Voor de volledigheid nemen wij hieronder nog de toelichting van de modelverordening op.

Transcriptie

1 Memo Aan : Leden van de Gemeenteraad Van : Gerrit Boonzaaijer Doorkiesnummer : (0343) Datum : Afschriften : Bijlage(n) : n.v.t. Betreft : Beantwoording aanvullende vragen naar aanleiding van beeld- en oordeelsvormende vergadering van 8 december 2016 over de belastingverordeningen Geachte leden van de Gemeenteraad, In de beeld- en oordeelsvormende vergadering van 8 december 2016 heeft u aanvullende vragen gesteld over de belastingverordeningen 2017 die wij met dit memo beantwoorden. Forensenbelasting, begrip gemeubileerde woning. U heeft gevraagd om nadere informatie over de begripsomschrijving gemeubileerde woningen in de verordening forensenbelasting. Wij hebben deze vraag voorgelegd aan BghU en zij verwijzen voor meer informatie over de begripsomschrijving gemeubileerde woning naar de toelichting op de modelverordening van de VNG en adviseren om de begripsomschrijving niet anders of uitgebreider te omschrijven in de verordening, omdat dan juist de kans bestaat dat het begrip te veel beperkt wordt. Ons advies is om BghU hierin te volgen. Voor de volledigheid nemen wij hieronder nog de toelichting van de modelverordening op. Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van het in de modelverordening voorkomende begrip 'woning' is een omschrijving opgenomen in artikel 1. Onder woning wordt verstaan een gemeubileerde woning als bedoeld in artikel 223 van de Gemeentewet. Over de vraag wat moet worden verstaan onder een gemeubileerde woning is veel jurisprudentie ontstaan. Van belang zijn de bestemming en de geschiktheid voor bewoning. De vraag moet worden beantwoord of de gemeubileerde woning op zich zelf beschouwd zowel bestemd als geschikt is om enigszins duurzaam voor menselijke bewoning te dienen (HR 19 december 1962, nr , BNB 1963/95 en Hof Leeuwarden 16 september 1974, nr. 248/74, BNB 1975/106). Voor het duurzaam dienen voor bewoning wordt wel gekeken naar de aanwezige voorzieningen zoals de aansluiting op nutsvoorzieningen en riolering, de aanwezigheid van verwarming, kookgelegenheid en wasgelegenheid. Het ontbreken van een aantal van deze voorzieningen is echter niet altijd doorslaggevend (Hof Arnhem 16 IBAN NL64BNGH

2 mei 1989, nr. 5/1989 E II, Belastingblad 1989, blz. 418 en Hof Amsterdam 14 juni 1990, nr. 3900/90, Belastingblad 1993, blz. 710). De gemeubileerde woning hoeft geen woning te zijn in de zin van de Woningwet. Een stacaravan kan ook een gemeubileerde woning zijn (HR 12 januari 1972, nr , BNB 1972/41 en HR 4 maart 1987, nr , BNB 1987/117, Belastingblad 1987, blz. 315). Ook een woonschip kan een gemeubileerde woning zijn (HR 2 maart 1994, nr , BNB 1994/115, Belastingblad 1994, blz. 52, Hof Arnhem 17 juni 1994, nr , Belastingblad 1995, blz. 138, en Hof Leeuwarden 10 februari 2006, nr. BK 589/04, Belastingblad 2006, blz. 353). Er zijn echter ook stacaravans en toercaravans die niet beschikken over de meest elementaire voorzieningen voor duurzame bewoning. In dat geval is er geen sprake van een gemeubileerde woning in de zin van artikel 223 van de Gemeentewet (Hof 's-gravenhage 23 oktober 1973, nr 16/1973, BNB 1974/213, Hof Leeuwarden 24 december 1982, nr. 1260/81, BNB 1984/149, Belastingblad 1984, blz. 199, Hof Amsterdam 12 maart 1984, nr 46/33, Belastingblad 1985, blz. 599, Hof Amsterdam 21 oktober 1986, nr 1760/85, Belastingblad 1987, blz. 545, Hof Arnhem 21 maart 1989, nr 1492/1988, Belastingblad 1989, blz. 578, Hof 's-gravenhage 11 mei 1989, nr. 4859/87, Belastingblad 1989, blz. 619). Het is niet toegestaan om stacaravans uit doelmatigheidsoverwegingen buiten de heffing te laten. Voor het achterhalen van stacaravans die als gemeubileerde woning zijn aan te merken, is weliswaar een omvangrijk onderzoek nodig, maar dit onderzoek is eenmalig. Aan gemeenten staan volgens de belastingrechter voldoende middelen ten dienste om de medewerking van vakantieparken af te dwingen (verwijzingsprocedure Hof Leeuwarden, 12 augustus 1994, nr. 240/94, nog niet gepubliceerd, na Hoge Raad, 9 februari 1994, nr , Belastingblad 1994, blz. 373). Van een gemeubileerde woning, die uitsluitend wordt gebruikt om voor verhuur gereed te maken en te houden, kan niet gezegd worden dat deze door de eigenaar beschikbaar wordt gehouden voor zich of zijn gezin. Indien echter een gemeubileerde woning weliswaar is bestemd voor verhuur maar ook in enige mate door de eigenaar zelf wordt gebruikt, anders dan nodig is om deze voor verhuur gereed te maken en te houden, moet worden aangenomen dat die woning door de eigenaar voor zich of zijn gezin beschikbaar wordt gehouden voor het gedeelte van het jaar dat eigen gebruik niet in verband met verhuur is uitgesloten (HR 24 juli 1995, nr , Belastingblad 1995, blz. 618). Ook het beschikbaar stellen van de woning aan kennissen is gebruik dat zodanig is verbonden met de privésfeer dat het is aan te merken als het voor zich beschikbaar houden (Hof Amsterdam, 20 januari 2003, nr. 02/02853, LJN: AF 3407). Vrijstelling OZB Het CDA heeft gevraagd of de gemeente de vrijheid heeft om meer OZB-vrijstellingen dan de huidige te verlenen voor (maatschappelijk) vastgoed. Afhankelijk van het antwoord heeft het CDA behoefte aan inzicht in de financiële gevolgen van het opnemen van extra vrijstellingen. De gemeente heeft in beginsel beleidsvrijheid in het verlenen van OZB-vrijstellingen. De opsomming zoals genoemd in artikel 4 van de OZB verordening is dus niet limitatief. U heeft gevraagd om inzicht in de 2

3 financiële gevolgen van extra vrijstellingen voor maatschappelijk vastgoed maar daarvoor hebben wij, zoals ook al gemeld tijdens de beeld- en oordeelsvormende vergadering, meer tijd nodig. Overigens vragen wij ons wel af of de eventuele uitbreiding van het aantal vrijstellingen bijdraagt aan de door u gewenste transparantie in het kader van het project financieel gezonde huishouding omdat naar ons idee toch een vorm van verkapte subsidie ontstaat en daarvoor kennen wij een ander instrumentarium. Voor de volledigheid melden wij nog dat wij uw vraag ook voorgelegd hebben aan de BghU en ook zij adviseren om het aantal vrijstellingen niet verder uit te breiden omdat dit mogelijk een toekomstig verdergaande harmonisatie van beleid binnen BghU in de weg kan staan. Maar ook omdat voor de uitbreiding van het aantal vrijstellingen duidelijke kaders nodig zijn ter voorkoming van willekeur. Voor het opstellen van dergelijke kaders is tijd nodig en die hebben wij op dit moment niet. Hoogte forensenbelasting in andere gemeenten U heeft gevraagd naar de hoogte van de forensenbelasting in andere (nabijgelegen) gemeenten. De tarieven voor 2017 zijn nog niet bekend en dus heeft onderstaande informatie betrekking op de tarieven voor De gemeente De Bilt hanteert 7 tarieven: Waarde tot ,50 Waarde van tot ,00 Waarde van tot ,00 Waarde van tot ,00 Waarde van tot ,00 Waarde van tot ,00 Waarde vanaf ,00 De gemeente Ermelo hanteert 1 tarief ongeacht de waarde van de woning : 223,05 De gemeente Ede hanteert 4 tarieven afhankelijk van de waarde van de woning: Waarde tot ,56 Waarde van tot ,29 Waarde van tot ,88 Waarde vanaf ,36 De gemeente Zandvoort hanteert 2 tarieven: Waarde tot ,80 Waarde vanaf ,80 De gemeente Hardenberg hanteert 6 tarieven op basis van vloeroppervlakte: 12,5 m2 tot 20,0 m2 99,00 20,0 m2 tot 30,0 m2 148,00 30,0 m2 tot 40,0 m2 194,00 40,0 m2 tot 50,0 m2 243,00 50,0 m2 tot 60,0 m2 289,00 60,0 m2 en hoger 381,00 3

4 De gemeente Barneveld kent 2 tarieven op basis van de waarde van de woning : Als de waarde van de onroerende zaak ,- of minder bedraagt dan is het tarief 177,30; Als de waarde meet dan ,- bedraagt dan is het tarief 177,30 vermeerderd met 0,83% van het bedrag waarmee de waarde van ,- te boven gaat. Er geldt een maximumbedrag van 925,- per recreatieverblijf. Waardeontwikkeling van het vastgoed Tijdens de beeld- en oordeelsvormende vergadering hebben wij ten aanzien van de OZB verordening nog gemeld dat in verband met de nog lopende herwaardering voor het jaar 2017 mogelijk nog een aanpassing van de tarieven noodzakelijk zou zijn. Op basis van de meest actuele cijfers die wij van BghU ontvingen, concluderen wij dat de tarieven ongewijzigd door u kunnen worden vastgesteld. Het risico dat wij ook al in het raadsvoorstel benoemden, blijft echter relevant omdat de herwaardering nog niet volledig is afgerond. Met name de nog uit te voeren herwaardering van de NSW landgoederen en de recreatieparken vanwege de gewijzigde waarderingssystematiek, kan tot gevolg hebben dat in 2017 meerof minderopbrengsten worden gerealiseerd. Indien een dergelijke situatie zich voordoet zullen wij u daarover direct informeren. 4

5 5