies. Je bent dan ook niet verzekerd als je iets overkomt (ziekte, ongeval of ontslag). Het financiële nadeel is dat je dan geen uitkering krijgt. b. Een zwartwerker heeft geen rechten. Hij kan zonder opzegtermijn ontslagen worden en hij moet doen wat de werkgever hem opdraagt of anders opstappen. Ook is hij bij ziekte niet verzekerd. c. Als alle zwartwerkers wit gaan werken, komen er meer belastingen en premies binnen. Dan kan voor iedereen die werkt het belastingpercentage en het premiepercentage omlaag. Er gaat minder af van het brutoloon, dus het nettoloon van de werkenden gaat omhoog. d. Maak een eigen afweging a. Beschrijving van eventuele eigen ervaring met een conflict. b. Bijvoorbeeld: Als je een hoger loon wilt, bijvoorbeeld omdat collega's bij een ander bedrijf meer verdienen, maar je baas gaat daar niet op in. Je wilt drie weken op vakantie en je baas wil je maar toestemming geven voor een week. Er kan een conflict ontstaan over werktijden, bijvoorbeeld bij onregelmatig werk. c. Maak een afweging.

13 2.32 a. Als de MR alleen een advies mag geven, dan kan de schoolleiding dit advies overnemen, gewijzigd overnemen of naast zich neerleggen. Wanneer de MR instemming moet betuigen, dan gaat het besluit niet door als de MR die instemming niet geeft. b. Maak een eigen afweging.

14 Hoofdstuk 3 Sparen en lenen 3.1 0, = Aan het eind van het jaar krijgt de familie Thielman van de bank 0, = 700 aan rente. Om de koopkracht van het spaargeld te behouden is 0, = 600 nodig. De koopkracht van de familie Thielman is met 100 toegenomen , = 6, De bank ontvangt: 0, = 19,50. De bank betaalt aan Madelein 6,60. Het verschil is 19,50 6,60 = 12, De bank betaalt aan de spaarders 0, miljoen = rente. Van de leners ontvangt de bank aan rente 0, miljoen = De bank verdient op het spaargeld dan = per jaar , = 179, , , /12 = ,50 = 44, , /12 + 0,28 ( ) 9/12 = 44, ,65 = 142, staat tot 1 mei vier maanden op de spaarrekening, daarna vijf maanden tot 1 oktober en tot slot drie maanden tot eind december. Dat is: 0, /12 + 0, /12 + 0, /12 = 433, a. bedrag maand jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec b. 0, /12 + 0, /12 + 0, /12 + 0, /12 = = a. Tweede jaar: 4% over = 0, = 41,60. Derde jaar: 0,04 ( ,60) = 43,26. b , ,26 = 1.124,86. c (1,04) 3 = 1.124, (1,03) 8 = 5.067,08.

15 3.13 spaarbedrag rente % periode eindbedrag rentebedrag over de hele periode a ,5% per jaar 15 jaar , ,69 b ,5% per maand 24 maanden 1.352,59 152,59 c % per kwartaal 8 jaar , ,53 Berekeningen: a. Eindbedrag: (1,045) 15 = ,69. Rentebedrag: , = 3.611,69. b. Eindbedrag: (1,005) 24 = 1.352,59. Rentebedrag: 1.352, = 152,59. c. Eindbedrag: (1,01) 32 = ,53. Rentebedrag: , = 2.999, a. Tot 31 december 2012 heeft het bedrag van tegen 3,5% per jaar acht volle jaren op de bank gestaan. Het is dan aangegroeid tot (1,035) 8 = 5.267,24. b. Christian neemt op 1 januari op waarna het overblijvende bedrag van 5.267, = 4.767,24 nog twee volle jaren op de bank staat tegen 3,5% en aangroeit tot: 3.784,90 (1,035) 2 = 5.106, Het bedrag van 992,68 bestaat uit stortingen en rente over die stortingen. De stortingen van 15 per maand kun je eruit halen, dan hou je de rente over. Vanaf de geboorte tot aan Floors vijfde verjaardag zijn vijf volle jaren verstreken. Dat zijn 5 12 = 60 maanden. De grootouders hebben dus = 900 gestort. De bijgeschreven rente is dus 992, = 92, a jaren rente 5% 4% b. Banksaldo op 31 december 2009 (vóór opname) = (1,05) 10 = ,95. Na opname van staat er dus nog , = ,95 op de rekening. Op het einde van 2010 wordt er ,95 0,05 = 614,45 aan rente bijgeschreven. c. Op 1 januari 2010 staat er ,95 op de spaarrekening. Op 1 januari 2012 staat er (16.288, ) (1,05) 2 = ,57 op de spaarrekening. Op 1 januari 2015 staat er (13.548, ) (1,04) 3 = ,02 op de spaarrekening.

16 3.17 Als je geld leent bij de bank, moet je rente betalen over het geleende bedrag. Bij lenen krijg je meer vaste lasten (rente en aflossing), zodat je per maand minder geld over hebt om uit te geven en in moeilijkheden kunt komen als er plotseling extra uitgaven moeten worden gedaan a. Rentebedrag = 8/ = 640. b. Totaal te betalen bedrag = aflossing + rente = = c. Bedrag van de lening begin van het eerste jaar = Rentebedrag over het eerste jaar = 0, = 640. d. Totale bedrag = aflossing + rente = = e. Over het tweede jaar bedraagt de te betalen rente: 0, = 320. f. Totale bedrag aan aflossing plus rente eind tweede jaar = = a. Aflossing + rente = , = = b. Aflossing + rente = ,075 ( ) = = a b. Dat de auto naar de sloop gaat voordat hij afbetaald is a. 87 komt het dichtst bij het maximum van 90. b. Ze kan dan lenen. c en dat moet ze dan in 60 maanden afbetalen. d = e = terug te betalen in 48 maandelijkse termijnen: = Ze komt dan op een termijnbedrag van 339 per maand. Rente: = De verkoper rekent rente door aan de klant. Meer dan hij zelf aan rente betaalt. De mogelijkheid tot koop op afbetaling kan omzet verhogend werken a. 48 maanden. b. 42. c = d = 516.

17 3.26 a. Wim betaalt 516 aan rente en Anneke = 276. Wim betaalt dus 240 meer. b. Andere factoren bij het postorderbedrijf kunnen aantrekkelijk zijn: Je kunt gemakkelijk lenen want de termijnbedragen zijn erg laag, zodat ook mensen met lage inkomens wel door de inkomens- en lastentoets komen. Vanwege het doorlopend karakter van het krediet kun je zonder veel gedoe steeds weer opnieuw lenen. Je geeft er de voorkeur aan 'vanuit de huiskamer' zaken te doen met het postorderbedrijf omdat je dat gemakkelijker vindt a. schuld begin van het jaar rentebedrag aflossing vast bedrag per jaar (annuïteit) schuld aan het einde van het jaar jaar , , ,73 jaar ,73 442, , , ,32 jaar ,32 229, , ,27 0 Berekening van de bedragen: jaar 2: Rentebedrag = 0, ,73 = 442,86. Aflossing = 3.104,27 442,86 = 2.661,41. Schuld eind jaar 2 = 5.535, ,41 = 2.874,32. jaar 3: Schuld begin jaar 3 = schuld eind jaar 2 = 2.874,32. Rentebedrag = 0, ,32 = 229,95. Aflossing = 3.104,27 229,95 = 2.874,32. Schuld eind jaar 3 = 2.874, ,32 = 0. b. De schuld aan het einde van het laatste jaar moet op nul uitkomen. Wel kunnen er kleine afrondingsverschillen ontstaan. c. De schuld wordt elk jaar kleiner doordat er afgelost wordt en de schuldrest daalt. Daardoor wordt het rentebedrag elk jaar kleiner. Maar omdat rente plus aflossing een gelijkblijvend bedrag is, zal het aflossingsdeel elk jaar stijgen.

18 Hoofdstuk 4 Kopen is kiezen 4.1 Contant betalen, betalen met pinpas en betalen met chipknip. 4.2 a. 1 cent, 2 cent, 5 cent, 10 cent, 20 cent, 50 cent, 1 euro en 2 euro. b. 5 euro, 10 euro, 20 euro, 50 euro, 100 euro, 200 euro en 500 euro. c. Koningin Beatrix. d. Nee, bij het twee euromuntstuk is de binnenring goudkleurig en de buitenring zilverkleurig. 4.3 a. Bij verlies van de chipknip ben je het geld dat op de chipknip staat kwijt. Bij pinnen moet de vinder die kwaad wil doen eerst nog je pincode achterhalen, wil hij iets van jouw rekening afhalen. De chipknip moet je geregeld opladen, dat hoeft niet met de pinpas. Met de chipknip kun je geen betalingen boven de 500 verrichten. Dat kan wel met de pinpas. b. De betaling met de chipknip gaat sneller dan de pinpas, omdat je geen pincode hoeft in te tikken. c. Chipknip: chip en knip. Er zit een chip op de kaart en knip staat voor portemonnee of beurs. 4.4 wat gebeurt er met de hoeveelheid geld op welk moment in mijn portemonnee op mijn rekening 1. als ik contant betaal wordt kleiner niets direct 2. als ik met een creditcard betaal niets wordt kleiner tijdje later 3. als ik met de pinpas betaal niets wordt kleiner direct 4. als ik met de chipknip betaal niets niets bij het opladen 4.5 a. Groenten, fruit, water, thee, schoenen, enzovoort. b. ipod, smartphone, duur horloge, dure schoenen, enzovoort. c. X = luxe goederen. Pas vanaf een bepaald inkomen ontstaat er vraag naar een luxe goed. Naarmate het inkomen toeneemt, stijgt de vraag naar luxe goederen sterker dan de vraag naar primaire goederen.

19 4.6 a. Aardappels, tweedehands spullen, goedkoop beleg, buskaartje, enzovoort. b. c. 1. Inferieur goed. 2. Luxe goed. 4.7 a. Mobieltje, drinken en snacks, kleding, uitgaan. b. Ja, het kopen van een scooter. Hiermee kan zij kranten verspreiden in minder tijd. 4.8 a. Consumeren. b. Consumeren. c. Investeren. d. Investeren. 4.9 a. 49% van de scholieren in de leeftijd jaar besteedt geld aan prepaid bellen met het mobieltje. b. Naarmate de leeftijd van de scholieren vordert, besteden steeds meer scholieren geld aan de bestedingscategorieën uitgaan, bioscoop, café en alcoholische dranken. c. Bij meisjes scoren sierraden en accessoires, kleding en schoenen en persoonlijke verzorging hoog. Bij jongens is dat (spel)computer en games en uitgaan, bioscoop en cabaret.

20 4.10 a. Sony PRS-350, Bookeen Cybook Orizon, Medion OYO en Archos 70b ereader. b. Sony PRS-350, Bookeen Cybook Orizon. c. Sony PRS-350 weegt 155 gram en de Bookeen Cybook Orizon weegt 245 gram. Jan kiest dus voor de Sony PRS-350. d. De schermafmetingen: de schermafmetingen van de Sony PRS-350 zijn Dat is het kleinste scherm van de acht e-readers. Wifi: beide Sony-apparaten beschikken niet over Wifi (draadloos netwerk aansluiting). e. Eigen keus: wel beargumenteren Paraplu met tv-scherm (Japan), de elektrische spaghetti draaivork, de hoofdparaplu (Japan), de Toshiba Folio (de ipad van Toshiba) a. Omzet = afzet verkoopprijs: 185 8,50 = 1.572,50. b. Verkoopprijs = omzet/afzet: 2.170/280 = 7, De smartphone van Apple is duurder dan de smartphone van de concurrenten (Omzet = afzet prijs) a = 100% 8,7% = 91,3%. 100% = /91,3 100 = fietsen. b / = 757,17. c. De gemiddelde prijs is gestegen. De afzet daalt met 8,7% en dat is meer dan de daling van de omzet met 3% a / % = 68,2%. b. ( )/ % = -8,6%. c / % = 16,2%. d. Verkoopprijs Gazelle fiets: / = 700,52. Verkoopprijs Accell Group: / = 724,73. De verkoopprijs van een Gazelle fiets is lager dan van een Accell Group fiets Kleding, computer games, Coca-Cola, enzovoort a. (20 12) = b. (18 12) =

21 4.19 a. Promotie. b. Promotie. c. Prijs. d. Plaats. e. Promotie. f. Product. g. Plaats. h. Product a. Eigen voorbeelden zoals GTST waar veel vrouwen naar kijken en dus is er reclame voor wasmachines, mixers, vaatwassers, enzovoort. Voetbalwedstrijden met bier, Gucci aftershave, auto s. b. Kinderen beïnvloeden het koopgedrag van hun ouders en kinderen zijn de klanten van de toekomst. c. Er kijken in Nederland = personen naar Studio Sport. d. Er is een tarief per procent kijkdichtheid. Je moet eerst te weten komen hoeveel procent van de mensen er kijken. Verder is gegeven dat het spotje 45 seconden duurt. Hier moet je iets mee doen. In de tekst onder bron 4.3 staat dat de standaardlengte van een reclameblok 30 seconden is, 45 seconden is dus 1,5 blok. Aantal procenten kijkdichtheid: / = 25,9%. Bedrag dat bedrijf betaalt: 25, ,5 = a/b Bijvoorbeeld: Van A naar Beter: mensen informeren over wegwerkzaamheden. Denk Vooruit: campagne om mensen voor te bereiden op grote rampen. Nederland leeft met water: een stijgende zeespiegel en toenemende regenval heeft directe gevolgen voor ons allemaal. 4 mei herdenken, 5 mei vieren: op 4 mei herdenken we de slachtoffers van de tweede wereldoorlog en op 5 mei vieren we onze vrijheid Mensen hebben vertrouwen in bekende personen en spiegelen zich graag aan bekende personen EKO-keurmerk = voor natuurlijke en milieuvriendelijke producten. KEMA-keurmerk = er zijn verschillende deelkeurmerken van KEMA die elk betrekking hebben op specifieke eigenschappen van een product. Een KEMAkeurmerk geeft aan dat het product aan bepaalde kwaliteits- en veiligheidseisen voldoet. Ten onrechte wordt vaak gedacht dat KEMA ook de kwaliteit en de belasting van het milieu laat meewegen. Max Havelaar-keurmerk (Fairtrade) = Producten met het Max Havelaar keurmerk zijn geproduceerd en verhandeld onder eerlijke voorwaarden. Stichting Max

22 Havelaar produceert of verkoopt zelf niets. Max Havelaar is een keurmerk dat consumenten en bedrijven de mogelijkheid biedt om kleine producenten in ontwikkelingslanden te helpen een betere plek te verwerven in de handelsketen, zodat zij kunnen leven van hun werk Het is een boodschap over het belang van duurzame productie.

23 Hoofdstuk 5 Een eigen bedrijf 5.1 a. In dienstverband: conciërge, timmerman, ambtenaar, onderwijzer, verkoper, musicus, enzovoort. Als zelfstandige: notaris, tandarts, chirurg, hovenier, stukadoor, enzovoort. b. Een huisarts kan als zelfstandige (eigen onderneming) werken, maar hij kan ook in loondienst zijn bij een ziekenhuis of bij een collectieve huisartsenpraktijk. Beide is mogelijk. c. Voordelen: je kunt veel beslissingen zelf nemen; verdiensten kun je zelf houden. Nadelen: als de onderneming niet goed loopt, kun je een heel laag inkomen hebben; vaak lange werkdagen; alles zelf beslissen kan ook een hoop stress opleveren. d. Tot de secundaire arbeidsvoorwaarden: het gaat niet om de hoogte van het loon of de arbeidstijd. 5.2 a. Afzet verkoopprijs = omzet Afzet = omzet/verkoopprijs. Afzet = 46,25/1,25 = 37 blikjes fris. b. Verkoopprijs = omzet/afzet Verkoopprijs = 229,50/170 = 1, verwachte afzet verwachte verkoopprijs verwachte omzet T-shirts 200 7,00 = petjes 100 2,50 = 250 frisdrank 200 1,10 = 220 totale verwachte omzet ( 2,50 1,20) = 100 1,30 = a ,40 (voor kleurbedrukking) = 4,40. b. Inkoopprijs petjes = 1,50. c. (verwachte) inkoopprijs (verwachte) aantal (verwachte) inkoopwaarde van de omzet T-shirts 4, = 880 petjes 1, = 150 frisdrank = 90 totaal 1.120

24 d. (verwachte) omzet* (verwachte) inkoopwaarde van de omzet (verwachte) brutowinst T-shirts = 520 petjes = 100 frisdrank = 130 totaal = 750 * zie opdracht Per product de brutowinst berekenen en de drie bedragen vervolgens bij elkaar optellen. 2. De totale omzet van de drie producten verminderen met de totale inkoopwaarde van de omzet ,90 = 23, , = 486, Aantal bezoekers bepaalt zijn afzet en dus zijn omzet. 2. Ongunstige plaats zal nadelig zijn voor de afzet en de omzet. 3. Hoe meer kraampjes hoe meer concurrentie en mogelijkheid minder afzet. 4. Als mensen de verkoopprijzen te hoog vinden, kopen ze minder. Dit is zeker het geval als nog iemand andere T-shirts verkoopt tegen een lagere prijs. 5. Slecht weer zal het aantal bezoekers verminderen en daarmee de afzet en omzet Zij heeft geen inkoopkosten en geen bedrijfskosten hoeven te maken om haar act op te kunnen voeren. Elke euro omzet is dus tevens haar nettowinst a. product werkelijke verkoopprijs werkelijke inkoopprijs = werkelijke brutowinst per stuk T-shirts 7,00 4,40 = 2,60 petjes 1) 2,50 1,50 = 1,00 petjes 2) 2,25 1,50 = 0,75 frisdrank 1) 1,10 0,45 = 0,65 frisdrank 2) 1,20 0,60 = 0,60 (1) en (2): petjes en frisdranken die voor verschillende prijzen verkocht en/of ingekocht zijn.

25 b. product werkelijke brutowinst per stuk werkelijke afzet = werkelijke totale brutowinst T-shirts 2, = 520 petjes 1) 1,00 60 = 60 petjes 2) 0,75 40 = 30 frisdrank 1) 0, = 130 frisdrank 2) 0,60 80 = 48 werkelijke totale brutowinst = 788 (1) en (2): petjes en frisdranken die voor verschillende prijzen verkocht en/of ingekocht zijn De werkelijke brutowinst is ( )/ % = 5,1% hoger dan Ewout verwachtte verzendkosten 23,60 huur kraampje 72,80 ( % 52) bezorgkosten frisdrank door oom Samir 20,00 loonkosten voor hulp door zijn zusje Joke 140,76 ( % van 788) onvoorziene kosten 34,40 ( 43 20% 43) totale bedrijfskosten 291, a. Nettowinst = brutowinst bedrijfskosten = ,56 = 496,44. b. ( 496,44 486,40)/ 486,40 100% = 2,1% a. Hij kan meer T-shirts inkopen en minder petjes. Hij was al snel door de T-shirts heen, dus had hij er vermoedelijk meer kunnen verkopen. Daarbij komt dat de brutowinst op de T-shirts hoger is dan die op de petjes. Meer frisdrank inkopen is riskant, omdat de verkoop sterk afhankelijk is van het weer. b. Onvoorziene kosten mogen wat lager geraamd worden. Het loon van Joke is aan de hoge kant, misschien kan hij een medescholier in dienst nemen, dan is hij goedkoper uit a. 788/ % = 40,3%. b. 496,44/ % = 25,4%. c. Inkoopwaarde omzet is = In procenten van de omzet is dat 1.168/ % = 59,7%. Of: ,3 (antwoord vraag a) = 59,7%. d. Totale bedrijfskosten: ,44 = 291,56. In procenten van de omzet is dat: 291,56/ % = 14,9%.

26 Hoofdstuk 6 Het koeriersbedrijf van Ewout 6.1 Het hele vermogen van % van de bezittingen de leningen = 0,8 ( ) = (kas) = a. Balans computerbedrijf per 1 januari 2012 debet credit bezittingen vermogen auto eigen vermogen pc's lening bank laptops kassa onderdelen kas bank totaal totaal b. De balans is altijd een overzicht op een bepaald moment. c. Aan de creditzijde staat hoe je aan het vermogen komt en aan de debetzijde staat wat je met dat vermogen hebt gedaan. Het gaat dus om hetzelfde bedrag. d. Eigen vermogen = Bezittingen Vreemd vermogen. 6.4 Winst = = Kas en eigen vermogen zijn beide toegenomen met Kas en eigen vermogen nemen beide toe met Aan de debetzijde en aan de creditzijde is hetzelfde bedrag bijgekomen. 6.8 a. De kas neemt door deze betaling af met 230. b. De post communicatiemiddelen neemt door deze aanschaf toe met Mutatiebalans debet credit Kas 50 Eigen Vermogen 50 totaal 50 totaal 50

27 6.10 a. De betaalrekening bij de Triodosbank is een bezit. Geld dat hij eerst in kas had heeft hij nu op de betaalrekening van de Triodosbank staan. Het blijft dus een bezitting. b. De kas neemt af met en er komt een nieuwe balanspost bij namelijk Triodosbank of kortweg bank. De balanspost bank neemt met toe. c. Mutatiebalans debet credit kas bank totaal 0 totaal a. De kas neemt af met 64. b. Op debiteuren komt een bedrag van 216 te staan. c. Mutatiebalans debet credit kas 64 eigen vermogen debiteuren totaal totaal a. Het eigen vermogen neemt toe met = b. Debiteuren neemt toe met = c. De kas neemt toe met = 620. d. Mutatiebalans debet credit debiteuren eigen vermogen kas totaal totaal a. De rente is 9% = op jaarbasis. Per maand is dat 1.800/12 = 150. b. Bank (of Triodosbank) neemt af met 150 en het eigen vermogen neemt eveneens af met 150. c. Mutatiebalans debet credit bank 150 eigen vermogen 150 totaal 150 totaal 150

28 6.14 a. Bank neemt af met 100 en het eigen vermogen (huur is immers kosten) neemt af met 100. b. Mutatiebalans debet credit bank 100 eigen vermogen 100 totaal 100 totaal a. De rente = 4% = 600 per jaar. Dat is 600/12 = 50 per maand. b. Bank neemt af met 150. De 4%-lening van vader neemt af met 100 en het eigen vermogen neemt af met = 50. c. Mutatiebalans debet credit bank 150 eigen vermogen 50 4%-lening vader 100 totaal 150 totaal a. Debiteuren neemt af met 216 en de bank neemt toe met 216. b. Mutatiebalans debet credit bank debiteuren 216 totaal 0 totaal a. Kas = = b. Eigen Vermogen = = c. Bank = = Debiteuren = = Communicatiemiddelen = % lening vader = 100.

29 d. Balans koeriersbedrijf Ewout op debet credit bezittingen vermogen transportauto eigen vermogen motor %-lening vader inventaris %-lening bank communicatiemiddelen kas bank debiteuren totaal totaal a. Crediteuren is vreemd vermogen. Ewouts vader (Occasion) heeft een schuld en moet dit bedrag nog betalen aan de leveranciers. b. Balans Occasion op debet credit bezittingen vermogen bedrijfspand eigen vermogen voorraad auto's debiteuren vreemd vermogen bank(tegoed) %-lening kas crediteuren totaal totaal c. Mutatiebalans debet credit bank %-lening totaal totaal d. Mutatiebalans debet credit voorraad auto's crediteuren kas totaal totaal e. Mutatiebalans debet credit voorraad auto's eigen vermogen bank totaal totaal

30 f. Mutatiebalans debet credit voorraad auto's eigen vermogen debiteuren totaal totaal g. Mutatiebalans debet credit bank eigen vermogen totaal totaal h. Mutatiebalans debet credit bank 150 eigen vermogen 150 i. j. totaal 150 totaal 150 voorraad auto s = debiteuren bank = kas eigen vermogen = %-lening crediteuren Balans Occasion op debet credit bezittingen vermogen bedrijfspand eigen vermogen voorraad auto's debiteuren vreemd vermogen bank(tegoed) %-lening kas crediteuren totaal totaal

31 6.19 De balans heeft betrekking op een bepaald tijdstip (momentopname) en de resultatenrekening geldt over een bepaalde periode. Op de balans staan bezittingen en het vermogen, op een resultatenrekening staan kosten en opbrengsten. Op een balans staan voorraadgrootheden, op een resultatenrekening staan stroomgrootheden a. De betalingen die Ewout heeft ontvangen voor het bezorgen van pakjes. b. De benzinekosten, de boete, de rente en de huur leiden tot een daling van het eigen vermogen. c. Het eigen vermogen neemt toe met = a. Resultatenrekening koeriersbedrijf Ewout in mei 2012 kosten opbrengsten inkoopwaarde T-shirts 880,00 omzet T-shirts 1.400,00 inkoopwaarde petjes 150,00 omzet petjes 240,00 inkoopwaarde frisdrank 138,00 omzet frisdrank 316,00 verzendkosten 23,60 huur kraampje 72,80 bezorgkosten oom Samir 20,00 loonkosten zus Joke 140,76 onvoorziene kosten 34,40 saldo winst 496,44 totaal 1.956,00 totaal 1.956,00 b. De brutowinst is gelijk aan de omzet min de inkoopwaarde van de omzet: = = 788. c. De bedrijfskosten zijn gelijk aan: 23, , , ,40 = 291,56. d. Het saldo 496,44 = brutowinst bedrijfskosten = nettowinst Afschrijvingskosten motor: /(5 12) = 200. Afschrijvingskosten inventaris: 6.000/(5 12) = 100. Afschrijvingskosten communicatiemiddelen: 9.000/(5 12) = 150.

32 6.23 Resultatenrekening belbusbedrijf 2012 kosten opbrengsten afschrijvingskosten omzet brandstofkosten verzekeringskosten overige kosten rentekosten saldo totaal totaal a. De kostprijs per kilometer is 2.800/5.600 = 0,50. b. Tarief per km = 0, % 0,50 = 0, a. datum wel of niet op de resultatenrekening post kostenkant + bedrag post opbrengstkant + bedrag 10/1 niet 17/1 niet 21/1 wel inkoopwaarde auto's: omzet auto's: /1 wel inkoopwaarde auto's: omzet auto's: /1 wel loon: /1 wel energiekosten: /1 wel afschrijvingskosten: b. Resultatenrekening Occasion januari 2012 kosten opbrengsten inkoopwaarde auto's omzet auto's loon energiekosten 150 afschrijvingskosten saldo winst totaal totaal c. Het aflossen van een lening heeft geen invloed op het eigen vermogen. Door het aflossen van een lening per bank nemen de lening en het banktegoed met hetzelfde bedrag af. Ook het kopen van een auto heeft geen invloed op het eigen vermogen. Door het kopen van een auto neemt de bezitting auto s toe en de bank of kas met hetzelfde bedrag af Kas en eigen vermogen nemen beide af met 300.

33 6.27 a ,19 = 22,80. b. (479/119) 19 = 76,48. c. (12,72/106) 6 = 0, a. (536/119) 100 = 450,42. b. (2,78/106) 100 = 2, a. (4,63/19) 119 = 29. b. (1,12/6) 106 = 19, Terug te vorderen btw Rekening gas, water en licht: 731,85/ = 116,85 Rekening KPN: 243,95/ = 38,95 Benzinekosten 1.735,02/ = 277,02 Totaal terug te vorderen 432,82 Af te dragen btw ,19 = 2.827,20 Ewout maakt 2.827,20 432,82 = 2.394,38 over naar de belastingdienst.

34 Hoofdstuk 7 Verzekeren 7.1 Het is altijd verstandig naar de notaris te gaan als je gaat trouwen. Die had waarschijnlijk geadviseerd om te trouwen onder huwelijkse voorwaarden. Als je voor het huwelijk een huis bezit, dan kun je dit huis bij een scheiding behouden. Doe je dat niet dan worden bij een scheiding alle bezittingen gelijk over beide partners verdeeld. 7.2 Werkloosheid, huisartsbezoek, specialistische hulp, uitvaart, reizen, WAverzekering (dekt de kosten die bij andere mensen ontstaan door jouw schuld, zoals de WA-autoverzekering), enzovoort. 7.3 Ja, ook hier is sprake van risico-aversie. Elke deelnemer is tegen het risico verzekerd, maar een deelnemer kan niet bepalen in welke mate hij het risico verzekert, want dat is al vastgelegd. Bij de ziektekostenverzekering (Zvw) bestaat wel de mogelijkheid je aanvullend te verzekeren. Tegen extra premie kun je je tegen meer risico s verzekeren, bijvoorbeeld voor tandartshulp en voor homeopathische behandelingen. 7.4 In totaal moeten huizenbezitters per jaar = bij elkaar brengen. Dat is per huisbezitter /5.000 = In totaal moeten huizenbezitters per jaar = bij elkaar brengen. Dat is per huisbezitter / = In totaal moeten huiseigenaren per jaar = bij elkaar brengen. Dat is per huisbezitter /5.000 = Door de kans dat een huis afbrandt. 7.8 De omvang van de schade. 7.9 a. De slechte risico s zijn de klanten die de meeste schade en dus hoge kosten veroorzaken voor de verzekeringsmaatschappij. b. De goede risico s uit de Steenwijk zullen op zoek gaan naar een goedkopere verzekeringsmaatschappij, of besluiten zich helemaal niet te verzekeren De Houtwijkers betalen /4.000 = 150 premie per jaar. De Steenwijkers betalen /8.000 = 75 premie per jaar a. Ouderen en mensen met veel gezondheidsklachten. b. Achmora zal dan een hogere premie berekenen voor haar klanten.

35 7.12 Verzekeringsmaatschappijen zouden dan in de verleiding komen om oudere en zieke mensen niet toe te laten of alleen wanneer ze een hogere premie willen betalen Verzekering om schade te dekken bij diefstal en ongevallen, verzekering tegen schade toegebracht aan andere personen (WA-verzekering), water- en stormschadeverzekering, glasschadeverzekering, reisverzekeringen, enz a. Eigen risico invoeren, maximumvergoeding vaststellen, premiedifferentiatie, no-claimkorting (je hoeft minder premie te betalen als je schadevrij blijft). b. Eigen risico, bepaalde medische handelingen uit het basispakket halen, niet alle kosten vergoeden De premie-inkomsten bedragen 23 weken 52,50 = 1.207,50. Het uit te keren bedrag is 360 per week. Met de premie-inkomsten kan 1.207,50/360 = 3,4 keer worden uitbetaald. De verzekeringsmaatschappij maakt nog kosten en wil ook winst maken op deze verzekering, dus mag je ervan uitgaan dat de verzekeringsmaatschappij maximaal rekent op 3 keer of minder dat ze moet uitkeren Relatief laag. Door het puntensysteem is het duidelijk wanneer er wel of niet wordt uitgekeerd. Door de metingen van het KNMI te gebruiken is er een objectieve maatstaf waarover je achteraf niet kunt twisten (hoe erg regende het eigenlijk?). Door automatisch wel of niet uit te keren is er voor de maatschappij weinig administratieve rompslomp Nee, dat kunnen ze niet. Het vakantieadres moet namelijk bekend zijn. De verzekering geldt alleen voor mensen die minimaal een week op hetzelfde vakantieadres verblijven Inkomensverlies: ZW, WIA, WW, AOW, WWB, Anw. Vergoeding van kosten: Zvw, AWBZ, AKW Bij het omslagstelsel betalen de werkenden via premie de uitkeringen van de arbeidsongeschikten. Als het aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen sterk toeneemt, moeten de werkenden meer premie afdragen om die uitkeringen te financieren a. Inkomen Harrie: = Inkomen Piet: /5 700 = b. Inkomen Piet: / /40 = 1.204,50.

36 7.21 a. Betaald aan uitkeringen in 2010 = 1 miljoen = 6 miljard. b. Totaal inkomen werkenden in 2010 = = 72 miljard. c. Premiepercentage AOW = 6/72 100% = 8,3% Betaald aan uitkeringen in 2040 = 2,2 miljoen = 26,4 miljard. Totaal inkomen in 2040 = 4 miljoen = 144 miljard. Premiepercentage werkenden AOW in 2040 = 26,4/ % = 18,3% Welvaartsvast. De inkomens van de werkenden verdubbelen in deze periode en dat geldt ook voor de AOW-uitkeringen. De uitkeringen zijn dus gekoppeld aan de gemiddelde inkomensstijging Betaald aan uitkeringen = 2,2 miljoen = 20,9 miljard. Totaal inkomen = 4 miljoen = 144 miljard. Premiepercentage werkenden = 20,9/ % = 14,5% Betaald aan uitkeringen = 2,2 miljoen = 26,4 miljard. Totaal inkomen = 4,5 miljoen = 162 miljard. Premiepercentage werkenden = 26,4/ % = 16,3% Door de verhoging van de pensioenleeftijd moeten mensen langer doorwerken en kunnen dus langer premies betalen, tegelijkertijd wordt het aantal mensen dat recht heeft op pensioen verlaagd a. Betaald aan uitkeringen = 2,2 miljoen = 26,4 miljard. Dit bedrag moet ook aan premies worden opgebracht door de werkenden en het AOW-fonds. De werkenden betalen 12,5% van 144 miljard = 18 miljard. Voor rekening van het fonds komt dan in het jaar 2040: 26,4 18 = 8,4 miljard. b. Oplossing plus argument.

37 Hoofdstuk 8 Markten 8.1 a. Aisha en Marije. b. Bovenbouwleerlingen. 8.2 a. Schoonmaakbedrijven, glazenwassers, mobiele telefoonaanbieders, advocaten, enzovoort. b. Vuilophaaldienst, politie, openbaar vervoer, rioolafvoer, enzovoort. 8.3 a. prijs van een aantal gevraagde kerstboom kerstbomen = = b. Qv = 0 dus 0 = -20P P = P = 1.000/20 = 50. Dus a. b. prijs van een kalkoen gevraagd aantal kalkoenen c. Vanaf een prijs van 30 worden er geen kalkoenen meer gevraagd.

38 8.5 a. prijs van een kerstboom b. aanbod van kerstbomen in stuks 12, c. Beneden de prijs van 12,50 worden er geen kerstbomen meer aangeboden. 8.6 a. Qv = -20P Qv = = 400. b. Qa = 40P 500 Qa = = 700. c. Er is een aanbodoverschot van = 300 kerstbomen. 8.7 a. Qv = Qa -2P + 6 = 4P 3 9 = 6P P = 1,50. Qv = -2P , = 3 Qv = = liter. Qa = 4P 3 = 4 1,50 3 = 3 Qa = = liter.

39 b. c. 3,00 per liter. d. 0,75 per liter. e. Omzet = verkochte hoeveelheid prijs Omzet per dag = ,50 = f. Voor moet je 3,5 (duizendtal) invullen. Qv = 3,5 3,5 = -2P + 6 3,5 6 = -2P -2,5 = -2P P = -2,5/-2 = 1,25. Dus tegen een prijs van 1,25 per liter. 8.8 vrager aanbieder soort markt 1. Op de weekmarkt prijst een koopman luidruchtig zijn koopwaar aan. x goederenmarkt 2. Je wilt een huis kopen en gaat naar de bank om een hypotheeklening op het huis te nemen. x vermogensmarkt 3. Je gaat naar de bank om Zwitserse franken te kopen voor je vakantie in Zwitserland. x valutamarkt 4. Je hebt geld over om op een spaarrekening te zetten en zoekt de rekening met de hoogste rente. x vermogensmarkt 5. Je bent op zoek naar een vakantiebaantje. x arbeidsmarkt 6. Je hebt pijn aan je knie en je gaat naar je huisarts. x dienstenmarkt 7. Aspergestekers uit Polen trekken graag asperges uit de grond in Nederland. x arbeidsmarkt 8. Een letseladvocaat biedt in een reclamefolder zijn diensten aan. x dienstenmarkt

Lesbrief Kopen en Werken 2 e druk Hoofdstuk 4 Kopen is kiezen 4.1 Contant betalen, betalen met pinpas en betalen met chipknip.

Lesbrief Kopen en Werken 2 e druk Hoofdstuk 4 Kopen is kiezen 4.1 Contant betalen, betalen met pinpas en betalen met chipknip. Hoofdstuk 4 Kopen is kiezen 4.1 Contant betalen, betalen met pinpas en betalen met chipknip. 4.2 a. 1 cent, 2 cent, 5 cent, 10 cent, 20 cent, 50 cent, 1 euro en 2 euro. b. 5 euro, 10 euro, 20 euro, 50

Nadere informatie

Lesbrief Kopen en Werken 2 e druk Hoofdstuk 2 Geld om van te leven 2.1 a. 64,796838. b. 64,7968. c. 64,80. d. 65.

Lesbrief Kopen en Werken 2 e druk Hoofdstuk 2 Geld om van te leven 2.1 a. 64,796838. b. 64,7968. c. 64,80. d. 65. Hoofdstuk 2 Geld om van te leven 2.1 a. 64,796838. b. 64,7968. c. 64,80. d. 65. 2.2 Gemiddelde = (6,5 + 5,8 + 8,7 + 7,7)/4 = 28,7/4 = 7,175 afgerond 7,2. 2.3 a. Gemiddelde = (1 6,5 + 1 5,8 + 2 8,7 + 2

Nadere informatie

Lesbrief Kopen en Werken 2 e druk Hoofdstuk 6 Het koeriersbedrijf van Ewout 6.1 Het hele vermogen van 50.000.

Lesbrief Kopen en Werken 2 e druk Hoofdstuk 6 Het koeriersbedrijf van Ewout 6.1 Het hele vermogen van 50.000. Hoofdstuk 6 Het koeriersbedrijf van Ewout 6.1 Het hele vermogen van 50.000. 6.2 80% van de bezittingen de leningen = 0,8 (18.000 + 12.000 + 6.000 + 9.000) 20.000 15.000 = 1.000. 5.000 (kas) + 1.000 = 6.000.

Nadere informatie

Hoofdstuk 1. Lesbrief Kopen en werken

Hoofdstuk 1. Lesbrief Kopen en werken Hoofdstuk 1 arbeid budgetlijn categoriale huishouden kapitaal kapitaalgoederen loonquote natuur ondernemerschap overdrachtsinkomens overig-inkomensquote participatiegraad primair inkomen productiefactoren

Nadere informatie

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 3: Een eigen bedrijf

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 3: Een eigen bedrijf Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 3: Een eigen bedrijf Samenvatting door L. 1904 woorden 25 maart 2013 7 3 keer beoordeeld Vak Methode Natuurkunde Nova Hoofdstuk 3 Een eigen bedrijf 5.1 Werken in loondienst

Nadere informatie

Samenvatting Economie Levensloop Hst. 2/3/4

Samenvatting Economie Levensloop Hst. 2/3/4 Samenvatting Economie Levensloop Hst. 2/3/4 Samenvatting door A. 969 woorden 18 november 2012 4 3 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Kinderen krijgen is voor ouders liefde en vreugde en de ouders

Nadere informatie

5.5 a. Een bezit: Natascha heeft nog geld van de klant tegoed. b. Er is nog niets verkocht, dus ook niet op rekening.

5.5 a. Een bezit: Natascha heeft nog geld van de klant tegoed. b. Er is nog niets verkocht, dus ook niet op rekening. Hoofdstuk 5 Werken in een eigen bedrijf 5.1 a. De bezittingen zijn altijd door iemand gefinancierd: door de eigenaar (eigen vermogen) en/of door iemand die een lening verschaft (vreemd vermogen). b. Het

Nadere informatie

Hoofdstuk 2: Kom je ermee uit?

Hoofdstuk 2: Kom je ermee uit? Hoofdstuk 2: Kom je ermee uit? Een middagje shoppen. a 75 209 x 100% = 35,9%. b 209 : 3,72 = 56,18. Dus zij moet 57 uur werken om de nieuwe jas te kunnen kopen. c Zij had eerst kunnen sparen of zij had

Nadere informatie

4.1 Klaar met de opleiding

4.1 Klaar met de opleiding 4.1 Klaar met de opleiding 1. Werken in loondienst - Bij een bedrijf of bij de overheid (gemeente, provincie, ministerie); - Je krijgt loon/salaris; - Je hebt een bepaalde zekerheid, dat je werk hebt,

Nadere informatie

Micronieveau: dat wil zeggen naar de productie van een bedrijf of het inkomen van een huishouden

Micronieveau: dat wil zeggen naar de productie van een bedrijf of het inkomen van een huishouden Samenvatting door een scholier 1037 woorden 19 augustus 2003 5,5 126 keer beoordeeld Vak Economie H1. Micronieveau: dat wil zeggen naar de productie van een bedrijf of het inkomen van een huishouden Macroniveau:

Nadere informatie

M & O Case 3.10 Plentium De berekeningen staan in volgorde van hoe het op de begroting en op de balans staat.

M & O Case 3.10 Plentium De berekeningen staan in volgorde van hoe het op de begroting en op de balans staat. Antwoorden door een scholier 1631 woorden 8 april 2005 7,1 39 keer beoordeeld Vak M&O M & O Case 3.10 Plentium De berekeningen staan in volgorde van hoe het op de begroting en op de balans staat. Resultatenbegroting

Nadere informatie

De resultatenrekening

De resultatenrekening De resultatenrekening format resultatenrekening kosten/uitgaven en opbrengsten/ontvangsten afschrijvingen rente eindbalans Joop Lengkeek Kamer H0.012 Email: Lengkeek.J@NHTV.nl www.jooplengkeek.nl 1 De

Nadere informatie

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 7

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 7 HOOFDSTUK 7 Opgave 1 a. Waar komen de grootboekrekeningen met betrekking tot privéonttrekkingen en privétoevoegingen voor, op de balans of de resultatenrekening? Privétoevoegingen en privéonttrekkingen

Nadere informatie

Samenvatting Economie hoofdstuk 1

Samenvatting Economie hoofdstuk 1 Samenvatting Economie hoofdstuk 1 Samenvatting door een scholier 967 woorden 6 november 2016 7,3 6 keer beoordeeld Vak Economie Paragraaf 1: Wat voor inkomen heb je? Inkomsten die je ontvangt kunnen verschillen

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting door M. 1189 woorden 16 november 2016 0 keer beoordeeld Vak Economie Economie, hoofdstuk 4 Loon/winst: zijn vormen van inkomen. Hierover betaal je belastingen

Nadere informatie

Samenvatting M&O periode 1. Hoofdstuk 13 8,4. Paragraaf 1. Samenvatting door G woorden 12 maart keer beoordeeld

Samenvatting M&O periode 1. Hoofdstuk 13 8,4. Paragraaf 1. Samenvatting door G woorden 12 maart keer beoordeeld Samenvatting door G. 1623 woorden 12 maart 2016 8,4 9 keer beoordeeld Vak Methode M&O 200% M&O Samenvatting M&O periode 1 Hoofdstuk 13 Financieel beleid niet-commerciële organisaties (nco) Paragraaf 1

Nadere informatie

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115 Samenvatting door M. 1480 woorden 6 januari 2014 7,2 17 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Tijd is geld De ECB leent geld uit aan de banken. Ze rekenen daar reporente voor. Banken

Nadere informatie

Samenvatting M&O Eenmanszaak deel 1 H3 t/m 5

Samenvatting M&O Eenmanszaak deel 1 H3 t/m 5 Samenvatting M&O Eenmanszaak deel 1 H3 t/m 5 Samenvatting door een scholier 1437 woorden 10 juni 2017 7 6 keer beoordeeld Vak M&O Samenvatting M&O Hoofdstuk 3 De firma Vennootschap onder firma: een overeenkomst

Nadere informatie

6,7. Samenvatting door een scholier 1150 woorden 10 oktober keer beoordeeld. De productiefactoren noemen en hun beloningen onderscheiden.

6,7. Samenvatting door een scholier 1150 woorden 10 oktober keer beoordeeld. De productiefactoren noemen en hun beloningen onderscheiden. Samenvatting door een scholier 1150 woorden 10 oktober 2015 6,7 9 keer beoordeeld Vak Economie De productiefactoren noemen en hun beloningen onderscheiden. Productiefactoren: arbeid, ondernemerschap, kapitaal

Nadere informatie

Lesbrief Jong en Oud 3 e druk

Lesbrief Jong en Oud 3 e druk Hoofdstuk 1. 1.16 C. School of baantje 1.17 a. 200/ 10 = 20 keer. b. Zie figuur. c. Zie figuur. d. 15 keer naar de bioscoop kost hem 150. Er blijft dan nog 50 over voor tijdschriften. Hij kan nog 50/5

Nadere informatie

6,2. Werkstuk door een scholier 1803 woorden 11 april keer beoordeeld. Inleiding

6,2. Werkstuk door een scholier 1803 woorden 11 april keer beoordeeld. Inleiding Werkstuk door een scholier 1803 woorden 11 april 2002 6,2 212 keer beoordeeld Vak Economie Inleiding In dit werkstuk vindt je allerlei informatie over geldzaken. Van zakgeld tot bijbaantjes, van geld uitgeven

Nadere informatie

Minimumloon, jeugdloon januari 2016 - juni 2016 plus Uurloon

Minimumloon, jeugdloon januari 2016 - juni 2016 plus Uurloon Minimumloon, jeugdloon januari 2016 - juni 2016 plus Uurloon Het wettelijk minimum loon of wettelijk minimum jeugdloon is het loon of het salaris dat je minimaal uitbetaald hoort te krijgen. Werknemers

Nadere informatie

Kamer van Koophandel (KvK): hier kom je meer te weten over vergunningen, wetgeving en btw.

Kamer van Koophandel (KvK): hier kom je meer te weten over vergunningen, wetgeving en btw. Samenvatting door Sem 1018 woorden 25 januari 2018 7,3 5 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Samenvatting economie hoofdstuk 3 + 4 + 5 Paragraaf 3.1 Kamer van Koophandel (KvK): hier

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores

Vraag Antwoord Scores Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 altijd toekennen Bij een lagere prijs

Nadere informatie

6,1. Samenvatting door M. 884 woorden 28 december keer beoordeeld. Economie Hoofdstuk 5

6,1. Samenvatting door M. 884 woorden 28 december keer beoordeeld. Economie Hoofdstuk 5 Samenvatting door M. 884 woorden 28 december 2015 6,1 5 keer beoordeeld Vak Economie Economie Hoofdstuk 5 1 Stroomgrootheden: meten tijden een bepaalde periode sparen, lenen, inkomen etc Voorraadgrootheden:

Nadere informatie

ECONOMIE VOOR VMBO BOVENBOUW. 3 vmbo - (k)gt ANTWOORDENBOEK

ECONOMIE VOOR VMBO BOVENBOUW. 3 vmbo - (k)gt ANTWOORDENBOEK ECONOMIE VOOR VMBO BOVENBOUW 3 vmbo - (k)gt ANTWOORDENBOEK Hoofdstuk 2 Het inkomen van consumenten Paragraaf 1 Welke soorten inkomens zijn er? 1 Oppassen. 2 3 Werken in de horeca mag je pas na je zestiende.

Nadere informatie

Boekverslag door M woorden 21 februari keer beoordeeld

Boekverslag door M woorden 21 februari keer beoordeeld Boekverslag door M. 1345 woorden 21 februari 2012 6 34 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Samenvatting economie hoofdstuk 8 en hoofdstuk 9 Paragraaf 1 Verzien in behoeften door goederen en diensten

Nadere informatie

Het verschil tussen de verkoopopbrengst van de verkochte goederen en de inkoopwaarde van die goederen

Het verschil tussen de verkoopopbrengst van de verkochte goederen en de inkoopwaarde van die goederen Samenvatting door F. 643 woorden 19 juni 2013 6,4 23 keer beoordeeld Vak M&O 4.2 De verandering van het eigen vermogen: het resultaat Een niet-productieonderneming koopt goederen in en probeert die goederen

Nadere informatie

Ruilen over de tijd (havo)

Ruilen over de tijd (havo) 1. Leg uit dat het sparen door gezinnen een voorbeeld is van ruilen in de tijd. 2. Leg uit waarom investeren door bedrijven als ruilen over de tijd beschouwd kan worden. 3. Wat is intertemporele substitutie?

Nadere informatie

Samenvatting Economie Jong & Oud

Samenvatting Economie Jong & Oud Samenvatting Economie Jong & Oud Samenvatting door S. 1109 woorden 25 april 2017 7,3 3 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 1: School of baantje Budgetlijn - Geeft verschillende combinaties

Nadere informatie

H1: Economie gaat over..

H1: Economie gaat over.. H1: Economie gaat over.. 1: Belangen Geld is voor de economie een smeermiddel, door het gebruik van geld kunnen we handelen, sparen en goederen prijzen. Belangengroep Belang = Ze komen op voor belangen

Nadere informatie

Boek 4 Hoofdstuk 7: De overheid en ons inkomen

Boek 4 Hoofdstuk 7: De overheid en ons inkomen Boek 4 Hoofdstuk 7: De overheid en ons inkomen Valt het mee of tegen? a Als Yara een appartement koopt moet ze een hypotheek afsluiten. Hiervoor betaalt ze iedere maand een bepaald bedrag. Dit zijn haar

Nadere informatie

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken. Hoofdstuk 4 Inkomen Paragraaf 4.1 De inkomensverschillen Waardoor ontstaan inkomens verschillen. Inkomensverschillen ontstaan door: Opleiding Verantwoordelijkheid Machtspositie Onregelmatigheid of gevaar

Nadere informatie

Deze examenopgaven bestaan uit 7 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn.

Deze examenopgaven bestaan uit 7 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn. Basiskennis Ondernemerschap Voorbeeldexamen Belangrijke informatie Deze examenopgaven bestaan uit 7 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn. Dit voorbeeldexamen bestaat

Nadere informatie

Hoe groot is het marktaandeel van onderneming B? Vul een geheel getal in (zonder decimalen).

Hoe groot is het marktaandeel van onderneming B? Vul een geheel getal in (zonder decimalen). Basiskennis Ondernemerschap Correctiemodel Vraag 1 Toetsterm 1.1 - Beheersingsniveau: B - Aantal punten: 1 In Alkmaar wordt elke vrijdag een kaasmarkt gehouden. De kazen worden aangeleverd door de producenten

Nadere informatie

Bij een resultatenbegroting (ook wel exploitatiebegroting genoemd) wordt een overzicht gemaakt van de opbrengsten en van de kosten.

Bij een resultatenbegroting (ook wel exploitatiebegroting genoemd) wordt een overzicht gemaakt van de opbrengsten en van de kosten. De liquiditeits - en resultatenbegroting Een bedrijf wil graag weten of hij aan zijn betaalverplichtingen kan voldoen. Daarom wordt een planning gemaakt in de ontvangsten en de uitgaven (vaak binnen een

Nadere informatie

1. Leg uit dat het sparen door gezinnen een voorbeeld is van ruilen in de tijd. 2. Leg uit waarom investeren door bedrijven als ruilen over de tijd beschouwd kan worden. 3. Wat is intertemporele substitutie?

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5+6

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5+6 Samenvatting Economie Hoofdstuk 5+6 Samenvatting door Sanne 1542 woorden 11 april 2017 7,5 11 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Hoofdstuk 5 - Werkt dat zo? Paragraaf 5.1 - Aan de slag! Als je

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2, Werken

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2, Werken Samenvatting Economie Hoofdstuk 2, Werken Samenvatting door een scholier 1198 woorden 9 juni 2007 6,4 30 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Economie Hst 2 Werken Paragraaf 2.1 taakverlening Elk

Nadere informatie

Samenvatting Economie hoofdstuk 3 management en organisatie

Samenvatting Economie hoofdstuk 3 management en organisatie Samenvatting Economie hoofdstuk 3 management en organisatie Samenvatting door J. 1369 woorden 10 februari 2014 5,5 2 keer beoordeeld Vak Economie 3.1 a -werken als werknemer: in dienst van bedrijf, solliciteren

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting door D. 1323 woorden 7 februari 2016 1 1 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting Hoofdstuk 4; Aan 't werk Boek: 200% Economie 4 mavo/tl Paragraaf 1; productie

Nadere informatie

Oefentoets Klas: havo 3 / vwo 3

Oefentoets Klas: havo 3 / vwo 3 Oefentoets Klas: havo 3 / vwo 3 Vak: economie Toets over: h1 en h2 Lesbrief: kopen en werken Hulpmiddelen: gewone rekenmachine DEZE OEFENTOETS BESTAAT UIT 8 OPGAVEN! Opgave 1 Begrippen 1 Noem alle productiefactoren

Nadere informatie

Management & Organisatie VWO 4 Hoofdstuk 3,9,12,14,16

Management & Organisatie VWO 4 Hoofdstuk 3,9,12,14,16 Management & Organisatie VWO 4 Hoofdstuk 3,9,12,14,16 16 juni 2009 proeftoets 100 minuten Opgave 1 Hartenstijn bv heeft op 1 januari de volgende balans opgesteld: Balans 1 januari 2009 --------------------------------------------------------------

Nadere informatie

Begrippenlijst Economie Levensloop H1,H2,H3

Begrippenlijst Economie Levensloop H1,H2,H3 Begrippenlijst Economie Levensloop H1,H2,H3 Begrippenlijst door een scholier 1235 woorden 6 november 2011 6,7 68 keer beoordeeld Vak Economie BEGRIPPEN H1 KIEZEN Consumptie De uitgaven van een consument/overheid

Nadere informatie

Als je allemaal iets in de pot moet doen, voor bijvoorbeeld een uitje, heb je verschillende manieren om vast te stellen wie wat moet betalen:

Als je allemaal iets in de pot moet doen, voor bijvoorbeeld een uitje, heb je verschillende manieren om vast te stellen wie wat moet betalen: Economie samenvatting hoofdstuk 2 Dagmar Rasenberg 4a Hoofdstuk 2 Kinderen brengen veel vreugde en gezelligheid, maar de keuze voor kinderen is niet altijd economisch verantwoord. Het heeft namelijk veel

Nadere informatie

REKENEN MET PROCENTEN

REKENEN MET PROCENTEN REKENEN MET PROCENTEN Bij rekenen op de basisschool en bij wiskunde op de middelbare school heb je al te maken gehad met procenten; 1% = 1/100 = 0,01. Een percentage is een verhoudingsgetal. Dat houdt

Nadere informatie

Annuïteit= Elke maand een vast bedrag terugbetalen. Eerste periode is vooral rente, later wordt het aflossingsdeel steeds groter

Annuïteit= Elke maand een vast bedrag terugbetalen. Eerste periode is vooral rente, later wordt het aflossingsdeel steeds groter Samenvatting door Y. 1479 woorden 5 juli 2017 6,3 4 keer beoordeeld Vak M&O Hoofdstuk 1 Oorspronkelijke geleende bedrag alle aflossingen= schuldrest. Annuïteit= Elke maand een vast bedrag terugbetalen.

Nadere informatie

Manager retail (4) en Ondernemer retail (4) Financieel 2. Budgettering. Hoofdstuk 5 Liquiditeitsbegroting. Aangepaste versie

Manager retail (4) en Ondernemer retail (4) Financieel 2. Budgettering. Hoofdstuk 5 Liquiditeitsbegroting. Aangepaste versie Manager retail (4) en Ondernemer retail (4) Financieel 2 Budgettering Hoofdstuk 5 Liquiditeitsbegroting Aangepaste versie Uitge Sarph Opdracht Bekijk het filmpje en beantwoord de vragen. www.use.li/e18/0221

Nadere informatie

Kaarten module 4 derde klas

Kaarten module 4 derde klas 1. Uit welke twee onderdelen bestaan de totale kosten? 2. Geef 2 voorbeelden van variabele kosten. 3. Geef 2 voorbeelden van vaste (of constante) kosten. 4. Waar is de totale winst gelijk aan? 5. Geef

Nadere informatie

Dé arbeidsmarkt bestaat niet. Het bestaat uit een groot aantal deelmarkten die min of meer met elkaar in verbinding staan.

Dé arbeidsmarkt bestaat niet. Het bestaat uit een groot aantal deelmarkten die min of meer met elkaar in verbinding staan. Samenvatting door Marit 1960 woorden 24 januari 2016 7,2 16 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO economie H.4 1 klaar met de opleiding Als je klaar bent met je opleiding ga je op zoek naar een werkkring.

Nadere informatie

6,6. Samenvatting door een scholier 768 woorden 3 maart keer beoordeeld. Economie in context. Hoofdstuk Bruto- en nettoloon

6,6. Samenvatting door een scholier 768 woorden 3 maart keer beoordeeld. Economie in context. Hoofdstuk Bruto- en nettoloon Samenvatting door een scholier 768 woorden 3 maart 2015 6,6 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie Economie in context Hoofdstuk 1 1.1 Bruto- en nettoloon Loonstrook/Salarisspecificatie -> krijg je elke

Nadere informatie

Startkwalificatie Het minimale onderwijsniveau dat volgens de overheid nodig is om en baan te vinden. Het gaat dan om een diploma, havo, vwo of mbo.

Startkwalificatie Het minimale onderwijsniveau dat volgens de overheid nodig is om en baan te vinden. Het gaat dan om een diploma, havo, vwo of mbo. Samenvatting door D. 1363 woorden 7 februari 2016 0 keer beoordeeld Vak Economie Paragraaf 1; De werknemer Startkwalificatie Het minimale onderwijsniveau dat volgens de overheid nodig is om en baan te

Nadere informatie

Een product begint als grondstof en daarna word het verwerkt tot een eindproduct.

Een product begint als grondstof en daarna word het verwerkt tot een eindproduct. Samenvatting door G. 1151 woorden 21 januari 2015 7,2 5 keer beoordeeld Vak Methode Economie Economie voor jou Paragraaf 3: 3.1: Produceren: is het maken van goederen of het leveren van diensten. Een product

Nadere informatie

Bedrijven zijn verplicht 1 maal per jaar een balans op te stellen en een winst & verliesrekening te maken. (voor de belastingdienst)

Bedrijven zijn verplicht 1 maal per jaar een balans op te stellen en een winst & verliesrekening te maken. (voor de belastingdienst) www.jooplengkeek.nl Interne verslaggeving Kosten en uitgaven Bedrijven zijn verplicht 1 maal per jaar een balans op te stellen en een winst & verliesrekening te maken. (voor de belastingdienst) Meestal

Nadere informatie

Planner hoofdstuk 1 invullen en kies voor leerroute A, B of C.. (minimaal paragraaf 1 t/m 4 maken) Geplande activiteiten van les 1 en 2 uitvoeren.

Planner hoofdstuk 1 invullen en kies voor leerroute A, B of C.. (minimaal paragraaf 1 t/m 4 maken) Geplande activiteiten van les 1 en 2 uitvoeren. Studieplanner 2019-2020 Klas: M2 Vak: Economie week vanaf leerdoelen docentactiviteiten leertaken Verbreden/ verrijken/ verdiepen* laatste week vakantie 34 19/08/2019 start perio de 1 Hoofdstuk 1.1 wat

Nadere informatie

Proefexamen BOEKHOUDEN

Proefexamen BOEKHOUDEN Proefexamen BOEKHOUDEN Beschikbare tijd: 9 minuten 15623 1 Proefexamen HET EXAMEN BESTAAT UIT 12 GENUMMERDE PAGINA'S, waarin opgenomen: 2 OPDRACHTEN, gericht op toetsing van de vaardigheid om de basisregels

Nadere informatie

Hoofdstuk 1. Opgave , ,57. Opgave ,078. Opgave , ,

Hoofdstuk 1. Opgave , ,57. Opgave ,078. Opgave , , Hoofdstuk 1 Opgave 1.1 1. 171. 2. 26,176. 3. 13.758,57. Opgave 1.2 1. 16.687. 2. 832. 3. 469,078. Opgave 1.3 1. 250,-. 2. 11,94114769. 3. 124. Opgave 1.4 1. 25,24. 2. 1.486,35. 3. 28.459.000,-. 4. 4.659,-.

Nadere informatie

- Op gebouwen en machines die op 1 januari 2008 aanwezig zijn wordt in 2008 respectievelijk 30.000,- en 20.000,- afgeschreven.

- Op gebouwen en machines die op 1 januari 2008 aanwezig zijn wordt in 2008 respectievelijk 30.000,- en 20.000,- afgeschreven. Management en Organisatie VWO 6 Herhaling CE Begrotingen nummer 2 Opgave 1 Gegeven is de volgende balans van Fitna bv: Balans per 1/1 2008 --------------------------------------------------------------

Nadere informatie

Hoofdstuk 1. Opgave 1.1 1. 171. 2. 26,176. 3. 13.758,57. Opgave 1.2 1. 16.687. 2. 832. 3. 469,078. Opgave 1.3 1. 250,-. 2. 11,94114769. 3. 124.

Hoofdstuk 1. Opgave 1.1 1. 171. 2. 26,176. 3. 13.758,57. Opgave 1.2 1. 16.687. 2. 832. 3. 469,078. Opgave 1.3 1. 250,-. 2. 11,94114769. 3. 124. Hoofdstuk 1 Opgave 1.1 1. 171. 2. 26,176. 3. 13.758,57. Opgave 1.2 1. 16.687. 2. 832. 3. 469,078. Opgave 1.3 1. 250,-. 2. 11,94114769. 3. 124. Opgave 1.4 1. 25,24. 2. 1.486,35. 3. 28.459.000,-. 4. 4.659,-.

Nadere informatie

Debet Inventaris Credit Datum Omschrijving Bedrag Datum Omschrijving Bedrag 1 apr Van balans 25.000

Debet Inventaris Credit Datum Omschrijving Bedrag Datum Omschrijving Bedrag 1 apr Van balans 25.000 Basiskennis Boekhouden / Elementair Boekhouden Uitwerkingen Hoofdstuk 4 Opgave 4.1 a. De eerste stap is het openen van de grootboekrekeningen vanaf de balans. Daarna werken we aan de hand van de financiële

Nadere informatie

Sectorwerkstuk Economie Economische crisis

Sectorwerkstuk Economie Economische crisis Sectorwerkstuk Economie Economische crisis Sectorwerkstuk door A. 2214 woorden 2 februari 2013 6,6 119 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Deelvraag 1: Wat zijn de oorzaken van de Economische

Nadere informatie

Kees begint voor zichzelf (of niet)!

Kees begint voor zichzelf (of niet)! Kees begint voor zichzelf (of niet)! Bij de beantwoording van de vragen 10 tot en met 14 moet je soms gebruikmaken van informatiebron 6 in de bijlage. Deze staat helemaal onderaan Kees Baving is ontslagen.

Nadere informatie

2.2 Kinderjaren. De bedragen en percentages uit dit hoofdstuk hoef je niet uit je hoofd te leren. Indien nodig krijg je deze op een proefwerk erbij.

2.2 Kinderjaren. De bedragen en percentages uit dit hoofdstuk hoef je niet uit je hoofd te leren. Indien nodig krijg je deze op een proefwerk erbij. 2.2 Kinderjaren Het krijgen van kinderen heeft voor ouders economische gevolgen: 1. Ouders krijgen minder tijd voor andere zaken en gaan bv. minder werken; 2. Kinderen kosten geld. De overheid komt ouders

Nadere informatie

1.4 a. 6,54 wordt afgerond 6,5 en het antwoord: 6, = b. 6,54 wordt dan 7 en het antwoord: =

1.4 a. 6,54 wordt afgerond 6,5 en het antwoord: 6, = b. 6,54 wordt dan 7 en het antwoord: = Hoofdstuk 1 Rekenen 1.1 a. Bij het afronden van 5,45 op een heel getal kijk je naar het eerste cijfer achter de komma. Dat is een 4, dus moet je naar beneden afronden. 5,45 wordt dan een 5. b. De docent

Nadere informatie

4,1. Samenvatting door een scholier 539 woorden 11 oktober keer beoordeeld. Eco H5. Paragraaf 1; Gezinnen ruilen over de tijd

4,1. Samenvatting door een scholier 539 woorden 11 oktober keer beoordeeld. Eco H5. Paragraaf 1; Gezinnen ruilen over de tijd Samenvatting door een scholier 539 woorden 11 oktober 2016 4,1 6 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Eco H5 Paragraaf 1; Gezinnen ruilen over de tijd Ruilen over de tijd Prijs = rente Financiële

Nadere informatie

Exploitatiebegroting Croco Shop Netto omzet Brutowinst Operationele kosten Bedrijfsresultaat (voor bel.)

Exploitatiebegroting Croco Shop Netto omzet Brutowinst Operationele kosten Bedrijfsresultaat (voor bel.) [ 1 9 ] W W W. E X C E L B U S I N E S S T O O L K I T S. C O M Exploitatiebegroting Croco Shop 218 % 1 Netto omzet 18.783 25.116 19.259 2.25 24.34 22.396 2.764 23.277 26.294 19.49 23.247 28.492 271.626

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 3

Samenvatting Economie Hoofdstuk 3 Samenvatting Economie Hoofdstuk 3 Samenvatting door een scholier 1330 woorden 15 februari 2011 5,6 39 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Economie samenvatting hoofdstuk 1. 1.1 Directe ruil =

Nadere informatie

6,9. Samenvatting door Larissa 659 woorden 18 januari keer beoordeeld. Samenvatting Economie Werk & Inkomen H1. Actieven en inactieven:

6,9. Samenvatting door Larissa 659 woorden 18 januari keer beoordeeld. Samenvatting Economie Werk & Inkomen H1. Actieven en inactieven: Samenvatting door Larissa 659 woorden 18 januari 2016 6,9 10 keer beoordeeld Vak Methode Economie Index Samenvatting Economie Werk & Inkomen H1 Actieven en inactieven: Actieven; mensen die betaald werk

Nadere informatie

BECO: DE BALANS - THEORIE

BECO: DE BALANS - THEORIE BECO: DE BALANS - THEORIE W a t i s e e n b a l a n s? Een balans is een overzicht waarin staat welke bezittingen een organisatie heeft én met wat voor soort vermogen deze bezittingen zijn gefinancierd.

Nadere informatie

TOELATINGSTOETS M&O. Datum 14-1-2016

TOELATINGSTOETS M&O. Datum 14-1-2016 TOELATINGSTOETS M&O VUL IN: Datum 14-1-2016 Naam en voorletters. Adres. Postcode. Woonplaats. Geboortedatum / / Plaats Land. Telefoonnummer. E-mail. Gekozen opleiding. OPMERKINGEN: Tijdsduur: 90 minuten

Nadere informatie

Je hebt het recht om tot 14 dagen na levering van de koop af te zien. De koopovereenkomst kan ongeldig worden verklaard als:

Je hebt het recht om tot 14 dagen na levering van de koop af te zien. De koopovereenkomst kan ongeldig worden verklaard als: Samenvatting door een scholier 886 woorden 20 mei 2018 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie Economisch bekeken Marketingmix bestaat uit 6 P's Prijsbeleid Plaatsbeleid Productbeleid Promotiebeleid Presentatiebeleid

Nadere informatie

Ondernemersplan. Bedrijfsnaam

Ondernemersplan. Bedrijfsnaam Ondernemersplan Bedrijfsnaam 1. De ondernemer 1.1 Persoonlijke gegevens Naam : Adres : Postcode : Woonplaats : Telefoonnummer : E-mailadres : Geboortedatum : Geboorteplaats : Nationaliteit : Burgerservicenummer

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2004-I

Eindexamen economie 1-2 havo 2004-I 4 Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Een voorbeeld van een juist antwoord

Nadere informatie

2010 -- Bedrijfsadministratie 1.1 -- Deel 3a

2010 -- Bedrijfsadministratie 1.1 -- Deel 3a BAD1.1 les 3 - programma Grootboek rekeningen van bezit rekeningen van schuld rekening van eigen vermogen rekening van kosten rekening van opbrengsten Resultatenrekening. Inkoopwaarde van de verkopen 66.000

Nadere informatie

Eindexamen economie vmbo gl/tl 2006 - II

Eindexamen economie vmbo gl/tl 2006 - II BEOORDELINGSMODEL Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend. HET GROTE ONDERNEMERSSPEL 1 B 2 A 3 maximumscore 2 Voorbeeld van een juiste berekening: Loonkosten in twee jaar:

Nadere informatie

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 2

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 2 HOOFDSTUK 2 Opgave 1 Jansen heeft een lening van 25.000 genomen om zijn auto te financieren. Voor deze lening moet hij 5% rente per jaar betalen. a. Welk bedrag aan rente is Jansen in één jaar aan de bank

Nadere informatie

7.6. Boekverslag door S woorden 18 januari keer beoordeeld. Vak Maatschappijleer 1. Maatschappijleer Werk. Paragraaf 1.

7.6. Boekverslag door S woorden 18 januari keer beoordeeld. Vak Maatschappijleer 1. Maatschappijleer Werk. Paragraaf 1. Boekverslag door S. 1058 woorden 18 januari 2015 7.6 3 keer beoordeeld Vak Maatschappijleer 1 Maatschappijleer Werk Paragraaf Werk: als je iets doet, omdat andere mensen daar behoefte aan hebben. Goed

Nadere informatie

Eindexamen vmbo gl/tl economie 2011 - II

Eindexamen vmbo gl/tl economie 2011 - II Beoordelingsmodel Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt 1 scorepunt toegekend. MINpunten 1 maximumscore 1 2 / 6 x 100 % = 33,3% 2 maximumscore 1 Voorbeeld van een juiste reden: Klantenbinding:

Nadere informatie

Domein E: Concept Ruilen over de tijd

Domein E: Concept Ruilen over de tijd 1. Het bruto binnenlands product is gestegen met 0,9%. Het inflatiepercentage bedraagt 2,1%. Bereken de reële groei van het BBP. 2. Waarmee wordt het inflatiepercentage gemeten? 3. Lees de onderstaande

Nadere informatie

Samenvatting Economie Module1, H2 en H3

Samenvatting Economie Module1, H2 en H3 Samenvatting Economie Module1, H2 en H3 Samenvatting door een scholier 1851 woorden 28 maart 2006 2 2 keer beoordeeld Vak Economie Module 1, Hoofdstuk 2, Consumeren 1. Hoe consumenten in hun behoeften

Nadere informatie

2.2 Kinderjaren. De bedragen en percentages uit dit hoofdstuk hoef je niet uit je hoofd te leren. Indien nodig krijg je deze op een proefwerk erbij.

2.2 Kinderjaren. De bedragen en percentages uit dit hoofdstuk hoef je niet uit je hoofd te leren. Indien nodig krijg je deze op een proefwerk erbij. 2.2 Kinderjaren Het krijgen van kinderen heeft voor ouders economische gevolgen: 1. Ouders krijgen minder tijd voor andere zaken en gaan bv. minder werken; 2. Kinderen kosten geld. De overheid komt ouders

Nadere informatie

a Wie lenen er allemaal voor de aanschaf van een duurzaam consumptiegoed? b Wie lenen er allemaal wegens een onverwachte tegenslag?

a Wie lenen er allemaal voor de aanschaf van een duurzaam consumptiegoed? b Wie lenen er allemaal wegens een onverwachte tegenslag? Eindtoets hoofdstuk 1 Kopen doe je zo (CONSUMEREN) 1.3 Ik spaar, leen en beleg mijn geld 1 REDENEN OM TE SPAREN Hier staan zes mensen die sparen: Linda zet geld opzij voor haar vakantie Roy belegt in aandelen

Nadere informatie

Iedereen betaalt btw. Daarnaast betaalt iedereen die werkt ook loon- of inkomstenbelasting.

Iedereen betaalt btw. Daarnaast betaalt iedereen die werkt ook loon- of inkomstenbelasting. Hoofdstuk 7: De overheid en ons inkomen Valt het mee of tegen? a b c Als Yara een appartement koopt moet ze een hypotheek afsluiten. Hiervoor betaalt ze iedere maand een bepaald bedrag. Dit zijn haar vaste

Nadere informatie

Eindexamen economie havo I

Eindexamen economie havo I Opgave 1 Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. 1 Voorbeeld van een juiste berekening: 47,5 27,5 100% = 72,73% 27,5

Nadere informatie

ECONOMIE. Begrippenlijst H1 VMBO-T2. PINCODE 5 e editie vmbo-kgt onderbouw. Bewerkt door D.R. Hendriks. Sint Ursula Scholengemeenschap, Horn

ECONOMIE. Begrippenlijst H1 VMBO-T2. PINCODE 5 e editie vmbo-kgt onderbouw. Bewerkt door D.R. Hendriks. Sint Ursula Scholengemeenschap, Horn ECONOMIE VMBO-T2 Begrippenlijst H1 PINCODE 5 e editie vmbo-kgt onderbouw Bewerkt door D.R. Hendriks Sint Ursula Scholengemeenschap, Horn Versie 1 2013-2014 Hoofdstuk 1 Geld genoeg? Begrippenlijst H1 Economie

Nadere informatie

Het spaargeld uit de levensloopregeling kunt u gebruiken om de periode van onbetaald verlof te financieren.

Het spaargeld uit de levensloopregeling kunt u gebruiken om de periode van onbetaald verlof te financieren. Levensloop. Wat is levensloop? De levensloopregeling (of: levensloop) is een fiscale regeling die vanaf 1 januari 2006 in Nederland bestaat om het sparen voor een vervangend inkomen tijdens een periode

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-II

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-II Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 1 0,15 0,12 100% = 25%

Nadere informatie

Management & Organisatie VWO 5 Hoofdstuk 27 t/m 30. 15 juni 2009 proeftoets 100 minuten. In deze opgave blijft de btw buiten beschouwing.

Management & Organisatie VWO 5 Hoofdstuk 27 t/m 30. 15 juni 2009 proeftoets 100 minuten. In deze opgave blijft de btw buiten beschouwing. Management & Organisatie VWO 5 Hoofdstuk 27 t/m 30 15 juni 2009 proeftoets 100 minuten Opgave 1 In deze opgave blijft de btw buiten beschouwing. Firma Balans produceert uitsluitend twee typen weegschalen,

Nadere informatie

1. Debet 020 Inventaris Credit Datum Omschrijving Bedrag Datum Omschrijving Bedrag 1 feb Van balans 78.200,-

1. Debet 020 Inventaris Credit Datum Omschrijving Bedrag Datum Omschrijving Bedrag 1 feb Van balans 78.200,- Hoofdstuk 1 Opgave 1.1 1. Debet 020 Inventaris Credit 1 feb Van balans 78.200,- Debet 060 Eigen vermogen Credit 1 feb Van balans 86.180,- Debet 071 4% Onderhandse lening o/g Credit 1 feb Van balans 44.000,-

Nadere informatie

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Als je moet kiezen welk plaatje je op je cijferlijst zou willen hebben,

Nadere informatie

De Balans. Laten we aan de hand van een voorbeeld een balans opbouwen.

De Balans. Laten we aan de hand van een voorbeeld een balans opbouwen. De Balans Wat is een balans? Een balans laat zien hoe een onderneming er op een bepaald moment voor staat. Je kunt het vergelijken met een foto. Aan de linkerkant (debet) staan de bezittingen. Aan de rechterkant

Nadere informatie

Economie module 4 Ruilen in de tijd. goederen kopen

Economie module 4 Ruilen in de tijd. goederen kopen Economie module 4 Ruilen in de tijd 27 blz. werkboek = 1 ½ blz. per les H1 par 1 & 2 vb.1 O O sparen om tijd storting + rente iets te kopen goederen kopen vb.2 O O geld lenen om tijd aflossing + rente

Nadere informatie

Werk en inkomen. Aangegeven loon/uitkering altijd BRUTO Wat gaat daar dan nog van af?

Werk en inkomen. Aangegeven loon/uitkering altijd BRUTO Wat gaat daar dan nog van af? Workshop Agenda 1. Introductie 2. Werk en inkomen 3. Verzekeringen 4. Woning a) Kopen b) Huren 5. Geld over a) Sparen b) Beleggen 6. Budgetteren 7. Hands-on a) Opstellen financiële planning 8. Vragenronde

Nadere informatie

Toegepast Rekenen Opdrachten:

Toegepast Rekenen Opdrachten: Toegepast Rekenen Opdrachten: Hfst 1: Rekenen Opdr. 1: a. 66 : 3 = c. -66 : (-3) = e. 12 - (+5) = b. 66 : (-3) = d. -12 + 5 = f. -12 (-5) = De omzet van een laptopwinkel is 15.000,-. De verkoopprijs per

Nadere informatie

3.2 De wereld van transacties

3.2 De wereld van transacties 3.2 De wereld van transacties Voorbeeld: Henk gaat een brommer kopen. Hij heeft hiervoor twee mogelijkheden: 1) Hij koopt een tweedehands brommer via Marktplaats.nl; 2) Hij koopt een tweedehands brommer

Nadere informatie

Opnamekosten Boeterente, indien je je geld eerder opneemt dan de afgesproken looptijd dan moet je een boete rente betalen.

Opnamekosten Boeterente, indien je je geld eerder opneemt dan de afgesproken looptijd dan moet je een boete rente betalen. Samenvatting Economie Hfd.9 Nu kopen later betalen 5 Sparen, hoe werkt dat? Wat is sparen? Sparen is het opzij leggen van inkomen. 3 redenen (motieven) waarom mensen sparen: 1. Om later iets te kopen;

Nadere informatie

Rente de prijs van tijd. Als rente hoger is dan de opofferingskosten individuele prijs van tijd niet lenen maar sparen

Rente de prijs van tijd. Als rente hoger is dan de opofferingskosten individuele prijs van tijd niet lenen maar sparen Rente de prijs van tijd. Als rente hoger is dan de opofferingskosten individuele prijs van tijd niet lenen maar sparen Ruilen over de tijd Intertemporele substitutie Bedrijven lenen geld om te investeren

Nadere informatie

Financiële aspecten van de planning

Financiële aspecten van de planning 14 hoofdstuk Financiële aspecten van de planning 14.1 B 14.2 A 14.3 D 14.4 D 14.5 D 14.6 C 14.7 C 14.8 C 14.9 A 14.10 D 14.11 B 14.12 D 14.13 C 1 12 18.000 = 1.500 14.14 A 14.15 C Ontvangen wordt november,

Nadere informatie