Analyse Nederlandse klimaat- en energiedoelen 2020

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Analyse Nederlandse klimaat- en energiedoelen 2020"

Transcriptie

1 Analyse Nederlandse klimaat- en energiedoelen 2020 Effecten op emissies en kosten B.W. Daniëls Achtergrondrapport van het ECN/PBL rapport Schoon en Zuinig in breder perspectief, De effecten op het luchtbeleid en de betekenis voor de lange termijn, Planbureau voor de Leefomgeving, april 2009 ECN-E Juli 2010

2 Verantwoording Deze studie is uitgevoerd in opdracht van het Planbureau voor de Leefomgeving en is bij ECN geregistreerd onder projectnummer Het rapport biedt uitgebreide achtergrondinformatie bij het rapport Schoon en Zuinig in breder perspectief (PBL, 2009), uitgevoerd door PBL en ECN. Abstract This report describes eight alternative ways to meet the Dutch Climate Target in 2020; a reduction of GHG emissions with 30% as compared to 1990/1995. Four variants are based on cost optimisation, and include varying sub targets with regard to energy saving and renewable energy, as well as varying constraints with regard to the deployment of foreign emission reductions. These variants are based on either Dutch or European targets. The other four variants represent outer bandwidth estimates for the effect of the Dutch policy programme Clean and Efficient, set against two backgrounds with regard to European policies and CO 2 - prices in the emission trading system. In all cases, additional targets and constraints lead to substantially higher costs, and a larger deployment of domestic measures. In addition, effects on domestic emissions of air pollutants become larger. A comparison of the estimates for the Dutch policy programme with the various target based variants shows that the policy programme fails to meet the national targets, even under the most optimistic assumptions. However, the upper bandwidth of the effects comes close to both European target based variants, in terms of the total effects and the composition of the package of measures. 2 ECN-E

3 Inhoud Lijst van tabellen 4 Lijst van figuren 4 Samenvatting 5 1. Alternatieven voor BKG-emissiereductie Kosten en neveneffecten van broeikasgasdoelen Alternatieve uitgangspunten Binnenlandse en buitenlandse maatregelen Subdoelen besparing en hernieuwbaar Beleid als uitgangspunt De uitgangspunten op een rij Beperkingen en onzekerheden Resultaten Bijdrage maatregelcategoriëen Kosten NEC-stoffen Buitenlands versus binnenland Hernieuwbare energie Optimalisatie versus beleid 20 Referenties 23 Bijlage A Detailgegevens 25 Bijlage B Doelstelling hernieuwbaar volgens verschillende definities 32 ECN-E

4 Lijst van tabellen Tabel 1.1 Overzicht uitgangspunten van de varianten 9 Tabel 2.1 Overzicht resultaten 12 Tabel 2.2 Bijdrage aan BKG-emissiereductie per maatregelcategorie 13 Tabel 2.3 Kosten emissiereductie 14 Tabel 2.4 Reductie emissies NEC en BKG 18 Tabel 2.5 Effect extra elektriciteitsexport op emissiereductie NO x en SO 2 19 Tabel 2.6 Vermeden fossiel energiegebruik door hernieuwbare energie 20 Tabel 2.7 Kosteneffectiviteit per maatregelcategorie 21 Tabel A.1 Overzicht resultaten 25 Tabel B.1 Het percentage hernieuwbare energie volgens de Nederlandse definitie bij verschillende manieren om het gat met het Europese doel te dichten 32 Lijst van figuren Figuur 2.1 Kostencurves optimalisatievarianten 14 Figuur 2.2 Kostencurve CA, alle doelen 15 Figuur 2.3 Kostencurve CA, BKG-doel 16 Figuur 2.4 Kostencurve EC EU 20% 16 Figuur 2.5 Kostencurve EC EU 30% 17 4 ECN-E

5 Samenvatting Dit rapport beschrijft acht verschillende varianten om het Nederlandse klimaatdoel voor 2020, een reductie van de broeikasgasemissies met 30% t.o.v. 1990/1995, te bereiken. Vier varianten zijn gebaseerd op kostenoptimalisatie met verschillende subdoelen voor energiebesparing en hernieuwbare energie, en verschillende beperkingen op de inzet van buitenlandse emissiereducties. Deze aanvullende doelen en beperkingen komen voort uit Nederlandse of Europese doelen, zoals vastgelegd in het Coalitieakkoord van het kabinet Balkenende IV en het voorstel van de Europese Commissie betreffende het klimaat- en energiepakket. De andere vier varianten zijn gebaseerd op onder en bovenschattingen van de effecten van het beleid uit het Werkprogramma Schoon en Zuinig, tegen de achtergrond van twee verschillende aannames t.a.v. het Europese beleid en de CO 2 -prijzen in het emissiehandelssysteem. In alle gevallen leiden aanvullende doelen en randvoorwaarden tot substantieel hogere kosten en meer toepassing van binnenlandse maatregelen. Hiermee worden ook de neveneffecten op binnenlandse emissies van luchtverontreinigende stoffen groter. Vergelijking met de geschatte effecten van het Werkprogramma Schoon en Zuinig laat zien dat het werkprogramma, ook met de meest optimistische aannames de nationale doelen niet haalt. De bovenschatting zit echter wel in de buurt van de varianten die bij de Europese doelen horen, zowel wat betreft de totale effecten als, op hoofdlijnen, wat betreft de samenstelling van de maatregelpakketten. De resultaten van het rapport zijn in combinatie met aparte kostenberekeningen voor het luchtbeleid gebruikt om de synergie van het Werkprogramma Schoon en Zuinig voor het luchtbeleid tot 2020 te analyseren. De conclusies worden beschreven in het rapport Schoon en Zuinig in breder perspectief (PBL, 2009), uitgevoerd door PBL en ECN. ECN-E

6 1. Alternatieven voor BKG-emissiereductie 1.1 Kosten en neveneffecten van broeikasgasdoelen Nederland en Europa hebben ambitieuze doelen voor het terugdringen van de broeikasgassen in 2020 en daarna. Nederland wil haar broeikasgasemissies terugbrengen met 30% ten opzichte van 1990/1995. Hiervoor is een forse inzet van maatregelen vereist. Deze maatregelen brengen kosten met zich mee, en kunnen ook belangrijke neveneffecten hebben op de uitstoot van luchtverontreiniging. Omdat er verschillende mogelijkheden zijn om het broeikasgasdoel van 30% te halen, kunnen ook de kosten en neveneffecten sterk uiteenlopen. Deze notitie verkent kosten en neveneffecten van verschillende manieren om het Nederlandse broeikasgasdoel te halen. Neveneffecten op luchtverontreiniging Zowel broeikasgasemissies als de uitstoot van luchtverontreiniging hangen vaak samen met energiegebruik. Het ligt dan ook voor de hand dat broeikasgasdoelen neveneffecten zullen hebben op de uitstoot van luchtverontreiniging. Zoals in (Daniëls et al, 2008) wordt aangetoond zijn deze neveneffecten echter vaak relatief kleiner dan de reducties van de broeikasgasemissies. Maatschappelijke kosten De voor de verschillende varianten getoonde kosten zijn Nationale Kosten. Deze benaderen de maatschappelijke kosten van maatregelen voor de BV Nederland. De berekening van Nationale Kosten is gebaseerd op wereldmarktprijzen voor energiedragers (en dus niet op eindgebruikersprijzen), en op een maatschappelijke disconteringsvoet van 4%. De getoonde kosten per maatregel(categorie) of sector zijn altijd het saldo van kosten en opbrengsten binnen Nederland die samenhangen met de betreffende maatregelen, ook als deze bij verschillende partijen of sectoren terechtkomen. Status kostencijfers De kostencijfers zijn met grote onzekerheden omgeven. Aan de huidige berekeningen liggen potentieelinschattingen vanuit het jaar 2005 ten grondslag. Een deel van de gelegenheden om de betreffende maatregelen toe te passen is echter intussen onbenut gebleven. Dit leidt tot een overschatting van het potentieel met lage kosten en daardoor tot een onderschatting van de totale kosten. Tegelijkertijd is vooral in de gebouwde omgeving een aantal potentiëlen nog naar boven bijgesteld om de bovenbandbreedte van de effectschattingen van het Werkprogramma Schoon en Zuinig door te kunnen rekenen. Verder is nieuwe informatie over (tegenvallende) kosten van een aantal technieken nog niet verwerkt. Als gevolg hiervan wijken de kostenresultaten uit de berekeningen af van eerdere berekeningen, en zijn ze in een aantal gevallen te optimistisch. De werkelijke kosten kunnen om die reden mogelijk oplopen tot het dubbele van de hier getoonde bedragen. Ondanks deze kanttekeningen worden de berekende kosten wel getoond, omdat de onderlinge verschillen in kosten bij de diverse uitgangspunten wel degelijk betekenis hebben. Zie voor verdere informatie Paragraaf 1.4, over beperkingen en onzekerheden. 1.2 Alternatieve uitgangspunten De studie verkent vier verschillende maatregelpakketten om het broeikasgasdoel voor Nederland te halen. De effecten van de maatregelpakketten zijn bepaald ten opzichte van een referentiescenario. Dit betreft de hoge-olieprijsvariant van het WLO-GE-scenario (CPB/MNP/RPB, 2006) met actuele ontwikkelingen volgens de Trendanalyse Luchtverontreiniging (Daniëls et al, 6 ECN-E

7 2008) 1. De maatregelpakketten zijn alle gebaseerd op het halen van het doel tegen minimale kosten, maar met onderlinge verschillen in de randvoorwaarden waarbinnen dit moet gebeuren. Deze verschillen hebben betrekking op: De grenzen aan het deel van de doelstelling dat in het buitenland gerealiseerd mag worden. Subdoelen voor energiebesparing en hernieuwbare energie. De verschillende randvoorwaarden zijn afgeleid van het Coalitieakkoord van 2007 (CA), of van de Europese doelen (EC). Het samenstellen van de kostenoptimale maatregelpakketten vindt plaats met het analysetool van het Optiedocument (Daniëls, Farla, 2006), dat tevens de kosten en effecten op de NEC-stoffen berekent. De kostenoptimale pakketten worden vergeleken met de door ECN en PBL ingeschatte effecten van de beleidsmaatregelen van de Nederlandse regering, zoals aangekondigd in het Werkprogramma Schoon en Zuinig (VROM, 2007). Onder- en bovenschattingen voor twee Europese beleidsuitgangspunten resulteren ook hier in vier maatregelpakketten. Hierbij zijn alle resultaten t.a.v. de toepassing van maatregelen exogeen bepaald, en wordt het Optiedocument alleen gebruikt om kosten en effecten op de NEC-stoffen te berekenen. Bovenstaande leidt in totaal tot acht maatregelpakketten die in deze studie worden beschouwd: vier kostenoptimale varianten voor de realisatie van klimaat- en energiedoelen; en vier varianten gebaseerd op bandbreedtes voor de effecten van het Werkprogramma Schoon en Zuinig met veronderstellingen over de intensivering van het Nederlandse en Europese beleid 2. Vergelijkbaarheid optimalisatievarianten en beleidsvarianten Wat betreft de kosten zijn de optimalisatievarianten slecht vergelijkbaar met de beleidsvarianten. De beleidsinschattingen voor het Werkprogramma Schoon en Zuinig zijn in de meeste gevallen op een geaggregeerd niveau vertaald naar corresponderende opties. Het beleid is nog te weinig uitgekristalliseerd om te kunnen vaststellen welke maatregelen precies toegepast zullen worden, en daarmee zijn ook de kosten niet bekend. De kosteneffectiviteit van de beleidsvarianten is hierdoor met veel grotere onzekerheden omgeven dan die van de optimalisatievarianten. Naar verwachting leidt de gehanteerde manier om de beleidsinschatting te verdelen over de maatregelen eerder tot een overschatting dan een onderschatting van de kosten. Dit kan het effect genoemd in Paragraaf 1.1 (gedeeltelijk) compenseren. Dergelijke kanttekeningen gelden veel minder voor de neveneffecten op NEC-stoffenemissies: de meeste mogelijke maatregelen binnen de beleidspakketten verschillen onderling weinig wat betreft de emissie-effecten. Zie voor verdere informatie Paragraaf 1.4, over beperkingen en onzekerheden Binnenlandse en buitenlandse maatregelen Nederland kan een deel van haar doelstelling in het buitenland halen, door de aankoop van emissierechten onder het ETS, of door de aankoop van emissiereducties via CDM/JI. De goedkoopste manier voor Nederland om haar doel te halen is door die binnenlandse maatregelen te nemen waarvan de prijs onder die van de buitenlandse emissiereducties ligt, en de rest uit het buitenland aan te kopen. Beperkingen op de aankoop van buitenlandse emissiereducties kunnen Nederland dwingen om meer en duurdere binnenlandse maatregelen te nemen. In de varianten CA alle doelen en CA BKG doel is de aankoop vrij. In EC EU 20% en 30% gelden separate doelen voor de niet-ets sectoren, en is de aankoop van CDM/JI voor de niet-ets sectoren zodanig beperkt, dat een binnenlandse reductie in de niet-ets sectoren van 21% (EC EU 20%) respectievelijk 26% (EC EU 30%) ten opzichte van 1990 afgedwongen wordt. Deze reductiedoelen komen overeen met de Nederlandse taakstelling volgens de voorstellen van de Europese 1 2 Inmiddels zijn recentere studies verschenen, maar deze zijn niet verwerkt in de hier getoonde resultaten. Het regeerakkoord sluit een besluit over kerncentrales voor de huidige regeerperiode uit. Daarmee is de kans sterk verkleind dat in 2020 kernenergie een extra bijdrage levert aan de emissiedoelen. Voor voldoende vergelijkbaarheid met de beleidsvarianten is er ook in de optimalisatievarianten geen kernenergie opgenomen. ECN-E

8 Commissie (EC, 2008a t/m EC, 2008f) in geval de totale EU-doelstelling -20% respectievelijk - 30% ten opzichte van 1990 is. Hierbij is in de niet-ets sectoren uitgegaan van het maximaal benutten van de toegestane aankoop van CDM/JI volgens de voorstellen van de Europese Commissie d.w.z. 3% respectievelijk 8% van de niet-ets broeikasgasemissies in De genoemde doelen zijn voor de vergelijkbaarheid met het doel van Schoon en Zuinig omgerekend naar Subdoelen besparing en hernieuwbaar Ook aparte doelen voor hernieuwbare energie of energiebesparing kunnen de toepassing van extra binnenlandse maatregelen nodig maken. Variant CA alle doelen omvat de doelen voor besparing (2% per jaar) en hernieuwbare energie (20% primaire energie in 2020) uit het regeerakkoord, variant CA alleen BKG omvat geen afgeleide doelen. De varianten EC EU 20% en 30% gaan uit van het door de Europese Commissie voorgestelde hernieuwbare energiedoel voor Nederland: 14% van het finale energiegebruik exclusief feedstocks Beleid als uitgangspunt Zoals genoemd is ook gekeken naar de kosten en neveneffecten van het Werkprogramma Schoon en Zuinig. Hiervoor zijn schattingen opgesteld in de vorm van een onder- en een bovenschatting voor elk van twee verschillende veronderstellingen over het Europese beleid. Dit resulteert dus ook in vier sets van kosten en neveneffecten. De vereiste aankoop van emissierechten vloeit hierbij voort uit wat de te verwachten binnenlandse maatregelen nog tekortschieten om het doel te halen. 1.3 De uitgangspunten op een rij Onderstaande tabel zet alle aannames voor de acht varianten op een rij. In de beleidsvarianten zijn alle waarden in de tabel exogeen en ingevuld. In de optimalisatievarianten staan de randvoorwaarden en doelen vast, en is de rest resultaat van de modelberekeningen. Omdat het werkprogramma Schoon en Zuinig kernenergie als optie uitsluit zijn nieuwe kerncentrales ook in de optimalisatievarianten uitgesloten 5. Optimalisatievarianten In de vier kostenoptimale varianten worden de goedkoopste maatregelen ingezet die gezamenlijk de klimaat- en energiedoelen halen. Voor de aankoop van buitenlandse emissiereducties wordt in deze optimalisatievarianten uitgegaan van een CO 2 -prijs van 35 / ton. Deze CO 2 -prijs wordt als afkapcriterium voor maatregelen in alle sectoren gebruikt 6. De kostenoptimale varianten zijn: CA alle doelen. Alle kabinetsdoelen gelden: 30% BKG-reductie in 2020, een besparingstempo van gemiddeld 2% per jaar tussen 2010 en 2020, en een aandeel hernieuwbaar van 20% in Er gelden geen restricties op buitenlandse emissiereducties Door de Europese Commissie zijn de doelen echter geformuleerd ten opzichte van Voor EC EU 20% is het niet-ets doel inclusief het toegestane beperkte gebruik van CDM/JI -16% ten opzichte van Het niet-ets doel is voor EC EU 30% niet expliciet gegeven in het voorstel van de Europese Commissie. Deze studie interpreteert het EC pakket zo dat voor de niet-ets sectoren een doel geldt van -26,5% ten opzichte van Er is geen één op één relatie tussen het percentage van het finaal energiegebruik en het percentage van het primair primair energiegebruik. Gegeven een bepaald percentage van het finaal energiegebruik hangt het percentage van het primair energiegebruik af van de mix van hernieuwbare energietechnieken (zie Bijlage B). Voor de analyse is uitgegaan van een indicatieve doelstelling in primaire termen van 17%. Er is wel een variant van CA, BKG-doel doorgerekend met kernenergie. Omdat het afkapcriterium op Nationale kosten is gebaseerd en bij de beleidsinschatting eindgebruikerskosten juist belangrijk zijn, hoeft dit niet tot dezelfde effecten te leiden. 8 ECN-E

9 CA BKG-doel. Alleen het BKG-doel van 30% geldt, en er zijn geen restricties op buitenlandse emissiereducties. EC EU 20%. Het Nederlandse BKG-doel van 30% en het Europese doel voor hernieuwbare energie van 14% gelden. De niet-ets sectoren moeten binnenlands minimaal 21% reductie halen, 15,5 Mton t.o.v. het achtergrondscenario. EC EU 30%. Het Nederlandse BKG-doel van 30% en het Europese doel voor hernieuwbare energie van 14% gelden. De niet-ets sectoren moeten binnenlands minimaal 26% reductie halen, 21,9 Mton t.o.v. het achtergrondscenario. Tabel 1.1 Overzicht uitgangspunten van de varianten CA, alle doelen CA, BKG doel EC EU 20% EC EU 30% EU20 EU20 EU50 EU50 Uitgangspunt Opt Opt Opt Opt Beleid Beleid Beleid Beleid BKG reductie (tov 1990/1995) -30% -30% -30% -30% -30% -30% -30% -30% w.v. fysiek binnenland flex flex flex flex exogeen exogeen Exogeen Exogeen * fysiek non-ets (tov 1990) flex flex -21% -26% exogeen exogeen Exogeen Exogeen Bijdrage CDM/JI (Mton) flex flex flex Flex f resultante resultante resultante resultante CO 2 -prijs ( /ton) Aandeel hernieuwbaar 20% flex 15 à 19% 15 à 19% Exogeen exogeen Exogeen Exogeen * biobrandstoffen verkeer >=10% flex >=10% >=10% Exogeen exogeen Exogeen Exogeen Energiebesparing 2% flex flex Flex Exogeen exogeen Exogeen Exogeen In de vier optimalisatievarianten is de elektriciteitsexport gelijk verondersteld aan het gemiddelde van de vier beleidsvarianten. Voor de vier beleidsgebaseerde varianten () is in de trendanalyse (Seebregts et al, 2008) een nieuwe schatting van nieuwbouw en afdanking van elektriciteitscentrales gemaakt 7. Verder zijn bij de beleidsvarianten veronderstellingen gedaan over de intensivering van het Europese klimaat- en energiebeleid (Menkveld et al, 2007) en waar relevant is de CO 2 -prijs gebruikt als basis voor de inschatting van de maatregelen die in de handelende sectoren worden genomen. De variant EU20 hanteert een CO 2 -prijs van 20 / ton; en de variant EU50 hanteert 50 / ton. Ieder van deze varianten heeft een lage en een hoge schatting voor het effect van het Werkprogramma Schoon en Zuinig (Menkveld et al, 2007). 7 Een dergelijke schatting is alleen mogelijk voor een uitgewerkt beleidsbeeld, omdat het beleid (m.n. de emissiehandel) een belangrijke rol speelt voor de ontwikkelingen op de elektriciteitsmarkt en de concurrentiepositie van Nederlandse elektriciteitsopwekking. ECN-E

10 Alle varianten hanteren dezelfde uitgangspunten ten aanzien van broeikasgasemissiereductiepotentiëlen, specifieke neveneffecten op de luchtemissies en kosten van opties 8. De varianten EC EU 20% en 30% zijn speciaal relevant voor vergelijking met de beleidsvarianten van het Werkprogramma Schoon en Zuinig. EC EU 20% en 30% komen namelijk voort uit de voorstellen in het EU-pakket. De aankoop van buitenlandse emissiereducties door de ETSsectoren is vrij, terwijl de aankoop van JI/CDM door de niet-ets sectoren gelimiteerd is. Daarnaast is er een subdoel voor hernieuwbare energie. Variant CA alle doelen is speciaal relevant voor vergelijking met de inschattingsvarianten van Schoon en Zuinig vanwege de kabinetsdoelen van 2% besparing en 20% hernieuwbare energie. Variant CA, BKG doel dient als referentie: met deze uitgangspunten wordt klimaatdoel gehaald tegen minimale kosten. 1.4 Beperkingen en onzekerheden Voor de interpretatie van de resultaten is het belangrijk om met het volgende rekening te houden: 1. De gebruikte potentiëlen zijn geschat in Nieuwe inzichten kunnen tot wijzigingen leiden. Een deel van het potentieel is niet meer realiseerbaar, doordat al weer enige jaren verstreken zijn. 2. Om de geschatte effecten van het werkprogramma te kunnen reproduceren met het Optiedocument, is een klein deel van de potentiëlen naar boven bijgesteld. Het wordt daa rdoor makkelijker en goedkoper om dezelfde doelen te halen. De resultaten geven daarmee waarschijnlijk een onderschatting van de werkelijke kosten, en zijn niet vergelijkbaar met eerdere berekeningen. In werkelijkheid zullen mogelijkheden juist vaak kleiner zijn geworden, zie ook het vorige punt. 3. De beleidsinschattingen uit Schoon en Zuinig zijn meestal op een vrij geaggregeerd niveau vertaald naar corresponderende opties. Vaak is het beleid nog te weinig uitgekristalliseerd om precies te bepalen welke maatregelen meer toegepast zullen worden. De kosteneffectiviteit van de beleidsvarianten kan hierdoor anders uit vallen dan in de praktijk het geval is. Naar verwachting leidt de gehanteerde manier om de beleidsinschatting te verdelen over de maatregelen tot een overschatting van de kosten. Het effect is dus tegengesteld aan dat van punt 2, maar de balans kan per maatregel verschillen. 4. De maatregelen die naar verwachting een rol zullen spelen als gevolg van het werkprogramma S&Z zijn recent tegen het licht gehouden. In de optimalisatievarianten kunnen ook andere maatregelen uit het Optiedocument een rol spelen, waarbij recente kennis niet is verwerkt. 5. De ontwikkelingen sinds het uitkomen van S&Z zullen leiden tot andere realisaties dan indertijd geschat. Dit geldt voor zowel totale effecten als de verdeling over maatregelen. Met deze nieuwe ontwikkelingen is geen rekening gehouden. 6. De beleidsvarianten geven een beeld van de onzekerheid van het beleidseffect van het Werkprogramma Schoon en Zuinig. Dit is gedaan voor twee type onzekerheden. De eerste is de onzekerheid in het Europese klimaat en energiebeleid en het gevolg hiervan voor de CO 2 - prijs. Daarom zijn twee CO 2 -prijzen gekozen: 20 en 50 /ton. Het tweede type onzekerheid betreft de effectiviteit van nieuwe instrumenten, nog niet specifiek beschreven instrumenten, onzekerheden betreffende technologie en ruimtelijke of juridische procedures, etc. Daarom is voor iedere CO 2 -prijs een lage en hoge schatting gemaakt van het beleidseffect. 7. Voor de kostenoptimalisatievarianten zijn geen onzekerheden verkend. De CO 2 -prijs van 35 /ton ligt tussen de lage en hoge CO 2 -prijs van de beleidsvarianten. Het verschil in het type 8 Variant CA, alle doelen wijkt af van een eerdere berekening op basis van dezelfde randvoorwaarden. Voor de onderlinge vergelijkbaarheid zijn namelijk de uitgangspunten van de Trendanalyse gebruikt voor alle varianten. Voor de Trendanalyse zijn de inschattingen voor S&Z geprojecteerd op de opties in het Optiedocument. In een beperkt aantal gevallen waren de potentiëlen in het OD niet toereikend voor de bovenkant van de inschattingen in S&Z. Met deze inschattingen is impliciet het signaal afgegeven dat de inschattingen uit het Optiedocument mogelijk te waren. In deze gevallen zijn de betreffende opties opgeschaald om toch betrouwbare NECstoffenberekeningen mogelijk te maken. Het gebruiken van dezelfde uitgangspunten voor bijvoorbeeld kostenberekeningen resulteert echter wel in veel grotere onzekerheden. 10 ECN-E

11 varianten (lage en hoge effectschatting van beleid versus uitkomst van kostenoptimalisatie) en in CO 2 -prijs beperkt de onderlinge vergelijkbaarheid van de varianten. 8. De beleidsvarianten omvatten een actualisatie van de nieuwbouwplannen voor centraal opwekkingsvermogen, en de afdanking van ouder centraal vermogen is voor elk van de beleidsvarianten apart geschat. De elektriciteitsexport is hierdoor anders dan in het achtergrondscenario. In de optimalisatievarianten is de gemiddelde elektriciteitsexport van de beleidsvarianten uitgangspunt. De emissie-effecten in de elektriciteitsopwekking kunnen hierdoor niet een op een met elkaar vergeleken worden. 9. Waar doelen moeilijk haalbaar zijn, is vaak de inzet van dure maatregelen vereist. Meestal gaat het dan om kleine extra emissiereducties, en (zeer) hoge kosten. Een kleine verandering in de potentiëlen zorgt dan voor een grote verandering in de kosten: een beetje meer of minder goedkoper potentieel heeft een grote invloed op inzet van de zeer dure maatregelen. Vooral de kosten zijn relatief onzeker; een typische onzekerheidsmarge rond de getoonde totale kosten is plus of min 1 miljard euro voor de varianten met de ste kosten, oplopend tot plus of min 3 miljard euro of meer voor de varianten met hogere kosten. De bij de resultaten getoonde kostencurves maken deze onzekerheden inzichtelijker. ECN-E

12 2. Resultaten Tabel 2.1 Overzicht resultaten 9 BKG-effecten CA, alle [Mton CO 2 -equivalent] doelen CA, BKG doel EC EU 20% EC EU 30% EU20 EU20 EU50 EU50 Totaal Binnenlands w.v. ETS (ETS exclusief export) w.v. Niet ETS Aankoop buitenland Kosten [mld ] Totaal 4,1 0,8 2,2 2,7 4,1 6,4 7,4 8,6 Binnenlands 3,0-1,1 0,9 1,5 2,5 5,0 4,0 6,4 w.v. ETS 0,9-0,2 0,6 0,4 0,5 0,6 1,4 1,5 w.v. Niet ETS 2,1-0,8 0,3 1,2 2,0 4,4 2,6 4,9 Aankoop buitenland 1,1 1,9 1,3 1,2 1,6 1,4 3,4 2,3 Doelbereik BKG-binnenlands [%] 12% -1% 8% 10% -8% -2% -2% 9% Besparingscijfer [%/jr] 2,0% 1,7% 1,7% 1,8% 1,4% 1,6% 1,7% 1,9% Hernieuwbaar [%] 20% 9% 17% 17% 10% 12% 14% 16% Bovenstaande tabel geeft het totaalbeeld voor de BKG-reducties, de kosten 10 en het (binnenlands) bereik van de doelen voor BKG, besparing 11 en hernieuwbare energie. Besparingstempo en aandeel hernieuwbare energie zijn conform de Nederlandse definities. Voor de vergelijkbaarheid van de verschillende varianten is de emissiereductie in de ETS-sectoren zowel met als zonder extra elektriciteitsexport getoond 12. De kosten van aankoop in de optimalisatievarianten zijn gebaseerd op een CO 2 -prijs van /ton, die in de trendanalyse op 20 en 50 (resp EU20 en EU50 varianten). De Europese definities voor hernieuwbare energie en besparingstempo wijken af van de Nederlandse. Het aandeel hernieuwbaar volgens de Europese definitie is het aandeel in het finaal gebruik, terwijl de Nederlandse definitie betrekking heeft op het primair verbruik. Ook vallen technieken zoals warmtepompen in de Nederlandse definitie wel, en in de Europese definitie niet onder hernieuwbaar. Het aandeel hernieuwbare energie volgens de Europese definities is daardoor niet exact te bepalen, maar ligt tussen 80% en 120% van de Nederlandse waarde. Het Europese besparingstempo is exclusief de energie-inzet in feedstocks, de Nederlandse inclusief. Het tempo volgens de Europese definitie ligt daardoor ca. 15% hoger De resultaten voor de trendanalyse Schoon en Zuinig zijn weliswaar gebaseerd op de beoordeling Schoon en Zuinig uit 2007, maar omvatten ook een actualisatie voor de elektriciteitssector. Op details, bijvoorbeeld het percentage hernieuwbaar, kunnen de getoonde waarden daardoor iets afwijken van de beoordeling. 10 Exclusief kosten en opbrengsten die voortkomen uit extra elektriciteitsexport. Deze zijn alleen te bepalen met analyse van de bijbehorende elektriciteitsprijzen. 11 Besparing conform Protocol Monitoring Energiebesparing, dus inclusief feedstocks. 12 Voor de vergelijkbaarheid van de reductie-inspanningen zijn de reducties exclusief het effect van nieuwe centrales en extra export beter bruikbaar. 13 De inzet van feedstocks is in Nederland vooral in de chemie groot. Op feedstock inzet is geen of weinig energiebesparing mogelijk. Een groot aandeel feedstock haalt het besparingstempo daardoor om als het wel mee telt in de besparingsberekening. 12 ECN-E

13 2.1.1 Bijdrage maatregelcategoriëen Tabel 2.2 Bijdrage aan BKG-emissiereductie per maatregelcategorie CA, alle doelen CA, BKG doel EC EU 20% EC EU 30% EU20 EU20 EU50 EU50 OBG Bsp HE CCS Overig Export De tabel toont de bijdrage per maatregelcategorie. De OBG-maatregelen leveren in alle gevallen een bijdrage van 6 à 7 Mton. De additionele bijdrage van besparingsmaatregelen is in alle gevallen substantieel, ook in CA BKG doel, waarin hiervoor geen expliciete doelstelling is.. Dit geldt niet voor hernieuwbare energie: zonder specifieke doelen hiervoor is de additionele bijdrage hiervan beperkt. CCS is aantrekkelijk vanaf een CO 2 -prijs tussen 20 en 40 /ton, mede afhankelijk van de precieze bron van de CO 2. De kosteneffectiviteit van een belangrijk deel ligt rond de 35 /ton CO 2, dus vlakbij de veronderstelde CDM/JI prijs. Door concurrentie met andere maatregelen kan de toepassing van CCS variëren, ook met dezelfde CO 2 -prijs. De categorie Overig bestaat vrijwel uitsluitend uit de extra nieuwbouw van elektriciteitscentrales 14. Omdat deze nieuwere centrales ten opzichte van het parkgemiddelde en de afgedankte centrales minder uitstoten, zijn ze behandeld als reductiemaatregel, hoewel ze tot een toename van de Nederlandse emissies leiden 15. De bijbehorende toename van de emissies wordt weer gecompenseerd via de post export. In alle vier de optimalisatievarianten is van dezelfde elektriciteitsexport uitgegaan. Dat de emissie-effecten toch verschillen, komt doordat deze berekend worden op basis van de gemiddelde emissiefactor van het afgedankte vermogen, en doordat het afgedankte vermogen in de vier varianten verschilt. De getoonde waarden hebben een dubbele betekenis: ze geven aan hoeveel minder de afname van de emissies in Nederland is door de extra export 16, maar ook wat bij benadering de afname in het buitenland is Kosten De kosten van de getoonde varianten zijn zeer onzeker, en hangen af van energieprijzen, prijsontwikkeling van technieken etc. Een andere belangrijke kanttekening bij de getoonde kosten is dat in sommige gevallen een beperkt aantal zeer dure maatregelen vereist kan zijn om aan een specifiek subdoel te voldoen. Een iets gunstiger ontwikkeling van het potentieel kan in zo'n geval de kosten fors om brengen. Dit is het geval als de kostencurve aan het einde steil om begint te lopen. Een groot deel van de kosten gaat dan samen met een klein deel van de effecten. 14 Alleen gascentrales. De toename van het kolenvermogen zit al in de GEHP baseline. 15 Dit is consistent met de manier waarop bijvoorbeeld WKK behandeld wordt. Ook hierbij is er lokaal een toename van de emissies. Toch wordt WKK als reductiemaatregel gezien omdat de emissies lager liggen dan het parkgemiddelde. 16 Anders geformuleerd: de getallen voor export geven aan wat de emissiereductie in Nederland ongeveer zou zijn geweest als het overschot aan elektriciteit niet voor de export, maar voor de afdanking van centrales zou zijn benut. ECN-E

14 Figuur 2.1 Kostencurves optimalisatievarianten Andersom is het zo dat het beleid in de praktijk niet in staat zal zijn om altijd eerst de toepassing van goedkopere maatregelen te realiseren, en pas daarna die van duurdere. Een optimalisatiemodel doet alsof dit wel mogelijk is, en geeft daarmee al gauw een onderschatting van de kosten zoals die in werkelijkheid op zullen treden. In de beleidvarianten zijn de ingeschatte beleidseffecten evenredig met de grootte van de technische potentiëlen verdeeld over de verschillende opties. Hierbij heeft dus helemaal geen kostenoptimalisatie plaatsgevonden, en dit resulteert eerder in een overschatting van de kosten. Slechts een deel van de kostenverschillen voert daarmee terug op een reële basis. Dit betekent dat de optimalisatievarianten onderling goed te vergelijken zijn, evenals de beleidsvarianten, maar dat vergelijking van beleidsvarianten met optimalisatievarianten slechts beperkt mogelijk is. Tabel 2.3 Kosten emissiereductie Kosten binnenlandse reductie CA, alle doelen CA, EC EU BKG doel 20% EC EU 30% EU20 EU20 EU50 EU50 [ /ton gemiddeld (binnenland)] [ /ton ETS] [ /ton niet-ets] Kosten incl buitenlandse reductie [ /ton gemiddeld] De tabel laat zien dat in de beleidsvarianten de kosten-effectiviteit van de toegepaste binnenlandse maatregelen in alle gevallen minder gunstig is dan in de optimalisatievarianten. Nog afgezien van de genoemde kanttekeningen is dit een logische uitkomst: bij beleidskeuzes spelen meer factoren een rol dan alleen de kosten, en dat kan betekenen dat ook duurdere maatregelen toegepast worden. Ook zijn in de praktijk de mogelijkheden beperkt om met beleid selectief alleen de goedkopere maatregelen te implementeren. Binnen de optimalisatievarianten is CA BKG doel, met kostenoptimale aankoop van buitenlandse emissiereducties qua kosten het gunstigst, met negatieve gemiddelde kosten. Het toelaten van nucleair leidt hierbij tot nog iets lagere kosten bij 5 à 6 Mton extra binnenlandse reducties. Aanvullende randvoorwaarden verhogen de kosten: Met de binnenlandse doelen voor hernieuwbare energie en niet-ets liggen de gemiddelde kostenniveaus voor binnenlandse reducties in EC EU 14 ECN-E

15 20% en 30% op 18 resp. 28 /ton CO 2. In EC EU 30%, met een doel voor de niet-ets sectoren van 26% (exclusief CDM/JI), ligt het kostenniveau vooral in de niet-ets sectoren veel hoger. De kostencurves laten duidelijk zien hoe de extra kosten ten opzichte van de CA BKG doel variant tot stand komen. Bij de variant CA, alle doelen worden extra binnenlandse maatregelen ingezet om de doelen voor hernieuwbare energie en besparing te halen, waarbij een wat groter deel van de extra kosten voor rekening komt van de hernieuwbare energie. Door deze maatregelen kan de aankoop van CDM/JI en ETS-rechten om, ook gaat het voor een kleiner deel ten koste van CCS in de elektriciteitsopwekking 17. De Europese doelen leiden tot extra inzet van duurzame energie om het doel van 14% finaal gebruik te halen (in primaire termen 17%); en minder buitenlandse emissiereductie. Ook is er extra inzet van besparingsmaatregelen in de niet-ets-sectoren; dit is echter pas substantieel bij de ambitieuzere doelen voor de niet-ets sectoren in EC EU 30%. Bij de Europese doelen gaat dit nog niet ten koste van CCS in de elektriciteitsopwekking. Figuur 2.2 Kostencurve CA, alle doelen 17 Dit hangt samen met de opgelegde randvoorwaarde van de constante export, bij meer export is er ruimte voor CCS naast extra hernieuwbaar en besparing in de opwekking. Naar verwachting zal een Nederlandse inzet op meer hernieuwbaar, besparing en CCS de concurrentiepositie van het Nederlandse park versterken, waardoor meer export waarschijnlijk is. ECN-E

16 Figuur 2.3 Kostencurve CA, BKG-doel Figuur 2.4 Kostencurve EC EU 20% 16 ECN-E

17 Figuur 2.5 Kostencurve EC EU 30% 2.2 NEC-stoffen De varianten verschillen onderling sterk in het aandeel van de binnenlandse reductiemaatregelen, en de neveneffecten op de NEC-stoffen NO x en SO 2 lopen daarom ook uiteen. Van de overige NEC-stoffen is slechts een klein deel energiegerelateerd, en zijn de neveneffecten minder belangrijk. De tabel geeft een overzicht van de absolute en relatieve emissiereducties van broeikasgassen en NEC-stoffen t.o.v. de uitstoot in GEHP Daarnaast laat de tabel ook de verhoudingsgetallen zien tussen relatieve NEC-reducties en BKG-reductie: de synergiefactor. Op basis hiervan blijkt alleen de invloed van BKG-maatregelen op de uitstoot van NO x en SO 2 voldoende relevant. Bij de andere NEC-stoffen is het grootste deel van de uitstoot niet gerelateerd aan energiegebruik. ECN-E

18 Tabel 2.4 Reductie emissies NEC en BKG Reductie (Mton BKG of kton NEC) CA, alle doelen CA, BKG doel EC EU 20% EC EU 30% EU20 EU20 EU50 EU50 [BKG] [NO x] 12,9 4,3 9,9 10,3 1,8 4,5 1,9 8,6 S[O 2] 4,1 2,3 3,4 2,7 1,1 2,7 2,5 5,9 [NMVOS] 1,4 1,4 1,4 1,4 0,4 0,5 0,4 0,4 [NH3] 0,2 0,2 0,2 0,2 0,0 0,0 0,0 0,0 [PM 10 ] 0,3 0,4 0,3 0,5 0,1 0,3 0,2 0,4 Reductie binnenlands (% t.o.v. GEHP 2020) [BKG] 24% 12% 21% 22% 7% 11% 12% 21% [NO x] 6% 2% 5% 5% 1% 2% 1% 4% [SO 2] 7% 4% 6% 5% 2% 5% 4% 10% [NMVOS] 1% 1% 1% 1% 0% 0% 0% 0% [NH3] 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% Fijn stof [PM 10 ] 1% 1% 1% 1% 0% 1% 1% 1% Reductie (%NEC/%BKG) [NO x] 0,25 0,16 0,22 0,21 0,12 0,18 0,08 0,19 [SO 2] 0,30 0,32 0,29 0,21 0,29 0,42 0,36 0,49 [NMVOS] 0,04 0,07 0,04 0,04 0,04 0,03 0,02 0,01 [NH3] 0,01 0,01 0,01 0,01 0,00 0,00 0,00 0,00 Fijn stof [PM 10 ] 0,03 0,09 0,04 0,06 0,06 0,06 0,05 0,05 Bij zowel NO x als SO 2 is er een sterke variatie in de synergie met de broeikasgasemissiereducties. De synergiefactor voor NO x ligt tussen 0,12 en 0,25. In additionele runs zonder elektriciteitsexport ligt de synergiefactor steeds rond of iets boven de 0,3. De belangrijkste oorzaak hiervoor is het grotere aandeel van de elektriciteitsopwekking in de binnenlandse BKG-emissiereductie. Bij SO 2 ligt de synergiefactor tussen 0,3 en 0,49. Er is geen duidelijk onderscheid in de gemiddelde score bij de beleidsvarianten of optimalisatievarianten, wel is de totale reductie gemiddeld kleiner bij de beleidsvarianten. Bepalend voor de synergie zijn de sluiting van kolencentrales en de toepassing van CCS bij kolencentrales. Vraagreductie, hernieuwbare elektriciteit en nieuw zuiniger vermogen geven ruimte voor zowel afdanking van centrales als voor extra elektriciteitsexport. Naarmate meer van de ruimte naar de export gaat wordt de binnenlandse emissiereductie van BKG NO x en SO 2 kleiner. Voor broeikasgassen is dit geen probleem: de extra emissies in Nederland vallen onder het ETS-plafond. Ze kunnen en moeten door extra aankoop van emissierechten gecompenseerd worden. Een dergelijke flexibiliteit bestaat niet bij de NEC-plafonds. De combinatie van flexibele doelen voor BKG en vaste doelen voor NEC-stoffen kan dus haalbaarheidsproblemen bij de doelen voor NO x en SO 2 veroorzaken. De BKG-doelen leggen immers geen beperkingen op aan de groei van de binnenlandse emissies. Sterker nog, sterker klimaatbeleid maakt elektriciteitsproductie in Nederland juist relatief aantrekkelijker (Seebregts et al, 2008), waardoor de binnenlandse emissies misschien zelfs toenemen of minder afnemen. Vanwege het meer regionale karakter van de NEC-problematiek is het logisch dat de NECdoelen niet zo flexibel ingevuld kunnen worden als de BKG-doelen. Wel kan sterker klimaatbeleid, dat de Nederlandse elektriciteitsexport aantrekkelijker maakt, een voordeel opleveren voor 18 ECN-E

19 het totaal van de regionale luchtkwaliteit van Nederland, Noordrijn-Westfalen en België. Dit komt doordat de maatregelen die onder invloed van het klimaatbeleid genomen worden, meer hernieuwbare elektriciteit en een besparing op de elektriciteitsvraag, zullen leiden tot minder fossiele opwekking van elektriciteit. Deze vermindering van de fossiele opwekking kan zowel binnen Nederland als in het (nabije) buitenland plaatsvinden. Dit is echter niet nader gekwantificeerd in deze studie. Tabel 2.5 geeft bij benadering aan hoeveel de extra elektriciteitsexport de emissiereducties in Nederland kleiner maakt. Dezelfde getallen zijn ook een ruwe indicatie van de emissiereducties die de extra elektriciteitsexport in het buitenland brengt. Hoewel de optimalisatievarianten allemaal van dezelfde export uitgaan, verschillen de emissie-effecten onderling toch door de verschillen in de afgedankte centrales. Tabel 2.5 Effect extra elektriciteitsexport op emissiereductie NO x en SO 2 CA, CA, EC EC alle doelen BKG doel EU 20% EU 30% EU20 EU20 EU50 EU50 [NO x] -9,0-8,5-8,7-8,6-7,2-7,9-14,6-10,6 [SO 2] -3,7 0,0-2,3-1,7-5,7-6,4-8,5-5,7 2.3 Buitenlands versus binnenland De varianten verschillen onder meer in de beperkingen op aankoop van emissiereducties in het buitenland. In CA alle doelen vast is de aankoop vastgelegd op 20 Mton, in CA BKG doel is de aankoop vrij, en in EC EU 20% en EC EU 30% is alleen de aankoop voor de niet-ets sectoren beperkt, zodanig dat een binnenlandse emissiereductie van 21 resp. 26% in deze sectoren noodzakelijk is. In de beleidsvarianten is de aankoop van buitenlandse reducties de restpost die nodig is om het doel van 30% te halen. Het kantelpunt tussen het nemen van binnenlandse maatregelen en de aankoop van rechten hangt uiteraard af van de CO 2 -prijs. Met subdoelen voor besparing en hernieuwbare energie of beperkingen op de aankoop van CDM/JI wordt een groter deel van het BKG-doel al binnenlands gerealiseerd. 2.4 Hernieuwbare energie De tabel geeft een overzicht van de ten opzichte van GEHP vermeden fossiele energie door hernieuwbare energiemaatregelen. Allereerst valt op dat de additionele bijdrage in CA BKG doel vrijwel verwaarloosbaar is. Biobrandstoffen In alle optimalisatievarianten, m.u.v. CA BKG doel is de inzet van biobrandstoffen vastgeprikt op 10% van de vraag naar transportbrandstoffen. Dit komt overeen met ongeveer 50 PJ vermeden fossiele energie. ECN-E

20 Tabel 2.6 Vermeden fossiel energiegebruik door hernieuwbare energie Additioneel vermeden fossiel CA, alle doelen CA, BKG doel EC EU 20% EC EU 30% EU20 EU20 EU50 EU50 Biobrandstoffen Zon Wind Warmte Biomassa Groen gas Wind Bij een separaat doel voor hernieuwbare energie behoort windenergie tot de meest kosteneffectieve maatregelen, met een bijdrage van PJ vermeden fossiel. Warmte Hernieuwbare warmte bestaat voornamelijk uit maatregelen in de gebouwde omgeving en uit de nieuwe kasconcepten in de glastuinbouw. De bijdrage in de optimalisatievarianten met een subdoel voor hernieuwbare energie is 35 à 41 PJ. Dit is iets hoger dan in de meeste beleidsvarianten. Biomassa De inzet van biomassa in de elektriciteitsopwekking is het meest kosteneffectief als bijstook of meestook in kolencentrales. De mogelijkheden hiervoor hangen af van het beschikbare kolenvermogen. Als door andere maatregelen kolencentrales verdrongen worden heeft dit ook consequenties voor de bij/meestook. In de EC EU 20% variant is de inzet van biomasa iets groter dan in EC EU 30%, doordat in de laatste het totaal energiegebruik lager is. Groen Gas Groen gas speelt alleen een rol van betekenis in CA vaste doelen, met het 20% doel voor hernieuwbaar. Groen gas omvat gas dat uit biomassa geproduceerd wordt via vergisting of vergassing (ref OD). Groen gas is in de berekeningen gerangschikt onder de gebouwde omgeving en de effecten tellen mee voor de niet-ets sector, vandaar ook de rol in de EC EU 20% en 30% varianten. 2.5 Optimalisatie versus beleid Bij een vergelijking van de optimalisatievarianten en de beleidsvarianten is het belangrijk om rekening te houden met de verschillen in de CO 2 -prijzen en in de mate van doelbereik. Deze verschillen beïnvloeden de resultaten. Verder is een belangrijke beperking van de beleidsvarianten dat niet bekend is van welke maatregelen precies de toepassing door beleid wordt bevorderd: De beleidsinschatting voor S&Z en de vertaling naar maatregelen in de Trendanalyse hebben daarvoor op een te geaggregeerd niveau plaatsgevonden. Dit betekent dat de beleidsvarianten mede daardoor vrijwel altijd minder gunstig uitvallen dan de optimalisatievarianten. Dit is een belangrijk voorbehoud bij de vergelijking, zoals al vermeld in Paragraaf Ondanks deze voorbehouden is het wel mogelijk om op onderdelen observaties te doen. Interessant is daarbij vooral in welke mate het beleid afwijkt van kostenoptimale keuzes. IJkpunten daarbij zijn de inzet van relatief goedkope categorieën van maatregelen, en de gemiddelde kosteneffectiviteit binnen een categorie. Dit laatste kan alleen goed vergeleken worden voor die gevallen waarin de totale reductie door een categorie ongeveer gelijk is. Waar het beleid sterk afwijkt van de kostenoptimale keuzes hoeft dit geen diskwalificatie van het beleid in te houden. Los van de genoemde voorbehouden zijn er andere gronden en verdedigbare overwegingen die 20 ECN-E

21 tot duurdere keuzes kunnen leiden. Voorbeelden zijn instrumenteerbaarheid, lange termijneffecten, juridische beperkingen etc. Slechts in een beperkt aantal gevallen lijkt het beleid duidelijk keuzes te maken voor maatregelen die niet kostenoptimaal zijn vanuit de achterliggende doelen. Een voorbeeld is de steun voor mestvergisting. In de meeste gevallen echter is in het werkprogramma niet voldoende duidelijk welke maatregelen door het beleid precies worden gestimuleerd om er harde conclusies over de kosten aan te kunnen koppelen. De tabel geeft een overzicht van BKG-reductie, kosten en kosteneffectiviteiten van de hoofdcategorieën van maatregelen. Reducties van maatregelen die leiden tot elektriciteitsexport zijn hierbij toegerekend aan Nederland. Tabel 2.7 Effecten [Mton] Kosten [mld ] Kosteneffectiviteit [ /ton CO 2 eq] Kosteneffectiviteit per maatregelcategorie CA, alle doelen CA, BKG doel EC EU 20% EC EU 30% EU20 EU20 EU50 EU50 Binnen lands OBG Bsp HE CCS Binnen 3,0-1,1 0,9 1,5 2,5 5,0 4,0 6,4 lands OBG 0,0 0,0 0,0 0,0 0,2 0,2 0,2 0,2 Bsp 0,2-1,3-1,1-0,3 1,4 3,1 2,3 3,9 HE 2,7 0,0 1,7 1,5 0,9 1,7 1,4 2,1 CCS 0,0 0,3 0,3 0,3 0,0 0,0 0,1 0,2 Binnen lands OBG Bsp HE CCS Binnenlands De inzet van binnenlandse maatregelen is bij de optimalisatievarianten vrijwel altijd hoger dan in de beleidsvarianten, tevens zijn de kosten lager. Dit betekent dat er maatregelen met relatief lage kosten minder worden benut in het Werkprogramma S&Z. Ook valt op, met het al genoemde voorbehoud van de beperkte vergelijkbaarheid, dat het werkprogramma relatief sterk inzet op dure besparingsmaatregelen, vooral in de gebouwde omgeving. OBG De effecten van OBG-maatregelen zijn in alle varianten ongeveer vergelijkbaar. Wel is de kosteneffectiviteit in de beleidsvarianten veel ongunstiger dan in de optimalisatievarianten. De oorzaak hiervan is duidelijk aan te wijzen: de inzet op co-vergisting van mest in de beleidvarianten. Besparing De bijdrage van besparingen ligt in de beleids- en optimalisatievarianten in ongeveer dezelfde range. Waar de totale bijdrage vrijwel vergelijkbaar is (EC EU 20% en TA20, en EC EU 30% en TA50 ), is het mogelijk om de gemiddelde kosteneffectiviteit zinvol te vergelijken. In beide gevallen is de kosteneffectiviteit in de beleidsvariant veel minder gunstig dan in de optimalisatievariant. Dit komt deels door de manier waarop de S&Z inschattingen naar opties zijn vertaald, maar het wordt ook veroorzaakt door de inzet van het beleid op relatief dure maatrege- ECN-E

22 len. Vooral de forse inzet op gebouwmaatregelen in de bestaande bouw drijft de gemiddelde kosten sterk op. Hernieuwbare energie De beleidsvarianten halen de doelen voor hernieuwbare energie niet. De gemiddelde kostenniveaus lopen niet heel sterk uiteen, behalve bij de EU-varianten. Doordat in het SDE aparte budgetten per techniek worden vastgesteld ligt het wel voor de hand dat de kosteneffectiviteit wat ongunstiger is dan in de optimalisatievarianten zoals ook het geval is. Het beleid haalt in de meest gunstige gevallen het Europese doel voor Nederland, maar een forsere beleidsinzet lijkt vereist om de doelen met zekerheid te halen. CCS CCS speelt in bijna alle optimalisatievarianten een belangrijker rol dan in de beleidsvarianten. Een sterkere inzet op CCS dan in het werkprogramma S&Z zou tot lagere kosten voor Nederland kunnen leiden bij een grotere emissiereductie. De kosteneffectiviteit binnen de categorie CCS verschilt niet veel tussen de optimalisatie en de beleidvarianten: Niet verwonderlijk, want het is vooral het ETS dat in de EU50 varianten leidt tot inzet van CCS. De kostprijs in de beleidvarianten is wel iets hoger doordat deze uitgaan van CCS bij opwekking, en dat is duurder dan de goedkoopste potentiëlen voor CCS bij de industriële procesemissies. Van de laatste is nog onduidelijk of deze onder het ETS vallen. De climate and energy package varianten Speciaal relevant voor het Nederlandse beleid zijn de varianten EC EU 20% en 30%, die aangeven hoe het optimale pakket er uitziet bij de realisatie van de Europese doelen. De EU50 beleidspakketten zitten qua realisatie dicht in de buurt van de EC EU-pakketten. Ook de samenstelling van de maatregelpakketten wijkt niet heel sterk af van die van de EC varianten. 22 ECN-E

23 Referenties CPB/MNP/RPB (2006): Welvaart en leefomgeving, incl. achtergronddocument. Centraal Planbureau/Milieu- en Natuurplanbureau/Ruimtelijk Planbureau, Den Haag/Bilthoven. Daniëls, B.W. & J.C.M. Farla (coörd.) (2006): Potentieelverkenning klimaatdoelstellingen en energiebesparing tot Analyses met het Optiedocum e nt ene r gie en emissies 2010/2020. ECN/MNP, ECN-C /MNP , Petten/Bilthoven, januari Daniëls, B.W., A.J. Seebregts, P. Kroon (2008): Trendanalyse Luchtverontreiniging - De effecten van het werkprogramma Schoon en Zuinig op de uitstoot van luchtverontreinigende stiffen, ECN-E , ECN, Petten, maart Daniëls, B.W., Y.H.A. Boerakker, A.J. van der Welle, W. Wetzels (2007): High-efficiency cogeneration and overview of recent developments. ECN-E , in voorbereiding. Dril, A.W.N. van & H.E. Elzenga (coörd.) (2005): Referentieramingen energie en emissies ECN-C , Petten/Bilthoven, maart EC (2008a): Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ten einde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten van de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden, COM (2008) 16 definitief. Europese Commissie (EC), Brussel. EC (2008b): Voorstel voor een beschikking van het Europese Parlement en de Raad inzake de inspanningen van de lidstaten om hun broeikasgasemissies terug te dringen om aan de verbintenissen van de Gemeenschap op het gebied van het terugdringen van broeikasgassen tot 2020 te voldoen, COM (2008) 17 definitief. Europese Commissie (EC), Brussel. EC (2008c): Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen, COM (2008) 19 definitief. Europese Commissie (EC), Brussel. EC (2008d): Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot wijziging van de Richtlijnen 85/337/EEG en 96/61/EG van de Raad, de Richtlijnen 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG en 2006/12/EG en Verordening (EG) nr. 1013/2006, COM (2008) 18 definitief. Europese Commissie (EC), Brussel. EC (2008e): Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Steun voor demonstratie in een vroeg stadium van duurzame electriciteitsproductie met behulp van fossiele brandstoffen, COM (2008) 13 definitief. Europese Commissie (EC), Brussel. EC (2008f): Community guidelines on state aid for environmental protection (2008/C 82/01). Europese Commissie (EC), Brussel. IEA (2007): Energy Policies of IEA Countries of IEA, Germany Review, Paris, July 2007 Menkveld, M., Dril, A.W.N. van, Daniëls, B.W., Tilburg, X. van, Lensink, S.M., Seebregts, A.J., Kroon, P., Uyterlinde, M.A., Boerakker, Y.H.A., Tigchelaar, C., Zeijts, H. van, Peek, C.J. (2007): Beoordeling werkprogramma Schoon en Zuinig. ECN-E , ECN, Petten, september PBL (2009): Schoon en Zuinig in breder perspectief; De effecten op het luchtbeleid en de betekenis op lange termijn. PBL/ECN, PBL publicatienummer , Bilthoven. ECN-E

De voortgang van het Nederlandse energie- en klimaatbeleid

De voortgang van het Nederlandse energie- en klimaatbeleid De voortgang van het Nederlandse energie- en klimaatbeleid Wouter Wetzels Presentatie voor het HVC Innovatieplatform, 15 juli 2010, Petten www.ecn.nl Werkprogramma Schoon en Zuinig Doelen van het kabinet

Nadere informatie

Het huidige beleidstekort: er moeten nog heel wat tandjes bij. Ton van Dril 10 september 2009

Het huidige beleidstekort: er moeten nog heel wat tandjes bij. Ton van Dril 10 september 2009 Het huidige beleidstekort: er moeten nog heel wat tandjes bij Ton van Dril 1 september 29 Coalitieakkoord februari 27: 3% Broeikasgasreductie ten opzichte van 199 2% Aandeel duurzame energie in 22 2% Energie-efficiencyverbetering

Nadere informatie

Externe notitie. Petten, 8 juli Cees Volkers Wouter Wetzels. Afdeling Policy Studies ECN-N Van

Externe notitie. Petten, 8 juli Cees Volkers Wouter Wetzels. Afdeling Policy Studies ECN-N Van Externe notitie Petten, 8 juli 2013 Afdeling Policy Studies ECN-N--13-028 Van Cees Volkers Wouter Wetzels Onderwerp Nieuwste inzichten Nederlands gasverbruik Inleiding ECN Policy Studies voert regelmatig

Nadere informatie

Provinciaal klimaat- en energiebeleid: doelen, emissies, maatregelen. Robert Koelemeijer - PBL

Provinciaal klimaat- en energiebeleid: doelen, emissies, maatregelen. Robert Koelemeijer - PBL Provinciaal klimaat- en energiebeleid: doelen, emissies, maatregelen. Robert Koelemeijer - PBL Doelstellingen - Mondiaal Parijs-akkoord: Well below 2 degrees. Mondiaal circa 50% emissiereductie nodig in

Nadere informatie

1. Inleiding. Notitie Amsterdam, 8 december 2016

1. Inleiding. Notitie Amsterdam, 8 december 2016 Notitie Amsterdam, 8 december 2016 Afdeling Policy Studies Van Aan Koen Smekens, Paul Koutstaal Gijs Zeestraten (Ministerie van Economische Zaken) Kopie Onderwerp Gevolgen van scenario s uitfasering kolencentrales

Nadere informatie

Trendanalyse Luchtverontreiniging

Trendanalyse Luchtverontreiniging Trendanalyse Luchtverontreiniging De effecten van het werkprogramma Schoon en Zuinig op de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen B.W. Daniëls A.J. Seebregts P. Kroon ECN-E--08-002 Mei 2008 Verantwoording

Nadere informatie

Schoon en Zuinig in breder perspectief De effecten op het luchtbeleid en de betekenis voor de lange termijn

Schoon en Zuinig in breder perspectief De effecten op het luchtbeleid en de betekenis voor de lange termijn Schoon en Zuinig in breder perspectief De effecten op het luchtbeleid en de betekenis voor de lange termijn Beleidsstudies Schoon en Zuinig in breder perspectief De effecten op het luchtbeleid en de betekenis

Nadere informatie

Kernenergie & Brandstofmix Effecten vier kernenergiescenario s uit EZ s Energierapport 2008 Ad Seebregts, ECN Beleidsstudies

Kernenergie & Brandstofmix Effecten vier kernenergiescenario s uit EZ s Energierapport 2008 Ad Seebregts, ECN Beleidsstudies Kernenergie & Brandstofmix Effecten vier kernenergiescenario s uit EZ s Energierapport 2008 Ad Seebregts, ECN Beleidsstudies 2 (Nieuw) kern in de media diverse stakeholders Rapport Kernenergie & Brandstofmix

Nadere informatie

Schoner en zuiniger CO 2 ambitie verkeer & vervoer

Schoner en zuiniger CO 2 ambitie verkeer & vervoer Schoner en zuiniger CO 2 ambitie verkeer & vervoer Martine Uyterlinde, ECN Beleidsstudies, 14 mei 2007 www.ecn.nl Coalitieakkoord Onze ambitie is dat Nederland de komende kabinetsperiode grote stappen

Nadere informatie

Verkenning potentieel en kosten van klimaat en energiemaatregelen voor Schoon en Zuinig

Verkenning potentieel en kosten van klimaat en energiemaatregelen voor Schoon en Zuinig Verkenning potentieel en kosten van klimaat en energiemaatregelen voor Schoon en Zuinig M. Menkveld 1 R.A. van den Wijngaart 2 (ed.) 1 Energieonderzoek Centrum Nederland 2 Milieu- en Natuurplanbureau ECN-E--07-032

Nadere informatie

WKK: de energiebesparingtechnologie bij uitstek!

WKK: de energiebesparingtechnologie bij uitstek! WKK: de energiebesparingtechnologie bij uitstek! Deze notitie belicht puntsgewijs de grote rol van WKK bij energiebesparing/emissiereductie. Achtereenvolgens worden de volgende punten besproken en onderbouwd:

Nadere informatie

HET EFFECT OP HET NEDERLANDSE ENERGIEVERBRUIK VAN MAATREGELPAKKETTEN VOOR 49% EMISSIEREDUCTIE VAN BROEIKASGASSEN

HET EFFECT OP HET NEDERLANDSE ENERGIEVERBRUIK VAN MAATREGELPAKKETTEN VOOR 49% EMISSIEREDUCTIE VAN BROEIKASGASSEN HET EFFECT OP HET NEDERLANDSE ENERGIEVERBRUIK VAN MAATREGELPAKKETTEN VOOR 49% EMISSIEREDUCTIE VAN BROEIKASGASSEN Notitie Bert Daniëls en Michiel Hekkenberg 19 april 2018 Colofon Het effect op het Nederlandse

Nadere informatie

Impact analyse: ambitie elektrisch transport

Impact analyse: ambitie elektrisch transport Impact analyse: ambitie elektrisch transport ad-hoc verzoek EL&I 29 maart 211, ECN-L--11-27, C. Hanschke www.ecn.nl Scope en aanpak impact analyse 1.8.6.4.2 Groeiambitie Elektrische auto's [mln] 215 22

Nadere informatie

Wie betaalt de rekening van de energietransitie?

Wie betaalt de rekening van de energietransitie? Wie betaalt de rekening van de energietransitie? Symposium KVGN 17 november 2016 Ron Wit Ron.Wit@eneco.com Overzicht presentatie 1. Ontwikkeling broeikasgassen in Nederland 2. Ontwikkeling integrale kosten

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid op weg naar 2020 Nr. 133 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR

Nadere informatie

Referentieraming energie en emissies Bijeenkomst 6C

Referentieraming energie en emissies Bijeenkomst 6C Referentieraming energie en emissies 2010 Bijeenkomst 6C 02-02-2010 Overzicht 2 Hoe ver zijn we? Doelen S&Z nationaal Taakstellingen en realisaties Beleidstekorten en aanvullend beleid Hernieuwbare energie

Nadere informatie

Perspectief voor klimaat neutraal en hernieuwbaar gas

Perspectief voor klimaat neutraal en hernieuwbaar gas Perspectief voor klimaat neutraal en hernieuwbaar gas Aardgas als transitiebrandstof of transitie van een brandstof? Marcel Weeda, ECN AkzoNobel Center, Amsterdam VEMW seminar, 22 april 2016 www.ecn.nl

Nadere informatie

Technisch-economische scenario s voor Nederland. Ton van Dril 20 mei 2015

Technisch-economische scenario s voor Nederland. Ton van Dril 20 mei 2015 Technisch-economische scenario s voor Nederland Ton van Dril 20 mei 2015 Overzicht Energieplaatje in historisch perspectief Hoeveel en hoe gebruiken we energie? Wat gebeurt er met verbruik en uitstoot

Nadere informatie

Het Energieakkoord: wat gaat het betekenen? Opzet, werkwijze Hoofdlijnen van de doorrekening Hernieuwbare energie Marc Londo Den Haag, 2 oktober

Het Energieakkoord: wat gaat het betekenen? Opzet, werkwijze Hoofdlijnen van de doorrekening Hernieuwbare energie Marc Londo Den Haag, 2 oktober Het Energieakkoord: wat gaat het betekenen? Opzet, werkwijze Hoofdlijnen van de doorrekening Hernieuwbare energie Marc Londo Den Haag, 2 oktober Opzet, werkwijze Uitgangspunten doorrekening Effecten akkoord

Nadere informatie

De analyse van het regeerakkoord in het licht van Europese afspraken leidt tot de volgende bevindingen:

De analyse van het regeerakkoord in het licht van Europese afspraken leidt tot de volgende bevindingen: Vestiging Den Haag Aan de Secretaris-generaal van het Ministerie van VROM, ir. J. van der Vlist Postbus 20951 2500 EZ DEN HAAG Postbus 30314 2500 GH Den Haag Oranjebuitensingel 6 2511 VE Den Haag Tel (070)

Nadere informatie

Samenvatting. Belangrijkste bevindingen

Samenvatting. Belangrijkste bevindingen Samenvatting In dit rapport beoordeelt het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) of de milieudoelen gesteld voor 2010 en voor de periode daarna bereikt worden. De informatie in deze rapportage is mede

Nadere informatie

Beoordeling Klimaatbegroting GroenLinks 2010

Beoordeling Klimaatbegroting GroenLinks 2010 Quick assessment van de effecten op klimaat en hernieuwbare energie in 2020 Martijn Verdonk Inhoudsopgave 2 Inleiding Aanpak Resultaten Doelbereiking klimaat Kanttekening bij doelbereiking Conclusies Beoordeling

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den Haag Postadres Postbus 20401

Nadere informatie

Beleid dat warmte uitstraalt. Van warmteopties voor klimaatverbetering naar klimaatverbetering voor warmteopties

Beleid dat warmte uitstraalt. Van warmteopties voor klimaatverbetering naar klimaatverbetering voor warmteopties Beleid dat warmte uitstraalt Van warmteopties voor klimaatverbetering naar klimaatverbetering voor warmteopties Doelen rijksoverheid voor 2020 Tempo energiebesparing 2 % per jaar Aandeel duurzaam in totale

Nadere informatie

Bijlage 1: klimaatdoelstellingen & ambities

Bijlage 1: klimaatdoelstellingen & ambities Bijlage 1: klimaatdoelstellingen & ambities Mondiale ambities In 1992 is in Rio de Janeiro in het VN-Klimaatverdrag de doelstelling vastgelegd om de concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer te

Nadere informatie

Europese CO 2 -emissiehandel Op zoek naar Synergie

Europese CO 2 -emissiehandel Op zoek naar Synergie Europese CO 2 -emissiehandel Op zoek naar Synergie Bert Daniëls, Remko Ybema www.ecn.nl (On)zin? Een nieuwe kerncentrale leidt niet tot een daling van de Nederlandse CO 2 -emissies meer windenergie ook

Nadere informatie

Verkenning Schoon en Zuinig

Verkenning Schoon en Zuinig Verkenning Schoon en Zuinig Effecten op energiebesparing, hernieuwbare energie en uitstoot van broeikasgassen A.W.N. van Dril (coörd.) ECN-E--09-022 April 2009 Verantwoording Het project Verkenning Schoon

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den Haag Postadres Postbus 20401

Nadere informatie

Warmtetransitie en het nieuwe kabinet. Nico Hoogervorst

Warmtetransitie en het nieuwe kabinet. Nico Hoogervorst Warmtetransitie en het nieuwe kabinet Nico Hoogervorst 24 november 2017 Regeerakkoord Rutte III (2017 - ) Opmerkelijk: Lange formatie Klimaat-minister op EZ Duurzaam = klimaatbescherming Milieubescherming

Nadere informatie

Beoordeling werkprogramma Schoon en Zuinig

Beoordeling werkprogramma Schoon en Zuinig Beoordeling werkprogramma Schoon en Zuinig Effecten op energiebesparing, hernieuwbare energie en uitstoot van broeikasgassen M. Menkveld (ed.) In samenwerking met MNP ECN-E--07-067 September 2007 Verantwoording

Nadere informatie

Draagvlak bij burgers voor duurzaamheid. Corjan Brink, Theo Aalbers, Kees Vringer

Draagvlak bij burgers voor duurzaamheid. Corjan Brink, Theo Aalbers, Kees Vringer Draagvlak bij burgers voor duurzaamheid Corjan Brink, Theo Aalbers, Kees Vringer Samenvatting Burgers verwachten dat de overheid het voortouw neemt bij het aanpakken van duurzaamheidsproblemen. In deze

Nadere informatie

Verbruik van duurzame energie,

Verbruik van duurzame energie, Indicator 28 april 2009 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Het aandeel duurzaam in het binnenlandse

Nadere informatie

Het Energiebeleid van komende jaren. dr.j.a. Vijlbrief DG Energie, Telecom en Markten

Het Energiebeleid van komende jaren. dr.j.a. Vijlbrief DG Energie, Telecom en Markten Het Energiebeleid van komende jaren dr.j.a. Vijlbrief DG Energie, Telecom en Markten Opbouw Ambities en hoofdlijnen Ontwikkelingen in het energieveld Keuzes van het kabinet Ambitie Regeerakkoord: 1. Minder

Nadere informatie

CO 2 -PRIJS EN VEILINGOPBRENGSTEN IN DE NATIONALE ENERGIEVERKENNING 2015

CO 2 -PRIJS EN VEILINGOPBRENGSTEN IN DE NATIONALE ENERGIEVERKENNING 2015 CO 2 -PRIJS EN VEILINGOPBRENGSTEN IN DE NATIONALE ENERGIEVERKENNING 2015 Achtergronden bij de projecties PBL-notitie Corjan Brink 6 oktober 2015 PBL-publicatienummer: 1900 Colofon CO 2 -PRIJS EN VEILINGOPBRENGSTEN

Nadere informatie

Auteurs:E. Benz, C. Hewicker, N. Moldovan, G. Stienstra, W. van der Veen

Auteurs:E. Benz, C. Hewicker, N. Moldovan, G. Stienstra, W. van der Veen 30920572-Consulting 10-0198 Integratie van windenergie in het Nederlandse elektriciteitsysteem in de context van de Noordwest Europese elektriciteitmarkt Eindrapport Arnhem, 12 april 2010 Auteurs:E. Benz,

Nadere informatie

Grootschalige introductie van micro wkk systemen. Harm Jeeninga ECN Beleidsstudies

Grootschalige introductie van micro wkk systemen. Harm Jeeninga ECN Beleidsstudies Grootschalige introductie van micro wkk systemen Harm Jeeninga ECN Beleidsstudies jeeninga@ecn.nl Micro wkk een controversieel onderwerp? De discussie rondom het nut van micro wkk wordt niet altijd niet

Nadere informatie

Circulair Congres TKI-BBE Ronald Zwart, Platform Bio-Energie 08 mei 2019

Circulair Congres TKI-BBE Ronald Zwart, Platform Bio-Energie 08 mei 2019 De Toekomst van Bio-energie Circulair Congres TKI-BBE Ronald Zwart, Platform Bio-Energie 08 mei 2019 De Toekomst van Bio-energie Bio-energie is vandaag de belangrijkste bron van hernieuwbare energie in

Nadere informatie

EnergyNL2050, een serie van 4 bijeenkomsten, Korte uitleg over de bijeenkomsten. KIVI-E/USI energynl2050 UvU 13 /10/16

EnergyNL2050, een serie van 4 bijeenkomsten, Korte uitleg over de bijeenkomsten. KIVI-E/USI energynl2050 UvU 13 /10/16 EnergyNL2050, een serie van 4 bijeenkomsten, 2016-2017 Korte uitleg over de bijeenkomsten KIVI-E/USI energynl2050 UvU 13 /10/16 EnergyNL2050, een serie van 4 bijeenkomsten, 2016-2017 (1) Organisatie: KIVI

Nadere informatie

Certificering budgettaire raming Wet minimum CO₂prijs

Certificering budgettaire raming Wet minimum CO₂prijs Certificering budgettaire raming Wet minimum CO₂prijs elektriciteitsopwekking Deze publicatie certificeert de raming van de opbrengst van een nationale CO₂minimumprijs voor elektriciteitsopwekking in de

Nadere informatie

Energie voor morgen, vandaag bij GTI

Energie voor morgen, vandaag bij GTI Energie voor morgen, vandaag bij GTI Jet-Net docentendag 5 juni 2008 GTI. SMART & INVOLVED GTI is in 2009 van naam veranderd: GTI heet nu Cofely SLIMME ENERGIENETWERKEN, NU EN MORGEN 2008 2010 Centrale

Nadere informatie

Op weg naar een duurzame energievoorziening in Mark Dierikx Directeur Generaal Energie, Telecom en Mededinging

Op weg naar een duurzame energievoorziening in Mark Dierikx Directeur Generaal Energie, Telecom en Mededinging Op weg naar een duurzame energievoorziening in 2050 Mark Dierikx Directeur Generaal Energie, Telecom en Mededinging Inhoudsopgave I. Mondiale ontwikkelingen II. Europese kaders III. Nationale inzet 2 I.

Nadere informatie

Tabellenbijlage. Michiel Hekkenberg (ECN) Martijn Verdonk (PBL) (projectcoördinatie) Oktober 2014 ECN-O--14-052

Tabellenbijlage. Michiel Hekkenberg (ECN) Martijn Verdonk (PBL) (projectcoördinatie) Oktober 2014 ECN-O--14-052 Tabellenbijlage Michiel Hekkenberg (ECN) Martijn Verdonk (PBL) (projectcoördinatie) Oktober 2014 ECN-O--14-052 Verantwoording Dit rapport is de tabellenbijlage bij de Nationale Energieverkenning 2014 verschenen

Nadere informatie

Actualisatie Optiedocument 2010

Actualisatie Optiedocument 2010 Actualisatie Optiedocument 2010 RR2010-SV en NREAP K.E.L. Smekens P. Kroon A.J. Plomp ECN-E--11-023 Augustus 2011 Verantwoording Dit rapport beschrijft de resultaten, en van de werkzaamheden daartoe leidend,

Nadere informatie

Onderzoek kosten actualisatie BEES B Pieter Kroon/Wouter Wetzels; ECN Beleidsstudies

Onderzoek kosten actualisatie BEES B Pieter Kroon/Wouter Wetzels; ECN Beleidsstudies Onderzoek kosten actualisatie BEES B Pieter Kroon/Wouter Wetzels; ECN Beleidsstudies Ten behoeve van doelgroepen overleg VROM maart 2008 www.ecn.nl Inhoud 1. Nederlandse situatie 2. Positie BEES B ten

Nadere informatie

Milieu-actualiteit NON-ETS. 3 mei 2018

Milieu-actualiteit NON-ETS. 3 mei 2018 Milieu-actualiteit NON-ETS 3 mei 2018 Europees beleid NON-ETS sectoren (effort sharing regulation) Welke doelstellingen 2021-2030? Europese doelstellingen 2030 (tov 2005) - 40 % BKG emissies - 30 % voor

Nadere informatie

Verbruik van duurzame energie,

Verbruik van duurzame energie, Indicator 15 december 2009 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Het aandeel duurzaam in het

Nadere informatie

Monitor Schoon en Zuinig

Monitor Schoon en Zuinig Monitor Schoon en Zuinig Actuele stand van zaken 2008 Den Haag, 13 mei 2009 www.ecn.nl Overzicht Monitor Schoon en Zuinig: doel en kader Opzet monitor en stand van zaken 2008: - Doelgrootheden - Effecten

Nadere informatie

ECN Beleidsstudies ECN-BS--08-028 17 september 2008. Kosten van elektriciteitsopwekking

ECN Beleidsstudies ECN-BS--08-028 17 september 2008. Kosten van elektriciteitsopwekking ECN Beleidsstudies ECN-BS--08-028 17 september 2008 Notitie: Kosten van elektriciteitsopwekking De kosten en onzekerheden van kernenergie en andere CO 2 -emissiereducerende technieken voor grootschalige

Nadere informatie

Profiel- en onbalans kosten (gemiddelde 2015-2029) [ /kwh]

Profiel- en onbalans kosten (gemiddelde 2015-2029) [ /kwh] Notitie Petten, 15 december 2014 Afdeling Policy Studies Van Aan Carolien Kraan, Sander Lensink S. Breman-Vrijmoed (Ministerie van Economische Zaken) Kopie Onderwerp Basisprijzen SDE+ 2015 Samenvatting

Nadere informatie

Energie: inleiding en beleid Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (

Energie: inleiding en beleid Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving ( Indicator 11 augustus 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Energiedragers De economie

Nadere informatie

Welke hernieuwbare energie in 2020?

Welke hernieuwbare energie in 2020? Welke hernieuwbare energie in 2020? Waar staan we en wat is de verwachting? Het aandeel hernieuwbare energie van het totaal energetisch eindgebruik groeide van 2000 1,4% via 2,3% in 2005 tot 4,3% in 2011

Nadere informatie

Wat vraagt de energietransitie in Nederland?

Wat vraagt de energietransitie in Nederland? Wat vraagt de energietransitie in Nederland? Jan Ros Doel/ambitie klimaatbeleid: Vermindering broeikasgasemissies in 2050 met 80 tot 95% ten opzichte van 1990 Tussendoelen voor broeikasgasemissies Geen

Nadere informatie

Kansen voor warmte. Frans Rooijers Lustrumcongres Stichting Warmtenetwerk, 13-2-2014

Kansen voor warmte. Frans Rooijers Lustrumcongres Stichting Warmtenetwerk, 13-2-2014 Kansen voor warmte Frans Rooijers Lustrumcongres Stichting Warmtenetwerk, 13-2-2014 Centrale boodschap Er is een groot potentieel aan duurzame warmte en warmtebesparing in Nederland beschikbaar. Per situatie

Nadere informatie

ETS in het SER- Energieakkoord

ETS in het SER- Energieakkoord PBL-Notitie ETS in het SER- Energieakkoord Macro-economische doorrekening met WorldScan Corjan Brink (corjan.brink@pbl.nl) 4 september 2013 Publicatienummer 1213 Pagina 1 van 9 Samenvatting Het Nationaal

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 193 Parlementair onderzoek Kosten en effecten klimaat- en energiebeleid Nr. 7 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU EN

Nadere informatie

Hernieuwbare energie: noodzaak, visie op 2050 en beleid

Hernieuwbare energie: noodzaak, visie op 2050 en beleid Hernieuwbare energie: noodzaak, visie op 2050 en beleid Remko Ybema Lezing Den Bosch 12 oktober 2010 www.ecn.nl Inhoud Noodzaak van duurzame energie Een duurzame energievoorziening in 2050 Doelen van het

Nadere informatie

Beleidsmix Op zoek naar een optimale beleidsmix. Robert Koelemeijer, PBL

Beleidsmix Op zoek naar een optimale beleidsmix. Robert Koelemeijer, PBL Beleidsmix 2030 Op zoek naar een optimale beleidsmix Robert Koelemeijer, PBL 1 Introductie Politieke ambitie om opwarming aarde te beperken tot 2 graden Routekaarten en strategische documenten Europese

Nadere informatie

Hét groene energieplan voor Nederland

Hét groene energieplan voor Nederland Hét groene energieplan voor Nederland Doelen Green4sure Ontwikkeling pakket instrumenten en strategie voor reductie van 50% broeikasgassen in 2030. Verbeteren energievoorzieningzekerheid Tonen baten en

Nadere informatie

Klimaatbeleid en hernieuwbare energie: het EU pakket voor Ger Klaassen DG Milieu Europese Commissie

Klimaatbeleid en hernieuwbare energie: het EU pakket voor Ger Klaassen DG Milieu Europese Commissie Klimaatbeleid en hernieuwbare energie: het EU pakket voor 22 Ger Klaassen DG Milieu Europese Commissie Overzicht Lange termijn visie en doelstellingen 22 Het EU pakket voor 22 Gevolgen van het pakket Lange

Nadere informatie

Energiebesparing in Nederland,

Energiebesparing in Nederland, Indicator 29 juni 2011 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Het energiebesparingtempo in Nederland

Nadere informatie

Effecten van het vervroegd sluiten van de Nederlandse kolencentrales

Effecten van het vervroegd sluiten van de Nederlandse kolencentrales Effecten van het vervroegd sluiten van de Nederlandse kolencentrales Marit van Hout Paul Koutstaal Oktober 2015 ECN-E--15-064 Verantwoording Deze studie is uitgevoerd in opdracht van DELTA NV. Namens de

Nadere informatie

Rol van WKK in een toekomstige Nederlandse energievoorziening:

Rol van WKK in een toekomstige Nederlandse energievoorziening: Rol van WKK in een toekomstige Nederlandse energievoorziening: Betaalbaar & betrouwbaar? Robert Harmsen ECN Beleidsstudies COGEN Symposium Zeist 22 oktober 2004 Een blik naar de toekomst (1) Four Futures

Nadere informatie

Effecten en kosten van een kolenexit versus schone kolencentrales Bezinningsgroep energie 28 juni 2016

Effecten en kosten van een kolenexit versus schone kolencentrales Bezinningsgroep energie 28 juni 2016 Effecten en kosten van een kolenexit versus schone kolencentrales Bezinningsgroep energie 28 juni 2016 Ron.wit@eneco.com Overzicht presentatie 1. Ontwikkeling aandeel kolenstroom in Nederland 2. Effecten

Nadere informatie

De Energietransitie van de Elektriciteitsproductie

De Energietransitie van de Elektriciteitsproductie De Energietransitie van de Elektriciteitsproductie door Adriaan Wondergem 6 october 2010 De Energietransitie van de Elektriciteitsproductie van 2008 tot 2050. De kernvragen zijn: Hoe ziet een (bijna) CO2-loze

Nadere informatie

PROJECTIE ETS-PRIJS VOLGENS UITGANGSPUNTEN CONCEPT WETVOORSTEL MINIMUM CO2-PRIJS ELEKTRICITEITSPRODUCTIE

PROJECTIE ETS-PRIJS VOLGENS UITGANGSPUNTEN CONCEPT WETVOORSTEL MINIMUM CO2-PRIJS ELEKTRICITEITSPRODUCTIE PROJECTIE ETS-PRIJS VOLGENS UITGANGSPUNTEN CONCEPT WETVOORSTEL MINIMUM CO2-PRIJS ELEKTRICITEITSPRODUCTIE Notitie Corjan Brink 15 november 2018 Colofon Projectie ETS-prijs volgens uitgangspunten concept

Nadere informatie

CPB Notitie. Inleiding. WLO 2015 Klimaat en Energie. Jesse Klaver en Diederik Samson

CPB Notitie. Inleiding. WLO 2015 Klimaat en Energie. Jesse Klaver en Diederik Samson CPB Notitie Aan: Jesse Klaver en Diederik Samson Centraal Planbureau Van Stolkweg 14 Postbus 80510 2508 GM Den Haag T (070)3383 380 I www.cpb.nl Contactpersoon J.C. Bollen Datum: 7 maart 2016 Betreft:

Nadere informatie

Potentieelverkenning klimaatdoelstellingen en energiebesparing tot 2020

Potentieelverkenning klimaatdoelstellingen en energiebesparing tot 2020 Potentieelverkenning klimaatdoelstellingen en energiebesparing tot 2020 Analyses met het Optiedocument energie en emissies 2010/2020 B.W. Daniëls 1 J.C.M. Farla 2 (coörd.) 1 Energieonderzoek Centrum Nederland

Nadere informatie

Klimaatverandering: beleid Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (

Klimaatverandering: beleid Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving ( Indicator 14 november 2006 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. In het Kyoto-protocol en het

Nadere informatie

Verbruik van duurzame energie,

Verbruik van duurzame energie, Indicator 21 mei 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Het aandeel duurzaam in het binnenlandse

Nadere informatie

Bijlage 1: Berekening realisatie 9% duurzaam in 2010

Bijlage 1: Berekening realisatie 9% duurzaam in 2010 Bijlage 1: Berekening realisatie 9% duurzaam in 2010 Toelichting bij de doelstelling van 9% duurzame elektriciteit: - De definitie van de 9% doelstelling is conform de EU richtlijn duurzame elektriciteit

Nadere informatie

NL In verscheidenheid verenigd NL. Amendement. Julia Reid namens de EFDD-Fractie

NL In verscheidenheid verenigd NL. Amendement. Julia Reid namens de EFDD-Fractie 13.6.2017 A8-0208/50 50 Overweging 1 (1) Wat de reductie van de in de EU uitgestoten broeikasgassen betreft, schaarde de Europese Raad zich in zijn conclusies van 23-24 oktober 2014 over het kader voor

Nadere informatie

Actualisatie referentieramingen

Actualisatie referentieramingen Actualisatie referentieramingen Energie en emissies 2008-2020 B.W. Daniëls (ECN) C.W.M. van der Maas (ed) (PBL) ECN-E--09-010 Augustus 2009 Verantwoording Dit rapport is geschreven in opdracht van en in

Nadere informatie

Presentatie Nieuwe energie voor het klimaat

Presentatie Nieuwe energie voor het klimaat Presentatie Nieuwe energie voor het klimaat WERKPROGRAMMA SCHOON EN ZUINIG en WKK Pieter Boot Inhoud 1. Waarom Schoon en Zuinig? 2. Welke doelen? 3. Hoe groot is de trendbreuk? 4. Hoofdlijnen gevolgde

Nadere informatie

Van Kyoto via Den Haag naar Groningen

Van Kyoto via Den Haag naar Groningen Van Kyoto via Den Haag naar Groningen Beschrijving van de CO 2 emissie en overige broeikasgassen in de Provincie Groningen en de CO 2 effecten van de potentieelstudie 9 september 2003 Opgesteld door: KNN

Nadere informatie

Monitor energie en emissies Drenthe

Monitor energie en emissies Drenthe Monitor energie en emissies Drenthe 2012-2015 - november 2017 www.ecn.nl Monitor energie en emissies Drenthe 2012-2015 Deze monitor sluit aan op de notitie Energie en emissies Drenthe 2020, 2023 en 2030

Nadere informatie

Samenvatting. A. van Leeuwenhoeklaan MA Bilthoven Postbus BA Bilthoven KvK Utrecht T

Samenvatting. A. van Leeuwenhoeklaan MA Bilthoven Postbus BA Bilthoven   KvK Utrecht T A. van Leeuwenhoeklaan 9 3721 MA Bilthoven Postbus 1 3720 BA Bilthoven www.rivm.nl KvK Utrecht 30276683 T 030 274 91 11 info@rivm.nl Uw kenmerk Gevoeligheid van de gesommeerde depositiebijdrage onder 0,05

Nadere informatie

Duurzame elektriciteit,

Duurzame elektriciteit, Indicator 15 december 2009 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken De productie van duurzame elektriciteit

Nadere informatie

Biomassa. Pilaar in de energietransitie. Uitgangspunt voor de biobased economie

Biomassa. Pilaar in de energietransitie. Uitgangspunt voor de biobased economie Biomassa Pilaar in de energietransitie en Uitgangspunt voor de biobased economie Klimaatverandering: onze uitdaging Onze opdracht om er snel en écht iets aan te gaan doen Overeenstemming: er moet wat gebeuren!

Nadere informatie

30 oktober Achtergrondrapport doorrekening regeerakkoord Rutte III: elektriciteitsvoorziening

30 oktober Achtergrondrapport doorrekening regeerakkoord Rutte III: elektriciteitsvoorziening 30 oktober 2017 Achtergrondrapport doorrekening regeerakkoord Rutte III: elektriciteitsvoorziening Gewijzigd op 30 oktober 2017 Auteur(s) Marit van Hout Paul Koutstaal Pagina 2 van 16 Inhoudsopgave Verantwoording

Nadere informatie

Referentieraming energie en emissies 2010-2020

Referentieraming energie en emissies 2010-2020 Referentieraming energie en emissies 2010-2020 ECN-E--10-004 April 2010 Verantwoording Dit rapport is geschreven in opdracht van het Projectbureau Schoon en Zuinig van het ministerie van Volkshuisvesting,

Nadere informatie

Reactie op SEO-studie naar welvaartseffecten van splitsing energiebedrijven

Reactie op SEO-studie naar welvaartseffecten van splitsing energiebedrijven CPB Notitie Datum : 6 juli 2006 Aan : Ministerie van Economische Zaken Reactie op SEO-studie naar welvaartseffecten van splitsing energiebedrijven 1 Inleiding Op 5 juli 2006 heeft SEO, in opdracht van

Nadere informatie

Broeikasgasemissies in Nederland,

Broeikasgasemissies in Nederland, Indicator 19 mei 2009 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De totale uitstoot van broeikasgassen

Nadere informatie

Emissiekentallen elektriciteit. Kentallen voor grijze en niet-geoormerkte stroom inclusief upstream-emissies

Emissiekentallen elektriciteit. Kentallen voor grijze en niet-geoormerkte stroom inclusief upstream-emissies Emissiekentallen elektriciteit Kentallen voor grijze en niet-geoormerkte stroom inclusief upstream-emissies Notitie: Delft, januari 2015 Opgesteld door: M.B.J. (Matthijs) Otten M.R. (Maarten) Afman 2 Januari

Nadere informatie

Verbruik van hernieuwbare energie,

Verbruik van hernieuwbare energie, Indicator 20 december 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Het aandeel hernieuwbare energie

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den Haag Postadres Postbus 20401

Nadere informatie

Discussie over voor- en nadelen van windenergie

Discussie over voor- en nadelen van windenergie Argumenten in het maatschappelijke debat en de politieke besluitvorming rondom wind op zee Mogelijkheden en beperkingen van MKBA s 04/11/2014, KIVI, Den Haag Discussie over voor- en nadelen van windenergie

Nadere informatie

Notitie Amsterdam, 20 november Samenvatting. 1 Langetermijnenergieprijs

Notitie Amsterdam, 20 november Samenvatting. 1 Langetermijnenergieprijs Notitie Amsterdam, 20 november 2017 ECN-N--17-026 Kenmerk Afdeling Van Voor Beleidsstudies Sander Lensink, Adriaan van der Welle Ministerie van Economische Zaken Onderwerp Basisprijzen en basisprijspremies

Nadere informatie

Biomassa in het Voorstel voor Hoofdlijnen van het Klimaatakkoord (VHKA)

Biomassa in het Voorstel voor Hoofdlijnen van het Klimaatakkoord (VHKA) Biomassa in het Voorstel voor Hoofdlijnen van het Klimaatakkoord (VHKA) Marit van Hout, PBL 10 oktober 2018, Den Bosch TKI BBE overleg Wat staat er over biomassa in het Voorstel voor Hoofdlijnen van het

Nadere informatie

Instituut voor Toegepaste Milieu-Economie

Instituut voor Toegepaste Milieu-Economie KOSTEN EFFECTIVITEIT VOS MAATREGELEN 2010 Achtergronddocument Op- en overslag Jochem Jantzen Henk van der Woerd 3 oktober 2003 Instituut voor Toegepaste Milieu-Economie (TME) Hogeveenseweg 24 2631 PH NOOTDORP

Nadere informatie

ECN-N Energiescenario s Drenthe 2030

ECN-N Energiescenario s Drenthe 2030 December 2016 ECN-N--16-031 Energiescenario s Drenthe 2030 Gerdes, J. Gewijzigd op: 16-12-2016 13:20 2 Inhoud 1 Context van de energiescenario s voor 2030 4 2 Uitgangspunten voor drie scenario s 5 3 Ontwikkelingen

Nadere informatie

2 Producenten grijze stroom laten betalen voor transport?

2 Producenten grijze stroom laten betalen voor transport? ECN Beleidsstudies ECN-BS-10-016 29 april 2010 Producenten van grijze stroom laten betalen voor transport? Notitie aan : Werkgroep Heroverweging Energie en Klimaat Kopie aan : A.W.N. van Dril Van : F.D.J.

Nadere informatie

Nationale Energieverkenning 2014

Nationale Energieverkenning 2014 Nationale Energieverkenning 2014 Remko Ybema en Pieter Boot Den Haag 7 oktober 2014 www.ecn.nl Inhoud Opzet van de Nationale Energieverkenning (NEV) Omgevingsfactoren Resultaten Energieverbruik Hernieuwbare

Nadere informatie

Commissie Benchmarking Vlaanderen

Commissie Benchmarking Vlaanderen Commissie Benchmarking Vlaanderen 023-0170 TOELICHTING 17 ART. 6.4 VAN HET BENCHMARKINGCONVENANT HET GEBRUIK VAN ALTERNATIEVE MAATREGELEN 1. Inleiding Art. 6.4 van het benchmarkingconvenant biedt de mogelijkheid

Nadere informatie

Het nieuwe Europese Klimaatplan voor 2030 #EU2030 YVON SLINGENBERG DG CLIMATE ACTION

Het nieuwe Europese Klimaatplan voor 2030 #EU2030 YVON SLINGENBERG DG CLIMATE ACTION Het nieuwe Europese Klimaatplan voor 2030 #EU2030 YVON SLINGENBERG DG CLIMATE ACTION Overzicht 1. Klimaat en energie: waar zijn we? 2. Waarom een nieuw raamwerk voor 2030? 3. Belangrijkste elementen 2030

Nadere informatie

Monitor Schoon en Zuinig

Monitor Schoon en Zuinig Monitor Schoon en Zuinig Actuele stand van zaken - 2008 C.B. Hanschke (coord.) ECN-E--09-030 April 2009 Verantwoording Dit rapport is geschreven in opdracht van de programmadirectie Schoon en Zuinig. Het

Nadere informatie

en uitdagingen voor de toekomst Pieter Boot, maart 2018

en uitdagingen voor de toekomst Pieter Boot, maart 2018 Energie-infrastructuur: overzicht en uitdagingen voor de toekomst Pieter Boot, maart 2018 Indeling De drie fasen van ordening en regulering infrastructuur Nederland doorvoerland Wat is de opgave? Investeringen

Nadere informatie

FOSSIELE BRANDSTOFFEN

FOSSIELE BRANDSTOFFEN FOSSIELE BRANDSTOFFEN De toekomst van fossiele energiebronnen W.J. Lenstra Inleiding Fossiele energiebronnen hebben sinds het begin van de industriele revolutie een doorslaggevende rol gespeeld in onze

Nadere informatie

Kosten en baten van CO2- emissiereductie maatregelen

Kosten en baten van CO2- emissiereductie maatregelen Kosten en baten van CO2- emissiereductie maatregelen Bert Daniels (ECN) Bert Tieben (SEO) Jarst Weda (SEO) Michiel Hekkenberg (ECN) Koen Smekens (ECN) Paul Vethman (ECN) mei 2012 ECN-E--12-008 Verantwoording

Nadere informatie

Verbruik van hernieuwbare energie

Verbruik van hernieuwbare energie Indicator 11 juli 2017 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Het aandeel hernieuwbare energie

Nadere informatie

Route naar een Duurzame Energievoorziening

Route naar een Duurzame Energievoorziening Route naar een Duurzame Energievoorziening Teun Bokhoven Duurzame Energie Koepel Bijeenkomst: 25 november 2013, Power Lab 5 / USI & KIVI-NIRIA Inhoud Energie-transitie Energieakkoord voor duurzame groei

Nadere informatie